BrievAn uit Duitschland.
UTTÈM
Wat zal hij er mee doen.
H. L.
Een proclamatie van Mussolini bij gelegenheid van den achtsten
verjaardag van het facisme. De troebelen in China. De toestand in het
gebied van de Boven Jangste wordt meer en meer kritiek. Nauwere
samenwerking der mogendheden te Sjanghai.
Onder de Radio-berichten: Handhaving van het invoerverbod van
vleesch van het vasteland in Engeland. Buitengewone zitting van het
Britsche Kabinet in verband met den toestand in China. Brand in een
japansche mijn; 136 dooden.
GEM. BUITENL. BERICHTEN.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Na de verwerping van 't verdrag
NederlandBelgië.
Een verklaring der Belgische
Regeering. f
De Staatscommissie voor
de rijpere jeugd.
De bijzetting van het stoffelijk
overschot van generaal
Van Heutz.
Een nieuwe steenkoollaag
nabij Groenlo aangeboord.
Minister Kan bezoekt de
werkverschaffing in
den Achterhoek,
De Koninklijke familié
naar Het Loo.
Het zilveren jubileum der
Staatsmijnen.
Regeeringsgarantie ten behoeve
van de Robaver
RECHTZAKEN.
|hem kwam de tweede stuurman op wacht.
Niemand aan boord had iets van den brand
gemerkt en men achtte het niet noodig maat
regelen te nemen. Er konden worden ge
wacht tot den volgenden dag.
FEUILLETON.
Berlijn, 24 Maart, 1927.
Als flegma oos Hollanders zou worden
toegeschreven als speciale eigenschap, in
de luiste beteekenis van het woord, d.i.
„koelbloedigheid," dan kunnen we er vrede
mee hebben. Men bedoelt er echter, in het
overige buitenland evenzeer als hier, meer
een soort onbewogenheid mee, die aan het
gevoellooze grenst. De eene Duitscher zegt
het den anderen zoo graag na: „der Hol
lander ist flegmatisch", ook ai was hij nooit
in ons land en had hij nog nimmer een Hol
lander gesproken of ook maar gezien. Ik
wil hier mijn brave landgenooten.. niet gaan
ophemelen, al wordt 't ook bij ons steeds
meer inheemsch, elkaar onderling te huldi
gen en te bewierooken, wat evenwel toch
meestal nog maar tot de excessen van de
een of andere feestvreugde blijft behooren.
Op straat, in de trams, in gezelschap bij
verschillende bizonderen en andere gelegen
heden, tracht ik op te merken, waardoor de
Duitscher, althans de Berlijnsche Duitscher,
zich onderscheidt van den Hollander. Daar
zijn vele eigenaardigheden, dien hem onder
scheiden, maar ik wil hem toch vooral en
in de eerste plaats onder de loupe netaen,
in verband met zijn onuitstaanbaar praatje
over den „flegmatischen Hollader." Och
wat loupe! Daar is heelemaal geen loupe
voor noodig. 't Zit er vingers dik op en is
bovendien nog luidruchtig ook. De gevoelig
heid! De Hollander is even toegankelijk
voor de gevoelens, die de sentimenteele
Duitscher zoo licht in zich opneemt en ook
zoo licht en daar hebben we het groote
verschil met den Hollander*—- dikwijls zoo
luidruchtig en overdreven tot uiting brengt.
Wie zou het wagen te spotten met uitingen
van innige droefheid, ik zeker niet! Reeds
meermalen was ik bij droevige plechtighe
den getuige van uitbarstingen, die daarom
zulk een pijnlijken indruk op me maakten,
omdat ze zoo theatraal waren, zoo blijk
baar er op berekend de plechtigheid
.allen luister bij te zetten." Het is alles eer
lijk en goed bedoeld, ging 't er niet zoo toe,
men zou ongetwijfeld spreken van een „fleg
matische Angelegenheit." O! waar de smart
diep is, ontroert ons eiken uiting en eer
biedig zijn we er getuige van. Wat ik bedoel
duidelijk te maken, is de zede het bij elke
gelegenheid niet aan toepasselijke gevoels
uitingen te laten ontbreken.
Zelfs dan, wanneer het gevoel, het hart,
er maar weinig mee gemoeid is. Onlangs
overleed hier een bekend banddirecteur,
een ongenaakbaar somber mensch, een man,
die zich nooit om bet wel of wee van zijn
personeel had bekommerd, een man, wiens
dood, zoowel voor zijn particuliere als voor
zijn Geschafts-omgeving een zalige oprui
ming was.
Tochl pflichtgemass en naar 'slands
gebruik, verzekerde het personeel in een
breedsprakige annonce, drie kolommen
breed, dat het erschütert stand an seine
Bahre en dat dieseT edle vornehme Mensch"
in hunne treurende harten -zou blijven voort
leven als ein leuchtendes Vorbild.
„Van de dooden niets dan goeds." Maar
zulke overdrijving schaadt. Hij zouden ons
bepalen tot „R. I. P., de overledene was
een braaf man." Daarvoor zijn wij ook
„flegmatische Hollander."
Een van uwe Duitsche gasten stond eens
in den langen rij voor' een der loketten in
het Amsterdamsche hoofdpostkantoor. Hij
vertelde daarover in den Berliner Lokal-
Anzeiger. „Ach, ach zuchtte de Germaan,
wie die Hollander doch flegmatisch sind,
daar stondeii ze al maar doodgemoede
reerd te wachten, alsof time no money is,
zonder mopperen en gedwee als schapen."
