OnzeVfoaweiifBtrieli .n? r"U De groote vasten. Uit de geschiedenis van ons borduurwerk. 5555555555555*55555555 ONZE KLEEDING 5555555555555555555555 Schortje voor meisje van 2 tot 3 jaar Zakdoeken-sachet. Patronen naar Maat Kinderenen muziek Babyzorg. Als wij zoeken, vinden wij zooveel gelegenheden om nu in de Vasten eens beter te zijn dan de andere dagen van bet jaar, om dingen te doen, die wij niet graag doen en dingen na te laten, die wij wel graag doen, in één woord om ons zelf, ons eigen egoïsme te over winnen. NELLY. r~ PRIJZEN DER PATRONEN: Fig. 105 1.20. Fig. 106 0.90. Fig. 107 1.— Fig. 108 1.-. Fig. 109 1.25. EEN SERIE ZAKDOEKJES. Ziehier het eerste bloemenhoekje Over de bewerki'ng zal ik wel niets meer behoeven te zeggen, daar die u van de vorige keeren bekend is. 't Natuurlijkste lijkt mij ditmaal, het zakdoekje zacht lila en het borduursel paars te nemen. TRIX. Na kj is in onze gedachten Nieuw,r goed voorbij, of daar staat de groote Vasten al weer voor de deur. En het begin van de Vasten doet ons dadelijk denken aan het blijde einde: „het jubelfeest van Paschen." Wij behoeven heclemaal niet te schrikken voor het woord Vasten, want het vasten is zoo slim niet meer, er zijn zelfs ouderen van dagen, die een beetje pruttelen en meenen: „is dit nu vasten, het beteekent niets meer, de menschen behoeven zich haast niets meer te ont zeggen, neen, dan wij vroeger, dat was neg eens de moeite waard. Zoo achter elkaar vier vleeschlooze dagen, dan voelde je, dat ie vastte. En 's morgens een boterham eten, daar kwam niets van in, hoor, maar nu, de een heeft dispen satie voor dit en de ander heeft dispen satie voor dat, en al heb ie geen dispen satie, veel hoef je toch niet te vasten." Het is eerlijk waar, wij hebben geen strenge vastenbepalingen meer. Maar de H. Kerk is een wijze Moeder. Zij weet wat en waarom ze iets doet en het is niet aan Haar kinderen, er critiek op uit te oefenen. Bovendien de bedoeling van onze Moeder de H. Kerk is niet, dat wij ons nu niets meer behoeven te ontzeggen, geen enkel offertje hoeven te brengen. Integendeel, wat wij nu aan verplichte boetedoening te kort komen, kunnen wij zelf aanvullen door vrijwillige verster vingen en elke biechtvader, die zijn penitent dispensatie verleent, zal hem of haar daar ook op wijzen. Alleen er zijn zooveel menschen, die daar - niet goed raad mee weten. Hoe kunnen wij ons nu zelf verstervingen opleggen, denken zij, wij zijn toch geen kloosterlingen. Wij eten geen vleesch als het verboden is in de Vasten en wij gaan niet uit, eens per dag te eten, daar kunnen wij nu eenmaal niet tegen! Maar wij behoeven heusch geen kloos terlingen te zijn, om verstervingen te doen en als wij er ons op toeleggen, dan ontdekken wij een massa gelegenheden. De mannen ziet men de laatste jaren b.v. in de Vasten veel minder rooken, en voor een rookliefhebber die gewoon lijk 4 sigaren zal ik maar noemen, rookt en zich op een mager rantsoen van 1 stelt, is dit een groote versterving, Hii moet zich, dunkt mij af en toe geweld aandoen om zijn eigen belofte te houden. Hoe zouden de sigaretten rookende meisjes en vrouwen er over denken zich in de vasten van dit genot geheel te onthouden. Maar over het algemeen maken de vrouwen zich meer aan snoepen dan aan rooken schuldig. Zou het geen verdienste rijn, dit ook ongevraagd te laten, wie ernstig over de Vasten denkt en vasten kan, snoept vanzelf tusschentijds niet, maar al de anderen, die niet vasten kunnen, zij kunnen toch het snoepen wel laten. De huisvrouw kan er voor zorgen, dat de maaltijden in de Vasten wel flink en voedzaam zijn, maar niet met allerlei lekkere gerechten worden vermeerderd en als de