Het verdrag Nederland—Bekie m de Eerste Kamer. Binnenlandsch Nieuws. i tusschen de R.K. Staatspartij en de R.K. Volkspartij. VOORTZETTING DER DEBATTEN. Steeds meer spreke rs melden zich aan. Prins Hendrik te Lugano. Mr. A. J. Graaf van Randtoijck f Een eigen personeele belasting voor de gemeenten? „Katholiek Indisch Bureau" der Indische Missievereeniging SOCIAAL LEVEN. De malaise in de Maastrichtsche industrie. De uitkomsten der arbeidsmarkt over 19261. De 20ste verjaardag van de R. K. Middenstandsvereeniging in het Bisdom Haarlem. 9 ensioeneering intercommunaal trampersoneeL MARKTNIEUWS. De gCCOerde onderhendelinyen naar aa-nIeidLnjJ van Bet door U ingezonden 1 Rapport 1923, over de reorganisatie-ge dachte, welke in de R.-K. Staatspartij ge leid heeft tot de aanneming van Bet Partij reglement 1926. Hoogachtend, Het Bestuur der R.-K. Staatspartij, w.g. RUYS DE BEERENBROUCK, Voorzitter, w.g. F. G. C. J. M. TEULINGS, Secretaris. Met één bijlage. P.S, Het Partijbestuur besloot eveneens de tot nu toe gewisselde stukken in dit stadium ter informatie van allen, die in deze zaak belang stellen, te publiceeren. 4, Rapport ris bijlage verzonden bij den brief sub. 3 bedeeld. Zooals Bekend werd op 19 December 1926 eene bespreking gehouden onder lei ding van den heer C. Kuiper, iid der Twee de Kamer, tusschen den voorzitter van het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staatspartij ééner-. en den voorzitter en wnd. secreta ris der R. K. Volkspartij anderzijds. Op deze bijeenkomst werd afgesproken, dat dc voorzitter der R. K. Volkspartij een rapport, dateerend uit het jaar 1923. zou inzenden, hetwelk destijds reeds zou zijn toegestuurd, doch nimmer het bestuur der R. K. Staatspartij heeft bereikt. Dit rapport is destijds door de R. K. Volkspartij gepubliceerd. Op de toezending van dit rapport is de "avolgende briefwisseling gevolgd: 1. Brief van het Dag. Bestucr der R. K. Staatspartij. 's-GRAVENHAGE, 3 Febr. 1927. Aan het Dagelijksch Bestuur der R.K. Volks partij p.a. den heer W. C. Setteur, Adriaanstraat 18 Utrecht. Mijne Hoeren. Het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staats partij heeft in zijn vergadering van 3 fe bruari i.l. kennis genomen van het door Uwen Heer Voorzitter ingezonden rapport tenor Studie-Commissie uit het Bestuur der R. K. Volkspartij van het jaar 1923 en van het verslag door den Voorzitter van het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staats partij uitgebracht over zijn onderhoud met Uwen Voorzitter en vrnd. Secretaris. Naar aanleiding hiervan heeit het Dage lijksch Bestuur voornoemd de eer, de leden van Uw Dagelijksch Bestuur uit te noodi- gen tot eene bespreking met ons Dage- lijksch Bestuur,' met het doe! elkander in te lichten over de wederzijds bestaande meeningen en opvattingen omtrent die pun» ten welker opheldering, naar ons Be stuur vertrouwt, tot herstel der eenheid onder de Katholieken van Nederland zou kunnen leiden. Ons Bestuur stelt zich voor die bespre king te houden Zaterdag, 12 Februari a.s. des namiddags ten 4% uur te Utrecht in het Kasteel van Antwerpen. Wij vertrou wen, dat de feden van Uw Dagelijksch Bestuur aanwezig zullen willen zijn. Uw antwoord zien wij gaarne tegemoet. Aanvaardt. Mijne Heeren, de verzekering onzer hoogachting, Het Dagelijksch Bestuur voornoemd, -.w.g. RUYS DE BEERENBROUCK. Voorz. w.g. F. G. C. J. M. TEULINGS, Secret. 2. Briei van het Bestuur der R. K. Volkspartij. TILBURG, 8 Febr. 1927. No. 34 Doss: 123. ONDERWERP: Besprekingen R. K. Staatspartij. Aan het Dagelijksch Bestuur iet R. K. Staatspartij, te 's-HAGE. Mijne Heeren, Tot ons leedwezen kunnen wij geen ge volg geven aan Uwe uitnoodiging tot eene bespreking op 12 Februari a.s, te Utrecht. Ons Hoofdbestuur kon in zijne laatst ge houden vergadering in meerderheid wel de gevoerde besprekingen op 19 December j.l. goedkeuren, doch stelde zich op het stand punt, dat: vooraleer nog verdere bespre kingen kunnen plaats hebbeni antwoord dient te worden ingewacht op het thahs wederom toegezonden rapport, ómdat daar uit naar de meening van ons Hoofdbestuur voldoende blijkt op welken grondslag naar het ons voorkomt de eenheid onder de Katholieken in Nederland kan worden hersteld. Uw antwoord op ons rapport zien wij dan ook met belangstelling tegemoet, ten einde het aan ons Hoofdbestuur te kun» nen voorleggen. - Wij zouden U derhalve willen verzoeken met de indiening daarvan rekening te hou den met den datum waarop ons Congres zal worden gehouden, n.l. 20 Maart a.s. Hoogachtend, Namens het Dag. Bestuur der Roomsch-Katholieke Voikspartij w.g. W. C. SETTEUR, Voorzitter, w.g. FEL. DONDERS, Partij-secretaris. 3. Briei van het Partijbestuur der R, K. Staatspartij. VHERTOGENBOSCH, 15 Maart 1927. Aan het Dagelijksch Bestuur der R.K. Volkspartij p.a. 