=3 De Zwarte Schoenmaker ZESDE JAARGANG 192? V 3 A A L UIT JET 1 f 3 E 13 3 H! VOLKSLEVEN lijk met ee:i vLa-;. taclc.dk. En lang- sa crhand eclipseerde oom Lode wijk. .deneer deBcaulicu droeg uit stekend voor, en zijn liedjes waren nieuw. Hij speelde uitstekend. Zoodra liet eerste lied uit was, v. rd er luidruchtig om 'n nieuw ,'raagd en toen, om 'n derde. De kinderen gunden hem nauwe lijks even rust en ze waren gedach teloos genoeg om gedurende die rust weer aan 'n spelletje te beginnen, zonder ook maar 'n oogenblik te denken aan oom Lcdewijk. Ze zagen heelernaai niet, hoezeer oo Lodewijk uit z'n humeur was. Hij was zóó verontwaardigd over het succes van zijn mededinger, dat hij er eerst heelcmaa) niet aan dacht om ook nog wat tot het amusement *van de gasten bij te dragen. En toen hij eindelijk besloten had, toen tnaar weer eens tegen dien in dringer op te treden, had die de bru taliteit. zelf weer dadelijk voor de piano te gaan zitten Eeii half uur aan één stuk door, bleef meneer de Bcaulicu voor de piano en liij viel hoe langer hoe meer in den smaak. Hij ratelde het eene lied na het andere en de kinderen hadden dolle pret. Verdrietig stond oom Lodewijk naar den jongen man aan de piano te kijken Zijn rijk als erkend humo rist was uit. Hij was aan den dijk ge zet Een sjofele tooneelspeler zonde; emplooi had hem verdrongen. Maar er was een zekere helden moed in oom Lodewijk. Hij was niet van plan om zóó maar het veld te ruimen, hij dacht er niet aan, zich, zonder slag of stoot over te geven Zoo vele iaren was hij de erkende groote tnan geweest op de kinder partijen van villa Acacia en dat zou nu ineens uit moeten wezen? Dat zou hii de lui eens anders laten zien Maar hoe? Vruchteloos zocht com Lodewijk naar een middel 0111 zijn ouden roem te herstellen. Dat er een stuk van het plafond naar beneden zou vallen om dien meneer Beaulieu te verpletteren, was een inval, die wet niet tot werkelijkheid zou worden. En dat er een lid van de Bescherming van Dieren zou komen orp zijn op treden te verbieden, was al even on waarschijnlijk Zoo spande oom Lodewijk tever geefs zijn hersens in. „Zingt u nu niet weer eens wat, oom Lo?" vroeg Ru, na het idiote applaus voor het een of andere non sens liedje „Nee longen, dank ;e wel", zei oom Lodewijk stijfjes „O, willen wé dan eens aan '11 stoe lendans beginnen V' stelde Ru toen vo-or en meteen was hii verdwenen Hij had niet eens dc moeite geno men om 'n beetje aan te dringen Hij was niet eens teleurgesteld ge» weest om de weigering van oom Lo dewijk 1 Ja, 't leek er zelfs op, of hij er mee in z'n schik was „Best jongetje", dacht oom Lode wijk. „Ik zal ie nog wel eens wat anders laten zien 1" Maar wat? Wat? Na den stoelendans werd er ge soupeerd in de aangrenzende eetkamer Oo n Lodewijk stond met een donker gezicht in het tjokvolle vertrek. Nie mand nam notitie van hem. Ze hadden het allemaal even druk met eten cn drinken en ze lachten nog om de grappen - van meneer de Bcaulieu Oom Lodewijk nam een glas wijn en voelde zich 'tl beetje opgeruimder. Hij nam een tweede glas cn kwam tot de conclusie, dat die Beaulieu heusch niet zoo bizonder was „Ik zal hem nog we) krijgen beloofde oom Lodewijk zich zelf Als hij nu eens een van die liedjes kon bederven pang, midden erin. zóó, dat hij alle lachers op z'n hand kreeg en hield -Iet verlangen was niet loffelijk, maar oom Lodewijk had dien avopd. door zijn achteruitzetting zeer ge leden la net souper, toen dc gasten weer teru? gingen naar liet salon, annon ceerde Ru. dat meneer de Eeaulieu weer iets zingen zou. „In costuum. moeten lullie weten