NZE.
EUQD
D3 Salade
Vreemde gasten.
DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS
b.98UnS£ door g. d. hoogendoorn. m
Schaduwbeelden
msmu
■WW-'
Jfm.
Uit de IV! op pent rommel.
naar Grimm.
zullen nooit meer de kans hebben er
een te krijgen Je zult hem wegnemen,
ik wil het! en anders betoover ik je."
En omdat het meisje niet graag betoo-
Er was eens een vrooliike, jonge jager,
die het bosch inging om hout te hakken.
Hij was opgeruimd en blij gestemd en
floot 'n deuntje op 'n blad onder "t loo-
pen
Opeens stond er een oude vrouw voor
hem, die zei: „Goeden morgen, jager. Jij
bent maar blij en gelukkig, terwijl ik
honger en dorst lijd; geel me een aal
moes." Ze stak een oude, gerimpeld:
hand uit en de jager,die medelijden met
haar had, gaf haar iets Hij wilde door-
loopen, maar de oude hield hem terug
en zei: „Wacht eens jager lk zal je een
geschenk geven, omdat je zoon goed
hart heb. Ga dezen weg af en je zult aan
een boom komen, waarin negen vog.ls
zitten. Ze houden samen een mantel
tusschen hun klauwen, waar ze over aan t
't vechten zijn. Leg je geweer aan en
schiet midden tusschen hen in. Zij zullen
den mantel loslaten en een van de vogels
zal dood neervallen. Neem den mantel
op, want het is een toove-mantel. WaiP
neer je hem over je schouders slaat, hoef
je maar even den wensch te uiten en je
bent waar je wezen wilt. Neem dan het
hart uit den dooden vogel, eet dat hee-
lemaal op en je zult iederen morgen een
goudstuk onder je hoofdkussen vinden
De jager dankte de oude vrouw en
dacht: „Nou, wat ze me belooft, is nog
zoo kwaad niet, als 't nu maar uitkom*
toen hij zoowat honderd passen gedaan
had, hoorde hij boven zich in de boomen
zoo'n gepiep en gekwetter, dat hij naar
boven keek Daar zag hij een troepje
vogels, die een mantel met hun snavels
«n klauwen uit elkaar trachten te trek
ken Ze pikten en t-okken, alsof ieder
hem voor zichzelf alleen wilde.
„Wel," zei de jager, „dat is curieus,
het is juist, zooals de oude vrouw gezegd
heeft."
Hij legde z'n geweer tegen zijn schou
der, mikte en schoot midden tusschen
hen, dat de veeren in het rond stoven
verd wilde worden, gehoorzaamde ze
aan de heks. Ze ging voor het venster
staan en keek droevig in de verte
De jager zei: „Waarom kijk je zoo
treurig?"
„Och, liefste," was haar antwoord,
.daar in de verte liggen de granaatber-
gen, waar kostbare steenen moeten lig
gen Ik verlang er zoo naar, dat ik iede
ren keer treuriger word, als ik er aan
denk Maar wie zou daar ooit kunnen
komen? Misschien de vogels, omdat ze
vliegen kunnen, maar een gewoon
nensch zeker niet."
„Als dat alles is," zei de jager, „kan
üe vogels vlogen met veel spekt ke!
weg, behalve één, die dood op den grond
viel en de mantel kwam voor zijn voeten
neer.
Hij deed juist als de oude vrouw ge
zegd had, nam het hart van den dooden
vogel en at 't in z'n geheel op. Dan pakte
hij den mantel en nam dien mee naar
huis. Toen hij den volgenden dag wakker
-werd, herinnerde hij zich de belofte van
het oudje, keek onder zijn hoofdkussen
«n vond inderdaad een blinkend goud
stuk Den volgenden morgen vond hij
wee^/een goudstuk en den daaropvolgen-
den weer een Zoo werd hij een rijk man
en ten slotte dacht hij: „Wat heb ik aan
al dat goud, als ik thuis blijf? Ik wil wat
van de wereld zien en zal er eens op
uittrekken."
Zoo verliet hij dan zijn ouders en trok
de wijde wereld in
Het gebeurde, dat hij in een dicht
bosch kwam en toen hij dat doorgeloo-
pen was, zag hij beneden in de vlakte
een kasteel
Voor een der vensters stonden een
oude vrouw en een mooi meisje.
