=3
De Zwarte Schoenmaker
ZESDE JAARGANG 192?
V 3 A A L UIT JET 1 f 3 E 13 3 H! VOLKSLEVEN
lijk met ee:i vLa-;. taclc.dk. En lang-
sa crhand eclipseerde oom Lode wijk.
.deneer deBcaulicu droeg uit
stekend voor, en zijn liedjes waren
nieuw. Hij speelde uitstekend.
Zoodra liet eerste lied uit was,
v. rd er luidruchtig om 'n nieuw
,'raagd en toen, om 'n derde.
De kinderen gunden hem nauwe
lijks even rust en ze waren gedach
teloos genoeg om gedurende die rust
weer aan 'n spelletje te beginnen,
zonder ook maar 'n oogenblik te
denken aan oom Lcdewijk.
Ze zagen heelernaai niet, hoezeer
oo Lodewijk uit z'n humeur was.
Hij was zóó verontwaardigd over
het succes van zijn mededinger, dat
hij er eerst heelcmaa) niet aan dacht
om ook nog wat tot het amusement
*van de gasten bij te dragen.
En toen hij eindelijk besloten had,
toen tnaar weer eens tegen dien in
dringer op te treden, had die de bru
taliteit. zelf weer dadelijk voor de
piano te gaan zitten
Eeii half uur aan één stuk door,
bleef meneer de Bcaulicu voor de
piano en liij viel hoe langer hoe meer
in den smaak. Hij ratelde het eene
lied na het andere en de kinderen
hadden dolle pret.
Verdrietig stond oom Lodewijk
naar den jongen man aan de piano
te kijken Zijn rijk als erkend humo
rist was uit. Hij was aan den dijk ge
zet Een sjofele tooneelspeler zonde;
emplooi had hem verdrongen.
Maar er was een zekere helden
moed in oom Lodewijk. Hij was niet
van plan om zóó maar het veld te
ruimen, hij dacht er niet aan, zich,
zonder slag of stoot over te geven
Zoo vele iaren was hij de erkende
groote tnan geweest op de kinder
partijen van villa Acacia en dat zou
nu ineens uit moeten wezen? Dat
zou hii de lui eens anders laten zien
Maar hoe? Vruchteloos zocht com
Lodewijk naar een middel 0111 zijn
ouden roem te herstellen. Dat er een
stuk van het plafond naar beneden
zou vallen om dien meneer Beaulieu
te verpletteren, was een inval, die
wet niet tot werkelijkheid zou worden.
En dat er een lid van de Bescherming
van Dieren zou komen orp zijn op
treden te verbieden, was al even on
waarschijnlijk
Zoo spande oom Lodewijk tever
geefs zijn hersens in.
„Zingt u nu niet weer eens wat,
oom Lo?" vroeg Ru, na het idiote
applaus voor het een of andere non
sens liedje
„Nee longen, dank ;e wel", zei
oom Lodewijk stijfjes
„O, willen wé dan eens aan '11 stoe
lendans beginnen V' stelde Ru toen
vo-or en meteen was hii verdwenen
Hij had niet eens dc moeite geno
men om 'n beetje aan te dringen
Hij was niet eens teleurgesteld ge»
weest om de weigering van oom Lo
dewijk 1 Ja, 't leek er zelfs op, of hij
er mee in z'n schik was
„Best jongetje", dacht oom Lode
wijk. „Ik zal ie nog wel eens wat
anders laten zien 1"
Maar wat? Wat?
Na den stoelendans werd er ge
soupeerd in de aangrenzende eetkamer
Oo n Lodewijk stond met een donker
gezicht in het tjokvolle vertrek. Nie
mand nam notitie van hem. Ze hadden
het allemaal even druk met eten cn
drinken en ze lachten nog om de
grappen - van meneer de Bcaulieu
Oom Lodewijk nam een glas wijn
en voelde zich 'tl beetje opgeruimder.
Hij nam een tweede glas cn kwam
tot de conclusie, dat die Beaulieu
heusch niet zoo bizonder was
„Ik zal hem nog we) krijgen
beloofde oom Lodewijk zich zelf
Als hij nu eens een van die liedjes
kon bederven pang, midden erin.
zóó, dat hij alle lachers op z'n hand
kreeg en hield
-Iet verlangen was niet loffelijk,
maar oom Lodewijk had dien avopd.
door zijn achteruitzetting zeer ge
leden
la net souper, toen dc gasten weer
teru? gingen naar liet salon, annon
ceerde Ru. dat meneer de Eeaulieu
weer iets zingen zou. „In costuum.
moeten lullie weten
Groot applaus en oom Lodewijk
kreeg 'u gevoel f alsof zijn tijd nu in
aantocht was.