'Secretariaat Postbox 32. Tilburg. Mijne Heeren, Vaar aanleiding van Uw schrijven d.d. 8 Februari 1927 heeft het Dagelijksch Be stuur der R.-K. Staatspartij verslag uitge bracht over de met Uw Bestuur gevoerde onderhandelingen aan Het Partijbestuur. Het Partijbestuur heeft in zijne vergade ring van 12 Maart j.l. besloten, U mede te deel en. dat de grondslag van Uw rapport van het jaar 1923, dat U aan het Dage lijksch Bestuur der R. K. Staatspartij in- zondt, en waaraan U nog immer vasthoudt, door d-e reorganisatie onzer oartii ongetwij feld niet meer past op de huidige situatie. Gezien Uw schrijven bovenvermeld, lijkt het thans het beste het kiesreglement voor de R. K. Staatspartij af te wachten, waar van binnenkort een ontwerp verschijnt en dat in de eerstvolgende Partijvergadering zal worden behandeld. Het Partijbestuur vertrouwt, dat daarin door U aanleiding gevonden zal worden, om met ons Bestuur in onderhandeling te treden. Het Partijbestuur betreurt, dat Uw Be stuur niet bereid is gevonden de uitnoodi ging van het Dagelijksch Bestuur der R.-K. Staatspartij te aanvaarden tot eene mon delinge bespreking als bedoeld in het schrij ven d.d. 3 Februari 1927. Intusschen maakt het Partijbestuur van deze gelegenheid gebruik aan Uw Bestuur een korte uiteenzet'ing te doen toekomen, KORTE UITEENZETTING VAN DE GEDACHTEN DER REORGANISATIE IN DE R. K. STAATSPARTIJ. Bij de Reorganisatie is, de Commissie- Ruys de Beerenbrouck vroeger de Commis sie-Kooien van deze gedachte uitgegaan en de Bondsvergadering van Juni 1926 heeft haar geheel onderschreven: dat alle Nedcrlandsche Katholieken bijeen behoo- ren in de R.-K. Staatspartij, zooals die zich in den lo-op der 19e en 20e eeuw heeft ont wikkeld. Vele redenen in 't verleden dwongen de Nedcrlandsche Katholieken, een sterke po litieke organisatie te vormen, die het gehee- ie Katholieke volksdeel omvat; men denke slechts aan het onderwijsvraagstuk en de so ciale kwestie. Vele redenen dwingen de Ne- derlandsche Katholieken nóg om in een ster ke organisatie bije^en te blijven; nog altijd het onderwijsvraagstuk, nog altijd de sociale kwestie, maar bovendien het steeds dreigend gevaar voor verlies van katholieken invloed op het openbaar leven, hetzij dan door het niet bezetten van een redelijk aantal plaat sen onder alle posten van invloed, hetzij door het niet kunnen handhaven van rechts regelen, waardoor hei Christelijk karakter van ons volk ook in het openbaar leven wordt gehandhaafd Een moeilijkheid, die veel wordt aange voerd, moest bij de reorganisatie onder het oog worden gezien. Het is deze; dat over een aantal vraagstukken van practische poli tiek zoo verschillend wordt gedacht onder de Nederlandsche Katholieken. De Reorga nisatie-commissie overwoog vooreerst en ieder Nederlandsch Katholiek zal dat moe ten beamen dat, indien afscheiding of ver- deeling óm bepaalde practische politieke op vattingen zou moeten worden toegelaten, de politieke splitsing tot in het eindelooze zou kunnen worden doorgezet. Maar dat be- teekent dan ook, dat de politieke invloed van de Nederlandsche Katholieken wordt kapot gemaakt. Dit wilde het reorganisatie- werk juist voorkomen. Maar bovendien; indien men in het bij zonder denkt aan de politieke oplossingen bij het sociale vraagstuk, zal men toch ook moeten toegeven, dat zulke oplossingen al leen kunnen worden verkregen bij samen- spreking en samenwerking van alle standen en groepen in de samenleving. Het is niet in het belang van het maatschappelijk leven in het algemeen, en zeker voor ons Katholie ken, zou het nimmer zóó mogen zijn, dat de eene groep oplossingen doorzet, die op rede lijk verzet bij andere groepen zouden stui ten. Dit zou zoo groote verbittering kwee ken, dat weldra ook op ander gebied groote schade aan het algemeen belang en ook aan de katholiek-politieke zaak in Nederland zou worden toegebracht. fn dit verband nu zij erop gewezen, dat de Reorganisatie-commissie twee belangrijke hervormingen wist te bereiken. Vooreerst een P a r t ij ra a d, waarin alle groepen van het Nederlandsch wetenschappelijk en maat schappelijk Katholiek leven worden samen gebracht mèt de vertegenwoordigers in het parlement. Aan de veelzijdige samenstelling van dien raad is zeer bijzondere aandacht gewijd, en -deze heeft dan ook zeer tot be vrediging gestrekt. Hierin zullen alle be langrijke politieke vraagstukken terdege worden besproken; hierin ook zal het pro gram der partij worden samengesteld. En vervolgens die andere hervorming, dat slechts dat als programpunt 'zal worden aanvaard, wat de instemming heeft van het overgroote deel van de vertegenwoordigers van het Katholieke volk in Nederland, ter wijl het is mogelijk gemaakt, dat in lagere organen aangenomen voorstellen voor het program tot in den Partenraad