Een tocht door de wolken. De Zwarte Schoenmaker NUMMER 3 ZEVENDE JAARGANG 1927 3=LC VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN I die der Christen-Indianen, behoorende tot den stam der Guarayos. Ze hadden met deze Guarayos vroeger ook vele betrekkingen, maar bij gelegenheid van een feest kwam het tot een verwijdering, die naderhand tot voortdurende vijande lijkheden leidde. De Sirionos werden echter geen vijanden der blanken. De blanken kwamen nog verscheidene kee- ren in hunne dorpen zonder lastig ge vallen te worden. Maar omdat vooral doorreizende kooplui uit vrees voor hen nog al eens met vuurwapenen schoten, werden zij verbitterd en verloren alle vertrouwen in de blanken. Nu zijn ze hun hevigste vijanden eveneens van de andere Indianenstammen, omdat ze nie mand meer vertrouwen die niet tot de Sirionos behoort. Ze willen met niemand onderhandelen en als ze vreemdelingen ontmoeten dan spannen ze hun bogen en richten al op hen vanuit hun hinderlaag. Deze oorlogszuchtige, wilde stam is 10.000 tot 15.000 man sterk en leeft in de oerwouden van den Pampas nabij de rivieren en meeren van Bibosi, Guarayo, Carmen en Lorette de Mojos en eveneens aan de Piray, die een gebied doorstroomt van circa 100 uren lengte. Ze doen niet aan landbouw en leven slechts van jacht, visscherij en wat de wouden hun aan vruch ten opleveren. Ze zijn kastanjebruin van kleur. Dikwijls treft men ook blanken onder hen aan, die nooit verder zijn ge weest dan onder de duistere schaduwen der oerwoudenboomen en wier teint op den duur verbleekt is ook wel blanken met blauwe oogenmaar deze laatste stammen af van gevangen genomen rei zigers of van de ontvoerde kinderen uit de steden en dorpen hunner vijanden. Sporadisch komen er ook koolzwarte Indianen onder hen voor, die vermoedelijk afstammen van weggeloopen negersla ven. Allen, mannen en vrouwen, beperken hun kleeding tot het allernoodzakelijkste, snijden hun haar door middel van een scherpen steen of mosselschaal tamelijk kort af en kennen geen opsmuk. Hunne hutten zijn uiterst primitief en bestaan slechts uit groote palmbladeren die over een p3al hangen. Hun wapenen zijn boog en pijl. De boog is dik en zwaar en onbe holpen lang (tot 3 en 4 ML) en alleen de Sirionos-Indianen kunnen hem met de buitengewone kracht hunner handen spannen. De pijlen zijn ongeveer een vinger dik en eveneens drie tot vier M. lang zij zijn evenals de bogen uit het pikzwarte, taaie en buigzame hout van de Chontapalm gesneden. Aan de spits der pijlen zijn scheive houtei. weerhaken of vischgraten bevestigd, die eenige cen timeters lang zijn, zoodat men de pijlen slechts ,moeüijk uit de wonde verwijderen kan. De vervaardiging der wapens kost door het volkomen gemis aan ijzeren werktuigen veel tijd en moeite. Al het wild, dat in die streken in verbazende menigten, voorkomt, maar ook visch, schieten zij met boog en pijl of vangen ze met slingers, die uit de nerven van palmbladeren vervaardigd worden. Achter boomen en in hinlerlagen verscholen, wachten ze de reizigers en de schippers op de rivieren af, om ze te dooden en hun ijzeren werktuigen en messen in bezit te krijgen. Huisdieren kent de Siriono niet, zelfs geen honden, omdat men er geen voer voor heeft en vooral ook, omdat door het blaffen de schuilplaatsen der Indianen verraden zouden worden. Hier en daar verzamelen Ze wilde honing van de boomen, die ze met water aanmengen in houten nappen, die ver kregen worden door blokken hout uit te branden met kolen en spaanders. Ze ma ken vuur door stukken hout razend vlug tegen elkander te wrijven, zoodat er vonken afspringen, die in houtwol worden opgevangen. Opvallend is hun onrustige blik, waar mee ze als het ware geen voorwerp in zijn geheel kunnen opnemen, terwijl ze xn werkelijkheid als valken alles merken, wat rondom hen gebeurt. Het is evenwel zeer goed te verklaren uit hun levens wijze. Zij wonen immers haast uitsluitend in de schaduwen der oerwouden, temid den van slingerplanten en varens, waar onder giftspinnen en alle mogelijke ge vaarlijke insecten huizen en roofdieren van allerlei soort. Door