HET ONTWERP-KIESREGLEMENT
DER R.-K. STAATSPARTIJ,
De commissie van voorbereiding
is met haar arbeid gereed.
Als hoofdgedachten nam de commissie
de vragen: 1. Hoe verkrijgt men, mede
door middel van een Kiesreglement, een
deskundige, een goed geoutilleerde Ka
merfractie? 2, Hoe ondervangt men de
bezwaren door sommige partijleden ge
voeld tegen een Politiek Advies in den
vorm en op de wijze als tot nu toe in de
R-K, Staatspartij gegeven?
NIEUWE HAARLEMSCHE CQURANT
VRIJDAG 15 APRIL 1927
De commissie .benoemd uit de R. K.
Staatspartij en bestaande uit de heeren Jhr.
mr. Ch. Ruijs de Beerenbrouck, voorzitter
en M. Bongaerts; v, d. Grinten; A. B. G. M.
van Rijckevcrsel; Prof. J. A. Veraart; F. G.
C. J, M. Teulings en H. Kolfschoten, welke
commissie was benoemd tot het ontwerpen
van een concept kiesreglement als bedoeld
in art. 22 van het partijreglement, is met
haar arbeid gereedgekomen.
In de op 26 Maart j.l. gehouden vergade
ring van het bestuur der R. K. Staatspartij
heeft dit bestuur zich met het ontwerp-
kiesreglcment kunnen vereenigen en slechts
op enkele punten, die de hoofdgedachten
en het daarop gebouwde systeem van het
ontwerp niet aantasten, wijziging wensche-
lijk geacht.
De commissie heeft deze wijzigingen en
verduidelijkingen in de toelichting op het
ontwerp-reglement aangebracht en biedt
het ontwerp thans aan ter definitieve vast
stelling.
Alvorens het reglement artikelsgewijze
uiteen te zetten, geeft de comissie een
toelichting waarin zij het volgende zegt;
De vaststelling van het nieuwe Kiesregle
ment is niet alleen te beschouwen als een
formeele uitvoering van art. 22 van het
Partij-reglement is ook in wezen een
onderdeel der reorganisatie, welke de R.K.
Staatspartij bij de laatste wijziging van haar
statuut heetf ondergaan.
Aansluiting bij het Kiesregle
ment 1924?
De Commissie heeft overwogen of het
gewenscht zoude zijn bij de vaststelling van
het nieuwe Kiesreglement aan te sluiten bij
het bestaande Kiesreglement 1924. Bij de
beoordeeling van dit punt, moet men zich er
voor hoeden te zeer te letten op eigen per
soonlijk gevoelen. Men moet zich dus niet
de vraag stellen; „zou ik zelf met zoodanige
aansluiting voldoende bevrediging kunnen
vinden?" Men moet hierbij verder zien, en
de vraag algemeen stellen: „Welke bezwa
ren, welke grieven werden gevoeld, en in
hoeverre kan men daaraan redelijkerwijze
tegemoet komen?"
Wanneer men de zaak zóó stelt en daar
bij aansluit aan de bij de reorganisatie ge
volgde methode, om vooral te zoeken naar
wat bijeenbrengt, naar wat in onze rangen
bevrediging en opgewekt medeleven kan
bevorderen dan lijkt een simpele aanslui
ting aan het reglement 1924 niet gewenscht.
Ten aanzien nog van de technische zijde
van dit vraagstuk, valt op te merken, dat
de makers van het oude reglement 1924
destijds met klem betoogden, dat wijziging
in de volgorde van het Politiek Advies on
mogelijk is te passen in het systeem, het
welk dat reglement beheerscht. Afgezien
daarvan komt het bovendien gewenscht
voor in de gegeven politieke omstandighe
den met een nieuwen grondslag voor den
dag te komen, die de frissche aantrekkelijk
heid van het nieuwe biedt, om daarop allen
te kunnen vereenigen.
