Het verdrag Nederland—Bekie m de
Eerste Kamer.
Binnenlandsch Nieuws.
i
tusschen de R.K. Staatspartij
en de R.K. Volkspartij.
VOORTZETTING DER DEBATTEN.
Steeds meer spreke rs melden zich aan.
Prins Hendrik te Lugano.
Mr. A. J. Graaf van Randtoijck f
Een eigen personeele belasting
voor de gemeenten?
„Katholiek Indisch Bureau" der
Indische Missievereeniging
SOCIAAL LEVEN.
De malaise in de Maastrichtsche
industrie.
De uitkomsten der arbeidsmarkt
over 19261.
De 20ste verjaardag van de
R. K. Middenstandsvereeniging
in het Bisdom Haarlem.
9 ensioeneering
intercommunaal trampersoneeL
MARKTNIEUWS.
De gCCOerde onderhendelinyen naar aa-nIeidLnjJ van Bet door U ingezonden
1 Rapport 1923, over de reorganisatie-ge
dachte, welke in de R.-K. Staatspartij ge
leid heeft tot de aanneming van Bet Partij
reglement 1926.
Hoogachtend,
Het Bestuur der R.-K. Staatspartij,
w.g. RUYS DE BEERENBROUCK,
Voorzitter,
w.g. F. G. C. J. M. TEULINGS,
Secretaris.
Met één bijlage.
P.S, Het Partijbestuur besloot eveneens
de tot nu toe gewisselde stukken in dit
stadium ter informatie van allen, die in
deze zaak belang stellen, te publiceeren.
4, Rapport ris bijlage verzonden bij den
brief sub. 3 bedeeld.
Zooals Bekend werd op 19 December
1926 eene bespreking gehouden onder lei
ding van den heer C. Kuiper, iid der Twee
de Kamer, tusschen den voorzitter van het
Dagelijksch Bestuur der R. K. Staatspartij
ééner-. en den voorzitter en wnd. secreta
ris der R. K. Volkspartij anderzijds.
Op deze bijeenkomst werd afgesproken,
dat dc voorzitter der R. K. Volkspartij een
rapport, dateerend uit het jaar 1923. zou
inzenden, hetwelk destijds reeds zou zijn
toegestuurd, doch nimmer het bestuur der
R. K. Staatspartij heeft bereikt.
Dit rapport is destijds door de R. K.
Volkspartij gepubliceerd.
Op de toezending van dit rapport is de
"avolgende briefwisseling gevolgd:
1. Brief van het Dag. Bestucr der
R. K. Staatspartij.
's-GRAVENHAGE, 3 Febr. 1927.
Aan het
Dagelijksch Bestuur der R.K. Volks
partij p.a. den heer W. C. Setteur,
Adriaanstraat 18 Utrecht.
Mijne Hoeren.
Het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staats
partij heeft in zijn vergadering van 3 fe
bruari i.l. kennis genomen van het door
Uwen Heer Voorzitter ingezonden rapport
tenor Studie-Commissie uit het Bestuur
der R. K. Volkspartij van het jaar 1923 en
van het verslag door den Voorzitter van
het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staats
partij uitgebracht over zijn onderhoud met
Uwen Voorzitter en vrnd. Secretaris.
Naar aanleiding hiervan heeit het Dage
lijksch Bestuur voornoemd de eer, de leden
van Uw Dagelijksch Bestuur uit te noodi-
gen tot eene bespreking met ons Dage-
lijksch Bestuur,' met het doe! elkander in
te lichten over de wederzijds bestaande
meeningen en opvattingen omtrent die pun»
ten welker opheldering, naar ons Be
stuur vertrouwt, tot herstel der eenheid
onder de Katholieken van Nederland zou
kunnen leiden.
Ons Bestuur stelt zich voor die bespre
king te houden Zaterdag, 12 Februari a.s.
des namiddags ten 4% uur te Utrecht in
het Kasteel van Antwerpen. Wij vertrou
wen, dat de feden van Uw Dagelijksch
Bestuur aanwezig zullen willen zijn.
Uw antwoord zien wij gaarne tegemoet.
Aanvaardt. Mijne Heeren, de verzekering
onzer hoogachting,
Het Dagelijksch Bestuur voornoemd,
-.w.g. RUYS DE BEERENBROUCK. Voorz.
w.g. F. G. C. J. M. TEULINGS, Secret.
2. Briei van het Bestuur der
R. K. Volkspartij.
TILBURG, 8 Febr. 1927.
No. 34 Doss: 123.
ONDERWERP:
Besprekingen R. K. Staatspartij.
Aan het Dagelijksch Bestuur iet
R. K. Staatspartij,
te
's-HAGE.
Mijne Heeren,
Tot ons leedwezen kunnen wij geen ge
volg geven aan Uwe uitnoodiging tot eene
bespreking op 12 Februari a.s, te Utrecht.
Ons Hoofdbestuur kon in zijne laatst ge
houden vergadering in meerderheid wel de
gevoerde besprekingen op 19 December j.l.
goedkeuren, doch stelde zich op het stand
punt, dat: vooraleer nog verdere bespre
kingen kunnen plaats hebbeni antwoord
dient te worden ingewacht op het thahs
wederom toegezonden rapport, ómdat daar
uit naar de meening van ons Hoofdbestuur
voldoende blijkt op welken grondslag
naar het ons voorkomt de eenheid onder
de Katholieken in Nederland kan worden
hersteld.
Uw antwoord op ons rapport zien wij
dan ook met belangstelling tegemoet, ten
einde het aan ons Hoofdbestuur te kun»
nen voorleggen.
- Wij zouden U derhalve willen verzoeken
met de indiening daarvan rekening te hou
den met den datum waarop ons Congres
zal worden gehouden, n.l. 20 Maart a.s.