dat de Sirionos altijd door gevaren omgeven zijn en uit sluitend van jacht leven, moeten ze voort durend op hun hoede zijn en hun aan dacht concentreeren op alles, wat er rondom hen gebeurt, zoodat hun oogen geen oogenblik rust hebben, zoodat ze niets fixeeren en alles maar vluchtig be schouwen, opdat hun ook niet het ge ringste ontgaat. Welke religieuze begrippen deze men- schen hebben, en of ze die wel hebben, •,veet men niet. Ze schijnen te gelooven aan een hooger wezen, al is het dan ook zeer onrvoikomen. Een en andsr valt oi ten maken uit hun vreemdsoortig ritueel om hun kinderen te „berooken." Komt door omstandigheden een Sirono met zijn zoon of dochter in aanraking met een christen, dan berookt de man zijn kin deren met zijn tabakspijp, waarschijnlijk om hen te beschermen tegen den invloed, die een christen mogelijk op hen kan uit oefenen en de kinderen bestrijken hun borst en armen en andere lichaamsdeelen met de voorwerpen en tanden die ze aan hun halssnoer dragen. Hun dooden wor den uiterst onverschillig behandeld. De lijken worden tusschen twee palmblade ren gelegd en zoo in den grond gestopt. Sterft een Siriono op een zijner lange zwerftochten, dan wordt hij in half zittende houding tegen den voet van een boom neergezet en zoo achtergelaten. In de missie der Guarayos vallen telken jare vele slachtoffers ten prooi aan den haat der Sirionos. Daar ze met geen en kelen beschaafden stam betrekkingen wil len aanknoopen, ontbreekt het hun aan alle mogelijke werktuigen en om deze toch te bemachtigen houden ze dikwijls strooptochten in de dorpen hunner vij anden of vallen de vreemdelingen aan en vermoorden hen, dikwijls terwille van een stuk ijzer. De eenigen, die zij niet of zeer zelden zullen aanranden, zijn de' Franciscanen, wier kleeding zij al sinds honderd jaren in hun omgeving hebben gezien en wier habijt zij met hun valkenoogen al van uit de verte kunnen onderscheiden, zelfs van onder de reis mantels der priesters. Zij weten heel goed, dat de Franciscanen ergens bij een boom stronk of in het gras messen en bijlen en zwaarden en alles wat van gading is zullen neerleggen. Als de Sirionos de missionarissen toevallig ontmoeten, gaan ze hen schuw uit den weg, maar halen later heimelijk en vol vreugde de achter gebleven wapenen weg Als de Sirionos een moord bedreven hebben, vluchten ze ijlings van die plaats de wouden in, soms vijf tot zes dag- marschen verder. Het is zeer moeilijk de daders op het spoor te komen. Omdat er geen gebaande wegen zijn en ze op de zelfde manier als de diren van het woud zich verplaatsen, is meestal zeer moeilijk na te gaan vanwaar zij gekomen zijn en waar ze heentrekken. Maar de Guarayos zijn over het alge meen uitstekende padvinders, die uit de minste onregelmatigheid aan een of an dere plant of boom kunnen opmaken, waarheen de daders uitgeweken zijn. De Sirionos weten dit en trachten voorzichtig hun sporen uit te w;sschen. Om het spoor te doen verdwijnen loo- pen of springen ze dikwijls uren lang over takken en boomstammen om op die ma nier hun weg te vervolgen. Veelal her kent men hun weg uit de gewoonte, die zij hebben om hier en daar takken te breken om later den weg terug te kunnen vinden. 4 Als de Sirionos zich door vijanden om ringd zien, laten ze zich liever dooden, dan zich vrijwillig over te geven. De on verzoenlijke haat, d»": de Sirionos dra gen tegen allen die niet tot hun stam behooren, maakt het uiterst moeilijk voor den missionaris met hen in aanra king te komen. Toen ze onlangs de in Santa Cruz aangekochte missie-booten overvielen en beroofden en een gedeelte der bemanning vermoordden heeft een zestigtal Guarayos-I tdianen onder aan voering van den leekebroeder P. Wolf gang hen achtervolgd om hen schrik aan te jagen. Er heeft een heftig gevecht van man tegen man plaats gehad, waarbij aan weerskanten dooden en gewonden vie len. Hoewel de verstandhoudingen met de buren niet juist van de hartelijkste en meest ideale zijn, is er ook veel wat mooi en goed is in deze van de buitenwereld afgezonderde missie. De vijf missie staties zijn in acht uren te