Nu moet je zooiets lezen en af en toe te
doenhebben in een Berlijnsch postkantoor.
Ik heb in Amsterdam meermaren in de rij
gestaan voor dat loketje, net als hier. In
Amsterdam heb ik de Iuidjes vóór en ach
ter me wel eens onwillekeurig opgenomen,
hier doe ik 't willekeurig. Verschil tusschen
de menschep daar en hier? Niet in 't minst!
Als de Germaan iets flegmatieks vond in de
lui van zijn Amsterdamsch rijtje, of iets
schaapsachtigs, dan moet hij dat ook vinden
in zijn eigen landgenooten, die hier in de rij
staan. Maar hier komt er nog iets bij, ik
mag wel zeggen, iets tergends. De postbe
ambte klopt telkens als hij 3 of 4 man heeft
abgefertigt" zijn loketluikje toe. 't Blijft
dan telkens 3 tot 5 minuten gesloten. Men
bedenke wat 3 minuten extra wachten in
zoo'n geval beteekent. Maar zoo flegmatiek
zijn die Pruisen, dat ze zonder mopperen en
gedwee als schapen, gedurende al die twee
honderd seconden naar het gesloten luikje
staan te staren.
Toen eens dat luikje voor minstens 30
wachtenden langer dan 4 minuten gesloten
bleef, was 't een Hollander, die uit de rij
trad en op het luikje ging trommelen, 't
Werd onmiddellijk geopend en de Abferti-
gung ging zonder pauze verder. De lui zei
den allen „das war richtig,' 'mompelden nog
wat en stonden dan flegmatiek en schaap
achtig, zooals hun bloedeigen landgenoot in
Amsterdam zou zeggen, hun beurt af te
wachten.
Een aangeschoten man trachtte in een der
Berlijnsche straten met veel ^autoverkeer,
pp zijn fiets te springen, 't Gelukte hem
niet. Telkens viel hij met zijn fiets om, met
groot gevaar onder een der voorbijvliegen
de auto's te geraken. En zie daar nu al die
rustig toekijkende flegmatieke? men-
schen. 't Was alsof ze er op wachtten tot
dat de man zou zijn verpletterd, 't Spijt me
wel, dat ik 't zeggen moet, 't was een Hol
lander, die den man wees op het gevaar,
waaraan hij zich blootstelde en hem naar
een stille zijstraat geleidde, waar hij veilig
was en beleefd «jankend en groetend weg-
laveerde. Meermalen moest ik opmerken,
dat de Duitscher in sommige gevallen een
grooter flegma toont dan zijn Hollandsche
buurman.
Flegmatieke Hollauder? Koelbloedig,
ia, spaarzamer met zijn gevoelsuitingen en
daarom z.g. „flegmatisch," maar echt en
eerlijk."
Vervolging van communisten.
Men herinnert zich de ontdekking cn-
.angs te Boedapest van een communistische
.samenzwering onder Zoltan Szanto, bij
weüke gelegenheid een aantal communisten
werd gevangen genomen.
Aan de „Voss. Z." werdt thans nit lei
dende juridische kringen geschreven, dat in
den loop van deze week de communist
Zoltan Szanto met 52 kameraden wegens
oproer voor een otandgerecht zal komen.
Onder beschuldiging een communistische
partij georganiseerd, partijscholen opge
richt, een betooging voor den verjaardag
van de Hongaarsche radenrepubliek te heb
ben voorbereid en een drukkerij voor vlug.
schriften te hebben ingericht. Het stand-
gerecht kent slechts doodstraf, vrijspraak
of ontoerekenbaarverklaring. De behande
ling duurt drie dagen, het vonnis wordt bin.
nen 48 uur voltrokken.
De schrijver deelt verder mede in het be
zit te zijn van een rapport van een zeer
bekend Hongaarsch jurist, die er tegen
protesteert, dat in dit geval een standge
recht de zaak zou berechten: jarenlang
heeft men dan ook in verband met commu-
nis'ischc actie nooit er aan gedacht zulk
een procedure te volgen. De schrijver in
de „Voss. Ztg." doet nu een beroep op de
openbare meening in Europa om te voor
komen, dat krachtens het standrecht deze
politieke aangeklaagden mogelijkerwijs op
summiere wijze zullen wórden terechtge
steld.
De jaardag van het fascisme.
Ter gelegenheid van den achtsten jaar
dag van de stichting der fascistische groe
pen, heeft Mussotni wederom tot de zwart-
hemden een boodschap gericht, welke in
de stilaan bekende hoogdravende bewoor
dingen ia vervat.
Acht jarvn zijn verloopen. zoo zegt de
Duce o.a., sedert den dag, waarop de Ita-
liaansche fascistische strijdgroepen, onder
hun symibolischen naam, werden gefor
meerd. In Maart 1819 keerde een kleine
groep mannen zich tegen de vijandigheid
der regearing en die der bedrogen massa.
In October 1922 wa® het een veelvuldige
overwinning langs bloedige offers; thans is
het een oneindig leger, dat met de geheele
natie is samengesmolten. De idee heeft de
ncodige bajonetten gevonden en is het door
het gansche Italiaansphe volk aanvaarde
en gesteunde regime geworden.
Op dezen glorieuzen jaardag, bij deze in
drukwekkende en plechtige viering, schenk
ik u een kaart en een geweer. De eerste is
het symbool van ons vertrouwen, het
tweede werktuig onzer kracht. Beschouwt
het als de grootste eer om het zwarte
hemd te dragen en als het grootst© voor
recht om in de gelederen der militie te tre
den.
