Het verdrag Nederland-Belgie in de Eerste Kamer, I Radio-Omroep. AND erklaringen van den Duitschen minister Grzesinski. Italië en Zuid-Slavië. De communisten in China. De toestand in Sjanghai. Italië en Joego-Slavië. Uit het Saargebied. De voorbereidende ontwapenignsconf erentie. De kwestie van den arbeidstijd. Een Italiaansche leening. MINISTER VAN KARNEBEEK AAN HET WOORD TWEEDE KAMER. Het wetsontwerp betreffende de Naamlooze Vennootschappen. LUCHTVERKEER. Een nieuw watervliegtuig De minister van binnenlandsche zaken Grzesinski heelt de verschillende gebeurte nissen dezer week in den Pruisischen land dag besproken. Hij begon met de opmerking, dat hij de onrust, die door deze gebeurtenis sen was gewekt, zich zeer goed kon begrij pen. Ik ben van plan, aldus de minister, naar de oorzaken met alle middelen te speuren, de storingen te onderdrukken en met alle kracht de bron van het kwaad te steppen. De republiek, zoowel de Pruisische ais de Duitsche, staat in elk opzicht stevig en de machtsmiddelen van ons bestuur zijn sterk genoeg om iedere ordeverstoring te onder drukken en bijna onmogelijk te maken. Na tuurlijk moet de ernstige burger beschermd worden, dat is helaas j.l. Zondag niet vol doende geschied. De eisch, dat de ambtena ren van politie met alle kracht behooren mede te werken tot het onderdrukken en te gengaan van ordeverstoringen, is alleszins rechtmatig. Daarom zullen ook een aantal van hen wegens onachtzaamheid en onbe trouwbaarheid op staanden voet uit den dienst worden ontslagen. Gisteren, zoo ging de minister voort, zijn politiebeambten bij de uitoefening van hun taak overvallen en zoodanig in het nauw ge bracht, dat ze ten slotte wel van hun vuur wapenen gebruik moesten maken. De mi nister verklaart in het openbaar, dat dgze beambten daartoe het volste recht hadden, want ze hebben hun wapen voor het geval, dat ze aangevallen worden en de terreur niet op andere wijze meester kunnen worden. Voorts verklaarde de minister, dat de autoriteiten het optreden der nationaalsocia- iisten met nog grooter opmerkzaamheid dan tot dusver zullen volgen en eveneens dat der Roode Frontstrijders. Deze beide organisaties hebben den laatsten tijd getoond, dat zij er op uit zijn, een terreur tegen andergezinden uit te oefenen. In antwoord op een in het Lagerhuis ge belde vraag betreffende de crisis tusschen Italië en Zuid-Slavië zeide Chamberlain, de minister van Buitenlandsche Zaken, dat de inlichtingen die hij had ontvangen er op wezen, dat het niet noodig was een beroep op den Volkenbond te doen. Diplomatieke besprekingen zijn gaande over den toestand aan de Adriatische Zee tusschen Groot-Britannjë, Frankrijk en Duitschland, de drie mogendheden, aan wie de Italiaansche regeering dezer dagen een nota zond. In het Hoogerhuis vestigde lord Danesfort 'de aandacht op de jongste publicaties van de cornmunitische partij van Groot-Britan- nië betreffende den toestand in China en zei- de, dat deze campagne deel uitmaakte van een grootere samenzwering, die in de heele wereld werd aangestookt door de Sovjetre- geering met het doel de ineenstorting van het Britsche rijk te provoceeren. Lord Des- borough, die namens de regeering antwoord de, zeide dat de minister van binnenlandsche zaken zeer zorgvuldig alle gevallen bestu deerde, die te zijner kennis werden gebracht, doch de communistische publicaties waren zoo keurig opgesteld, dat de rechtsgeleerde raadslieden der Kroon geloofden dat een vervolging op niets zou uitioopen. Wat Rusland aanbelangt geloofde de re geering niet dat het verbreken van de be trekkingen van Engeland met Rusland eenig nut zou hebben wat betreft een vermindering van de aanvallen der communisten in Groot- Britannië. De consuls-generaal van Groot-Britannië, Frankrijk, de Vereenigde Staten en Japan te Sjanghai hebben gisteren een bijeenkomst gehouden met generaal Pei Tsjing Hsi, den Kantonneeschen commandant van de stad, om over den status van de nederzetting te spreken. De generaal zal zorgen, dat de sta king heden zal worden opgeheven. Gisteren zijn in het district Tsapei bij de ongeregeldheden 250 Chineezen om het le ven gekomen en 100 in het district Poetoeng. Er werd zwaar gevochten en aan deze zijde werd de barricade van de nederzetting zwaar bemand. De Kantonneezen hebben er troepen heen gezonden, om de laatste Sjantoengsche soldaten, die er zich genes teld hebben, tot overgave te dwingen. De „British United Pres^" meldt, dat bij 'de brug aan den Markhamweg de Cold stream Guards en twee pelotons Amerikaan- sche mariniers een troep Chineezen terug wierpen, die trachtte langs dezen weg de concessie binnen te komen. De verdedigers gebruikten hun geweerkolven, maar vuurden niet. Er zijn thans 16 mariniers met de garde- wacht op de brug geposteerd, terwijl hou- witzers en machinegeweren zijn opgesteld. Verschillende mariniers werden gewond. El ders werd de rust hersteld. De „Vindictive'' heeft een kleine Britsche krijgsmacht aan den oever