Groot applaus en oom Lodewijk kreeg 'u gevoel f alsof zijn tijd nu in aantocht was. „Vaat kan ik me verkleeden?" vroe-netteer de Bcaulieu. „Ik heb 'n koffertje bij me met pruiken en- zoovoort." O boven te niitntg genoeg", zei Ru Meneer dc Bcaulieu aarzelde. „Ook voldoende licht Ik moet goed licht hebben voor 't grimeeren. natuurlijk." „Ja, dat zal wel gaan." „Die eetkamer lijkt me toch meer geschikt", vond meneer de Beaulieu. - „Zoo dicht bij dat is makkelijk dan ben ik gauw klaar. En 't wórdt al laat Ik katrnog maar even blijven." Een koor van protesten ging op en de acteur glimlachte tevreden. „U kunt de eetkamer natuurlijk gebruiken, meneer de Beaulieu", zei mevrouw van Someren. „Maar het is daar nu zoo'n rommel." „O, dat hindert niet", stelde hij haar gerust. „Ik heb maar een klein hoekje van de kamer noodig. En er is een scherm meen ik." „Ja zeker, een scherm is er", zei mevrouw van Someren. „En 'n spiegel ook Als u even zoudt kunnen wach ten, dan laat ik 'a klein beetje op ruimen." „Zeker", stemde meneer de Beaulieu toe, „Ik dank u wel. Maar laat ik u niet te veel moeite veroorzaken." „Maar meneer de Beaulieu. Dat bcteekent niets. Het is me een ge noegen. U bent zóó allervriendelijkst geweest van avond." „Wat 'n complimentendacht oom Lodewijk. „Ën nou moet meneer de tooneelspeler zich gaan costu- meeren. Ik hoef me niet toe te takelen om de lui te amuseeren. Ik kan 't wel zonder grime en pruiken en al dien rommel 1 Als ik me cosiumcerde Oom Lodewijk kreeg opeens '11 idee. „Als ik me nou ook eens verkleedde en ik kwam onverwachts binnen, midden in z'n voordracht stelde hij zich zelf voor. „Dat zou liern wel '11 beetje in de war brengen. Dan kon ik met 'n paar geestigheden komen. Ik zou wet eens willen zien, of ik dan niet tegen hem op zou kunnen Als ik me eens aankleedde, zcoals dien avond in Den Haag Oom Lodewijk haalde zich het tooneel nog eens voor den geest. In een deftig pension was 't geweest, op een druilerigen regendag. Iedereen had 't land. Toen had hij een japon en '11 hoed van een der dames geleend en daarmee getooid was hij de con versatiezaal in gekomen. „Als geëlectriceerd v.-aren ze", over peinsde hij. „O, o, wat is er tóén gelachen En toen ik door de kamer wandelde als een oude juffrouw, die '11 bus achterna loopt Hij lachte hardop bij de herinnering. En toen lachte hij nog eens zachtjes na, terwijl hij zich in de handen wreef. „Waar denkt u aan oom? vroeg Mies je. Hij" schudde het hoofd. „Dat merk ie later wel", beloofde hij haar. .Hij had een plan maar daar wilde hij tevoren niets van vertellen. Het moest een algeheele verrassing blijven. Als hij er iemand wat van zei, kon die Beaulieu er ook van hcoren en die mocht er juist niets van weten. „Ik wacht tot hij midtjen in z'n lied is en dan klop ik hard op de deur", dacht oom Lodewijk. En als de deur open gaat, zullen ze mij zien een vreemde vrouw zullen ze eerst den ken en dan loop ik recht op hem af cn ik roep „M'n man Ik moet m'n man hebben 1" En ik zal vertellen, dat Beaulieu m'n man is en dat hij van me weggeloopen is en zoo meer. Wat zullen ze lachen En als ik hem dan niet 't land in iaag, dan wil ik 'n boon wezen En oom Lodewijk lachte weer bij de gedachte alleen. Ongemerkt wist hij de kamer uit te komen. Hij wist gelukkig overal den weg en in Tine's kamer zou hij wel 't een cn ander vinden wat hij gebruiken kon Op het bed tag een dameshoedje, dat oom Lodewijk dadelijk opzette 1 Hij keek in den spiegel en trok 'n paar grimassen „Nou nog 'n lurk ook", zei hij en hij opende de deur van de groote spiegelkast in den hoek. In het half