Zondag is met de gebruikelijke feesten de
achtste jaardag van het fascistisch regiem
gevierd. Tachtigduizend recruten werden
ingeschreven.
De troebelen in China.
Het jongste telegram, dat het Amerikaan-
sche departement van Marine van admiraal
Williams heeft ontvangen, noet den toe
stand te Sjapghai „zeer gespannen". De
admiraal deelde het departement mede, dat
opnieuw Amerikaansche strijdkrachten aan
land zijn gebracht om bij de verdediging
van de nederzetting te helpen tegen drei
gende uitbarstingen van het gepeupel.
De aan dc vreemdelingen vijandige ge
voelens worden sterker in de Chinee-
schenwijken, waar nationalistische soldaten
redevoeringen houden tegen de vreemdelin.
gen, in het bijzonder de Britten. Wat het
bombardement van Nanking betreft, daar
voor stelt men voortdurend Groot-Brittan-
nië verantwoordelijk, doch noemt nietde
Amerikanen.
Samenwerking tusschen 3e
mogendheden.
De Zondag is in de internationale en de
Fransche nederzetting rustig verloopen, of
schoon een massale vergadering, in de
Chineesche stad gehouden, resoluties tegen
de buitenlanders aannam.
Generaal Duncan, de commandant der
verdedigingsmacht te Sjanghai en de Ame
rikaansche admiraal Butler inspecteerden
tezamen de verdedigingswerken. Er heerscht
volmaakte overeenstemming tusschen de
Britten en de Franschen. Er is een verbe
terd stelsel van coördinatie tusschen de
Britsche en Fransche verdedigingen inge
voerd.
De taak der Amerikanen,
Sir Percival Philips meldt aan de „Daily
Mail" dat de Amerikaansche marinesoldaten
Zondag een belangrijk gedeelte van het cor
don dat de frontlijn zal worden indien de
Fransche concessie door de Chineezen wordt
bezet, hebben overgenomen.
Een herhaling te Nanking.
Tsjang Tso Lin verklaarde in een inter
view, dat de beweging te Nanking is veroor
zaakt door agitators. Hij vreest dat een
soortgelijke beweging binnenkort te Sjanghai
onvermijdelijk is.
De expeditie in de Biasbaai.
De Britsche vloot-expeditie tegen de zee
schuimers in de Biasbaai op 21 en 22 Maart,
waar een aantal huizen en jonken werd ver
nietigd, heeft de woede der Kantonneezen
opgewekt, die deze expeditie beschouwen
als een aanslag op vreedzame dorpen. De na
tionalistische regeei^ng heeft de bevolking
verzekerd, dat zij maatregelen neemt om
het „Britsche geweld" tegen te gaan.
De gebeurtenissen te Nanking.
Een draadloos telegram uit Londen meldt,
dat bij de plundering en schietpartij te Nan
king vijf buitenlandsche inwoners, van wie
twee zendelingen, en een Engelsch matroos
en Japansch stoker werden gedood. Voorts
werden zés buitenlanders gewond, waarbij
twee Japansche consulaire ambtenaren. Vier
Japanners worden nog vermist.
DE HU1ZENNOOD IN PARIJS.
De „Figaro" vertelt het volgende ter illu
stratie van den in Parijs nog steeds nijpenden
woningnood.
In een der Parijsche hospitalen vervoegde
zich een vrouw om naar een patiënt te in-
formeeren, welke zij dacht dat overleden
was. Met verheugde stem deelde de zuster,
haar voor familielid houdend, mede, dat de
zieke goed vooruit ging. Het gezicht der
vrouw betrok eensklaps; zij scheen diep te
leurgesteld.
Op een vraag der zuster antwoordde zij,
dat de congierge van de woning van den pa
tiënt haar het huis had beloofd als deze
kwam te sterven.
FRANKRIJK DECOREERT PRIESTERS.
De katho'ieke priester Abbé Wq,tterlé,
die als afgevaardigde van den Jïlzas in den
Rijksdag werd gcriozen en zijn verblijf heeft
in Rome als kannónniek raadgever aan het
Fransche Gezantschap is tot Ridder in het
legioen van eer geslagen. Deze zelfde eer
viel aan andere ordespersonen ten deel,
waaronder Monsignore Herzog, procurator
van St. Sulpice'in Rome, Pater Licent, S. J„
Directeur der school van Tien Tsin, China
en de ordezustcr Adele, Overste der Zusters
van Bassaroh, Mesopotamië.
EEN PROTEST VAN JOHANN JORGEN-
SEN.
De beroemde Deensche schrijver Johann
Jörgensen protesteert openlijk tegen het
misbruiken van zijn naam. Een filmvennoot
schap had hem nl. verzocht het leven van
den H. Franciscus voor de film te bewer
ken en had echter op eigen handjq, eeni-
gc tafreelen bijgevoegd, plat en trivial!, zon
der acht te slaan op de door Jörgensen
aangebrachte veranderingen. In weerwil
hiervan liet zij naderhand de film onder den
naam Jörgensen in omloop brengen. Jör
gensen houdt zulks niet alleen voor een gro
velijk misbruiken van zijp naam, maar ook
voor een ontwijding van den Heilige.
I
EEN KLEINZOON VAN LORD OXFORD
KATHOLIEK.