kunnen ko men, al worden ze door tusscheninstanties afgewezen. Een verdeeling van de Nederlandsche Ka tholieken in één partij in verschillende groe pen kon door de Reorganisatie-commissie niet worden aanvaard. Het zal immers nood zakelijkerwijze blijken, dat over bepaalde punten van practisch beleid de verschillende opvattingen telkens bij andere groepen wor den gevonden, groepen, die onmogelijk van te voren, met een bepaald etiket kunnen worden aangeduid. Wat de Nederlandsche Katholieken denken over Koloniaal Beleid, Huwelijkswetgeving, Defensie, enz., enz., het zal telkens, na ernstige bestudeering, na ernstig beraad in den allen omvattenden Partijraad, opnieuw moeten blijken; indeelin gen van de Katholieken van te voren kun nen toch zeker bij de oplossing van al die vraagstukken niet van dienst zijn. De reorganisatie der Partij is een ernstige poging om gevoelde bezwaren van vroeger te ondervangen, aan allen recht te doen wedervaren en aan elke ernstige politieke activiteit de volle gelegenheid te bieden in alle regionen der Partij tot haar recht te komen. Het instituut der Studieclubs, het klachten-instituut de geschillenprocedure, de procedure voor de opmaking van het pro gram, de partijraad-opzet, een hechter cen traal partijverband, het zijn alle punten, die de gedachte der reorganisatie uitdrukken en typeeren. Wie dit alles wil overwegen, hij zal toe geven, dat de reorganisatie, na zwaren voor- arbeid in dc R. K. Staatspartij tot stand ge komen, die Partij zóó heeft gemaakt, dat zij thans zeker een goed poliiek verblijf aan alle Nederlandsche Katholieken verschaft. In de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, werd gisteren voort gegaan met de besprekingen over het ver drag NederlandBelgië. Als spreker heeft zich nog aangemeld de heer Smeenge (V. B.l en vermoedelijk ook de heer De Vos van Steenwijk (C. H.j. Het eerst werd het woord gevoerd door den heer JANSSEN (R. K.), Spreker is de meaning toegedaan, dat de Minister met dit verdrag geenszins geheimzinnig heeft ge daan. Aan het verdrag is de grootst moge lijke openbaarheid gegeven en de Ministei heeft recht op de erkenning, dat de critiek op het verdrag veel te laat is gekomen. Als een product van het annexionisme be schouwt spr. dit verdrag niet. Over 't algemeen is het gevoelen, dat dit verdrag voor ons land in de toekomst zware offers zal vergen. Voor sommigen zijn die obers al te zwaar, anderen willen die offers aanvaarden. Tot deze laatste groep rekent dc heer Janssen zich. Bij spr. ontmoeten de beginselen van het per dachten dan minister v. Karnebeek. nieuwe ScheldeTregiem geen bezwaar, nu "doen opnemen van die reserve door België allesbehalve een fraaie geste. In den laatsten tijd is echter een nieuwe onthulling opge doken, nu. in zake een tweede reserve, die België gesteld zou hebben op 23 Maart 1920. Wil de Minister nu eens precies en duidelijk zeggen, hoe dit in elkaar zit? Zou het ge rucht omtrent die tweede reserve inderdaad waarheid bevatten, dan zou dit voor spr. zoo ernstig zijn, dat hij zich tegen het verdrag zou verklaren. Uitgesloten is het niet, dat het Moerdijk kanaal voor Rotterdam eenig nadeel zal brengen. Dat deze stad zal verarmen is echter fantasie. Evenmin is het een wederkeerigheids- verdrag; maar zulk een verdrag is met Bel gië niet mogelijk. Wegens zijn geografische l'gging heeft België immers meer. en groo- tere eischen dan ons vaderland. Echter kan als voordeel voor Nederland het Maastricht Luik-kanaal aangevoerd worden. Zuid- Lfmburg heeft voor zijn industrie goede waterwegen noodig en het Julianakanaal zal eerst goed tot zijn recht kunnen komen, als het via 'n verbreeden waterweg Maastricht- Luik het Luiksche gebied opent voor onze zeehavens. De heer L1NDEIJER (S.D.A_P.) verklaart zich als ronde Zeeuw tegen het verdrag, Spr. meent, dat de heer Van Wassenaar van Catwijck zeer licht over de bezwaren is heengeloopen. Ook was geheel onjuist wat flie spreker zeide over de gevaren van den waterweg door Zeeland naar Antwerpen. Wat de voorbereiding betreft, sluit spr. zich aan bij de bezwaen van den heer Van den Bergh, nl., dat de Minister de betrok kenen niet heeft geraadpleegd. Niet aan de Ged. Staten van Zeeland had de Minister om advies geraadpleegd toen de onderhan delingen nog gaande waren. Dit heeft in Zeeland groote ergernis verwekt. De verdeeling voor de' beloodsing van Oostgat en Wielingen L voor Nederland nadeelig. Eenige andere oplossingen, die aan de hand gedaan zijn, schijften veel voordeeliger. Men zou van de loodswezendiensten één maatschappij kunnen maken, of om beurten de Wielingen kunnen beioodsen. Jn het voorloopig verslag is omtrent de loodsgelden gevraagd, of het juist is, dat de loodsgelden naar Rotterdam niet lager mogen zijn dan die naar Antwerpen, De