Een tocht door de wolken.
De Zwarte Schoenmaker
NUMMER 3
ZEVENDE JAARGANG 1927
3=LC
VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN
I
die der Christen-Indianen, behoorende
tot den stam der Guarayos. Ze hadden
met deze Guarayos vroeger ook vele
betrekkingen, maar bij gelegenheid van
een feest kwam het tot een verwijdering,
die naderhand tot voortdurende vijande
lijkheden leidde. De Sirionos werden
echter geen vijanden der blanken. De
blanken kwamen nog verscheidene kee-
ren in hunne dorpen zonder lastig ge
vallen te worden. Maar omdat vooral
doorreizende kooplui uit vrees voor hen
nog al eens met vuurwapenen schoten,
werden zij verbitterd en verloren alle
vertrouwen in de blanken. Nu zijn ze
hun hevigste vijanden eveneens van de
andere Indianenstammen, omdat ze nie
mand meer vertrouwen die niet tot de
Sirionos behoort. Ze willen met niemand
onderhandelen en als ze vreemdelingen
ontmoeten dan spannen ze hun bogen en
richten al op hen vanuit hun hinderlaag.
Deze oorlogszuchtige, wilde stam is
10.000 tot 15.000 man sterk en leeft in de
oerwouden van den Pampas nabij de
rivieren en meeren van Bibosi, Guarayo,
Carmen en Lorette de Mojos en eveneens
aan de Piray, die een gebied doorstroomt
van circa 100 uren lengte. Ze doen niet
aan landbouw en leven slechts van jacht,
visscherij en wat de wouden hun aan vruch
ten opleveren. Ze zijn kastanjebruin van
kleur. Dikwijls treft men ook blanken
onder hen aan, die nooit verder zijn ge
weest dan onder de duistere schaduwen
der oerwoudenboomen en wier teint op
den duur verbleekt is ook wel blanken
met blauwe oogenmaar deze laatste
stammen af van gevangen genomen rei
zigers of van de ontvoerde kinderen uit
de steden en dorpen hunner vijanden.
Sporadisch komen er ook koolzwarte
Indianen onder hen voor, die vermoedelijk
afstammen van weggeloopen negersla
ven.
Allen, mannen en vrouwen, beperken
hun kleeding tot het allernoodzakelijkste,
snijden hun haar door middel van een
scherpen steen of mosselschaal tamelijk
kort af en kennen geen opsmuk. Hunne
hutten zijn uiterst primitief en bestaan
slechts uit groote palmbladeren die over
een p3al hangen. Hun wapenen zijn boog
en pijl. De boog is dik en zwaar en onbe
holpen lang (tot 3 en 4 ML) en alleen
de Sirionos-Indianen kunnen hem met de
buitengewone kracht hunner handen
spannen. De pijlen zijn ongeveer een
vinger dik en eveneens drie tot vier M.
lang zij zijn evenals de bogen uit het
pikzwarte, taaie en buigzame hout van
de Chontapalm gesneden. Aan de spits
der pijlen zijn scheive houtei. weerhaken
of vischgraten bevestigd, die eenige cen
timeters lang zijn, zoodat men de pijlen
slechts ,moeüijk uit de wonde verwijderen
kan. De vervaardiging der wapens kost
door het volkomen gemis aan ijzeren
werktuigen veel tijd en moeite. Al het
wild, dat in die streken in verbazende
menigten, voorkomt, maar ook visch,
schieten zij met boog en pijl of vangen
ze met slingers, die uit de nerven van
palmbladeren vervaardigd worden. Achter
boomen en in hinlerlagen verscholen,
wachten ze de reizigers en de schippers
op de rivieren af, om ze te dooden en
hun ijzeren werktuigen en messen in
bezit te krijgen.
Huisdieren kent de Siriono niet, zelfs
geen honden, omdat men er geen voer
voor heeft en vooral ook, omdat door het
blaffen de schuilplaatsen der Indianen
verraden zouden worden.
Hier en daar verzamelen Ze wilde
honing van de boomen, die ze met water
aanmengen in houten nappen, die ver
kregen worden door blokken hout uit te
branden met kolen en spaanders. Ze ma
ken vuur door stukken hout razend vlug
tegen elkander te wrijven, zoodat er
vonken afspringen, die in houtwol worden
opgevangen.
Opvallend is hun onrustige blik, waar
mee ze als het ware geen voorwerp in zijn
geheel kunnen opnemen, terwijl ze xn
werkelijkheid als valken alles merken,
wat rondom hen gebeurt. Het is evenwel
zeer goed te verklaren uit hun levens
wijze. Zij wonen immers haast uitsluitend
in de schaduwen der oerwouden, temid
den van slingerplanten en varens, waar
onder giftspinnen en alle mogelijke ge
vaarlijke insecten huizen en roofdieren
van allerlei soort. Door dat de Sirionos
altijd door gevaren omgeven zijn en uit
sluitend van jacht leven, moeten ze voort
durend op hun hoede zijn en hun aan
dacht concentreeren op alles, wat er
rondom hen gebeurt, zoodat hun oogen
geen oogenblik rust hebben, zoodat ze
niets fixeeren en alles maar vluchtig be
schouwen, opdat hun ook niet het ge
ringste ontgaat.
