OnzeVfoaweiifBtrieli
.n?
r"U
De groote vasten.
Uit de geschiedenis
van ons
borduurwerk.
5555555555555*55555555 ONZE KLEEDING 5555555555555555555555
Schortje voor meisje van 2 tot 3 jaar
Zakdoeken-sachet.
Patronen naar Maat
Kinderenen muziek
Babyzorg.
Als wij zoeken, vinden wij zooveel
gelegenheden om nu in de Vasten eens
beter te zijn dan de andere dagen van
bet jaar, om dingen te doen, die wij
niet graag doen en dingen na te laten,
die wij wel graag doen, in één woord
om ons zelf, ons eigen egoïsme te over
winnen.
NELLY.
r~
PRIJZEN DER PATRONEN:
Fig. 105 1.20.
Fig. 106 0.90.
Fig. 107 1.—
Fig. 108 1.-.
Fig. 109 1.25.
EEN SERIE ZAKDOEKJES.
Ziehier het eerste bloemenhoekje Over de
bewerki'ng zal ik wel niets meer behoeven te
zeggen, daar die u van de vorige keeren
bekend is. 't Natuurlijkste lijkt mij
ditmaal, het zakdoekje zacht lila en het
borduursel paars te nemen.
TRIX.
Na kj is in onze gedachten
Nieuw,r goed voorbij, of daar staat de
groote Vasten al weer voor de deur.
En het begin van de Vasten doet ons
dadelijk denken aan het blijde einde:
„het jubelfeest van Paschen."
Wij behoeven heclemaal niet te
schrikken voor het woord Vasten, want
het vasten is zoo slim niet meer, er zijn
zelfs ouderen van dagen, die een beetje
pruttelen en meenen: „is dit nu vasten,
het beteekent niets meer, de menschen
behoeven zich haast niets meer te ont
zeggen, neen, dan wij vroeger, dat was
neg eens de moeite waard. Zoo achter
elkaar vier vleeschlooze dagen, dan
voelde je, dat ie vastte. En 's morgens
een boterham eten, daar kwam niets van
in, hoor, maar nu, de een heeft dispen
satie voor dit en de ander heeft dispen
satie voor dat, en al heb ie geen dispen
satie, veel hoef je toch niet te vasten."
Het is eerlijk waar, wij hebben geen
strenge vastenbepalingen meer. Maar de
H. Kerk is een wijze Moeder. Zij weet
wat en waarom ze iets doet en het is
niet aan Haar kinderen, er critiek op uit
te oefenen.
Bovendien de bedoeling van onze
Moeder de H. Kerk is niet, dat wij ons
nu niets meer behoeven te ontzeggen,
geen enkel offertje hoeven te brengen.
Integendeel, wat wij nu aan verplichte
boetedoening te kort komen, kunnen wij
zelf aanvullen door vrijwillige verster
vingen en elke biechtvader, die zijn
penitent dispensatie verleent, zal hem
of haar daar ook op wijzen.
Alleen er zijn zooveel menschen, die
daar - niet goed raad mee weten. Hoe
kunnen wij ons nu zelf verstervingen
opleggen, denken zij, wij zijn toch geen
kloosterlingen. Wij eten geen vleesch als
het verboden is in de Vasten en wij
gaan niet uit, eens per dag te eten, daar
kunnen wij nu eenmaal niet tegen!
Maar wij behoeven heusch geen kloos
terlingen te zijn, om verstervingen te
doen en als wij er ons op toeleggen, dan
ontdekken wij een massa gelegenheden.
De mannen ziet men de laatste jaren
b.v. in de Vasten veel minder rooken,
en voor een rookliefhebber die gewoon
lijk 4 sigaren zal ik maar noemen, rookt
en zich op een mager rantsoen van 1
stelt, is dit een groote versterving, Hii
moet zich, dunkt mij af en toe geweld
aandoen om zijn eigen belofte te houden.