„Vaat kan ik me verkleeden?"
vroe-netteer de Bcaulieu. „Ik heb
'n koffertje bij me met pruiken en-
zoovoort."
O boven te niitntg genoeg", zei
Ru
Meneer dc Bcaulieu aarzelde.
„Ook voldoende licht Ik moet
goed licht hebben voor 't grimeeren.
natuurlijk."
„Ja, dat zal wel gaan."
„Die eetkamer lijkt me toch meer
geschikt", vond meneer de Beaulieu. -
„Zoo dicht bij dat is makkelijk
dan ben ik gauw klaar. En 't wórdt
al laat Ik katrnog maar even blijven."
Een koor van protesten ging op
en de acteur glimlachte tevreden.
„U kunt de eetkamer natuurlijk
gebruiken, meneer de Beaulieu", zei
mevrouw van Someren. „Maar het
is daar nu zoo'n rommel."
„O, dat hindert niet", stelde hij
haar gerust. „Ik heb maar een klein
hoekje van de kamer noodig. En er
is een scherm meen ik."
„Ja zeker, een scherm is er", zei
mevrouw van Someren. „En 'n spiegel
ook Als u even zoudt kunnen wach
ten, dan laat ik 'a klein beetje op
ruimen."
„Zeker", stemde meneer de Beaulieu
toe, „Ik dank u wel. Maar laat ik u
niet te veel moeite veroorzaken."
„Maar meneer de Beaulieu. Dat
bcteekent niets. Het is me een ge
noegen. U bent zóó allervriendelijkst
geweest van avond."
„Wat 'n complimentendacht
oom Lodewijk. „Ën nou moet meneer
de tooneelspeler zich gaan costu-
meeren. Ik hoef me niet toe te takelen
om de lui te amuseeren. Ik kan 't
wel zonder grime en pruiken en al dien
rommel 1 Als ik me cosiumcerde
Oom Lodewijk kreeg opeens '11
idee.
„Als ik me nou ook eens verkleedde
en ik kwam onverwachts binnen,
midden in z'n voordracht stelde
hij zich zelf voor. „Dat zou liern wel
'11 beetje in de war brengen. Dan kon
ik met 'n paar geestigheden komen.
Ik zou wet eens willen zien, of ik
dan niet tegen hem op zou kunnen
Als ik me eens aankleedde, zcoals
dien avond in Den Haag
Oom Lodewijk haalde zich het
tooneel nog eens voor den geest.
In een deftig pension was 't geweest,
op een druilerigen regendag. Iedereen
had 't land. Toen had hij een japon
en '11 hoed van een der dames geleend
en daarmee getooid was hij de con
versatiezaal in gekomen.
„Als geëlectriceerd v.-aren ze", over
peinsde hij. „O, o, wat is er tóén
gelachen En toen ik door de kamer
wandelde als een oude juffrouw, die
'11 bus achterna loopt
Hij lachte hardop bij de herinnering.
En toen lachte hij nog eens zachtjes
na, terwijl hij zich in de handen wreef.
„Waar denkt u aan oom? vroeg
Mies je.
Hij" schudde het hoofd.
„Dat merk ie later wel", beloofde
hij haar.
.Hij had een plan maar daar wilde
hij tevoren niets van vertellen. Het
moest een algeheele verrassing blijven.
Als hij er iemand wat van zei, kon
die Beaulieu er ook van hcoren en
die mocht er juist niets van weten.
„Ik wacht tot hij midtjen in z'n
lied is en dan klop ik hard op de deur",
dacht oom Lodewijk. En als de deur
open gaat, zullen ze mij zien een
vreemde vrouw zullen ze eerst den
ken en dan loop ik recht op hem
af cn ik roep „M'n man Ik moet
m'n man hebben 1" En ik zal vertellen,
dat Beaulieu m'n man is en dat hij
van me weggeloopen is en zoo meer.
Wat zullen ze lachen En als ik hem
dan niet 't land in iaag, dan wil ik
'n boon wezen
En oom Lodewijk lachte weer bij
de gedachte alleen.
