OOM LODEWIJK OP DE KINDERPARTIJ Door L. v. ARCEN het eigenlijk die je zoo vriendelijk bent geweest te vragen om mij te komen helpen?" Hei volk is belust op schanda.len, zeef eenzijdig in zijn oordeel, en hoort gaarne den staf breken over de heeren, die het zichzelf gegeven heeft. Dat is de scha duwzijde van de democratieIk had altijd gehoopt door den invloed van ons geslacht dien regeeringsvorm langza merhand in een aristocratischen te. ver anderen. Helaas Wij hebben tot heden ons doel in de verste verte nog niet be reikt. En het proces tusschen neef en oom Zurlauben kon allicht een streep door de rekening maken. Als ik een en ander overweeg, kan ik u geen ongelijk geven en ik ben niet ongenegen, rnij te onderwerpen aan de uitspraak dier zoo even genoemde familieleden gij moogt hun daarvan mededeeling doenmaar in geen geval onderwerp ik mij, als hij niet de papieren teruggeeft en het pochen en bedreigen achte.laat Wordt dit voorstel aangenomen, dan heb ik er niets tegen, met u naar Luzern te ver trekken, waar ik gebruik maak van het burgerrecht, dat onzen grootvader Beat Jacob na den slag bij Villmergen ge schonken werd." Mevrouw Snijder van Wartensee haalde ruimer adem. „God zij gedankt, vader, dat Hij u zulke gedachten ingaf. Nu hoop en vertrouw ik, dat ge spoedig Zult genezen. Laat mij vandaag in Fried- lï's plaats uw kamerdienaar zijn. Daar den rok En hier dien zijden halsdoek met den fijnen Brabantschen kant Kom, ik zal u den doek onder de kin vaststrikken, zoo goed als Friedli het niet alle dagen doet zoo Weg met de pantoffels. Steek uwe voeten in de schoe nen, dan zal ik de gespen vastmaken Al klaar. En nu de pruik kijk eens nu is vader weer een heel ander man Hier hebt u den stok met gouden knop. Ziezoo, geef mij nu uwen arm, dan zal ik u naar den tuin vergezellen. De lucht is mild en de zon schijnt heerlijk, dat Zal u goed doen. En als we daar een poosje gezeten en hier en daar bloemen en planten bewonderd hebben, nemen wij de Hollandsche tuinzaal in oogenschouw. Kijk Barry is al klaar Hij zal ons ge zelschap houden. Hij kwispelstaart en springt in het rond en weet niet, hoe hij zijn blijdschap zal te kennen geven i"s Zoodra de hond zag, dat zijn meester den wandelstok in de hand had, stond hij op, blafte, deed een paar plompe sprongen en volgde dan den baron en diens dochter stap voor stap naar den tuin. Zurlauben voerde zijn gezellin langzaam door de beukenlanen en wees haar met een zekere trotschheid op de zwellende knoppen van de leiboomen en de kunstmatig gesnoeide dwerg- boompjes. „De leiboomen heb ik zelf geënt en de stekken zijn afkomstig uit de koninklijke tuinen van hef Trianon, Het zou mij toch zwaar vallen, den tuin ei» het oude stamhuis der Zurlaubens vaarwel te moeten zeggen," sprak hij zuchtend. Verder en verder wandelden zij tusschen hooge beukenbocmen, py- ramiden en onder het schaduwrijke loofdak der naar elkander groeiende linden, voorbij de fontein naar de nieuwe zaal. De lindelaan, welke tot aan de wo ning liep, was aan de zijde van het kas teel open. Men zag uit de laan een sier lijke balustrade en in het midden daar van het groote, in steen uitgehouwen wapen der Zurlaubens. Baron Fidel nam den hoed al en zeidc „Nietwaar Margret-Kathri, de leeuw met den lindetak en de toren van onzen voorvaderlijken burcht uit Walliserland Ztjn fijn afgewerkt, vindt ge niet „Wij willen hopen, dat de leeuw nog lang den toren moge beschermen en dat ons oud geslacht voortbloeie 1" ant woordde zijn dochter. „Tot zijn voordeel is het voor ruim twee eeuwen uit Wallis naar Zug over geplaatst. Wie weel, of de Luzerner bodem nog niet meer groei en bloei belooft 1" „Oude stammen laten zich slecht ver planten," meende de baron en schudde tien-, twintig malen het hoofd. „Kom, ga nu de heerlijkheid van binnen bewon deren. Het is eigenlijk maar kinderspel. Doch hier te lande, waar een