Hoe zouden de sigaretten rookende
meisjes en vrouwen er over denken zich
in de vasten van dit genot geheel te
onthouden.
Maar over het algemeen maken de
vrouwen zich meer aan snoepen dan aan
rooken schuldig. Zou het geen verdienste
rijn, dit ook ongevraagd te laten, wie
ernstig over de Vasten denkt en vasten
kan, snoept vanzelf tusschentijds niet,
maar al de anderen, die niet vasten
kunnen, zij kunnen toch het snoepen
wel laten.
De huisvrouw kan er voor zorgen, dat
de maaltijden in de Vasten wel flink en
voedzaam zijn, maar niet met allerlei
lekkere gerechten worden vermeerderd
en als de huisvrouw het toch doet, dan
is het een mooie versterving, die lekkere
hapjes eens te laten passeeren.
Dan zijn er* altijd van die onaange
name werkjes in de huishouding, op
kantoor, op 't magazijn of in den winkel.
Als wij die nu juist eens wel deden,
terwijl wij ze anders van ons afschuiven.
Of wij hebben iemand in onze omgeving,
die wij niet zoo goed kannen uitstaan of
die eigenaardigheden heeft, waaraan wij
ons telkens ergeren. Zou het geen goede
zelfoverwinning zijn, nu juist eens bij
zonder vriendelijk te zijn tegen die per
soon en moeite te doen zich aan die
eigenaardigheden niet te storen.
En als wij dan nog onze gebeden ver
meerderen en ons ke'k gaan, dan zul
len wij zelf ondervinden, hoe een nut
wij getrokken hebben uit dezen tijd van
boete en met hoeveel meer vreugde
wij het Paaschfeest zullen vieren.
BRIGITTA.
Ik ken iemand, die te midden van
een vredig en arbeidzaam zwijgen, waar
in we ons beiden beijveren met een of
ander vrouwelijk handwerk, me plotse
ling pleegt op te schrikken met de kin
derlijke vraag vol ontzag en in 'n soort
bewonderend fluisteren: „Wie zou zoo
iets nu hebben uitgevonden, denk je?'
Ik geloof dat het van heel weinige van
onze fegenwoordfg-Eekendè fraafe of
nuttige handwerken zal te achterhalen
zijn, wie ze precies heeft „uitgevonden"!
De meeste hebben zich uit verschillen
de primitieve toepassingen ontwikkeld
tot den vasten, beproefden vorm dien
wij nu kennen en beoefenen. Enkele
zijn als 't ware onder onze oogen ont
staan, zooals het vervaardigen van de
veel-gepropageerde Dichtle-kant en der
gelijke, maar tallooze laten zich naspeu
ren en terugvoeren tot op de scheme
rige grenzen van de geschiedenis. Daar
hebben we bijvoorbeeld ons borduur
werk, waarvan we tegenwoordig enkele
uitvoeringen onderscheiden, die elkaar
wat materiaal en bestemming betreft, nu
niet zoo heel veel ontloopen.
Goed en mooi, dat wil zeggen, gedul
ding te kunnen borduren, vereischt
vooral in onze dagen een heel aparte
mentaliteit. De meeste moderne vrou
wen staren met een soort beklagend af
grijzen op zoo'n onbegrepen zonderlinge,
die middagenlang zachtzinnig en piacied
met een omvangrijk borduurwerk kan
bezig zijn. Ze beschouwen haar met hei
melijke geringschatting, als eigenlijk
zoo'n beetje suf en temperamentloos, en
kennen haar maar heel weinig spirit en
innerlijken rijkdom toe. Zoo'n paar grove
bontr steken op een artistieke jurk of
een >rigineel kussen, alla, dat kan er
mee door, maar dat voorwereldlijke witte
pc erwerk brrr! Het kan eehter een
troost zijn voor de conservatieve voor
standers van die venerabele werkstuk
ken dat 't in den loop der geschiedenis
waarlijk niet de doetjes en begijntjes ge
weest zijn, die daarvoor neiging ver
toonden! Nog onlangs las ik ergens een
met tallooze bewijsstukken en jaartallen
gestaafd relaas, waarin het verschijnsel
werd besproken, dat bijna alle litteraire
vrouwen van beteekenis een aangeboren
voorliefde voor fijn wit borduurwerk
vertoonden, en dat haar prestaties op
dat gebied boven alle andere uitblonken.