huisvrouw het toch doet, dan is het een mooie versterving, die lekkere hapjes eens te laten passeeren. Dan zijn er* altijd van die onaange name werkjes in de huishouding, op kantoor, op 't magazijn of in den winkel. Als wij die nu juist eens wel deden, terwijl wij ze anders van ons afschuiven. Of wij hebben iemand in onze omgeving, die wij niet zoo goed kannen uitstaan of die eigenaardigheden heeft, waaraan wij ons telkens ergeren. Zou het geen goede zelfoverwinning zijn, nu juist eens bij zonder vriendelijk te zijn tegen die per soon en moeite te doen zich aan die eigenaardigheden niet te storen. En als wij dan nog onze gebeden ver meerderen en ons ke'k gaan, dan zul len wij zelf ondervinden, hoe een nut wij getrokken hebben uit dezen tijd van boete en met hoeveel meer vreugde wij het Paaschfeest zullen vieren. BRIGITTA. Ik ken iemand, die te midden van een vredig en arbeidzaam zwijgen, waar in we ons beiden beijveren met een of ander vrouwelijk handwerk, me plotse ling pleegt op te schrikken met de kin derlijke vraag vol ontzag en in 'n soort bewonderend fluisteren: „Wie zou zoo iets nu hebben uitgevonden, denk je?' Ik geloof dat het van heel weinige van onze fegenwoordfg-Eekendè fraafe of nuttige handwerken zal te achterhalen zijn, wie ze precies heeft „uitgevonden"! De meeste hebben zich uit verschillen de primitieve toepassingen ontwikkeld tot den vasten, beproefden vorm dien wij nu kennen en beoefenen. Enkele zijn als 't ware onder onze oogen ont staan, zooals het vervaardigen van de veel-gepropageerde Dichtle-kant en der gelijke, maar tallooze laten zich naspeu ren en terugvoeren tot op de scheme rige grenzen van de geschiedenis. Daar hebben we bijvoorbeeld ons borduur werk, waarvan we tegenwoordig enkele uitvoeringen onderscheiden, die elkaar wat materiaal en bestemming betreft, nu niet zoo heel veel ontloopen. Goed en mooi, dat wil zeggen, gedul ding te kunnen borduren, vereischt vooral in onze dagen een heel aparte mentaliteit. De meeste moderne vrou wen staren met een soort beklagend af grijzen op zoo'n onbegrepen zonderlinge, die middagenlang zachtzinnig en piacied met een omvangrijk borduurwerk kan bezig zijn. Ze beschouwen haar met hei melijke geringschatting, als eigenlijk zoo'n beetje suf en temperamentloos, en kennen haar maar heel weinig spirit en innerlijken rijkdom toe. Zoo'n paar grove bontr steken op een artistieke jurk of een >rigineel kussen, alla, dat kan er mee door, maar dat voorwereldlijke witte pc erwerk brrr! Het kan eehter een troost zijn voor de conservatieve voor standers van die venerabele werkstuk ken dat 't in den loop der geschiedenis waarlijk niet de doetjes en begijntjes ge weest zijn, die daarvoor neiging ver toonden! Nog onlangs las ik ergens een met tallooze bewijsstukken en jaartallen gestaafd relaas, waarin het verschijnsel werd besproken, dat bijna alle litteraire vrouwen van beteekenis een aangeboren voorliefde voor fijn wit borduurwerk vertoonden, en dat haar prestaties op dat gebied boven alle andere uitblonken. En dergelijke vrouwen hebben toch ver moedelijk wel zoo eenige gedachten in haar 'noofd gehad! Zooals de naam aanduidt, droeg het borduren oorspronkelijk het karakter van een randversiering, een decoratief om boorden, omzoomen, een afwerking die nuttig en sierlijk tegelijk wilde zijn. Heel, heel oud moet het berduurwerk zijn, ouder dan het weven, ouder dan het kunstmatig kleuren van stoffen. Het eerste leidt men hieruit af, dat wilde volksstammen, die geen andere bedek king kennen dan ruw-gesneden dieren huiden zelfs deze aan de randen om zoomen met lange steken van draden uit bonte bastvezels gedraaid. En zelfs bij het gebruik