van Poetoeng ge land, om er het Britsche bezit te bescher men. Dit was noodig, omdat er gevochten werd tusschen arbeiders en opruiers. Buiten de nederzetting wordt thans niet meer gevochten. De communisten maken onder de troepen propaganda voor hunne beginselen door middel van aanplak- en strooibiljetten, waarin de soldaten worden uitgenoodigd, zich bij de wereldrevolutie aan te sluiten, en wordt gezegd dat zij een hondenleven moeten leiden, terwijl hunne officieren het 'goed hebben. Ondanks de vriendelijke houding van de Kantonneesche hoofdofficieren wordt ge vreesd, dat de Kantonneezen toch plannen beramen om de concessie binnen te dringen. De Amerikaansche consul heeft reeds een plan gereed voor het onmiddellijk inschepen van alle vreemdelingen aan boord van oor logsschepen en transportschepen, als dit noodig mocht worden. „Central News" meldt, dat de Chineesche banken en winkels in de nederzetting heden weer geopend waren, maar dat het Chinee sche personeel van het douanekantoor op last van de vakvereeniging het werk staakte. De geheele bevolking van de nederzetting ondersteunt het manifest van het gemeente bestuur, dat zegt, dat in de gegeven om standigheden er niet aan kan worden ge dacht, het bestuur van de nederzetting uit handen te geven. De autoriteiten zijn even wel volkomen bereid, met de Chineesche autoriteiten buiten de concessie samen te werken om de algemeenc orde te hand haven. Pai Tsjing Hsi deelde den consul-generaal van Groot-Britannië, Frankrijk en Japan me de, dat hij van plan is, het leven en de be zittingen der buitenlanders te beschermen en geweld en ongeregeldheden te onderdruk- ken. Een gewapende menigte manifesteerde voor de Britsche wachtposten. Uit de me nigte werd in het wilde weg geschoten, doch de Britten beantwoordden het vuur niet. Het aantal Noordelijke troepen, dat de Britten ontwapend hebben en daarna tot de con cessie toegelaten, bedraagt volgens een of- ficieele opgaaf 2000. Deze troepen zullen met de 1200 man, die de Japanners ontwa penden, onverwijld worden ingescheept met bestemming naar Tsingtao (Sjanloeng). BAZEL, 23 Maart. Naar uit Milaan wordt gemeld, verneemt de „Corriere de la Scrra" dat het conflict tusschen Italië en Joego-'Slavië thans als geheel opgelost kan worden beschouwd. Het is te hopen, dat dat het inzicht van de staatslieden in Joego-Slavië en het volgen yan meer ge zonde methodes de mogelijkheid zullen openen dat de vriendschappelijke betrek kingen tusschen Italië en Joego-Slavië kunnen worden hersteld. LONDEN, 23 Maart. In antwoord op een vraag betreffende de overeenkomst, welke door den Volkenbondsraad werd be reikt aangaande het internationale bescher mingscorps der spoorwegen, deelde Cham berlain mede, dat de Saarcommissie een rapport heeft gezonden, waarin deze com missie adviseert tot plaatsing van 800 man bij dit corps, hetwelk uitsluitend tot taak zal hebben de bewaking van de spoorwe gen van het Saargebied; mocht het geval zich voordoen, dal hun hulp werd ver- eischt, dan, adviseerde de commissie, zou het ook wenschelijk zijn. dat den bijstand van twee Fransche batakons zou kunnen worden ingeroepen, welke buiten het Saar gebied moeten worden gestationneerd. Op den 12 Maart heeft de Volkenbondsraad een resolutie aangenomen, bepalende, dat de voorstellen van de Saarcommissie nog binnen drie maanden ten uitvoer zullen worden gelegd; weshalve de troepen, welke in het Saargebied zijn ges'ationneerd, bin nen het tijdvak zullen worden terugge rok* ken. Tenslotte werd nog bepaald, dat de Saarcommissie op eigen initiatie f kan overgaan tot vermindering van de sterkte van het beschermingscorps. GENEVE. 23 Maart. In de hedenmid dag gehouden zitting van de voorberei dende ontwapeningsconferentie werd be sloten om de algemeene debat'en over de principieele ontwapening voort te zetten. Daarbij werd door den gedelegerde van Roemenië opgemerkt, dat zoowel het Fran sche als het Britsche ontwerp geen oplos sing inhield voor de buurstaten van Rus land, die in een speciale positie verkeeren. Vervolgens zette Paul Boncour nogmaals de bedoejing van zijn ontwerp uiteen; aan het slot van zijn rede legde hij er den na druk op, dat zijn delegatie onder geen be ding afstand kon doen van haar denkbeel den aangaande de internationale controle. Waarschijnlijk zullen morgen de gedele geerden van Groot-Brittannië. Italië, Zwe den en China hun standpunt ten aanzien van de ontwerp-conveniies uiteenzetten. BERLIJN, 23 Maart. Het riikskabinet heeft heden opnieuw beraadslaagd over de noodwet betreffende de regeling van den arbeidstijd. Eenstemmig verklaarden de mi nisters zich accoord met de wijzigingen, welke door de regeeringspartijen waren voorgesteld en wel in het oorspronkelijke voorstel zullen worden aangebracht. VENETIE, 23 Maart. Naar gemeld wordt, is te Londen en New "Vork bij de Morgan Banking Corporation een leenmg van 20 millioen dollar ter emissie aange boden ten behoeve van den aanbouw van schepen