Een Engelsch blad bericht ons over de
strenge katholieke opvoeding van den jon
gen Viscount Asquith, den kleinzoon van
den voormaligen premier-minister Lord
Oxford. Nadat de a4er van den jon
gen Viscount in 1916 gevallen was, ging de
moeder in 1924 met de kinderen tot de ka
tholieke kerk over, hetwelk geheel niet naar
den zin was van haar schoonvader, die Dis-
sendent is. Hij waagde het echter niet maat
regelen tegen dezen overgang te nemen,
eischte echter, dat de jongen in een der
grootste inrichtingen zoude worden opge
voed, met de verzekering, dat het kind
aldaar aan zijne religieuse plichten in elk
opzicht kon voldoen.
DE PAUS OVER DE PERS.
Voor korten tijd geleden zeide Paus Pius
XI: „Waar alle andere machten dreigen te
verdwijnen, wordt de pers van dag tot dag
machtiger."
In den gisternamiddag gehouden Bel
gischen ministerraad werd de toestand be-
sprokeft welke ontstaan is door de verwer
ping van het Nederlandsch-Belgisch verdrag
door de Nederlandsche Eerste Kamer, Na
3c zitting werd aan' de pers de volgende
mededeeling verstrekt:
De regeering is zeer pijnlijk getroffen
door de verwerping van het verdrag, zulks
te meer, daar België blijk had gegeven
van groote gematigdheid, daar het tusschen
de beide landen een oprechte en duurzame
samenwerking wenschte te seheppen. Deze
samenwerking is in bet belang van beide
landen en van geheel Europa, zooals bewe
zen is door de goedkeuring, welke de
groote mogendheden sinds 1920 aan de
bases van de overeenkomst hebben ven
teend.
De regeerig, sterk door den. algemeenen
steun van de natie, is besloten met kracht
te blijven opkomen voor de herziening
van de verdragen van 1839, ten einde du
erkenning van België's essentieele aanspra
ken te verkrijgen, in het bijzonder wat aan
gaat zijn verbindingen met de Noordzee
en den Rijn.
De onder voorzitterschap van Baron van
Wijnbergen onlangs ingestelde Staatscom
missie betreffende de behartigingf van de
belangen der riipere jeugd zal Dinsdag 5
April door den minister van O., K. en W„
mr. Waszink, worden geïnstalleerd.
Het hoofdbestuur van het Indo-tEuropee-
sche verbond verzocht d-e regeering een
deputatie van een drietal Indo-Europeesche
onderofficieren de 'bijzetting van het stoffe
lijk overschot van generaal Van Heutsz te
laten bijwonen. De Legercommandant staat
sympathiek tegenover dit denkbeeld.
Bij de boring Meintium Koster-Hope is
een vierde steenkolenlaag aangeboord. Ook
bij de boring Hupsél ten Noorden Tan
Groenlo zijn in de afgeloopen week twee
kolenlagen aangeboord. In het geheel zijn
nu reeds zeven ofttginbar© stccnkolenlagen,
gevonden.
De minister van Biimertlandsche Zafcrn
en Landbouw, Mr. J. B. Kan, heeft verge
zeld van de heeren Meyer de Vries, hoofd
commies en ir. F. P. Mesu, rijkslandbouw-
ocnoulent, een Ibezoek gebracht aan de
werken, welke het Waterschap Baakschc-
beek in den Achterhoek van Gelderland
met rijkssteun laat uitvoeren door werk-
loo-zen uit Arnhem en Emmen.
Met de werkloozen uit Arnhem waren
onlang® eenige moeilijkheden gerezen.
Het vertrek van de koninklijke familie
naar het Loo zal a.s. Zaterdag plaats heb
ben per S,S. van 10 uur 24 min. Aankomst
aldaar 12 uur 52 min.
Ofschoon 1 Mei dc eigenlijke dag is van
zal Zaterdag 7 Mei het feest voor de mijn-
het 25-jarig bestaan der staatsmijnen, zulten
dien dag geen herinncring*-feestelijkheden
plaats hebben. Naar' de „Msb." verneemt,
zal Zaterdag 7 Mei het feest voer de mijn
werkers worden herdacht, voor iedere mijn
afzonderlijk. Wiihelmina. Emma, Hendrik,
Maurits. Het moet in de bedoeling liggen
dat dien dag de mijnwerkers niet zulten
werken en bun loon krijgen uitbetaald. Er
zulten feestelijkheden plaats hebben die ge
heel liggen in het karakter der Limburg-
sche feesten. Op het oogenblik zijn reeds
voor alle mijnen feestcommissie® gevormd,
die een schema voor de diverse vermake
lijkheden hebben ontworpen. Er moet ook
sprake van zijn, dat in d© R.IC. en Prote-
stantsche kerken godsdienstige plechtig
heden plaats hebben, ter herdenking van
het 25-jarig beslaan. Het feest zal door de
beambten afzonderlijk worden gevierd.
Men spreekt van een feest in de Staarzaal
te Maastricht. Er zijn verschilende hoofd
ambtenaren op 1 Mei a.s, 25 jaren in dienst
der Staatsmijnen,
Een risico van ruim 23 millioen.
Het wetsontwerp thans ingediend.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van hoofdstuk Vllb (financiën! der Staats,
begroeting 1927 (overeenkomst met de Rot
terdamsche Bankvereeniging).