Welke religieuze begrippen deze men-
schen hebben, en of ze die wel hebben,
•,veet men niet. Ze schijnen te gelooven
aan een hooger wezen, al is het dan ook
zeer onrvoikomen. Een en andsr valt oi
ten maken uit hun vreemdsoortig ritueel
om hun kinderen te „berooken." Komt
door omstandigheden een Sirono met zijn
zoon of dochter in aanraking met een
christen, dan berookt de man zijn kin
deren met zijn tabakspijp, waarschijnlijk
om hen te beschermen tegen den invloed,
die een christen mogelijk op hen kan uit
oefenen en de kinderen bestrijken hun
borst en armen en andere lichaamsdeelen
met de voorwerpen en tanden die ze aan
hun halssnoer dragen. Hun dooden wor
den uiterst onverschillig behandeld. De
lijken worden tusschen twee palmblade
ren gelegd en zoo in den grond gestopt.
Sterft een Siriono op een zijner lange
zwerftochten, dan wordt hij in half
zittende houding tegen den voet van een
boom neergezet en zoo achtergelaten.
In de missie der Guarayos vallen telken
jare vele slachtoffers ten prooi aan den
haat der Sirionos. Daar ze met geen en
kelen beschaafden stam betrekkingen wil
len aanknoopen, ontbreekt het hun aan
alle mogelijke werktuigen en om deze
toch te bemachtigen houden ze dikwijls
strooptochten in de dorpen hunner vij
anden of vallen de vreemdelingen aan
en vermoorden hen, dikwijls terwille
van een stuk ijzer. De eenigen, die zij
niet of zeer zelden zullen aanranden, zijn
de' Franciscanen, wier kleeding zij al
sinds honderd jaren in hun omgeving
hebben gezien en wier habijt zij met hun
valkenoogen al van uit de verte kunnen
onderscheiden, zelfs van onder de reis
mantels der priesters. Zij weten heel goed,
dat de Franciscanen ergens bij een boom
stronk of in het gras messen en bijlen en
zwaarden en alles wat van gading is
zullen neerleggen. Als de Sirionos de
missionarissen toevallig ontmoeten, gaan
ze hen schuw uit den weg, maar halen
later heimelijk en vol vreugde de achter
gebleven wapenen weg
Als de Sirionos een moord bedreven
hebben, vluchten ze ijlings van die plaats
de wouden in, soms vijf tot zes dag-
marschen verder. Het is zeer moeilijk de
daders op het spoor te komen. Omdat er
geen gebaande wegen zijn en ze op de
zelfde manier als de diren van het woud
zich verplaatsen, is meestal zeer moeilijk
na te gaan vanwaar zij gekomen zijn en
waar ze heentrekken.
Maar de Guarayos zijn over het alge
meen uitstekende padvinders, die uit de
minste onregelmatigheid aan een of an
dere plant of boom kunnen opmaken,
waarheen de daders uitgeweken zijn. De
Sirionos weten dit en trachten voorzichtig
hun sporen uit te w;sschen.
Om het spoor te doen verdwijnen loo-
pen of springen ze dikwijls uren lang over
takken en boomstammen om op die ma
nier hun weg te vervolgen. Veelal her
kent men hun weg uit de gewoonte, die
zij hebben om hier en daar takken te
breken om later den weg terug te kunnen
vinden. 4
Als de Sirionos zich door vijanden om
ringd zien, laten ze zich liever dooden,
dan zich vrijwillig over te geven. De on
verzoenlijke haat, d»": de Sirionos dra
gen tegen allen die niet tot hun stam
behooren, maakt het uiterst moeilijk
voor den missionaris met hen in aanra
king te komen. Toen ze onlangs de in
Santa Cruz aangekochte missie-booten
overvielen en beroofden en een gedeelte
der bemanning vermoordden heeft een
zestigtal Guarayos-I tdianen onder aan
voering van den leekebroeder P. Wolf
gang hen achtervolgd om hen schrik aan
te jagen. Er heeft een heftig gevecht van
man tegen man plaats gehad, waarbij aan
weerskanten dooden en gewonden vie
len.
Hoewel de verstandhoudingen met de
buren niet juist van de hartelijkste en
meest ideale zijn, is er ook veel wat mooi
en goed is in deze van de buitenwereld
afgezonderde missie. De vijf missie
staties zijn in acht uren te bereizen.