Hoogachtend,
Namens het Dag. Bestuur der
Roomsch-Katholieke Voikspartij
w.g. W. C. SETTEUR, Voorzitter,
w.g. FEL. DONDERS,
Partij-secretaris.
3. Briei van het Partijbestuur der
R, K. Staatspartij.
VHERTOGENBOSCH, 15 Maart 1927.
Aan het
Dagelijksch Bestuur der R.K. Volkspartij
p.a. 'Secretariaat Postbox 32. Tilburg.
Mijne Heeren,
Vaar aanleiding van Uw schrijven d.d. 8
Februari 1927 heeft het Dagelijksch Be
stuur der R.-K. Staatspartij verslag uitge
bracht over de met Uw Bestuur gevoerde
onderhandelingen aan Het Partijbestuur.
Het Partijbestuur heeft in zijne vergade
ring van 12 Maart j.l. besloten, U mede te
deel en. dat de grondslag van Uw rapport
van het jaar 1923, dat U aan het Dage
lijksch Bestuur der R. K. Staatspartij in-
zondt, en waaraan U nog immer vasthoudt,
door d-e reorganisatie onzer oartii ongetwij
feld niet meer past op de huidige situatie.
Gezien Uw schrijven bovenvermeld, lijkt
het thans het beste het kiesreglement voor
de R. K. Staatspartij af te wachten, waar
van binnenkort een ontwerp verschijnt en
dat in de eerstvolgende Partijvergadering
zal worden behandeld.
Het Partijbestuur vertrouwt, dat daarin
door U aanleiding gevonden zal worden,
om met ons Bestuur in onderhandeling te
treden.
Het Partijbestuur betreurt, dat Uw Be
stuur niet bereid is gevonden de uitnoodi
ging van het Dagelijksch Bestuur der R.-K.
Staatspartij te aanvaarden tot eene mon
delinge bespreking als bedoeld in het schrij
ven d.d. 3 Februari 1927.
Intusschen maakt het Partijbestuur van
deze gelegenheid gebruik aan Uw Bestuur
een korte uiteenzet'ing te doen toekomen,
KORTE UITEENZETTING VAN DE
GEDACHTEN DER REORGANISATIE
IN DE R. K. STAATSPARTIJ.
Bij de Reorganisatie is, de Commissie-
Ruys de Beerenbrouck vroeger de Commis
sie-Kooien van deze gedachte uitgegaan
en de Bondsvergadering van Juni 1926
heeft haar geheel onderschreven: dat alle
Nedcrlandsche Katholieken bijeen behoo-
ren in de R.-K. Staatspartij, zooals die zich
in den lo-op der 19e en 20e eeuw heeft ont
wikkeld.
Vele redenen in 't verleden dwongen de
Nedcrlandsche Katholieken, een sterke po
litieke organisatie te vormen, die het gehee-
ie Katholieke volksdeel omvat; men denke
slechts aan het onderwijsvraagstuk en de so
ciale kwestie. Vele redenen dwingen de Ne-
derlandsche Katholieken nóg om in een ster
ke organisatie bije^en te blijven; nog altijd
het onderwijsvraagstuk, nog altijd de sociale
kwestie, maar bovendien het steeds dreigend
gevaar voor verlies van katholieken invloed
op het openbaar leven, hetzij dan door het
niet bezetten van een redelijk aantal plaat
sen onder alle posten van invloed, hetzij
door het niet kunnen handhaven van rechts
regelen, waardoor hei Christelijk karakter
van ons volk ook in het openbaar leven
wordt gehandhaafd
Een moeilijkheid, die veel wordt aange
voerd, moest bij de reorganisatie onder het
oog worden gezien. Het is deze; dat over
een aantal vraagstukken van practische poli
tiek zoo verschillend wordt gedacht onder
de Nederlandsche Katholieken. De Reorga
nisatie-commissie overwoog vooreerst en
ieder Nederlandsch Katholiek zal dat moe
ten beamen dat, indien afscheiding of ver-
deeling óm bepaalde practische politieke op
vattingen zou moeten worden toegelaten,
de politieke splitsing tot in het eindelooze
zou kunnen worden doorgezet. Maar dat be-
teekent dan ook, dat de politieke invloed
van de Nederlandsche Katholieken wordt
kapot gemaakt. Dit wilde het reorganisatie-
werk juist voorkomen.
Maar bovendien; indien men in het bij
zonder denkt aan de politieke oplossingen
bij het sociale vraagstuk, zal men toch ook
moeten toegeven, dat zulke oplossingen al
leen kunnen worden verkregen bij samen-
spreking en samenwerking van alle standen
en groepen in de samenleving. Het is niet in
het belang van het maatschappelijk leven in
het algemeen, en zeker voor ons Katholie
ken, zou het nimmer zóó mogen zijn, dat de
eene groep oplossingen doorzet, die op rede
lijk verzet bij andere groepen zouden stui
ten. Dit zou zoo groote verbittering kwee
ken, dat weldra ook op ander gebied groote
schade aan het algemeen belang en ook aan
de katholiek-politieke zaak in Nederland zou
worden toegebracht.
fn dit verband nu zij erop gewezen, dat
de Reorganisatie-commissie twee belangrijke
hervormingen wist te bereiken. Vooreerst
een P a r t ij ra a d, waarin alle groepen van
het Nederlandsch wetenschappelijk en maat
schappelijk Katholiek leven worden samen
gebracht mèt de vertegenwoordigers in het
parlement. Aan de veelzijdige samenstelling
van dien raad is zeer bijzondere aandacht
gewijd, en -deze heeft dan ook zeer tot be
vrediging gestrekt. Hierin zullen alle be
langrijke politieke vraagstukken terdege
worden besproken; hierin ook zal het pro
gram der partij worden samengesteld.