De Memorie van Toelichting vangt aan
met de mededeeling, dat den 28 Juni 1924
de directie van de Nederlandsche Bank de
regeering mededeelde, dat ernstige moeilijk
heden bij de Rotterdamsche Bankvereeniging
geducht werden, ten gevolge van het plotse
ling opgekomen wantrouwen. De toenmalige
regeering was met de Nederlandsche Bank
van meening, dat gegronde aanwijzing voor
een wantrouwen in de gegoedheid der in
stelling niet bestond en achtte het ge-
Venscht een voor het aanzien van het Ne
derlandsche financiewezen gevaarlijke crisis
zoo mogelijk af te wenden, door aan de Rot
terdamsche Bankvereeniging steun te ver-
leenen, De vorm van dien steun werd na.
verder overleg als volgt vastgesteld:
De Nederlandsche Bank verleende aan de
Rotterdamsche Bankvereeniging tijdelijk, een
buitengewoon crediet tot ten hoogste
f 50.000.0p0 ten einde aan de opvragingen
door crediteuren Set EoofJ ïe kunnen bie
den. Daarnaast vormde de Nederlandsche
Bank een syndicaat tot steun van den koers
der aandeelen, opdat niet een te scherpe
daling daarvan het effect der credietvrlee-
ning zoude te ntei doen.
Door dit syndicaat werden aandeelen van
de Rotterdamsche Bankvereeniging aange
kocht tot een nominaal bedrag van
f 17.023.200, waarvan werd betaald een be
drag van f 14.712.127, waarvan met mede
werking van de Nederlandsche Bank een be
drag van f 13.129.951.80.
De Nederlandsche Bank was tot een en
ander bereid, mits de regeerïng een garan
tie aanvaardde voor onverhoopt door haar
te lijden verlies ten gevolge van deze steun-
verleening in het algemeen belang.
In verband met een en ander verleende
de regeering onder voorbehoud van de goed
keuring door de wetgevende macht aan de
Nederlandsche Bank een drieledige garantie,
t.w. Ie, tot een bedrag van f 15.000.000
voor verliezen uit hoofde van de lijdelijke
credietverleening aan de Rotterdamsche
Bankvereeniging ter handhaving van haar
liquiditeit; 2e tot een bedrag van
f 13.129.951.80 plus f 10.000.000 is gelijk
f 23.129.951.80 voor verliezen, verband hou
dende met haar medewerking bij het aan-
koopen van aandeelen der Rotterdamsche
Bankvereeniging en het verstrekken van
voorschot tegen onderpand van amortisatie-
bewijzen; 3e. voor derving van rente in
verband met de transactie onder ten tweede.
Een en ander werd geregeld in een op 29
Juni 1925 gesloten overeenkomst met de
Nederlandsche Bank. De goedkeuring van de
wetgevende macht werdvoorloopig nog niet
gevraagd, omdat in de periode, waarin het
geschokte vertrouwen bezig was zich te her
stellen alles vermeden moest worden, wat
dc Rotterdamsche Bankvereeniging opnieuw
in opspraak zou kunnen brengen.
Nu op het oogenblik ook blijkens het
jongste jaarverslag van de Rotterdamsche
Bankvereeniging, zich de toestand dermate
herstelt, dat het hoofdmotief voor het voor
alsnog niet vragen der goedkeuring a; weg
gevallen, werd tot indiening van het huidige
wetsontwerp overgegaan.
Inmiddels is het speciale crediet, tot hand
having van de liquiditeit ter beschkking ge
steld, op 31 December 1925 komen te ver
vallen. Ook voor de garantie van de rente
derving heeft de Nederlandsce Bank afge
zien, zoodat het te loopen risico is beperkt
tot een bedrag an f 23.129,951.80, en wordt
gedekt door vSkpading aan de Nederland
sche Bank gede^ielijk rechtstreeks, gedeel
telijk via een syndicaat, van nomianaal
f 1.810.000 aandeelen Rotterdamsche Bank
vereeniging cn van 23.425 amortisatiebewij-
zen (die elk met f 1000 uitgeloot worden),
als bedoeld in de artikelen 11 en 31 van
de statuten der vennootschap.
Gelijk blijkt uit de balansen der Rotter
damsche Bankvereeniging per 31 December
1925 en 1926 zijn bet kapitaal en de sta
tutaire reserve van deze instelling geheel
intact, terwijl de regelmatige winsten het
reeds mogelijk maken om, na ruime afschrij
ving op gebouwen etc. en versterking der
balanspositie door interne reserveering van
een bedrag ad f 2,000.000 over 1926 een
dividend van 4 pet. uit te keeren, zoodat
de toestand der bank weder volkomen ge
zond kan worden genoemd.
Behoudens onvoorziene omstandigheden
kan dus worden aangenomen, dat in de ^loe-
komst de aflossing der amortisatiebewijzen
regelmatig kan plaats hebben.
Het thans ingediend wetsontwerp strekt
om aan de met de Nederlandsche Bank ge
troffen regeling een wettelijken grondslag
te geven.
RAAD VOOR DE SCHEEPVAART,
De brand in de „Vechtstroom".
De Raad voor de Scheepvaart heeft, zooals
reeds gemeld werd een onderzoek ingesteld
naar de oorzaak van den brand in de lading
van het s. s. „Vechtstroom" van de Holland
sche Stoomboot Maatschappij, op 13 Fe
bruari j, I. De kapitein is door het inademen
van vergiftigde gassen overleden.
Als eerste getuige werd gehoord de stuur
man, de heer S. Bas, die o. a. verklaarde, dat
het stoomschip op 12 Februari, omstreeks ze
ven uur 's avonds, van Amsterdam was ver
trokken. Op 13 Februari 3 u. 45 v. m. werd
het mistig, de stuurman, die wacht had, liet
een matroos den kapitein roepen. Deze was
echter niet wakker te krijgen. De kapitein
bleek overleden. Pogingen om de levensgees
ten op te wekken hadden geen succes.