Ongemerkt wist hij de kamer uit
te komen. Hij wist gelukkig overal
den weg en in Tine's kamer zou hij
wel 't een cn ander vinden wat hij
gebruiken kon
Op het bed tag een dameshoedje,
dat oom Lodewijk dadelijk opzette 1
Hij keek in den spiegel en trok 'n
paar grimassen
„Nou nog 'n lurk ook", zei hij en
hij opende de deur van de groote
spiegelkast in den hoek. In het half
donker hingen daar een aantal ia-
ponnen Hij stak z'n hand uit, om een
der jurken naar voren te halen, maar
verschrikt trok hij ze weer terug. Hij
had iets hard aangeraakt. En opeens
wist hij. dat het een menschenarm
was
Sccondeniang bleet oom Lodewijk
doodstil staan, te verbaasd om gere
geld te kunnen denken. Toen kwam
er een lammerende stem uit de kast
„Laat me asjeblieft paan meneer.
Ik heb niks gestolen, ik heb nog niks
aangeraakt. Ik ben hier net pas 1"
Toen versmoorde dc stem. Want
oom Lodewijk liad eindelijk zijn
denkvermogen terug gekregen, de
kastdeur dicht gegooid en den sleutel
omgedraaid.
Toen overlegde hij. Dit beteekende
een triomf voor hem, waarbij die
flauwe liedjes van dien knul beneden
in 't niet zouden zinken. En dien
triomf wilde hij nu ook zoo groot
mogelijk maken.
„Als ik nou naar beneden ga en de
zaak vertel", zoo dacht hij, „dan
rennen ze natuurlijk allemaal naar
boven om hem in te pikken, en ze
willen allemaal mee genieten van de
eer. Maar als ik alleen hem aan de
politie overlever, dan is alle eer voor
mij."
E11 oom Lodewijk liep vlug de trap
af en de straat op. Tot zijn vreugde
zag hij een eindje verderop een poii-
tie-agent.
„Vlug nep com Lodewijk. „Ik
heb een inbreker gesnapt en ik heb
hem opgesloten."
De agent keek verbaasd naar den
heer in jacquet met 'n dameshoedje
„Kom dan", riep oom Lodewijk
ongeduldig.
De agent kwam dichterbij, maar
opeens schoot er een gedaante uit 't
huis, die met ongelooflijke snelheid
voorbij rende.
„Hij is er vandoor Hij heeft het
slot van de kast geforceerd", riep
oom Lodewijk.
Maar de politie-agent luisterde niet
naar hem. Hij zette den inbreker
achterna, doch 11a een poosje kwam
hij terug.
„Hij is er vandoor",- constateerde
hij spijtig. „Maar u kunt me z'n sig
nalement geven. Ik denk niet, dat
hij iets meegenomen heeft, maar ik
zal even met u meegaan naar binnen
om '11 onderzoek in te stellen."
Toen nu oom Lodewijk met den
agent de stoep op liep, werd de deur
van 't huis heel, heel zachtjes geopend
en op den drempel verscheen meneer
de Beaulieu.
Verschrikt deinsde hij achteruit
bij het zien van den man der wet, zijn
koffertje viel hem uit de hand, het
slot ervan brak open en een aantal
zilveren vorken en lepels dansten
de stoep af.
„Ha, jou heb ik gesnapt 1" schreeuw-
de oom Lodewijk.
'11 Hall uur later nam oom Lodewijk
met groote beminnelijkheid de com
plimenten en gelukwenschen van het
gezelschap in ontvangst.
„Nou, nou, laten we er maar niet
meer over praten zei hij ten slotte
bescheiden „Ik zag onmiddellijk dat
er met dien vriend van Ru iets niet
in den haak was en ik heb m'n eigen
systeem gevolgd om hem te snappen
„Maar ik dacht, dat u boven iemand
gezien had", begon Ru.
„Boven? Och.-dat was niets", zei
oom Lodewijk luchtig. „Hij" deed
geen kwaad daarom heb ik er me
niet druk over gemaakt. Maar dien
Beaulieu ik dacht wel, dat ik hem
te pakken zou krijgen eer dc avond
om was 1"
„Ja", zei mevrouw van Someren,
„maar hoe wist je toch, dat
Maar oom Lodewijk schudde met
een geheimzinnig lachje, het hoofd.
„En om de stemming er weer in
te brengen, zal ik nu eens laten hoo-
ren, hoe humoristische liedjes ge-
Zongen moeten worden
'N VERSLAAFD KAARTER.
„Zijn koningen-altijd goed, vader?"
„Gewoonlijk wel, jongen, maar
azen zijn altijd beter."
EEN RAKKER.