minister heeft daarop geantwoord, dat de loodsgelden voor Antwerpen niet hooger mogen zijn, dan die naar Rotterdam. In dc practijk komt dat op hetzelfde neer. Zeer ongunstig is de bestaande toestand van den waterafvoer van Zeeuwsch-Vlaan- deren. Het is dan ook te hopen, dat in de regeüngscommissie een vertegenwoordiger van de waterschappen zal worden opge nomen. Er is tenslotte nog een bezwaar vande Zeeuwsche visschers, n.l. dat dit verdrag een uitbreiding geeft van concurrentie der Belgische mosselvisschers op de Ooster- schelde. Men vraagt zich af, waarom de Belgische visschers zulk een uitbreiding van rechten noodig hebben, vooral daar onze eigen visschers in armelijkentoestand ver- keeren. Intussohen wil spr. erkennen, dat er veel ernstiger en grootere bezwaren tegen het verdrag bestaan dan hij nu heeft aange voerd. Het is niet zóó, dat wij Antwerpen beletten in zijn ontwikkeling. De toestand van die haven is zeer gunstig, In het jong ste gemeenteverslag van Antwerpen wordt een vermeerdering van schepen gedurende 1926 vermeld van 1620 met ruim 2 millioen ton. Voortdurend wordt de haven nog uit gebreid en verbeterd. Allerlei nieuwe wer ken worden uitgevoerd. Er is hier dus geen sprake van het helpen va neen armen na buur. Op grond bovendien van de groote nadeelen, die het verdrag ons brengt, is spr. daarvafftegénstandeV. Hierna wordt eenigen tijd gepauzeerd. Na de pauze is het woord aan den heer HERMANS (S. D. A. P.). Spreker behoort lot de voorstanders van het verdrag. Na de redevoering van den heer Wibaut heeft hij over het verdrag zelf niet veel meer te leggen. Wel wil hij dat doen ten aanzien van de agitatie, die in het land is gevoerd. Het is te betreuren, dat deze agitatie in de Kamer niet algemeen is afgekeurd. Zelfs heeft de heer v. d. Bergh die beweging toegejuicht. De omvang daarvan is echter geenszins zoo groot als door sommigen is voorgesteld. Het gros van het volk staat dan ook onverschillig tegenover het ver drag. Spreker critiseert onderscheidene artikelen en ingezonden stukken. De heer COLIJN (A.-R.j zegt den indruk te hebben gekregen dat verreweg de meeste leden hun oordeel reeds gevestigd hebben. Dus is het nut van 'n redevoering niet meer, dat men eenig lid zou doen wijzigen van meening. Spr. wijst er op, dat het verdrag een recht- streeksch product is van den wereldoorlog. Zonder dien zou er geen d?ang tot herzie ning van het verdrag van 1839 zijn geko men. De onmiddellijke aanleiding tot dien drang is geweest de opheffing der Belgische neutraliteit. Men wilde het tractatenrecht in overeenstemming brengen met den fei telijken toestand. Wat moet de houding van de Nederlandsche diplomatie daar tegen over zijn? Alvo-ens die houding te bepalen moest men zich eerst rekenschap geven van de beteekenis der vervallen verklaring van de Belgische neutraliteit. Die beteeke nis was voor Nederland groot en een voor deel. Spr. wijst er op, dat de heer Briët het een fout van de Nederlandsche diplomatie noem de, die opheffing der neutraliteit als een feit te aanvaarden, zonder daartegenover iets anders te eischen. Er is echter niemand, die in die dagen de zaken anders voelde dan de Nederlandsche diplomatie. De kern van het bezwaar van den heer Briët is dit dan ook niet. Spr. is van meening, dat verzet tegen die vervallenverklaring zoowel toen als op een later tijdstip vruchteloos zou zijn geweest, Hoe zouden wij andere waarborgen hebben kunn,en scheppen? In de eerste plaats had Nederland kunnen deelnemen aan de conferentie van Locarno. Een dus danig voorstel zou echter in de Staten-Gene raal geen meerderheid hebben gekregen. In de tweede plaats zou Nederland garantie voor zijn grondgebied hebben kunnen vra gen, doch dit had een belangrijke vrijheids beperking voor ons met zich gebracht. Het door den heer Briët bedoelde resultaat zou ook bij verwerping van het tractaat nu niet meer te bereiken zijn. Er was reeds een grondslag, toen men met de onderhandelingen begon, n.l. de resolutie van 4 Juni 1919 betreffende de Waterwegen en de brief van den Franschen minister van Buifenl. Zaken, waarin stond, dat de mo gendheden zich voorbehielden, bij de herzie ning regelend op te treden. Wanneer men nu beweert, dat dit machtsmisbruik was, zal spr. dat niet tegenspreken Maar er zijn oogen- blikken, waarop men in de practische poli tiek met machtsverhoudingen rekening moet houden. Nadat de neutraliteit vervallen was, was België vrij geworden van de voogdij der mo gendheden, waaronder het sinds 1839 steeds geleefd had. De vraag is het nu. op welk terrein moet geopereeerd worden? Natuurlijk moest dal gebeuren binnen zekere grenzen. Afstand van grondgebied of souvereine rechten moest worden uitgeschakeld. Dat heeft 'de minister duidelijk gezien. Uit eigen ervaring weet spr. dat er onder de