NZE. EUQD D3 Salade Vreemde gasten. DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS b.98UnS£ door g. d. hoogendoorn. m Schaduwbeelden msmu ■WW-' Jfm. Uit de IV! op pent rommel. naar Grimm. zullen nooit meer de kans hebben er een te krijgen Je zult hem wegnemen, ik wil het! en anders betoover ik je." En omdat het meisje niet graag betoo- Er was eens een vrooliike, jonge jager, die het bosch inging om hout te hakken. Hij was opgeruimd en blij gestemd en floot 'n deuntje op 'n blad onder "t loo- pen Opeens stond er een oude vrouw voor hem, die zei: „Goeden morgen, jager. Jij bent maar blij en gelukkig, terwijl ik honger en dorst lijd; geel me een aal moes." Ze stak een oude, gerimpeld: hand uit en de jager,die medelijden met haar had, gaf haar iets Hij wilde door- loopen, maar de oude hield hem terug en zei: „Wacht eens jager lk zal je een geschenk geven, omdat je zoon goed hart heb. Ga dezen weg af en je zult aan een boom komen, waarin negen vog.ls zitten. Ze houden samen een mantel tusschen hun klauwen, waar ze over aan t 't vechten zijn. Leg je geweer aan en schiet midden tusschen hen in. Zij zullen den mantel loslaten en een van de vogels zal dood neervallen. Neem den mantel op, want het is een toove-mantel. WaiP neer je hem over je schouders slaat, hoef je maar even den wensch te uiten en je bent waar je wezen wilt. Neem dan het hart uit den dooden vogel, eet dat hee- lemaal op en je zult iederen morgen een goudstuk onder je hoofdkussen vinden De jager dankte de oude vrouw en dacht: „Nou, wat ze me belooft, is nog zoo kwaad niet, als 't nu maar uitkom* toen hij zoowat honderd passen gedaan had, hoorde hij boven zich in de boomen zoo'n gepiep en gekwetter, dat hij naar boven keek Daar zag hij een troepje vogels, die een mantel met hun snavels «n klauwen uit elkaar trachten te trek ken Ze pikten en t-okken, alsof ieder hem voor zichzelf alleen wilde. „Wel," zei de jager, „dat is curieus, het is juist, zooals de oude vrouw gezegd heeft." Hij legde z'n geweer tegen zijn schou der, mikte en schoot midden tusschen hen, dat de veeren in het rond stoven verd wilde worden, gehoorzaamde ze aan de heks. Ze ging voor het venster staan en keek droevig in de verte De jager zei: „Waarom kijk je zoo treurig?" „Och, liefste," was haar antwoord, .daar in de verte liggen de granaatber- gen, waar kostbare steenen moeten lig gen Ik verlang er zoo naar, dat ik iede ren keer treuriger word, als ik er aan denk Maar wie zou daar ooit kunnen komen? Misschien de vogels, omdat ze vliegen kunnen, maar een gewoon nensch zeker niet." „Als dat alles is," zei de jager, „kan üe vogels vlogen met veel spekt ke! weg, behalve één, die dood op den grond viel en de mantel kwam voor zijn voeten neer. Hij deed juist als de oude vrouw ge zegd had, nam het hart van den dooden vogel en at 't in z'n geheel op. Dan pakte hij den mantel en nam dien mee naar huis. Toen hij den volgenden dag wakker -werd, herinnerde hij zich de belofte van het oudje, keek onder zijn hoofdkussen «n vond inderdaad een blinkend goud stuk Den volgenden morgen vond hij wee^/een goudstuk en den daaropvolgen- den weer een Zoo werd hij een rijk man en ten slotte dacht hij: „Wat heb ik aan al dat goud, als ik thuis blijf? Ik wil wat van de wereld zien en zal er eens op uittrekken." Zoo verliet hij dan zijn ouders en trok de wijde wereld in Het gebeurde, dat hij in een dicht bosch kwam en toen hij dat doorgeloo- pen was, zag hij beneden in de vlakte een kasteel Voor een der vensters stonden een