En dergelijke vrouwen hebben toch ver
moedelijk wel zoo eenige gedachten in
haar 'noofd gehad!
Zooals de naam aanduidt, droeg het
borduren oorspronkelijk het karakter van
een randversiering, een decoratief om
boorden, omzoomen, een afwerking die
nuttig en sierlijk tegelijk wilde zijn.
Heel, heel oud moet het berduurwerk
zijn, ouder dan het weven, ouder dan het
kunstmatig kleuren van stoffen. Het
eerste leidt men hieruit af, dat wilde
volksstammen, die geen andere bedek
king kennen dan ruw-gesneden dieren
huiden zelfs deze aan de randen om
zoomen met lange steken van draden uit
bonte bastvezels gedraaid. En zelfs bij
het gebruik van geweven stoffen scheen
men er eerder toe te komen, die in vak
ken te vereieren met draden van een
andere kleur, dan op eenzeifde stuk doek
met verfstoffen een veelkleurig patroon
aan te brengen. De eenvoudigste bor
duurtechniek is bovendien een recht-
streeksch uitvloeisel, een verfijnde, maar
slechts weinig gecompliceerde vorm
van het primitieve naaien, het ruwe
aaneen hechten dat zoo oud is als de
iets meer ontwikkelde kleeding zelf. Op
de oudste gekleurde muurschilderingen
van Egyptische en Assyrische monumen
ten kan men duidelijk waarnemen, dat
de bonte motieven op de kleederen der
afgebeelde koningen, krijgers en derge
lijke, door borduren en niet door verven
zijn aangebracht.
In de Middeleeuwen stond 1iet kun
stige borduurwerk wel het hoogst in
aanzien, en had een zeer voorname
plaats in de dagverdeeling der aanzien
lijke vrouwen en kloosterlingen. Uit de
13de eeuw dateert eerst het witte bor
duurwerk zooals wij dat kennen, en ook
het kleurborduren met ragfijne zij en
ineengrijpenden vedersteek, het zooge
naamde opus plumarium. Dit deed vooral
dienst bij de vervaardiging van kostbare
misgewaden en feestelijke huiskleeding,
waaraan vooral in de tijden dat de man
nen hun leven g'ootendeels in wapen
rusting moesten doorbrengen, een lief
devolle, schier weemoedige zorg en vin
dingrijkheid werd besteed, die getuigt
van het trouwe, verlangende wachten,
en den smartelijken twijfel, of de met zoo
veel liefde versierde en bewaarde klee-
dingstukken wel ooit gedragen zouden
worden.
Voor practische doeleinden werden
eenvoudig op grof linnen motieven ge
borduurd, die dan werden uitgeknipt pn
opgenaaid op de te versieren stoffen
iets als ons applicatie-werk dus.
Heele tafreelen werden op die manier
samengesteld. Tijders de Renaissance
werkten de beroemdste kunstenaars tot
het ontwerpen daarvan mee
Bij het rechtstreekse!) borduren op de
stof kende men oorspronkelijk nog
slechts den platten steek van het opus
plumarium, en onzen gewonen krusisteek,
die opus pulvinarium of kussensteek
heette, daar dit voornamelijk voor het
versieren van kussens, zit-, reis- en
boekkussens gebezigd schijnt te zijn.
De platte steek, die veel meer vrijheid
in de keuze van materiaal en veel meer
speling van figuren, richtingen en om-
trek-lijnen toelaat, is natuurlijk de
oudste.