bereizen. Er zijn plekken in onze missielanden waar men door het tropische natuur schoon als betooverd wordt. Bloesems, zoo groot als bloemkorven, hangen vanaf hooge lianen tot boven de rivier als aan fijne groenzijden draden en de planten buigen en deinen op de lichte, zoele tropenwind als in een gracieus Oostersch ballet. De kleurenpracht kan door geen kunstschilder worden nagebootst. De met bloemen overladen gewassen en hooge platanen groeien in Gods open, vrije natuur, zoo weelderig als in broei kassen en in den morgen als de zon op komt en zij de vroege ochtendnevels op de rivier verdrijft, bieden de bedauwde grassen en bloemen een aanblik, zooals Noorderlingen slechts op een zeldzamen zomermorgen zullen kunnen genieten. De missionaris, die zijn kamer iederen dag kan voldragen met kostelijke, en versche bloemen, leeft hier zijn verbor gen leven als in een paradijs. Van een vliegtocht met een machine der K.L.M. van Hamburg naar Kopen hagen vertelt een redacteur van de N.R. Crt. Den volgenden morgen zouden we om tien uur (uit Hamburg) vertrekken. Smirnoff (de bestuurder van het vlieg tuig) waarschuwde ons dat hij waarschijn lijk een beetje hoog zou moeten gaan om te trachten boven den wind in rusti ger luchtlagen te komen, waaraan echter niet het minste gevaar verbonden was of kon zijn. Deen en Engelschman waren present en de bemanning van onze Fok ker VII werd nu gecompleteerd door een Amerikaan, die tot de weinige gelukkige stervelingen behoorde, die een 25 jaar jongere vrouw overal ter wereld als zijn dochter kan voorstellen zonder dat ie mand iets anders kan doen dan een be leefd gezicht zetten en de mededeeling ondanks gerechten twijfel, als feit aan- aanvaarden. We hadden ons gespitst op de Hol- steinische Schweiz en daarna de Deen- sche eilanden van de lucht uit gezien, maar reeds na vijf minuten begon Smir noff te stijgen, tot in de onderste wolken lagen, die er uitzagen als groezelig ge worden watten in een Kerstmisuitstalling. Af en toe doemden tusschen twee wolken flarden nog een brokje van den aardbodem op, maar er was al geen onderscheid meer te zien tusschen water en grond, weg en woning en op twee duizend meter zaten we eindelijk, nog wel niet boven den wind, maar althans boven de wolken. De aan blik die zich nu bood, deed ons het ge mis van de Holsteinische Schweiz spoe dig vergeten door zijn deels ontroerende deels ontzagwekkende schoonheid. Wij kenden 't uitzicht bij 't station Wolken- meer van de Jungfraubahn en op andere bergen, maar dit wordt vrij spoedig een tonig omdat de wolkgevaarten één van vorm en kleur blijven en te lang boven dezelfde plek blijven hangen. Maar nu gleden we boven en toch door die wolken heen en terwijl zich onder ons een onaf zienbaar en geheel vlak ijsveld scheen uit te strekken, verhieven zich aan den horizon telkens nieuwe wolkenopstape lingen die de grilligste en meest fantas tische vormen aannamen of tenminste schenen aan te nemen, want het is ook mogelijk dat het effect bereikt werd door de snelheid waarmee ons vliegtuig zich langs die gevaarte bewoog. Boven ons was de hemel heel licht pastelblauw en de randen der voorbijvliegende wolken werden, nu en dan, uit de verte getroffen door een wit-gouden straal van een zon, die we nergens konden ontdekken. Men kreeg het gevoel alsof men zich zóó zou willen nedervlijen in dit enorme bed van witte zwanenvederen, om hier van de absolute rust, het volkomen Nirwanah te genieten. Zoo sterk was die sensatie dat we het geklapper van den motor niet meer hoorden, dat ook de meest lucht- zieke reiziger niet dan in uiterste^ nood zaak zijn luchtzak gebruikte om althans zijn medepassagiers niet te storen in de aanschouwing van dit witte sprookjes land. We dachten aan Amundsen, Wil- kins, Shackleton en begonnen ten minste een onvolkomen begrip te krijgen van wat hen telkens weer dreef naar de wijde eenzaamheid van de poolstreken en we Zouden hen over het ijsvlak aan onze voeten tegemoet hebben willen snel len. Plotseling tikten venijnige hagelkor rels aan onze ruiten en kaatsten terug van Smirnoff's oliejas, en geen