eenvoudig tuinhondje reeds tot de weeldeartikelen behoort, wekt zij veel opzien." Baron Fidel voerde zijn dochter om het gebouw heen. De tuin steeg daar bij de helling van den berg op en zoo konden Zij van de hooge zijde, zonder trappen te beklimmen, de steenen balustrade betreden. „Op dagen, dat er geen wind is, is dit een lief plekje," zeide Margret-Ka thri. „Vroolijk eh beschaduwd. Heel iets anders dan die vervelende tuin huisjes. Zoo iets moesten wij toch ook laten bouwen. Maar jammer, dat we het heerlijk uitzicht over den tuin naar het meer en de bergen niet hebben." Nadat zij van het wonderschoone uitzicht enkele oogenblikken genoten hadden, verlieten zij de balustrade en kwamen in de zaal. Deze was boven verwachting groot en ontving van de meerzijde door hoog aangebrachte ven sters een zee van licht. Aan het plafond, rijk met stucadoorwerk voorzien, hingen fonkelende kroonlichters aan de wan den glommen de groole spiegels in breede, vergulde lijsten, bestemd om het licht der waskaarsen, welke op sierlijke ko peren armen stonden, te weerkaatsen. Tafels en stoelen waren geboend en eveneens rijkelijk verguld. Tusschen de spiegels hingen hier en daar schilderijen, meest copieën van Hollandsche schilders, ook, naar den smaak dier tijden, in breede vergulde lijsten. „Dat is het werk van mevrouw," zeide de baron. „Ik had de wanden met por tretten van verschillende familieleden willen versieren. Maar mijne vrouw heeft gelijk-: de dansende en drinkende boeren van Teniers passen inderdaad beter in deze helverlichte tuinzaal dan de geharnaste mannen en de gepruikte koppen der Zurlauben." Zij zouden wellicht ook weinig vreugde beleefd hebben temidden der lichtzin nige bevolking van het tegenwoordige Zug," bemerkte mevrouw van Warten see. „Ho, ho Dat klinkt als eene beris ping riep de baron, min of meer ge kwetst. „De oude Zurlauben hebben, zooals wij weten veel voor kerken en vrome stichtingen bijgedragen, maar zij vergaten toch ook niet van het leven te genieten. Dat toont ons de zoldering in het kasteel met het vroolijke spel der amoretleu, hetwelk kapitein Beat, een eeuw geleden anno 1621, liet schilderen." De oude Friedli onderbrak hier het gesprek, dat mevrouw Van Wartensee zoo gaarne op de stiefmoeder, die in haar oog al te verkwistend was, overgebracht zou hebben. De kamer.dienaar meldde zijn meester, dat de oud-burgemeester Andermatt van Baar en Damian Weber Menzinger den heer baron over eene belangrijke zaak wenschten te spreken. „Breng ze terstond hier," beval Zur lauben en wenkte zijn dochter, die zich wilde verwijderen, te blijven. Hij ijlde in persoon de komenden tegemoet en ontving hen met alle teekenen van de meeste hoogachting. Hij reikte beide heeren den arm en trad met hen de tuinzaal binnen, waar hij de burge meesters zijn dochter voorstelde. Ander matt met zijn bleek gezicht en de heldere oogen, kende zij van vroeger zij herin nerde zich blijkbaar niet den ietwat grofgebouwden Menziger, die minder zorgvuldig gekleed was dan zijn metge zel, ooit gezien te hebben. Toch wist zij, dat die twee mantien het bondgenoot schap van 1715 tusschen Frankrijk en de vijf katholieke kantons als vertegen woordigers van het kanton Zug onder- teekend hadden, dat zij de voornaamste betrekkingen in het kleine kanton be kleed hadden en thans met haar vader de hoofden der Franschgezinde partij, die de zoogenaamde „Linden" waren. Zij beantwoordde daarom de sierlijke beweging des heeren Andermatt en den eenigszins stijveren groet zijns vriends zeer vriendelijk en bood beiden de hand. Andermatt bracht deze aan de lippen Weber vergenoegde zich met een krach tige» handdruk, alsof hij een vrijen burger der stad begroette. Nadat de gebruike lijke beleefdheidsbetuigingen gewisseld waren en Andermatt de tuinzaal met een aantal Fransche uitdrukkingen ge prezen had, verzocht de baron zijn „bi zonder