donker hingen daar een aantal ia- ponnen Hij stak z'n hand uit, om een der jurken naar voren te halen, maar verschrikt trok hij ze weer terug. Hij had iets hard aangeraakt. En opeens wist hij. dat het een menschenarm was Sccondeniang bleet oom Lodewijk doodstil staan, te verbaasd om gere geld te kunnen denken. Toen kwam er een lammerende stem uit de kast „Laat me asjeblieft paan meneer. Ik heb niks gestolen, ik heb nog niks aangeraakt. Ik ben hier net pas 1" Toen versmoorde dc stem. Want oom Lodewijk liad eindelijk zijn denkvermogen terug gekregen, de kastdeur dicht gegooid en den sleutel omgedraaid. Toen overlegde hij. Dit beteekende een triomf voor hem, waarbij die flauwe liedjes van dien knul beneden in 't niet zouden zinken. En dien triomf wilde hij nu ook zoo groot mogelijk maken. „Als ik nou naar beneden ga en de zaak vertel", zoo dacht hij, „dan rennen ze natuurlijk allemaal naar boven om hem in te pikken, en ze willen allemaal mee genieten van de eer. Maar als ik alleen hem aan de politie overlever, dan is alle eer voor mij." E11 oom Lodewijk liep vlug de trap af en de straat op. Tot zijn vreugde zag hij een eindje verderop een poii- tie-agent. „Vlug nep com Lodewijk. „Ik heb een inbreker gesnapt en ik heb hem opgesloten." De agent keek verbaasd naar den heer in jacquet met 'n dameshoedje „Kom dan", riep oom Lodewijk ongeduldig. De agent kwam dichterbij, maar opeens schoot er een gedaante uit 't huis, die met ongelooflijke snelheid voorbij rende. „Hij is er vandoor Hij heeft het slot van de kast geforceerd", riep oom Lodewijk. Maar de politie-agent luisterde niet naar hem. Hij zette den inbreker achterna, doch 11a een poosje kwam hij terug. „Hij is er vandoor",- constateerde hij spijtig. „Maar u kunt me z'n sig nalement geven. Ik denk niet, dat hij iets meegenomen heeft, maar ik zal even met u meegaan naar binnen om '11 onderzoek in te stellen." Toen nu oom Lodewijk met den agent de stoep op liep, werd de deur van 't huis heel, heel zachtjes geopend en op den drempel verscheen meneer de Beaulieu. Verschrikt deinsde hij achteruit bij het zien van den man der wet, zijn koffertje viel hem uit de hand, het slot ervan brak open en een aantal zilveren vorken en lepels dansten de stoep af. „Ha, jou heb ik gesnapt 1" schreeuw- de oom Lodewijk. '11 Hall uur later nam oom Lodewijk met groote beminnelijkheid de com plimenten en gelukwenschen van het gezelschap in ontvangst. „Nou, nou, laten we er maar niet meer over praten zei hij ten slotte bescheiden „Ik zag onmiddellijk dat er met dien vriend van Ru iets niet in den haak was en ik heb m'n eigen systeem gevolgd om hem te snappen „Maar ik dacht, dat u boven iemand gezien had", begon Ru. „Boven? Och.-dat was niets", zei oom Lodewijk luchtig. „Hij" deed geen kwaad daarom heb ik er me niet druk over gemaakt. Maar dien Beaulieu ik dacht wel, dat ik hem te pakken zou krijgen eer dc avond om was 1" „Ja", zei mevrouw van Someren, „maar hoe wist je toch, dat Maar oom Lodewijk schudde met een geheimzinnig lachje, het hoofd. „En om de stemming er weer in te brengen, zal ik nu eens laten hoo- ren, hoe humoristische liedjes ge- Zongen moeten worden 'N VERSLAAFD KAARTER. „Zijn koningen-altijd goed, vader?" „Gewoonlijk wel, jongen, maar azen zijn altijd beter." EEN RAKKER. Hans was aan het voetballen op straat, toen hij per ongeluk den bal door een keukenraam schopte. De vrouw des huizes schoot woedend naar buiten en dreigde de politie te zullen roepen. Maar Hans zei, dat hij zijn vader, die glazenmaker was, zou halen om een nieuwe ruit in het keukenraam te zetten. De dame nam