Er zijn plekken in onze missielanden
waar men door het tropische natuur
schoon als betooverd wordt. Bloesems,
zoo groot als bloemkorven, hangen vanaf
hooge lianen tot boven de rivier als aan
fijne groenzijden draden en de planten
buigen en deinen op de lichte, zoele
tropenwind als in een gracieus Oostersch
ballet. De kleurenpracht kan door geen
kunstschilder worden nagebootst.
De met bloemen overladen gewassen en
hooge platanen groeien in Gods open,
vrije natuur, zoo weelderig als in broei
kassen en in den morgen als de zon op
komt en zij de vroege ochtendnevels op
de rivier verdrijft, bieden de bedauwde
grassen en bloemen een aanblik, zooals
Noorderlingen slechts op een zeldzamen
zomermorgen zullen kunnen genieten.
De missionaris, die zijn kamer iederen
dag kan voldragen met kostelijke, en
versche bloemen, leeft hier zijn verbor
gen leven als in een paradijs.
Van een vliegtocht met een machine
der K.L.M. van Hamburg naar Kopen
hagen vertelt een redacteur van de N.R.
Crt.
Den volgenden morgen zouden we
om tien uur (uit Hamburg) vertrekken.
Smirnoff (de bestuurder van het vlieg
tuig) waarschuwde ons dat hij waarschijn
lijk een beetje hoog zou moeten gaan
om te trachten boven den wind in rusti
ger luchtlagen te komen, waaraan echter
niet het minste gevaar verbonden was of
kon zijn. Deen en Engelschman waren
present en de bemanning van onze Fok
ker VII werd nu gecompleteerd door een
Amerikaan, die tot de weinige gelukkige
stervelingen behoorde, die een 25 jaar
jongere vrouw overal ter wereld als zijn
dochter kan voorstellen zonder dat ie
mand iets anders kan doen dan een be
leefd gezicht zetten en de mededeeling
ondanks gerechten twijfel, als feit aan-
aanvaarden.
We hadden ons gespitst op de Hol-
steinische Schweiz en daarna de Deen-
sche eilanden van de lucht uit gezien,
maar reeds na vijf minuten begon Smir
noff te stijgen, tot in de onderste wolken
lagen, die er uitzagen als groezelig ge
worden watten in een Kerstmisuitstalling.
Af en toe doemden tusschen twee wolken
flarden nog een brokje van den aardbodem
op, maar er was al geen onderscheid meer
te zien tusschen water en grond, weg en
woning en op twee duizend meter zaten
we eindelijk, nog wel niet boven den wind,
maar althans boven de wolken. De aan
blik die zich nu bood, deed ons het ge
mis van de Holsteinische Schweiz spoe
dig vergeten door zijn deels ontroerende
deels ontzagwekkende schoonheid. Wij
kenden 't uitzicht bij 't station Wolken-
meer van de Jungfraubahn en op andere
bergen, maar dit wordt vrij spoedig een
tonig omdat de wolkgevaarten één van
vorm en kleur blijven en te lang boven
dezelfde plek blijven hangen. Maar nu
gleden we boven en toch door die wolken
heen en terwijl zich onder ons een onaf
zienbaar en geheel vlak ijsveld scheen
uit te strekken, verhieven zich aan den
horizon telkens nieuwe wolkenopstape
lingen die de grilligste en meest fantas
tische vormen aannamen of tenminste
schenen aan te nemen, want het is ook
mogelijk dat het effect bereikt werd door
de snelheid waarmee ons vliegtuig zich
langs die gevaarte bewoog. Boven ons
was de hemel heel licht pastelblauw en
de randen der voorbijvliegende wolken
werden, nu en dan, uit de verte getroffen
door een wit-gouden straal van een zon,
die we nergens konden ontdekken. Men
kreeg het gevoel alsof men zich zóó zou
willen nedervlijen in dit enorme bed van
witte zwanenvederen, om hier van de
absolute rust, het volkomen Nirwanah
te genieten. Zoo sterk was die sensatie
dat we het geklapper van den motor niet
meer hoorden, dat ook de meest lucht-
zieke reiziger niet dan in uiterste^ nood
zaak zijn luchtzak gebruikte om althans
zijn medepassagiers niet te storen in de
aanschouwing van dit witte sprookjes
land. We dachten aan Amundsen, Wil-
kins, Shackleton en begonnen ten minste
een onvolkomen begrip te krijgen van
wat hen telkens weer dreef naar de wijde
eenzaamheid van de poolstreken en we
Zouden hen over het ijsvlak aan onze
voeten tegemoet hebben willen snel
len.
Plotseling tikten venijnige hagelkor
rels aan onze ruiten en kaatsten terug
van Smirnoff's oliejas, en geen minuut
later werden we omvangen en opgeslurpt
door een pikzwarte wolk, alsof we ver
oordeeld waren zoo uit het witte land
der droomen de donkere hellepoort binnen
te varen.