Dit is de psychologische zijde van het
vraagstuk, welke wij niet uit het oog mogen
verliezen.
Het bezwaar, dat er weer een nieuw sy
steem wordt voorgedragen vóór het oude
goed en wel is doorgewerkt, terwijl de door
werking in de lagere partij-instanties in
gang is, kan men daarnaast voorzeker als
juist erkennen. Dit neemt niet weg, dat het
psychologische argument ten volle zijn
kracht behoudt. Dat de Kiessystemen voor
de staten- en gemeenteraads-colleges op
denzelfden grondslag berusten als 't systeem
voor de Tweede Kamerverkiezingen is
zeker niet noodig. Bij laatstbedoelde ver
kiezingen toch spelen andere factoren een
rol (zoo b.v. het gewenschte van een ge
decentraliseerd advies, de bijzondere
eischen aan *de samenstelling der Kamer
fractie te stellen enz.) De verwarring bij
den eenvoudigen kiezer uit het verschil van
kiesstelsel voortvloeiend, voorzeker liever
te vermijden, is blijkens de practijk, niet
zóó fnuikend, dat dit bezwaar onoverkome
lijk moet worden geacht. Hier speelt goede
voorlichting, die t.z.t. overvloedig gegeven
wordt, een grooten rol. Voor het overige
is de zaak, waarom het hier gaat, van zóó
groot belang voor de toekomstige ontwik
keling onzer partij, dat de nadeelen van
het tijdperk van tasten en zoeken naar het
beste kiessysteem als onvermijdelijk moeten
worden aanvaard, om het meest bevredi
gende te kunnen bereiken.
De bedoeling van het ontwerp.
Bij het werk, waarvoor de Commissie ge
steld werd, moet dus voorop staan de be
doeling iets te bereiken, wat zonder het
wezen en de eenheid der R. K, Partij aan
te tasten voldoening en bevrediging
schenken kan in breede kringen der Partij
organisatie.
Die voldoening en bevrediging moet wor
den gewekt door het openen der mogelijk
heid om te verkrijgen het beste, wat met 'n
Kiesreglement te verkrijgen is, en door het
vermijden der bezwaren, welke in het ver
leden tot ontevredenheid en onbevredigd
heid aanleiding gaven.
Het beste, wat de R. K. Partij door mid
del van haar Kiesreglement nastreeft, is: 'n
goed toegeruste en veelzijdige samengestel
de Kamerfractie.
De bezwaren betroffen vooral de rege
ling inzake het Politiek Advies.
De twee hoofdgedachten.
De twee hoofdgedachten, waarop het ont
werp is gebaseerd zijn de vragen:
lo. hoe verkrijgt men, mede door middel
van een Kiesreglement, een deskundige, een
goed geoutilleerde Kamerfractie?
2o, hoe ondervangt men de bezwaren
door sommigen onzer partijleden gevoeld
tegen een Politiek Advies in den vorm en
op de wijze als tot nu toe in onze Partij
gegeven?
Wat nu de uitwerking der twee hoofdge
dachten betreft stelt de commissie aller,
eerst het volgende vast:
De eisch van speciale kwaliteiten voor
de Kamerfractie ,Hct centraal college stelt
deze in een onpersoonlijk schema voor 2/3
der te verwachten zetels vast. De factor
„een tralisatie".
De eerste gedachte vindt haar logische
en consequente uitwerking in de regeling
welke de te verwachten zetels voor een
groot gedeelte (2/3) a priori toewijst aan
personen, die moeten voldoen aan te voren
vastgestelde „speciale kwaliteiten."