De oude vrouw was een heks en zij
zei tegen haar dochter: „Er komt iemand
uit het bosch. Hij draagt een wonderlij.
ken schat in zich mee Wij moeten dien
van hem zien te k-ijgen, lieve, hij zal ons
beter te pas komen dan hem Hij heeft
het hart van een vogel in zijn lijf en
daardoor vindt hij iederen morgen, als hij
wakker wordt, een goudstuk onder zijn
hoofdkussen." Daarna vertelde ze aan
het meisje, hoe hij eraan gekomen was
en zei tenslotte: „Als ie niet zorgt, dat
je het van hem te pakken krijgt, zal het
e* leelijk voor je uitzien."
Toen de jager dichterbij kwam, keek
hij naar het meisje ,dat nog altijd voor
"t raam stond en zei bij zichzelf: ,Ik heb
langen tijd geloopen Nu zal ik dat kasteel
eens binnen gaan en rust nemen, want
ik heb geld genoeg bij me
Maar de eigenlijke reden was, dat hij
het meisje aan 't venster zoo aardig
vond Hij ging binnen, werd er vriende
lijk ontvangen en gastvrij onthaald
Na korten tijd vond hij het heksen-
meisje zoo aardig, dat hij aan niets anders
meer dacht en om niets anders meer gaf.
dan om bij haar in den smaak te vallen
En de oude heks zei tegen haar doch
ter N
„Nu moete" we het hait van den vogel
'zien te krijgen, hij zal 't niet eens mis
sen
Ze kookte een drank, en toen die kaar
was, deed ze dien in een glas Het
meisje bracht dat bij den jager en zei:
„Drink dit op mijn gezondheid, liefste."
Toen viel hij in een diepen slaap en in
ziin slaap spuwde hij het hart van den
vogel uit Het meisje nam dat op en
Si ^kte 't zelf in, voordat de oude heks
het te pakken had
Van dien tijd af vond de jager ^geen
goudstukken meer onder zijn hoof: kus
sen Maar nu was er altijd één onJer het
kussen van het heksenmeisje en iederen
morgen placht de oude heks het weg te
halen.
De jager bekommerde er zich ntet
eens om, maar dacht alleen maar aan
het meisje.
Toen zei de oude heks: „We hebben
nü het hart van den vog"l, maar den
mantel moeten we ook hebben
Het meisje zei: „Laat hem dien be
houden, we hebben hem zijn rijkdom al
ontnomen
De oude heks werd boos: „Zoo'n man
tel als deze, is iets wonderlijks! We
ik je die zorg wei ontnemen,en hh
nam den mantel, sloeg dien om zichzelf
en haar heen en in een oog^nblik zaten
zij,beiden op de g-anaatbergen. De kost
bare steenen glinsterden rondom Ze
werden blij, op 't gezicht van al die
kostbaarbeden en zij verzamelden de
mooiste en de grootste
Nu had de heks 't zoo gemaakt, dat
de jager na korten tijd in slaap zou val
len De jager voelde z'n oogleden dan
ook zwaar worden
Hij zei: „We zullen hier een tijdje
rusten, want ik ben erg moe," en toen
viel hij in slaap Zoodra hij ingeslapen
was. nam het heksenmeisje den mantel
van zijn schouders, sloeg dien zelf om,
nam de gezochte gran^atsteenen mee en
vloog naar huis terug
Toen nu de jager wakker werd, zag
hij, dat z'n liefste hem bedrogen had
en hem alleen op die eenzame be'gen
had achter gelaten.
„Wat is de wereld toch vol bedrog,
riep hij uit, en hij was erg bedroefd,
want hij wist niet, wat nu aan te van
gen,
Nu hoorden die bergen aan wilde
Reuzen en na korten tijd zag hij er wer
kelijk drie op zich afkomen Vli'g ging
hij weer liggen en dèed net of hij sliep
De eerste reus gaf. toen hij lang"
Ifcwam, den jager een schop met zijn
voet en zei:
„Wat is dat voor een soort aardwe
zen?"
De tweede zei: „Trap hem maar dood
Maar de derde zei: ,,'t Is de moeite
niet waa'fd, laat hem maar liggen, hij
kan hier toch niet leven en als hij nog
hooger op de bergen klimt, nemen de
wolken hem op en b-engen hem weg."