van geweven stoffen scheen men er eerder toe te komen, die in vak ken te vereieren met draden van een andere kleur, dan op eenzeifde stuk doek met verfstoffen een veelkleurig patroon aan te brengen. De eenvoudigste bor duurtechniek is bovendien een recht- streeksch uitvloeisel, een verfijnde, maar slechts weinig gecompliceerde vorm van het primitieve naaien, het ruwe aaneen hechten dat zoo oud is als de iets meer ontwikkelde kleeding zelf. Op de oudste gekleurde muurschilderingen van Egyptische en Assyrische monumen ten kan men duidelijk waarnemen, dat de bonte motieven op de kleederen der afgebeelde koningen, krijgers en derge lijke, door borduren en niet door verven zijn aangebracht. In de Middeleeuwen stond 1iet kun stige borduurwerk wel het hoogst in aanzien, en had een zeer voorname plaats in de dagverdeeling der aanzien lijke vrouwen en kloosterlingen. Uit de 13de eeuw dateert eerst het witte bor duurwerk zooals wij dat kennen, en ook het kleurborduren met ragfijne zij en ineengrijpenden vedersteek, het zooge naamde opus plumarium. Dit deed vooral dienst bij de vervaardiging van kostbare misgewaden en feestelijke huiskleeding, waaraan vooral in de tijden dat de man nen hun leven g'ootendeels in wapen rusting moesten doorbrengen, een lief devolle, schier weemoedige zorg en vin dingrijkheid werd besteed, die getuigt van het trouwe, verlangende wachten, en den smartelijken twijfel, of de met zoo veel liefde versierde en bewaarde klee- dingstukken wel ooit gedragen zouden worden. Voor practische doeleinden werden eenvoudig op grof linnen motieven ge borduurd, die dan werden uitgeknipt pn opgenaaid op de te versieren stoffen iets als ons applicatie-werk dus. Heele tafreelen werden op die manier samengesteld. Tijders de Renaissance werkten de beroemdste kunstenaars tot het ontwerpen daarvan mee Bij het rechtstreekse!) borduren op de stof kende men oorspronkelijk nog slechts den platten steek van het opus plumarium, en onzen gewonen krusisteek, die opus pulvinarium of kussensteek heette, daar dit voornamelijk voor het versieren van kussens, zit-, reis- en boekkussens gebezigd schijnt te zijn. De platte steek, die veel meer vrijheid in de keuze van materiaal en veel meer speling van figuren, richtingen en om- trek-lijnen toelaat, is natuurlijk de oudste. Geheel iets anders, en ondanks zijn in gewikkelde techniek toch van een eer- biedwaardigen ouderdom, is het F.ngelsch borduurwerk of opus anglicum uit die dagen, dat hemelsbreed verschilt van de tamme madeliefjes en guirlandetjes, die we tegenwoordig met dien naam Benoodigd: 1/4 el stof. (5 el Valen- cienne kant). Hoewel onze kleine meis jes tegenwoordig niet zoo vaak meer een schortje dragen als vroeger, toch kunnen we nog wel een aardig exemplaartje als bovenstaand gebruiken Vooral wanneer de kleine meid haar mooie jurkje aan beeft, vindt Moeder het jammer, als dit vuil wordt. Dit schortje kan men maken van bijna elke stof Wil men een mooi schortje hebben, dan maakt men het van batist, en werkt bet af met Valencienne schortje geknipt, dan stikt men de schou dernaadjes met een platten naad, waarna men den hals afwerkt, hetzij met een biais van 1 c.M. breedte, een festonneer-, of haaksteek, enz. De afwerking van den buitenrand van het schortje doet men precies't zelfde als den hals, zoo ook den bovenkant van het zakje. Want zakjes moeten er natuurlijk ook op het schortje, anders is het niet naar den zin van onze kleine. Het schortje wordt over het hoofd aangetrokken en als sluiting neemt men VIJF AVONDTOILETTEN. Ter vervaardiging of versiering van avondtoiletten kunnen wij onzen lezeres sen niets zoozeer aanbevelen als kant Behalve dat