En vervolgens die andere hervorming, dat
slechts dat als programpunt 'zal worden
aanvaard, wat de instemming heeft van het
overgroote deel van de vertegenwoordigers
van het Katholieke volk in Nederland, ter
wijl het is mogelijk gemaakt, dat in lagere
organen aangenomen voorstellen voor het
program tot in den Partenraad kunnen ko
men, al worden ze door tusscheninstanties
afgewezen.
Een verdeeling van de Nederlandsche Ka
tholieken in één partij in verschillende groe
pen kon door de Reorganisatie-commissie
niet worden aanvaard. Het zal immers nood
zakelijkerwijze blijken, dat over bepaalde
punten van practisch beleid de verschillende
opvattingen telkens bij andere groepen wor
den gevonden, groepen, die onmogelijk van
te voren, met een bepaald etiket kunnen
worden aangeduid. Wat de Nederlandsche
Katholieken denken over Koloniaal Beleid,
Huwelijkswetgeving, Defensie, enz., enz.,
het zal telkens, na ernstige bestudeering, na
ernstig beraad in den allen omvattenden
Partijraad, opnieuw moeten blijken; indeelin
gen van de Katholieken van te voren kun
nen toch zeker bij de oplossing van al die
vraagstukken niet van dienst zijn.
De reorganisatie der Partij is een ernstige
poging om gevoelde bezwaren van vroeger
te ondervangen, aan allen recht te doen
wedervaren en aan elke ernstige politieke
activiteit de volle gelegenheid te bieden in
alle regionen der Partij tot haar recht te
komen. Het instituut der Studieclubs, het
klachten-instituut de geschillenprocedure, de
procedure voor de opmaking van het pro
gram, de partijraad-opzet, een hechter cen
traal partijverband, het zijn alle punten, die
de gedachte der reorganisatie uitdrukken en
typeeren.
Wie dit alles wil overwegen, hij zal toe
geven, dat de reorganisatie, na zwaren voor-
arbeid in dc R. K. Staatspartij tot stand ge
komen, die Partij zóó heeft gemaakt, dat zij
thans zeker een goed poliiek verblijf aan alle
Nederlandsche Katholieken verschaft.
In de vergadering van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, werd gisteren voort
gegaan met de besprekingen over het ver
drag NederlandBelgië.
Als spreker heeft zich nog aangemeld de
heer Smeenge (V. B.l en vermoedelijk ook
de heer De Vos van Steenwijk (C. H.j.
Het eerst werd het woord gevoerd door
den heer JANSSEN (R. K.), Spreker is de
meaning toegedaan, dat de Minister met dit
verdrag geenszins geheimzinnig heeft ge
daan. Aan het verdrag is de grootst moge
lijke openbaarheid gegeven en de Ministei
heeft recht op de erkenning, dat de critiek
op het verdrag veel te laat is gekomen.
Als een product van het annexionisme be
schouwt spr. dit verdrag niet.
Over 't algemeen is het gevoelen, dat dit
verdrag voor ons land in de toekomst zware
offers zal vergen. Voor sommigen zijn die
obers al te zwaar, anderen willen die offers
aanvaarden. Tot deze laatste groep rekent
dc heer Janssen zich.
Bij spr. ontmoeten de beginselen van het per dachten dan minister v. Karnebeek.
nieuwe ScheldeTregiem geen bezwaar, nu
"doen opnemen van die reserve door België
allesbehalve een fraaie geste. In den laatsten
tijd is echter een nieuwe onthulling opge
doken, nu. in zake een tweede reserve, die
België gesteld zou hebben op 23 Maart 1920.
Wil de Minister nu eens precies en duidelijk
zeggen, hoe dit in elkaar zit? Zou het ge
rucht omtrent die tweede reserve inderdaad
waarheid bevatten, dan zou dit voor spr. zoo
ernstig zijn, dat hij zich tegen het verdrag
zou verklaren.
Uitgesloten is het niet, dat het Moerdijk
kanaal voor Rotterdam eenig nadeel zal
brengen. Dat deze stad zal verarmen is
echter fantasie.
Evenmin is het een wederkeerigheids-
verdrag; maar zulk een verdrag is met Bel
gië niet mogelijk. Wegens zijn geografische
l'gging heeft België immers meer. en groo-
tere eischen dan ons vaderland. Echter kan
als voordeel voor Nederland het Maastricht
Luik-kanaal aangevoerd worden. Zuid-
Lfmburg heeft voor zijn industrie goede
waterwegen noodig en het Julianakanaal zal
eerst goed tot zijn recht kunnen komen, als
het via 'n verbreeden waterweg Maastricht-
Luik het Luiksche gebied opent voor onze
zeehavens.
De heer L1NDEIJER (S.D.A_P.) verklaart
zich als ronde Zeeuw tegen het verdrag,
Spr. meent, dat de heer Van Wassenaar van
Catwijck zeer licht over de bezwaren is
heengeloopen. Ook was geheel onjuist wat
flie spreker zeide over de gevaren van den
waterweg door Zeeland naar Antwerpen.
Wat de voorbereiding betreft, sluit spr.
zich aan bij de bezwaen van den heer Van
den Bergh, nl., dat de Minister de betrok
kenen niet heeft geraadpleegd. Niet aan de
Ged. Staten van Zeeland had de Minister
om advies geraadpleegd toen de onderhan
delingen nog gaande waren. Dit heeft in
Zeeland groote ergernis verwekt.
De verdeeling voor de' beloodsing van
Oostgat en Wielingen L voor Nederland
nadeelig.
Eenige andere oplossingen, die aan de
hand gedaan zijn, schijften veel voordeeliger.
Men zou van de loodswezendiensten één
maatschappij kunnen maken, of om beurten
de Wielingen kunnen beioodsen.
