BrievAn uit Duitschland. UTTÈM Wat zal hij er mee doen. H. L. Een proclamatie van Mussolini bij gelegenheid van den achtsten verjaardag van het facisme. De troebelen in China. De toestand in het gebied van de Boven Jangste wordt meer en meer kritiek. Nauwere samenwerking der mogendheden te Sjanghai. Onder de Radio-berichten: Handhaving van het invoerverbod van vleesch van het vasteland in Engeland. Buitengewone zitting van het Britsche Kabinet in verband met den toestand in China. Brand in een japansche mijn; 136 dooden. GEM. BUITENL. BERICHTEN. BINNENLANDSCH NIEUWS. Na de verwerping van 't verdrag NederlandBelgië. Een verklaring der Belgische Regeering. f De Staatscommissie voor de rijpere jeugd. De bijzetting van het stoffelijk overschot van generaal Van Heutz. Een nieuwe steenkoollaag nabij Groenlo aangeboord. Minister Kan bezoekt de werkverschaffing in den Achterhoek, De Koninklijke familié naar Het Loo. Het zilveren jubileum der Staatsmijnen. Regeeringsgarantie ten behoeve van de Robaver RECHTZAKEN. |hem kwam de tweede stuurman op wacht. Niemand aan boord had iets van den brand gemerkt en men achtte het niet noodig maat regelen te nemen. Er konden worden ge wacht tot den volgenden dag. FEUILLETON. Berlijn, 24 Maart, 1927. Als flegma oos Hollanders zou worden toegeschreven als speciale eigenschap, in de luiste beteekenis van het woord, d.i. „koelbloedigheid," dan kunnen we er vrede mee hebben. Men bedoelt er echter, in het overige buitenland evenzeer als hier, meer een soort onbewogenheid mee, die aan het gevoellooze grenst. De eene Duitscher zegt het den anderen zoo graag na: „der Hol lander ist flegmatisch", ook ai was hij nooit in ons land en had hij nog nimmer een Hol lander gesproken of ook maar gezien. Ik wil hier mijn brave landgenooten.. niet gaan ophemelen, al wordt 't ook bij ons steeds meer inheemsch, elkaar onderling te huldi gen en te bewierooken, wat evenwel toch meestal nog maar tot de excessen van de een of andere feestvreugde blijft behooren. Op straat, in de trams, in gezelschap bij verschillende bizonderen en andere gelegen heden, tracht ik op te merken, waardoor de Duitscher, althans de Berlijnsche Duitscher, zich onderscheidt van den Hollander. Daar zijn vele eigenaardigheden, dien hem onder scheiden, maar ik wil hem toch vooral en in de eerste plaats onder de loupe netaen, in verband met zijn onuitstaanbaar praatje over den „flegmatischen Hollader." Och wat loupe! Daar is heelemaal geen loupe voor noodig. 't Zit er vingers dik op en is bovendien nog luidruchtig ook. De gevoelig heid! De Hollander is even toegankelijk voor de gevoelens, die de sentimenteele Duitscher zoo licht in zich opneemt en ook zoo licht en daar hebben we het groote verschil met den Hollander*—- dikwijls zoo luidruchtig en overdreven tot uiting brengt. Wie zou het wagen te spotten met uitingen van innige droefheid, ik zeker niet! Reeds meermalen was ik bij droevige plechtighe den getuige van uitbarstingen, die daarom zulk een pijnlijken indruk op me maakten, omdat ze zoo theatraal waren, zoo blijk baar er op berekend de plechtigheid .allen luister bij te zetten." Het is alles eer lijk en goed bedoeld, ging 't er niet zoo toe, men zou ongetwijfeld spreken van een „fleg matische Angelegenheit." O! waar de smart diep is, ontroert ons eiken uiting en eer biedig zijn we er getuige van. Wat ik bedoel duidelijk te maken, is de zede het bij elke gelegenheid niet aan toepasselijke gevoels uitingen te laten ontbreken. Zelfs dan, wanneer het gevoel, het hart, er maar weinig mee gemoeid is. Onlangs overleed hier een bekend banddirecteur, een ongenaakbaar somber mensch, een man, die zich nooit om bet wel of wee van zijn personeel had bekommerd, een man, wiens dood, zoowel voor zijn particuliere als voor zijn Geschafts-omgeving een zalige oprui ming was. Tochl pflichtgemass en naar 'slands gebruik, verzekerde het personeel in een breedsprakige annonce, drie kolommen breed, dat het erschütert stand an seine Bahre en dat dieseT edle vornehme Mensch" in hunne treurende harten -zou blijven voort leven als ein leuchtendes Vorbild. „Van de dooden niets dan goeds." Maar zulke overdrijving schaadt. Hij zouden ons bepalen tot „R. I. P., de overledene was een braaf man." Daarvoor zijn wij ook „flegmatische Hollander." Een van uwe Duitsche gasten stond eens in den langen rij voor' een der loketten in het Amsterdamsche hoofdpostkantoor. Hij vertelde daarover in den Berliner Lokal- Anzeiger. „Ach, ach zuchtte de Germaan, wie die Hollander doch flegmatisch sind, daar stondeii ze al maar doodgemoede reerd te wachten, alsof time no money is, zonder mopperen en gedwee als schapen." Nu moet je zooiets lezen en af en toe te doenhebben in een Berlijnsch postkantoor. Ik heb in Amsterdam meermaren in de rij gestaan voor dat loketje, net als hier. In Amsterdam heb ik de Iuidjes vóór en ach ter me wel eens onwillekeurig opgenomen, hier doe ik 't willekeurig. Verschil tusschen de menschep daar en hier? Niet in 't minst! Als de Germaan iets flegmatieks vond in de lui van zijn Amsterdamsch rijtje, of iets schaapsachtigs, dan moet hij dat ook vinden in zijn eigen landgenooten, die hier in de rij staan. Maar hier komt er nog iets bij, ik mag wel zeggen, iets tergends. De postbe ambte klopt telkens als hij 3 of 4 man heeft abgefertigt" zijn loketluikje toe. 