minuut later werden we omvangen en opgeslurpt door een pikzwarte wolk, alsof we ver oordeeld waren zoo uit het witte land der droomen de donkere hellepoort binnen te varen. Maar Smirnoff deed eenige fiksche rukken naar boven en even spoedig als de zwarte nacht ons omvat had, maakte hij ons weer vrij en op ruim 2500 M. hoogte kwamen de witte wolken weer te voorschijn. Nochtans was het toover- beeld gebroken de ijsvlakte onder ons was verdwenen, en we dansten nu voort over een grauwen, morsigen vloer de horizon scheen zich te vernauwen, de wit-gouden stralen vlamden niet meer op en onze pastelblauwe koepel werd als doorzeefd met losse rookkolommen, die een onzichtbare locomotief door even onzichtbare openingen naar beneden scheen te spuien. Op dat oogenblik hadden we niet het minste besef dat Smirnoff tegen den woedensten orkaan aankampte en al dien tijd opgetornd had, die hem in zijn elf jarige vliegerloopbaan op het lijf gevallen was wel trilde onze vogel hevig en waren we nu en dan flink dooreengeschud, maar de snelheidsmeter wees 200 K.M. per uur en we moesten binnen een kwar tier in Kopenhagen zijn Wij begonnen inderdaad te dalen en na korten tijd zagen we diep, heel diep onder ons groote witte schuimkoppen, die zich met woedend geweld op de vlakke, weerlooze kust van een klein eilandje wierpen, als wilden ze het in één stormaanval doen weg zinken in de oneindige diepten. Dan wees Smirnoff met iets als triomf in zijn blik op een soort lang gerekt kruis, beneden, en onze Deensche buurman, die de route van a tot z kende, brulde ons in het oor „daar ligt de Junker die voor ons ver trokken is". Toen begonnen wij iets van de kracht van den storm te bevroeden en de mogelijkheid te beseffen van een noodlanding, maar het feit dat de con current met 3 motoren den strijd tegen den orkaan had moeten opgeven, scheen Smirnoff's wil en spieren te stalen en slechts met vaster greep omklemde hij zijn stuur. Onze bereisde Deen liet nu telkens een vinger breed ijzig koude, maar wel dadig frissche lucht binnen, waardoor wij beiden voor luchtziekte bewaard bleven, die alle andere passagiers in hevige mate bevangen had, zij is echter spoediger voorbij dan zeeziekte, wat het beste be wezen werd door onze eenige vrouwelijke passagier, die een paar minuten na ieder offer, alweer in volmaakte gezondheid aan het bijwerken van wangen en lipjes toog, wier frissche kleur telkens een weinig geleden had. We zagen nu af en toe een flits van het landschap beneden, maar Smirnoff hield zooveel mogelijk de kustlijn, omdat een nog altijd dreigende noodlanding het gemakkelijkst uitvoerbaar zou zijn op een strand of een ander vlak terrein dat meestal langs de kust wel aanwezig is. Wij kregen van het landschap dan cok heel weinig te zien en van de bedrijvig heid in de dorpen nog minder, omdat het Zondag was en alles daar stil stond. De kleinere Deensche eilanden zijn zeer schaars bevolkt, er loopt een kinderach tig spoorlijntje langs één stel rails en van verweerde burchten en oude kasteelen die er hier en daar moeten zijn, zelfs nog uit den tijd der Noormannen, hebben we nergens een spoor kunnen ontdekken. Kerkjes en boerenhofsteden zijn van de primitiefste constructie, maar zoo uit de lucht lijkt alles wel netjes bijeen geharkt en later in den zomer moeten de golvende korenvelden er is haast geen woeste grond en frissche weiden wel een groote weelde van kleuren ten toon spreiden. Met bijna twee uur vertraging landden we, na een paar sierlijke pirouettes op het vliegveld Kastrup, een kilometer of acht bezuiden Kopenhagen en de eerste die ons tegemoet vloog was een jonge blonde vrouw in haar Zondagsche kleeren, die den in zijn oliejas ontoonbaren Smirnoff om den hals viel met de zegenpralende mededeeling „De Junkers ligt op Lange- land dat hadden we gezien en de Zweed ligt bij Rödby op Laaland en nog een Duitscher ligt hier 20 K.M. vandaan jij alleen bent er doorheen gekomen 1" Ook de vertegenwoordiger van de K.L.M. en de Deensche autoriteiten wenschten Smirnoff met zijn prestatie geluk, maar eerstgenoemde voegde er onmiddellijk tegenover