Jn het voorloopig verslag is omtrent de
loodsgelden gevraagd, of het juist is, dat de
loodsgelden naar Rotterdam niet lager
mogen zijn dan die naar Antwerpen, De
minister heeft daarop geantwoord, dat de
loodsgelden voor Antwerpen niet hooger
mogen zijn, dan die naar Rotterdam. In dc
practijk komt dat op hetzelfde neer.
Zeer ongunstig is de bestaande toestand
van den waterafvoer van Zeeuwsch-Vlaan-
deren. Het is dan ook te hopen, dat in de
regeüngscommissie een vertegenwoordiger
van de waterschappen zal worden opge
nomen.
Er is tenslotte nog een bezwaar vande
Zeeuwsche visschers, n.l. dat dit verdrag
een uitbreiding geeft van concurrentie der
Belgische mosselvisschers op de Ooster-
schelde. Men vraagt zich af, waarom de
Belgische visschers zulk een uitbreiding van
rechten noodig hebben, vooral daar onze
eigen visschers in armelijkentoestand ver-
keeren.
Intussohen wil spr. erkennen, dat er veel
ernstiger en grootere bezwaren tegen het
verdrag bestaan dan hij nu heeft aange
voerd. Het is niet zóó, dat wij Antwerpen
beletten in zijn ontwikkeling. De toestand
van die haven is zeer gunstig, In het jong
ste gemeenteverslag van Antwerpen wordt
een vermeerdering van schepen gedurende
1926 vermeld van 1620 met ruim 2 millioen
ton. Voortdurend wordt de haven nog uit
gebreid en verbeterd. Allerlei nieuwe wer
ken worden uitgevoerd. Er is hier dus geen
sprake van het helpen va neen armen na
buur. Op grond bovendien van de groote
nadeelen, die het verdrag ons brengt, is
spr. daarvafftegénstandeV.
Hierna wordt eenigen tijd gepauzeerd.
Na de pauze is het woord aan den heer
HERMANS (S. D. A. P.). Spreker behoort
lot de voorstanders van het verdrag. Na
de redevoering van den heer Wibaut heeft
hij over het verdrag zelf niet veel meer te
leggen. Wel wil hij dat doen ten aanzien
van de agitatie, die in het land is gevoerd.
Het is te betreuren, dat deze agitatie in de
Kamer niet algemeen is afgekeurd. Zelfs
heeft de heer v. d. Bergh die beweging
toegejuicht. De omvang daarvan is echter
geenszins zoo groot als door sommigen is
voorgesteld. Het gros van het volk staat
dan ook onverschillig tegenover het ver
drag. Spreker critiseert onderscheidene
artikelen en ingezonden stukken.
De heer COLIJN (A.-R.j zegt den indruk
te hebben gekregen dat verreweg de meeste
leden hun oordeel reeds gevestigd hebben.
Dus is het nut van 'n redevoering niet
meer, dat men eenig lid zou doen wijzigen
van meening.
Spr. wijst er op, dat het verdrag een recht-
streeksch product is van den wereldoorlog.
Zonder dien zou er geen d?ang tot herzie
ning van het verdrag van 1839 zijn geko
men. De onmiddellijke aanleiding tot dien
drang is geweest de opheffing der Belgische
neutraliteit. Men wilde het tractatenrecht
in overeenstemming brengen met den fei
telijken toestand. Wat moet de houding van
de Nederlandsche diplomatie daar tegen
over zijn? Alvo-ens die houding te bepalen
moest men zich eerst rekenschap geven
van de beteekenis der vervallen verklaring
van de Belgische neutraliteit. Die beteeke
nis was voor Nederland groot en een voor
deel.
Spr. wijst er op, dat de heer Briët het een
fout van de Nederlandsche diplomatie noem
de, die opheffing der neutraliteit als een
feit te aanvaarden, zonder daartegenover
iets anders te eischen. Er is echter niemand,
die in die dagen de zaken anders voelde dan
de Nederlandsche diplomatie. De kern van
het bezwaar van den heer Briët is dit dan
ook niet. Spr. is van meening, dat verzet
tegen die vervallenverklaring zoowel toen
als op een later tijdstip vruchteloos zou zijn
geweest, Hoe zouden wij andere waarborgen
hebben kunn,en scheppen? In de eerste
plaats had Nederland kunnen deelnemen
aan de conferentie van Locarno. Een dus
danig voorstel zou echter in de Staten-Gene
raal geen meerderheid hebben gekregen. In
de tweede plaats zou Nederland garantie
voor zijn grondgebied hebben kunnen vra
gen, doch dit had een belangrijke vrijheids
beperking voor ons met zich gebracht. Het
door den heer Briët bedoelde resultaat zou
ook bij verwerping van het tractaat nu niet
meer te bereiken zijn.
Er was reeds een grondslag, toen men met
de onderhandelingen begon, n.l. de resolutie
van 4 Juni 1919 betreffende de Waterwegen
en de brief van den Franschen minister van
Buifenl. Zaken, waarin stond, dat de mo
gendheden zich voorbehielden, bij de herzie
ning regelend op te treden. Wanneer men nu
beweert, dat dit machtsmisbruik was, zal spr.
dat niet tegenspreken Maar er zijn oogen-
blikken, waarop men in de practische poli
tiek met machtsverhoudingen rekening moet
houden.
Nadat de neutraliteit vervallen was, was
België vrij geworden van de voogdij der mo
gendheden, waaronder het sinds 1839 steeds
geleefd had.
De vraag is het nu. op welk terrein moet
geopereeerd worden? Natuurlijk moest dal
gebeuren binnen zekere grenzen. Afstand
van grondgebied of souvereine rechten moest
worden uitgeschakeld. Dat heeft 'de minister
duidelijk gezien. Uit eigen ervaring weet spr.
dat er onder de Nederlanders z.g. hooge boo-4
men waren, die over die zr.ak heel wat slap-
De kwestie van de verkeerswegen was iets
anders. Het was begrijpelijk, dat België na
een Schelderegime van anderhalve eeuw, op
een reculc pour mieux sauter", maar als I die rivier wat meer zekerheid verlangde,
een fatsonlijke aftocht, al vindt hij het 1 De heer v. d, BERGH interrumpeert: U
onze neutraliteit behouden blijft.
