Elsje Klimop „en Pension"
Ds Sirionos-Indlanen.
ik zal alles wel in den rechten "orm aan gebracht. Zij hadden hem den onzaligen „Een mooi portret," zeide hij. „Heeft billijkheid te zien, waar God. die de
het volk bekend maken. En als wij het twist tusschen vader en den raadsheer Muos dat geschilderd Ik kan mij uwen harten en nieren doorgrondt, eene daad
bestuur in handen hebben, zullen we de verteld en dat met veel gezucht en geklaag, vader nog goed herinneren. En ik vergeet van snoode wraakzucht ontdekt De
„al nogende" heeren wel aan het verstand De pastoor had daarvan niets geweten den man nimmer. De kostbare kelk, wel- gerechtigheid wordt zonde, hartstocht
weten te brengen, wat ons doel is want hij had het kasteel verlaten voor er ke hij de kerk schonk een der mooiste regeert. Summum jus summa injuria
natuurlijk alles volgens recht en billijk- van eenig ongenoegen sprake was. kelken, die wij hebben herinnert mij De gerechtigheid, tot het uiterste ge
heid A propos als gij merkt dat er „En thans is onze arme vader, tenge- telkens aan den edelen schenker, zoo dreven, verandert zoo licht in onrecht,
verschil otider de raadsleden bestaat, kunt volge van de ergernis, ziek geworden," vaak ik hem gebruik." De alwetende God, geheel vrij van eiken
ge ook dadelijk een onderzoek aangaande sprak Atlante, na het voorgevallene van „Een captatio benevoletiae", dacht hartstocht, kan alleen zeggen alleen
den „Trucklibond" vorderen. Ik sta u den vorigen avond zoo duidelijk mogelijk Schumacher en boog het hoofd. „We gerechtigheid.' En ook Hij laat in Zijne
borg, dat de nieuwe raad u met meer- medegedeeld te hebben. „En dokter Hess zullen eens hooren, wat er nu komt. Maar rechtvaardigheid en boven de rechtvaar-
derheid van stemmen als burgemeester zeide, dat het proces, waarin vader ge- luide sprak hij „De schenkingen van digheid de barmhartigheid heerschen.
kiest, zoo gij den baron Fidel Zurlauben wikkeld is, u weet wel, dat proces met ons eenvoudig burgerlijk geslacht kunnen Wee ons, waarde heer Schumacher, als
ten val brengt en weet te bewerken, dat dien akeligen neef Heinrich, hem den met de rijke giften der Zurlaubens niet God volgens Zijne gerechtigheid met ons
het land idem zooveel duizenden livres doodsteek kan geven 1 Och, mijnheer vergeleken worden. Ook een vijand zal handelt
schadevergoeding en strafgelden moet pastoor Als gij toch den heer Schumacher dit moeten bekennen. Min of meer beleedigd door deze ern-
uitkeeren." die anders een vroom en weldadig man is, „Een vijand zeide de pastoor, die stige woorden, die, hoewel met kalmte
„Ik zal mij wel wachten, deze keuze zoudt kunnen bewegen, een vergelijk inmiddels was gaan zitten, en zijne oogen gesproken, als mokerslagen troffen, trok
aan te nemenantwoordde Schumacher tot stand te brengen 1" blikten den raadsheer verbaasd aan. „Ik Schumacher de schouders op.