geachte, beminde en getrouwe vrienden" plaats te nemen. „De belangen onzer partij, die, naar ik hoorde, in Baar en Menziger niet sterk is. verschaffen mii de eer van uw gemeenschappelijk bezoek reeds dezen avond want dat gij morgen het feest bijwoont, spreekt van zelf," ving de heer Zurlauben aan. „Ik smeek u, ver berg mij niets tela praevisa minus fer- runt. Maar al staat het met onze partij bij u ook niet al te best, wij zullen toch overwinnen Mevrouw Van Wartensee, mijne lieve dochter, mag toch zeker dit vertrouwelijk onderhoud bijwonen?" „O, zeker 1 Het zal ons eene eer zijn hare tegenwoordigheid te mogen genie ten 1" verklaarde de oud-burgemeester Andermatt. Men nan plaats en na eenige com plimenten teekende Andermatt in dui delijke, korte trekken den toestand der partijen. De „Harten" de tegenstanders der „Linden" hadden klaarblijkelijk in beide belangrijke buitengemeenten, Baai en Menziger de overhand. In Baar had zijn persoonlijke yijand Jozue Schicker, een gevaarlijke Babulist,-den gemeenen man gewonnen door de belofte, dat de pensions 4 volonté in het vervolg onder rijk en arm gelijk atig zouden verdeeld worden. „Iets dergelijks verricht Staub in Menziger," sprak Weber. „Vroeger be hoorde hij tot onze part en toen heeft hij van de pensions genoeg ingeslikt." „Ik weet het De man was niet te verzadigen en is afgevallen, o dat ik hem de laatste verhooging weigerde antwoordde de baron en bood den vrien den zijn gouden tabatière aan. „Dus Baar en Menziger verloren Hm Hm Maar- hoe staat het met Aegeri? Onze voogd Gallur Letter meent, dat wij ons daar met een paar honderd livres, waarop het bij den Franschen Ambassadeur niet aankomt, van de meerderheid kun nen verzekeren. En de stad, de gemeente Zug behoort ook tot onze" partij Andermatt schudde bedenkelijk het hoofd en zeide „De zwarte schoen maker? „Ik heb nog altijd hoop hem tot onze partij over te halen," antwoordde Zur lauben. „A's dat het geval is, en als eene zekere onaangename affaire pardon mille foiniet voor de stemming ter tafel gebracht wordt." „Deze affaire hopen wij door een verdrag van de baan te schuiven. Mijn heer mijn vader heeft zich reeds tot eene toenadering bereid verklaard," sprak de dochter van den baron. ,-tO, dan en als Letter met een paar honderd livres Aegeri in bedwang houdt, ja, als nog maar alleen de stadsgemeente ons trouw blijft zullen wij bij de groote vergadering de meerderheid behouden," verklaarde Andermatt. „Dat is echter ook bepaald noodig, want komen de „Harten" met Schumacher en diens miserabelen Schicker aan het bestuur, dan wordt niet alleen tot eene andere verdeeling der Fransche gelden besloten, maar verbreekt men misschien nog het bondgenootschap met den koning. Re kent er op en denkt er tevens aan, dat allen, die meewerkten om het verbond tot stand te brengen, rekenschap moeten doen en tot zware boeten veroordeeld worden „Ho, ho 1 Het bondgenootschap is immers door onze katholieke eedgenooten gemeenschappelijk bezworen Ook zou hun drijven het weigeren van betere betalingen door den ambassadeur ten gevolge hebben neen, dat geloof ik nietriep Zurlauben uit. „Dat zou het grootste ongeluk voor ons zijn, voor ons land, ja, voor de vrijheid des gelcofs, door de meerderheid der gereformeerde kantons reeds lang bedreigd. Dat hoop ik in de vergadering den gemeenen man toch eens duidelijk te maken 1 Maar gij hebt gelijk. Wij moeten alle pogingen in het werk stellen om de stadsgemeente te behouden. Ik wi' van een proces tegen mijn neef afzien Schumacher, dien ik anders voor een man van eer aanzie, hopen te winnen en den gemeenen man uitnocdigen liet groote feest van morgen bij te wonen Op een paar vaten wijn en enkele ponden kaas en brood wi! ik niet zien. En die twee dozijn raketten, welke de te verwachten geboorte des koninklijken prinsen moesten verkon digen, laat ik morgenavond afbranden. Ik ken