Bovendien de reserve vat spr. niet op als
moef niet anderhalve eeuw Teruggaan, maar
niet verder dan 1839.
De heer COLIJN: Als ik den heer v. d.
Bergh anderhalf uur bij den keel vast heb,
zoodat hij bijna geen adem kan halen en ik
laat hem dan drie kwartier los, is hij dan
geheel gerust gesteld? Neen, evenmin ver
geet België de historie. Een tegemoetkomen
de politiek ten opzichte van België was voor
Nederland een staatkundige wenschelijkheid.
Spr. wijst erop, dat er in ieder land
extremisten zijn; ook in Duitschland, ook
in Frankrijk en toch is Locarno tot stand
gekomen. Het zijn niet die klapperende
molenwieken, die de staatkunde van een
land bepalen. Dat is ook in België zoo.
Indien nu het tractaat zeer nadeelig was
voor ons, dan zou het moeten worden
verworpen. Doch daarvan is niets bewezen.
Natuurlijk is het tractaat niet vlekkeloos.
Hierna komt spr. op het hoofdbezwaar
tegen het verdrag, n.l, het Moerdijkkanaal.
De vraag, waar het op aankomt is, of al het
verkeer, dat Antwerpen zal winnen, beslist
van Rotterdam afgaat. Waaraan moet die
vrees voor Rotterdam worden toegeschre
ven? De afstand naar Antwerpen blijft
altijd nog grooter dan naar Rotterdam.
Buiten den afstand, ziet spr. nog 6 factoren,
die in hoofdzaak beslissen, n.l. de bedie
ning, de outillage, de natuurlijke ligging, de
kosten, de gelegenheid van verscheping en
den ecquisitiedienst van het achterland. In
bediening en outillage kunnen beide havens
gelijk zijn. In de kosten wordt door het ka
naal geen verschil gemaakt. De acquisitie-
dienst in het Achterland kan voor Rotter
dam nog veel verbeterd worden. Men
moet ook de concurrent Hamburg niet uit
schakelen. Hoe zal zich in 't algemeen het
watervervoer over den Rijn zichgaan ver
houden tot het spoorwegverkeer naar de
Noordelijke Noordzeebanen? Hamburg doet
zijn best, het Rijnstukgoederenvervoer tot
zich te trekken, ten nadeele ook van Ant
werpen. Het massavervoer blijft voor Rot
terdam bestemd.
Tevens vraagt spr. den minister of bij
aanneming van het verdrag de surtaxes
d'enjrepót direct zullen verdwijnen. Is dat
reeds als zekerheid 're aanvaarden? Dit is
van groot belang, omdat Rotterdam door
dien Franschen maatregel 800.000 ton ver
loor. De onderstelling is gewettigd, dat Rot
terdam die 800.000 ton zal terugkrijgen.
Hierin is een onmiddellijke compensatie ge
legen, evenals in dé- opheffing van den
gratis 'sleepdienst.
We hebben hier te doen met een gevolg
van zwarigheden, opgekomen uit den oor
log. Daarom moet men verwerping niet te
licht opnemen.
Tenslotte wijst de heer Colijn erop, dat
bij aanvaarding van dit tractaat wij de
mogendheden niet meer op onzen weg
vinden.
Verwerping van het tractaa t acht spr.
zeker, doch hij vraagt zich af, of het bij zulk
een negatief gebaar moet blijven. Is het
onmogelijk voor de tegenstanders, een con
structieve politiek te voeren? Het wil den
heer Colijn voorkomen, dat er bij de tegen
standers elementen zijn samen te voegen
die zulk een constructieve politiek mogelijk
maken.
Die elementen zijn deze: België ontleent
aan de scheidingsregeling van 1839 geen
politiek of economische aanspraken.
Nederland stelt een goede samenwerking
op prijs en is bereid aan redelijke staat
kundige wenschen van België te voldoen
De historische grondslag moet niet uit het
oog worden verloren.
Nieuwe onderhandelingen met België zul
len. rechtstreeks tusschen beide landen ge
voerd worden.
Hierbij komt spr. op tegen het spreken
v; r het systeem-v. Karnebeek. Als er van
éè?n systeem-v. Karnebeek gesproken moet
worden, wil spr. dat alleen opvatten in dien
zin, dat hij zijn werk beter heeft gedaan
dan velen van zijn voorgangers.
Ten slotte richt spr. een woord tot den
minister. Straks zal hij de vrucht van zijn
8-jarigen moeilijken arbeid vernietigd zien.
Laat hij dan de overtuiging meenemen, dat
er in de Kamer ook leden zijn, die hem
dankbaar zijn voor hetgeen hij in moeilijke
oogenbiikken voor ons land heeft gedaan,
(Applaus in Kamer en op tribunes).
Hierna wordt de vergadering verdaagt tot
Dinsdagmiddag 2 uur.
Z. K. H. Prins Hendrik is na een opont
houd van enkele dagen te Zurich, thans ie
Lugano aangekomen, waar hij enkele weken
zal vertoeven in hotel Bristol.
Op kasteel „Kempfenhausen" in Ober-
Bayern is dezer dagen overleden, 84 jaren
oud, mr, A. J. graaf van Randwijck, oud
secretaris van den Raad van State.
De overledene was aanvankelijk bestemd
voor de opleiding voor adelborst, maar
ging later in Leiden rechten studeeren. In
1872 benoemd tot commies van staat bij
den Raad van State, werd hij in 1881 be
noemd tot referendaris en in 1904 tot
secretaris, welke functie hij uitoefende tot
1912. De overledetie was ridder in de orde
van den Nederl. Leeuw.