in Italië, welke zullen worden ge bruikt bij die scheepvaartlijnen, waarvoor rijkssubsidie is uilgetrokken. De Eerste Kamer der Staten Generaal is IWo-nsdag voortgegaan met de behandeling van het verdrag Nederland-België. Alvo rens het woord gegeven werd aan minister Van Karnebeek, om de sprekers te ant woorden, werd nog het avoord gevoerd deer den heer DE VOS VAN STEENWIJK (C. Hi), die er op wees dat het Nederland heid en eer. Het gaat dan ook de grenzen der betamelijkheid te buiten om dit gerecht vaardigd en eerbiedwaardig volksverzet als een „Hetze" te bestempelen. De opzet van het verdrag is reeds ver keerd. Wat het Moerdijk-kanaal betreft, dit kan het venkeer met Antwerpen tot een zeer hooge capaciteit opvoeren en onbe- sche volk met spanning en ongeduld de I rekenbarc sehade aanrichten^ aan beslissing van het college tegemoet ziet. 1 J~' 1Q'° J-t 1 Hij zal dan ook de discussies niet noode- loos rekken, maar zou mei een onbehaag lijk gevoel heengaan, als hij niet de motie ven had weergegeven, die hem tot een be slist tegenstander vap het verdrag maak ten. Toch dient een zoo belangrijk verdrag te steunen op de sympathie der natie. Ver re daarvan heeft het het geheele volk op geschrikt en in ongerus heid gebracht, Het ziet in het verdrag een onrecht, een aan- handel. Vóór 1919 was van dit kanaal nooit sprake geweest, een bewijs, dat het noch voor verkeers- noch voor technische be hoeften noodig is. In'.usschen, zegt de heer De Vos van Steenwijk, voor geen enkel voorstander van het verdrag onder te doen in den wensch, om met België op goeden voet te leven. Hij is zelfs bereid, tegenover Belgi sche disidera'a een tegemoetkomende hou ding aan te nemen. Trouwens, Nederland heeft nooit aan slag op zijn weerstandsvermogen en, wat - "r*g erger is, een aanslag op zijn waardig-België een stroobreedte m den weg gelegd. Een geding tusschen beicie lauden bestaat er dus niet, al tracht de minister het zo» voor te stellen. Spr, gaat niet zóó ver om te zeggen „vóór v^at hoort wat", maar indien dat ,,wat" ons zeer nadrukkelijk schaadt, be hoort van een tegenpraesta.ie sprake te zijn. Toch is het Moerdijk-kanaal niet het allervoornaamste bezwaar van den heer De Vos van Steenwijk. Hel grooie struikel blok is voor hem het Schelderegiem. De toekomstige minister van Buitenlandsche Zaken is er dan ook niet af, met het laten vallen van het Moerdijk-kanaal. Indien het verdrag door de Eerste Ka mer wordt gecasseerd, dan zal een andere minister van Buitenlandsche Zaken met België 'tot een regeling kunnen komen, niet op basis van Belgische aanmatiging en heb zucht, maar op basis van reciprociteit. In dit verband merkt spr, nog °Pi dat het wel licht beter ware geweest de benoeming van een nieuwen gezant te Brussel uit te stel len, totdat eventueel een andere minister hier zou optreden. Door het votum der Tweede Kamer op 11 November is in het land algemeene ver ontwaardiging gewekt. Aan de Eerste Ka mer is nu de taak, overeenkomstig haar ccnstitucele roeping, dit verdrag product van departementale eigenwijsheid onge daan te maken. De Eerste Kamer moet den smaad van 11 November 1926 uitwisschen. Het antwoord van minister Van Karnebeek. Dan wordt het woord verleend aan den minister van Buitenlandsche Zaken,- den heer van Karnebeek, om de sprekers te beantwoorden. Spr. vangt zijn rede aan met er de aan dacht op te vestigen, dat 27 sprekers thans het woord hebben gevoerd, waarvan zes een krachtig betoog hebban gehouden voor de aanneming van dit voorstel en anderen hebban blijk gegeven van hun neiging tot verwerpen. Daarbij is spr. aangezegd, dat de verwerping vaststaat. Moet spr. dit ver staan in dien zin, dat hij hier slechts een ceremonie heeft te vervullen? Het stand punt, dat spr. hier nutteloos zou spreken kan en mag spr. niet aanvaarden. Dan had de Kamer deze aangelegenheid op een an dere wijze moeten behandelen, zij het al leen uit consideratie. Spr. zal doen, wat hij zijn plicht acht en hoog opnemen de woor den van den heer De Vos van Steenwijk, die sprak alsof hij hier de eenige Nederlan der was. Toen in 1925 het Verdrag was ge. teekend, kon het niet direct^ behandeld worden. In België trad een crisis in en er moest overleg gepleegd worden met de mo gendheden over de opheffing der collectie ve verdragen van 1839. Bij dat overleg de den zich moeilijkheden voor. die tenslotte uit den weg zijn geruimd. Tenslotte kwam in ons land de crisis, die behandeling door het Parlement weer uit stelde. Daarna kwam de behandeling en men spande zich in, de feiten van het verdrag den volke te toonen. De kreet kwam zelfs op de lippen, dat hier een c'aatl van land verraad zou zijn gepleegd. Spr. s gedachten gaan daarbij terug naar 1918. loen was men geneigd rekening te houden met gebleken behoeften van België. Men ging daarbij zelfs zóó ver, dat prof. Slruycken en spr. meenden, daartegen te moeten schrijven. Toen kwam de kwestie der herziening der verdragen op en ging spr. naar