Hans was aan het voetballen op
straat, toen hij per ongeluk den bal
door een keukenraam schopte. De
vrouw des huizes schoot woedend naar
buiten en dreigde de politie te zullen
roepen. Maar Hans zei, dat hij zijn
vader, die glazenmaker was, zou halen
om een nieuwe ruit in het keukenraam
te zetten. De dame nam hiermee ge
noegen en zou den bal houden, totdat
de jongen met den glazenmaker te
rugkwam. Ongeveer Iff minuten later
stonden beiden voor het huis. De
dame gaf Hans toen den bal terug cn
deze liep fluitende weg.
De man had de ruit na 'n kwartiertje
ingezet en aan zijn pet tikkend, zei hij
„Dat is twee gulden veertig, me
vrouw."
Dc dame keek hem veraasd aan en
sprak
„En die jongen vertelde mij, dat u
zijn vader was en dat u de ruit zoudt
inzetten, omdat hij die gebroken had."
„Ik ben zijn vader niet," antwoordde
de man en krabde zich achter het oor.
„Hij kwam naar me toe en zei, dat
ik de ruit van het keukenraam bij zijn
moeder moest inzetten."
LANGS EEN OMWEG,
„Mejuffrouw, gij zijt de ster van
dezen avond."
„Werkelijk mijnheer? U bent de
eerste, die mij dat zegt 1"
„Veroorloof mij dan gebruik te ma
ken van het recht van den astronoom."
„Welk recht
„Het recht om mijn na3m te geven
aan de ster, die ik ontdekt heb."
HIJ WIST HET PRECIES.
De jonge Van Kasper deed natuur
kundige onderzoekingen. Eens wan
delde hij met zijn vader op het veld
en zag daar een wilde kastanje in haar
stekelig omhulsel liggen.
De vader vroeg hierop, wat dit
mbcht zijn.
„Dat vader," gat de geleerde ten
antwoord, „dat is het ci van een ste
kelvarken."
SOLLICITANT.
Een jongen, die werk zocht, zag aan
een winkel een bordje hangen met de
woorden „Jongen gevraagd."
Hij nam het bordje weg en trad den
winkel binnen De winkelier kwam
naar hem toe en vroeg„Waarom
breng je dat bordje binnen
„Omdat het buiten niet meer hoeft
te hangen," antwoordde de jongen leuk.
„Ik neem het baantie aan I"
WAAROM.
Juffrouw „Kapitein, waarom heb
ben schepen meestal vrouwennamen
Kapitein „Ik denk, juffrouw, om
dat de takelage zooveel kost."
WAAR GEBEURD.
Een dame stapt lijn 9 binnen.
De conducteur komt bij haar en
geeft haar een kaartje van 10 cent.
De dame grabbelt in haar porte-
monnaie en betaalt met twintig halve
centjes
De conducteur aarzelt, maar een
onvriendelijk, bulhondig heer, die na
de dame is ingestapt, snauwt den con
ducteur toe
„Aannemen Wat denk je wel 't te
wettige munt."
De conducteur aanvaardt de twintig
halfjes en vraagt den heer waar hij heen
moet.
„Eindpuntsnauwt de bulhond.
De conducteur geeft hem een kaartje
van 10 cent.
De bulhond betaalt met een kwartje.
De conducteur steekt het in zijn
tasch en geeft den bulhond één stuiver
en twintig halfjes terug.
„Wettige munt, meneer zegt hij.
De.heele tram giert van de pret
DE MELK THUIS.
Van de boerin hadden de jongens elk
een glas heerlijke versche melk gekre
gen.
„Wel jongens, smaakte het vroeg
zij.
„Nou, en of. Wij wilden dat onze
melkboer ook koeien had 1"
VOOR DE RECHTBANK.
„Erkent gij schuldig te zijn vroeg
de rechter.
De beklaagde wreel zich over het
hoofd en werd blijkbaar zenuwachtig.
Toen boog liij zich naar zijn verdedi
ger over en fluisterde hoorbaar
„Wat hadden we ook weer afgespro
ken Ik beu het vergeten
IN HOOGER BEROEP.
Jonge advocaat „U weigert mij
dus de hand van uw dochter
Mijnheer Goedbloed „Ja. mijn
heer
Advocaat „Dan ga ik 111 hooger
beroep
Mijnheer Goedbloed „Hoe meent
u dat?"