Geen wettelijke regeling te wachten.
De minister van Financiën heeft in een
brief aan de Tweede Kamer mededeeling
gedaan van het resultaat zijner overwegin
gen omtrent de vraag, of een regeling moge
lijk en wenschelijk is, waarbij de emeenten
de heffing-van een eigen Personeele Belas
ting wordt toegestaan.
De minister acht zulk een regeling moge
lijk, al zal dit niet kunnen geschieden in een
destijds ontworpen vorm, Er dient een be
paalde verhouding te bestaan tusschen den
druk, welke op elk der zeven grondslagen
zou mogen worden gelegd, en daarnaast zou
een voorziening moeten getroffen worden
voor het geval, dat de belastingplichtige een
deel van het jaar b.v. met dienstboden, paar
den of automobielen, in een andere gemeen
te verblijf houdt dan het overig deel van
het jaar. Het komt den minister niet onmo
gelijk voor, al deze punten in min of meer
aannemelijken zin wettelijk te regelen.
Wenschelijk acht hij in tusschen, zoo lang
de Rijksbelasting op het personeel bestaat,
de eigen gemeentelijke heffing niet. Zij zou
in strijd zijn met het stesel van art. 240 der
Gemeentewet, volgens hetwelk de gemeen
ten buiten d mogelijkheid van opcenten, uit
sluitend bevoegd zijn belasting te heffen op
andere grondslagen, dan die van het Rijk.
De eenige uitzondering daarop vormt de In-
kmstenbelasting, welker opbrengst een sluit
post van de begrooting is. Buiten hooge
noodzaak komt het den minister niet gera
den voor aan deze uitzondering uitbreiding
te geven. En die noodzaak bestaat z.i. aller
minst. Na de verruiming van de gemeente
lijke bevoegdheid tot het heffen van opcen
ten, zooals die bij de jongste wetswijziging
tot stand kwam, zal de verlaging van de
hoofdsom van het personeel aan de ge
meenten, zegt de minister, geen hinder be
hoeven te veroorzaken. Zij zullen bij een
doeltreffende regeling der opcenle-n -daaruit
eenzelfde opbrengst kunnen verkrijgen als
tot dusver, zonder dat aan de contribualen
hét profijt van de verlaging der hoofdsom
ontgaat.
E en ander is reden, dat de minister van
meening is, dat de indiening van een wets
ontwerp-als bedoeld, zijnerzijds niét behoort
te worden bevorderd.'
Men deelt nis mede:
Om verwarring te voorkomen, wordt bij
deze medegedeeld, dat de uitgave „Het
Katholiek Indisch Weekblad'' in geen en
kel verband staat met bovengenoemd bu-
EEN VERGADERING TER BERAAD
SLAGING OVER DEN TOESTAND.
Een motie.
Te Maastricht is Donderdagavond een
groote vergadering gehouden, uitgeschre
ven door den Roomsch Katholieken Fa-
brieksarbeidersbonö St. Willibrordus, ten
einde te beraad?lagen over den noodtoe
stand in de Maastrichtsche glas- en aarde-
werkinduslrie, waarbij de geheele bevol
king der stad betrokken is.
Doel der vergadering was, de regeering
en de volksvertegenwoordiging te doen
begrijpen, dat spoedig een afdoende hulp
verwacht, wordt, ten einde in dezen or,-
houdbaren toestand te voorzien.
Sprekers waren de heeren H. Hermans,
lid van de Tweede Kamer en Schaepkens
van Riempst, voorzitter der K. v. K.
De heer Hermans toonde in een zeer be
vattelijke rede aan, dat een groot deel der
bevolking zijin bestemming tijdelijk verlo
ren heeft. Hij gaf een uiteenzetting van de
oorzaken der tegenwoordige malaise in de
genoemde industrieën en van de maatrege
len, welke genomen moeten worden ter
verzachting van de gevolgen dier malaise.
Spr. verklaarde, dat bescherming verleend
moet worden tegen de deloyale concurren
tie uit het buitenland. Hij wees er op, dat
er millioenen worden uitgegeven voor
werkloozensteun en dat er in 1926 voor 700
millioen gulden meer is ingevoerd dan uit
gevoerd. Wanneer het zoo voortgaat, al
dus spreker, zullen wij weldra een volk
van renteniers en bedelaars zijn. Ten slotte
drong spreker aan op maatregelen tegen
het dumping-systeem' en den invoer van
massa-producten uit Duitschland.
De heer Schaepkens van
Riempst, die vervolgens het woord
voerde, kwam tot dezelfde conclusie.
Ten slotte werd de volgende resolutie
aangenomen:
De bevolking van Maastricht, in grooten
getale vertegenwoordigd in de voormalige
Dcminicanerkerk, gehoord de besprekingen
over den buitengewoon grooten invoer van
deramieke producten in ons land, waardoor
een noodtoestand voor de Maastrichtsche
industrie is ontstaan, die een rem dreigt te
worden voor alle lagen van de bevolking,
juicht het van harte toe, dat de R.K. Fa-
brieksrbeidersbond met alle kracht bij de
regeering er op aandringt, om die maat
regelen te treffen of voor te bereiden, die
of tot matiging, of tol opheffing van dezen
noodtoestand kunnen leiden;
besluit dit ter kennis te brengen van de
Nederlandsche pers".
Voorts werd een telegram gezonden aan
den ministerraad, waarin eveneens op het
treffen of voorbereiden dezer maatregelen
wordt aangedrongen.
Geen verbetering in dc Nijverheid,
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
geeft in zijn Februari-aflevering van zijn
Maandschrift een overzicht van den stand
der arbeidsmarkt over het afgeloopen jaar.