Nederlanders z.g. hooge boo-4 men waren, die over die zr.ak heel wat slap- De kwestie van de verkeerswegen was iets anders. Het was begrijpelijk, dat België na een Schelderegime van anderhalve eeuw, op een reculc pour mieux sauter", maar als I die rivier wat meer zekerheid verlangde, een fatsonlijke aftocht, al vindt hij het 1 De heer v. d, BERGH interrumpeert: U onze neutraliteit behouden blijft. Bovendien de reserve vat spr. niet op als moef niet anderhalve eeuw Teruggaan, maar niet verder dan 1839. De heer COLIJN: Als ik den heer v. d. Bergh anderhalf uur bij den keel vast heb, zoodat hij bijna geen adem kan halen en ik laat hem dan drie kwartier los, is hij dan geheel gerust gesteld? Neen, evenmin ver geet België de historie. Een tegemoetkomen de politiek ten opzichte van België was voor Nederland een staatkundige wenschelijkheid. Spr. wijst erop, dat er in ieder land extremisten zijn; ook in Duitschland, ook in Frankrijk en toch is Locarno tot stand gekomen. Het zijn niet die klapperende molenwieken, die de staatkunde van een land bepalen. Dat is ook in België zoo. Indien nu het tractaat zeer nadeelig was voor ons, dan zou het moeten worden verworpen. Doch daarvan is niets bewezen. Natuurlijk is het tractaat niet vlekkeloos. Hierna komt spr. op het hoofdbezwaar tegen het verdrag, n.l, het Moerdijkkanaal. De vraag, waar het op aankomt is, of al het verkeer, dat Antwerpen zal winnen, beslist van Rotterdam afgaat. Waaraan moet die vrees voor Rotterdam worden toegeschre ven? De afstand naar Antwerpen blijft altijd nog grooter dan naar Rotterdam. Buiten den afstand, ziet spr. nog 6 factoren, die in hoofdzaak beslissen, n.l. de bedie ning, de outillage, de natuurlijke ligging, de kosten, de gelegenheid van verscheping en den ecquisitiedienst van het achterland. In bediening en outillage kunnen beide havens gelijk zijn. In de kosten wordt door het ka naal geen verschil gemaakt. De acquisitie- dienst in het Achterland kan voor Rotter dam nog veel verbeterd worden. Men moet ook de concurrent Hamburg niet uit schakelen. Hoe zal zich in 't algemeen het watervervoer over den Rijn zichgaan ver houden tot het spoorwegverkeer naar de Noordelijke Noordzeebanen? Hamburg doet zijn best, het Rijnstukgoederenvervoer tot zich te trekken, ten nadeele ook van Ant werpen. Het massavervoer blijft voor Rot terdam bestemd. Tevens vraagt spr. den minister of bij aanneming van het verdrag de surtaxes d'enjrepót direct zullen verdwijnen. Is dat reeds als zekerheid 're aanvaarden? Dit is van groot belang, omdat Rotterdam door dien Franschen maatregel 800.000 ton ver loor. De onderstelling is gewettigd, dat Rot terdam die 800.000 ton zal terugkrijgen. Hierin is een onmiddellijke compensatie ge legen, evenals in dé- opheffing van den gratis 'sleepdienst. We hebben hier te doen met een gevolg van zwarigheden, opgekomen uit den oor log. Daarom moet men verwerping niet te licht opnemen. Tenslotte wijst de heer Colijn erop, dat bij aanvaarding van dit tractaat wij de mogendheden niet meer op onzen weg vinden. Verwerping van het tractaa t acht spr. zeker, doch hij vraagt zich af, of het bij zulk een negatief gebaar moet blijven. Is het onmogelijk voor de tegenstanders, een con structieve politiek te voeren? Het wil den heer Colijn voorkomen, dat er bij de tegen standers elementen zijn samen te voegen die zulk een constructieve politiek mogelijk maken. Die elementen zijn deze: België ontleent aan de scheidingsregeling van 1839 geen politiek of economische aanspraken. Nederland stelt een goede samenwerking op prijs en is bereid aan redelijke staat kundige wenschen van België te voldoen De historische grondslag moet niet uit het oog worden verloren. Nieuwe onderhandelingen met België zul len. rechtstreeks tusschen beide landen ge voerd worden. Hierbij komt spr. op tegen het spreken v; r het systeem-v. Karnebeek. Als er van éè?n systeem-v. Karnebeek gesproken moet worden, wil spr. dat alleen opvatten in dien zin, dat hij zijn werk beter heeft gedaan dan velen van zijn voorgangers. Ten slotte richt spr. een woord tot den minister. Straks zal hij de vrucht van zijn 8-jarigen moeilijken arbeid vernietigd zien. Laat hij dan de overtuiging meenemen, dat er in de Kamer ook leden zijn, die hem dankbaar zijn voor hetgeen hij in moeilijke oogenbiikken voor ons land heeft gedaan, (Applaus in Kamer en op tribunes). Hierna wordt de vergadering verdaagt tot Dinsdagmiddag 2 uur. Z. K. H. Prins Hendrik is na een opont houd van enkele dagen te Zurich, thans ie Lugano aangekomen, waar hij enkele weken zal vertoeven in hotel Bristol. Op kasteel „Kempfenhausen" in Ober- Bayern is dezer dagen overleden, 84 jaren oud, mr, A. J. graaf van Randwijck, oud secretaris van den Raad van State. De overledene was aanvankelijk bestemd voor de