Parijs, waar hij zeide, dat van territoriale aanspraken van België geen sprake kon zijn. Aan an- deze disiderata van België kon worden te gemoet gekomen. Waar de neutrali eit van België verviel, moest het alternatief wor den gezocht in een andere verstandhouding met België. Zijn verhouding tot Nederland moest onder de hoede der mogendheden worden verwijderd. De territoriale kwestie was niet de eeni ge. Niet anders viel daarop te antwoorden dan een categorisch: neen. Er viel meer te doen. De resolutie van 4 Juni kwam, die spr. in de Tweede Kamer mededeelde. Hij gaf toen als zijn meening te kennen, dat op dezen voet aan den verderen loop van het geding kon worden deelgenomen. Die ver klaring is in de Kamers onweersproken ge bleven. Het verdere verloop is aan het Par lement uiteengezet en alles bleef onweer sproken. Er is aan het Parlement niets ont houden, men was het algemeen met zijn beleid eens. Waarom is toen de heer De Vos van Steenwijk niet opgestaan en heeft hij niet gevraagd. Wat doet ge? Toen had hij met recht kunnen spreken, doch hij be hoorde, naar spr. zich herinnert, tol diege nen. die den minister de hand drukten. Dat was cp 18 December 1919. Intusschen, er was meer te doen dan on redelijke eischen van België af té wijzen. Er kwam een oogenblik, waarop Belgia de ui komst der herziening verwierp en het is gelukt, de interventie der mogendheden te voorkomen. Betoogd is. dat ook Nederland cp dat oogenblik moest afbreken. In die dagen is het echter door niemand bepleit. Het zou lichtvaardig spel zijp geweest. Dan zouden verschillende resultaten, o.a. de resolutie van 4 Juni vervallen zijn. Het was destijds ook de wensch der Kamers, dat het incident met België teniet zou worden gedaan cn toenadering zou worden bevorderd. Er was in Nederland en België een gunstiger sfeer te bemerken en einde lijk, in 1924, deed België van alle verdere aanspraken afstand en aanvaardde het het eerst verworpen verdrag, .Van 1920 tol 1924 was het standpunt ge weest: vasthouden aan de uitkomsten der herziening, maar geen stap verder. In de Tweede Kamer had de heer Dresselhuys in 1924 de regeering hulde gebracht voor haar optreden. waardoor de onderhandelingen ot een bevredigend resultaat hadden ge leid. De gewichtige nationale belangen wa ren niet geschaad, zeide hij. De minister zal de Kamer niet vermoeien met wat andere sprekers en publicisten toen hebben gezegd en geschreven. Slechts wil hij krachtig te genspreken, dat het vasthouden aan den draad van toen alleen het werk zou zijn geweest van den minister van Buitenland sche Zaken. Spr. vraagt: waarop had de Nederland- sche regeering haar standpunt van weigeren moeten baseeren? Had Nederland, toen in 1924 België tot bezinning was gekomen, den boel onderstboven moeten gooien? Ne derland had geen enkel argument kunnen aanvoeren. Net zoo min als een mensch is los te maken van zijn geschied* njs, net. zoo min kan dit met een verdrag het geval zijn. Als de Eerste Kamer het verdrag verwerpt zal zij dan ook automatisch voor de vraag komen te staan: waarom hebt gij uw bezwa ren niet eer kenbaar gemaakt? Zelden is een verdrag tot s'-and gekomen waaromtrent zooveel is medegedeeld. Dat het in geheimzinnigheid is aeboren is on'uist Gelooft men, dat. als de delegatie te Parijs den Provincialen Waterstaat er bij had ge haald, de zaak anders zou zijn geloopen? In geen geval. Tc Parijs was de Waterstaat voldoende vertegenwoordigd door twee hoofdingenieurs en ambtenaren van het de partement. Wat de Kamers van Koophandel aangaat, die zouden 'in die dagen evenmin bezwaar hebben geopperd. Nadat een uur gepauzeerd is zet de mi nister zijn rede voort. Nu is onder de bedenkingen, die van ge wicht moeten worden geacht, allereerst die van den heer de Savornin Lobman, die den opzet van dit verdrag verkeerd achtte, om dat hij een principieele Wederkeerigbcid niet vond in het stelsel van den Minister. Daarbij doelde de heer Lobman op de kwestie van dc uitwegen. Het was in het geheel geen principe van spreker, om een wederkeerigheid uit te sluiten, het was slechts politiek en spr. vond het verstandig Belgic deze uitwegen te geven. Reëels heeft de minister fn zijn rede van 4 November in de Tweede Kamer doen uit komen, dat België formeel geen recht had, doch dat het hier gold een kwestie van be leid. De scheidingsregeling is óp bruikbare uitwegen verdacht geweest, omdat dit van belang was voor de verhouding tusschen bei le landen. Het is een kwestie van po li-' ik, niet van recht. Nederland heeft wel uegelijk iets aan België gevraagd ma^r slchts binnen de scheidingsgrens. Geen enkele compensatie herinnert spr. zich, waarvan in die dagen sprake is ge weest.. Hier moet men ook niet alleen zien naar contra-prestaties. Dit is een politiek contract. Men zie allereerst naar de uit komsten. die er door kunnen worden tege moet gezien. De geografie toont reeds aan het ver band tusschen Bclgië's bestaansmogelijk heid en de uitwegen. Komt er echter