Vóór er van eenige aanwijzing van can-
didaten (bepaalde personen dus) sprake is,
komt het Centraal College bijeen, dat be
staat uit het Partijbestuur etj de gekwalifi
ceerde adviseerende leden van den Partij
raad. Dit college heeft uitsluitend tot taak
te overwegen, welke verschillende bijzon
dere kwaliteiten naast de algemeene
welke uiteraard aan leden der Tweede
Kamer mogen worden gesteld, aan ver
schillende leden der Tweede-Kamerfractie
moeten kunnen worden toegekend, opdat
die fractie een goed toegerust en tot haar
werk bekwaam geheel vorme, en zij bij
voorname onderdeelen van Staatsbeleid
hare deskundige woordvoerders hebbe.
Dit Centraal College heeft de zeer be
langrijke taak een onpersoonlijk schema
eener goed samengestelde Kamerfractie op
te maken.
Dit schema bindt de geheelc verdere pro
cedure. zoodat men moge over personen
verschillend oordeelen de zekerheid be
staat, dat die speciale kwaliteiten zullen
aanwezig zijn in de te vormen Kamerfractie.
Het spreekt van zelf, dat niet voor .die
te verwachten zetels een speciale kwaliteit
kan worden aangenomen. Dit zou in de
praktijk de spankracht onzer partij op te
groote proef stellen. Allerlei andere facto
ren immers met name factoren van lo
cale of streek-bekendheid en sympathie,
zijn reëele feiten, die evenzeer zich doen
gelden, en wil men bevrediging berei
ken, zich ook moeten kunnen doen gel
den.
Vandaar dat de vaststelling van speciale
kwaliteitseischen voor te verwachten zetels
tot twee derden van het toaal der te ver
wachten plaatsen wordt beperkt.
De overige zetels worden ^.g. „vrije
plaatsen".
De factor centralisatie is neergelegd in
dit nieuwe college. Doch deze beperkt tot
wat centraal geregeld kan en moet worden:
de juiste basis, een goed schema voor de
kwalitatieve samenstelling der Kamer
fractie.
De decentralisatie-gedachte, die daarna
tot haar recht moet kunnen komen - waar
over aanstonds, leidde de Commissie
tot de splitsing van het advies in kwaliteits
advies en personen-advies. HeW eerste in
handen van een centraal orgaan, het Cen
traal College. Het tweede in handen der
verschillende Kringvergaderingen. Als bij
motief gold evenzeer, dat de voorgestelde
samenstelling van het adviseerend Centraal
College vóór bij dezen vorm van splitsing
van advies te handhaven is ,met het oog
op de bezwaren van het R. K. Werklieden
verbond tegen het deelnemen harer advi
seerende partijraadsleden aan het geven
van een personen-advies.
Zóó moet men zich den groei der gedachte
van een „onpersoonlijk kwaliteiten-advies"
voorstellen.
Nu rijst het bezwaar: de formuleering der
kwaliteiten door het Centraal College zal
steeds geschieden met voor oogen bepaalde
personen, op wie de omschrijving zal blij
ken te doelen. In de Commissie werd dit de
doorzichtigheid van het onpersoonlijk ad
vies genoemd.
„Kan men zich speciale kwaliteiten den
ken zonder personen?"
Hierop zou de Commissie willen ant
woorden: ongetwijfeld kan men dat. Men
kan zich voor een bepaald onderdeel van
Staatsbeleid een deskundig Kamerlid den
ken, welks bezit voor de fractie van groote
waarde zou zijn, afgezien van iedere per
soonsgedachte.
De „doorzichtigheid" schijnt een juiste
qualificatie van het bezwaar.
Is dit werkelijk een bezwaar?
De Commissie meent van niet. Het
spreekt van zelf, dat ook de huidige fractie!
„speciale kwaiiteiten"-bezittende leden
telt. Dat men deze terugvindt in het onper
soonlijk schema van het Centraal College, U
h.i. de meest natuurlijke zaak ter wereld. En
dat het Centraal College rekening zou hou
den bij de verdeeling der kwaliteiten-zetel»
met de werkelijkheid, in welke kieskringen
deze tot hun recht kunnen komen op grond
van de bestaande en geldende afvaardiging,
lijkt volkomen oirbaar.