beslist. Ik ben verplicht te weigeren, al- Ook mevrouw Snijder van Wartensee hoop niet, dat gij u onder onze vijanden „God moet met de aardsche gerechtig-
leen om mij zelf reeds want ik moet sprak in dergelijken zin tot den pastoor, rangschikt 1 Een dergelijk woord mag heid tevreden zijn," sprak de raadsheer,
kunnen zeggen, dat geen eergierigheid zoodat deze zich liet overhalen bij haren onder Christenen en dan nog wel onder„als zij naar ons beste weten en.... vol-
of heerschzucht de drijfveer mijner han- vader aan te dringen, dat hij Schumacher medeburgers volstrekt niet gebruikt wor- gens ons geweten gehandhaafd wordt,
delingen is ik wil baron Fidel naar recht om vergeving zou vragen voor de be- den. Het gebod der liefde, hetwelk de Begaat zij een misslag, dan heeft Hij de
en wet tuchtigen en die vervloekte pen- leediging hem aangedaan. Heer zijn gebod noemde, moet elke vijand- macht, den onschuldig gestrafte schade-
sions a volonté door ieder inwoner van Atlante wilde haren vader verdedigen schap onmogelijk maken. Mijnheer Schu- loos te stellen. Eerwaarde heer pastoor,
ons kanton gewëigerd hebben verder en gaf Schumacher de schuld, omdat hij macher, ik zeg dit zoowel in betrekking veroorloof mij, dat ik met allen eerbied
niets. Neen, gij moet burgemeester wor- in gesprek met de adellijke geslachten tot uw persoon als in het algemeen. Om voor uw persoon op den volgenden zin
den. Ik zal de lui voorslaan hun stem op zijnde altijd den plebejer uithing. Vader eene mogelijke vijandschap, nu nog tus- wijs Qui nimium probat, nihil probat.
uw persoon uit te brengen. Gij weet ook zou moeilijk te bewegen zijn, de eerste schen enkele personen, in de kiem te Wie te veel bewijst, bewijst niets. Uit
veel beter het volk op onze zijde te bren- schrede te doen, meende zij maar het smoren, ben ik zoo vrij geweest u een uwe schoone en zinrijke woorden over
gen dan de zwarte schoenmaker met zijn lag in zijne natuur, om de hem aangeboden bezoek te brengen. Mijn oom Fidel Zur- de eeuwige Gerechtigheid zou volgen,
grimmig gelaat." hand aan te nemen. lauben heeft u gisteren oeleedigd. Ja, dat de aardsche gerechtigheid geen oor-
Daarbij bleef het. Na eenige, niet srn- Beide dames verzochten echter drin- ik geef toe, dat hij de beleediger was deel mocht vellen
stig gemeende, pogingen om den raads- gend, of mijnheer pastoor de goedheid Maar gij moet toch ook begrepen heb- „Volstrekt niet, waarde heer Schuma-
heer te bewegen, de hoogste waardigheid zou willen hebben, den raadsheer Schu- ben, dat het in een opgewonden toestand cher," antwoordde de pastoor bedaard
in den kleinen vrijstaat aan te nemen, nam macher en neef Heinrich over te halen, gebeurde, misschien wel tengevolge den op cic2e ietwat hartstochtelijke uitdruk-
de advocaat Schicker in eene opgeruimde zich met baron Zurlauben te verzoenen, invloed van den drank. De wijn heeft nu kingen. „Gij hebt mij zooéven met eene
stemming afscheid. Hij gevoelde zich De goede pastoor was dadelijk bereid eenmaal de slechte eigenschap, dat hij prijzenswaardige openhartigheid bekend,
reeds burgemeester en het hoofd der zijn best te doen om het geschil te doen menig persoon strijdlustig maakt, terwijl dat het u, als Christen, dikwijls zoo ui-
regeering. beëindigen. hij andere lieden in een goeden luim terst moeilijk valt, het gebod van de
„Alles naar recht en billijkheid," brom- „Afgezien van de liefde tot mijnen brengt. Handel nu als een waar Christen liefde tot de vijanden te vervullen. In
de hij, de trap afklimmende. „Ik geloof zieken oom, uwen vader, is het mijn en biedt mijn oom edelmoedig de hand zulk een stemming acht ik het zeer ge-
waarachtig, dat die kerel het ernstig meent, dure plicht, als zielzorger, naar vermogen ter verzoening aan!" vaarlijk als advocaat een aanklacht tegen