Geheel iets anders, en ondanks zijn in
gewikkelde techniek toch van een eer-
biedwaardigen ouderdom, is het F.ngelsch
borduurwerk of opus anglicum uit die
dagen, dat hemelsbreed verschilt van
de tamme madeliefjes en guirlandetjes,
die we tegenwoordig met dien naam
Benoodigd: 1/4 el stof. (5 el Valen-
cienne kant). Hoewel onze kleine meis
jes tegenwoordig niet zoo vaak meer een
schortje dragen als vroeger, toch kunnen
we nog wel een aardig exemplaartje als
bovenstaand gebruiken Vooral wanneer
de kleine meid haar mooie jurkje aan
beeft, vindt Moeder het jammer, als dit
vuil wordt. Dit schortje kan men maken
van bijna elke stof Wil men een mooi
schortje hebben, dan maakt men het van
batist, en werkt bet af met Valencienne
schortje geknipt, dan stikt men de schou
dernaadjes met een platten naad, waarna
men den hals afwerkt, hetzij met een
biais van 1 c.M. breedte, een festonneer-,
of haaksteek, enz. De afwerking van den
buitenrand van het schortje doet men
precies't zelfde als den hals, zoo ook den
bovenkant van het zakje. Want zakjes
moeten er natuurlijk ook op het schortje,
anders is het niet naar den zin van onze
kleine. Het schortje wordt over het hoofd
aangetrokken en als sluiting neemt men
VIJF AVONDTOILETTEN.
Ter vervaardiging of versiering van
avondtoiletten kunnen wij onzen lezeres
sen niets zoozeer aanbevelen als kant
Behalve dat deze buitengewoon flatteus
is en slechts weinig garneering vraagt,
kan men er j; men van een vorig sei
zoen tot de incest modieuse toiletten
mede omtooveren. Met het oog op de
zen laalsten zeer belangrijken factor
ontwiepen wij de nrs. 105, 107 en 109,
No. 105 is een elegante japon van
zwart fluweel. Het corsage sluit schuin
over dp borst en is versierd met zwart
kanten mouwen. De charme van deze
japon beslaat hoofdzakelijk uit de ma
nier, waarop de breede ceintuur om de
taille is gedrapeerd en den coquetten
stri' op de linkerheup,
No. 106 is een smaakvolle japon van
amandelgroer - crêpe georgette, waar
van het rokje uit vijf losse banen be
staat, welke met een fijn geplisseerd
strookje zijn versierd.
No. 107 is een japon, welke zoowel ge
schikt is voor een jeugdige vrouw als
voor een dame op leeftijd. In het eer
ste geval neme men lichtgetint satijn en
kant van dezelfde kleur, in het tweede
zal zwart, grijs of paars beter voldoen.
No. 108 is een gracieuse japon van pas'-
tel-blauw velours chiffon, welke gegar
neerd is met een gordel van strass. De
mouwen zijn lang en nauwsluitend. Het
rokje is ran de voorzijde gefronst, het
geen altijd een bijzonder cachet geelt.
No. 109 werd gedacht in zwarte zijde
en zwarte kant, welke gebruikt wordt
voor het rokje, de mouwen en den pas.
Het verdient aanbeveling, de laatste te
voeren met zalmkleurige of witte crêpe
georgette. Dit voorkomt n.l. het scheu
ren van de kant. Een smal zijden cein
tuurtje en een groote, vroolijk getinte
bloem voltooien het geheel.
MARGUERITE.
bestempelen. Het was een soort reliëf
werk met voorstellingen van menscha-
üjke profiel-figuren, die op zeer aparte
wijze werden uitgevoerd. Men begon
midden op de wang en leidde van daar
uit den draad met een soort kettingsteek
spiraalvormig rond, tot het heele gezicht
was opgevuld. Zoo werden ook handen,
voeten en armen bewerkt, mits o*- de
voorstelling onbedekt; de kleeding rrd
door rechte strakke lijnen, die een pri
mitieven plooienval nabootsten, weer
gegeven, Was zoo'n borduurwerk af, dan
werden er met de afgeronde punt van
een verwarmd stuk ijzer hier en daar
verdiepingen in aangebracht, hetgeen de
illusie van een relief versterkte.