Dat neemt intusschen niet weg, dal het
Centraal College zich allerminst alléén
door deze overwegingen, en evenmin op
de allereerste plaats hierdoor zal laten
leiden. Voorop staat de goede samenstelling
der fractie. Dit is voor het Centraal Colleg»
het cardinale punt. Een moeilijke taak,
voorzeker, doch een hoogst gewichtige di»
waard is met ernst en toewijding te worden
vervuld.
Ten aanzien van de uitwerking der twee*
de hoofdgedachte denkt de commissie zichl
„leiding" zonder het oude Centrale Politiek
Advies, de twee bezwaren tegen het P.A.
ondervangen. Een gedecentraliseerd per
sonen-advies, gegeven door de kringver
gaderingen.
De tweede gedachte: eene bevredigend»
regeling te scheppen van den factor „lei
ding", die in eene verkiezingsprocedure al»
de onderhavige niet mag en niet kan ont
breken, is uitgewerkt in den verderen gang
van het aangeboden ontwerp.
Wat was de groote grief tegen de vroe
gere Politiek-Adviesregeling?
Eenerzijds de beweerde onmogelijkheid om
door één alles overziend en alles beslis
send Centraal Adviescollege bevrediging t»
wekken (het centrale personen-advies).
Anderzijds de meening van sommigen, dat
het Politiek Advies de voorgedragen can-
didaten in tweeërlei „soort" splitste, d»
P. A.-candidaten en zij die niet op het Ad
vies stonden, waardoor dezen laatsten 'a
stempel van oppositie of erger nog, van*
dissidentie werd opgedrukt. Hetzelfde gold
voor de actie, die men voor de niet P. A.-
candidaten meende te moeten ontwikkelen.
Ook op deze actie werd zoo luidde d»
grief, het karakter van oppositie-tegen-
de-leiding of van dissidentie opgedrukt,
terwijl zij toch volkomen toelaatbaar wa»
en zich bewoog binnen het raam der regle
mentaire bepalingen.
Aan deze grieven is door de ontworpen
regeling volledig tegemoet gekomen.
De leiding der verkiezingprocedure, zoo
dra deze personen raakt, berust volgens hel
ontwerp der Commissie in handen van d»
Algemeene Vergaderingen der Rijkskies-
kringorganisaties.
Het onpersoonlijk kwaliteiten-schema,
door het Centraal College vastgesteld, ia
de factor centralisatie. Behoudens in onder
deelen houdt hiermede de inwerking van dd
centralisatie-idee op.
Daarop laat de Commissie onmiddellijk d»
decentralisatie gedachte op ruime schaal
tot haar recht komen, want onmiddellijk
treden alsdan de Kringorganisaties op in
eene hoogst belangrijke werkzaamheid
Het eerste bezwaar tegen hef
Politiek advies ondervangen.
Ongetwijfeld wordt hierdoor ondervangen
het groote bezwaar van het log en moeilijk
werken van één Centraal Adviescollege,
waarbij afgevaardigden uit den eer-en Kies
kring zich onthouden een oordeel te vormen
over het advies voor andere Kringen, om
dat zij van die Kringen niet of niet voldoen,
de op de hoogte zijn en tenslotte vrijwel
uitsluitend afhangen van de voorlichting
van een beperkt aantal afgevaardigden uil
die Kringen, en waarbij de zorg voor het
plaatsen op de officiëele lijst van „special»
kwalitteiten" door de afgevaardigden vaa
den eenen Kieskring werd overgelaten aan
de andere Kieskringen, tengevolge waarvan
op dit punt geen resultaat werd verkregen.
Ook wordt door deze regeling de belang
rijkheid der Algemeene Vergaderingen der
Kringorganisaties sterk verhoogd, hetgeen,
van algemeen organisatorisch standpunt be
zien, toe te juichen is. De vitaliteit der
Kringorganisaties wordt er door verhoogd*