Maar Smirnoff deed eenige fiksche
rukken naar boven en even spoedig als
de zwarte nacht ons omvat had, maakte
hij ons weer vrij en op ruim 2500 M.
hoogte kwamen de witte wolken weer
te voorschijn. Nochtans was het toover-
beeld gebroken de ijsvlakte onder ons
was verdwenen, en we dansten nu voort
over een grauwen, morsigen vloer de
horizon scheen zich te vernauwen, de
wit-gouden stralen vlamden niet meer
op en onze pastelblauwe koepel werd
als doorzeefd met losse rookkolommen,
die een onzichtbare locomotief door even
onzichtbare openingen naar beneden
scheen te spuien.
Op dat oogenblik hadden we niet het
minste besef dat Smirnoff tegen den
woedensten orkaan aankampte en al dien
tijd opgetornd had, die hem in zijn elf
jarige vliegerloopbaan op het lijf gevallen
was wel trilde onze vogel hevig en waren
we nu en dan flink dooreengeschud,
maar de snelheidsmeter wees 200 K.M.
per uur en we moesten binnen een kwar
tier in Kopenhagen zijn Wij begonnen
inderdaad te dalen en na korten tijd zagen
we diep, heel diep onder ons groote witte
schuimkoppen, die zich met woedend
geweld op de vlakke, weerlooze kust van
een klein eilandje wierpen, als wilden
ze het in één stormaanval doen weg
zinken in de oneindige diepten. Dan wees
Smirnoff met iets als triomf in zijn blik
op een soort lang gerekt kruis, beneden,
en onze Deensche buurman, die de route
van a tot z kende, brulde ons in het oor
„daar ligt de Junker die voor ons ver
trokken is". Toen begonnen wij iets
van de kracht van den storm te bevroeden
en de mogelijkheid te beseffen van een
noodlanding, maar het feit dat de con
current met 3 motoren den strijd tegen
den orkaan had moeten opgeven, scheen
Smirnoff's wil en spieren te stalen en
slechts met vaster greep omklemde hij
zijn stuur.
Onze bereisde Deen liet nu telkens
een vinger breed ijzig koude, maar wel
dadig frissche lucht binnen, waardoor
wij beiden voor luchtziekte bewaard
bleven, die alle andere passagiers in hevige
mate bevangen had, zij is echter spoediger
voorbij dan zeeziekte, wat het beste be
wezen werd door onze eenige vrouwelijke
passagier, die een paar minuten na ieder
offer, alweer in volmaakte gezondheid
aan het bijwerken van wangen en lipjes
toog, wier frissche kleur telkens een
weinig geleden had.
We zagen nu af en toe een flits van het
landschap beneden, maar Smirnoff hield
zooveel mogelijk de kustlijn, omdat een
nog altijd dreigende noodlanding het
gemakkelijkst uitvoerbaar zou zijn op
een strand of een ander vlak terrein dat
meestal langs de kust wel aanwezig is.
Wij kregen van het landschap dan cok
heel weinig te zien en van de bedrijvig
heid in de dorpen nog minder, omdat het
Zondag was en alles daar stil stond. De
kleinere Deensche eilanden zijn zeer
schaars bevolkt, er loopt een kinderach
tig spoorlijntje langs één stel rails en van
verweerde burchten en oude kasteelen
die er hier en daar moeten zijn, zelfs nog
uit den tijd der Noormannen, hebben we
nergens een spoor kunnen ontdekken.
Kerkjes en boerenhofsteden zijn van
de primitiefste constructie, maar zoo
uit de lucht lijkt alles wel netjes bijeen
geharkt en later in den zomer moeten
de golvende korenvelden er is haast
geen woeste grond en frissche weiden
wel een groote weelde van kleuren ten
toon spreiden.
Met bijna twee uur vertraging landden
we, na een paar sierlijke pirouettes op het
vliegveld Kastrup, een kilometer of acht
bezuiden Kopenhagen en de eerste die ons
tegemoet vloog was een jonge blonde
vrouw in haar Zondagsche kleeren, die
den in zijn oliejas ontoonbaren Smirnoff
om den hals viel met de zegenpralende
mededeeling „De Junkers ligt op Lange-
land dat hadden we gezien en de
Zweed ligt bij Rödby op Laaland en nog
een Duitscher ligt hier 20 K.M. vandaan
jij alleen bent er doorheen gekomen 1"
Ook de vertegenwoordiger van de
K.L.M. en de Deensche autoriteiten
wenschten Smirnoff met zijn prestatie
geluk, maar eerstgenoemde voegde er
onmiddellijk tegenover ons aan toe dat
er geen sprake kon zijn van voortzetting
van den tocht naar Malmö, ofschoon
dit in vliegertaai een „sprong" van slechts
20 minuten over de groote Belt heette
en dat we tot Maandag moesten wachten,
Er stond een wind van 25 M. per seconde
en ofschoon we nog niet weten wat dit
precies beduidt, ondervonden we aan
het heerlijk loswaaien van onze verstijfde
ledematen dat het inderdaad flink stormde
en we prezen het beleid en de voorzich
tigheid van hen die over ons welzijn
waakten.