Advocaat „Ik zal mij bij uw vrouw
vervoegen
HOERA 1
In een rustige straat, in een van de
nieuwe Haagsche wijken, werd op een
dag een kaart voor het raam van een
der huizen gezet met het opschrift
„piano te koop"
Voor het raam van het huis ei naast
verscheen onmiddellijk ook een kaart,
met slechts één woord er op
„Hoera 1"
„Welk wapen Dat vader zich destijds
in zijne plaats tot hoofd der familie ver
klaarde Daarin hebben al de andere
leden van ons geslacht toegestemd. En
Heinrich's tegenwoordig gedrag recht
vaardigt dit besluit ten volle."
„GoedMaar vader heeft hem ook
de betrekking van raadsschrijvcr ont
nomen."
„Omdat neef Hemrich die betrekking
niet naar benooren vervulde. Als schout
moest hij aan Heinrich's willekeurig
gedrag paal en perk stellen."
„Het moeten toch slechts zaken van
weinig beteekenis geweest zijn. Hoofd
zakelijk slordigheid, naar ik vernomen
heb. Men had dat kunnen vergoe.ijken
En sedert dat oogenblik is van een ver
zoening geen sprake meer Toen voor
een jaar of drie neef Hemrich een pel
grimstocht naar Rome maakte en her
gezegend lichaam der H. Christina, thans
in de kerk te St. Oswald rustende, naar
Zug overbracht, wilde pastoor Moor-
zaliger eene verzoening bewerken Zijne
pogingen baatten niet. Neef Hemrich
verlangde het herstel van al zijne ver
meende rechten, terwijl vader volhield,
dat hij zijn neef geen vergoeding ver
schuldigd was."
„Zoo zal het ook wet zijn. Hcei royaal
heeft men neef Heinrich niet behandeld
maar vader was toch niet beslist oneerlijk
jegens hem. Maar nog altijd hebt gij mij
niet liet wapen genoemd, waarmee hij
vader zou kunnen bestrijden."
„Toen Heinrich nog raadsschrijver
was en met vader, die toenmaals stads-
schout en tegelijk schout van het lan
delijk gedeelte was, hier op Zurlauben
samenwerkte, moet hij zich heimelijk
in het bezit der rekeningen van het Bour
gondisch zout gesteld hebben Vader
ontdekte deze trouweloosheid en werd
daarover schrikkelijk boos. Maar Hein
rich hield brutaal staande, dat hij hei
volste recht op die papieren had, omdat
zij afkomstig waren uit de nalatenschap
zijns vaders. Beat Jacob II Gij weet,
dar van onze familie vele leden de erf
genamen van Beat Jacob in dit punt
gelijk geven. Korf en goed vader moest
in die dagen zijne gramschap, zoo goed
en kwaad hef ging, bedwingen en neef
Heinrich gaf hem ten slotte de papieren
terug Hij schijnt er echter afschrift
van genomen te hebben en die afschrif
ten moeten óp dit oogenblik bij den
Zwarten Schoenmaker berusten of en
misschien is hef laatste wel het aanne-
melijkste, hij bedreigt vader ze dien
advocaat tc zullen overhandigen."
„En gij zoudt bevreesd zijn, dat die
rekeningen nier kloppen?" vroeg Mar-
gret-Kathri.
„Dat moet ik wet denken, zeide At-
lante en loosde een diepen zucht. „In
elk geval moet een handige advocaat,
gelijk dez^ Schumacher, daaruit een
gevaarlijk wapen kunnen smeden. Anders
begrijp ik ten minste niet. waarom vader
zoo onrustig is."
„O weeEn Schumacher is een ge
vaarlijk man f" sprak mevrouw Snijder
angstig
„De heeie familie behoort tot de „ge-
teekenden' Zijn grootvader stierf aan
een kwade ziekte 111 het ziekenhuis
zijne grootmoeder Katharin-Egh weid
als heks verbrand Van Zulke lieden
kan men slechts onheil verwachten En
gij zegt, dat die akelige neef Heinrich
zich mer dien advocaat <n betrekking
stelde
Atlante knikte bevestigend. „Hij maakt
Josephine Schumacher het hof! Wat
zegt ge daarvan
„Een Zurlauben de dochter uit zulk
eene ongeluksfamilie?"