ons aan toe dat er geen sprake kon zijn van voortzetting van den tocht naar Malmö, ofschoon dit in vliegertaai een „sprong" van slechts 20 minuten over de groote Belt heette en dat we tot Maandag moesten wachten, Er stond een wind van 25 M. per seconde en ofschoon we nog niet weten wat dit precies beduidt, ondervonden we aan het heerlijk loswaaien van onze verstijfde ledematen dat het inderdaad flink stormde en we prezen het beleid en de voorzich tigheid van hen die over ons welzijn waakten. ALTIJD ROYAAL. In de kerk te Dantzig laat men nog den stoel zien, waarop Czaar Peter de Groote naast den burgemeester dezer stad de preek aanhoorde. Toen het schelletje van de collecte werd gehoord, tastte Peter in zijn zak en legde een dukaat vóór zich. De burge meester denkt„Ho ho 1 wat zoo'n vreemdeling kan doen, dat kan ik ook doen, haalt insgelijks een dukaat uit den zak en legt dien voor zich neer. Zoo be daard mogelijk legt Peter een tweede goud stuk naast het eerste. De burgemeester evenzoo. Zoo gaat het voort, totdat ieder zes dukaten vóór zich heeft liggen. Het armenzakje is inmiddels genaderd en ,komt natuurlijk het eerst bij den hoog- loffelijken magistraat, bij den regeeren den burgemeester, die het geheele hoopje goudstukken er in werpt. Peter echter. offert maar één dukaat en steekt de vijf andere doodleuk in zijn zak. VOOR DE HUISKAMER Toen riep hij luide „Mevrouw Schu macher 1 Wat hebt u daar een vreemd soortige kinderen Wat zie ik Den burgemeester van Walchwijl? Wat men al niet beleeftWel heere mijn tijd Ik had u stellig hier niet gezocht, naar hetgeen de waard uit „de Ram" mij een kwartier geleden verhaalde. Gegroet 1 GegroetIk wou juist naar den heer Schumacher gaan om met hem te spre ken over u en op welke wijzj wij gedaan konden krijgen, (Jat gij op eerewoord uit den Timpis verlost kondt worden. En nu zit gij hier bij c}e lieve mevrouw Schumacher en hare keve dochter en zingt vroolijk en opgeruimd het oude volksliedje „Zizilelli, Zizilelli, stand uf und mach es LiechtMaar ik wil u niet langer storen en wensch slechts te vernomen, of mijn vriend Schumacher alleen op zijn kamer is enof ik hem kan spreken." „Zeker, mijnheer de advocaathij zit in zijn studeervertrek," sprak de huisvrouw. „Seppeli, zeg tegen vader, dat de heer Schicker hem verlangt te spreken Mijn man heeft niet gaarne, dat iemand, al is het Ook zijn beste vriend, zoo plotse ling komt binnenvallen. Zet u een oogen blik naast ons neer, mijnheer de advo caat." „Dank u Zooals het uwen man gaat, is het met mij eveneens het geval. Een advocaat heeft meestal verschillende pa pieren op tafel, waarin hij niemand, zelfs zijn besten vriend niet, een blik mag gunnen," zeide Schicker. Daarna liep hij vriendelijk groetend naar Heinrich Zurlauben, die intusschen wat van zijne verlegenheid bekomen was. „Ik bedank u wel voor uwe goede bedoelingen te mijnen opzichte, mijnheer Schicker," zeide de heer Heinrich ietwat gedwongen. Zooals u ziet, is de zwarte ik bedoel mijnheer Schumacher, u vóór geweest. Werkelijk zat ik een uur geleden nog in den Timpis. Hm geen bijster aangenaam vertrek op mijn woord van eer 1" „Men heeft u schandelijk behandeld, mijnheer de burgemeester 1" sprak Schic ker. „Maar het blad zal omgekeerd wor den Spoedig zullen andere heeren in den Timpis zitten, of, als het gaat, zooals ik het verlang en met mij alle ware vrien den van ons dierbaar vaderland, dan komen ze in den Kaibentoren, de plaats waar zij behooren. Want ik denk, dat men bij een onderzoek, dat wij bij de eerstvolgende zitting begeeren, zaken vernemen, die criminaliter nota bene criminalitermet de uiterste voorzich tigheid dienen behandeld te worden." Seppeli kwam terug met de tijding, dat vader met verlangen de komst van zijn vriend tegemoet zag. „Mijnheer zou vader een groot pleizier doen, dade lijk te komen." Schicker boog voor de dames en den baron en zocht zijn confrater op. „De man valt niet in mijn smaak," Zei de arrestant tot mevrouw Schumacher. „Hij wil van mijn verschil met oom Fidel gebruik maken, om een politiek doel te bereiken. Een echte volkstribuun 