Of wil hij zichzelf soms iets wijsmaken? twist en vijandschap te doen ophouden „Heeft de baron u, eerwaarde heer den vermeenden vijand in te dienen, of
Want dat hij wraakzuchtige plannen onder de kinderen van mijne parochie, pastoor, opgedragen, mij in zijn naam ais rechter een oordeel te vellen. Tien
koestert tegen den baron Fidel, is toch Uit een vonk kan spoedig een vuur ont- vergeving te verzoeken?" vroeg Schu- tegen een, of men ziet naderhand te
duidelijk. Nu, voor mijn part 1 Maar gloeien, dat de vrede en eendracht in de macher. laat in, dat men de zaak door een ge-
Andermatt zal ook boeten, zoo waar ik gansche gemeente verteert. Het heeft he- „Niet direct. De arme oom ligt op dit kleurde bril bezien heeft. Nemen wij in
advocaat Schicker ben 1" laas in onzen kleinen vrijstaat nooit ont- oogenblik ziek te bed. Maar het geschiedt het onderhavige geval aan, dat de arts
broken aan ophitsers, die, den duivel stellig volgens zijne bedoeling. Ik weet, gelijk heeft en de ergernis over een pro-
VIII. GEWAARSCHUWD. tot vreugde, het smeulende vuur trach- dat hij spijt heeft, over hetgeen hij u Ces baron Fidel wérkelijk zou dooden
Onder de poort van den toren ontmoette ten te doen ontvlammen. En tegenwoo;- gezegd heeft. Zijn beide dochters waren hoe zou het u dan te moede zijn? Zou
Schicker den pastoor Wickart, die zoo- dig doet men alle moeite, om den partij- bij mij en hebben mij dringend verzocht, uw geweten u geen verwijten doen
even om den hoek van het tolhuis draaide haat aan te wakkeren. Ik zou gaarne als vredestichter naar uwe woning te Jk voor mij, zou niet gaarne zulk een
en met den kleinen Rudolf Schumacher kreupel of doof worden, als het mij ge- snellen. Ik verwacht van uwe edelmoe- verantwoording dragen."
liep. lukte, dit te verhinderenWant hoeveel digheid, dat gij een zieken man, wien Schumacher fronste de wenkbrauwen
De advocaat groette den eerwaarden zonden van haat, laster, eerafsnijding volgens de uitspraak van den geneesheer, en zweeg. Zou hetgeen hij voornemens
heer pastoor beleefd, maar sprak geen en ongerechtigheid in zulk een strijd tus- de ergernis vergift is, bereidwillig tege- was, werkelijk zulke gevolgen hebben
enkel woord. Wickart, een bloedverwant schen partijen begaan worden, is alleen moet komt." Onmogelijk was het niet. Maar goed,
van Fidel werd tot de aanhangers der God bekend en eenigermate ook den De woorden van den priester bleven hij was volstrekt niet voornemens, de
„Linden" gerekend reden genoeg voor zielzorger. Zeker, ik zal den raadsheer niet geheel zonder uitwerking op den oorzaak te zijn van den dood des barons
den aanvoerder der „Harten", om den bezoeken. Ik hoop, dat het mij gelukt raadsheer. Inderdaad, hij was een Chris- Wel, dat deze gestraft, vernederd zou
geestelijke, op wiens gedrag niets aan te de vonk te smoren, alvorens de vlam ten en op zijne wijze een nauwgezet en worden.... gedwongen het kasteel „Zur-
merken viel, alleen met een stomme bui- opflikkert. Gaat intusschen naar St. vroom man, niettegenstaande de haat lauben" te verlaten. Zoover wilde hij
Ï;ing voorbij te gaan. Pastoor Wickart Oswald en bidt bij het graf der Zurlau- diepe wortelen in zijn hart had geschoten, gaan dat vorderde het recht en ge-
iet zich daardoor echter niet weerhouden, bens, of bij het altaar van de heilige Chris- veel dieper, dan hij zelf begreep, of beter, rechtigheid, meende hij. En als dit alles
den advocaat een vriendelijk „goeden tina, dat de goede God mijne woorden wilde bekennen. Hij zweeg een oogenblik nu den dood van den veroordeelde tenge-
dag" te wenschen. zegene Tegen den avond denk ik uwen en vestigde zijne oogen op de plek aan volge zou hebben