hiermee ge noegen en zou den bal houden, totdat de jongen met den glazenmaker te rugkwam. Ongeveer Iff minuten later stonden beiden voor het huis. De dame gaf Hans toen den bal terug cn deze liep fluitende weg. De man had de ruit na 'n kwartiertje ingezet en aan zijn pet tikkend, zei hij „Dat is twee gulden veertig, me vrouw." Dc dame keek hem veraasd aan en sprak „En die jongen vertelde mij, dat u zijn vader was en dat u de ruit zoudt inzetten, omdat hij die gebroken had." „Ik ben zijn vader niet," antwoordde de man en krabde zich achter het oor. „Hij kwam naar me toe en zei, dat ik de ruit van het keukenraam bij zijn moeder moest inzetten." LANGS EEN OMWEG, „Mejuffrouw, gij zijt de ster van dezen avond." „Werkelijk mijnheer? U bent de eerste, die mij dat zegt 1" „Veroorloof mij dan gebruik te ma ken van het recht van den astronoom." „Welk recht „Het recht om mijn na3m te geven aan de ster, die ik ontdekt heb." HIJ WIST HET PRECIES. De jonge Van Kasper deed natuur kundige onderzoekingen. Eens wan delde hij met zijn vader op het veld en zag daar een wilde kastanje in haar stekelig omhulsel liggen. De vader vroeg hierop, wat dit mbcht zijn. „Dat vader," gat de geleerde ten antwoord, „dat is het ci van een ste kelvarken." SOLLICITANT. Een jongen, die werk zocht, zag aan een winkel een bordje hangen met de woorden „Jongen gevraagd." Hij nam het bordje weg en trad den winkel binnen De winkelier kwam naar hem toe en vroeg„Waarom breng je dat bordje binnen „Omdat het buiten niet meer hoeft te hangen," antwoordde de jongen leuk. „Ik neem het baantie aan I" WAAROM. Juffrouw „Kapitein, waarom heb ben schepen meestal vrouwennamen Kapitein „Ik denk, juffrouw, om dat de takelage zooveel kost." WAAR GEBEURD. Een dame stapt lijn 9 binnen. De conducteur komt bij haar en geeft haar een kaartje van 10 cent. De dame grabbelt in haar porte- monnaie en betaalt met twintig halve centjes De conducteur aarzelt, maar een onvriendelijk, bulhondig heer, die na de dame is ingestapt, snauwt den con ducteur toe „Aannemen Wat denk je wel 't te wettige munt." De conducteur aanvaardt de twintig halfjes en vraagt den heer waar hij heen moet. „Eindpuntsnauwt de bulhond. De conducteur geeft hem een kaartje van 10 cent. De bulhond betaalt met een kwartje. De conducteur steekt het in zijn tasch en geeft den bulhond één stuiver en twintig halfjes terug. „Wettige munt, meneer zegt hij. De.heele tram giert van de pret DE MELK THUIS. Van de boerin hadden de jongens elk een glas heerlijke versche melk gekre gen. „Wel jongens, smaakte het vroeg zij. „Nou, en of. Wij wilden dat onze melkboer ook koeien had 1" VOOR DE RECHTBANK. „Erkent gij schuldig te zijn vroeg de rechter. De beklaagde wreel zich over het hoofd en werd blijkbaar zenuwachtig. Toen boog liij zich naar zijn verdedi ger over en fluisterde hoorbaar „Wat hadden we ook weer afgespro ken Ik beu het vergeten IN HOOGER BEROEP. Jonge advocaat „U weigert mij dus de hand van uw dochter Mijnheer Goedbloed „Ja. mijn heer Advocaat „Dan ga ik 111 hooger beroep Mijnheer Goedbloed „Hoe meent u dat?" Advocaat „Ik zal mij bij uw vrouw vervoegen HOERA 1 In een rustige straat, in een van de nieuwe Haagsche wijken, werd op een dag een kaart voor het raam van een der huizen gezet met het opschrift „piano te koop" Voor het raam van het huis ei naast verscheen onmiddellijk ook een kaart, met slechts één woord er op „Hoera 1" „Welk wapen Dat vader zich destijds in zijne plaats tot hoofd der familie ver klaarde Daarin hebben al de andere leden van ons geslacht toegestemd. En Heinrich's tegenwoordig gedrag recht