't Blijft dan telkens 3 tot 5 minuten gesloten. Men bedenke wat 3 minuten extra wachten in zoo'n geval beteekent. Maar zoo flegmatiek zijn die Pruisen, dat ze zonder mopperen en gedwee als schapen, gedurende al die twee honderd seconden naar het gesloten luikje staan te staren. Toen eens dat luikje voor minstens 30 wachtenden langer dan 4 minuten gesloten bleef, was 't een Hollander, die uit de rij trad en op het luikje ging trommelen, 't Werd onmiddellijk geopend en de Abferti- gung ging zonder pauze verder. De lui zei den allen „das war richtig,' 'mompelden nog wat en stonden dan flegmatiek en schaap achtig, zooals hun bloedeigen landgenoot in Amsterdam zou zeggen, hun beurt af te wachten. Een aangeschoten man trachtte in een der Berlijnsche straten met veel ^autoverkeer, pp zijn fiets te springen, 't Gelukte hem niet. Telkens viel hij met zijn fiets om, met groot gevaar onder een der voorbijvliegen de auto's te geraken. En zie daar nu al die rustig toekijkende flegmatieke? men- schen. 't Was alsof ze er op wachtten tot dat de man zou zijn verpletterd, 't Spijt me wel, dat ik 't zeggen moet, 't was een Hol lander, die den man wees op het gevaar, waaraan hij zich blootstelde en hem naar een stille zijstraat geleidde, waar hij veilig was en beleefd «jankend en groetend weg- laveerde. Meermalen moest ik opmerken, dat de Duitscher in sommige gevallen een grooter flegma toont dan zijn Hollandsche buurman. Flegmatieke Hollauder? Koelbloedig, ia, spaarzamer met zijn gevoelsuitingen en daarom z.g. „flegmatisch," maar echt en eerlijk." Vervolging van communisten. Men herinnert zich de ontdekking cn- .angs te Boedapest van een communistische .samenzwering onder Zoltan Szanto, bij weüke gelegenheid een aantal communisten werd gevangen genomen. Aan de „Voss. Z." werdt thans nit lei dende juridische kringen geschreven, dat in den loop van deze week de communist Zoltan Szanto met 52 kameraden wegens oproer voor een otandgerecht zal komen. Onder beschuldiging een communistische partij georganiseerd, partijscholen opge richt, een betooging voor den verjaardag van de Hongaarsche radenrepubliek te heb ben voorbereid en een drukkerij voor vlug. schriften te hebben ingericht. Het stand- gerecht kent slechts doodstraf, vrijspraak of ontoerekenbaarverklaring. De behande ling duurt drie dagen, het vonnis wordt bin. nen 48 uur voltrokken. De schrijver deelt verder mede in het be zit te zijn van een rapport van een zeer bekend Hongaarsch jurist, die er tegen protesteert, dat in dit geval een standge recht de zaak zou berechten: jarenlang heeft men dan ook in verband met commu- nis'ischc actie nooit er aan gedacht zulk een procedure te volgen. De schrijver in de „Voss. Ztg." doet nu een beroep op de openbare meening in Europa om te voor komen, dat krachtens het standrecht deze politieke aangeklaagden mogelijkerwijs op summiere wijze zullen wórden terechtge steld. De jaardag van het fascisme. Ter gelegenheid van den achtsten jaar dag van de stichting der fascistische groe pen, heeft Mussotni wederom tot de zwart- hemden een boodschap gericht, welke in de stilaan bekende hoogdravende bewoor dingen ia vervat. Acht jarvn zijn verloopen. zoo zegt de Duce o.a., sedert den dag, waarop de Ita- liaansche fascistische strijdgroepen, onder hun symibolischen naam, werden gefor meerd. In Maart 1819 keerde een kleine groep mannen zich tegen de vijandigheid der regearing en die der bedrogen massa. In October 1922 wa® het een veelvuldige overwinning langs bloedige offers; thans is het een oneindig leger, dat met de geheele natie is samengesmolten. De idee heeft de ncodige bajonetten gevonden en is het door het gansche Italiaansphe volk aanvaarde en gesteunde regime geworden. Op dezen glorieuzen jaardag, bij deze in drukwekkende en plechtige viering, schenk ik u een kaart en een geweer. De eerste is het symbool van ons vertrouwen, het tweede werktuig onzer kracht. Beschouwt het als de grootste eer om het zwarte hemd te dragen en als het grootst© voor