oude vrouw en een mooi meisje. De oude vrouw was een heks en zij zei tegen haar dochter: „Er komt iemand uit het bosch. Hij draagt een wonderlij. ken schat in zich mee Wij moeten dien van hem zien te k-ijgen, lieve, hij zal ons beter te pas komen dan hem Hij heeft het hart van een vogel in zijn lijf en daardoor vindt hij iederen morgen, als hij wakker wordt, een goudstuk onder zijn hoofdkussen." Daarna vertelde ze aan het meisje, hoe hij eraan gekomen was en zei tenslotte: „Als ie niet zorgt, dat je het van hem te pakken krijgt, zal het e* leelijk voor je uitzien." Toen de jager dichterbij kwam, keek hij naar het meisje ,dat nog altijd voor "t raam stond en zei bij zichzelf: ,Ik heb langen tijd geloopen Nu zal ik dat kasteel eens binnen gaan en rust nemen, want ik heb geld genoeg bij me Maar de eigenlijke reden was, dat hij het meisje aan 't venster zoo aardig vond Hij ging binnen, werd er vriende lijk ontvangen en gastvrij onthaald Na korten tijd vond hij het heksen- meisje zoo aardig, dat hij aan niets anders meer dacht en om niets anders meer gaf. dan om bij haar in den smaak te vallen En de oude heks zei tegen haar doch ter N „Nu moete" we het hait van den vogel 'zien te krijgen, hij zal 't niet eens mis sen Ze kookte een drank, en toen die kaar was, deed ze dien in een glas Het meisje bracht dat bij den jager en zei: „Drink dit op mijn gezondheid, liefste." Toen viel hij in een diepen slaap en in ziin slaap spuwde hij het hart van den vogel uit Het meisje nam dat op en Si ^kte 't zelf in, voordat de oude heks het te pakken had Van dien tijd af vond de jager ^geen goudstukken meer onder zijn hoof: kus sen Maar nu was er altijd één onJer het kussen van het heksenmeisje en iederen morgen placht de oude heks het weg te halen. De jager bekommerde er zich ntet eens om, maar dacht alleen maar aan het meisje. Toen zei de oude heks: „We hebben nü het hart van den vog"l, maar den mantel moeten we ook hebben Het meisje zei: „Laat hem dien be houden, we hebben hem zijn rijkdom al ontnomen De oude heks werd boos: „Zoo'n man tel als deze, is iets wonderlijks! We ik je die zorg wei ontnemen,en hh nam den mantel, sloeg dien om zichzelf en haar heen en in een oog^nblik zaten zij,beiden op de g-anaatbergen. De kost bare steenen glinsterden rondom Ze werden blij, op 't gezicht van al die kostbaarbeden en zij verzamelden de mooiste en de grootste Nu had de heks 't zoo gemaakt, dat de jager na korten tijd in slaap zou val len De jager voelde z'n oogleden dan ook zwaar worden Hij zei: „We zullen hier een tijdje rusten, want ik ben erg moe," en toen viel hij in slaap Zoodra hij ingeslapen was. nam het heksenmeisje den mantel van zijn schouders, sloeg dien zelf om, nam de gezochte gran^atsteenen mee en vloog naar huis terug Toen nu de jager wakker werd, zag hij, dat z'n liefste hem bedrogen had en hem alleen op die eenzame be'gen had achter gelaten. „Wat is de wereld toch vol bedrog, riep hij uit, en hij was erg bedroefd, want hij wist niet, wat nu aan te van gen, Nu hoorden die bergen aan wilde Reuzen en na korten tijd zag hij er wer kelijk drie op zich afkomen Vli'g ging hij weer liggen en dèed net of hij sliep De eerste reus gaf. toen hij lang" Ifcwam, den jager een schop met zijn voet en zei: „Wat is dat voor een soort aardwe zen?" De tweede zei: „Trap hem maar dood Maar de derde zei: ,,'t Is de moeite niet waa'fd, laat hem maar liggen, hij kan hier toch niet leven en als hij nog hooger op de bergen klimt, nemen de wolken hem op en b-engen