OVER GRIEP
sfc.
en andere vermakelijke historiën
door FRANS MEIJER.
o
ELC K WAT WILS
TREKJES
Derde Blad
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Zaterdag 15 Januari 1927
Reactie. Paul Morand.
spieren en te veel hoofd.
- Hoe je 125 jaar wordt. Te weinig
- Aflag een vader van tweelingen dronken
De baby als fakir. -
No. 480.
zijn
9
Ik had hem een heele week niet gezien,
en daar hij meerdere malen in de week iets
Van mij noodig had, was het zijn gewoonte
om zich tamelijk dikwijls aan mij te ver-
toonen. Zijn wegblijven maakte een zekere
opening in mijn week-agenda en ik kreeg
sen gevoel alsof ik iets miste. Met het gevolg
dat ik hem ging opzoeken.
Ik vond hem geler dan de citroenen op 't
tafeltje naast hem.
Griep natuurlijk.
,.Maar hoe kom jij daar aan beste kerel
Sportman eerste klas, minnaar van de buiten
lucht, gezondheidsmaniak, dat was hij alle
maal. Hij kreeg onderricht in rhytmische
gymnastiek, was lid van een reisvereeniging
Voor Roomsch-Katholieken, voorman van
een voetbalelftal, kreeg tweemaal in de week
spraakles, was kampioen hoogspringen en
liet zich maandelijks heelemaal door een
dokter onderzoeken, hetgeen voor hem een
soort besparing op dokters-onkosten betee-
kende.
Hij keek een beetje onnoozel, alsof hij zich
ergensvoor schaamde en ik moest mijn
Vraag herhalen.
Koning Keizer
Thee-zetten moeten
Generaal
ze allemaal.
«Het is de reactie," kwam het er eindelijk
Stumperig uit, terwijl hij een gezicht trok
of het mijn schuld was dat ze hem in zijn
lenden prikten.
«Reactie Wat reactie Is het geen griep
Hit geweest?"
Zijn gezicht werd nu zelfs boosaardig.
„Reactie, stommeling Begrijp je dat niet?"
Nu ben ik van niemand gewoon dat ze
fiiij voor stommeling uitschelden, zelfs van
tnijn vrouw niet.
Lichtelijk gepikeerd wachtte ik op de
Verklaring die onvermijdelijk komen moest,
dat zag ik aan zijn gezicht.
„Luister stil," zei hij eindelijk, „en val mij
niet in de rede, want ik ben tot alles in staat."
„Zeker, zeker, dat weet ik," knikte ik,
overtuigd dat men hem in dit stadium nooit
genoeg toe kan geven.
„Wat mijn ongeluk was," fluisterde hij
met een zekere tragiek in zijn anders zoo
opgewekte stem, „waren de pogingen om het
ongeluk te vlieden."
Bepaald keek ik nog erg dom, want met
«ets medelijdens vervolgde hij
„Ik heb alle middelen beproefd die men
mij aanraadde om de griep te weren. Ik heb
alles gedaan wat de advertenties verkon
digden als 't eenigste middel tegen de griep
en zoo is de reactie gekomen en de reactie
Was de griep.
Ik heb wollen dassen gedragen, ik heb
jaeger ondergoed gedragen, omdat deze het
eenigste middel waren tegen de griep. Ik
heb heete kwast gedronken, cognac-groc,
slemp en waterchocolade, enkel en alleen
omdat ze ieder op zichzelf het middel waren
tegen de griep. Ik heb abdijsiroop geslikt,
vijfmaal op een dag en ik nam driemaal
daags drie asperine-tabletten. Per dag ver
orberde ik anderhalf ons pepermuntjes, een
ons zoutedrop, één doosje Wijbert-tabletten
en een flesch yoghurt. Desondanks is de
griep gekomen. Maar nu ga ik slapen, ajuus,
groeten aan je vrouw...."
Helaas.... ook zij viel voor zeven-acht
sten aan de griep, diedemodequalis zou Clinge
Doorenbos zeggen. De toestand hierdoor
in huis geschapen is buitengewoon pleizie-
rig, vooral met het lichtelijk-overdreven
gevoel voor een held, of van iemand die alle
eigenschappen bezit van een heilige te worden,
door geduld en naastenliefde, begin je het
theewater op te zetten. Het is de gewone
gang van zaken dat je den eersten dag teveel
water opzet, den volgenden dag te weinig.