deze buitengewoon flatteus is en slechts weinig garneering vraagt, kan men er j; men van een vorig sei zoen tot de incest modieuse toiletten mede omtooveren. Met het oog op de zen laalsten zeer belangrijken factor ontwiepen wij de nrs. 105, 107 en 109, No. 105 is een elegante japon van zwart fluweel. Het corsage sluit schuin over dp borst en is versierd met zwart kanten mouwen. De charme van deze japon beslaat hoofdzakelijk uit de ma nier, waarop de breede ceintuur om de taille is gedrapeerd en den coquetten stri' op de linkerheup, No. 106 is een smaakvolle japon van amandelgroer - crêpe georgette, waar van het rokje uit vijf losse banen be staat, welke met een fijn geplisseerd strookje zijn versierd. No. 107 is een japon, welke zoowel ge schikt is voor een jeugdige vrouw als voor een dame op leeftijd. In het eer ste geval neme men lichtgetint satijn en kant van dezelfde kleur, in het tweede zal zwart, grijs of paars beter voldoen. No. 108 is een gracieuse japon van pas'- tel-blauw velours chiffon, welke gegar neerd is met een gordel van strass. De mouwen zijn lang en nauwsluitend. Het rokje is ran de voorzijde gefronst, het geen altijd een bijzonder cachet geelt. No. 109 werd gedacht in zwarte zijde en zwarte kant, welke gebruikt wordt voor het rokje, de mouwen en den pas. Het verdient aanbeveling, de laatste te voeren met zalmkleurige of witte crêpe georgette. Dit voorkomt n.l. het scheu ren van de kant. Een smal zijden cein tuurtje en een groote, vroolijk getinte bloem voltooien het geheel. MARGUERITE. bestempelen. Het was een soort reliëf werk met voorstellingen van menscha- üjke profiel-figuren, die op zeer aparte wijze werden uitgevoerd. Men begon midden op de wang en leidde van daar uit den draad met een soort kettingsteek spiraalvormig rond, tot het heele gezicht was opgevuld. Zoo werden ook handen, voeten en armen bewerkt, mits o*- de voorstelling onbedekt; de kleeding rrd door rechte strakke lijnen, die een pri mitieven plooienval nabootsten, weer gegeven, Was zoo'n borduurwerk af, dan werden er met de afgeronde punt van een verwarmd stuk ijzer hier en daar verdiepingen in aangebracht, hetgeen de illusie van een relief versterkte. Zulk reliefwerk schijnt zich, ook in andere uitvoeringen, een tijdlang zeer in de algemeene gunst verheugd te heb ben. De figuren werden dan over een onderlaag van carton of laken gewerkt om ze meer omhoog te brengen. Voor de fijne silhouetten van menschen en dieren we"den deze onderlagen met de meeste nauwkeurigheid gemodelleerd van wit laken, dat bevochtigd werd en bedekt met in vloeibare lijm geweekt carton, dat vervolgens overtrokken werd met taf; pas daarna werden deze verhoo gingen met zij en gouddraad bespannen Relief satiné werd dit eigenaardig straf en onbuigzaam werk genoemd. Me dunkt dat we aan iets dergelijks te denken hebben, wanneer we in oude beschrij vingen lezen van gewaden, die stijf ston den van zijde en goudborduursel. Een soort bas-relief werd nog verkregen door als onderlaag verscheidene lagen grof garen, kruiselings over elkaar gespan nen, te gebruiken, zooals wij soms nog wel bij enkele patronen doen met ons borduurkatoen. Om de omtrekken ster ker te doen spreken, werd iedere figuur met een dun koordje omzoomd. Ook werd voor opvulling wel eens goud draad gebruikt, dat dan met zijde werd overgewerkt, waarbij men het goud naar verkiezing meer of minder kon laten doorschijnen. Het borduren met goud en zilverdraad en de toepassing van edelsteenen, parels, stukjes glas en koralen beleefde eigen lijk maar een korten tijd van bloei, voornamelijk in Noord-Italië en Zuid- Duitschland. Ons appliqué, het stuksgewijze op naaien van