een uitweg bij als het Moerdijkkanaal tot s aad komt? Neem want dan komt de conventioneele andere weg. Spr. komt thans tot de Schelde, die uit politiek en uit scheepvaartoogpunt is te bezien. Ten aanzien van de reserve s'. elt de minister er prijs op, volkomen klaar heid te brengen. Door den heer Ccrlijn is gevraagd of er in het protocol van 23 Maart een soort gelijke reserve ten aanzien van de oorlogs schepen is gemaakt als gemaakt is voor de Wielingen. Er is echter geen protocol van 23 Maart en ook geen geheime re serve, Wel is de Commissie van XIV bijeen gekomen en heeft de heer 'Segers textueel hetzelfde gezegd wat hij 10 Juli 1920 in den Belgische senaat heeft gezegd. (Spr. doet daarvan voorlezing). Dit verdrag regelt de vaart op de Schelde; maar zondert de oorlogsschepen uit. Nu was de meening van België, dat de Belgische oorlogsschepen principieel in een inferieure positie zouden komen bij andere oorlogsschepen. België heeft dus willen voorkomen, dat Nederland een verzoek om doorvaart onontvankelijk zou kunnen ver klaren op grond van dit verdrag. Van een materieels reserve is geen spreke en evenmin van een Belgische pre tentie. Spr. komt er dan ook tegen op, dat van deze passage in het verdrag een „machine de guerre" tegen het verdrag is gemaakt. Het gerucht, dat de minister bi? de Bel gische regeering stappen heeft gedaan om de reserve uit het verdrag gelicht te krij gen en dat België daarop een weigerend antwoord zou hebben gegeven, berust op geen enkelen grond. Voor de bezorgdheid van Nederlandschen kant met betrekking tot dit punt is niet de minste aanleiding. Dan komt spr. tot het Scheideregime, dat niet uitvoerig bestreden is. Wel heeft men gezegd: waarom blijft niet alles, zooals het is? De reden daarvoor is, dat het tegen woordig regime België geen waarborgen gaf nu de diepgang van de schepen in het ge ding werd gebracht. Ook voor ons zou de toestand niet gunstig zijn geworden als we 'n andere mogendheid op de Schelde zouden laten werken en alles zouden betalen. De oositie van Nederland zou daardoor aller minst versterkt zijn. De landen waren ge roepen om „formules communes" te maken. Het beheer moest onder de oogen worden gezien. Het belang van de scheepvaart over de Schelde is geheel^aar. de zijde van Bel gië. Daarom moet m het georganiseerd overleg de andere partij worden toegelaten. Weinig bedaar kan tegen dezen opzet bestaan. Men zal deze regeling zegenen als het met de Schelde eens in de war zou loopen en dit aanleiding zou geven tot wrijving. De Schelde is een rivier voor de zeevaart, gebruikt door alle zeevarende na ties. Kunnen wij daartegenover nu een eng standpunt Innemen met betrekking tot onze polders. Geen administratieve hoogere instantie is cr hier, doch een zuivere vorm van ar bitrage. Wanneer men dan ook de vraag stelt, wie de baas wordt, een Spanjaard of een Deen, dan is dat al zeer populair uitge- diukt. Er moet toch iemand tusschen béide kemen als partijen het r.ief eens worden. Bovendien behoeft de kening van Spanje niet steeds een Spanjaard, de koning van Denemarken niet steeds een Deen aan te wijzen. Zcoals spr. reeds uiteenzette, heeft Ne derland de baggerkosten op zich genomen, om zijn pesitie sterker te stellen. Daartegen over slaat de besparing aan betonning. Door den heer Rink werd het als in strijd met onze waardigheid gevoeld, dat vonnis sen met betrekking tot doorgaande schepen niet kunnen worden geëxecuteerd. Dit acht spr, een kwestie van heel weinig practisch belang. Men heeft er cok nooit bezwaar tegen gemaakt, dat met betrekking tot doorgaande schepen de oeverstaat afstand doet van fiscale vorderingen. Natuurlijk zal dc Wielingenkwestie te ceniger lijd moeten worden opgelost, maar dat zal alleen kunnen bij compromis en in een tijd, dat de atmosfeer daarvoor ge schapen is. Ten aanzien van de loodsgelden merkt dc minister op, dat Nederland vrij1 is in de vaststelling van het loodsgeld naar Rotter dam, doch dat de vaststelling der loodsgel den naar Antwerpen aan onze goedkeuring is onderworpen. Hierna komt de minister op het Moer- dijkkandal. Wat betreft de rechtspositie daarvan, sluit hij zich aan bij den heer Anema, Bij mist, storm of duisternis kan ds vaart over Hansweert niet of in geringe mate plaats hebben. Daaraan is het te dan ken, dat zoo weinig ongelukken gebeuren. De kwestie van bet Moerdijkkanaal is in 1919 niet uit dc lucht komen vallen, zoo als sommigen het voorstelden. Reeds ir. 1912 sprak de Kamer van Koophandel te Antwerpen zich uit voor een verkorten verbindingsweg met den Rijn. Sedert dien is het denkbeeld geregeld aan de orde ge steld. Op sprekers departement was de zaak dan ook al bekend, vóórdat van Bel gische desiderata sprake was. Het denk beeld van den heer v. d. Bergh, die een ander kanaal schetste, kan niet verwezen lijkt worden door dc hooge rechten, die op dat kanaal zouden moeten worden geheven. Het is spr. niet duidelijk, waarom tegen het Moerdijkkanaal plotseling