Zulk reliefwerk schijnt zich, ook in
andere uitvoeringen, een tijdlang zeer
in de algemeene gunst verheugd te heb
ben. De figuren werden dan over een
onderlaag van carton of laken gewerkt
om ze meer omhoog te brengen. Voor
de fijne silhouetten van menschen en
dieren we"den deze onderlagen met de
meeste nauwkeurigheid gemodelleerd
van wit laken, dat bevochtigd werd en
bedekt met in vloeibare lijm geweekt
carton, dat vervolgens overtrokken werd
met taf; pas daarna werden deze verhoo
gingen met zij en gouddraad bespannen
Relief satiné werd dit eigenaardig straf
en onbuigzaam werk genoemd. Me dunkt
dat we aan iets dergelijks te denken
hebben, wanneer we in oude beschrij
vingen lezen van gewaden, die stijf ston
den van zijde en goudborduursel. Een
soort bas-relief werd nog verkregen door
als onderlaag verscheidene lagen grof
garen, kruiselings over elkaar gespan
nen, te gebruiken, zooals wij soms nog
wel bij enkele patronen doen met ons
borduurkatoen. Om de omtrekken ster
ker te doen spreken, werd iedere figuur
met een dun koordje omzoomd. Ook
werd voor opvulling wel eens goud
draad gebruikt, dat dan met zijde werd
overgewerkt, waarbij men het goud naar
verkiezing meer of minder kon laten
doorschijnen.
Het borduren met goud en zilverdraad
en de toepassing van edelsteenen, parels,
stukjes glas en koralen beleefde eigen
lijk maar een korten tijd van bloei,
voornamelijk in Noord-Italië en Zuid-
Duitschland.
Ons appliqué, het stuksgewijze op
naaien van motiefjes uit een andere stof
gesneden, dat we in eenvoudiger vorm
reeds in de eerste Middeleeuwen ont
moeten, en dat na langen tijd van on
genade nu onlangs weer in eere hersteld
is, heeft ook tijden van velerlei toepas
sing en verfijnde uitvoering gekend. De
stukken, veelal bloemen, knoppen en
bladeren, werden opgeplakt en om
zoomd, terwijl de stengels en ranken
werden bijgewerkt met kettingstcken of
ook wel met kleurig schilderwerk. In
den Renaissance-tijd werd dit dikwijls
gecombineerd met een variatie op den
egenwoordig nog bekenden Holbeinsteek,
waarbij dan symmetrische, wiskunstige
figuren gekozen werden, die met een
enkelen draad zóó bewerkt werden, dat
aan het werk geen goede en verkeerde
kant te zien was.
Uit het Oosten werd een borduur-
methode ingevoerd, die eigenlijk een
werkelijk mozaïek-werk was Volgens
een geheel gevuld grondpatroon werden
allerlei gekleurde stukjes doek uitge
knipt en aaneengenaaid, terwijl de
naden met den kettingsteek bedekt wer
den.
We zien dus dat de fiere fantasie,
waarmee we. gewapend met een wollen
draad van hartverscheurende kleur, op
een modern kussen ot tea-cosy lostrek
ken, eigenlijk zoo heel nieuw en up-to-
date niet isl We doen niet anders, dan
wat onze over-over-grootmoeders ook al
deden; alleen missen we de meditatieve
piëteit van die dagen, toen iedere ge
borduurde bloem een stille kenenade-
middag vo! zon en vrede vertegenwoor
digde, en iedere bonte rank een ge
dachte, half uitgesproken in kleur, half
verborgen achter het effen beloop der
glanzige steken. Een mysterie van
wachten en bepeinzen, zichtbaar en tast
baar geworden, en toch niet te achter
halen, dót is ieder borduurwerk, waar
een vrouw lange, eenzame dagen mee
heeft doorgebracht. We moesten eerbied
hebben voor zooiets en eens bedenken,
of het niet juist de vrouwen met de
de eerste maanden kunt geven. In de
meeste gevallen zal dit verdunde koe
melk zijn. De eerste 14 dagen zal dit een
mengsel zijn van 1 deel koemelk 2
deelen water, dat 8 pet. suiker bevat,
dus op den lOden dag 150 gr. koemelk.