1 Kom, Zizilelli wij zullen ons daarmee maar niet langer ophouden laat ons liever met de pop spelen. Dat is plei- Zieriger En hij nam de kleine, die uit schrik voor den vreemden advocaat achter moe ders schort haar toevlucht genomen had, op de knie en speelde op die manier paardje met het meisje, daarbij een oud kinderrijmpje zingende „Rite, rite Rösseli, Z'Bade stoht es Schlösseli" Zoodat Zizilelli het uitschreeuwde van pret. Daarna verlangde zij echter beslist dat de vroolijke „oome" het vorige lied herhaalde „Zizilelli, Zizilelli, Stand uf und mach es liecht want zij had begrepen, dat dit gezang van een meisje handelde, dat denzelfden naam droeg als zij. „Ti-ti-h-li trachtte zij herhaaldelijk te zeggen en Seppeli zong met hare zachte melodieuse stem mede, onderwijl druk aan het doek naaiende dat zij over de knieën had uitgespreid. Zurlauben zong eveneens schoon, zoodat bas en alt samen welluidend klonken. Het gevolg was, dat mevrouw Kreuel, de buurvrouw nieuwsgierig toeluisterde. Hoe zij haar hoornen bril ook heen en weer bewoog, het wilde haar niet gelukken den persoon te ontdekken, die het gezang van het jonge meisje accompagneerde. „Heer burgemeester," sprak mevrouw Schumacher een oogenblik later met een onvriendelijk glimlachje, „het is zonde en jammer, dat gij niet vrouw en kinderen hebt Zoo lief, zoo aardig heb ik nog nooit een manspersoon met een kind zien spelen. Mijn man is ook goed voor de kinderen, dat is waar maar gewoonlijk heeft hij het hoofd zoo vol gedachten, dat hij zich heelemaal niet met het jongvolk bemoeit." „Ja, Zizilelli heeft het ook dadelijk gemerkt Die kleine schelm 1" meende Seppeli. „Het kind is anders meestal schuw en angstig als er vreemden zijn. Gij kondt het zooeven zien, toen de advocaat Schicker hier kwam. Maar met u was zij dadelijk bevriend, ja, haast nog vertrouwelijker dan met vader 1" „Dat uwe vrouw ook zoo jong moest steryen, en de kleine ook 1" zei mevrouw Schumacher en schudde het hoofd. „Het was een lieve, goede brave ziel, die Ba- beli (Barbara) KranzliEn beeldschoon „God weet het 1 't Was een harde slag voor mij antwoordde heer Heinrich. „De goede Babeli had te eenigen tijd een beter mensch van mij gemaakt 1" - De jonge weduwnaar had dez^ woorden met een plotselinge opwelling van ware droefheid gesproken, zooals men dit dik wijls bij personen opmerkt, die of heel weemoedig gestemd zijn, of niet genoeg kracht bezitten om zichzelven te kunnen beheerschen. De beide vrouwen blikten haast ver schrikt van hun naaiwerk op en mevrouw Schumacher haastte zich te zeggen „Kom kom Als er geen slechter menschen in de stad waren, danIk ten minste, ver klaar u ronduit, u volstrekt niet te ver achten. Neen, ik beschouw u nog tot op dit oogepblik als een f linken jongen man al was het slechts met het oog op Babeli, die u altijd teeder beminde en wie gij ook immer achting en eerbied toegedragen hebt, wat booze tongen ook mogen ver- lellen. En ik zou denken, dat het wellicht voor u het beste was, andermaal naar eene goede brave christelijke echtgenoo- te om te zien. Hadt ge een gezellig tehuis en een lieve vrouw, die uwe komst met verlangen en blijdschap tegemoet zag, dan zoudt ge niet te lang uitblijven, niet uit verveling zoo vaak de kroeg binnengaan maar meer thuis zijn en uw geluk bij uwe echtgenoote zoeken. Zie, dat is het eenige, wat ik op uw gedrag aan te merken heb. Gij ziet, ik spreek vrij en openhartig. Ver geef mij indien ik misschien wat al te dui delijk mijne gedachten bekend maakte." Seppeli was bij deze oud-frankische ea wel wat erg duidelijke wenken en raadgevingen zoo rood als een pioen ge worden. Zij beet zich uit verlegenheid in de onderlip en boog het hoofd over het naaiwerk, alsof zij verplicht was al haar aandacht te wijden aan den zoom, welke behoorlijk recht moest zijn. Zurlauben wierp een blik op moeder en dochter. Zeer goed begrepen hebbende, wat me vrouw Schun^cher had willen zeggen, antwoordde hij „Ik dank u wel, voor de zen goeden raad. Zoodra ik vrouw en kind onderhouden kan, hoop ik u en uwe lieve dochter eveneens te vragen, of gij een