Schicker moest nu ook wel den mond vader eens te bezoeken en het zal mij zeer den wand, waarachter het beeld der on- „Bah dacht hij bij zichzelf, „dat
openen en het ook een „goeden dag, mijn- aangenaam zijn, als ik hem dan eene gelukkige grootmoeder verborgen was. bedoelde ik niet leven en dood zijn
heer pastoor" kwam wel wat benauwd goede tijding kan brengen Een harde trek kwam om zijne lippen in Gods hand
van zijn lippen. Hij boog nog wat dieper De pastoor liep met de beide dames toen hij op afgemeten toon de woorden Zoo verstikte hij de stem van het ge-
dan zooeven, maakte een zwenking met naar de kerk van den heiligen Oswald en sprak weten en antwoordde uiterlijk kalm
den steek en vervolgde zijn weg. beval den Hemelschen Vader zijne belan- „Mijnheer pastoor, ik verzoek u in mij „Het zou mij natuurlijk geweldig spij-
fc „Hm zeide hij bij zichzelf, „mijnheer gen aan onder een aandachtig gebed ter twee personen te willen onderscheiden ten maar ik geloof niet, dat mijn geweten
pastoor is wel bizonder vriendelijk jegens eere van den God, verborgen onder de den parochiaan Joseph Anton Schumacher er door verontrust zou worden. Ik heb
een dei „Harten 1" En het knaapje, dat gedaante van brood. Toen begaf hij zich en den raadsheer en rechter Schumacher, volstrekt niet het voornemen, hem te
hij bij de hand vasthoudt is het zoontje naar den raadsheer, onderwijl de zusters Als privaat persoon doe ik mij geweld dooden ook verlang ik niet, dat een
van den raadsheer Schumacher, als ik de verschillende altaren bezochten en aan, mijne vijanden niet te haten, hen van daad, welke hem hindert, een mogelijk
mij niet vergis. Laat eens zien hm 1 neerknielden op de zerk, welke het graf de algemeene christelijke liefde niet uit overlijden veroorzake. Doch met al die
ja, ja 1 JuistDaar gaat hij met hem naar der Vaderen dekte. te sluiten, gelijk Canisius ons de liefde mogelijkheden houdt het gerecht geen
de woning van den zwarten schoenmaker. Onderweg ontmoette de pastoor den tot de vijanden verklaart. Ik wil daarmede rekening. En als ik er niet op aandring,
Zoo, zoo En de moeder van mijnheer kleinen Rudolf, die met de lei onder den volstrekt niet beweren dat ik een heilige dat een onderzoek ingesteld worde, dan
Pastoor was een Zurlauben Die zal arm juist de school verliet. Rudolf liep ben en moet u eerlijk bekennen, dat het zal zonder twijfel de advocaat Schicker
dus trachten den vrede te bewerken op den beminden pastoor toe en gaf hem mij menigmaal uiterst moeilijk valt, dit hem aanklagen. De advocaat is met de
Dan moet het er met uwe zaak niet al te de hand. De priester vroeg den jongen gebod te onderhouden. Maar toch bid zaken bekend. Zou u dat soms liever
best uitzien, mijn hoogmogende, eer- het een en ander en daar deze telkens ik als Christen „vergeef ons onze hebben, mijnheer pastoor
zame, voorzichtige en gestrenge heer bevredigende antwoorden gaf, schonk schulden, gelijk ook wij vergeven onze „Om Gods wilDeze hartstochtelijke
baron Fidel. Jammer, dat de duif met hij hem een mooi prentje, waarop de schuldenaren". Meer kunt gij niet van man en dan zou men het geschreeuw
den olijftak een weinig te laat komtJa, Engelbewaarder stond en zeide „Zie mij verlangen Als raadsheer en rech- van zijn partij vernemen Neen, in dat
zeereerwaarde heer pastoor, zelfs dan, zoo, ventje, zet de pet maar weer op. ter heb ik echter gezworen, zonder aan- geval heb ik nog liever, dat gij in den
wanneer de raadsheer Schumacher de Omdat ge zoo goed geantwoord hebt, zien des persoons, naar recht en wet te raad daar is toch nog een rechtvaardig
vredespijp aan den mond brengt wat ik moogt ge mij bij uwen vader brengen!" handelen. In dergelijke zaken laat ik en billijk oordeel te verwachten," sprak