recht om in de gelederen der militie te tre den. Zondag is met de gebruikelijke feesten de achtste jaardag van het fascistisch regiem gevierd. Tachtigduizend recruten werden ingeschreven. De troebelen in China. Het jongste telegram, dat het Amerikaan- sche departement van Marine van admiraal Williams heeft ontvangen, noet den toe stand te Sjapghai „zeer gespannen". De admiraal deelde het departement mede, dat opnieuw Amerikaansche strijdkrachten aan land zijn gebracht om bij de verdediging van de nederzetting te helpen tegen drei gende uitbarstingen van het gepeupel. De aan dc vreemdelingen vijandige ge voelens worden sterker in de Chinee- schenwijken, waar nationalistische soldaten redevoeringen houden tegen de vreemdelin. gen, in het bijzonder de Britten. Wat het bombardement van Nanking betreft, daar voor stelt men voortdurend Groot-Brittan- nië verantwoordelijk, doch noemt nietde Amerikanen. Samenwerking tusschen 3e mogendheden. De Zondag is in de internationale en de Fransche nederzetting rustig verloopen, of schoon een massale vergadering, in de Chineesche stad gehouden, resoluties tegen de buitenlanders aannam. Generaal Duncan, de commandant der verdedigingsmacht te Sjanghai en de Ame rikaansche admiraal Butler inspecteerden tezamen de verdedigingswerken. Er heerscht volmaakte overeenstemming tusschen de Britten en de Franschen. Er is een verbe terd stelsel van coördinatie tusschen de Britsche en Fransche verdedigingen inge voerd. De taak der Amerikanen, Sir Percival Philips meldt aan de „Daily Mail" dat de Amerikaansche marinesoldaten Zondag een belangrijk gedeelte van het cor don dat de frontlijn zal worden indien de Fransche concessie door de Chineezen wordt bezet, hebben overgenomen. Een herhaling te Nanking. Tsjang Tso Lin verklaarde in een inter view, dat de beweging te Nanking is veroor zaakt door agitators. Hij vreest dat een soortgelijke beweging binnenkort te Sjanghai onvermijdelijk is. De expeditie in de Biasbaai. De Britsche vloot-expeditie tegen de zee schuimers in de Biasbaai op 21 en 22 Maart, waar een aantal huizen en jonken werd ver nietigd, heeft de woede der Kantonneezen opgewekt, die deze expeditie beschouwen als een aanslag op vreedzame dorpen. De na tionalistische regeei^ng heeft de bevolking verzekerd, dat zij maatregelen neemt om het „Britsche geweld" tegen te gaan. De gebeurtenissen te Nanking. Een draadloos telegram uit Londen meldt, dat bij de plundering en schietpartij te Nan king vijf buitenlandsche inwoners, van wie twee zendelingen, en een Engelsch matroos en Japansch stoker werden gedood. Voorts werden zés buitenlanders gewond, waarbij twee Japansche consulaire ambtenaren. Vier Japanners worden nog vermist. DE HU1ZENNOOD IN PARIJS. De „Figaro" vertelt het volgende ter illu stratie van den in Parijs nog steeds nijpenden woningnood. In een der Parijsche hospitalen vervoegde zich een vrouw om naar een patiënt te in- formeeren, welke zij dacht dat overleden was. Met verheugde stem deelde de zuster, haar voor familielid houdend, mede, dat de zieke goed vooruit ging. Het gezicht der vrouw betrok eensklaps; zij scheen diep te leurgesteld. Op een vraag der zuster antwoordde zij, dat de congierge van de woning van den pa tiënt haar het huis had beloofd als deze kwam te sterven. FRANKRIJK DECOREERT PRIESTERS. De katho'ieke priester Abbé Wq,tterlé, die als afgevaardigde van den Jïlzas in den Rijksdag werd gcriozen en zijn verblijf heeft in Rome als kannónniek raadgever aan het Fransche Gezantschap is tot Ridder in het legioen van eer geslagen. Deze zelfde eer viel aan andere ordespersonen ten deel, waaronder Monsignore Herzog, procurator van St. Sulpice'in Rome, Pater Licent, S. J„ Directeur der school van Tien Tsin, China en de ordezustcr Adele, Overste der Zusters van Bassaroh, Mesopotamië. EEN PROTEST VAN JOHANN JORGEN- SEN. De beroemde Deensche schrijver Johann Jörgensen protesteert openlijk tegen het misbruiken van zijn naam. Een filmvennoot schap had hem nl. verzocht het leven van den H. Franciscus voor de film te bewer ken en had echter op eigen handjq, eeni- gc tafreelen bijgevoegd, plat en trivial!, zon der acht te slaan op de door Jörgensen aangebrachte veranderingen. In weerwil hiervan liet zij naderhand de film onder den naam Jörgensen in omloop brengen. Jör gensen houdt zulks niet alleen voor een gro velijk misbruiken van zijp naam, maar ook voor een ontwijding van den Heilige. I EEN KLEINZOON VAN LORD OXFORD KATHOLIEK. Een Engelsch blad bericht ons over de strenge katholieke opvoeding van den jon gen Viscount Asquith, den kleinzoon van den voormaligen premier-minister Lord Oxford. Nadat de a4er van den jon gen