Toen liepen ze weer door en de
lager, die hun woorden gehoord had,
klom hooger de bergen op En op den
top kwam er werkelijk een groote wolk,
die hem geheel omgaf Hij wist niet
precies wat er met hem gebeu de,
maar hij voe!de hoe hij mee doo<- 3e
lucht ging en tenslotte daalde Toen
hij weer tot bezinning kwam, zat hij op
een veld, dat voi salade stond. Rondom
was een lage muur Hij keek om zich
heen en zei: „Als ik maar iets te eten
had, want ik verga van den honger
't Zal moeilijk zijn, hier iets te vinden;
er zijn geen appels of peren, alleen
maar sla en gras."
Ten slofte meende hij: „Als er niets
anders is, moet ik maar wat van die sla
eten. Lekker is het wel niet, maar in
ieder geval verfrisschend." Hij plukte
het groenste blaadje sla en begon te
eten Maar nauwelijks had hij er iets
van gegeten, of er gebeurde iets heel
geks. Hij voelde, hoe hij vier beenen
kreeg, een groot hoofd en twee lange
ooren. Tot zijn grooten schrik zag bij,
dat hij een ezel geworden was Hij
voelde zich tegelijkertijd weer even
hongerig als te voren en alles, wat hij
eerst niet lekker vond, begon hij nu
met smaak te eten Aan 't einde van 't
veldje kwam hij bij een ander soort
salade, die 1iij eerst niet gezien had
Hij begon er van te eten en plotseling
voelde hij zich weer een gewoon menscb
worden. Hierna ging hij liggen en
viel in slaap. Toen hij den volgenden
morgen wakker werd, nam hij een krop
van de slechte salade, waardoor je in
een ezel veranderd werd, en een van
de goede, waardoor je weer mensch
werd. „Dit zal me helpen om den man
tel en het vogelhart terug te krijgen en
mijn bedriege-s te straffen."
Hij deed de sla in zijn weitasch, klom
over den muur en ging op weg om het
kasteel weer terug te vinden.
Na veel dagen geloopen te hebben,
was hij zoo gelukkig, het weer te vin
den
Toen verfde hij zijn gezicht zoo, dat
zelfs zijn eigen moeder hem njet her
kend zou hebben. Zoo ging hij naar het
kasteel en vroeg een onderdak,
„Ik ben zoo moe. dat ik onmogelijk
verder gaan kan
De heks zei: „Wie ben je, vreemde
ling, en wat wil je?"
„Hij antwoordde: „Ik ben een dienaar
des konings Hij heeit mij uitgezonden,
om de zeldzaamste salade te zoeken, die
er onder de zon groeit en ik ben zoo
gelukkig geweest, ze te vinden. Ik draag
ze bij mij, maar de zon is zoo brandend
dat ik bang ben, dat 't gewas er niet
tegen zal kunnen."
Toen de heks van die zeldzame salade
hoorde. kreeg ze een hevig verlangen
om er ook iets van te hebben en ze zei:
„Beste vriend, laat mij ook iets van die
sla p oeven." „Welzeker," antwoordde
de jager, u zult er iets van hebben Ik
heb twee groote kroppen bij mij en één
krijgt u er van mij." Dit zeggende, nam
hij de slechte salade uit zijn tascb en
gaf haar die.
De heks had geenszins argwaan en
watertandde zóó naar het nieuwe ge
recht, dat zij zelf naar de keuken ging
om het klaar te maken Toen het klaar
was, kon ze niet eens wachten tot het
op tafel stond, maar stak vast een paar
blaadjes in haar mond.
Nauwelijks had zij ze opgegeten, of
ze verloor haar menschelijke gestalte en
tende als een oude ezelin de keuken
uit, den tuin in.
Toen kwam de meid in de keuken Ze
zag dat de sla klaar was om binnen te
brengen Maar eerst nam ze. volgens
haar gewoonte, zelf wat van 't gerecht
Meteen werd ook zij in een ezelin
veranderd, de schaal met sla viel op den
g ond en zij rende den tuin in, achter
de oude heks aan
Ondertusschen zat de iager met het
mooie heksenmeisje aan tafel; toen er
niemand verscheen met hel gerecht,
zei ze:
„Ik begriip niet, waar mijn moeder
met de sla blijft."