echter niet geloof bevindt de heer ba- Zoo kwam het, dat de advocaat Schic- mij niet bepraten, door geen leek, maar de pastoor. Maar plotseling kwam bij
ron zich in een minder gunstigen toestand, ker, die beiden bij de poort ontmoette, ook door geen geestelijke, mijnheer pas- hem de gedachte op „Zou het niet het
Want ik heb mijne aanteekeningen niet Rudolf zag trotsch in het rond, nu hij toor En als baron Fidel Zurlauben zich beste zijn, dat mijn oom zelf een onder-
gemaakt, uitsluitend met het doel om nog met den pastoor mocht loopen en riep vergrepen zou hebben aan de rechten zoek verlangde
eens te probeeren, of ik kan optellen en reeds onder aan de trap „Moeder, moe- van zijn neef Heinrich Zurlauben, aan „Meent hij onschuldig te zijn, dan moet
vermenigvuldigen. En met hem vallen der mijnheer pastoor Ik heb een mooi de rechten van de gemeente, ja, erger hij het stellig doen, nu zijn neef hem
mijn boezemvriend, de waardige oud- prentje van pastoor gekregen Kijk eens!" nog, aan de rechten van het lieve vader- gisteren in het openbaar beschuldigde."
burgemeester Andermatt en meer van Mevrouw Schumacher kwam spoedig land, dan zou ik het een duren plicht „Hij moet het doen Ik zal hem duide-
die achtenswaardige heeren der „Lin- bij de deur om den geestelijke met den achten, tegen hem op te staan en hem lijk maken, dat het in zijn belang is. Be
den hem verschuldigden eerbied te ontvangen ter verantwoording te roepen niet loof mij, dat gij in den raad die zaak niet
Aldus dacht en sprak de advocaat en hoorde met moederlijken trots de uit wraak daarvan hoop ik mij niet aanroert, alvorens hij zelf een onderzoek
Schicker, die na deze overweging met lofprijzing over den jongen aan. te bezondigen maar de strenge recht- verlangt," smeekte de pastoor,
trotsch opgericht hcofd langs de Nieuw- Heinrich Zurlauben was op de I.aube vaardigheid Fiat justitia pereat mun- Schumacher draalde, alvorens een ant-
straat naar de Baarerpoort wandelde, gebleven. Hij was ietwat bevreesd voor dus Gerechtigheid boven alles al zou woord te geven.
links en rechts de burgers groetende, de den strengen oom en had liever, dat deze ook de wereld te gronde gaan Eindelijk zeide hij „Goed op uw
aanhangers zijner partij op luiden toon, hem thans niet zag. De raadsheer echter, Pastoor Wickart zag met schrik en dringend verzoek zal het geschieden,
de tegenstanders ernstig en bedaard met zoodra hij den knaap hoorde, opende de angst naar bet gelaat van den raadsheer, eerwaaide heer pastoor. Maar de baron
een glimlach op het gelaat, welke niet deur van het studeervertrek en noodigde waarop haat en wraakzucht maar al te moet morgen, dadelijk bij het begin der
veel goeds voorspelde. den eerwaarden heer pastoor beleefd uit, duidelijk te lezen stonden. raadszitting dit verzoek doen of schrifte-
Schicker had goed geraden; pastoor binnen te komen. Daarop nam hij stok en „Dat is een gevaarlijk onderscheid, mijn lijk laten overreiken, indien ziekte hem
Wickart wendde pogingen aan om beide hoed in ontvangst, schoof een stoel bij en lieve heer Schumacher," sprak hij en verhindert aanwezig te zijn. Dit is het
partijen tot vriendschap te bewegen, In verzocht den bezoeker plaats te nemen, hief de handen omhoog. „God behoede uiterste wat ik u mag toestaan. En ik
den loop van den morgen hadden de Dadelijk bij het binnenkomen bemerk- n voor zelfbedrog Een hart, met wraak- ontneem mij daardoor een belangrijke
beide nichten Katharina van Waitensee te pastoor Wickart het portret van den zucht vervuld, of tenminste geneigd tot praejudicium 1"
en Atlante Zurlauben hem een bezoek vader des heeren Schumacher. wraak, meent zoo gemakkelijk recht en (Wordt vervolgd.)