vaardigt dit besluit ten volle." „GoedMaar vader heeft hem ook de betrekking van raadsschrijvcr ont nomen." „Omdat neef Hemrich die betrekking niet naar benooren vervulde. Als schout moest hij aan Heinrich's willekeurig gedrag paal en perk stellen." „Het moeten toch slechts zaken van weinig beteekenis geweest zijn. Hoofd zakelijk slordigheid, naar ik vernomen heb. Men had dat kunnen vergoe.ijken En sedert dat oogenblik is van een ver zoening geen sprake meer Toen voor een jaar of drie neef Hemrich een pel grimstocht naar Rome maakte en her gezegend lichaam der H. Christina, thans in de kerk te St. Oswald rustende, naar Zug overbracht, wilde pastoor Moor- zaliger eene verzoening bewerken Zijne pogingen baatten niet. Neef Hemrich verlangde het herstel van al zijne ver meende rechten, terwijl vader volhield, dat hij zijn neef geen vergoeding ver schuldigd was." „Zoo zal het ook wet zijn. Hcei royaal heeft men neef Heinrich niet behandeld maar vader was toch niet beslist oneerlijk jegens hem. Maar nog altijd hebt gij mij niet liet wapen genoemd, waarmee hij vader zou kunnen bestrijden." „Toen Heinrich nog raadsschrijver was en met vader, die toenmaals stads- schout en tegelijk schout van het lan delijk gedeelte was, hier op Zurlauben samenwerkte, moet hij zich heimelijk in het bezit der rekeningen van het Bour gondisch zout gesteld hebben Vader ontdekte deze trouweloosheid en werd daarover schrikkelijk boos. Maar Hein rich hield brutaal staande, dat hij hei volste recht op die papieren had, omdat zij afkomstig waren uit de nalatenschap zijns vaders. Beat Jacob II Gij weet, dar van onze familie vele leden de erf genamen van Beat Jacob in dit punt gelijk geven. Korf en goed vader moest in die dagen zijne gramschap, zoo goed en kwaad hef ging, bedwingen en neef Heinrich gaf hem ten slotte de papieren terug Hij schijnt er echter afschrift van genomen te hebben en die afschrif ten moeten óp dit oogenblik bij den Zwarten Schoenmaker berusten of en misschien is hef laatste wel het aanne- melijkste, hij bedreigt vader ze dien advocaat tc zullen overhandigen." „En gij zoudt bevreesd zijn, dat die rekeningen nier kloppen?" vroeg Mar- gret-Kathri. „Dat moet ik wet denken, zeide At- lante en loosde een diepen zucht. „In elk geval moet een handige advocaat, gelijk dez^ Schumacher, daaruit een gevaarlijk wapen kunnen smeden. Anders begrijp ik ten minste niet. waarom vader zoo onrustig is." „O weeEn Schumacher is een ge vaarlijk man f" sprak mevrouw Snijder angstig „De heeie familie behoort tot de „ge- teekenden' Zijn grootvader stierf aan een kwade ziekte 111 het ziekenhuis zijne grootmoeder Katharin-Egh weid als heks verbrand Van Zulke lieden kan men slechts onheil verwachten En gij zegt, dat die akelige neef Heinrich zich mer dien advocaat <n betrekking stelde Atlante knikte bevestigend. „Hij maakt Josephine Schumacher het hof! Wat zegt ge daarvan „Een Zurlauben de dochter uit zulk eene ongeluksfamilie?" „Op Josephine valt mets te zeggen Zij is een degelijk braaf meisje. Vandaag was zij nog met haar kleine zus hier in den tuin gij weet. dat wij samen de school bezochten en nu hebben wij de vriendschap hernieuwd. Och. dat het ons mocht gelukken, den ouden haat tusschen beide families uit .