Besloten werd naar IJmuiden terug te kee
ren, dat ongeveer 2 u. n. m. werd bereikt. Een
medicus constateerde daar den dood van den
kapitein.
j 's Avonds 7 u. 30 werd het luik van het
voorruim geopend. Een blauwe walm steeg op
en men rook brandlucht. Dadelijk werd het
luik weer gesloten en gedurende den nacht
bleef het schip in IJmuiden liggen, met vijf
wachten aan boord. De overige equipage sliep
aan wal. Maandagochtend 14 Februari werd
naar Amsterdam opgestoomd en te kwart voor
één 's middags werd in de Coenhaven ge
meerd. Met behulp van de brandweer is daar
de brand gebluscht.
In ruim 1 waren geladen 1900 vaten carbid
en wel aan den voorkant tegen het aanvarings
schot. Op de carbid lagen 509 balen houtskool
en daarop nog 20 balen uien. Alles was be
stemd voor Huil. Achter waren nog verschil
lende stukgoederen geladen.
Getuige verklaarde verder, dat de carbid-
trommels in goedeif staat warende brand
bleef beperkt tot de plaats in het ruim, waar
■de houtskool en de carbid lagen.Het ruim was
niet volgeladen het verblijf van den kapitein
lag boven het voorruim, het dek was van ijzer,
gedekt met smalle planken.
Om tien uur ging de kapitein naar zijn hut.
De stuurman had tot 12 uur gewachtna
Het logies der bemanning lag in den voor-
piek, gedeeltelijk boven het ruim. Zij, die daa*
sliepen hadden ook niets gemerkt.
Gehoord werd voorts de heer Van Ram-
horst, adjunct-inspecteur bij de H. S. M. Hij
deelde mede, dat hem eerst was bericht, dat de
kapitein een natuurlijken dood was gestorven.
Er was dus niets gezegd over de lading. Hij
had een anderen stuurman gezonden. Eerst
's avonds vernam get. van den agent, dat de
stuurman een verdachte lucht in de lading had
geroken. Hij wist niet waaruit de lading be
stond. Getuige was van meening dat het
schip beter 's nachts te IJmuiden zou kunnen
blijven dan naar Amsterdam opstoomen. De
order-om het schip te IJmuiden te laten, had
getuige reeds aan den agent gegeven, vóórdat
hij iets wist aangaande de ambtelijke aanhou
ding van het schip. Het dek was niet officieel
waterdicht, laat staan gasdicht.
Gehoord werd daarna de heer P. van Hui
zen, hoofdambtenaar van de H. S. M. De
dienst, waarvan hij chef is, belaadt de sche
pen. Carbid wordt herhaaldelijk vervoerd,
soms aan dek, soms in het ruim. Getuige
deelde mede, dat deze partij carbid te groot
was om aan dek te laden. De bussen zijn uit
een Rijnschip direct in de „Vechtstroom"
overgeladen. Getuige had de bussen gezien en
geconstateerd, dat zij in zeer goede conditie
waren. De menschen, die de carbid hadden
geladen en er een heelen dag in hadden ge
werkt, hadden niets van acetyleengas geroken.
De houtskool was per trein aangekomen uit
Duitschland, verzonden door de Verein für
Chemische Industrie. De houtskool was in
zakken verpakt. De Duitsche spoorwegen
hebben strenge verpakkingsmaatregelen voor
pas-gegloeide houtskool. Op deze houtskool
waren strenge bepalingen met toegepast,
waaruit getuige afleidde, dat zij niet pas ge
gloeid was.
De Maatschappij vervoert dikwijls zulke
houtskool, steeds in zakken. Van broeiing
is nooit iets gemerkt en getuige had er ook
nooit iets van gehoord, voor het gebeurde op
13 Februari.
Het komt meer voor, dat houtskool bij car
bid wordt vervoerd.
Getuige had eerst Zondagavond (12 Febr.)
laat gehoord, dat het schip te IJmuiden lag.
Pas om elf uur 's avonds vernam hij, dat er'
een blauwe damp uit het ruim kwam.
De heer Van Ramshorst had aan getuige
medegedeeld, dat het besluit was genomen het
schip in IJmuiden te houden en de menschen
van<boord te halen. Tegen dit besluit had ge
tuige geen bezwaar. Hij wist, dat de ladingen
carbid en houtskool behoorlijk in het schip
waren gekomen en kon niet begrijpen, dat er
iets aan de hand was.
De voorzitter Hebben die uien nog een
rol gespeeld
Gatuige „De heer Van Ledden Hulse
bosch had gezegd, dat de uien de zondaars
waren zij waren haché geworden."
Getuige '"as echter van meening, dat dé
uien nog volkomen gaaf waren na den brand.
Toen getuige op Maandagmiddag aan
boord kwam waren de bussen carbid nog ge
heel gaaf. Er was een vuurhaard in de houts
kool, maar niet in de carbid. De vuurhaard
was gelocaliseerd tot een klein gedeelte van de
houtskool. Alleen de bussen carbid, die onder'
dit gedeelte lagen, zijn later verbrand.
Over de broeiing kon getuige geen ver
klaring geven.
Ook op de vraag, hoe de gassen in de hut
van den kapitein zijn gedrongen, kon hij geen
definitief antwoord geven. De hut kwam uit
in het ruim. Vermoedelijk vertoonden de pla
ten spleten, wat trouwens vrijwel altijd het ge
val is. Gasdicht is een afscheiding bijna nooit.
Voorzitter „Is_het onuitvoerbaar, het ma
ken van een gasdichte afscheiding Zooals de
toestand nu is, is hij levensgevaarlijk.