Een iederen dag terugkeerende teleurstelling
is, dat je het spirituslichtje moet vullen,
omdat je den vorigen avond het dopje er
niet hebt opgedaan.
Dan komt de melkboer met twee kan
melk. De daartoe bestemde melkkan bevat
nog een restje van den vorigen dag, zoodat
je een pan daarvoor het meest geschikst
acht. De pan blijkt later meestal ontoerei
kend om de twee liter te bevatten, waaruit
je kunt concludeeren dat twee liter melk je
waarnemingsgrens overschrijden (aldus prof.
Heijmans.)
Zoo volgen de verschillende werkzaam
heden elkander gestadig op, totdat het uur
der bevrijding slaat en de lang-verwachte
assistentie komt opdagen.
Want in de dagen van de „riep is de wereld
vol van naastenliefde, al zijn er ook men-
schen die zouden willen, dat men het tegen
overgestelde geloofde, en die zelfs eeng i p-
epidemie een zeer practisch natuurver
schijnsel achten, omdat de menschheid van
tijd tot tijd wel eens gedecimeerd mag worden
Zóó o.a. redeneert de Fransche schrijver
Paul Morand, genoemd de verfilmer der
Europeesche decaderitie.
Morand heeft twee redenen tot wanhoop.
Ten eerste is de aarde te klein
„We gaan naar de reis om de wereld a
tachtig frank. Alles wat men zeide over de
ellende van den mensch, zal pas werkelijk
blijken op den dag, waarop dit tarief wordt
bereikt. Bij alle redenen niet te kunnen leven
komt die in 't nauw te leven op een bol,
waarvan het water (dat in de lucht of onder-
grondsch had kunnen zijn) zeer ten onrechte
driekwart beslaat. Men gaat ten onder,
aan het begrensde, men verliest z'n leven in
dit compartiment-op-slot, verzegeld in de
eenige klas van dezen kleinen bol, verloren
in de ruimte want de aarde is ontstellend
klein alleen de booten zijn nog langzaam
en doen ons er aan twijfelen. Weldra zal
blijken, dat de scheepvaartmaatschappijen
ons bedrogen hebben. Dan komen de Chi-
neezen en negers ons de beste terreinen be
twisten er zal een rassenstrijd ontbranden
voor de beste klimaten zooals er een klassen
strijd is voor het bezit der rijkdommen."
De tweede ellende is de miskenning der
rassen, die elkaar vroeger geheel ontkenden,
wat misschien de gelukkigste oplossing was
„Het is de reactie", kwam het er eindelijk stumperig uit.
is tegenover de verpletterende natuur, lieten
een diepen indruk bij Morand achter. Deze
Europeesche positivist, behagelijk genesteld
in een heidensch Middellandsche-zeesch
leventje, kreeg hier voor het eerst de tast
bare openbaring van het hoogere „Ik leer
niet meer te verlangen. Ik ben een arrivist,
die zijn doel verloren heeft, die niet meer
weet waar en hoe te arriveerenBij
zijn terugkeer viel hem de ontreddering
onzer Europeesche beschaving dubbel zoo
sterk op. „Vreeselijk schouwspel van het
Westen, op 't punt te verzinken in een hope
loos machinisme, in het misbruik van absurde
behoeften en banale genoegens."
De redding
Gezien de kleinheid onzer aarde, is de
eenige uitweg in de hoogte ontsnappen.
Morand wil zich vergeestelijken. Maar het
katholiek geloof, toevluchtsoord van zoovele
zijner kameraden, lijkt hem te eng, te anti
modern, te ondergeschikt aan zijn behoeften.