hem weg." Toen liepen ze weer door en de lager, die hun woorden gehoord had, klom hooger de bergen op En op den top kwam er werkelijk een groote wolk, die hem geheel omgaf Hij wist niet precies wat er met hem gebeu de, maar hij voe!de hoe hij mee doo<- 3e lucht ging en tenslotte daalde Toen hij weer tot bezinning kwam, zat hij op een veld, dat voi salade stond. Rondom was een lage muur Hij keek om zich heen en zei: „Als ik maar iets te eten had, want ik verga van den honger 't Zal moeilijk zijn, hier iets te vinden; er zijn geen appels of peren, alleen maar sla en gras." Ten slofte meende hij: „Als er niets anders is, moet ik maar wat van die sla eten. Lekker is het wel niet, maar in ieder geval verfrisschend." Hij plukte het groenste blaadje sla en begon te eten Maar nauwelijks had hij er iets van gegeten, of er gebeurde iets heel geks. Hij voelde, hoe hij vier beenen kreeg, een groot hoofd en twee lange ooren. Tot zijn grooten schrik zag bij, dat hij een ezel geworden was Hij voelde zich tegelijkertijd weer even hongerig als te voren en alles, wat hij eerst niet lekker vond, begon hij nu met smaak te eten Aan 't einde van 't veldje kwam hij bij een ander soort salade, die 1iij eerst niet gezien had Hij begon er van te eten en plotseling voelde hij zich weer een gewoon menscb worden. Hierna ging hij liggen en viel in slaap. Toen hij den volgenden morgen wakker werd, nam hij een krop van de slechte salade, waardoor je in een ezel veranderd werd, en een van de goede, waardoor je weer mensch werd. „Dit zal me helpen om den man tel en het vogelhart terug te krijgen en mijn bedriege-s te straffen." Hij deed de sla in zijn weitasch, klom over den muur en ging op weg om het kasteel weer terug te vinden. Na veel dagen geloopen te hebben, was hij zoo gelukkig, het weer te vin den Toen verfde hij zijn gezicht zoo, dat zelfs zijn eigen moeder hem njet her kend zou hebben. Zoo ging hij naar het kasteel en vroeg een onderdak, „Ik ben zoo moe. dat ik onmogelijk verder gaan kan De heks zei: „Wie ben je, vreemde ling, en wat wil je?" „Hij antwoordde: „Ik ben een dienaar des konings Hij heeit mij uitgezonden, om de zeldzaamste salade te zoeken, die er onder de zon groeit en ik ben zoo gelukkig geweest, ze te vinden. Ik draag ze bij mij, maar de zon is zoo brandend dat ik bang ben, dat 't gewas er niet tegen zal kunnen." Toen de heks van die zeldzame salade hoorde. kreeg ze een hevig verlangen om er ook iets van te hebben en ze zei: „Beste vriend, laat mij ook iets van die sla p oeven." „Welzeker," antwoordde de jager, u zult er iets van hebben Ik heb twee groote kroppen bij mij en één krijgt u er van mij." Dit zeggende, nam hij de slechte salade uit zijn tascb en gaf haar die. De heks had geenszins argwaan en watertandde zóó naar het nieuwe ge recht, dat zij zelf naar de keuken ging om het klaar te maken Toen het klaar was, kon ze niet eens wachten tot het op tafel stond, maar stak vast een paar blaadjes in haar mond. Nauwelijks had zij ze opgegeten, of ze verloor haar menschelijke gestalte en tende als een oude ezelin de keuken uit, den tuin in. Toen kwam de meid in de keuken Ze zag dat de sla klaar was om binnen te brengen Maar eerst nam ze. volgens haar gewoonte, zelf wat van 't gerecht Meteen werd ook zij in een ezelin veranderd, de schaal met sla viel op den g ond en zij rende den tuin in, achter de oude heks aan Ondertusschen zat de iager met het mooie heksenmeisje aan tafel; toen er niemand verscheen met hel gerecht, zei ze: „Ik begriip