-en weg te ruimen, dien haat, welke alleen satan genoegen kan verschaffenOverigens moët ik u zeggen, dat de advocaat Schu macher als een godsdienstig weldadig man bekend staat. Pastcoor Moor zali ger en hij hebben om zoo te zeggen met hun beiden de L. Vr. Kerk in de oude stad opnieuw laten beschilderen Misschien, dat hij hoopte, daardoor zijne familie van den vlcék, die op het huis scheen te rusten, te kunnen be vrijden. Met dat al heeft hij zich door die daad veie vrienden onder de burgerij verworven. Des te.meer vreest vader hem. En dien man heeft vader uitgenoodigd op het feest, dat hier overmorgen ge geven wordt." „O wee O wee i Dat bevalt mij niet Dan heeft vader wel reden bang voor hem te zijn. Anders had hij hem niet gevraagd. Daarom moeten wij samen alles beproeven om vader te overreden met dien Zwarten Schoenmaker eene overeenkomst te sluiten. Ik zou willen, dat vader Zurlauben verliet en dat gij allen bij ons te Luzern ging wonen Hij heeft bij ons het burgerrecht en zou daar bij de patriciërs beter op zijn plaats zijn dan te midden der democratische par tijen hier te Zug. Thans hebben wij echter genoeg gebabbeld. Middernacht is reeds gepasseerd. Ga slapen Ik zal ook pro- beeren of ik den slaap kan vatten. Met het oog op de stiefmoeder, wil ik hare zuster bij gelegenheid waarschuwen maar die paar duizend livres voor zaal cn feest brengen vader niet 111 gevaar dat bedreigt ons van den kant des braven neefs en van dien des zwarten schoen makers." De zusters wenschten elkander goe den nacht en mevrouw Warteusee, ver moeid van de reis, sliep trots de zorgen 9m het welzijn liaars vaders, eindelijk in. Hef klokje van de slotkapel wekte haar, toen de zon bereids hare stralen door het venster wierp Het zou een heerlijke dag worden. De lucht was helder een koel windje rim pelde ternauwernood het meer de bloe men in den tuin geurden overheerlijk Mevrouw Snijder kleedde zich haastig aan en Trad voor hei raam. Maar de hel dere zonneschijn stemde haar niet vroo- lijk met het ontwaken werd ook de gedachte aan de moeilijke omstandig heden, waarin vader verkeerde, weer levendig. Zij viel op hare knieën om alles, wat ze dien dag doen of lijden zou, aan God op te dragen cn tevens om hem te smeekeu haren vader tc willen be scheur cn. Eindelijk stond zij op. „Komaan het hoofd omhoog I" Met tieze woorden trachtte zij zich moed in te spreken. „Eerst de H. Mis bijgewoond, en dan met Gods hulp nagedacht, wat ik tegen vader rroet zeggen." Eaasti? begaf zij zich naar de slaap kamer daarnaast en wekte hare jongens. „Vooruit, 'OQpenr Opgestaan' F ebt gij het klokje niet gehoord dat 11 tot de kapel riep Komt, Yiings de dekens op zij en er af. Wasch den slaap uit uwe oogen en ziet welk schoon weer de goede Gcd ons eschonken heeft Feat en uom haastten zich en kniel den enkele n inuten later, de een ter rechterzijde, de ander ter linker van den eerbiedwaardigen pater Capucijn die dc H. Mis las, Zij baden ook vc gr t- vaderwij) iroeder het hun kevo.en had. Maar ondertusschen vlogen hunne f edachten naar het blauwe meer en God weet, waarheen zoodat de kleine Kon rad bij den Sanctus bijna het schellen zou vergeten hebben Hij merkte het gelukkig nog intijds en slingerde de schel des te krachtiger heen en weer Toch vervulden de jotmens zoo eoed hun plicht en laven zoo stichtend 00 hunne knieën op de onderste tree van hef altaar, dat de gcloovieen, die de H Mis bijwoonden, er door getroffen werden en de natcr aan elk hunner een plantje overreikte, Ook dc moeder was tevreden en ver oorloofde hen, een tochtje op het meer te maken, mits onder de hoede van een vertrouwd dienaar. „Waar was grootvader tcch?" vroe<j Kuotii. „Gaat die niet naar de kerk Hij zou het stellig pleizierig gevonden hebben, als hij zag, dat Beat en ik aan het altaar waren." „Grootvader gaat anders alle dagen naar de H. Mis," antwoordde de moeder. „Wellicht is hij thans niet al te goed. Vraag Atlante of ze uwe