300 gr. water en 24 gr. suiker (1/3 melk).
Na 14 dagen, of soms wel na 3 weken,
kan men overgaan tot een mengsel van
1 deel koemelk 1 deel water, dat
weer 8 pCt. suiker bevat (14 melk).
Om nu te weten, hoeveel baby noo-
dig heeft per dag, vermenigvuldigt men
het lichaamsgewicht, b.v. 6 pond, dus 3
K.G. met 150. In dit geval heeft dus uw
kleintje noodig: 150 gr. melk, 300 gr. wa
ter en 24 gr. suiker. Een baby, die dus
3 weken oud 3.5 K.G. weegt, krijgt 500
gr. voedsel: 250 gr. melk, 250 gr. water
en 20 gr. suiker, terwijl men bij langzame
toename in gewicht kan opklimmen tot
300 gr. melk, 300 gr. water en 24 gr.
suiker.
Langzaam gaat men dan over tot 213
melk en 1/3 water 10 pet. suiker en
blijft baby hierop staan tot hij 46
maanden oud is. 't Beste lijkt mij een
speciale pan meetglas en flesch ge
reed te houden, waar de voeding, als ze
zorgvuldig gekookt is, koel in bewaard
wordt en frisch wordt weggezet en afge
dekt.
Na de 4e of 6e maand kan men een
kleine hoeveelheid meel mee koken,
eerst 5 gr., later 10 gr. per dag, b.v. rijste
bloem of tarwebloem.
1 eetlepel suiker weegt 30 gram; 1
paplepel suiker weegt 15 gram; 1 thee
lepel suiker (opgehoopt) weegt 5 gram.
1 eetlepel meel weegt 20 gram; 1 pap
lepel meel weegt 10 gram; 1 theelepel
meel weegt 3--4 gram (opgehoopt).
Ook wordt vaak, tusschen de 4de en
6de maand al wat sinaasappelsap of ge
schrapte zachte peer of k 'A banaan,
geklopt met suiker gegeven, maar dit moet
vooraf aan den doktet gevraagd worden.
Bij 't koken minstens 5 minuten de
melk goed door laten koken en 't te kort
dat men krijgt door 't verdampen van
't water met gekookt water aanvullen.
In den zomer is 't aan te bevelen, de
voeding in tweeën te maken, met 't oog
op bederf.
Karnemelkvoeding,
Kamemelkvoeding bereidt men als
volgt;
In een goed omgespoelde pan doet men
15 gram rijstemeel of tarwemeel, mengt
dit voorzichtig aan (geen klontjes!) met
wat van de 1 L. karnemelk en voegt de
rest karnemelk al roerende eraan toe,
zet dit op een vuur en laat dit, al roe
rende met een houten lepel, 10 minuten
doorkoken, voegt hierna 30 gr. witte sui
ker toe. Ook hier weer 't verdampte
water aanvullen met gekookt water.
Denk bij 't warmen aan 't schiften!
Gortwater of rijslwater.
1 eetlepel rijst of gort (goed gewas-
schen) wordt opgezet met Vi L. water
en moet minstens 15 minuten doorko
ken. Dit door een goed schoon dun
doekje filtreeren en aanvullen met ge
kookt water tot een lA liter. Later volgt
de melk.