Paul Morand is een teekenend figuur van
onzen tijd. Te weinig vorscher om de sterke
basis van het Katholicisme op te durven
zoeken studie van Kerkvaders en Thomis
tische philosophie kost tijd en moeite
droomt hij, zooals zoovele sterke geesten met
te verbrokkelende kennis, van een kartel
der voornaamste godsdiensten. Als de dikwijls
geestige, altijd charmante vóórman der ver
gelijkende zedengeschiedenis, is hij terecht
gekomen -bij de vergelijkende godsdienst-
De vreeselijke schoonheid van ons tijd-I geschiedenis zonder in staat te zijn den afstand
perk vloeit daaruit voort, dat de rassen zich I te meten tusschen Christus en Mahomed en
vermengden zonder zich te begrijpen, zonder
den tijd te hebben zich te leejen kennen en
onderling te verdragen. Men is locomotieven
gaan bouwen, die sneller loopen dan de
ideeën. De Vereemgde Staten van Europa
Dat is een bondige formule moesten de
politici er niet aan gel-,oven Blijft om
hun taal te spreke? de zaak te realiseeren.
Wie zegt de waarheid Wie twijfelt er aan,
behalve de technici der verbanning, heiligen
en martelaars noodig zijn, opdat gewone
stervelingen gezamelijk kunnen leven, indien
zij niet dezelfde taal spreken Ik breng het
getuigenis van vijftien jaren in den vreemde
doorgebracht. Neem het voor de hand lig
gende voorbeeld van Frankrijk en Engeland.
Driekwartier zee scheiden deze volken onder,
de grootste der aarde. Ze zijn even ver
wijderd als Perzië van de Antillen, ondanks
tien eeuwen ruilverkeer. Zij vergoten hun
bloed te zamen. Zij hebben het een voor het
ander als men de officieele liefdesverkla
ringen over het hoofd ziet enkel misken
ning en verachting voor elkaar over
Doch behalve alle medisch-sociologische
opmerkingen over het acute wee der aarde,
bevat dit reisboek een schitterend vuurwerk
van schilderachtige notities, die ons den ouden
Morand toonen op het hoogtepunt van zijn
kracht.
Vooral de tropen, waarin de mensch niets
Blijde intocht van een nieuwe griep-epidemie.
Boeddha, het wezensverschil te kennen tus
schen de Chineesche wijzen en onze mys-
De zgn. ontbijt-hoed voor mannen met
griepeerenden echtgpnooten. Naar verkie
zing kan men tijdens den arbeid pap o!
koffie nuttigen.
tieken, van wie de laatste de Heine The-
resia alleen al in staat is een zoeker ste-
vigen grond onder de voeten te geven.
Desondanks is Morand de ideaal-
boedachter van onzen tijd.
Met scherpe woorden, fel als lichtreclames
teekent hij de verwarring uit den oorlog,
de vermenging der rassen, ontreddering der
persoonlijkheden, bedwelmd door de onma
tige jacht naar genot. Zijn poesie teekent en
karakteriseert mobilisatie, oorlog, werk
stakingen, beurs, mailboóten en revolutie.
Als we zijn boeken lezen, wordt onmiddel
lijk de Indruk versterkt, dat onze nieuwe
wereld, die veel oude schoonheid verstoorde,
vele rijkdommen geeft en dat er prachtige
den als over alle liniën de rust zal zijn terug
gekeerd.
Daarom kunnen we niet nalaten een sterke
sympathie te koesteren voor den 125-jarigen
Rus, die dichter bij de natuur leefde, dan
de gemiddelde machine en papier-mensch
die we thans overal ontmoeten en die onom
wonden verklaarde, dat Tang leeren en lang
beminnen een lang leven waarborgt.
Kort geleden vierde de Rus Dimitri Nico-
lajewitsj Pankof, ergens in een dorpje van
West-Siberië, zijn 125sten verjaardag. Sinds
zijn eeuwfeest verschijnen herhaaldelijk
menschen in zijn dorp, die uit zijn mond
graag eens iets naders willen hooren over den
brand van Moskou en den terugtocht van
de Grande Armée over de Berezina. Want
in dien tijd was Pankof al elf jaar, en inder
daad blijkt het jaar 1812 een sterken indruk
in zijn herinnering te hebben achtergelaten.