melkpap klaar zet en een flink sterk „Aukenbrot" erbij. Dan mcogt ge roeien. Grootvader kunt ge later wel goeden dag zeggen." Terwijl de knapen onder toezicht van een vertrouwd bediende een roei tochtje maakten, had de moeder den anderen, den trouwen Friedli opgewacht cn hem in het kleine torenkamertje een en ander gevraagd. De goede man be vestigde, hetgeen Atlante gezegd-had, dat het op het kasteel Zurlauben, na het huwelijk met de nieuwe mevrouw, wel wat al te royaal toeging. De tegenwoor dige barones is nog jong," zeide hij, „dan was mevrouw zaliger uwe moeder eene h etere huisvrouw Maar zoolang de rijke pensions a volonté uit Frankrijk blijven vloeien, hindert het niet. 't Is waar, dat kon we) eens spoedig gedaan zijn maar het kan ook wel zoo blijven. Ik zal u eens wat zeggen Die Zumbach die nare kerel en Jozue Schickcr en dc zwarte schoenmaker jammer dat hij met die anderen samenspant zijn al maanden aan het woelen. Ze ver langen een andere verdeeling der Fran- sche gelden, niet door het huis Zurlauben, zcoals tot heden maar eene onpartijdige cn gelijkmatige, waarbij ze aan ieder gouden bergen beloven. Het zou mij niet verwonderen, dat, als zij op de eerst volgende vergadering het grootste aan tal stemmen bekomen, het tegenwoor dige bestuur zijn dagen gehad heeft en dat zij van onzen lieven, genadigen ba ron rekenschap zullen eischen aangaande de pensions en het Bourgondisch zout. En naar ik gehoord heb verlangen en kelen onder hen zelfs restitutie. En die heeren zijn daartoe brutaal genoeg cn God weet, of ze nog niet meer begeeren, als ze het heft in handen hebben Dat zou uwen heer vader, mijn genadigen meester krenken. Ja, ik ben bang, dat hij het besterven zal. De onaangenaam heden welke zijn heer neef hem berok kent hinderen hem al reeds meer dan hij laat blijken. Ik mag het u niet ver zwijgen de dokter schudt maar aldoor het hoofd over zijn toestand, zoo dikwijls hij eene visite gemaakt heeft. De heer baron is veel magerder gewor den. Het zou een geluk zijn, als gij hem kondet overreden, vóór de aanstaande vergadering naar Luzern te verhuizen. Daar roept hij mij 1 Ik zal hem dade lijk zijne morgensoep brengen en tevens berichten dat gij hem verlangt te spreken. Hij laat zich anders niet zien, voor hij gepoederd en heelemaal gekleed is, zelfs niet bij mevrouw de barones. Maar voor zijn lieve oudste dochter Margret-Kathri zal hij eene uitzondering maken. Ik ga. God zegene uwe woorden I" Een oogenblik iatei haalde Friedli de dochter zijns meesters en opende het studeervertrek van den baron, haar aandienende met de woorden „Mijne genadige mevrouw Snijder van War- fensee." Nadat de deur achter de binnengeko- niene gesloten was, wees de baron met een vermoeiden glimlach op een divan en zeide „Een genadige mevrouw" kon ik ei genlijk niet in mijn chambercloak ont vangen mijn allerliefste dochter echter wel. Wat ziet ge er flink uit een echte Zurlauben Barry, netjes hoor En groet mijne Margret-Kathri, zobals het de dochter uws meesters toekomt I" Dadelijk stond dc St Bernardshond overeind cn reikte onder vroolijk gekwis- pel de dochter des huizes zijn zwaren voorpoot. Toen keerde hij naar zijn mees ter terug en ging rechtoo naast diens leunstoel zitten. Baron Fidel streek den hond over den ruig bchaarden kop en zeide „Als de leden van ons huis tnrj tenminste zoo trouw waren als Larry, zou ik mij ook beter gevoelenNu, Margret-Kathri, ge scheen verschrikt te zijn, toen gij mij zaagtis het zoo slim Inderdaad Mevrouw van Wartensee had zich niet zoo spoedig hersteld van den schik. Want hoewel baron Fidel er den