ALTIJD ROYAAL.
In de kerk te Dantzig laat men nog den
stoel zien, waarop Czaar Peter de Groote
naast den burgemeester dezer stad de
preek aanhoorde.
Toen het schelletje van de collecte
werd gehoord, tastte Peter in zijn zak en
legde een dukaat vóór zich. De burge
meester denkt„Ho ho 1 wat zoo'n
vreemdeling kan doen, dat kan ik ook
doen, haalt insgelijks een dukaat uit den
zak en legt dien voor zich neer. Zoo be
daard mogelijk legt Peter een tweede goud
stuk naast het eerste. De burgemeester
evenzoo. Zoo gaat het voort, totdat ieder
zes dukaten vóór zich heeft liggen. Het
armenzakje is inmiddels genaderd en
,komt natuurlijk het eerst bij den hoog-
loffelijken magistraat, bij den regeeren
den burgemeester, die het geheele hoopje
goudstukken er in werpt. Peter echter.
offert maar één dukaat en steekt de vijf
andere doodleuk in zijn zak.
VOOR DE HUISKAMER
Toen riep hij luide „Mevrouw Schu
macher 1 Wat hebt u daar een vreemd
soortige kinderen Wat zie ik Den
burgemeester van Walchwijl? Wat men
al niet beleeftWel heere mijn tijd
Ik had u stellig hier niet gezocht, naar
hetgeen de waard uit „de Ram" mij een
kwartier geleden verhaalde. Gegroet 1
GegroetIk wou juist naar den heer
Schumacher gaan om met hem te spre
ken over u en op welke wijzj wij gedaan
konden krijgen, (Jat gij op eerewoord
uit den Timpis verlost kondt worden.
En nu zit gij hier bij c}e lieve mevrouw
Schumacher en hare keve dochter en
zingt vroolijk en opgeruimd het oude
volksliedje „Zizilelli, Zizilelli, stand
uf und mach es LiechtMaar ik wil
u niet langer storen en wensch slechts
te vernomen, of mijn vriend Schumacher
alleen op zijn kamer is enof ik hem
kan spreken."
„Zeker, mijnheer de advocaathij
zit in zijn studeervertrek," sprak de
huisvrouw.
„Seppeli, zeg tegen vader, dat de heer
Schicker hem verlangt te spreken Mijn
man heeft niet gaarne, dat iemand, al
is het Ook zijn beste vriend, zoo plotse
ling komt binnenvallen. Zet u een oogen
blik naast ons neer, mijnheer de advo
caat."
„Dank u Zooals het uwen man gaat,
is het met mij eveneens het geval. Een
advocaat heeft meestal verschillende pa
pieren op tafel, waarin hij niemand, zelfs
zijn besten vriend niet, een blik mag
gunnen," zeide Schicker. Daarna liep
hij vriendelijk groetend naar Heinrich
Zurlauben, die intusschen wat van zijne
verlegenheid bekomen was.
„Ik bedank u wel voor uwe goede
bedoelingen te mijnen opzichte, mijnheer
Schicker," zeide de heer Heinrich ietwat
gedwongen. Zooals u ziet, is de zwarte
ik bedoel mijnheer Schumacher, u vóór
geweest. Werkelijk zat ik een uur geleden
nog in den Timpis. Hm geen bijster
aangenaam vertrek op mijn woord
van eer 1"
„Men heeft u schandelijk behandeld,
mijnheer de burgemeester 1" sprak Schic
ker. „Maar het blad zal omgekeerd wor
den Spoedig zullen andere heeren in
den Timpis zitten, of, als het gaat, zooals
ik het verlang en met mij alle ware vrien
den van ons dierbaar vaderland, dan
komen ze in den Kaibentoren, de plaats
waar zij behooren. Want ik denk, dat
men bij een onderzoek, dat wij bij de
eerstvolgende zitting begeeren, zaken
vernemen, die criminaliter nota bene
criminalitermet de uiterste voorzich
tigheid dienen behandeld te worden."
Seppeli kwam terug met de tijding,
dat vader met verlangen de komst van
zijn vriend tegemoet zag. „Mijnheer
zou vader een groot pleizier doen, dade
lijk te komen."
Schicker boog voor de dames en den
baron en zocht zijn confrater op.
„De man valt niet in mijn smaak,"
Zei de arrestant tot mevrouw Schumacher.