Hij had toen nl. voor het eerst kippen gesto
len en werd door den rechtmatigen eigenaar
dier gep imde dieren geducht afgerost. Daar
hij echter vreesde, met dit relaas zijn onder
vragers teleur te stellen, voegde hij er steeds
eenige plichtmatige zinnen aan toe over den
verpletterenden indruk, dien de dalende ster
van den grooten Corsicaan op hem gemaakt
had.
Natuurlijk vroegen de bezoekers hem ook,
hoe men honderd jaar wordt want daar
voor bestaat toch zeker een recept. En dan
sprak Dimitri met gewichtig gezicht
„Ziet, broeders, 's Menschen voet door
schrijdt drie periodes, die van het leeren, het
beminnen en het gelukzalig uitleven. Er
zijn nu haastige menschen. Die meenen als
zuigelingen van twintig jaar al uitgeleerd te
zijn, hebben op hun 25ste genoeg van de
liefde, en willen onmiddellijk daarna reeds
de derde, zorgelooze periode van hun leven
binnentreden. Deze lieden denken er niet
aan, dat de lengte van de eerste twee bedrij
ven van een stuk de lengte van de derde acte
bepaalt.
„Mijn wijsheid bestond echter hierin, de
eerste zoowel als de tweede periode naar
mijn vermogen te verlengen, om zoodoende
een langdurige derde periode deelachtig te
worden. Tot mijn 30ste jaar droeg ik een
korte broek, teekende met krijt poppetjes op
den rug der voorbijgangers, maakte fop-
schellen en liep dan hard weg. Tot mijn zes
tigste leerde ik ik werkte destijds als jongste
bediende op eenige groote bureaux. Met mijn
65ste schreef ik mijn eerste liefdesgedicht,
met mijn 70ste hield ik mijn eerste serieuse
liefdesvèrklaring en met mijn 80ste kreeg ik
mijn eersten zoon. Op mijn honderdsten
verjaardag borg ik de liefde met al haar lief
en leed voorgoed op in de kast van „dat wat
geweest is."
„En zoo bevind ik mij dan tegenwoordig
midden in de gelukzaligheidsperiode. Erva
ringen behoef ik niet meer op te doen dat
andere dure artikel, de liefde, ben ik te boven,
en zoo begin ik thans, van lieverlede de
vruchten van het werk mijner jongelings
jaren te oogsten. De mensch die een natuur
lijken dood sterft en ondanks moderne
wetenschap en techniek komt dat nog voor
valt af als een rijpe vrucht. Men moet zorgen
dat het tijdstip der rijpheid zoolang mogelijk
wordt uitgesteld. Men moét zich het recht
op dwaasheden niet laten ontnemen. En
vooral nooit volwassenen om raad vragen 1
Want ik, mijn vrienden, zou u op mijn 125ste
stellig zeggen Alles is ijdelheid. Maar wat
aai er pracuugc moet er van een kwajongen van zestig worden,
hen, die den moe Hie: dat rniin mntiH aan«P»<>mt
I commissies van herstef, commissies van
beheer enz.
Dezer dagen sloeg een commissie, die op
dracht had de keuringswet van Frankrijk te
herzien een zeer belangrijke en tevens een
interessante flater, die teekenend is voor de
besluiten, die dergelijke-commissies nemen.
In Frankrijk is kort geleden een nieuwe
dienstplichtwet van kracht geworden, die ook
speciale bepalingen bevat omtrent weten
schappelijke keuring van recruten.
Op een congres van Parijsche anthropolo-
gen is naar aanleiding van dit novum de kwes
tie te berde gebracht, of Napoleon I volgens
deze nieuwe bepalingen wel goedgekeurd zou
zijn voor den dienst in het Fransche leger.
Na nauwkeurig onderzoek werd deze vraag
ontkennend beantwoord. Dr. Thoris ver
klaarde categorisch, dat hij, als hij belast wa
re geweest met de keuring van den „petit ca-
poral". den toekomstigen keizer der Fran-
schen, hij hem absoluut zou hebben afge
keurd. Bonaparte was op' zijn 17de jaar te
m3ger, op zijn 30ste te dik. Hij had zwakke
longen, een slechte maag, bezat geen spieren,
kortom hij had een organisme dat bij slot
van rekening alleen uit een hoofd bestond en
dus als abnormaal zou moeten worden aan
gemerkt. Wat zijn lengte betreft, zou Bona
parte hoogstens voor plaatsing bij de veld
artillerie in aanmerking zijn gekomen.