„Op Josephine valt mets te zeggen
Zij is een degelijk braaf meisje. Vandaag
was zij nog met haar kleine zus hier in
den tuin gij weet. dat wij samen de
school bezochten en nu hebben wij de
vriendschap hernieuwd. Och. dat het
ons mocht gelukken, den ouden haat
tusschen beide families uit .-en weg te
ruimen, dien haat, welke alleen satan
genoegen kan verschaffenOverigens
moët ik u zeggen, dat de advocaat Schu
macher als een godsdienstig weldadig
man bekend staat. Pastcoor Moor zali
ger en hij hebben om zoo te zeggen
met hun beiden de L. Vr. Kerk in de
oude stad opnieuw laten beschilderen
Misschien, dat hij hoopte, daardoor
zijne familie van den vlcék, die op het
huis scheen te rusten, te kunnen be
vrijden. Met dat al heeft hij zich door
die daad veie vrienden onder de burgerij
verworven. Des te.meer vreest vader hem.
En dien man heeft vader uitgenoodigd
op het feest, dat hier overmorgen ge
geven wordt."
„O wee O wee i Dat bevalt mij niet
Dan heeft vader wel reden bang voor
hem te zijn. Anders had hij hem niet
gevraagd. Daarom moeten wij samen
alles beproeven om vader te overreden
met dien Zwarten Schoenmaker eene
overeenkomst te sluiten. Ik zou willen,
dat vader Zurlauben verliet en dat gij
allen bij ons te Luzern ging wonen Hij
heeft bij ons het burgerrecht en zou daar
bij de patriciërs beter op zijn plaats zijn
dan te midden der democratische par
tijen hier te Zug. Thans hebben wij echter
genoeg gebabbeld. Middernacht is reeds
gepasseerd. Ga slapen Ik zal ook pro-
beeren of ik den slaap kan vatten. Met
het oog op de stiefmoeder, wil ik hare
zuster bij gelegenheid waarschuwen
maar die paar duizend livres voor zaal
cn feest brengen vader niet 111 gevaar
dat bedreigt ons van den kant des braven
neefs en van dien des zwarten schoen
makers."
De zusters wenschten elkander goe
den nacht en mevrouw Warteusee, ver
moeid van de reis, sliep trots de zorgen
9m het welzijn liaars vaders, eindelijk
in. Hef klokje van de slotkapel wekte
haar, toen de zon bereids hare stralen
door het venster wierp
Het zou een heerlijke dag worden. De
lucht was helder een koel windje rim
pelde ternauwernood het meer de bloe
men in den tuin geurden overheerlijk
Mevrouw Snijder kleedde zich haastig
aan en Trad voor hei raam. Maar de hel
dere zonneschijn stemde haar niet vroo-
lijk met het ontwaken werd ook de
gedachte aan de moeilijke omstandig
heden, waarin vader verkeerde, weer
levendig. Zij viel op hare knieën om
alles, wat ze dien dag doen of lijden zou,
aan God op te dragen cn tevens om hem
te smeekeu haren vader tc willen be
scheur cn.
Eindelijk stond zij op. „Komaan
het hoofd omhoog I" Met tieze woorden
trachtte zij zich moed in te spreken.
„Eerst de H. Mis bijgewoond, en dan
met Gods hulp nagedacht, wat ik tegen
vader rroet zeggen."
Eaasti? begaf zij zich naar de slaap
kamer daarnaast en wekte hare jongens.
„Vooruit, 'OQpenr Opgestaan' F ebt
gij het klokje niet gehoord dat 11 tot
de kapel riep Komt, Yiings de dekens
op zij en er af. Wasch den slaap uit uwe
oogen en ziet welk schoon weer de goede
Gcd ons eschonken heeft
Feat en uom haastten zich en kniel
den enkele n inuten later, de een ter
rechterzijde, de ander ter linker van den
eerbiedwaardigen pater Capucijn die
dc H. Mis las, Zij baden ook vc gr t-
vaderwij) iroeder het hun kevo.en
had. Maar ondertusschen vlogen hunne
f edachten naar het blauwe meer en God
weet, waarheen zoodat de kleine Kon
rad bij den Sanctus bijna het schellen
zou vergeten hebben Hij merkte het
gelukkig nog intijds en slingerde de schel
des te krachtiger heen en weer Toch
vervulden de jotmens zoo eoed hun plicht
en laven zoo stichtend 00 hunne knieën
op de onderste tree van hef altaar, dat de
gcloovieen, die de H Mis bijwoonden,
er door getroffen werden en de natcr
aan elk hunner een plantje overreikte,
Ook dc moeder was tevreden en ver
oorloofde hen, een tochtje op het meer
te maken, mits onder de hoede van een
vertrouwd dienaar.
„Waar was grootvader tcch?" vroe<j
Kuotii. „Gaat die niet naar de kerk
Hij zou het stellig pleizierig gevonden
hebben, als hij zag, dat Beat en ik aan
het altaar waren."