opleiding voor adelborst, maar ging later in Leiden rechten studeeren. In 1872 benoemd tot commies van staat bij den Raad van State, werd hij in 1881 be noemd tot referendaris en in 1904 tot secretaris, welke functie hij uitoefende tot 1912. De overledetie was ridder in de orde van den Nederl. Leeuw. Geen wettelijke regeling te wachten. De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer mededeeling gedaan van het resultaat zijner overwegin gen omtrent de vraag, of een regeling moge lijk en wenschelijk is, waarbij de emeenten de heffing-van een eigen Personeele Belas ting wordt toegestaan. De minister acht zulk een regeling moge lijk, al zal dit niet kunnen geschieden in een destijds ontworpen vorm, Er dient een be paalde verhouding te bestaan tusschen den druk, welke op elk der zeven grondslagen zou mogen worden gelegd, en daarnaast zou een voorziening moeten getroffen worden voor het geval, dat de belastingplichtige een deel van het jaar b.v. met dienstboden, paar den of automobielen, in een andere gemeen te verblijf houdt dan het overig deel van het jaar. Het komt den minister niet onmo gelijk voor, al deze punten in min of meer aannemelijken zin wettelijk te regelen. Wenschelijk acht hij in tusschen, zoo lang de Rijksbelasting op het personeel bestaat, de eigen gemeentelijke heffing niet. Zij zou in strijd zijn met het stesel van art. 240 der Gemeentewet, volgens hetwelk de gemeen ten buiten d mogelijkheid van opcenten, uit sluitend bevoegd zijn belasting te heffen op andere grondslagen, dan die van het Rijk. De eenige uitzondering daarop vormt de In- kmstenbelasting, welker opbrengst een sluit post van de begrooting is. Buiten hooge noodzaak komt het den minister niet gera den voor aan deze uitzondering uitbreiding te geven. En die noodzaak bestaat z.i. aller minst. Na de verruiming van de gemeente lijke bevoegdheid tot het heffen van opcen ten, zooals die bij de jongste wetswijziging tot stand kwam, zal de verlaging van de hoofdsom van het personeel aan de ge meenten, zegt de minister, geen hinder be hoeven te veroorzaken. Zij zullen bij een doeltreffende regeling der opcenle-n -daaruit eenzelfde opbrengst kunnen verkrijgen als tot dusver, zonder dat aan de contribualen hét profijt van de verlaging der hoofdsom ontgaat. E en ander is reden, dat de minister van meening is, dat de indiening van een wets ontwerp-als bedoeld, zijnerzijds niét behoort te worden bevorderd.' Men deelt nis mede: Om verwarring te voorkomen, wordt bij deze medegedeeld, dat de uitgave „Het Katholiek Indisch Weekblad'' in geen en kel verband staat met bovengenoemd bu- EEN VERGADERING TER BERAAD SLAGING OVER DEN TOESTAND. Een motie. Te Maastricht is Donderdagavond een groote vergadering gehouden, uitgeschre ven door den Roomsch Katholieken Fa- brieksarbeidersbonö St. Willibrordus, ten einde te beraad?lagen over den noodtoe stand in de Maastrichtsche glas- en aarde- werkinduslrie, waarbij de geheele bevol king der stad betrokken is. Doel der vergadering was, de regeering en de volksvertegenwoordiging te doen begrijpen, dat spoedig een afdoende hulp verwacht, wordt, ten einde in dezen or,- houdbaren toestand te voorzien. Sprekers waren de heeren H. Hermans, lid van de Tweede Kamer en Schaepkens van Riempst, voorzitter der K. v. K. De heer Hermans toonde in een zeer be vattelijke rede aan, dat een groot deel der bevolking zijin bestemming tijdelijk verlo ren heeft. Hij gaf een uiteenzetting van de oorzaken der tegenwoordige malaise in de genoemde industrieën en van de maatrege len, welke genomen moeten worden ter verzachting van de gevolgen dier malaise. Spr. verklaarde, dat bescherming verleend moet worden tegen de deloyale concurren tie uit het buitenland. Hij wees er op, dat er millioenen worden uitgegeven voor werkloozensteun en dat er in 1926 voor 700 millioen gulden meer is ingevoerd dan uit gevoerd. Wanneer het zoo voortgaat, al dus spreker, zullen wij weldra een volk van renteniers en bedelaars zijn. Ten slotte drong spreker aan op maatregelen tegen het dumping-systeem' en den invoer van massa-producten uit Duitschland. De heer Schaepkens van Riempst, die vervolgens het woord voerde, kwam tot dezelfde conclusie. Ten slotte werd de volgende resolutie aangenomen: De bevolking van Maastricht, in grooten getale vertegenwoordigd in de voormalige Dcminicanerkerk, gehoord de besprekingen over den buitengewoon grooten invoer van deramieke producten in ons land, waardoor een noodtoestand voor de Maastrichtsche industrie is ontstaan, die een rem dreigt te worden voor alle lagen van de bevolking, juicht het van harte toe, dat de R.K. Fa- brieksrbeidersbond met alle kracht bij de regeering er op aandringt, om die maat regelen te treffen of voor te bereiden, die of tot matiging, of tol opheffing van