de vroolijke Zugers zooiets heeft veel invloed op de lui 1 Binnen enkele uren zal de roode Ludi de uit- noodiging tot het feest bekend maken." Beide oud-burgemeesters bogen ten teeken van instemming. „Bien, trés bien," zeide Andermatt, -„voortreffelijk 1 En als het u gelukt den zwarten schoenmaker te winnen, dan kan men rekenen, meer dan een heele gemeente gewonnen te hebben 1" Friedli bracht thans een flesch wijn men dronk een glas op het welgelukken van het plan en nam eenigszins opRe- ruitnder afscheid met „een vroolijk terugzien op het aanstaande feest 1" Een uur later roffelde de trom onder de Baarerpoort. De roode Ludi had de groote trom omgehangen en sloeg ge weldig met den stok op het geiteleer. Uit het Rainstraatje, de Nieuwesteeg en andere straten snelde de lieve jeugd op het geluid uit alle werkplaatsen en huizen te voorschijn en honderd bewegelijke tongen riepen door elkander „Wat is er Wat gebeurt er Luister toch 1" De roode Ludi had eindelijk lawaai genoeg gemaakt, zette een grooten hoor nen bril zonder glazen op den neus en haalde een fameus groot blad papier uit zijn borstzak te voorschijn. Hij kon niet lezen, maar had toch het lesje goed van buiten geleerd en riep nu op luiden toon „Wordt bekend gemaakt, dat de Koog Welgeb. eerzame, wijze, voorzichtige, ge strenge, deugdzame enn geëerde heer Fidel, baron van Zurlauben en Gestel- lenberp, ridder van de orde van den H. Lodewij k, kapitein, oud-burgemeester, stafofficier, enz de eerzame burgerij, man en vrouw (de kinderen, die nog de catechismus moeten bezoeken, uitge zonderd), ten teeken zijner bizondere liefde en vriendschap, uitnoodigt, mor genavond het feest bij te wenen op Zur lauben. Er zal worden gedanst en ge- Zongen ook is er kaas en brood en wijn genoeg. En tenslotte zal ten genoegen der lieve burgers een zeldzaam vuurwerk afgestoken worden. Dus morgenavond na het Aveklokje. N.B. De Oberwijler poort blijft tot twaalf uur open „Komt allemaalbesloot de roede Ludi zijne uitnoodiging en liep, omringd door honderden knapen, trommelend door de Nicuwstraat en zoo verder door alle straten en stegen, overal de zelfde nieuwstijding bekend makend. De uitnoodiging werd verschillend opgenomen. De een zei „De Zurlaubens doen toch nog eens iets voor den gemee nen man 1" Anderen meenden „Dat is weer een echte grootdoenerij van een baron Nog anderen sloten veelbetee- kenend het oog en zeiden „Zoo 1 Zoo Die heeft ons stellig nocdig tegen aan staande Mei 1" Maar meest allen eindig den hunne hoogwijze opmerkingen met het besluit „Wij willeb in elk geval eens gaan hooien, wat er te doen is. We kunnen dan tevens het vuurwerk zien 1" IV. HET FEEST. Het uur van het feestmaal naderde en bijtijds waren al vele gasten versche nen. De mannen droegen een gekleurden rok met reusachtige knoopen en breeden omslag. Allen hadden een pruik op het hoofd en een degen op zij alleen hij, die „eerloos en weerloos" verklaard was, verscheen in die dagen op feestelijke bijeenkomsten zonder degen. De be jaarde heeren droegen nog den ronden, breedgerandeu hoed, velen met een pluim wie de nieuwe mode volgde, droeg den driekanten steek. Dat was een wederkeerig gezwaai met hoed of steek en een buigen zonder eind. Men schudde elkaar de hand, groette et een litanie van titulaturen en bood „mijn heer neef" of „mevrouw nicht" uit de onmisbare tabatière zijne prise. De dar es pronkten met ongelooflijk wijde rok ken, meestal donker gekleurd. In tegen stelling daarmede was het lijfje zooveel te bonter, dikwijls van Zijde gemaakt en van een borststuk van goudbrocaat of eene kostbare kant voorzien. Bijna al de Zuger dames droegen nog de oude landelijke dracht en slechts enkelen barer waren nieuw-modisch gekleed zijden japonnen met korte, van voren wijde mouwen en machtige linten de uitsnijding in het lijfje, waardoor de bals richt baar werd, hadden de strenge raadsleden