De ongeschikte Bonaparte heeft intus-
schen, ondanks alle academische bezwaren
uit krachte der jongste „wetenschappelijke"
keuringsbepalingen, op militair gebied toch
nog wel het een en ander gepraesteerd
Nu moeten we redelijkerwijze aannemen
dat Napoleon een zeer bijzondere uitzonde
ring was en dat dergelijke uitzonderingen,
ondanks de nieuwe keuringswet voortaan
zeer goed mogelijk zullen blijven.
Op iedere wet dienen' uitzonderingen
gemaakt te worden voor speciale gevallen.
Dit was o.a. kort geleden nog het geval
met de beruchte drankwet in Amerika, na
de plaatselijke overheid zelf zoo verstandig
waren om in te zien dat uitzonderingen den
regel bevestigen.
Het stadje Yonkers in den staat New York
arm aan inwoners, arm aan vertier, lag rustig
in de ochtendschemering. Totdat, tegen zes
uur een auto midden in de hoofdstraat een
schoonrijd-demonstratie begon Krullen, lus
sen, sierlijke kromme lijnen, zigzags. De
stadsagent, half-dommelend op zijn hoek,
werd iets meer wakker of iets minder sla
perig. Hij nam met moeite zijn beenen op.
En daarna volgde hij de capriolen van den
auto net zoolang, tot hij den wagen kon
enteren en een plaatsje veroveren naast den
bestuurder. Die bestuurder was Andrew Turn
Weshalve hij gevangwaarts werd gediri
geerd.
„Kijk 's aan, vriend, begon hij familiaar.
„Dat gebeurt nou toch maar ééns in een man
z'n leven. Zie je, m'n vrouw heeft
De agent sloot hem den mond. Pas voor
den politierechter kon Turnbell zijn verhaal
beeindigen.
„Ziet u, rechter, mijn vrouw heeft me
zoonet tweelingen geschonken 1 Als eerlijke
mannen tegenover elkaar moet ik dat
vieren, ja of neen
De rechter vond van wél. Hij stuurde
Turnbell ongestraft naar huis.
De meest aidocnde bescherming tegen
de griep.
bell. De man der wet vroeg Turnbell naar
zijn rijbewijs. Hij had er geen. Dat was
minder maar het antwoord deed den agent
tevens de lucht krijgen van.Enfin, Turn
bell „riekte uit den mond naar inwendig
gebruikten sterken drank", gelijk dat hiet.
Patié.
Nu moeten we verklaren dat het een ver
blijdend verschijnsel is dat genoemde Turn
bell zoo blij was met die tweelingen. Menig
ander huisvader zou min of meer geschrok
ken zijn.
Vermoedelijk hebben we hier te;doen met
een normaal geval van vaderliefde, een vader,
die van zijn kinderen houdt om des kindes
wille.
Er zijn echter ook nog andere vaders, die
b.v. de ongure neiging hebben om hun pas
geboren baby tot fakir te willen opvoeden.
Niemand zal het kwalijk nemen als we zooïets
abnormaal noemen.
De gymnasiumleeraar Tokany te Boeda
pest werd uit zijn ambt ontzet, omdat hij
tijdens de Latijnsche les hypnotische proe
ven op zijn leerlingen nam (iets wat men,
boosaardiglijk misschien, ook van andere
leeraren voor Latijn, en zelfs andere vakken
kan zeggen).
Sindsdien houdt hij zich nog alleen maar
met spiritisme onledig en gebruikt in het
bijzonder de mediumieke begaafdheden van
zijn vrouw voor zijn wetenschappelijke experi
menten. Zijn trouwe gade laat zich dat om
des lieven vredes wille welgevallen.