vorigen avond nog welgedaan uit zag, scheen hij thans lijdende. De diep gezonken oogen, de vale gele wangen en de kleurlooze lippen bewezen, 'dat de ziekte hem erg aangetast had en me vrouw Snijder wist eerst niet, wat zij op zijne woorden moest zeggen. Einde lijk zeide zij „Vader, gij hebt bepaald niet goed geslapen. Gij moet meer rust nemen, dan zal de frissche kleur wel weer terugkomen 1" „De kleur Daarvoor zal Friedli zor gen Als ik in plaats van dit zijden ka lotje de groote pruik op het hoofd heb en den slaaprok verwisseld met den stijven statierok, dan ben ik weer dezelfde statige ïrau," sprak de baren met eert treurig lachje. Maar op schamperen toon voegde hij erbij „De dokter spreekt mij dag in, dag int, mij niet te ergeren I Hij zou net zoo reed kunnen zeggen, „ge moog! geen adem halen want stof tot ergernis heb ik hier te Zug rr.eer dan ik u kan zeggen. Daar, lees dezen dreigbrief van mijn lieven neef eens. Als ik binnen drie dagen niet voldoe aau hetgeen hij van mij vordert, zal hij mij gerechtelijk laten vervolgen, op gevaar af, dat de naam eens Zurlauben als die van een bedrieger gebrandmerkt wordt Zie, dat durft hij mij te schrijven. Gis terenavond, toen ik na het avondmaal op mijne kamer kwam, vend ik dat schrij ven op tafel liggen. Ik heb natuurlijk van ergernis den ganscben nacht reen oog toegedaan 1" „Arme vader 1 Dal kan zoo niet lan ger 1 Gij zoudt op die wijze vóór uwe iaren ten grave dalen 1 Ga nu naar Lu zern, opdat ge langzamerhand die akelige geschiedenis met diert cngelukkigen neef vergeet. Wij zullen uwen breeder, den abt van Rheinau, uwen neef, den pas toor Wickert, en nog enkele invloed rijke mannen onzer familie verzoeken, een verdrag op te stellen Vccral r.eea proces „Heinrich wil van een verdrag of overeenkomst echter niets weten. Maai de zaak is ook al te ver gedreven. Ik,denk dat de zwarte schoenmaker dc papieren bewaart, welke die akelige neef gestolen heeft. Zij willen er een volkszaak van maken. Maar ik hc% hen vcor te zi n. Op het feest, dat ik tegen morgenavend op touw gezet heb, verwacht ik al tr ijn politieke vrienden. Ik heb den raads heer Schumacher ook uitgenoodigd. Wel licht, dat ik hem nog overhaal tol enze partij toe te treden. Èn het volk zullen wij wel .door de oude middelen weien tc bewerken. „Panem et Circenses riepen de oude Rotreincn, en enze Zuper burgers en boeren laten zich heden ten dage nog met hetzelfde tooverwcord over halen. Te cordeelcn naar de toespeling van den markies Dc Bonnac verwacht ik binnen korten tijd de verbindende 'tijding dat den honing van Frankrijk een zoon geboren is. Dan wordt er geld onder het volk geworpen en zal de wijn bij stroomen vloeien. Laat dan genst Schicker van Baar en de zwarte schoen maker, als hij met intijds verstandig is geworden tot onze partij over te gaan, naar welgevallen in den raad tegen dc Zuriauben ageeren; het volk, met let Fransche geld in den zak en den wiin van den Franschcn dauphin in het hoofd, stemt voor ons 1 Neen, ik acht r.cch turn private aangelegenheid ticeh de ^aak oneer partii verloren 1" De baron was door dit gesprek 200 in vuur geraakt, dat de oude kleur op zijn wangen terugkeerde en de oogen schitterden. Maar het was slechts voor een oogenblik Uitgeput zonk hij 111 21'iti leuningstoel terug en zeide „Verloren acht ik de zaak nog niet. maar wij zouden tn onze hoop op de geboorte van een dauphin teleurgesteld kunnen wotden cn dan ware het proces tnet den vcrach- relijken neef 011s erg onaangenaam en kon het onze partij zelfs ten val brengen l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 11