der goede stad Zug tot een nauwe spleet beperkt. De inwoonsters van Luzern en wat minder erg enze freule Atlante onder scheidden zich door den nieuwen haar tooi. Zij hadden kunstig gekrulde lokken., tamelijk hoog boven het hoofd uitste kende en werden daarom door de vrouwen uit Zug met verbazing aangegaapt „Neen, maar 1 Kijk eens, mevrouw nicht Dat moet werk gekost hebben, de haren zoo te laten verschroeien en omhoogstrijkenDaarvoor hebben wij huisvrouwen geen tijd. En zie eens die kostbare zij Wat zou die per el wel niet gekost hebbenMeer dan mijn aller beste pak En die Brabantsche kant en die zijden linten 1" Zoo babbelden de dames met elkaar en keken wat nijdig naar het niet bereikbare. Baron Fidel ontving zijne gasten vol gens alle regelen der hofetiquette, ja bijna gelijk de koning te Versailles de adellijke bezoekers. Hij zat in een leun stoel onder de ooen ha'le vóór de nieuwe tuinzaal- (Wordt vervolgd.) vjom uadewijk was er vast van overtuigd, dat de eigenlijke pret op de jaarlij ksche kinderpartij in de villa Acacia altijd pas begon als hij er was. Want oom Lodewijk hield dolveel van grappen dat wil zeg gen van grappen, die hij zelf pro duceerde. Een bolleboos was oom Lodewijk In het maken van allerlei fratsen, het trekken van gezichten en in het mop- pentappen. Ook had hij een reper toire van liedjes, dat in den loop van dertig jaren niet veel veranderd was omdat er tegenwoordig lang niet meer zulke aardige liedjes werden gemaakt als vroeger. En bij de aller geringste aanmoediging was oom Lo dewijk altijd dadelijk bereid tot het vertoonen van kunstjes met kaarten, lu:ifers of geldstukken. Verder was oom Lodewijk van middelbaren leef tijd, 'n beetje dik, met krullend grijs haar en 'n zorgvuldig onderhouden snor. Dien avond kwam com Lodewijk om 'n uur of zes op de kinderpartij in de villa Acacia. Hij kwam de stoep op als iemand, die weet, dat hij over- welkom zal zijn en zoodra het dienst meisje hem zag. gichelde ze even, bij wijze van waardeering zijner hu moristische talenten. „Dag Mientje zei oom Lodewijk joviaal. „Mooi jaar voor dezen tijd van 't weer, hè?" Het meisje gichelde weer. „En hoe gaat 't met je vrijer, Mien tje vroeg oom Lodewijk. En hij trok de mondhoeken naar omlaag en zijn wenkbrauwen omhoog om het meisje grappig aan te kijken. „Ik heb geen vrijer, meneer. Dat heb ik u toch al meer gezegd." „Alsof ik dat gelooven zou." En oom Lodewijk trok z'n gezicht in nóg grappiger plooi. „Ik geloof vast, dat jij d'r wel 'n dozijn vrijers on na houdt. De brievenbesteller, hè? En de melkboer. En de bakker. En heb je nooit eens 'n agent in de kast verstopt, als mevrouw in de keuken kwam?" „Och meneer, u moet altijd grapjes tnaken 1" „Nou en waarom niet? Wat heb je eraan om treurig te wezen? We moeten maar van ons leven genieten zoolang als we kunnen, weet je. We kunnen nog lang genoeg dood zijn. Dat zeg ik altijd." Hij trok z'n overjas, uit en gaf hem aan het meisje. Toen hij haar zijn hoed overreikte, deed hij of hij hem liet vallen en vermaande haar toch voorzichtig te wezen, omdat zulke opwinding slecht was voor z'n zenu wen. Toen nam hij 'n bosje viooltjes van z'n overjas en spelde dat op z'n jaoouet. „In orde, hoor zei hij tegen het dienstmeisje. „Ik zal me verder wel redden. Ik geloof, dat ik hier al eens 'n keer of twee geweest ben." „Oude gek", mompelde het meisje, toen ze de gangdeur achter zich ge sloten had. Toen oom Lodewijk alleen was, ging hij voor den spiegel staan, streek z'n snor op en repeteerde 'n komieke trekking van z'n wenkbrauwen. Toen trok hij z'n jas recht en klopte op de deur van het salon. Daarbinnen waren ze blijkbaar met *n spelletje bezig, waardoor het klop pen niet gehoord werd. En oom Lo dewijk nam een mof van de tafel in de hal, zette die op z'n hoofd, gooide de deur open en ging staan met over elkaar geslagen armen. „Zijne Hoogheid de