motiefjes uit een andere stof gesneden, dat we in eenvoudiger vorm reeds in de eerste Middeleeuwen ont moeten, en dat na langen tijd van on genade nu onlangs weer in eere hersteld is, heeft ook tijden van velerlei toepas sing en verfijnde uitvoering gekend. De stukken, veelal bloemen, knoppen en bladeren, werden opgeplakt en om zoomd, terwijl de stengels en ranken werden bijgewerkt met kettingstcken of ook wel met kleurig schilderwerk. In den Renaissance-tijd werd dit dikwijls gecombineerd met een variatie op den egenwoordig nog bekenden Holbeinsteek, waarbij dan symmetrische, wiskunstige figuren gekozen werden, die met een enkelen draad zóó bewerkt werden, dat aan het werk geen goede en verkeerde kant te zien was. Uit het Oosten werd een borduur- methode ingevoerd, die eigenlijk een werkelijk mozaïek-werk was Volgens een geheel gevuld grondpatroon werden allerlei gekleurde stukjes doek uitge knipt en aaneengenaaid, terwijl de naden met den kettingsteek bedekt wer den. We zien dus dat de fiere fantasie, waarmee we. gewapend met een wollen draad van hartverscheurende kleur, op een modern kussen ot tea-cosy lostrek ken, eigenlijk zoo heel nieuw en up-to- date niet isl We doen niet anders, dan wat onze over-over-grootmoeders ook al deden; alleen missen we de meditatieve piëteit van die dagen, toen iedere ge borduurde bloem een stille kenenade- middag vo! zon en vrede vertegenwoor digde, en iedere bonte rank een ge dachte, half uitgesproken in kleur, half verborgen achter het effen beloop der glanzige steken. Een mysterie van wachten en bepeinzen, zichtbaar en tast baar geworden, en toch niet te achter halen, dót is ieder borduurwerk, waar een vrouw lange, eenzame dagen mee heeft doorgebracht. We moesten eerbied hebben voor zooiets en eens bedenken, of het niet juist de vrouwen met de de eerste maanden kunt geven. In de meeste gevallen zal dit verdunde koe melk zijn. De eerste 14 dagen zal dit een mengsel zijn van 1 deel koemelk 2 deelen water, dat 8 pet. suiker bevat, dus op den lOden dag 150 gr. koemelk. 300 gr. water en 24 gr. suiker (1/3 melk). Na 14 dagen, of soms wel na 3 weken, kan men overgaan tot een mengsel van 1 deel koemelk 1 deel water, dat weer 8 pCt. suiker bevat (14 melk). Om nu te weten, hoeveel baby noo- dig heeft per dag, vermenigvuldigt men het lichaamsgewicht, b.v. 6 pond, dus 3 K.G. met 150. In dit geval heeft dus uw kleintje noodig: 150 gr. melk, 300 gr. wa ter en 24 gr. suiker. Een baby, die dus 3 weken oud 3.5 K.G. weegt, krijgt 500 gr. voedsel: 250 gr. melk, 250 gr. water en 20 gr. suiker, terwijl men bij langzame toename in gewicht kan opklimmen tot 300 gr. melk, 300 gr. water en 24 gr. suiker. Langzaam gaat men dan over tot 213 melk en 1/3 water 10 pet. suiker en blijft baby hierop staan tot hij 46 maanden oud is. 't Beste lijkt mij een speciale pan meetglas en flesch ge reed te houden, waar de voeding, als ze zorgvuldig gekookt is, koel in bewaard wordt en frisch wordt weggezet en afge dekt. Na de 4e of 6e maand kan men een kleine hoeveelheid meel mee koken, eerst 5 gr., later 10 gr. per dag, b.v. rijste bloem of tarwebloem. 1 eetlepel suiker weegt 30 gram; 1 paplepel suiker weegt 15 gram; 1 thee lepel suiker (opgehoopt) weegt 5 gram. 1 eetlepel meel weegt 20 gram; 1 pap lepel meel weegt 10 gram; 1 theelepel meel weegt 3--4 gram (opgehoopt). Ook wordt vaak, tusschen de 4de en 6de maand al wat sinaasappelsap of ge schrapte zachte peer of k 'A banaan, geklopt met suiker gegeven, maar dit moet vooraf aan den doktet gevraagd worden. Bij 't koken minstens 5 minuten de melk goed door laten koken en 't te kort dat men krijgt door 't verdampen van 't water met gekookt