zooveel kapsie is gemaakt. De vraag, naar welke havenstad de Rijngoederen zullen worden gezonden, is van zoovele andere factoren afhankelijk. Zal de. uitmuntende outillage van Rotterdam niet steeds genoeg aantrekkingskracht blij ven uitoefenen. Hoe moeilijk het is het vervoer kunstmatg af te leiden, bewijst w'el Amsterdam dat, ondanks bet aanbieden van Riinvrachten, het iransioverkecr niet tot zich trekt. Verder, wat hef massa-vervoer betreft, is de positie van Rotterdam onaantastbaar. Zal er nu ten aanzien van het stukgoed mis schien ene oogblik van verschuiving zijn in de verhouding tusschen de drie havens, blij vend zal de niet zijn, Bovendien zulle de surlnxe's d'entrepót vervallen. Ter zake hiervan heeft spr. de schriftelijke toezegging der Fransche regeering. De heer De Zeeuw heeft gezegd: laat Antwerpen zichzelf hel pen. Maar daatoe heeft het niet de ge legenheid door zijn ligging ten opzicMc van den Rijn. Sleehls indien ons levensbelang ermee gemoeid was, zouden wij België een betere verbinding mogen weigeren. Spr, ge looft, dat het in het belang van Rotterdam, Amsterdam cn Antwerpen-«V J.'~. ritiijd te gen buitenlandsche concurrentie te voeren. In dit kanaal ziet de minister geen argu ment cm het verdrag te verwerpen, temeer omdat wij in de .kosten niet meer bijdragen: dan ons goeddunkt. Met verwerping van het verdrag is het kanaal niet van de baan. Het is saa de orde en het zal aan de orae blijven, nu de publieke opinie er zich mee bezig Heelt gehouden. Had spr. dit kanaal niet op den voorgrond gesteld, dan ware allicht het kanaal naar Ruhrort er gekomen. Dit zou voor Rotterdam veeleer bezwaren opleveren. Ten opzichte van de Limburgsche kana len merkt spr. op, dat wanneer het ver- (jrajL verworpen wordt, het kanaal Maas trichtLuik niet verbreed zal worden en dan verliest het Julianakanaal een gedeelte van zijn beteegenis, De bedenkingen van den heer Koster acht spr. van secundair belang. De positie van België heeft gezeten in den greep van derden. Nu is de politiek ge weest onze verhouding tot België vrij te ma ken van de bemoeiingen der mogendheden. Geboden was daarom een politiek, die het aan België duidelijk maakte, dat het de mo gendheden niet noodig had om zijn wenschen le kunnen bevredigen. Voor het vervallen der neutraliteit moest bet alternatief komen een betere zakelijke verstandhouding. Er is tegen deze reeële politiek nooit één stem opgegaan. Had Nederland zich in Parijs moe ten verzetten tegen de ineenstorting der neutraliteit? Wanneer Nederland dit gedaan had en daar was gekomen met het probleem van de veiligheid, dan waren wij in het Belgische veiligheidsprobleem verstikt geraakt. De prijs van die veiligheidsgarantie zou duur zijn geweest. De rede van den heer Briel had dan ook het gevaar, Nederland te bren gen in een sfeer, waar het buiten moet olij ven. Wat men bovenal moet willen, is mili taire zelfstandigheid. Iedere voetstap op een anderen weg sleept mee en leidt tot den toestand van machteloosheid. Het was ie Parijs uitsluitend te doen om pacificatie te brengen, niet door een afkoopsysteem, maar door positieve politiek. In he theele debat heeft spr. geen toon gehoord van een poli tiek, die men daartegenover had willen stellen. Bij sprekers visie op dif verdrag, dat een deel van zijn leven is, ligt in hot verdrag niets, dat recht op verwerping geeft. Men verwerpt met dit verdrag niet dc kanalen of 't Scheideregime, maar de uitkomst van een historisch geding. Verwerping beteeksnt ook een aanzegging aan de mogendheden, waar voor spr. zijn oogen niet sluiten wil, al is vreesaanjaging hem vreemd. Als men in de sfeer der werkelijkheid komt, helpen geen juridische constructies. Wanneei het verdrag wordt verworpen, komt Nederland in een tijdperk van vewikkelingen, wat niet ge- wenscht is met het oog op de algemeene constellatie. Dan wordt ook de politiek, die aan het verdrag ten grondslag ligt, ver_ nietigd en laat men België gevoelen, dat het niet heel veel van Nederland te verwachten heeft. De stemming zal er in België niet beter op worden. Dan beziet spr. het alternatief, waarmede men is gekomen. Noch dat van den heer van der Bergh, noch dat van den heer De Savornin Lobman acht spr. aannemelijk. Evenzoo op de volksbeweging is verwer ping niet te rechtvaardigen. Er is een sterke actie gevoerd tegen het verdrag, maar de meeste der actie-voerders zullen van het verdrag niets bemerken en er niet meer aan denken. Zelfs al zou de geheele handelswereld zich er tegen verklaard heb ben, dan zou dil niet anders zim dan ©en historisch verschijnsel. Verwerping zsl een greote politieke fout beteekenen. Spr. voelt dit tractaat als een zuiver Nederlandsche zaak en de behande ling als één der belangrijksc momenten in de geschiedenis van Nederland. Hij heeft het gevoel, dat het verdrag moet worden aangenomen. Men zal spreker dan nawijzen als den man, die dit den vo'Jke heeft op gelegd. Hij zal dit odium gaarne dragen, omdat hij de