Shah van Perzië 1" schreeuwde hij. „O, daar is oom Lodewijk werd er geroepen en nog steeds gekroond door de mof wandelde oom Lodewijk de zaal in als een koning in zijn ko ninkrijk. Iedereen had een glimlach of een vroolijken groet voor oom Lodewijk en de kinderen omringden hem en keken hem vol verwachting aan. Hij Btreek den een over het haar, maakte den ander door een por in de lenden aan 't gillen en begon toen een katten- gevecht te imiteeren. Maar toen een tactloos jongetje ook zoo'n gevecht nabootste en het beter deed, fronste oom Lodewijk het voorhoofd en hij liet de mof door het ventje in de hal terug brengen. Terwijl de kinderen even later weer doorgingen met hun spelletje, ging oom Lodewijk even naast zijn zuster, mevrouw van Someren, de gastvrouw, zitten. „Wel Tine, hoe gaat 't ermee?" „Och, niet te klagen, Lodewijk." „Nou, ik klaag niet. Wat heb je nou aan klagen? 'n Lach en 'n grap dat zijn de dingen waar ik voor voel. 'n Heel stel heb je vanavond, hè?" Mevrouw van Someren overzag haar gasten. „Eenentwintg kinderen", zei ze. „En er zullen nog wel 'n dozijn vol wassenen bij komen eer de avond om is." „Zoo", zei oom Lodewijk met voldoening. Zij keek hem aan. „Jij ziet er altijd even goed uit, Lodewijk. Jij schijnt nooit oud te worden." „Ja, dat schikt wel", gaf oom Lo dewijk toe. „'k Ben vanmorgen in de stad geweest en ze vonden ook allemaal, dat ik er zoo goed uitzag, 'k Heb in de Club, geluncht, aan m'n oude tafel. Ik heb daar den boel weer aardig aan den gang gemaakt. De lui hebben zich half slap ge lachen." „Ja, dat - kan ik me vooretellen", zei z'n zuster bewonderend. „Ik snap niet, waar je tusschenbei al den nonsens van daanhaait en hoe je 't allemaal onthouden kan 1" „Hersens grapte hij. „Ik eet er extra veel visch voor. Je weet toch, dat visch zoo goed is voor de hersens Ik heb vanochtend bij m'n ontbijt nog 'n paar walvisschen verschalkt „O, schei uit 1" riep z'n zuster lachend. En oom Lodewijk blies z'n wangen op en verdraaide z'n oogen om z'n grap nog wat aan te dikken. „Je hebt zeker weer op mij gere kend om de peuters te amuseeren?" vroeg hij na een poosje. Mevrouw van Someren's oogen kresen opeens een verlegen uit drukking. „Ja", zei ze langzaam en toen op wat vluggeren toon „O ja, natuurlijk, we hopen, dat je ons weer zal helpen." „Dacht ik wel", knikte oom Lode wijk. „Je hebt die voordrachten van me zeker al klaar gelegd, hè?" Zij knikte verstrooid. „Wij we willen nou niet te veel van je vergen, Lodewijk", zei ze, niet geheel op haar gemak. „Jij je bent niet zoo heel jong meer, hè en en „Zeg, maak je daar maar niet druk over," zei hij bruusk. „Ik ben zoo goed als wat. En er moet toch in elk geval iemand wezen om het jonge goed bezig te houden, wat?" „Ja, ja, natuurlijk. Maar „Nou zeg, als je 't liever uiet hebt „Maar natuurlijk, Lodewijk, na tuurlijk wel. Je hebt ons immers altijd geholpen. Het eene jaar na het andere ben je hier gekomen om ons te helpen met die kinderpartij." „Nou dan 1" zei hij, alsof alles nu in orde was. Maar mevrouw van Someren ging wat meer rechtop zitten en van ter zijde keek ze hem verlegen aan. „Wat heb je eigenlijk?" vroeg hij ten slotte wantrouwend. „Het komt allemaal door Ru," zei z'n zuster. „Dat wil zeggen, Ru heeft het gearrangeerd en „Gearrangeerd Wat gearrangeerd?" „Wel, hij dacht hij dacht, dat je misschien graag iemand zou willen hebben om je te helpen", verklaarde zij. „Wij dachten, dat je 't misschien prettiger zou vinden, als je je niet zoo hoefde in te spannen." „Je schijnt vandaag erg bezorgd voor me te wezen", smaalde hij. „Vind je me misschien al versleten?" „Och Lo, praat toch niet zoo'n onzin", protesteerde zij. „Ik heb je nog pas gezegd, dat je absoluut niet veroudert. Maar begrijp je „Ik ben 'n boon. als ik er 'n steek van begrijp 1" verklaarde hij op hef- tigen toon.. „Waarom kan je niet ronduit spreken?" „Nou