water aanvullen. In den zomer is 't aan te bevelen, de voeding in tweeën te maken, met 't oog op bederf. Karnemelkvoeding, Kamemelkvoeding bereidt men als volgt; In een goed omgespoelde pan doet men 15 gram rijstemeel of tarwemeel, mengt dit voorzichtig aan (geen klontjes!) met wat van de 1 L. karnemelk en voegt de rest karnemelk al roerende eraan toe, zet dit op een vuur en laat dit, al roe rende met een houten lepel, 10 minuten doorkoken, voegt hierna 30 gr. witte sui ker toe. Ook hier weer 't verdampte water aanvullen met gekookt water. Denk bij 't warmen aan 't schiften! Gortwater of rijslwater. 1 eetlepel rijst of gort (goed gewas- schen) wordt opgezet met Vi L. water en moet minstens 15 minuten doorko ken. Dit door een goed schoon dun doekje filtreeren en aanvullen met ge kookt water tot een lA liter. Later volgt de melk. Is baby een half jaar oud, dan kan men een der fleschjes vervangen door een theeschoteltje dunne pap van gries- meel, heel fijne natuurlijk, rijstemeel, be schuit, Nutricia's of Molenaars kinder meel, met wat suiker en een theelepeltje boter. De eerste week half melk, half water en langzamerhand in volle melk. Na een maand kan men dan weer een flesch vervangen door een bouillon, waarin groente afgetrokken is, rund- vleesch-, kalfsvleesch-bouillon (1 ons poulet-vleesch is voldoende voor 2 da gen): men kan dezen bouillon weer bin den met wat gries- of rijstmeel. Ook wordt wel in 't begin bouillon en melk gegeven. Een schoteltje fijngewreven boonen- pureé met wat appelmoes en wat suiker, spinazie, door de zeef gewreven (paarde- harenzeef) zal dan weldra een geliefde maaltijd worden. Zoo ook worteltjes, an dijvie, doperwtjes, bloemkool, gestoofde sla, aardappelpurée (gezeefd of fijn ver deeld). 't Eerste tandje bewijst reeds, dat er al eenige variatie mag komen in 't voedsel, dat 'tal eenig vaster voedsel vraagt. Een beenen ring mag men dan reeds en plotseling opklinkt, het kind schade kan doen. Natuurlijk gebeurt dat niet opzettelijk, meestal weten zij niet, dat zij schade aanbrengen. Heel spoedig na de periode van graag naar muziek te luisteren, komt de be hoefte aan zelf meezingen en er hangt dan heel veel van de leiding af voor 't bereiken van goed en zuiver zingen. Als voorbereiding om 't kind in een prettigen, onbewusten vorm te leeren nauwkeurig toon te treffen, kunnen we allerlei dieren nabootsen en de kinde ren, als ze eerst goed geluisterd hebben, zachtjes laten meedoen. We beginnen b.v. met een koetje te laten loeien, boe (m - Üm ItqH I I 11 I i,nt| Kant. Ook kan men het maken van fiji witte katoen, reformstof, zephir, van gi ruite of gestreepte katoen. Het spree van zelf, dat men de versiering in ove eenstemming brengt met de stof, die m voor het schortje kiest. Het patroont; is zeer gemakkelijk te maken en ook b is elkaar zetten is zoo gebeurd. Is hi C*». - Cm - C«4> - Cm £•- C«-C«-Co* boe, boe; de oe is namelijk een gemak kelijke klinker om te zingen en we ne men als eerste toonliookte de s. Er is bijna geen kans, dat die buiten het be reik van het kleine kinderstemmetje ligt. Hebben we hiermede succes, en loeien alle kleine koetjes zuiver mee, dan komt er een koe bij, die een veel zwaarder stem heeft, of, zooals de kin deren zelf zeggen, veel donkerder stem. We zingen dan een kleine terts lager, dus op e. Lukt ook dat, dan kunnen we er nog een koe en een kalfje bij halen, die op de lage en de hooge c hun boe-boe-boe laten hooren. Niet alle kin deren zullen dezen afstand al kunnen zingen. Zoo'n dieren-verhaal kan steeds uitgebreid worden en de kinderen heb ben zoo niet ineens de dubbele moeilijk heid van tekst en melodie tegelijk te moeten weergeven. In