„Hij wil van mijn verschil met oom
Fidel gebruik maken, om een politiek
doel te bereiken. Een echte volkstribuun 1
Kom, Zizilelli wij zullen ons daarmee
maar niet langer ophouden laat ons
liever met de pop spelen. Dat is plei-
Zieriger
En hij nam de kleine, die uit schrik
voor den vreemden advocaat achter moe
ders schort haar toevlucht genomen had,
op de knie en speelde op die manier
paardje met het meisje, daarbij een oud
kinderrijmpje zingende
„Rite, rite Rösseli,
Z'Bade stoht es Schlösseli"
Zoodat Zizilelli het uitschreeuwde van
pret. Daarna verlangde zij echter beslist
dat de vroolijke „oome" het vorige lied
herhaalde
„Zizilelli, Zizilelli,
Stand uf und mach es liecht
want zij had begrepen, dat dit gezang
van een meisje handelde, dat denzelfden
naam droeg als zij.
„Ti-ti-h-li trachtte zij herhaaldelijk
te zeggen en Seppeli zong met hare zachte
melodieuse stem mede, onderwijl druk
aan het doek naaiende dat zij over de
knieën had uitgespreid. Zurlauben zong
eveneens schoon, zoodat bas en alt samen
welluidend klonken. Het gevolg was,
dat mevrouw Kreuel, de buurvrouw
nieuwsgierig toeluisterde. Hoe zij haar
hoornen bril ook heen en weer bewoog,
het wilde haar niet gelukken den persoon
te ontdekken, die het gezang van het
jonge meisje accompagneerde.
„Heer burgemeester," sprak mevrouw
Schumacher een oogenblik later met
een onvriendelijk glimlachje, „het is
zonde en jammer, dat gij niet vrouw en
kinderen hebt Zoo lief, zoo aardig heb
ik nog nooit een manspersoon met een
kind zien spelen. Mijn man is ook goed
voor de kinderen, dat is waar maar
gewoonlijk heeft hij het hoofd zoo vol
gedachten, dat hij zich heelemaal niet
met het jongvolk bemoeit."
„Ja, Zizilelli heeft het ook dadelijk
gemerkt Die kleine schelm 1" meende
Seppeli. „Het kind is anders meestal
schuw en angstig als er vreemden zijn.
Gij kondt het zooeven zien, toen de
advocaat Schicker hier kwam. Maar
met u was zij dadelijk bevriend, ja, haast
nog vertrouwelijker dan met vader 1"
„Dat uwe vrouw ook zoo jong moest
steryen, en de kleine ook 1" zei mevrouw
Schumacher en schudde het hoofd. „Het
was een lieve, goede brave ziel, die Ba-
beli (Barbara) KranzliEn beeldschoon
„God weet het 1 't Was een harde slag
voor mij antwoordde heer Heinrich.
„De goede Babeli had te eenigen tijd een
beter mensch van mij gemaakt 1" -
De jonge weduwnaar had dez^ woorden
met een plotselinge opwelling van ware
droefheid gesproken, zooals men dit dik
wijls bij personen opmerkt, die of heel
weemoedig gestemd zijn, of niet genoeg
kracht bezitten om zichzelven te kunnen
beheerschen.
De beide vrouwen blikten haast ver
schrikt van hun naaiwerk op en mevrouw
Schumacher haastte zich te zeggen „Kom
kom Als er geen slechter menschen in de
stad waren, danIk ten minste, ver
klaar u ronduit, u volstrekt niet te ver
achten. Neen, ik beschouw u nog tot op
dit oogepblik als een f linken jongen man
al was het slechts met het oog op Babeli,
die u altijd teeder beminde en wie gij ook
immer achting en eerbied toegedragen
hebt, wat booze tongen ook mogen ver-
lellen. En ik zou denken, dat het wellicht
voor u het beste was, andermaal naar
eene goede brave christelijke echtgenoo-
te om te zien. Hadt ge een gezellig tehuis
en een lieve vrouw, die uwe komst met
verlangen en blijdschap tegemoet zag, dan
zoudt ge niet te lang uitblijven, niet uit
verveling zoo vaak de kroeg binnengaan
maar meer thuis zijn en uw geluk bij uwe
echtgenoote zoeken. Zie, dat is het eenige,
wat ik op uw gedrag aan te merken heb.
Gij ziet, ik spreek vrij en openhartig. Ver
geef mij indien ik misschien wat al te dui
delijk mijne gedachten bekend maakte."
Seppeli was bij deze oud-frankische ea
wel wat erg duidelijke wenken en
raadgevingen zoo rood als een pioen ge
worden. Zij beet zich uit verlegenheid in
de onderlip en boog het hoofd over het
naaiwerk, alsof zij verplicht was al haar
aandacht te wijden aan den zoom, welke
behoorlijk recht moest zijn.
Zurlauben wierp een blik op moeder en
dochter.