dan, wij Ru heeft iemand gevraagd om vanavond hier te komen om de kinderen te amuseeren." Oom Lodewijk keek grimmig voor zich uit. Hij had een gevoel als een koning, wiens troon hem wordt be twist. ti „Het is het is alleen maar, dat jij je nu en dan eens wat rust kan gunnen", pleitte zijn zuster. „Ik heb nooit behoefte gehad aan rust nu en dan", zei hij langzaam. Ik heb ze altijd nog aardig aan den gang kunnen houden en Wie is „Het is 'n jonge man, dien Ru heeft leeren kennen." „Zeker een van z'n kostelijke vrienden?" Mevrouw van Someren kleurde even. „We hebben over Ru's vrienden tot dusver nooit te klagen gehad. Overigens is dit geen vriend van hem. Ru heeft hem misschien twee keer ontmoet." „En toen heeft hij hem meteen maar gevraagd om hier de kinderen van de partij te komen amuseeren gromde oom Lodewijk. „Hij is een acteur", verklaarde mevrouw van Someren. „Hij is op 't oogenblik zonder engagement, be grijp je?" ,,'n Tooneelspeler zonder employ," smaalde oom Lodewijk. „Ru zegt, dat hij een uitstekenden indruk maakt. En hij was dadelijk bereid om hier te komen en ons van dienst te zijn." „Om zijn kunst eens te luchten gromde ocm „Nou, natuurlijk blijf jij toch de de held van den avond", suste me vrouw van Someren. „Ik denk niet, dat hij meer zal doen dan 'n paar liedjes zingen." „We hadden hem best kunnen missen", verklaarde oom Lodewijk.' „Me dunkt, dat die Ru van jou wel wat al te zelfstandig wordt." „O, hij heeft ons eerst gevraagd, of we het goed vonden", verklaarde mevrouw van Someren nu wel wat ondiplomatisch. „En wij dachten, dat dit toch eens 'n verandering was ik bedoel „Ja, ja, ik begrijp 't al", zei oom Lodewijk op bitteren toon. „Jullie beginnen genoeg te krijgen van mijn voordrachten. Ja, dat is zoo 1 Enfin, mij goed ik zal me nergens indringen, waar ze mij niet noodig hebben. Die vrind van meneer Ru moet nou maar zien hoe hij 't alleen klaar speelt. Ik bemoei me nergens meer mee. Ik dank er verder voor." En oom Lodewijk vouwde de armen over elkaar en leunde achterover in Z'n stoel. „Ik ik moet eens even naar de keuken", zei mevrouw Someren. En ze maakte, dat ze uit de buurt van haar diep beleedigden broer kwam. Oom Lodewijk bleef stil zitten kijken naar de jonge gasten. Niet liet allerkleinste grappige idee kwam in z'n hoofd op. Hij kon er alleen maar aan denken, dat zijn rijk als erkend grappenmaker ten einde liep, dat hij door een ander verdrongen zou worden. Na al die jaren kwam er zoo'n verloopen acteur om in zijn plaats de ziel te worden van de groote kinderpartij in de villa Acacia „Wat ziet u er peinzend uit, oom Lodewijk 1" zei Miesje van Someren even later. Peinzend Kon 't kind niet zien, dat hij beleedigd was, woedend, bui ten zich zelf om de verregaande on dankbaarheid van die lui hier „U bent-toch niet ziek, oompje?" vleide Miesje. „Het is juist zoo leuk, dat u altijd op onze partij komt en we rekenen er weer op, dat u ens laat lachen, net als andere jaren Het gezicht van oom Lodewijk verhelderde. Aardig kind, die Mies Ze was altijd z'n lieveling geweest, 'n lief, intelligent meisje heel anders dan Ru 1 „O, jullie hebben mij vanavond niet noodig om je aan 't lachen te maken", zei hij met nadruk. „Er komt een echte, vreeselijk knappe acteur voor jullie, weet je Die zal jullie wel den heelen avond aan den gang houden I" „Ik denk, dat hij niet half zoo grap pig zal zijn, als u," verzekerde Miesje, die een vriendelijk, fijngevoelig hartje had. „We hebben ons om u altijd half ziek gelachen." Oom Lodewijk schudde het hoofd! maar er kwam weer iets van de gewo ne zelfgenoegzaamheid in z'n oogen. En opeens besloot hij, zich niet zoo maar, zonder slag of stoot, gewonnen te geven. „Hoe laat komt die knappe too neelspeler eigenlijk?" vroeg hij op nonchalanten toon. „Ru brengt hem mee, als hij naar huis komt", vertelde Miesje. „Hij zou even over half zeven hier zijn." Oom