armen weduwnaar, niet te goeder naam en faam bekend, een braaf Zuger meisje kunt aanwijzen, dat den moed heeft hem te willen steunen enleiden Ik moet -u hierbij opmerken, dat gezegd meisje, indien zij niet rijk is en uit eene voorname familie stamt, niet behoeft te denken, ooit vriendelijk te worden aan gezien door mijne adellijke verwanten. De goede Babeli-zaliger heeft het tot hare droefheid ondervonden. Voor het oogen blik zou het mij echter haast onmogelijk zijn, vrouw en kind een onbezorgde toe komst te kunnen aanbieden. Mijne erfenis is niet grootde nalatenschap van den rij ken grootvader werd onder twee-en-twin- tig kinderen verdeeld. De tamelijk wel bezoldigde post van stadssecretaris werd mij, dank zij de goedheid van mijn oom Fidel, enkele jaren geleden ontnomen. En thans willen zij ook pogingen aan wenden den burgemeester van Walchwijl te degradeeren tot gewoon burger. Dan verlies ik die inkomsten bijgevolg ook. Maar ik hoop, dat binnen enkele dagen veranderingen plaats hebben. Evenwel, tot zoolang acht ik mij verplicht de ge dachte aan een tweede huwelijk opzij te zetten en ja, tot dien dag aanbreekt zal ik mij met mijn kleine Zezületi vermaken. Wij hebben de kleine lang genoeg laten wachten. Geef mij de hand maar, harte- diefje En toen de kleine met een ernstig ge laat de handjes in die van den burgemees ter lei, begonnen de dames te lachen. Zur lauben echter sprak „Dat is nog een ech te Zugerin Die bedenkt zich niet twee maal, als het op een huwelijk aankomt. Thans ben ik gevangen Zoo verliep in vroolijke scherts menig kwartiertje, tot men eindelijk het lachen moede werd. Daarna verhaalde Zurlauben op een vraag van Seppeli omtrent zijne reis naar Rome, de audiëntie bij den Heiligen Vader Paus Benedictus XIII, en hoe deze hem na vele smeekingen en na herhaalde be zoeken bij Kardinalen op aanbeveling van zijn oom, die toenmaals nog in leven was, Placidus, abt van Muri, eindelijk het kostbare lichaam der jonkvrouwe en mar telares Christina geschonken had. Hij kon goed vertellen en verhaalde van den rijk dom en pracht der St. Pieterskerk en van de grootsche plechtigheden in Rome's voornaamsten Tempel, zoodat moeder en dochter hem met aandacht volgden. Me vrouw Schumacher was een en al verba zing niet aldus Seppeli. Enkele anecdo- ten over zijne reisontmoetingen, dubbel zinnige „grappen", welke hij niet kon na laten zijne toehoorderessen te debiteeren, kwetsten de teergevoeligheid, beter het zedelijk gevoel der jonkvrouw. „Ik weet niet," dacht zij, „hij heeft een goed hart, maar is veel te lichtzinnig en te vrij in zijne uitdrukkingen l" Intusschen hadden Schumacher en Schicker een plan ontworpen, op welke wijze men de partij „de Linden" het mees te nadeel kon toebrengen. De raadsheer ontving zijn politieken vriend met de tijding „Thans heb ik het wapen in de hand, waarmee ik baron Fidel en nog menig ander lid, der tegen partij kan vernietigen 1" Zegevierend legde hij bij deze woorden zijne hand op de papieren van Heinrich Zurlauben. Daarop verklaarde hij met en kele woorden, wat hij te weten was ge komen en stond toe, dat zijn collega een blik in de schrifturen wierp. Haastig schreef Schicker de namen van degenen op, die van de pensions volonté genoten hadden, met bijvoeging van de grootte der som. Zijn grauw oog schitter de van leedvermaak. „Wij hebben ze zeide hij en sprong van zijn stoel op. „Natuurlijk Louter „Linden Als de sommen maar iets grooter waren Maar dat bedraagt gedurende die 25 jaren nogal iets sedert dien verwenschten bond van het jaar 1715 met rente, ja, inte rest op interest toch nog een aardig som metje Dit wil ik eens op mijn bedaarde gemak uitrekenen En in den mond van het volk worden allicht een paar nullen meer genoemd, Fama crecit cundo Ha, ha 1 De heer oud-burgemeester Ander- matt, die mij in zijne vermaardheid een „echt demagoog en oproerkraaier" noemt, zal verbaasd opkijken, als rit hem eerst daags even voorreken, dat hij de gemeen te 19. ja, misschien 20.000 livres schuldig is En de mindere man zal ons geloof schenken en ons beiden als Patres paiiiae en redders