niet, waar mijn moeder met de sla blijft." De jager dacht: „de sla zal zijn werk we! gedaan hebben," en hij zei: „Ik zal eens in de keuken gaan kijken Zoo gauw hij beneden kwam, zag hij de sla op den grond liggen en twee ezelinnen in den tuin rondloopen. „Zoo is het goed," zei hij, „dat zijn er vast twee.' Dan nam hij de sla van den grond, legde ze weer netjes op de schaal en bracht ze binnen fisi' r „Ik heb het zeldzalïte gerecht zelf maar meegebracht, zoodat je niet langer hoeft te wachten." Ze at er iets van, werd dadelijk, zoo als de anderen in een ezelin veranderd en liep naar haar lotgenooten in den tuin Toen de jager zijn gezicht gewasschen had, zoOLat ze hem kondyi herkennen, ging hij ook den tuin in en zei: „Nu zul je beloond wo-den voor je bedrogHij bond haar alle drie te zamen, met een lang touw vast en dreef ze voor zich uit den weg op. tot hij aan een mo'en kwam. Daar klopte hij aan 't venster. De molenaar stak zijn hoofd naar buiten en vroeg, wat hij wilde. „Ik heb drie ellendige dieren hier, die ik kwijt wil, als je ze nemen wilt en te eten geven en ze behandelen zooals ik dat zeg, dan zal ik je goed betalen." „Hoe zou ik dat niet willen?" zei de molenaar De jager zei: „Die oude ezelin moet driemaal daags goed geslagen worden en maar éénmaal gevoerd, die tweede gevoerd moesf worden, gesforven was. „De andere twee," zei hij, die dri. maal gevoerd moesten worden, zijn niet dood, maar zij kwijnen weg en zullen het ook niet lang meer maken." Toen kreeg de jager medelijden en zei tegen den mole naar, dat bij die twee maar weer terug moest brengen En toen ze kwamen, gaf hij haar van de goede sla te eten, zoodat ze weer haar menschelijke gedaante terug kre gen. daar (dat was de meid) moet je driemdal voeren en éénmaal slaan en deze jonge ezelin (dat was het heksenmeisje) moet driemaal gevoerd worden en nooit ge slagen." Want dat kon de jager niet over z'n hart verk'ijgen. Toen ging hij w-er naar 't kasteel terug en bleef daar wonen, want hij vond er alles wat hij noodig had Na eenige dagen kwam de molenaar bij hem en vertelde, dat de oude ezelin, die driemaal geslagen en maar eenmaal Het heksenmeisje viel op haar knieën en zei: „Vergeef mij) toch, lieve jager, al het kwaad, dat ik gedaan heb;-maar mijn moeder dwong mij er toe Ik zal u den mantel en het vogeüjart terug geven Maar d jager zei: „Die mag je houden, want ik trouw met je en dan hebben we er samen plezier van En zoo trouwden ze dan; de meid bleef bij hen en ze leefden lang en ge lukkig in het kasteel tot ze stie-ven PAr JAS. Oom Karei had met Kerstmis een mooi Kerstmandje gestuurd. Dat was nu eens iets om over te praten, vond Mijnheer van Voorden. Zoodra ze dan ook bij elkaar zaten, was zijn eerste vraag: „Wie kan me nu eens precies ver tellen, wat er allemaal in dat mandje zit?" Henk was de eerste die zijn mond open deed „Hulst en Spaansche peper," riep hij uit. „Jawel," zei zijn vader: „Maar wat nog meer? Die groene blaad jes zijn toch niet van de hulst en ook niet van de Spaansche peper Daar heb ben we in de eerste plaats dit groene takje, dat wel op het eerste gezicht iets op een sparretakje lijkt. Maar als je goed kijkt, zie ie dat de naalden niet rondom het takje staan, maar links en rechts in een plat vlak liggen, (figuur 1) me.