Maar als de fanatieke echtgenoot nu ook
hun pasgeboren kind in hypnotischen slaap
brengt, het in een metalen kist legt en het een
maand lang in den tuin begraven wil houden,
om het geleidelijk tot 's werelds grootsten
fakir op te kweeken dan is het engelen
geduld der vrouw toch uitgeputzij pakt den
zuigeling weer uit de kist en verdedigt het
wicht met emmer en bezem als de man uit
levering van den fakir in spé van haar eischt.
Het komt tot een verbitterd gevecht.
Een rechtzaakje was het gevolg van deze
ongewone historie. De rechtbank die iets
scheen te voelen voor de moeder, die haar
spruit zoo bedreigd zag, stelde deze in het
gelijk en daarmede is een nieuwe fakir-won
der voor de wereld verloren gegaan.
Als we deze verschillende gevallen zoo
achter elkaar verhalen, dringt zich onwille
keurig de overtuiging op, dat we leven in
een interessante wereld waarin iemand, die
zin oogen de kost geeft, zich niet gauw
verveelt: al wordt hij 125 jaar.
terreinen braak liggen voor nen,üieaen moea die dat uit mijn mond aanneemt
hebben \an hun tijd te houden. Dat is juist de fout van de tegenwoordige
Toch ligt er in de levenshouding van
de nieuwe menschen iets verontrustends, iets
ongezonds, dat eerst overwonnen aal wor-
menschen, we kletsen teveel, vragen elkaar
teveel raad in plaats van zelf aan te pakken,
benoemen commissies om raad te geven,
E3
„Er zal een rassenstrijd ontbranden voor de beste klimatenH ij doet niet mee.
De zonnige vrouw.
'n Knappe vrouw was 't.
Nee'n mooie vrouw
Dat zei tenminste iedereen, die er ver-
Stand van scheen te hebben.
Er waren er zelfs, die beweerden, dat het
de móóiste vrouw van de heele gemeente
Was.
Nou was 't geen buitengewoon groote
gemeente.... dat hielp óók nog mee....
Zoo iets als bijvoorbeeld Heemstede.
Daar is dat nogal gauw te bekijken.
Bovendien spreek 'k van 'n jaar of tien
terugtoen de kleine gemeenten nog
kleiner waren dan thans.
Ze had om maar es in romanstijl te
Spreken ravenzwart haar en oogen als
viooltjes'n snoes van 'n neusje'n
®ond als 'n rijpe kers, oortjes als van 'n
Wasfiguur uit 'n etalage, 'n kin met 'n lief
kuiltjeen wangen alsja, daar weet
k zoo gauw geen vergelijking voor, en
„wangen als bellefleurs" of zoo iets is al
2oo afgezaagd.
Als ze lachte en ze lachte haast altijd
dan had ze in elke wang óók zoo'n kuiltje.
Je hebt mooie vrouwen, die trotsch zijn,
Omdat ze maar al te goed weten, dat ze met
aardsche schoonheid zijn bedeeld, al hebben
2e daar zelf dan ook niks aan gedaan.
Maar bij deze vrouw was dat niet zoo.
Zeer waarschijnlijk wist ze wel, dat ze
knap was, maar ze liet dat nooit merken
Ze was vroolijk.... ze lachte en zong de
heele dag.... was vriendelijk tegen ieder
een... gastvrij, royaal, prettig in omgang. -
hield van menschen, kinderen, muziek en
bloemenkortom ze was, wat men noemt
'n lieve vrouw.
'n Zonnige vrouw, zeiden anderen.
Bijna iedere middag en avond had ze
familie of kennissen op bezoek, want haar
zon vulde heel haar woning en nooit kwam
er iemand ongelegen en altijd was er spijs
en drank en van haar zonnig karakter gaf
ze steeds iets aan anderen.
Het leek wel of er atlijd feest was in het
huis
Als ze zelf niet zong of musiceerde, dan
waren er anderen, die zongen of de piano
bespeelden en het gebeurde vaak, dat er
*n heel gezelschap van jongelui te gast was
die hadden dan violen, mandolines, banjo's
en andere instrumenten bij zich.en dan
was er concert en dans, soms tot drie, vier
uur in de nachten de zonnige gastvrouw
ging rond met schalen gebak en bladen vol
verfrisschende dranken.och ja, wat vond
ze het leven mooi en vroolijk.