Viscount in 1916 gevallen was, ging de moeder in 1924 met de kinderen tot de ka tholieke kerk over, hetwelk geheel niet naar den zin was van haar schoonvader, die Dis- sendent is. Hij waagde het echter niet maat regelen tegen dezen overgang te nemen, eischte echter, dat de jongen in een der grootste inrichtingen zoude worden opge voed, met de verzekering, dat het kind aldaar aan zijne religieuse plichten in elk opzicht kon voldoen. DE PAUS OVER DE PERS. Voor korten tijd geleden zeide Paus Pius XI: „Waar alle andere machten dreigen te verdwijnen, wordt de pers van dag tot dag machtiger." In den gisternamiddag gehouden Bel gischen ministerraad werd de toestand be- sprokeft welke ontstaan is door de verwer ping van het Nederlandsch-Belgisch verdrag door de Nederlandsche Eerste Kamer, Na 3c zitting werd aan' de pers de volgende mededeeling verstrekt: De regeering is zeer pijnlijk getroffen door de verwerping van het verdrag, zulks te meer, daar België blijk had gegeven van groote gematigdheid, daar het tusschen de beide landen een oprechte en duurzame samenwerking wenschte te seheppen. Deze samenwerking is in bet belang van beide landen en van geheel Europa, zooals bewe zen is door de goedkeuring, welke de groote mogendheden sinds 1920 aan de bases van de overeenkomst hebben ven teend. De regeerig, sterk door den. algemeenen steun van de natie, is besloten met kracht te blijven opkomen voor de herziening van de verdragen van 1839, ten einde du erkenning van België's essentieele aanspra ken te verkrijgen, in het bijzonder wat aan gaat zijn verbindingen met de Noordzee en den Rijn. De onder voorzitterschap van Baron van Wijnbergen onlangs ingestelde Staatscom missie betreffende de behartigingf van de belangen der riipere jeugd zal Dinsdag 5 April door den minister van O., K. en W„ mr. Waszink, worden geïnstalleerd. Het hoofdbestuur van het Indo-tEuropee- sche verbond verzocht d-e regeering een deputatie van een drietal Indo-Europeesche onderofficieren de 'bijzetting van het stoffe lijk overschot van generaal Van Heutsz te laten bijwonen. De Legercommandant staat sympathiek tegenover dit denkbeeld. Bij de boring Meintium Koster-Hope is een vierde steenkolenlaag aangeboord. Ook bij de boring Hupsél ten Noorden Tan Groenlo zijn in de afgeloopen week twee kolenlagen aangeboord. In het geheel zijn nu reeds zeven ofttginbar© stccnkolenlagen, gevonden. De minister van Biimertlandsche Zafcrn en Landbouw, Mr. J. B. Kan, heeft verge zeld van de heeren Meyer de Vries, hoofd commies en ir. F. P. Mesu, rijkslandbouw- ocnoulent, een Ibezoek gebracht aan de werken, welke het Waterschap Baakschc- beek in den Achterhoek van Gelderland met rijkssteun laat uitvoeren door werk- loo-zen uit Arnhem en Emmen. Met de werkloozen uit Arnhem waren onlang® eenige moeilijkheden gerezen. Het vertrek van de koninklijke familie naar het Loo zal a.s. Zaterdag plaats heb ben per S,S. van 10 uur 24 min. Aankomst aldaar 12 uur 52 min. Ofschoon 1 Mei dc eigenlijke dag is van zal Zaterdag 7 Mei het feest voor de mijn- het 25-jarig bestaan der staatsmijnen, zulten dien dag geen herinncring*-feestelijkheden plaats hebben. Naar' de „Msb." verneemt, zal Zaterdag 7 Mei het feest voer de mijn werkers worden herdacht, voor iedere mijn afzonderlijk. Wiihelmina. Emma, Hendrik, Maurits. Het moet in de bedoeling liggen dat dien dag de mijnwerkers niet zulten werken en bun loon krijgen uitbetaald. Er zulten feestelijkheden plaats hebben die ge heel liggen in het karakter der Limburg- sche feesten. Op het oogenblik zijn reeds voor alle mijnen feestcommissie® gevormd, die een schema voor de diverse vermake lijkheden hebben ontworpen. Er moet ook sprake van zijn, dat in d© R.IC. en Prote- stantsche kerken godsdienstige plechtig heden plaats hebben, ter herdenking van het 25-jarig beslaan. Het feest zal door de beambten afzonderlijk worden gevierd. Men spreekt van een feest in de Staarzaal te Maastricht. Er zijn verschilende hoofd ambtenaren op 1 Mei a.s, 25 jaren in dienst der Staatsmijnen, Een risico van ruim 23 millioen. Het wetsontwerp thans ingediend. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk Vllb (financiën! der Staats, begroeting 1927 (overeenkomst met de Rot terdamsche Bankvereeniging). De Memorie van Toelichting vangt aan met de mededeeling, dat den 28 Juni 1924 de directie van de Nederlandsche Bank de regeering mededeelde, dat ernstige moeilijk heden bij de Rotterdamsche Bankvereeniging geducht werden, ten gevolge van het plotse ling opgekomen wantrouwen. De toenmalige regeering was met de Nederlandsche Bank van meening, dat gegronde aanwijzing voor een wantrouwen in de gegoedheid der in stelling niet bestond en achtte het ge- Venscht een voor het aanzien van het Ne derlandsche financiewezen gevaarlijke crisis zoo mogelijk af te wenden, door aan de Rot terdamsche Bankvereeniging steun te ver- leenen, De vorm van dien steun werd na. verder overleg als volgt vastgesteld: De Nederlandsche Bank verleende aan de Rotterdamsche Bankvereeniging tijdelijk, een buitengewoon crediet tot ten hoogste f 50.000.0p0 ten einde aan de opvragingen door crediteuren Set EoofJ ïe kunnen bie den. Daarnaast vormde de Nederlandsche Bank een syndicaat tot steun van den koers der aandeelen, opdat niet een te scherpe daling daarvan het effect der credietvrlee- ning zoude te ntei doen. Door dit syndicaat werden aandeelen van de Rotterdamsche Bankvereeniging aange kocht tot een nominaal bedrag van f 17.023.200, waarvan werd betaald een be drag van f 14.712.127, waarvan met mede werking van de Nederlandsche Bank een be drag van f 13.129.951.80. De Nederlandsche Bank was tot een en ander bereid, mits de regeerïng een garan tie aanvaardde voor onverhoopt door haar te lijden verlies ten gevolge van deze steun- verleening in het algemeen belang. In verband met een en ander verleende de regeering onder voorbehoud van de goed keuring door de wetgevende macht aan de Nederlandsche Bank een drieledige garantie, t.w. Ie, tot een bedrag van f 15.000.000 voor verliezen uit hoofde van de lijdelijke credietverleening aan de Rotterdamsche Bankvereeniging ter handhaving van haar liquiditeit; 2e tot een bedrag van f 13.129.951.80 plus f 10.000.000 is gelijk f 23.129.951.80 voor verliezen, verband hou dende met haar medewerking bij het aan- koopen van aandeelen der Rotterdamsche Bankvereeniging en het verstrekken van voorschot tegen onderpand van amortisatie- bewijzen; 3e. voor derving van rente in verband met de transactie onder ten tweede. Een en ander werd geregeld in een op 29 Juni 1925 gesloten overeenkomst met de Nederlandsche Bank. De goedkeuring van de wetgevende macht werdvoorloopig nog niet gevraagd, omdat in de periode, waarin het geschokte vertrouwen bezig was zich te her stellen alles vermeden moest worden, wat dc Rotterdamsche Bankvereeniging opnieuw in opspraak zou kunnen brengen. Nu op het oogenblik ook blijkens het jongste jaarverslag van de Rotterdamsche Bankvereeniging, zich de toestand dermate herstelt, dat het hoofdmotief voor het voor alsnog niet vragen der goedkeuring a; weg gevallen, werd tot indiening van het huidige wetsontwerp overgegaan. Inmiddels is het speciale crediet, tot hand having van de liquiditeit ter beschkking ge steld, op 31 December 1925 komen te ver vallen. Ook voor de garantie van de rente derving heeft de Nederlandsce Bank afge zien, zoodat het te loopen risico is beperkt tot een bedrag an f 23.129,951.80, en wordt gedekt door vSkpading aan de Nederland sche Bank gede^ielijk rechtstreeks, gedeel telijk via een syndicaat, van nomianaal f 1.810.000 aandeelen Rotterdamsche Bank vereeniging cn van 23.425 amortisatiebewij- zen (die elk met f 1000 uitgeloot worden), als bedoeld in de artikelen 11 en 31 van de statuten der vennootschap. Gelijk blijkt uit de balansen der Rotter damsche Bankvereeniging per 31 December 1925 en 1926 zijn bet kapitaal en de sta tutaire reserve van deze instelling geheel intact, terwijl de regelmatige winsten het reeds mogelijk maken om, na ruime afschrij ving op gebouwen etc. en versterking der balanspositie door interne reserveering van een bedrag ad f 2,000.000 over 1926 een dividend van 4 pet. uit te keeren, zoodat de toestand der bank weder volkomen ge zond kan worden genoemd. Behoudens onvoorziene omstandigheden kan dus worden aangenomen, dat in de ^loe- komst de aflossing der amortisatiebewijzen regelmatig kan plaats hebben. Het thans ingediend wetsontwerp strekt om aan de met de Nederlandsche Bank ge troffen regeling een wettelijken grondslag te geven. RAAD VOOR DE SCHEEPVAART, De brand in de „Vechtstroom". De Raad voor de Scheepvaart heeft, zooals reeds gemeld werd een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van den brand in de lading van het s. s. „Vechtstroom" van de Holland sche Stoomboot Maatschappij, op 13 Fe bruari j, I. De kapitein is door het inademen van vergiftigde gassen overleden. Als eerste getuige werd gehoord de stuur man, de heer S. Bas, die o. a. verklaarde, dat het stoomschip op 12 Februari, omstreeks ze ven uur 's avonds, van Amsterdam was ver trokken. Op 13 Februari 3 u. 45 v. m. werd het mistig, de stuurman, die wacht had, liet een matroos den kapitein roepen. Deze was echter niet wakker te krijgen. De kapitein bleek overleden. Pogingen om de levensgees ten op te wekken hadden geen succes. Besloten