Wie haar dat nu een jaar of wat terug
eens voorspeld had, zij Elsje Klimop, ging
een paar weken in Gelderland doorbren
gen Niet logeeren bij familie, want die
bezat zij niet zoo verweg, en óók niet hij
kennissen, want dat maakt allemaal maar
verplichting.
Neen, ze ging er, met haar man natuur
lijk, bij heel vreemde menschen, „en
pension". Uit een advertentie in de krant
kregen zij 't adres en 't moest er goed zijn.
Heel goed. Dat wisten ze van de ouders
van hun schoondochter, die waren er óók
geweest en kwamen niet uitgepraat, zoo
netjes alles er was en hoe lekker het eten.
Eerst wilde zij er niet aan, Piet even
min. „Veel te vreemd, hun stand niet,"
vond haar man. Doch toen lachten de
kinderen hen braaf uit: „Wat stand?"
vroeg een schoonzoon. „Als je 't nou toch
betalen ken Iederéén maakt tegenwoor
dig reisjes in den zomer. Waarom jullie
dan niet
,,'t Zal cènten kosten waarschuwde
Piet Klimop, wetend dat Elsje nog al
op de penning was.
„We willen der graag wat bijleggen,"
verzekerde één der eigen dochters, „en als
je zóó praat, heb je nou ook nooit niks
„Dan heb je altijd wat," zei vader
Klimop leukweg.
„Kom, moeder, beweer uwe nou eris
wat," vermaande de eenige zoon.
„We mosten gaan," meende Elsje tot
elks verbazing.
„Wou je 't spaarbankboekje aanspre
ken Piet Klimop werd onrustig.
„Ik hoef aan mijn spaarbankboekje niet
te raken en dan kan ik toch een uitstappie
maken, zonder er later krom voor te
moeten liggen." Moeder Klimop richtte
zich tevreden in haar stoel op. „En as
vader zinnigheid heeft, om ook eens op
reis te gaan, dan doene we dat, of mijn
naam is geen Els.
En alzoo werd overeengekomen, afge
sproken en besloten.
Piet Klimop kon twee weken verlof
krijgen van de fabriek, waar hij werk
meester was, want 't vorig jaar had hij zijn
vrije dagen laten staan inwonende kin
deren of huisdieren bezaten de reeds vrij
bejaarde menschen nietDaan, hun zoon,
schreef naar Apeldoorn en zoo kwam alles
gauw in orde. Moeder keek hun gardero
be eens na daaraan mankeerde niemen
dal Zondagsche pak en beste japon er uit,
alsof ze pas gisteren van kleermaker en
naaister gekomen waren, hoeden, schoe
nen, overjas en mantel dito dito. Weken
vóór ze weggingen, lag het noodige lin
nengoed, keurig gevouwen én op stapel
tjes, kant en klaar, de rieten koffer werd
van den zolder gehaald, kreeg, van binnen
en van buiten, een zeepsopbeurt en kon
toen, opgehangen in 't zonnetje, „tot in
zijn hart" droog worden.
„Wat zullen we ons vreemd voelen
voorzag Piet Klimop, „we kunnen er be
paald niet aan wennen, Zoo'n heelen dag
lanterfanten en luieren
„Jij hoeft je alvast niet te vervelen," on
derrichtte Elsje hem. „Je kunt je pijpje
rooken, de krant lezen en een loopje ma
ken. 't Moet er mooi zijn in de buurt. Dat
zeggen Dora d'r ouders ten minste."