Getuige „Onuitvoerbaar niet, maar een
heel andere constructie zou noodig zijn."
Hij verklaarde nog, dat volgens het stuw-
plan de houtskool naast het carbid moest
worden geladen.
Getuige zeide, dat aan boord streng de hand
aan het rookverbod wordt gehouden. Hij had
niet het idee, dat er een cigarette achteloos kon
zijn weggegooid'. De houtskool was bij de in-
ladipg in goede conditie.
Ten slotte werd gehoord de heer D. Bakker,
expert bij de Scheepvaartinspectie, die Maan
dagnamiddag half vier bij het schip was ge
komen. Hij rook daar een prikkelende brand
lucht. De uien lagen reeds aan wal. Zij waren
nog in goede conditie en hard.
De brand was betrekkelijk plaatselijk. Ge
tuige was tot 's avonds tien uur aan boord ge
bleven. Hij verklaarde verder, dat het dek
niet gasdicht behoeft te zijn. In de hut is
thans een cementen vloertje gemaakt.
Getuige had «geconstateerd, dat er geen
luchtkokers aan boord waren of juister, zij
waren er wel, maar waren dicht gemaakt. In
geval carbidlading acht hij luchtverversching
zeer gewenscht.
De stuurman deelde nog mede, dat de
luchtkokers niet geopend kunnen zijn, omdat
er anders water in komt.
De heer Van Ramshorst„Luchtkokers
zijn voor onzen dienst niet voorgeschreven."
Voorzitter„Maar eenige luchtverver
sching is toch bij carbid-lading zeker ne-
wenscht."
De Raad zal later uitspraak doen.
Vrij bewerkt naar BULLWER LYTTON'S
„What will he do with it",
door JOS. P. H. HAMERS,
23
Maar er was een prachtige collectie der
oude Klassieken.
Ook ontbraken er geen Fransche, Italiaan-
sche en Engelsche schrijvers, die de vuur-
pröei van den tijd hadden doorstaan. Hot
grootste deel van den boekenschat bestond
nochtans uit wijsgeerige werken. Op dit ge
bied vond men er het nieuwste en beste.
Lionel deed een keus. Er werd koffie gediend
en later thee. De klok sloeg tien. Darrell
legde zijn boek neder en zeide:
„Faithorn, de fluit
Er volgde een gemompel uit den hoek cn
een oogenblik later klonken de heerlijke
tonen door het vertrek, terwijl de musicus
nog altijd verborgen bleef. Lionel wa9 geheel
in verrukking. Die muziek paste zoo goed
bij zijn lectuur uit de tooverwereld. Terwijl
de tonen als wegsmeltend voortvloeiden,
kwamen er tranen in zijn oogen. Hij merkte
niet op, dat Guy Darrell hem opmerkzaam
gadesloeg. Toen de muziek zweeg, wendde
hij. zich af om de tranen, die over zijn ge
laat stroomden te verbergen. Op dc een of
•andere manier, door zijn lectuur en door de
melodieuze klanken der fluit gewekt, dwaal
den zijn gedachten ver af naar de groene
oevers en de blauwe golven van de Theems,
naar het lieftallige gezichtje van Sofie en
naar haar kinderlijke afscheidsgift. Waar
zou ze nu zijn?
Darrell's stem stoorde hem in zijn over
peinzingen; „Houdt ge van poezië? Doet ge
er ook aan?"
„Neen mijnheer, maar ik voel dichterlijk."
„Doe ook dat niet," zei de gastheer kortaf.
Daarna stond hij op, stak een kaars aan,
mompelde haastig goeden nacht en verdween
door een zijdeur, die toegang gaf tot zijn
eigen vertrekken.
Lionel zag naar Fairthorn, die nu uit zijn
hoek te voorschijn kwam.
„O mijnheer Faithorn, ik had, nooit ge
dacht dat fluitspel zoo heerlijk kon zijn
en zulk een effect kon maken."
Fairthorn's gelaat helderde op hij deze
lofspraak. Hij nam zijn bril af, als om het
gezicht van zijn loiredenaar beter te kunnen
beschouwen.
„Dus heeft het u genoegen verschaft? We
zenlijk?" en meteen liet de zonderling een
leelijk, vreemdsoortig geluid hooren, alsof
iemand in zijn binnenste lachtte.
„Genoegen? Welk een koude uitdrukking!
Wien zou het niet meer dan genoegen
doen?"
„Ge moest mij eens in de open lucht
hooren!"
„Laat dat dan morgen zijn."
„Mijn waarde jonge heer, van harte, hoor!
St," vervolgde hij omziende, alsof hij een
spook zag; „ik houd van u en ik wilde dat
hij ook van u hield. Antwoord op al zijn
vragen, alsof het u niet scheten kan, dat hij
u het binnenste buiten keert. Doe hem nooit
een vraag, alsof het u te doen was om te
weten wat hij u niet zelf toevertrouwt. En
dus denkt ge, dat er wel wat in een fluit
zit? Er zijn menschen diev de voorkeur aan
de viool geven."
„Dan hoorden zij nooit uw fluit, mijnheer
Fairthorn,"
Dc musicus liet weder 'zijn eigenaardig
geluid hooren, en zenuwachtig en vriendelijk
knikkend, liep hij in schuine richting heen,
zonder een kaars aan te steken. Weldra was
hij in den een of anderen geheimzinnigen
hoek verdwenen.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
Het duurde lang eer Lionel slapen kon.