Is baby een half jaar oud, dan kan
men een der fleschjes vervangen door
een theeschoteltje dunne pap van gries-
meel, heel fijne natuurlijk, rijstemeel, be
schuit, Nutricia's of Molenaars kinder
meel, met wat suiker en een theelepeltje
boter. De eerste week half melk, half
water en langzamerhand in volle melk.
Na een maand kan men dan weer een
flesch vervangen door een bouillon,
waarin groente afgetrokken is, rund-
vleesch-, kalfsvleesch-bouillon (1 ons
poulet-vleesch is voldoende voor 2 da
gen): men kan dezen bouillon weer bin
den met wat gries- of rijstmeel. Ook
wordt wel in 't begin bouillon en melk
gegeven.
Een schoteltje fijngewreven boonen-
pureé met wat appelmoes en wat suiker,
spinazie, door de zeef gewreven (paarde-
harenzeef) zal dan weldra een geliefde
maaltijd worden. Zoo ook worteltjes, an
dijvie, doperwtjes, bloemkool, gestoofde
sla, aardappelpurée (gezeefd of fijn ver
deeld). 't Eerste tandje bewijst reeds,
dat er al eenige variatie mag komen in
't voedsel, dat 'tal eenig vaster voedsel
vraagt.
Een beenen ring mag men dan reeds
en plotseling opklinkt, het kind schade
kan doen. Natuurlijk gebeurt dat niet
opzettelijk, meestal weten zij niet, dat zij
schade aanbrengen.
Heel spoedig na de periode van graag
naar muziek te luisteren, komt de be
hoefte aan zelf meezingen en er hangt
dan heel veel van de leiding af voor 't
bereiken van goed en zuiver zingen.
Als voorbereiding om 't kind in een
prettigen, onbewusten vorm te leeren
nauwkeurig toon te treffen, kunnen we
allerlei dieren nabootsen en de kinde
ren, als ze eerst goed geluisterd hebben,
zachtjes laten meedoen. We beginnen
b.v. met een koetje te laten loeien, boe
(m - Üm
ItqH I I 11 I i,nt|
Kant. Ook kan men het maken van fiji
witte katoen, reformstof, zephir, van gi
ruite of gestreepte katoen. Het spree
van zelf, dat men de versiering in ove
eenstemming brengt met de stof, die m
voor het schortje kiest. Het patroont;
is zeer gemakkelijk te maken en ook b
is elkaar zetten is zoo gebeurd. Is hi
C*». - Cm - C«4> - Cm £•- C«-C«-Co*
boe, boe; de oe is namelijk een gemak
kelijke klinker om te zingen en we ne
men als eerste toonliookte de s. Er is
bijna geen kans, dat die buiten het be
reik van het kleine kinderstemmetje
ligt. Hebben we hiermede succes, en
loeien alle kleine koetjes zuiver mee,
dan komt er een koe bij, die een veel
zwaarder stem heeft, of, zooals de kin
deren zelf zeggen, veel donkerder stem.
We zingen dan een kleine terts lager,
dus op e. Lukt ook dat, dan kunnen we
er nog een koe en een kalfje bij halen,
die op de lage en de hooge c hun
boe-boe-boe laten hooren. Niet alle kin
deren zullen dezen afstand al kunnen
zingen. Zoo'n dieren-verhaal kan steeds
uitgebreid worden en de kinderen heb
ben zoo niet ineens de dubbele moeilijk
heid van tekst en melodie tegelijk te
moeten weergeven.
In een volgend artikel zal ik u zoo'n
muzikaal dierenverhaal vertellen.
J. F. JACOBS-ARRIENS.
Dezen keer zal ik u op een zakdoeken
sachet vergasten. Men zal misschien wel
eenigszins verbaasd zijn, als men de
teekeningen ziet, doch als men de be
schrijving gelezen heeft, zal, wat op het
oogenblik onmogelijk lijkt, heel duidelijk
worden en veel navolging vinden.