In dc r-lgemeene beschouwingen wordt ten
opzichte van de nijverheid o.m. geconsta
teerd, dat 1926 zich niet heeft gekenmerkt
als een jaar van groote verbetering, waar
het bedrijfsleven nog grootendeels stond on
der den invloed van de z.g. na-oorlogschc
stoornissen. Het achterblijven in den con
currentiestrijd met de buitenlandschtf in
dustrie door verschillende (in het overzicht
nader omschreven) oorzaken, gaf tot ern
stige klachten aanleiding. Men heeft zelf
dén indruk, dat de uitbreiding der industrie
geen gelijken tred houdt met de behoefte
aan meer werkgelegenheid in verband met
dc toeneming der bevolking. Intusschen
schonk toch ook in een niet onbelangrijk
deel de nijverheid de bedrijfstoestand vol
doening, zij het dooreengenomen maar ma
tig; in elk opzicht gunstige toestanden wa
ren er echter slechts weinig,. Uit een oog
punt van werkgelegenheid schijnt 1926, hoe
wel er nog veel werkloosheid heerschte (in
sommige bedrijfsgroepen zelfs meer dan in
19251 niet zoo ongunstig te ziin geweest als
zijn voorganger. Verschillende der fabrie
ken, voor welke men klaagde over gedrukte
of onvoldoende prijzen, bleven gewoon of
vrij gewoon (hier en daar zelfs opgevoerde
bedrijvigheid, ter bereiking van. lagere kost
prijzen) doorwerken. Overgens bleek ont
slag van werkkrachten niet altijd te moeten
worden toegeschreven aan slapte, doch was
dit hier en daar het gevolg van. toeneming
van den machinalen arbeid of invoering van
economischer werkmethoden.
Verder volgen nog tal van bijzonderhe
den omtrent eiken bedrijfstak, waaraan wij
hel volgende ontleenen:
Afgezien van de vrij langdurige stagnatie
door sneeuw en vorst in het begin van
1926, stak de werkgelegenheid' in 't bouw
bedrijf, bij plaatsgewijs nogal uiteenloopende
toestanden, over het algemeen gunstig af
bij 1925. Voor zoover de laatste maanden
betreft, heeft de thans betere weersgesteld
heid het hare daartoe bijgedragen.
Bij den scheepsbouw bracht het drukke
scheepvaartverkeer als gevolg van de En-
gelsche kolens taking in verschillende onder
nemingen weliswaar een grootere levendig
heid bij het reparatiewerk, doch voor den
nieuwbouw van zeeschepen achtte men de
omstandigheden over het algemeen weinig
bemoedigend. Wel staken de beschikbare
cijfers omtrent de in aanbouw zijnde ton
nage niet ongunstig af bij die van het vorig
jaar en ook hadden verschillende werven
dooreengenomen meer personeel in dienst
dan, toenmaals, maar met dit al was er nog
geenszins voldoende werk voor de hier te
lande aanwezige bouwcapaciteit, terwijl men
had moeten inschrijven tegen zeer lage prij
zen om de opdrachten te bemachtigen.
Klachten over een te laag prijsniveau
(scherpe binnen- en buitenlandsche concur
rentie) zijn evenmin uitgebleven ten opzich
te van de machinefabricage, de ijzergieterijen
en de constructiewerkplaatsen.
Vatten wij deze branche te zamen, dan
behoeft zelfs niet te worden geaarzeld den
toestand' in 1926 zeer moeilijk te noemen,
Evenwel stonden naast de ondernemingen
met min of meer slapte vrij wat andere
met een niet bepaald onbevredigende (hier
en daar zelfs flinke) bedrijvigheid. De waar
genomen schommelingen in de bedrijfsdruk-
te, alsmede het feit, dat men den gang van
zaken bij 1925 vergeleken, vrij uileeuloo-
pend beoordeelde, getuigen nog van weinig
vaste lijn.
Wat land- en tuinbouw betreft, blijkt uit
een door de directie van dén Landbouw sa
mengesteld verslag, dat 1926 voor de gele
genheid tot arbeid' niet ongunstig ïs g«s
weest: het voorjaarsweder stelde in staat
zeer vroeg met de buitenwerkzaamheden
aan te vangen en het uitblijven van vorst
liet toe, dat tot het einde des jaars land
arbeid kon worderi verricht. Bovendien was
gedurende den zomertijd het weer voor den
arbeid niet ongunstig; de groeifactoren wa
ren goed, hetgeen steeds van gunstigen in
vloed is op de werkzaamheden.
Minder gunstig waren echter da
dé financieele resultaten van den land- en
tuinbouw; dit had hier en daar tot gevolg,
dat ter besparing op het loon minder werk
werd verricht, dan onder betere omstandig
heden het geval zou zijn geweest.
Ook de verminderde teelt van suiker
bieten en vlas had op enkele plaatsen in
vloed op de werkgelegenheid (wat vlas be
treft speciaal in Zeeuwsch-Vlaanderen).
De ditbreiding van den tuinbouw in om
vang, maar vooral in intensiviteit, vergroot
te de werkgelegenheid, waar echter tegen
over staat, dat de aanwas der bevolking
hiermede vrijwel gelijken tred hield.
Werkloosheid buiten de normale seizoen-
slapte kwam in den land- en tuinbouw niet
voor.
In 1927 zal het 20ste levensjaar van de
Diocesane R. K. Middenstandsvereeniging
in het bisdom Haarlem worden afgesloten.
Het is bekend, dat in 1927 het twintigste
levensjaar van onzen Diocesanen Bond zal
worden afgesloten.
In beginsel is op de laatste Hoofdbestuurs
vergadering besloten, dit 4e lustrum in de
Bisschopsstad, die tevens de stad 15 van het
schitterend Hanze-Altaar, 'zoo luisterrijk
mogelijk te vieren.