De zonnige vrouw had 'n man, die haar
aanbad en haar omringde met de zorgen,
die 'n liefhebbende man maar kan bedenken.
Hij wilde, dat ze mooi en jong en zonnig
zou blijven.... altijd..!, altijd maar door.
En daarom sprak hij met haar af, dat ze
maar één kindje zouden koopenwant
de drukte van 'n grooter gezin zou nadeelig
zijn voor haar zonnige schoonheid.
Bij die afspraak kwam er even 'n klein
schaduwtje op haar zonnig gelaat.... maar
dat vloog weer gauw weg
Want zooals de man van haar hield, zoo
hield zij van hem, en haar karakter was er
niet naar, om hem onaangenaam te stemmen.
Wat dat schaduwtje betreft.... ze was
van christelijke ouders, die haar 'n ander
voorbeeld hadden gegeven.... en die er
erg op tegen waren geweest, dat ze trouwde
met 'n man, die 't woord God alléén in z'n
mond nam als ie een of andere kracht-term
gebruikte.
Dat heb je meer met menschen, die enkel
maar gelooven, dat 't vleesch beter is dan
de beenen.
Nou.... dat eene kindje kwam dan....
'n Heerlijkheid van 'n jongen was 't
dat moet gezegd wordenprecies zoo'n
zonnig snoetje als z'n moeder....
De vader om niet te lang bij dat kind
stil te staan was 'n voorstander van de
vrije opvoeding....
Daar had ie, direct na de geboorte v;m
z'n jongen, 'n stelletje boeken over geraaa-
„Zie je nou wel zei de man met stra
lende fierheid, toen ze samen 'n portret
bekeken uit hun eerste huwelijksjaren
„Nou ben je vijf en veertig en nog even mooi
als toen 1"
„Ach, kom lachte ze, en de twee rijen
nog gave, witte tandjes lachten mee. „Je
houdt me voor de mal 1"
„Vrouwop m'n woordik over
drijf nietals 't gewed is ben je nog
mooierje postuur heeft er nog bij ge
wonnen En je haar! Geen draadje grijs
er tusschenAls je oud bent zul je nóg
mooi zijn.... dat voorspel ik je.... jij
kunt niet leelijk worden...."
Weer lachte ze haar zonnige lach en zei
„Wacht t a J.als we eerst ma as 'n jaar
of tien verder zijndan praat je wel
anders 1"
pleegd
Het kind moest zich heelemaal zonder„Nee 1 Nee 1 Geen kwestie vanjij
dwang kunnen uitleven, zich zelf tot mensch I bent de eeuwige jeugd...."
vormen.... dan zou 't 'n man van karakter„Kom!" trok hij haar jong-stoeierig
worden, iemand met gevoel van eigen- i mee„We gaan 'n toertje auto-en."
waarde.... I Ja, waarlijk, als 'n jong meisje nog, tripte
Die vrije opvoeding kwam natuurlijk'ze over de grintpaadjes mee naar de garage.
praktisch neer op.... géén opvoeding.
De jongen werd 'n vlegel, om geen platter
woord te gebruiken.
Hij sprak z'n ouders aan bij de vóórnamen.,
die had ie van jongsaf gehoord en ze hadden
hem nooit geleerd, dat ie vader en moeder
moest zeggen.
Heel gewoon dus.
Op z'n twaalfde jaar zei ie bijvoorbeeld
tegen z'n vader „Zég, Koos, als je vanmid
dag jouw fiets schoonmaakt, maak de mijne
dan ook meteen schoon, want ik heb geen
tijd."
„Best hoor 1" zei Koos dan.
Dat 't voorloopig niet mis liep was te
danken aan de moeder, die er met haar
zachte zonnigheid nog 'n beetje fatsoen in
hield.
Of 't nou 'n paar weken of 'n paar maanden
daarna gebeurd is, dat weet 'k zoo precies
niet meerzooiets onthou je geen tien
jaar.
Maar in ieder geval was ze nóg in d'r vijf
en veertigste.
Ze zat met 'n borduurwerkje aan 'n tuin
tafel voor hün villa'tje en had weer prettige
visite.