De jager dacht: „de sla zal zijn werk
we! gedaan hebben," en hij zei: „Ik zal
eens in de keuken gaan kijken
Zoo gauw hij beneden kwam, zag hij
de sla op den grond liggen en twee
ezelinnen in den tuin rondloopen.
„Zoo is het goed," zei hij, „dat zijn
er vast twee.'
Dan nam hij de sla van den grond,
legde ze weer netjes op de schaal en
bracht ze binnen
fisi' r
„Ik heb het zeldzalïte gerecht zelf
maar meegebracht, zoodat je niet langer
hoeft te wachten."
Ze at er iets van, werd dadelijk, zoo
als de anderen in een ezelin veranderd
en liep naar haar lotgenooten in den
tuin
Toen de jager zijn gezicht gewasschen
had, zoOLat ze hem kondyi herkennen,
ging hij ook den tuin in en zei:
„Nu zul je beloond wo-den voor je
bedrogHij bond haar alle drie te
zamen, met een lang touw vast en dreef
ze voor zich uit den weg op. tot hij aan
een mo'en kwam. Daar klopte hij aan
't venster. De molenaar stak zijn hoofd
naar buiten en vroeg, wat hij wilde. „Ik
heb drie ellendige dieren hier, die ik
kwijt wil, als je ze nemen wilt en te
eten geven en ze behandelen zooals ik
dat zeg, dan zal ik je goed betalen."
„Hoe zou ik dat niet willen?" zei de
molenaar
De jager zei: „Die oude ezelin moet
driemaal daags goed geslagen worden
en maar éénmaal gevoerd, die tweede
gevoerd moesf worden, gesforven was.
„De andere twee," zei hij, die dri. maal
gevoerd moesten worden, zijn niet dood,
maar zij kwijnen weg en zullen het ook
niet lang meer maken." Toen kreeg de
jager medelijden en zei tegen den mole
naar, dat bij die twee maar weer terug
moest brengen
En toen ze kwamen, gaf hij haar van
de goede sla te eten, zoodat ze weer
haar menschelijke gedaante terug kre
gen.
daar (dat was de meid) moet je driemdal
voeren en éénmaal slaan en deze jonge
ezelin (dat was het heksenmeisje) moet
driemaal gevoerd worden en nooit ge
slagen." Want dat kon de jager niet over
z'n hart verk'ijgen. Toen ging hij w-er
naar 't kasteel terug en bleef daar
wonen, want hij vond er alles wat hij
noodig had
Na eenige dagen kwam de molenaar
bij hem en vertelde, dat de oude ezelin,
die driemaal geslagen en maar eenmaal
Het heksenmeisje viel op haar knieën
en zei: „Vergeef mij) toch, lieve jager, al
het kwaad, dat ik gedaan heb;-maar mijn
moeder dwong mij er toe Ik zal u den
mantel en het vogeüjart terug geven
Maar d jager zei: „Die mag je houden,
want ik trouw met je en dan hebben
we er samen plezier van
En zoo trouwden ze dan; de meid
bleef bij hen en ze leefden lang en ge
lukkig in het kasteel tot ze stie-ven
PAr JAS.
Oom Karei had met Kerstmis een
mooi Kerstmandje gestuurd. Dat was
nu eens iets om over te praten, vond
Mijnheer van Voorden. Zoodra ze dan
ook bij elkaar zaten, was zijn eerste
vraag:
„Wie kan me nu eens precies ver
tellen, wat er allemaal in dat mandje
zit?"
Henk was de eerste die zijn mond
open deed „Hulst en Spaansche peper,"
riep hij uit. „Jawel," zei zijn vader:
„Maar wat nog meer? Die groene blaad
jes zijn toch niet van de hulst en ook
niet van de Spaansche peper Daar heb
ben we in de eerste plaats dit groene
takje, dat wel op het eerste gezicht iets
op een sparretakje lijkt. Maar als je
goed kijkt, zie ie dat de naalden niet
rondom het takje staan, maar links en
rechts in een plat vlak liggen, (figuur 1)
me.-c hjaït/e
Ook zijn ze veel breeder dan denne- en
sparrenaalden, en wat donkerder van
kleur1. Dat takje is afkomstig van den
taxus, een plant, die we! in dezelfde
afdeeling als de den en spar thuishoort,
maar toch goed te herkennen is Soms
vinden we aan die pl nt mooie roode
'bessen (figuur 2). Die eten de vogels maar
Fig. IL
wat graag. Voor menschen zijn die bes
sen een gevaarlijk vergif. Dat lijkt nu
wel gek, als je het zoo hoort, maar
weet je wat het geval is? De vogel eet
de bessen wel, maar het harde zaad, dat
er zich in bevindt, komt onverteerd
weer uit den vogeldarm naa- buiten. En
juist in dat zaad en in de naalden zitten
de vergiftige stoffen Maar bij ons gaan
en meezen lekker aan die bessen ziet
happen, dat je dat eens na moet doen
En als je met andere kinderen aan het
spelen bent, waarschuw hen dan ook
maar tegen het eten van die mooie roode
bessen.