werd naar IJmuiden terug te kee ren, dat ongeveer 2 u. n. m. werd bereikt. Een medicus constateerde daar den dood van den kapitein. j 's Avonds 7 u. 30 werd het luik van het voorruim geopend. Een blauwe walm steeg op en men rook brandlucht. Dadelijk werd het luik weer gesloten en gedurende den nacht bleef het schip in IJmuiden liggen, met vijf wachten aan boord. De overige equipage sliep aan wal. Maandagochtend 14 Februari werd naar Amsterdam opgestoomd en te kwart voor één 's middags werd in de Coenhaven ge meerd. Met behulp van de brandweer is daar de brand gebluscht. In ruim 1 waren geladen 1900 vaten carbid en wel aan den voorkant tegen het aanvarings schot. Op de carbid lagen 509 balen houtskool en daarop nog 20 balen uien. Alles was be stemd voor Huil. Achter waren nog verschil lende stukgoederen geladen. Getuige verklaarde verder, dat de carbid- trommels in goedeif staat warende brand bleef beperkt tot de plaats in het ruim, waar ■de houtskool en de carbid lagen.Het ruim was niet volgeladen het verblijf van den kapitein lag boven het voorruim, het dek was van ijzer, gedekt met smalle planken. Om tien uur ging de kapitein naar zijn hut. De stuurman had tot 12 uur gewachtna Het logies der bemanning lag in den voor- piek, gedeeltelijk boven het ruim. Zij, die daa* sliepen hadden ook niets gemerkt. Gehoord werd voorts de heer Van Ram- horst, adjunct-inspecteur bij de H. S. M. Hij deelde mede, dat hem eerst was bericht, dat de kapitein een natuurlijken dood was gestorven. Er was dus niets gezegd over de lading. Hij had een anderen stuurman gezonden. Eerst 's avonds vernam get. van den agent, dat de stuurman een verdachte lucht in de lading had geroken. Hij wist niet waaruit de lading be stond. Getuige was van meening dat het schip beter 's nachts te IJmuiden zou kunnen blijven dan naar Amsterdam opstoomen. De order-om het schip te IJmuiden te laten, had getuige reeds aan den agent gegeven, vóórdat hij iets wist aangaande de ambtelijke aanhou ding van het schip. Het dek was niet officieel waterdicht, laat staan gasdicht. Gehoord werd daarna de heer P. van Hui zen, hoofdambtenaar van de H. S. M. De dienst, waarvan hij chef is, belaadt de sche pen. Carbid wordt herhaaldelijk vervoerd, soms aan dek, soms in het ruim. Getuige deelde mede, dat deze partij carbid te groot was om aan dek te laden. De bussen zijn uit een Rijnschip direct in de „Vechtstroom" overgeladen. Getuige had de bussen gezien en geconstateerd, dat zij in zeer goede conditie waren. De menschen, die de carbid hadden geladen en er een heelen dag in hadden ge werkt, hadden niets van acetyleengas geroken. De houtskool was per trein aangekomen uit Duitschland, verzonden door de Verein für Chemische Industrie. De houtskool was in zakken verpakt. De Duitsche spoorwegen hebben strenge verpakkingsmaatregelen voor pas-gegloeide houtskool. Op deze houtskool waren strenge bepalingen met toegepast, waaruit getuige afleidde, dat zij niet pas ge gloeid was. De Maatschappij vervoert dikwijls zulke houtskool, steeds in zakken. Van broeiing is nooit iets gemerkt en getuige had er ook nooit iets van gehoord, voor het gebeurde op 13 Februari. Het komt meer voor, dat houtskool bij car bid wordt vervoerd. Getuige had eerst Zondagavond (12 Febr.) laat gehoord, dat het schip te IJmuiden lag. Pas om elf uur 's avonds vernam hij, dat er' een blauwe damp uit het ruim kwam. De heer Van Ramshorst had aan getuige medegedeeld, dat het besluit was genomen het schip in IJmuiden te houden en de menschen van<boord te halen. Tegen dit besluit had ge tuige geen bezwaar. Hij wist, dat de ladingen carbid en houtskool behoorlijk in het schip waren gekomen en kon niet begrijpen, dat er iets aan de hand was. De voorzitter Hebben die uien nog een rol gespeeld Gatuige „De heer Van Ledden Hulse bosch had gezegd, dat de uien de zondaars waren zij waren haché geworden." Getuige '"as echter van meening, dat dé uien nog volkomen gaaf waren na den brand. Toen getuige op Maandagmiddag aan boord kwam waren de bussen carbid nog ge heel gaaf. Er was een vuurhaard in de houts kool, maar niet in de carbid. De vuurhaard was gelocaliseerd tot een klein gedeelte van de houtskool. Alleen de bussen carbid, die onder' dit gedeelte lagen, zijn later verbrand. Over de broeiing kon getuige geen ver klaring geven. Ook op de vraag, hoe de gassen in de hut van den kapitein zijn gedrongen, kon hij geen definitief antwoord geven. De hut kwam uit in het ruim. Vermoedelijk vertoonden de pla ten spleten, wat trouwens vrijwel altijd het ge val is. Gasdicht is een afscheiding bijna nooit. Voorzitter „Is_het onuitvoerbaar, het ma ken van een gasdichte afscheiding