een volgend artikel zal ik u zoo'n muzikaal dierenverhaal vertellen. J. F. JACOBS-ARRIENS. Dezen keer zal ik u op een zakdoeken sachet vergasten. Men zal misschien wel eenigszins verbaasd zijn, als men de teekeningen ziet, doch als men de be schrijving gelezen heeft, zal, wat op het oogenblik onmogelijk lijkt, heel duidelijk worden en veel navolging vinden. Dit sachet kan men zich voorstellen als een ronde bus (geen blikken, maar een van zijde) zonder deksel, doch die aan den bovenkant een breeden platten rand heeft. Deze bus laat men langzaam vallen, men draait haar een kwartslag om, en gesloten is zij. Ik zal nu tot een uitvoeriger beschrij ving overgaan. Men knipt een rond stukje karton, zu «..m. middellijn, waar men een laagje watten oplegt. Dit kar ton en de watten worden samen over trokken met een vrij stevige zijde. Dit tezamen vormt den bodem. Dan knipt men een rechthoekigen lap van dezelfde zijde; hoogte 15 a 20 c.M., de lengte na tuurlijk 2 2/7 X de middellijn van den bodem, omdat hij daar precies omheen moet passen. Deze lap wordt dichtge naaid of gestikt en aan den zijkant van den bodem gehecht. Deze naad wordt gemaskeerd door een smal koordje. De bovenkant wordt ook omgezoomd. Nu zal men zich waarschijnlijk beter kun nen voorstellen, dat het op een bus ge lijkt. Als alles zoover klaar is, knipt men een ronden rand karton, middellijn pl.m. 35 c.M., waarin een gat geknipt wordt, grootte middellijn van den bodem, zoo als men op de teekening B ziet. Deze wordt geheel overtrokken met dezelfde zijde, die dan versierd kan worden, zoo als de teekening A aangeeft (borduren, beschilderen) of men kan er een ge werkte zijde voor nemen. (Op de tee kening is de kern de bus dus wat binnen den binnensten cirkel ligt). Als de bus aar is, kan hij aan den bovenkant van de cylindriscbe bus ge naaid worden. Laat men nu deze bus langzaam zakken (harmonica-idée), dan neemt men den bovenrand (den versier den rand dus) en draait dezen een halven draai naar rechts om. Op die manier wordt het sachet gesloten. Onze lezeressen kunnen van onze mode-ontwerpen nauwkeurig naar maat geknipte patronen ontvangen, teg i uiterst billijke prijzen, die voor elk model afzonderlijk worden opgegeven. Men neme daarvoor zorgvuldig de maat op de volgende wijze: Voordat men de maat gaat nemen, bindt men een bandje om de taille,'waar door men de juiste lengte van voor-, zij- en ruglengte akan meten. Bovenwijdte De geheele bovenwijdte wordt genomen over het breedst van den rug. (volg. voorb.) Taillewijdte De taillewijdte wordt genomen strak om de taille. Heupwijdte. De heupwijdte wordt genomen 15 c.M. jnder de taille, vooral niet te strak Voorlengte De voorlengte wordt geno men vanuit den hals tot het bandje. Zijlengte. De zijlengte wordt genomen vanuit het oksel tot het bandje. Ruglengte De ruglengte wordt geno men vanuit den rugwcrvel tot bet bandie. Schouder-, Elleboog- en Polslengte, waarbij men steeds den centimeter bij den hals laat liggen (volg. voorb.) Elleboogwijdte Hierbij houdt men den arm gebogen, daar anders de mouw te nauw zou worden. Polswijdte. Vuistwijdte. Armsgatwijdte. Heele lengte. De geheele lengte van japon of mantel wordt vanuit den hals gemeten. Met het maatnemen gelieve men nauwkeurig op het voorbeeld te leiten De maten gelieve men bij bestelling van een patroon met het nummer van het gewenschte model duidelijk op te geven aan; „Het Patronen Kantoor" Post bus no. 1, Haarlem, onder bijvoeging van het bepaalde bedrag in postzegels Men verwijze daarbij naar den naam van dit blad. Binnen enkele dagen volgt dan franco toezending van het patroon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 16