„Grootvader gaat anders alle dagen
naar de H. Mis," antwoordde de moeder.
„Wellicht is hij thans niet al te goed.
Vraag Atlante of ze uwe melkpap klaar
zet en een flink sterk „Aukenbrot" erbij.
Dan mcogt ge roeien. Grootvader kunt
ge later wel goeden dag zeggen."
Terwijl de knapen onder toezicht
van een vertrouwd bediende een roei
tochtje maakten, had de moeder den
anderen, den trouwen Friedli opgewacht
cn hem in het kleine torenkamertje een
en ander gevraagd. De goede man be
vestigde, hetgeen Atlante gezegd-had,
dat het op het kasteel Zurlauben, na het
huwelijk met de nieuwe mevrouw, wel
wat al te royaal toeging. De tegenwoor
dige barones is nog jong," zeide hij, „dan
was mevrouw zaliger uwe moeder eene
h etere huisvrouw Maar zoolang de
rijke pensions a volonté uit Frankrijk
blijven vloeien, hindert het niet. 't Is
waar, dat kon we) eens spoedig gedaan
zijn maar het kan ook wel zoo blijven.
Ik zal u eens wat zeggen Die Zumbach
die nare kerel en Jozue Schickcr
en dc zwarte schoenmaker jammer
dat hij met die anderen samenspant
zijn al maanden aan het woelen. Ze ver
langen een andere verdeeling der Fran-
sche gelden, niet door het huis Zurlauben,
zcoals tot heden maar eene onpartijdige
cn gelijkmatige, waarbij ze aan ieder
gouden bergen beloven. Het zou mij
niet verwonderen, dat, als zij op de eerst
volgende vergadering het grootste aan
tal stemmen bekomen, het tegenwoor
dige bestuur zijn dagen gehad heeft en
dat zij van onzen lieven, genadigen ba
ron rekenschap zullen eischen aangaande
de pensions en het Bourgondisch zout.
En naar ik gehoord heb verlangen en
kelen onder hen zelfs restitutie. En die
heeren zijn daartoe brutaal genoeg cn
God weet, of ze nog niet meer begeeren,
als ze het heft in handen hebben Dat
zou uwen heer vader, mijn genadigen
meester krenken. Ja, ik ben bang, dat
hij het besterven zal. De onaangenaam
heden welke zijn heer neef hem berok
kent hinderen hem al reeds meer dan
hij laat blijken. Ik mag het u niet ver
zwijgen de dokter schudt maar aldoor
het hoofd over zijn toestand, zoo dikwijls
hij eene visite gemaakt heeft.
De heer baron is veel magerder gewor
den. Het zou een geluk zijn, als gij hem
kondet overreden, vóór de aanstaande
vergadering naar Luzern te verhuizen.
Daar roept hij mij 1 Ik zal hem dade
lijk zijne morgensoep brengen en tevens
berichten dat gij hem verlangt te spreken.
Hij laat zich anders niet zien, voor hij
gepoederd en heelemaal gekleed is, zelfs
niet bij mevrouw de barones. Maar voor
zijn lieve oudste dochter Margret-Kathri
zal hij eene uitzondering maken. Ik ga.
God zegene uwe woorden I"
Een oogenblik iatei haalde Friedli
de dochter zijns meesters en opende
het studeervertrek van den baron, haar
aandienende met de woorden „Mijne
genadige mevrouw Snijder van War-
fensee."