overtuiging heeft, dat de ge schiedenis zijn werk zal rechtvaardigen. Luid applaus volgt op deze woorden, waarmede de minister aan het eind van zijn rede is gekomen. Door verscheidene leden wordt hem de hand gedrukt. De voorzitter sluit, aangezien niemand meer het woord verlangt, de beraadsla gingen. Dan wordt de stemming bepaald op he denmorgen half twaalf. In de vergadering der Tweede Kamer werd gistermiddag op voorstel van den voorzitter besloten aan de agenda toe te voegen de interpel!atie-L. de Visser over het zenden van den kruiser „Sumatra" naar Shanghai en het wetsontwerp tot wijziging van de Indische begrooling voor 1927. Hierna werd voortgegaan met de behan deling van het wetsontwerp betreffende de Naamlooze Vennootschappen, waarbij bet eerst aan het woord was de heer VAN SCHAIK (R. K.), die er op wees, dat de loffelijke oDzet oospronkelijke was paal en perk te stellen aan dc roekelooze leiding van N. V.s. Men is echter in gebreke gebleven de middelen aan te wijzen, waarmede tegen wanbeleid kan worden opgetreden. Een be zwaar van spr. tegen het voorgestelde is, dat alleen een regeling is gemaakt voor Naamlooze Vennootschappen, terwijl liet verdere bedrijfsleven ongemoeid wordt ge laten. Het is bekend, dat jaarlijks velen de dupe worden van wanbeheer of misbruik maken van vertrouwen door leiders van ondernemingen, die niet in het kleed van een N. V. zijn gestoken. Een grootc vraag is het dan ook, of be. scherming van de belangen van deze men- schen niet praevaleert boven of niet even noodzakelijk is als die welke het ontwerp voorstelt ten opzichte van hen, die hun geld hebben gestoken in een N. V. Een tweede bezwaar van spr. tegen het ontwerp is, dat het uitgaat van den grondslag, dal de N. V. is een zaak van de aandeelhouders. Dit -uitgangspunt acht spr. niet juist. Aan eenige medezeggenschap van medeproducenten is absoluut geen aandacht gewijd. Wel wordt door aandeelhouders geld in de zaak ge stoken, maar voor de inwendige gestie interesseeren zij zich niet. Laat men zich ook geen illusie maken van dit wetsontwerp de interesse van aandeel houders voor de zaak zal verhoogen. Dan wijst spr. er op, dat er vele onder nemingen zijn, die slechts pro forma in het kleed van een N. V. zijn gestoken, doch wier aandeelcn voor het grootste deel zich in één hand ocvinden en die er op ingericht zijn van het. geldbeleggend publiek kapitaal te verkrijgen. Gaarne erkent spr., dat het ont werp ook vele goede dingen bevat. Het is taak van de overheid op te treden tegen mal a fide bedrijfsgestie cn spreker bepleit daarom instelling van een overheids-instituut, een vennootschapskamer, welks denkbeeld reeds vroeger door spr. hier is uiteengezet. Ten slotte betoogt spreker, dat de voor- deelen van het ontwerp toch zoo groot zijn, dat het niet zonder meer van de hand mag worden gewezen, al kost het spr. moeite vóór te stemmen. De heer KNOTTENBELT (V.B.), wijst er pp, dat het ontwerp niet voorziet in toekom stige mogelijkheden. Spr. betreurt dat de belanghebbenden niet zijn gehoord bij de vporbereiding van dit ontwerp. Daarbij heeft spr. eenige principieele be zwaren tegen het ontwerp, - v VRIJDAG 25 MAART, HILVERSUM, 1050 M, 12.00 Politieber. 5.006.45 Concert door het H. D. O.-kwar- tet. Mej, Dusseldorp, cello. 6.45—7.15 en 7,157.45 Fransche les voor beginners en meergevorderden, 7,45 Politieber. S.iO, 13e les vanwege het Onderwijsfonds voor de binnenvaart. 8,35 Uilvoering dotor het H, D. O.-koor van jongere meisjes, onder leiding van Willem van Warmelo. 9.05 Avondcon cert door het H. D. O.-orkest, onder leiding van Nico Treep. 10,00 Persberichten. DAVENTRY, 1600 M. 11.20 Het Daventry- kwartet en solisten (sopraan, viool, bari ton). 12.50 Orgelconcert 1.202.20 Orkestconcert. 2.50 Lezing over de courses en beschrijving van de courses in Aintree. 3.50 Fransche les. 4.10 Con cert. Werken van Beethoven door het Kutcber strijkkwartet. C. Paul zingt volks liederen. 5.10 Concert (contra alt, tenor). 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Or kestconcert. 6.50 Tijds., weerb., nieuws. 7.C5 Orkestconcert. 7.20 Causerie: Seen on the screen. 7.35 De sonates van Beethoven. Lamond, piano. 7.45 Lezing: Poetry and the plain man. 8.05 De band of H. M. Royal Air Force. 8.35 Populaire balladen door R. Helder 8.50 „Community-singing", van dé St. Dun- stan's re-union. 9.20 Tijds., weerber., nieuws. 9.40 Causerie. 9.50 Een uur tje variété. A. Baddeley-declamatie; H. Hemsley, kinder-imitaties; D. en E. Wa ters, humoristen; C. Alexanders, viool; P- England and his revellers. - 10.50 „Erin", gedichten en muziek. A. Rind, sopraan; S. Goossens, harp; F. Seymour, gedichten. 11.20—12.20 Dansmuziek. PARIJS „RADIO-PARIS". 1750 M. 10.50-4 11 20 Concert. 12.50—2.10 Concert. Or kest en Mile. Demonthy, zang. 505 5.55 Declamaties, piano- en vioolmuziek, 8.5011.00 Beethoven-concert. LANGENBERG. 469 M. 10.20—11.20 Con cert. 12.50—1.50 Vroolijk concert. 4.20—5.20 Liederen en pianomuziek. 