Nu dat ander groen (figuur 3). Dat is
afkomstig van een kamerplantje, dat
geen Nederlandschen naam heeft, maar
met een vreemden naam altijd Selaginella
genoemd wordt Je zou zoo op het eerste
gezicht zeggen, dat er tusschen Selagi-
nella en paddestoelen geen overeen
komst was. Toch is dat zoo, want ook
bij Selaginella ftvorden sporen gevormd
en kan er pas als die speen ontstaan
zijn, een nieuw plantje komen. Maar de
Selaginella behoort tot de afdeeling van
sporenplanten met een groenen stengel,
en blaadjes Ook het mos, dat je tus
schen de planten in het mandje overal
ziet uitsteken, hoort tot die zelfde af
deeling
„Vader," vroeg Toos: „Nu hebt u over
al die groene plantjes gepraat, maar
zegt u nu eens, komt die Spaansche
peper we kelijk uit Spanje? En is het
dezelfde Spaansche peper, die we wel
eens bij ingemaakte uitjes zien?"
„Neen," antwoordde Mijnheer van
Voorden „Eigenlik is die naam Spaan
sche peper niet d°araan te danken, dat
de plant uit Spanje afkomstig is, maar
wel aan het feit, dat de Spanjaarden
die plant uit Mexico, dat oorspronke
lijk een Spaansche bezitting was, hebben
ingevoerd. De Spaansche peper, die het
meest gebruikt wordt om een gekriuden
smaak te geven, heet eigenlijk Cayenne
peper en is vee! kleiner, dan deze vrucn-
ten (figuur 4) Pas in de laatste iaren
zijn de menschen er toe gekomen om
die takjes met vruchten als Kerstver
siering te gebruiken De E-igelschen
noemen die plant daarom heel eigen
aardig „Kerstmispeper". Je begrijpt wel
dat die Spaansche peper tegenwoordig
niet heelemaal meer uit Mexico komt
De meeste wordt g kweekt in het zui
den van Frankrijk in Nice
Nu moeten we het mandje eens be
kijken Misschien zou het wel een leuk
werkje zijn, om zoo'n, mandje een vol
gend jaar zelf te maken Het heeft net
den vorm van een nest en best at uit
dunne wilgentakjes, die door elkander
gevlochten zijn. Op zij zijn een paar
15
^él&ginclty
Fig. IIL
die zaden stuk en komt het vergif in ons
lichaam. Denk dus niet, als ie de merels
Fig IV.
dennctakjes en een denappel vastge
maakt en het geheel is verguld, (figuu
5). Zullen we nu het Kerstmandje maar
weer op de piano zetten?'
Fig. V.
Maar Mientje had met haar vlugge
oogjes nog iets ontdekt.
„Kijk eens," en ze wees met haar vin
gertjes. „padd"stoel,»n"
ZpyrvxLl
133. In 't hol werd 't zaakje nagezien,
F.n hemel-Ief: „Lees dat!
Het is de broek van Barendszoon!
Mijn Klorus wat een schat!
Want broer, zoo'n broek is schatten waard,
In ons lief vaderland,
Daar Barendszoon het eerst van al
In 't ijs hier is gestrand!"
134. En met bevroren oor en neus,
En 't ijs op zwijntjes rug,
Reed 't drietal nu weer vroolijk voort,
Heel voor geen kou beducht.
A ha! daar kwamen zij voorwaar,
In 't dorp der Eskimo's.
Waar huizen zijn gebouwd van ijs,
Zoo klein haast als een doos
135. „Zie Klorus, bij dit logement
Stappen wij nu eens uit,
En drinken daar een kopje thee,
Met lekkere beschuit
Ons zwijntje, och. mag toch ook wel
Eens slanen in een stal.