-c hjaït/e Ook zijn ze veel breeder dan denne- en sparrenaalden, en wat donkerder van kleur1. Dat takje is afkomstig van den taxus, een plant, die we! in dezelfde afdeeling als de den en spar thuishoort, maar toch goed te herkennen is Soms vinden we aan die pl nt mooie roode 'bessen (figuur 2). Die eten de vogels maar Fig. IL wat graag. Voor menschen zijn die bes sen een gevaarlijk vergif. Dat lijkt nu wel gek, als je het zoo hoort, maar weet je wat het geval is? De vogel eet de bessen wel, maar het harde zaad, dat er zich in bevindt, komt onverteerd weer uit den vogeldarm naa- buiten. En juist in dat zaad en in de naalden zitten de vergiftige stoffen Maar bij ons gaan en meezen lekker aan die bessen ziet happen, dat je dat eens na moet doen En als je met andere kinderen aan het spelen bent, waarschuw hen dan ook maar tegen het eten van die mooie roode bessen. Nu dat ander groen (figuur 3). Dat is afkomstig van een kamerplantje, dat geen Nederlandschen naam heeft, maar met een vreemden naam altijd Selaginella genoemd wordt Je zou zoo op het eerste gezicht zeggen, dat er tusschen Selagi- nella en paddestoelen geen overeen komst was. Toch is dat zoo, want ook bij Selaginella ftvorden sporen gevormd en kan er pas als die speen ontstaan zijn, een nieuw plantje komen. Maar de Selaginella behoort tot de afdeeling van sporenplanten met een groenen stengel, en blaadjes Ook het mos, dat je tus schen de planten in het mandje overal ziet uitsteken, hoort tot die zelfde af deeling „Vader," vroeg Toos: „Nu hebt u over al die groene plantjes gepraat, maar zegt u nu eens, komt die Spaansche peper we kelijk uit Spanje? En is het dezelfde Spaansche peper, die we wel eens bij ingemaakte uitjes zien?" „Neen," antwoordde Mijnheer van Voorden „Eigenlik is die naam Spaan sche peper niet d°araan te danken, dat de plant uit Spanje afkomstig is, maar wel aan het feit, dat de Spanjaarden die plant uit Mexico, dat oorspronke lijk een Spaansche bezitting was, hebben ingevoerd. De Spaansche peper, die het meest gebruikt wordt om een gekriuden smaak te geven, heet eigenlijk Cayenne peper en is vee! kleiner, dan deze vrucn- ten (figuur 4) Pas in de laatste iaren zijn de menschen er toe gekomen om die takjes met vruchten als Kerstver siering te gebruiken De E-igelschen noemen die plant daarom heel eigen aardig „Kerstmispeper". Je begrijpt wel dat die Spaansche peper tegenwoordig niet heelemaal meer uit Mexico komt De meeste wordt g kweekt in het zui den van Frankrijk in Nice Nu moeten we het mandje eens be kijken Misschien zou het wel een leuk werkje zijn, om zoo'n, mandje een vol gend jaar zelf te maken Het heeft net den vorm van een nest en best at uit dunne wilgentakjes, die door elkander gevlochten zijn. Op zij zijn een paar 15 ^él&ginclty Fig. IIL die zaden stuk en komt het vergif in ons lichaam. Denk dus niet, als ie de merels Fig IV. dennctakjes en een denappel vastge maakt en het geheel is verguld, (figuu 5). Zullen we nu het Kerstmandje maar weer op de piano zetten?' Fig. V. Maar Mientje had met haar vlugge oogjes nog iets ontdekt. „Kijk eens," en ze wees met haar vin gertjes. „padd"stoel,»n" ZpyrvxLl 133. In 't hol werd 't zaakje nagezien, F.n hemel-Ief: „Lees dat! Het is de broek van Barendszoon! Mijn Klorus wat een schat! Want broer, zoo'n broek is schatten waard, In ons lief vaderland, Daar Barendszoon het eerst van al In 't ijs hier is gestrand!" 