dezen noodtoestand kunnen leiden; besluit dit ter kennis te brengen van de Nederlandsche pers". Voorts werd een telegram gezonden aan den ministerraad, waarin eveneens op het treffen of voorbereiden dezer maatregelen wordt aangedrongen. Geen verbetering in dc Nijverheid, Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft in zijn Februari-aflevering van zijn Maandschrift een overzicht van den stand der arbeidsmarkt over het afgeloopen jaar. In dc r-lgemeene beschouwingen wordt ten opzichte van de nijverheid o.m. geconsta teerd, dat 1926 zich niet heeft gekenmerkt als een jaar van groote verbetering, waar het bedrijfsleven nog grootendeels stond on der den invloed van de z.g. na-oorlogschc stoornissen. Het achterblijven in den con currentiestrijd met de buitenlandschtf in dustrie door verschillende (in het overzicht nader omschreven) oorzaken, gaf tot ern stige klachten aanleiding. Men heeft zelf dén indruk, dat de uitbreiding der industrie geen gelijken tred houdt met de behoefte aan meer werkgelegenheid in verband met dc toeneming der bevolking. Intusschen schonk toch ook in een niet onbelangrijk deel de nijverheid de bedrijfstoestand vol doening, zij het dooreengenomen maar ma tig; in elk opzicht gunstige toestanden wa ren er echter slechts weinig,. Uit een oog punt van werkgelegenheid schijnt 1926, hoe wel er nog veel werkloosheid heerschte (in sommige bedrijfsgroepen zelfs meer dan in 19251 niet zoo ongunstig te ziin geweest als zijn voorganger. Verschillende der fabrie ken, voor welke men klaagde over gedrukte of onvoldoende prijzen, bleven gewoon of vrij gewoon (hier en daar zelfs opgevoerde bedrijvigheid, ter bereiking van. lagere kost prijzen) doorwerken. Overgens bleek ont slag van werkkrachten niet altijd te moeten worden toegeschreven aan slapte, doch was dit hier en daar het gevolg van. toeneming van den machinalen arbeid of invoering van economischer werkmethoden. Verder volgen nog tal van bijzonderhe den omtrent eiken bedrijfstak, waaraan wij hel volgende ontleenen: Afgezien van de vrij langdurige stagnatie door sneeuw en vorst in het begin van 1926, stak de werkgelegenheid' in 't bouw bedrijf, bij plaatsgewijs nogal uiteenloopende toestanden, over het algemeen gunstig af bij 1925. Voor zoover de laatste maanden betreft, heeft de thans betere weersgesteld heid het hare daartoe bijgedragen. Bij den scheepsbouw bracht het drukke scheepvaartverkeer als gevolg van de En- gelsche kolens taking in verschillende onder nemingen weliswaar een grootere levendig heid bij het reparatiewerk, doch voor den nieuwbouw van zeeschepen achtte men de omstandigheden over het algemeen weinig bemoedigend. Wel staken de beschikbare cijfers omtrent de in aanbouw zijnde ton nage niet ongunstig af bij die van het vorig jaar en ook hadden verschillende werven dooreengenomen meer personeel in dienst dan, toenmaals, maar met dit al was er nog geenszins voldoende werk voor de hier te lande aanwezige bouwcapaciteit, terwijl men had moeten inschrijven tegen zeer lage prij zen om de opdrachten te bemachtigen. Klachten over een te laag prijsniveau (scherpe binnen- en buitenlandsche concur rentie) zijn evenmin uitgebleven ten opzich te van de machinefabricage, de ijzergieterijen en de constructiewerkplaatsen. Vatten wij deze branche te zamen, dan behoeft zelfs niet te worden geaarzeld den toestand' in 1926 zeer moeilijk te noemen, Evenwel stonden naast de ondernemingen met min of meer slapte vrij wat andere met een niet bepaald onbevredigende (hier en daar zelfs flinke) bedrijvigheid. De waar genomen schommelingen in de bedrijfsdruk- te, alsmede het feit, dat men den gang van zaken bij 1925 vergeleken, vrij uileeuloo- pend beoordeelde, getuigen nog van weinig vaste lijn. Wat land- en tuinbouw betreft, blijkt uit een door de directie van dén Landbouw sa mengesteld verslag, dat 1926 voor de gele genheid tot arbeid' niet ongunstig ïs g«s weest: het voorjaarsweder stelde in staat zeer vroeg met de buitenwerkzaamheden aan te vangen en het uitblijven van vorst liet toe, dat tot het einde des jaars land arbeid kon worderi verricht. Bovendien was gedurende den zomertijd het weer voor den arbeid niet ongunstig; de groeifactoren wa ren goed, hetgeen steeds van gunstigen in vloed is op de werkzaamheden. Minder gunstig waren echter da dé financieele resultaten van den land- en tuinbouw; dit had hier en daar tot gevolg, dat ter besparing op het loon minder werk werd verricht, dan onder betere omstandig heden het geval zou zijn geweest. Ook de verminderde teelt van suiker bieten en vlas had op enkele plaatsen in vloed op de werkgelegenheid (wat vlas be treft speciaal in Zeeuwsch-Vlaanderen). De ditbreiding van den tuinbouw in om vang, maar vooral in intensiviteit, vergroot te de werkgelegenheid, waar echter