Zeer goed begrepen hebbende, wat me
vrouw Schun^cher had willen zeggen,
antwoordde hij „Ik dank u wel, voor de
zen goeden raad. Zoodra ik vrouw en kind
onderhouden kan, hoop ik u en uwe
lieve dochter eveneens te vragen, of
gij een armen weduwnaar, niet te goeder
naam en faam bekend, een braaf Zuger
meisje kunt aanwijzen, dat den moed heeft
hem te willen steunen enleiden Ik
moet -u hierbij opmerken, dat gezegd
meisje, indien zij niet rijk is en uit eene
voorname familie stamt, niet behoeft te
denken, ooit vriendelijk te worden aan
gezien door mijne adellijke verwanten. De
goede Babeli-zaliger heeft het tot hare
droefheid ondervonden. Voor het oogen
blik zou het mij echter haast onmogelijk
zijn, vrouw en kind een onbezorgde toe
komst te kunnen aanbieden. Mijne erfenis
is niet grootde nalatenschap van den rij
ken grootvader werd onder twee-en-twin-
tig kinderen verdeeld. De tamelijk wel
bezoldigde post van stadssecretaris werd
mij, dank zij de goedheid van mijn oom
Fidel, enkele jaren geleden ontnomen.
En thans willen zij ook pogingen aan
wenden den burgemeester van Walchwijl
te degradeeren tot gewoon burger. Dan
verlies ik die inkomsten bijgevolg ook.
Maar ik hoop, dat binnen enkele dagen
veranderingen plaats hebben. Evenwel,
tot zoolang acht ik mij verplicht de ge
dachte aan een tweede huwelijk opzij te
zetten en ja, tot dien dag aanbreekt zal
ik mij met mijn kleine Zezületi vermaken.
Wij hebben de kleine lang genoeg laten
wachten. Geef mij de hand maar, harte-
diefje
En toen de kleine met een ernstig ge
laat de handjes in die van den burgemees
ter lei, begonnen de dames te lachen. Zur
lauben echter sprak „Dat is nog een ech
te Zugerin Die bedenkt zich niet twee
maal, als het op een huwelijk aankomt.
Thans ben ik gevangen
Zoo verliep in vroolijke scherts menig
kwartiertje, tot men eindelijk het lachen
moede werd.
Daarna verhaalde Zurlauben op een
vraag van Seppeli omtrent zijne reis naar
Rome, de audiëntie bij den Heiligen Vader
Paus Benedictus XIII, en hoe deze hem
na vele smeekingen en na herhaalde be
zoeken bij Kardinalen op aanbeveling
van zijn oom, die toenmaals nog in leven
was, Placidus, abt van Muri, eindelijk het
kostbare lichaam der jonkvrouwe en mar
telares Christina geschonken had. Hij kon
goed vertellen en verhaalde van den rijk
dom en pracht der St. Pieterskerk en van
de grootsche plechtigheden in Rome's
voornaamsten Tempel, zoodat moeder en
dochter hem met aandacht volgden. Me
vrouw Schumacher was een en al verba
zing niet aldus Seppeli. Enkele anecdo-
ten over zijne reisontmoetingen, dubbel
zinnige „grappen", welke hij niet kon na
laten zijne toehoorderessen te debiteeren,
kwetsten de teergevoeligheid, beter het
zedelijk gevoel der jonkvrouw. „Ik weet
niet," dacht zij, „hij heeft een goed hart,
maar is veel te lichtzinnig en te vrij in
zijne uitdrukkingen l"
Intusschen hadden Schumacher en
Schicker een plan ontworpen, op welke
wijze men de partij „de Linden" het mees
te nadeel kon toebrengen.
De raadsheer ontving zijn politieken
vriend met de tijding „Thans heb ik het
wapen in de hand, waarmee ik baron
Fidel en nog menig ander lid, der tegen
partij kan vernietigen 1"
Zegevierend legde hij bij deze woorden
zijne hand op de papieren van Heinrich
Zurlauben. Daarop verklaarde hij met en
kele woorden, wat hij te weten was ge
komen en stond toe, dat zijn collega een
blik in de schrifturen wierp.
Haastig schreef Schicker de namen van
degenen op, die van de pensions volonté
genoten hadden, met bijvoeging van de
grootte der som. Zijn grauw oog schitter
de van leedvermaak.
„Wij hebben ze zeide hij en sprong
van zijn stoel op.