Na den onvergetelijken Junidag van 1922
heeft de organisatie zoo heel veel kritieke
momenten meegemaakt, dat bij het bereiken
van den vierden mijlpaal volop aanleiding
bestaat om verlangend uit te zien naar eene
herhaling van den wapenschouw, zooals deze
vijf jaar terug zoo succesvol werd georgani
seerd.
Het hoofdbestuur hoopt dus andermaal
met honderden op te trekken naar Haarlem
en zeer binnenkort zullen meer definitieve
plannen worden aangeboden.
Aan een verschil met 1922 zal, helaas, niet
zijn te ontkomen. De viering zal moeten
plaats vinden buiten bezwaar van de bonds-
kas. Doch het hoofdbestuur vertrouwt, dat
vele afdeelingen en vele Hanzevrienden
tot het beschikbaar stellen van een lustrum-
bijdrage bereid zullen zijn.
Het rapport betreffende de pensioenrege
ling voor het personeel der intercommu
nale tramwegen is, naar de Msb. verneemt,
aan den minister van Waterstaat gezonden.
Indien de regeering bereid is financieelen
steun te verleenen, zal een spoedige in
voering van deze pensioenregeling kunnen
geschieden.
's-HERTOGENBOSCH, 18 Maart. Boter»
(Bericht v. d. Coöp. Roomboterfabriek.)
'Xahgevoerd 3LS75 kg. Hóbgjste prijs f 2.60,
laagste prijs f 1.95, middelprijs f 2.02 per kg.
BARNEVELD, 17 Maart. Pluimvee, Tam
me eenden f 1.102, jonge hanen f 1.502,
oud idem f 1.402.75, jonge hennen df 2
3.30, oude kippen f 1.502.75, tamme dui
ven f 0.350.40, tamme konijnen f 12.75,
wilde idem f 0.700.90 per stuk. Handel
nog al vlug.
Eieren f 4.755.75. Aanvoer 1.000.000
stuks. Handel niet vlug.
GOOR, 17 Maart. Paarden. Op de tweede
groote paardenmarkt waren 586 paarden
aangevoerd. De handel was matig. Men be
steedde voor lucxepaarden f 375500,
werkpaarden f 250550, tweejarige f 220—
350, eenjarige f 100150, ponny's f 125
270.
LEEUWARDEN, 18 Maart. Vee. Aan
gevoerd 83 stieren, f 190400; 465 vette
koeien f 175340, per kg f 0.700.90;
1579 melk- en kalfkoeien f 140400, 42
vette kalveren f 4094; 930 pinken f 70
150; graskalveren 862 nuchtere kal
veren f 511; 602 vette schapen f 1343,
73 weideschapen f 1628; lammeren f
964 vette varkens f 50135, per kg f 0.54
0.62; 105 magere varkens f 2550; 448 kleine
biggen f 714; 39 paarden, 27 bokken.
Handel in eerste soort gebruiksvee goed;
vette koeien onveranderd; stieren.stil; pin
ken met grooten aanvoer en meer vraag,
doch kalmen handel; vette kalveren flauwer;
nuchtere kalveren minder goed; varkens en
wolvee prijshoudend. Zouter 5860 c. per
kg-
Eieren. Aanvoer 50.000 kippen-, f 44;
4000 eenden, f 5.506.
AMSTERDAM, 18 Maart. Aardappelen,
(Bericht van den mak. Jac. Knoop.) Zeeuw
sche bonten f 5.40—5.75, id. blauwen f 5.10
5.50, id. bravo's f 5.255.40id. roodstar
f 4.705, id. eigenheimers f 4.905.10,
id. eigenheimer poters f 3.503.75, id.
blauwe poters f 3.353.50, id. bonte poters
f 3.253.50, id. roodstar poters f 3.25, id,
bravo poters f 3.253.50 Anna Paulowna
zand- f 56 Hillegommer zand- f 56
Friesche borgers f 4.755.20 per hl. Wintel
Malta f 1314 p. 100 kg.
ZWOLLE, 18 Maart. Boter. Aangevoerd
50/3 v., 16/6 en 420 stukken, samen 1360 kg,
Prijzen per 1/8 v. f 3741 per kg. f 1.90—
f 2.10
Vee. Aangevoerd 865 runderen, 202 gras
kalveren, 316 nuchtere kalveren, 46 schapen,
260 varkens en 824 biggen. Men besteedde
voor vette koeien f 0.600.90, id. kalveren
f 11.40, idem varkens f 0.580.62 pet
kg.schqpen f 1635.
Handel in neurende en verschgekalfde
koeien alsmede vaarzen redelijk vet vee,
le qual., duur, afwijkende soorten niet
duurder pinken redelijk stieren en kalveren
slecht.
ALKMAAR, 18 Maart, Kaas. Ter markt
waren 98 stapels, wegende 94.000 kg. Fa
brieksbaas, kleine, f 46, commissie f 42.50,
boerenkaas, kleine, f 40, commissie f 49.
Kandel goed.
LEEUWARDEN, 18 Maart. Botsy. Aan
voer 13/3 en 47/6 c. Mijn hoogste prijs f 1.96,
middenprijs f 1.95. laagste f 1.82. Veiling
hoogste prijs f 1.87, laagste f 1.79. Noteering
van dè commissie
van de commissie f 2.01, commissie (Bond
v. Coöp.' Zuivelf.) f 2.02.
Kaas; Sleutelkaas f 0,210.54 nagelkaas
f 0.20—0.30, Goudsche f 0.29—0.84, Edam
mer f 0.38—0.85. Aanvoer 33.815 kg.
UTRECHT, 18 Maart. Kaas. Aangevoerd
3 partijen, tezamen 870 kg. Prijzen ie soort
43, 2e soort, rijksmerk f 44,