tegen over staat, dat de aanwas der bevolking hiermede vrijwel gelijken tred hield. Werkloosheid buiten de normale seizoen- slapte kwam in den land- en tuinbouw niet voor. In 1927 zal het 20ste levensjaar van de Diocesane R. K. Middenstandsvereeniging in het bisdom Haarlem worden afgesloten. Het is bekend, dat in 1927 het twintigste levensjaar van onzen Diocesanen Bond zal worden afgesloten. In beginsel is op de laatste Hoofdbestuurs vergadering besloten, dit 4e lustrum in de Bisschopsstad, die tevens de stad 15 van het schitterend Hanze-Altaar, 'zoo luisterrijk mogelijk te vieren. Na den onvergetelijken Junidag van 1922 heeft de organisatie zoo heel veel kritieke momenten meegemaakt, dat bij het bereiken van den vierden mijlpaal volop aanleiding bestaat om verlangend uit te zien naar eene herhaling van den wapenschouw, zooals deze vijf jaar terug zoo succesvol werd georgani seerd. Het hoofdbestuur hoopt dus andermaal met honderden op te trekken naar Haarlem en zeer binnenkort zullen meer definitieve plannen worden aangeboden. Aan een verschil met 1922 zal, helaas, niet zijn te ontkomen. De viering zal moeten plaats vinden buiten bezwaar van de bonds- kas. Doch het hoofdbestuur vertrouwt, dat vele afdeelingen en vele Hanzevrienden tot het beschikbaar stellen van een lustrum- bijdrage bereid zullen zijn. Het rapport betreffende de pensioenrege ling voor het personeel der intercommu nale tramwegen is, naar de Msb. verneemt, aan den minister van Waterstaat gezonden. Indien de regeering bereid is financieelen steun te verleenen, zal een spoedige in voering van deze pensioenregeling kunnen geschieden. 's-HERTOGENBOSCH, 18 Maart. Boter» (Bericht v. d. Coöp. Roomboterfabriek.) 'Xahgevoerd 3LS75 kg. Hóbgjste prijs f 2.60, laagste prijs f 1.95, middelprijs f 2.02 per kg. BARNEVELD, 17 Maart. Pluimvee, Tam me eenden f 1.102, jonge hanen f 1.502, oud idem f 1.402.75, jonge hennen df 2 3.30, oude kippen f 1.502.75, tamme dui ven f 0.350.40, tamme konijnen f 12.75, wilde idem f 0.700.90 per stuk. Handel nog al vlug. Eieren f 4.755.75. Aanvoer 1.000.000 stuks. Handel niet vlug. GOOR, 17 Maart. Paarden. Op de tweede groote paardenmarkt waren 586 paarden aangevoerd. De handel was matig. Men be steedde voor lucxepaarden f 375500, werkpaarden f 250550, tweejarige f 220— 350, eenjarige f 100150, ponny's f 125 270. LEEUWARDEN, 18 Maart. Vee. Aan gevoerd 83 stieren, f 190400; 465 vette koeien f 175340, per kg f 0.700.90; 1579 melk- en kalfkoeien f 140400, 42 vette kalveren f 4094; 930 pinken f 70 150; graskalveren 862 nuchtere kal veren f 511; 602 vette schapen f 1343, 73 weideschapen f 1628; lammeren f 964 vette varkens f 50135, per kg f 0.54 0.62; 105 magere varkens f 2550; 448 kleine biggen f 714; 39 paarden, 27 bokken. Handel in eerste soort gebruiksvee goed; vette koeien onveranderd; stieren.stil; pin ken met grooten aanvoer en meer vraag, doch kalmen handel; vette kalveren flauwer; nuchtere kalveren minder goed; varkens en wolvee prijshoudend. Zouter 5860 c. per kg- Eieren. Aanvoer 50.000 kippen-, f 44; 4000 eenden, f 5.506. AMSTERDAM, 18 Maart. Aardappelen, (Bericht van den mak. Jac. Knoop.) Zeeuw sche bonten f 5.40—5.75, id. blauwen f 5.10 5.50, id. bravo's f 5.255.40id. roodstar f 4.705, id. eigenheimers f 4.905.10, id. eigenheimer poters f 3.503.75, id. blauwe poters f 3.353.50, id. bonte poters f 3.253.50, id. roodstar poters f 3.25, id, bravo poters f 3.253.50 Anna Paulowna zand- f 56 Hillegommer zand- f 56 Friesche borgers f 4.755.20 per hl. Wintel Malta f 1314 p. 100 kg. ZWOLLE, 18 Maart. Boter. Aangevoerd 50/3 v., 16/6 en 420 stukken, samen 1360 kg, Prijzen per 1/8 v. f 3741 per kg. f 1.90— f 2.10 Vee. Aangevoerd 865 runderen, 202 gras kalveren, 316 nuchtere kalveren, 46 schapen, 260 varkens en 824 biggen. Men besteedde voor vette koeien f 0.600.90, id. kalveren f 11.40, idem varkens f 0.580.62 pet kg.schqpen f 1635. Handel in neurende en verschgekalfde koeien alsmede vaarzen redelijk vet vee, le qual., duur, afwijkende soorten niet duurder pinken redelijk stieren en kalveren slecht. ALKMAAR, 18 Maart, Kaas. Ter markt waren 98 stapels, wegende 94.000 kg. Fa brieksbaas, kleine, f 46, commissie f 42.50, boerenkaas, kleine, f 40, commissie f 49. Kandel goed. LEEUWARDEN, 18 Maart. Botsy. Aan voer 13/3 en 47/6 c. Mijn hoogste prijs f 1.96, middenprijs f 1.95. laagste f 1.82. Veiling hoogste prijs f 1.87, laagste f 1.79. Noteering van dè commissie van de commissie f 2.01, commissie (Bond v. Coöp.' Zuivelf.) f 2.02. Kaas; Sleutelkaas f 0,210.54 nagelkaas f 0.20—0.30, Goudsche f 0.29—0.84, Edam mer f 0.38—0.85. Aanvoer 33.815 kg. UTRECHT, 18 Maart. Kaas. Aangevoerd 3 partijen, tezamen 870 kg. Prijzen ie soort 43, 2e soort, rijksmerk f 44,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 8