Lodewijk haalde zijn hor loge voor den dag. „Het is nu precies half zeven", constateerde hij, terwijl hij opstond. „Hoe zou je het vinden, als ik nti eens 'n liedje zong om te beginnen „Hè ja I" zei Miesje, en ze trok hem mee naar de piano. Zijn muziek lag al klaar. Hij nam een bundeltje op en stak de borst vooruit. „Ten slotte heeft die vreemde vent ine toch nog niet overwonnen I" dacht hij. Bij Miesje's voorspel verstomde het lawaai rondom. En toen de gasten oom Lodewijk's bekende figuur bij de piano zagen staan, applaudiseerden ze vast. Aangemoedigd door deze ontvangst boog oom Lodewijk dankend en hij amuseerde het jonge volkje al dade lijk door te doen, alsof hij z'n mend niet open kon krijgen zonder met de eene hand aan z'n kin en met de andere aan z'n neus te trekken. Oon Lodewijk zong toen 'n grap pig liedje, dat de jongsten van het gezelschap nog niet kenden en dat door de anderen als een goede cude kennis werd begroet. Het refrein werd door het heele gezelschap mee gezongen. Toen vertolkte oom Lo dewijk op koddige wijze de gevoelens van een kleinen jongen, die z'n eerste sigaar gerookt heeft en dadelijk daarna had hij weer een komieke voordracht over 'n boertje in het Rijksmuseum. Oom Lodewijk voelde, dat hij nooit van z'n leven beter gezongen had. En heel z'n tevreden stemming keerde weer gedurende het stormachtige ap plaus. Toen hoorde hij een kalme stem, op min of meer beschermenden toon „Heel aardig. Ik herinner me dat nog, van toen ik 'n kleine jongen was." Met gefronste wenkbrauwen keerde oom Lodewijk zich om. Daar kwam zijn neef, Ru van Someren met een bl^gk jongmensch met lange haren. „Heel aardig", zei de langharige nog eens, En hij was werkelijk bru taal genoeg om oom Lodewijk gena diglijk toe te knikken, als een meester, die een van z'n leerlingen een goed woordje geeft „Dit", zei Ru, en met trots wees hij op den bleeken jongeling' „is mijn vriend, meneer René de Beauiieu. Hij zal zoo vriendelijk zijn wat voor ons te gaan zingen." Oom Lodewijk perste z'n lippen op elkaar en keek meneer de Beau- lieu koeltjes aan. Zoo, dat was dus die tooneelspeler zonder betrekking 1 Zag er sjofel genoeg uitEn oom Lodewijk ken niet nalaten, z'n eigen keurig zittende pak met dat van den acteur te verge lijken. „Voor die hoef ik niet bang te we zen", dacht oom Lodewijk. Hij keek vlug om zich heen en zag de oogen der jonge gasten vol ver wachting. „Hoe maakt u 't?" zei hij toen tegen meneer de Beauiieu. „Staat 't er goed voor met den oogst Hoe zien de macaronivelden er uit bij u thuis Meneer de Beauiieu aarzelde even. De ouderen uit het gezelschap voel den de uitdaging van oom Lodewijk en glimlachend wachtten ze op l et antwoord van den nieuwaangekomene. „In het boscn vallen de mosterd bladeren al van de boomen", zei meneer de Beauiieu toen ernstig. „En alle blaf is,al van de hondsro zen af." Oom Lodewijk gaf den omstaanders een knipoogje. De pret begon pas 1 „Je moest nou paraplu's planten", zei hij. „Paraplu's komen altijd goed op bij regenachtig weer." Hij lachte vergenoegd. „Dat valt me daar zoo opeens in", zei hij vertrouwelijk tot de gasten. „Niet kwaad, hé? Je moet nou pa raplu's planten, zeg ik „Van paraplu's gesproken", zei meneer de Beauiieu, „ik hoorde een goeie mop „Nou zal ik eens zingen van 'n fiets voor twee personen kondigde oom Lodewijk aan. O, hij zou wel korte metten maken met dien indringer 1 „Neen, neemt u nu eens wat rust", verzocht meneer de Beauiieu. „U ziet er zoo vermoeid uit." „Dank je, ik ben heelemaal niet moe", verzekerde oom Lodewijk vol waardigheid. „Ik ben,er aan gewend." „Neen, neen, u moet niet te veel van tl zelf vergen", hield meneer de Beauiieu vol. En opeens zat hij voor de piano. „Hoor eens, jongmensch be gon oom Lodewijk boos. Maar meneer de Beauiieu keek hem glimlachend aan en begon dade-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 12