Dit sachet kan men zich voorstellen
als een ronde bus (geen blikken, maar
een van zijde) zonder deksel, doch die
aan den bovenkant een breeden platten
rand heeft. Deze bus laat men langzaam
vallen, men draait haar een kwartslag
om, en gesloten is zij.
Ik zal nu tot een uitvoeriger beschrij
ving overgaan. Men knipt een rond
stukje karton, zu «..m. middellijn, waar
men een laagje watten oplegt. Dit kar
ton en de watten worden samen over
trokken met een vrij stevige zijde. Dit
tezamen vormt den bodem. Dan knipt
men een rechthoekigen lap van dezelfde
zijde; hoogte 15 a 20 c.M., de lengte na
tuurlijk 2 2/7 X de middellijn van den
bodem, omdat hij daar precies omheen
moet passen. Deze lap wordt dichtge
naaid of gestikt en aan den zijkant van
den bodem gehecht. Deze naad wordt
gemaskeerd door een smal koordje. De
bovenkant wordt ook omgezoomd. Nu
zal men zich waarschijnlijk beter kun
nen voorstellen, dat het op een bus ge
lijkt. Als alles zoover klaar is, knipt men
een ronden rand karton, middellijn pl.m.
35 c.M., waarin een gat geknipt wordt,
grootte middellijn van den bodem, zoo
als men op de teekening B ziet. Deze
wordt geheel overtrokken met dezelfde
zijde, die dan versierd kan worden, zoo
als de teekening A aangeeft (borduren,
beschilderen) of men kan er een ge
werkte zijde voor nemen. (Op de tee
kening is de kern de bus dus wat
binnen den binnensten cirkel ligt).
Als de bus aar is, kan hij aan den
bovenkant van de cylindriscbe bus ge
naaid worden. Laat men nu deze bus
langzaam zakken (harmonica-idée), dan
neemt men den bovenrand (den versier
den rand dus) en draait dezen een halven
draai naar rechts om. Op die manier
wordt het sachet gesloten.
Onze lezeressen kunnen van onze
mode-ontwerpen nauwkeurig naar maat
geknipte patronen ontvangen, teg i
uiterst billijke prijzen, die voor elk
model afzonderlijk worden opgegeven.
Men neme daarvoor zorgvuldig de maat
op de volgende wijze:
Voordat men de maat gaat nemen,
bindt men een bandje om de taille,'waar
door men de juiste lengte van voor-, zij-
en ruglengte akan meten.
Bovenwijdte De geheele bovenwijdte
wordt genomen over het breedst van
den rug. (volg. voorb.)
Taillewijdte De taillewijdte wordt
genomen strak om de taille.
Heupwijdte. De heupwijdte wordt
genomen 15 c.M. jnder de taille, vooral
niet te strak
Voorlengte De voorlengte wordt geno
men vanuit den hals tot het bandje.
Zijlengte. De zijlengte wordt genomen
vanuit het oksel tot het bandje.
Ruglengte De ruglengte wordt geno
men vanuit den rugwcrvel tot bet bandie.
Schouder-, Elleboog- en Polslengte,
waarbij men steeds den centimeter bij
den hals laat liggen (volg. voorb.)
Elleboogwijdte Hierbij houdt men den
arm gebogen, daar anders de mouw te
nauw zou worden.
Polswijdte. Vuistwijdte. Armsgatwijdte.
Heele lengte. De geheele lengte van
japon of mantel wordt vanuit den hals
gemeten.
Met het maatnemen gelieve men
nauwkeurig op het voorbeeld te leiten
De maten gelieve men bij bestelling
van een patroon met het nummer van
het gewenschte model duidelijk op te
geven aan; „Het Patronen Kantoor" Post
bus no. 1, Haarlem, onder bijvoeging van
het bepaalde bedrag in postzegels Men
verwijze daarbij naar den naam van dit
blad. Binnen enkele dagen volgt dan
franco toezending van het patroon.