van het vaderland beschou wen, het volk verlossende van de partij der „Linden", die het heele Zwitserland aan Frankrijk zouden willen verkoopen Ik feliciteer u, mijnheer Schumacher, raadsheer, spoedig burgemeester 1" Krachtig schudde de bezoeker den raadsheer de hand. Deze had hem kalm aangehoord en antwoordde „Natuurlijk ben ik het met u eens, dat wij gebruik zullen maken van deze papieren, om de tegenwoordige regeering ten val te bren gen. Maar tot oneerlijke middelen leen ik mij niet en ook mogen slechts de schul digen gestraft worden. Fidel Zurlauben is schuldig, en daarom hoop ik, dat hij Zijn straf niet ontgaan zal. Maar de an dere heeren kunnen zonder zich aan recht en wet te vergrijpen, die „vrije ge schenken" uit zijn hand aangenomen hebben. Daarom ben ik er voor, dat men die aanname niet als misdrijf aanrekene. Maar in de toekomst moeten zulke ge vaarlijke misbruiken geweerd worden als zijnde den leden van het bestuur en elk vrij man in het kanton onwaardig." „Zeker, zeker en in schijn gaf Schic ker zijn vriend gelijk. „Rechtvaardigheid, niets anders Wij beoogen volkomen het zelfde doel. Als de andere heeren zich voor den nieuwen raad nota bene niet voor de „Linden", maar voor de har ten", die met Mei als bestuur aan het hoofd der gemeente staan, kunnen vrij pleiten, dan mogen zij voor mijn part in het bezit der pensions a volonté blijven. Er zal naar billijkheid over hen geoor deeld worden. Justitia est fundamentum regnorum Maar wanneer het blijkt, dat die pensions gediend hebben, om de lui het stilzwijgen op te leggen omtrent de geheime artikelen van het verbond, anno 1715, den zoogenaamden Trucklibund, dan moeten de schuldigen niet alleen de gelden, met interest op interest, tot den laatsten penning in de gemeentekas storten, maar zij verdienen bovendien nog eene voorbeeldige straf etiam cri minaliter „Gelooft gij werkelijk aan den „Truc klibund" of bediend gij u van dit woord om een middel te hebben, ten einde den geringen man wantrouwen tegen de re- geerende partij in te boezemen?" „Dat geheime overeenkomsten ge maakt zijn, is zoo zeker, als tweemaal twee vier is," antwoordde Schicker op een toon, waaruit zijn onwrikbaar geloof aan die artikels moest blijken. „Ik kan ge tuigen bijbrengen, die den oud-burge meester Andermatt daaromtrent hoorden spreken. Andermatt en zijn vriend, de oud-burgemeester Damian Weber, welke als gezanten den koning van Frankrijk bezochten, zou men daarnaar kunnen on dervragen." „Als er werkelijk een geheim verdrag tusschen de katholieken kantons en den koning van Frankrijk gesloten is, en men Zelfs den raadsleden de voorwaarden niet bekend maakte, beschouw ik dat als een crimen laesae libertatis, als een verraad tegen het vaderland 1" sprak Schumacher en zijne oogen fonkelden van toorn. „De zaak dient onderzocht te worden. Beide oud-burgemeesters moeten gevangen geno men worden en als de indicia zulks toe laten, moet men desnoods door de fol tering tot de ontdekking komen." De advocaat Schicker was het daar volkomen mee eens. Beide mannen overlegden nu, of het beter ware,, deze zaken eerst later ter sprake te brengen, of dat nog in de eerst volgende zitting van den raad, waarin de partij der „Linden" de overhand had. Een onderzoek bij baron Fidel moest aangedrongen worden. Na rijpe overwe ging besloot men tot het laatste. „De aanklacht steunt op gewichtige gronden," meende Schicker. „De raad zal een onderzoek niet kunnen afwijzen anders geeft hij ons een nieuw wapen in handen. In elk geval brengt die aan vraag verwarring in de gelederen. De raadsleden, die enkele ducaten aangeno men hebben, zullen een aanklacht vree- zen en het eerst tegen den baron uitvaren, om zoodoende te bewijzen, dat zij on schuldig zijn en niet van partijzucht kun nen verdacht worden. Wellicht, wat zeg ik, hoogstwaarschijnlijk gelukt het ons, Fidel bij den eersten aanloop te doen vallen. En de val van het hoofd beteekent die van de geheele partij. En iets aange namer. kunnen wij voor de aanstaande verkiezing niet hooen. Laat mij begaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 11