Zooals de toestand nu is, is hij levensgevaarlijk. Getuige „Onuitvoerbaar niet, maar een heel andere constructie zou noodig zijn." Hij verklaarde nog, dat volgens het stuw- plan de houtskool naast het carbid moest worden geladen. Getuige zeide, dat aan boord streng de hand aan het rookverbod wordt gehouden. Hij had niet het idee, dat er een cigarette achteloos kon zijn weggegooid'. De houtskool was bij de in- ladipg in goede conditie. Ten slotte werd gehoord de heer D. Bakker, expert bij de Scheepvaartinspectie, die Maan dagnamiddag half vier bij het schip was ge komen. Hij rook daar een prikkelende brand lucht. De uien lagen reeds aan wal. Zij waren nog in goede conditie en hard. De brand was betrekkelijk plaatselijk. Ge tuige was tot 's avonds tien uur aan boord ge bleven. Hij verklaarde verder, dat het dek niet gasdicht behoeft te zijn. In de hut is thans een cementen vloertje gemaakt. Getuige had «geconstateerd, dat er geen luchtkokers aan boord waren of juister, zij waren er wel, maar waren dicht gemaakt. In geval carbidlading acht hij luchtverversching zeer gewenscht. De stuurman deelde nog mede, dat de luchtkokers niet geopend kunnen zijn, omdat er anders water in komt. De heer Van Ramshorst„Luchtkokers zijn voor onzen dienst niet voorgeschreven." Voorzitter„Maar eenige luchtverver sching is toch bij carbid-lading zeker ne- wenscht." De Raad zal later uitspraak doen. Vrij bewerkt naar BULLWER LYTTON'S „What will he do with it", door JOS. P. H. HAMERS, 23 Maar er was een prachtige collectie der oude Klassieken. Ook ontbraken er geen Fransche, Italiaan- sche en Engelsche schrijvers, die de vuur- pröei van den tijd hadden doorstaan. Hot grootste deel van den boekenschat bestond nochtans uit wijsgeerige werken. Op dit ge bied vond men er het nieuwste en beste. Lionel deed een keus. Er werd koffie gediend en later thee. De klok sloeg tien. Darrell legde zijn boek neder en zeide: „Faithorn, de fluit Er volgde een gemompel uit den hoek cn een oogenblik later klonken de heerlijke tonen door het vertrek, terwijl de musicus nog altijd verborgen bleef. Lionel wa9 geheel in verrukking. Die muziek paste zoo goed bij zijn lectuur uit de tooverwereld. Terwijl de tonen als wegsmeltend voortvloeiden, kwamen er tranen in zijn oogen. Hij merkte niet op, dat Guy Darrell hem opmerkzaam gadesloeg. Toen de muziek zweeg, wendde hij. zich af om de tranen, die over zijn ge laat stroomden te verbergen. Op dc een of •andere manier, door zijn lectuur en door de melodieuze klanken der fluit gewekt, dwaal den zijn gedachten ver af naar de groene oevers en de blauwe golven van de Theems, naar het lieftallige gezichtje van Sofie en naar haar kinderlijke afscheidsgift. Waar zou ze nu zijn? Darrell's stem stoorde hem in zijn over peinzingen; „Houdt ge van poezië? Doet ge er ook aan?" „Neen mijnheer, maar ik voel dichterlijk." „Doe ook dat niet," zei de gastheer kortaf. Daarna stond hij op, stak een kaars aan, mompelde haastig goeden nacht en verdween door een zijdeur, die toegang gaf tot zijn eigen vertrekken. Lionel zag naar Fairthorn, die nu uit zijn hoek te voorschijn kwam. „O mijnheer Faithorn, ik had, nooit ge dacht dat fluitspel zoo heerlijk kon zijn en zulk een effect kon maken." Fairthorn's gelaat helderde op hij deze lofspraak. Hij nam zijn bril af, als om het gezicht van zijn loiredenaar beter te kunnen beschouwen. „Dus heeft het u genoegen verschaft? We zenlijk?" en meteen liet de zonderling een leelijk, vreemdsoortig geluid hooren, alsof iemand in zijn binnenste lachtte. „Genoegen? Welk een koude uitdrukking! Wien zou het niet meer dan genoegen doen?" „Ge moest mij eens in de open lucht hooren!" „Laat dat dan morgen zijn." „Mijn waarde jonge heer, van harte, hoor! St," vervolgde hij omziende, alsof hij een spook zag; „ik houd van u en ik wilde dat hij ook van u hield. Antwoord op al zijn vragen, alsof het u niet scheten kan, dat hij u het binnenste buiten keert. Doe hem nooit een vraag, alsof het u te doen was om te weten wat hij u niet zelf toevertrouwt. En dus denkt ge, dat er wel wat in een fluit zit? Er zijn menschen diev de voorkeur aan de viool geven." „Dan hoorden zij nooit uw fluit, mijnheer Fairthorn," Dc musicus liet weder 'zijn eigenaardig geluid hooren, en zenuwachtig en vriendelijk knikkend, liep hij in schuine richting heen, zonder een kaars aan te steken. Weldra was hij in den een of anderen geheimzinnigen hoek verdwenen. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Het duurde lang eer Lionel slapen kon. Het vreemde huis en de zonderlinge eige- haar, de tooverachtige fluit en de waarschu wende wenk van Fairthorn, zijn weemoedi ge herinneringen aan Sofie, hielden hem uit Üen slaap. Toen hij eindelijk insluimerde, was zijn slaap vast cn zwaar en hij ontwaak te niet, voor hij zacht werd wakker geschud door den arm van Mills. „Ik vraag u nederig excuus mijnheer, het is negen uur en de bel voor het ontbijt wordt zoo aanstonds geluid." Lionel kleedde zich haastig aan. De heeren Darrel en Fairthorn waren reeds present en spraken met elkaar toen hij de ontbijtkamer binnen kwam, de zelfde kamer waar zij gis teren gegeten hadden. „Goeden morgen, Lionel", zei de gastheer. „Wij zulten vandaag geen afscheid van elkaar nemen, zoo als ge gisteren gedreigd hebt. Ik hoor, dat ge een afspraak hebt met Fair thorn en zal u dus aan zijn zorg toevertrou wen. Ge zult het oude huis wel eens graag willen doorkijken en u hier....", Darrell zweeg. „Spoedig thuis gevoelen", flapte Fairthorn er uit, Darrell's afgebroken zin aanvullend. Deze keek naar den spreker, die klaarblij kelijk zeer verschrikt, tevergeefs naar een hoek zocht, eindplijk naar het venster schoof en zich achter het gordijn werkte, „De heer Fairthorn heeft, als mijn secre taris, geteerd voor mij te denken en mijn gedachten in zijn eigen woorden te brengen," zei Darrell op kouden toon. Daarna zette hij zich aan de ontbijttafel. Lionel volgde zijn voorbeeld en Fairthorn, moedig uit zijn schuilhoek te voorschijn tredend, nam ook een stoel en een broodje, „Gij zijt een goed profeet, mijnheer Dar rell, het is een heerlijke dag," zoo begon Lio nel het onderhoud. „Maar wc krijgen nog flink wat regen, als de dag wat verder is. De visschen spelen op de opparvlakte van het meer", en met een verzoenenden blik op Fairthorn, die er als het beeld der ellende uitzag, voegde Darrell er aan toe: „Na twaalven zal het juist weer zijn om de forellen boven te doen komen en als .ge van visschen houdt, dan zal Fairthorn u een hengel leenen." „Zijn er forellen in het meer?" „In het meer? Ge moet er niet aan denken een aanval te doen op dat heilige water. De bewoners der riviertjes en beken, die niet door mijn eigendommen stroomen, staan bui ten de grenspaal der Fairley-beschaving en mogen in het net of aan den haak gelokt worden." Onmiddellijk na afloop van het ontbijt kwam een stalknecht langs het venster met een opgetuigd paard. „Ik ga rijden Lionel", zei de gastheer, „gij kunt nu nader kennis maken met Fairthorn en op deze wijze voltooi ik, volgens de oor spronkelijke bedoeling, den zin, waaraan hij een verkeerde richting gaf." Darrell ging de vestibule door om de huis deur te openen, bleef bij het paard staan, streelde het, klopte het op den hals en gaf den stalknecht zijn orders. Lionel en Fair thorn waren hem tot aan de stoep gevolgd en de schoonheid van het dier wekte Lionel's bewondering op. Het was een donkerbruin paard van dat edele oude ras der Engelsche rijpaarden; een prachtig dier was het, met gebogeh nek, langen, wuivenden staart en dunne, maar ijzersterke beenen. De Engelsche ruiter was in harmonie met het Engelsche ros. Op dit oogenblik liet Darrell zijn arm even op den schouder van zijn paard rusten. Ofschoon iets boven de gewone lengte, was de bewoner van Fairley niet buitengewoon lang, bijna zes voet op zijn hoogst. Hij had dat fiere en toch innemend voorkomen, dat aantrekt en dat hem het waardige gaf eeper hooge gestalte en van dat gebiedend uiter lijk, hetwelk met een rechte houding gepaard gaat. Hoewel breed van borst en schouders, was hij niet gezet, maar lenig en gespierd. Zelfs zijn gelaat had nog een zeker jeugdig iets behouden. En toch had Guy Darrell het verdriet gekend, een verdriet, dat juist een karakter als het zijne, moest aangrijpen. Maar toch, geen grijs was nog zichtbaar in dat donkerbruin haar; geen rimpel, behalve aan de hoeken zijner oogen, ontsierde het bleeke brons der wangen. Zijn voorhoofd was glad en massief als marmer. Dat voor hoofd was misschien wat al te hoog; het was breed aan de slapen, maar over 't geheel ge tuigde het meer van intellectueelc kracht en vastheid van wil, dan van welwillendheid. Het oog was in rusige oogenblikken koud en helder en had dan een afgetrokken, pein zende, in zich zelf verzonken uitdrukking, waardoor hij soms den indruk wekte van menschenkenner zou tot dc bevinding ge komen zijn, dat met zooveel wilskracht, stijf hoofdigheid moest gepaard gaan. Daar stond Guy Darrell dan en hoe langer men hem aanzag, hoe onbegrijpelijker scheen het, dat deze man, die een schitterende loop baan als rechtsgeleerde had gevolgd, eens klaps die loopbaan had vaarwel gezegd en zich in lustelooze afzondering begeven had in een eenzame wónine aan een kinderloo- zen haard. [Wordt vervolge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 6