134. En met bevroren oor en neus, En 't ijs op zwijntjes rug, Reed 't drietal nu weer vroolijk voort, Heel voor geen kou beducht. A ha! daar kwamen zij voorwaar, In 't dorp der Eskimo's. Waar huizen zijn gebouwd van ijs, Zoo klein haast als een doos 135. „Zie Klorus, bij dit logement Stappen wij nu eens uit, En drinken daar een kopje thee, Met lekkere beschuit Ons zwijntje, och. mag toch ook wel Eens slanen in een stal. Waar het veel lek'-ef eten krijgt. En warmte bovenal'" 'W/nr upr A Ja waarlijk, er zalen op zij, half ia- het mos verscholen een paar heels kleine nagemaakte paddestoelen. Die pientere Mientje om zoo iets te ontdek ken. Henk en Toos namen zich beiden voor, om het volgend jaar tegen Kerstmis eens te probeeren zelf een mooi Kerst- mandje te maken voor vader en moeder.. A. L WELLINGTON. Het schaduwbeeld is een caricaluur van den overwinnaar bij Waterloo De ringvinger en de pink der rechter hand zijn gesloten en liggen vast tegen de palm aangedrukt: de middelvinger is tweemaal rechthoekig omgebogen, bet eerste lid rust tegen den ringvinger, de top is vrij; de wijsvinger is als de snavel van een papegaai gekromd; de onde- :an geplaatste duim is gestrekt, het eerste lid alleen rechthoekig naar boven omgebo. ii gen. De houding van dezen vinger levert voor beginners groote moeite op. Zij geeft het eigenaardige -„ti het geheele type en mag dus niet vaar- Icosd wo den De linkerhand li^t op de rechter; de pols is sterk gebogen en steekt hoog uit; de vingers zijn naar links vlak uit gespreid; de duim wijst n'ar rechts. Bewegingen worden niet uitgevoerd: zij zouden het schaduwbeeld misvormen, EEN TARTAAR. Men houde de rechterhand op gelijke wijze, als bij de vorige figuur is bcsch e- ven; er bestaat alleen vérjschil in den stand der laatste 3 vingers: de middel vinger, die de aan de Mongoolsche stam men eigen afhangende snor voorstelt, zij verder naa^ beneden gebogen; de geslo ten ringvinger en pink worden met hun top in de holte der hand gehouden. Dezelfde houding van den duim als in de voorgaande figuur De linker bener'enarm zij verticaal, de hand ver omgebogen over de rechter, de derde geleding van den rechter wijsvin ger in aanraking met de linker pols. De vingers der linkerhand zijn evenals de midelhand van het licht afgekeerd, zoo dat het ronde, uitstekende gedeelte der pols het kale bovenvlak van den sche del vormt De linkerduim sta ver genoeg af, om de staartvormige haarvlecht te vormen. De beweging der gelaatstrekken ia van weinig beteekenis. HIJ WAS F.R NIET ZEKER VAN. Een vriend van mij had een prachtigen herdershond, „Nero" genaamd. Zijn vijf jarig zoontje en Nero waren onafschei- denlijke vrienden Op een dag echter was Nero wegge- loopen. Mijn vriend speet dat erg. Maar zijn zoontje nog veel meer. Hij plaatste daarom een advertentie in de courant en vertelde dit 's avonds aan ziin zoontje om hem gerust te stellen, dat Nero misschien nog wel terug zou komen. „Ja," zei kleine broer, „maar zou Nero wel kunnen lezen?" EEN NIEUWE ZANDLOOPER! De mev-ouw zei tot haar dienstbode, die vroeg in den morgen een lustig liedje zong: „Johanna ik wou maar liever, dat je dat straatliedje niet meer zong." „Groote goedheid," antwoordde Jo hanna, „dat is geen straatliedje Het zijn een paar versies, waarbij ik de eieren kook: twee voor zacht gekookt en vier voor hard." 'N SCHITTEREND GESLAAGDE REPARATIE. Dorpshorlogemaker: „Hier heb u uw armbandhorloge weer Ik heb er wel wat moeite mee gehad, naa" als u het nu maar tseeds met de wijzerplaat n"ar boven draagt en zorgt er riet mede te schudden, dan zal het beslist goed blij ven loopen. MOEILIJKE HANDEL. „De verkoop van goedkoope armband horloges moet in Afrika een goed zaakje zijn!" „Zoo, en gewone horloges niet?" „Neen, dan moet je er een vest bij leveren."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 8