Het vreemde huis en de zonderlinge eige-
haar, de tooverachtige fluit en de waarschu
wende wenk van Fairthorn, zijn weemoedi
ge herinneringen aan Sofie, hielden hem uit
Üen slaap. Toen hij eindelijk insluimerde,
was zijn slaap vast cn zwaar en hij ontwaak
te niet, voor hij zacht werd wakker geschud
door den arm van Mills.
„Ik vraag u nederig excuus mijnheer, het
is negen uur en de bel voor het ontbijt wordt
zoo aanstonds geluid."
Lionel kleedde zich haastig aan. De heeren
Darrel en Fairthorn waren reeds present en
spraken met elkaar toen hij de ontbijtkamer
binnen kwam, de zelfde kamer waar zij gis
teren gegeten hadden.
„Goeden morgen, Lionel", zei de gastheer.
„Wij zulten vandaag geen afscheid van elkaar
nemen, zoo als ge gisteren gedreigd hebt.
Ik hoor, dat ge een afspraak hebt met Fair
thorn en zal u dus aan zijn zorg toevertrou
wen. Ge zult het oude huis wel eens graag
willen doorkijken en u hier....", Darrell
zweeg.
„Spoedig thuis gevoelen", flapte Fairthorn
er uit, Darrell's afgebroken zin aanvullend.
Deze keek naar den spreker, die klaarblij
kelijk zeer verschrikt, tevergeefs naar een
hoek zocht, eindplijk naar het venster schoof
en zich achter het gordijn werkte,
„De heer Fairthorn heeft, als mijn secre
taris, geteerd voor mij te denken en mijn
gedachten in zijn eigen woorden te brengen,"
zei Darrell op kouden toon. Daarna zette
hij zich aan de ontbijttafel. Lionel volgde
zijn voorbeeld en Fairthorn, moedig uit zijn
schuilhoek te voorschijn tredend, nam ook
een stoel en een broodje,
„Gij zijt een goed profeet, mijnheer Dar
rell, het is een heerlijke dag," zoo begon Lio
nel het onderhoud.
„Maar wc krijgen nog flink wat regen, als
de dag wat verder is. De visschen spelen
op de opparvlakte van het meer", en met
een verzoenenden blik op Fairthorn, die er
als het beeld der ellende uitzag, voegde
Darrell er aan toe: „Na twaalven zal het
juist weer zijn om de forellen boven te doen
komen en als .ge van visschen houdt, dan zal
Fairthorn u een hengel leenen."
„Zijn er forellen in het meer?"
„In het meer? Ge moet er niet aan denken
een aanval te doen op dat heilige water. De
bewoners der riviertjes en beken, die niet
door mijn eigendommen stroomen, staan bui
ten de grenspaal der Fairley-beschaving en
mogen in het net of aan den haak gelokt
worden."
Onmiddellijk na afloop van het ontbijt
kwam een stalknecht langs het venster met
een opgetuigd paard.
„Ik ga rijden Lionel", zei de gastheer, „gij
kunt nu nader kennis maken met Fairthorn
en op deze wijze voltooi ik, volgens de oor
spronkelijke bedoeling, den zin, waaraan hij
een verkeerde richting gaf."
Darrell ging de vestibule door om de huis
deur te openen, bleef bij het paard staan,
streelde het, klopte het op den hals en gaf
den stalknecht zijn orders. Lionel en Fair
thorn waren hem tot aan de stoep gevolgd en
de schoonheid van het dier wekte Lionel's
bewondering op. Het was een donkerbruin
paard van dat edele oude ras der Engelsche
rijpaarden; een prachtig dier was het, met
gebogeh nek, langen, wuivenden staart en
dunne, maar ijzersterke beenen. De Engelsche
ruiter was in harmonie met het Engelsche
ros. Op dit oogenblik liet Darrell zijn arm
even op den schouder van zijn paard rusten.
Ofschoon iets boven de gewone lengte, was
de bewoner van Fairley niet buitengewoon
lang, bijna zes voet op zijn hoogst. Hij had
dat fiere en toch innemend voorkomen, dat
aantrekt en dat hem het waardige gaf eeper
hooge gestalte en van dat gebiedend uiter
lijk, hetwelk met een rechte houding gepaard
gaat. Hoewel breed van borst en schouders,
was hij niet gezet, maar lenig en gespierd.
Zelfs zijn gelaat had nog een zeker jeugdig
iets behouden. En toch had Guy Darrell het
verdriet gekend, een verdriet, dat juist een
karakter als het zijne, moest aangrijpen.
Maar toch, geen grijs was nog zichtbaar in
dat donkerbruin haar; geen rimpel, behalve
aan de hoeken zijner oogen, ontsierde het
bleeke brons der wangen. Zijn voorhoofd
was glad en massief als marmer. Dat voor
hoofd was misschien wat al te hoog; het was
breed aan de slapen, maar over 't geheel ge
tuigde het meer van intellectueelc kracht en
vastheid van wil, dan van welwillendheid.
Het oog was in rusige oogenblikken koud
en helder en had dan een afgetrokken, pein
zende, in zich zelf verzonken uitdrukking,
waardoor hij soms den indruk wekte van
menschenkenner zou tot dc bevinding ge
komen zijn, dat met zooveel wilskracht, stijf
hoofdigheid moest gepaard gaan.
Daar stond Guy Darrell dan en hoe langer
men hem aanzag, hoe onbegrijpelijker scheen
het, dat deze man, die een schitterende loop
baan als rechtsgeleerde had gevolgd, eens
klaps die loopbaan had vaarwel gezegd en
zich in lustelooze afzondering begeven had
in een eenzame wónine aan een kinderloo-
zen haard.
[Wordt vervolge