„Maar jij grinnikte Piet. „Rooken
doe je niet, van lezen hou je niet en luieren
kun je onmogelijk langer dan een kwar
tier. Je moogt ten minste je breikous wel
niet vergeten."
„Laat dat nou maar aan mij over."
Móeder knikte veelbeteekenend. „Ik kan
me bést schikken in zoo'n makkelijk le
ventje. „Ten minste voor een poos. Of
ik 't er fijn van nemen zalNiet wasschen
en plassen. Geen kamers doen en geen eten
koken Is dat effe wat?"
Elsje Klimop vertelde haarman er "niet
bij, dat ze van Dora, de schoondochter, ha
ken had geleerd. „Dat stond beter, da-
mesachtiger, dan zoo'n altoos-durende
breikous," meende de jonge vrouw.
En juffrouw Klimop zag zich al zitten,
in een leuningstoel bij 't raam, of anders op
een ijzeren stoeltje in den tuin, de voeten,
in keurige huispantoffels, op 't voeten
bankje een mooien, zijde-achtigen doek
om de schouders, wanneer 't wat frisch
werd.
En als de bet ging, naar binnen of naar
beneden, om te eten, koffie te drinken en
zoo meer
Piet moest prentkaarten sturen aan al
de kennissen en aan de familie, de kinde
ren in de eerste plaats. Ze hadden er al
Zoo vaak van anderen ontvangen, nu
kwam de beurt eindelijk aan hén.
Wel, wel, wat de lui zouwen opkijken
Piet en Elsje Klimop „en pension."
Een heele stoet kinderen en kleinkin
deren brachten de bejaarde menschen naar
't station en men was 't roerend met el
kaar eens, dat vader en moeder er wat kra
nig uitzagen.
Elsje had zich voor die gelegenheid een
soort reismantel aangeschaft, dien ze later
echter in de week heel goed kon dragen,
wanneer ze boodschappen deed, want
beige was een „gedekte" tint en hij kleurde
netjes bij 't bruin strooien kapotje, stem
mig opgemaakt met lint van 't zelfde en
een toefje violen.
Piet Klimop voelde zich wel wat stijf
in ,,'t gekleede pak", maar in den koffer
zou 't te veel kreuken, had moeder be
slist. Eenmaal in Apeldoorn in 't pension,
mocht hij dadelijk zijn „tusschenbeide"
kleeren aantrekken. Zij bleef in huis óók
niet met haar beste spullen loopen.
In stilte overwoog de eenvoudige vrouw,
dat er veel afhing van zoo'n eerste ontmoe
ting en ze moesten een goeden, degelijken
indruk maken, ook bij de andere gasten.
„Denk er aan, vader, in Utrecht over
stappen," onderrichtte Daan nog eens.
„U hebt tien minuten oponthoud, dus tijd
genoeg."
Trees, de jongste en meest „wereld-
sche" dochter ging op haar teenen staan,
wenkte haar moeder aan 't portier. U moet
geen bed opmaken, alleen afhalen en geen
tafelgerei naar de keuken brengen. Daar
voor is de bediening en anders merken ze
dadelijk, dat je 't niet gewend ben."
Met iets, dat op een zucht leek, spied
de de jonge vrouw naar moeders handen,
die duidelijke sporen van handenarbeid
droegen.
„Wees maar niet bang, kind," stelde
Elsje haar dochter gerust. „Ik zal me wel
damesachtig voordoen en geen oogenblik
vergeten, dat ik daar „en pension" ben.
Zoo heet het toch
Treesje knikte „Zekeren vader
Klimop schudde het hoofd met een haas-
ortmerkbaar lachje, 't Zou hém benieuwen.
Voorgegaan door een netgekleed dienst
meisje, die „mevrouws" reismandje dtoeg,
bestegen Piet en Elsje Klimop de trap
naar hun kamers. Eigenlijk had Marie
(zoo stelde de gedienstige zich voor) den
koffer willen nemen, doch daartegen ver
zette „meneer" zich uit alle macht, hoe
wel zijn vrouw hem aanstootte. „Komt
niks van in, kindliefVrouwvolk voor
me laten sjouwen Dat zou dan toch voor
't eerst van me leven zijn."