Waar het veel lek'-ef eten krijgt.
En warmte bovenal'"
'W/nr upr A
Ja waarlijk, er zalen op zij, half ia-
het mos verscholen een paar heels
kleine nagemaakte paddestoelen. Die
pientere Mientje om zoo iets te ontdek
ken.
Henk en Toos namen zich beiden voor,
om het volgend jaar tegen Kerstmis
eens te probeeren zelf een mooi Kerst-
mandje te maken voor vader en moeder..
A. L
WELLINGTON.
Het schaduwbeeld is een caricaluur
van den overwinnaar bij Waterloo
De ringvinger en de pink der rechter
hand zijn gesloten en liggen vast tegen de
palm aangedrukt: de middelvinger is
tweemaal rechthoekig omgebogen, bet
eerste lid rust tegen den ringvinger, de
top is vrij; de wijsvinger is als de snavel
van een papegaai gekromd; de onde- :an
geplaatste duim is gestrekt, het eerste lid
alleen rechthoekig naar boven omgebo.
ii
gen. De houding van dezen vinger levert
voor beginners groote moeite op.
Zij geeft het eigenaardige -„ti het
geheele type en mag dus niet vaar-
Icosd wo den
De linkerhand li^t op de rechter; de
pols is sterk gebogen en steekt hoog
uit; de vingers zijn naar links vlak uit
gespreid; de duim wijst n'ar rechts.
Bewegingen worden niet uitgevoerd:
zij zouden het schaduwbeeld misvormen,
EEN TARTAAR.
Men houde de rechterhand op gelijke
wijze, als bij de vorige figuur is bcsch e-
ven; er bestaat alleen vérjschil in den
stand der laatste 3 vingers: de middel
vinger, die de aan de Mongoolsche stam
men eigen afhangende snor voorstelt, zij
verder naa^ beneden gebogen; de geslo
ten ringvinger en pink worden met hun
top in de holte der hand gehouden.
Dezelfde houding van den duim als in
de voorgaande figuur
De linker bener'enarm zij verticaal, de
hand ver omgebogen over de rechter, de
derde geleding van den rechter wijsvin
ger in aanraking met de linker pols. De
vingers der linkerhand zijn evenals de
midelhand van het licht afgekeerd, zoo
dat het ronde, uitstekende gedeelte der
pols het kale bovenvlak van den sche
del vormt De linkerduim sta ver genoeg
af, om de staartvormige haarvlecht te
vormen.
De beweging der gelaatstrekken ia
van weinig beteekenis.
HIJ WAS F.R NIET ZEKER VAN.
Een vriend van mij had een prachtigen
herdershond, „Nero" genaamd. Zijn vijf
jarig zoontje en Nero waren onafschei-
denlijke vrienden
Op een dag echter was Nero wegge-
loopen. Mijn vriend speet dat erg. Maar
zijn zoontje nog veel meer.
Hij plaatste daarom een advertentie in
de courant en vertelde dit 's avonds aan
ziin zoontje om hem gerust te stellen, dat
Nero misschien nog wel terug zou
komen.
„Ja," zei kleine broer, „maar zou Nero
wel kunnen lezen?"
EEN NIEUWE ZANDLOOPER!
De mev-ouw zei tot haar dienstbode,
die vroeg in den morgen een lustig liedje
zong: „Johanna ik wou maar liever, dat
je dat straatliedje niet meer zong."
„Groote goedheid," antwoordde Jo
hanna, „dat is geen straatliedje Het zijn
een paar versies, waarbij ik de eieren
kook: twee voor zacht gekookt en vier
voor hard."
'N SCHITTEREND GESLAAGDE
REPARATIE.
Dorpshorlogemaker: „Hier heb u uw
armbandhorloge weer Ik heb er wel wat
moeite mee gehad, naa" als u het nu
maar tseeds met de wijzerplaat n"ar
boven draagt en zorgt er riet mede te
schudden, dan zal het beslist goed blij
ven loopen.
MOEILIJKE HANDEL.
„De verkoop van goedkoope armband
horloges moet in Afrika een goed zaakje
zijn!"
„Zoo, en gewone horloges niet?"
„Neen, dan moet je er een vest bij
leveren."