„Natuurlijk Louter „Linden Als de
sommen maar iets grooter waren Maar
dat bedraagt gedurende die 25 jaren nogal
iets sedert dien verwenschten bond
van het jaar 1715 met rente, ja, inte
rest op interest toch nog een aardig som
metje Dit wil ik eens op mijn bedaarde
gemak uitrekenen En in den mond van
het volk worden allicht een paar nullen
meer genoemd, Fama crecit cundo Ha,
ha 1 De heer oud-burgemeester Ander-
matt, die mij in zijne vermaardheid een
„echt demagoog en oproerkraaier" noemt,
zal verbaasd opkijken, als rit hem eerst
daags even voorreken, dat hij de gemeen
te 19. ja, misschien 20.000 livres schuldig
is En de mindere man zal ons geloof
schenken en ons beiden als Patres paiiiae
en redders van het vaderland beschou
wen, het volk verlossende van de partij
der „Linden", die het heele Zwitserland
aan Frankrijk zouden willen verkoopen
Ik feliciteer u, mijnheer Schumacher,
raadsheer, spoedig burgemeester 1"
Krachtig schudde de bezoeker den
raadsheer de hand. Deze had hem kalm
aangehoord en antwoordde „Natuurlijk
ben ik het met u eens, dat wij gebruik
zullen maken van deze papieren, om de
tegenwoordige regeering ten val te bren
gen. Maar tot oneerlijke middelen leen ik
mij niet en ook mogen slechts de schul
digen gestraft worden. Fidel Zurlauben
is schuldig, en daarom hoop ik, dat hij
Zijn straf niet ontgaan zal. Maar de an
dere heeren kunnen zonder zich aan
recht en wet te vergrijpen, die „vrije ge
schenken" uit zijn hand aangenomen
hebben. Daarom ben ik er voor, dat men
die aanname niet als misdrijf aanrekene.
Maar in de toekomst moeten zulke ge
vaarlijke misbruiken geweerd worden als
zijnde den leden van het bestuur en elk
vrij man in het kanton onwaardig."
„Zeker, zeker en in schijn gaf Schic
ker zijn vriend gelijk. „Rechtvaardigheid,
niets anders Wij beoogen volkomen het
zelfde doel. Als de andere heeren zich
voor den nieuwen raad nota bene niet
voor de „Linden", maar voor de har
ten", die met Mei als bestuur aan het
hoofd der gemeente staan, kunnen vrij
pleiten, dan mogen zij voor mijn part in
het bezit der pensions a volonté blijven.
Er zal naar billijkheid over hen geoor
deeld worden. Justitia est fundamentum
regnorum Maar wanneer het blijkt, dat
die pensions gediend hebben, om de lui
het stilzwijgen op te leggen omtrent de
geheime artikelen van het verbond, anno
1715, den zoogenaamden Trucklibund,
dan moeten de schuldigen niet alleen de
gelden, met interest op interest, tot den
laatsten penning in de gemeentekas
storten, maar zij verdienen bovendien
nog eene voorbeeldige straf etiam cri
minaliter
„Gelooft gij werkelijk aan den „Truc
klibund" of bediend gij u van dit woord
om een middel te hebben, ten einde den
geringen man wantrouwen tegen de re-
geerende partij in te boezemen?"
„Dat geheime overeenkomsten ge
maakt zijn, is zoo zeker, als tweemaal twee
vier is," antwoordde Schicker op een
toon, waaruit zijn onwrikbaar geloof aan
die artikels moest blijken. „Ik kan ge
tuigen bijbrengen, die den oud-burge
meester Andermatt daaromtrent hoorden
spreken. Andermatt en zijn vriend, de
oud-burgemeester Damian Weber, welke
als gezanten den koning van Frankrijk
bezochten, zou men daarnaar kunnen on
dervragen."
„Als er werkelijk een geheim verdrag
tusschen de katholieken kantons en den
koning van Frankrijk gesloten is, en men
Zelfs den raadsleden de voorwaarden niet
bekend maakte, beschouw ik dat als een
crimen laesae libertatis, als een verraad
tegen het vaderland 1" sprak Schumacher
en zijne oogen fonkelden van toorn. „De
zaak dient onderzocht te worden. Beide
oud-burgemeesters moeten gevangen geno
men worden en als de indicia zulks toe
laten, moet men desnoods door de fol
tering tot de ontdekking komen."
De advocaat Schicker was het daar
volkomen mee eens.
Beide mannen overlegden nu, of het
beter ware,, deze zaken eerst later ter
sprake te brengen, of dat nog in de eerst
volgende zitting van den raad, waarin
de partij der „Linden" de overhand had.
Een onderzoek bij baron Fidel moest
aangedrongen worden. Na rijpe overwe
ging besloot men tot het laatste.
„De aanklacht steunt op gewichtige
gronden," meende Schicker. „De raad
zal een onderzoek niet kunnen afwijzen
anders geeft hij ons een nieuw wapen
in handen. In elk geval brengt die aan
vraag verwarring in de gelederen. De
raadsleden, die enkele ducaten aangeno
men hebben, zullen een aanklacht vree-
zen en het eerst tegen den baron uitvaren,
om zoodoende te bewijzen, dat zij on
schuldig zijn en niet van partijzucht kun
nen verdacht worden. Wellicht, wat zeg
ik, hoogstwaarschijnlijk gelukt het ons,
Fidel bij den eersten aanloop te doen
vallen. En de val van het hoofd beteekent
die van de geheele partij. En iets aange
namer. kunnen wij voor de aanstaande
verkiezing niet hooen. Laat mij begaan