7.359.20 Oude en nieuwe koormuziek. H. Cantz, G. Dreher, M. Gciger, sopraan; M. Kramer, E. Keiler, E. Sihler, alt; H. Mos-i tert, G. Schneider, tenor; H. Hager, A. König, bas. 9.30—10.30 Declamaties en dansmuziek. Hij is allerminst een bewonderaar van het ontwerp en hij betwijfelt, of er zooda nige wijzigingen in kunnen worden aange bracht, dat hij zijn stem er aan zal kunnen doven. De heer SCHOKKING (C.H.), is de mee ning toegedaan, dat een door den heer van Schaik gewenschte Vennootschapskamer niet vergeleken kan worden bij de Verzeke ringskamer. Deze laatste Is ingesteld voor een gespecialiseerd bedrijf. Het ontwerp heeft zijn ontstaan te danken aan de steeds sterker drang naar herziening der bepalingen, waarbij men dan tevens het oog had op beveiliging van de belangen van hef publiek. Bij de makers Van het ontwerp heeft niet de bedoeling voorgezeten om net vormen zelf van naamlooze vennootschap pen tegen gaan. Spr. sluit zich aan bij hen, die zich hebben uitgesproken voor het maken van onder scheid tusschen open en besloten vennoot* bCDeP?h"er HEEMSKERK (A.R.) .vindt het denkbeeld van den heer van Schaik inzake de instelling van een Vennootschapskamcr een utopie. Spr. betoogt verder, dat de aansprakelijk heid van bestuurders in de bestaande wet dezelfde is als die, welke thans in het ont werp is opgenomen. Bovendien acht spr. het zaak, dat het pu bliek even goed op de hoogte is ten aanzien van de besloten vennootschap als ten op zichte van de open vennootschap. Daarom zou spr. wel eens willen weten, welke rede lijke grond cr eigenlijk is om onderscheid te willen maken tusschen deze beide vennoot schappen. Wanneer wordt opgericht, dan. acht spr. het juist van door een enkel per soon pro forma een N.V. groot belang dat deze wordt verplicht, zijn balans openbaar ^0™'MINISTER VA\ JUSTITIE, de heer DONNER, beantwoordt de spreker en merkt op, dat er op het oogenblik reeds ongeveer 20.000 naaml. vennootschappen zijn. Dit vennootschapswezen heeft dus een grooie vlucht genomen. Het is dus niet te verwon deren, dat de aanvankelijke regeling herzie ning behoefde. Het maatschappelijk element is wel dege lijk gehoord en spr. heelt van de ingekomen, adviezen met veel belangstelling kennis ge nomen. In dit verband brengt spr. een woord van grooten dank aan den raadsheer L. fc. Visser voor hetgeen hij voor dit ontwerp hgeft gedaan. Verder merkt spr. op, dat men zich bij het ontwerp in de eerste plaats heeft gesteld op het standpunt van openbaarheid, teneinde belanghebbenden een goecl inzich te geven van den stand van zaken. Ten opzichte van het denkbeeld van den heer van Schaik inzake een Vennootschaps kamer, is spr. van mecning, dat dit uitgaat boven het privaatrechtelijk karakter van het ontwerp. Wat de heer van ^.chaik wtl, ligt op publick-rechtelijk terrein. Verder zegt 'spr., dat het dwingend recht over de inrichting niets nieuws brengt, aan- gezien we thans dezelfde regeling hebben. Betreffende de hoofdelijke aansprakelijk heid, is spr. van oordeel, dat hier geenszins sprake is van omkeering van den bewijslast, waar bepaald wordt dat een bestuurder met aansprakelijk is, wanneer lnj bewijst dat het feit aan hem niet te wijten is en da. hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan at le wenden. Immers, in de eerste plaats dien. het feit bewezen te worden. De opzet van het ontwerp is een gemo dereerde. Spr. acht bet onjuist dat men dc Uitzondering die voor vennootschappen met aandeelen op naam gemaakt wordt, ook v/i'l uitstrekken tot de openbaarheid. Ten opzichte van dc eenmans-vennoot schap, zegt spr., dat het ontwerp, zooals het daar ligt, geen twijfel laat, of het is be doeld te zijn voor vennootschappen met meer vennoqten. Spr. meent, dat ten aanzien van den naam niet verder moet worden gegaan dan in het ontwerp is geschied. Het enquête-recht, dat in het ontwerp is opgenomen zal wel voornamelijk preven tieve werking hebben. Spr. gelooft niet, dat door het ontwrp een buitengewone omme keer wordt gebracht in de maatschappelijke samenleving," maar toch zal door het ont. werp een nuttig werk worden venicnt. De vergadering wordt dpn verdaagd tot hedenmiddag 1 uur. Bij de Ncderl. vliegtuigfabriek Fokker te Amsterdam, is een nieuw watervliegtuig van het drijver-type gereed gekomen, dat veel overeenkomst heeft, wat hei uiterlijke be treft, met dc 2-motorige Blériot 127. Het is een groote ééndekker met één romp. De vleugel is gebouwd naar het F. Vlla- type. Aan weerszijden van den romp onder den vleugel is een motor opgehangen en daaronder zijn de drijvers bevestigd. De bewapening is aangebracht in 2 to rens. Uit één dier torens kan speciaal voor het vuren in vliegrichting en uit de andere in tegengestelde richting worden gevuurd, terwijl eveneens een inrichting voor het vuren van onder den romp is aangebracht. Onder den romp kan tusschen de drijvers bovendien een torpedo worden heveeiiddj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 7