't Was 'n heerlijke zomerdag de zon over-
plaste heel de natuur.door 't open raam
juichte volle pianomuziek naar buiten.
Opeens voelde ze aan het hoofd met
't ravenzwarte haar.... de violén-oogen
trokken raar weg en de kersen-lippen werden
blauwig-wit
En ze viel zonder 'n enkel geluid achter
over.
De visite gilde en de piano-muziek hield
met 'n valsche schok-slag op.
Binnen vijf minuten waren er twee dok
ters
En die waren heel gauw klaar.
Ze hoefden alleen maar te zeggen, dat ze
dood washartverlamming of zoo iets.
„Wat vertel je me noaV riepen allen, die
't hoorden. „Dat mensch Die gezonde,
knappe vrouw, die dertig jaar leek in plaats
van vijf en veertig Nee, dat kan niet
dat is haast niet te gelooven En zoo ineens
Geen ziekte.... geen ongeluk? Gunst-
gunst nog toe...', wat is 'n mensch toch
eigenlijkWat 'n slag voor die man en die
kinderen.... O, één kind maar? Ja, da's
waar ook.... nou, an een kant nog maar
gelukkig.... Sjonge-sjonge hoe is 't moge
lijk.... zoo'n mooie, levenslustige vrouw."
De echtgenoot was troosteloos
Geen wonder ook.
Dat heb je zelfs met menschen, die geloó-
vig zijni
Maar als die na 'n week of wat 'n beetje
tot rust komen, dan hebben ze hun gods
dienst om zich aan vast te grijpen.... ze
beseffen dan, dat 't zoo heeft moeten zijn,
al begrijpen ze nog lang niet wat O. L. H. er
mee bedoeld heeft. Ze leeren berusten en
dragen, en hebben de middelen, om zich
staande te houden in" 't harde leven.
Maar nou zóó'n man. dieafijn, dat
weten we al
Toen ie z'n vrouw had laten verbranden
en alles achter de rug was.... toen gaf
ie alle vroolijke vrienden en kennissen te
verstaan, dat ie alléén wou zijn.met z'n ver
driet.
Het urntje met de asch van z'n vrouw er
in werd op de schoorsteenmantel gezet....
en soms zat ie 'n paar uur achtereen naar dat
potje met asch te kijken.... en dan kon,
ie nog maar steeds niet begrijpen hoe dat
zoo vreeselijk gauw gegaan was.... en dat
'r nou niks meer van die vroolijke, zonnige
vrouw, die nooit „oud" zou worden, was
overgebleven als dat pulletje met asch
Toen z'n broer hem es kwam bezoeken.
en nogal onverwachts binnen kwam
toen zat ie raar te doen met 'n revolver.
De broer kon nog net z'n hand grijpen
„Denk om je kind;" zei de broer nogal
plechtig.
„Je hebt gelijk," sprak de weduwnaar....
„Ik heb m'n jongen nog.... dus tóch nog
'n levensdoel. En wellicht geeft hij me iets
terug van het verlorene...."
Nou kwam 't alléén niet erg best uit, dat
die jongen z'n opvoeding zoo vrij was
geweest-
Wat vroeger de moeder met haar zonnig
heid nog zoo'n beetje wist te camoufleereo,
dat kwam nou heelemaal te kijk., en de vader
was, wilde hij zich niet heelem ail op z'n
kop laten zitten, nog al es genoodzaakt 'n end
hout of zoo iets te gebruiken.
Voorloopig kon ie dat wel redden....
maar toen de knaap tegen de achttien ging
loopen.... toen liet die zich niet meer
slaanen hij mepte terug.
Zoo is 't op 'n keer gebeurd, dat vader èn
zoon elkaar met stukken meubel stonden te
bewerken.... en dat de jongen in z'n
razernij alle vazen en beelden, die onder z'n
bereik stonden, aan stukken smeet!
Daar was ook het vaasje met de asch van
z'n moeder bij
En toen was er heelem al niks meer over
van de zonnige vrouw met haar eeuwige
jeugd.
Verder heb ik 't met bijgehouden.
u G' 5
Auteursrecht.