Nadat de deur achter de binnengeko-
niene gesloten was, wees de baron met
een vermoeiden glimlach op een divan
en zeide
„Een genadige mevrouw" kon ik ei
genlijk niet in mijn chambercloak ont
vangen mijn allerliefste dochter echter
wel. Wat ziet ge er flink uit een echte
Zurlauben Barry, netjes hoor En groet
mijne Margret-Kathri, zobals het de
dochter uws meesters toekomt I"
Dadelijk stond dc St Bernardshond
overeind cn reikte onder vroolijk gekwis-
pel de dochter des huizes zijn zwaren
voorpoot. Toen keerde hij naar zijn mees
ter terug en ging rechtoo naast diens
leunstoel zitten. Baron Fidel streek den
hond over den ruig bchaarden kop en
zeide „Als de leden van ons huis tnrj
tenminste zoo trouw waren als Larry,
zou ik mij ook beter gevoelenNu,
Margret-Kathri, ge scheen verschrikt
te zijn, toen gij mij zaagtis het zoo
slim
Inderdaad Mevrouw van Wartensee
had zich niet zoo spoedig hersteld van
den schik. Want hoewel baron Fidel er
den vorigen avond nog welgedaan uit
zag, scheen hij thans lijdende. De diep
gezonken oogen, de vale gele wangen
en de kleurlooze lippen bewezen, 'dat
de ziekte hem erg aangetast had en me
vrouw Snijder wist eerst niet, wat zij
op zijne woorden moest zeggen. Einde
lijk zeide zij „Vader, gij hebt bepaald
niet goed geslapen. Gij moet meer rust
nemen, dan zal de frissche kleur wel
weer terugkomen 1"
„De kleur Daarvoor zal Friedli zor
gen Als ik in plaats van dit zijden ka
lotje de groote pruik op het hoofd heb
en den slaaprok verwisseld met den
stijven statierok, dan ben ik weer dezelfde
statige ïrau," sprak de baren met eert
treurig lachje. Maar op schamperen
toon voegde hij erbij „De dokter spreekt
mij dag in, dag int, mij niet te ergeren I
Hij zou net zoo reed kunnen zeggen,
„ge moog! geen adem halen want
stof tot ergernis heb ik hier te Zug rr.eer
dan ik u kan zeggen. Daar, lees dezen
dreigbrief van mijn lieven neef eens.
Als ik binnen drie dagen niet voldoe aau
hetgeen hij van mij vordert, zal hij mij
gerechtelijk laten vervolgen, op gevaar
af, dat de naam eens Zurlauben als die
van een bedrieger gebrandmerkt wordt
Zie, dat durft hij mij te schrijven. Gis
terenavond, toen ik na het avondmaal
op mijne kamer kwam, vend ik dat schrij
ven op tafel liggen. Ik heb natuurlijk
van ergernis den ganscben nacht reen
oog toegedaan 1"
„Arme vader 1 Dal kan zoo niet lan
ger 1 Gij zoudt op die wijze vóór uwe
iaren ten grave dalen 1 Ga nu naar Lu
zern, opdat ge langzamerhand die akelige
geschiedenis met diert cngelukkigen neef
vergeet. Wij zullen uwen breeder, den
abt van Rheinau, uwen neef, den pas
toor Wickert, en nog enkele invloed
rijke mannen onzer familie verzoeken,
een verdrag op te stellen Vccral r.eea
proces
„Heinrich wil van een verdrag of
overeenkomst echter niets weten. Maai
de zaak is ook al te ver gedreven. Ik,denk
dat de zwarte schoenmaker dc papieren
bewaart, welke die akelige neef gestolen
heeft. Zij willen er een volkszaak van
maken. Maar ik hc% hen vcor te zi n.
Op het feest, dat ik tegen morgenavend
op touw gezet heb, verwacht ik al tr ijn
politieke vrienden. Ik heb den raads
heer Schumacher ook uitgenoodigd. Wel
licht, dat ik hem nog overhaal tol enze
partij toe te treden. Èn het volk zullen
wij wel .door de oude middelen weien
tc bewerken. „Panem et Circenses
riepen de oude Rotreincn, en enze Zuper
burgers en boeren laten zich heden ten
dage nog met hetzelfde tooverwcord over
halen. Te cordeelcn naar de toespeling
van den markies Dc Bonnac verwacht
ik binnen korten tijd de verbindende
'tijding dat den honing van Frankrijk
een zoon geboren is. Dan wordt er geld
onder het volk geworpen en zal de wijn
bij stroomen vloeien. Laat dan genst
Schicker van Baar en de zwarte schoen
maker, als hij met intijds verstandig
is geworden tot onze partij over te gaan,
naar welgevallen in den raad tegen dc
Zuriauben ageeren; het volk, met let
Fransche geld in den zak en den wiin
van den Franschcn dauphin in het hoofd,
stemt voor ons 1 Neen, ik acht r.cch turn
private aangelegenheid ticeh de ^aak
oneer partii verloren 1"
De baron was door dit gesprek 200
in vuur geraakt, dat de oude kleur op
zijn wangen terugkeerde en de oogen
schitterden. Maar het was slechts voor
een oogenblik Uitgeput zonk hij 111 21'iti
leuningstoel terug en zeide „Verloren
acht ik de zaak nog niet. maar wij zouden
tn onze hoop op de geboorte van een
dauphin teleurgesteld kunnen wotden
cn dan ware het proces tnet den vcrach-
relijken neef 011s erg onaangenaam en
kon het onze partij zelfs ten val brengen l