„Zooals meneer wil," gaf 't dienstmeis
je dadelijk toe en wipte vlug de traptreden
op. „U maakt 't u maar makkelijk? Da-
deljjk komt juffrouw Lensing u verwelko
men. Ze is nog niet gekleed. U hadt ver
zuimd te schrijven, met welken trein u
kwam en 't is hier 's morgens druk."
Met een vriendelijk knikje trok Marie
zich terug. Die „nieuwen" leken zoo
kwaad niet, een beetje burgerlijk-onbe
holpen Enfin, als ze maar niet al te veel
noten op hun zang kregen Je had hier als
meisje-alleen toch genoeg de handen vol.
Met vlugge schreden, nauwelijks den
traplooper rakend, ruischte Marie naar
beneden.
De pas aangekomenen keken rond in
de vriendelijke, keurig-gemeubelde zit
kamer, 't zonnig, zindelijk slaapvertrek.
„In de puntjes hoor meende Elsje.
„Net wel," beaamde Piet.
„We maggen wel voorzichtig doen, dat
we geen rommel maken," fluisterde Els
weer.
„Jij en rommel maken," sprak Piet te
gen. „In je eigen kamer leit toch óók nooit
wat overhoop
„Dat 's glad," lachte „mevrouw" Klim
op, „daar mot ik het zelf opruimen."
„Hier óók misschien," gaf „meneer"
Klimop jolig terug.
Een klopje op de deur. De nieuwe gas
ten keken elkaar een beetje verschrikt aan.
„Binnen" roepen in een ander z'n huis
Toch deed Elsje het en de pensionhoud
ster kwam de kamer in, stelde zich voor
als „juffrouw Lensing, gaf handen, „me
vrouwde" en „mijnheerde" óók.
De Klimoppen raakten er al wat aan
gewoon.
In den trein was 't nog „juffrouw" ge
weest, zeker vanwege de derde klas en de
werkhanden. De huurkoetsier, die hen
naar 't pension bracht, zag zijn voordeel
al en betitelde de eenvoudige menschen als
deftige lieden, 't Sloeg in, dat merkte hij
aan de fooi.
„Ik hoop, dat u 't hier naar uw zin zult
hebben," zei juffrouw Lensing vriende
lijk, „u wilt misschien voor de eerste maal
liever op uw kamer koffiedrinken, dan
laat ik Marie hier dekken. Anders worden
de maaltijden beneden in de tuinkamer
gebruikt, dat is gezelliger. U belt wel
even, als er wat noodig is
„Zeker, da.... ja zeker, juffrouw,"
deed Piet Klimop het woord, terwijl Elsje,
die na de begroeting was gaan zitten, over
woog of 't niet.behoorlijk zou zijn, als zij
vroeg, of juffrouw Lensing wou plaats ne
men. Maar de pensionhoudster ging al
met een kleine buiging en een beleefden
groet de kamer uit.
,,'n Keurig mensch, hoo. verzuchtte
Piet. „Dat zóó iemand, zoo'n echte dame,
óns menschen mot bedienen
„Dat doet het gèld," knikte Elsje ge
wichtig. „Wie de centen heeft, kan de
lakens uitdeelen."
„Nou ja," meneer Klimop haalde de
schouders op. „De heerlijkheid duurt niet
lang. Over twee weken sta ik weer in de
fabriek en jij
„Aan de waschtobbe," ijverde Elsje.
„Maar nou benne we en pension entdaar-
naar motten we ons gedragen. Wat jij
Er werd al weer geklopt en Marie
kwam binnen met 't noodige voor de kof
fietafel. Juffrouw Klimop hield met beide
handen de zijleuningen van haar stoel
vast, om zichzelf te verhinderen, bedrijvig
op te rijzen en het meisje te helpen met
dekken.
Maar Piets veelzeggende blik weerhield
haar óók.
Na de koffie overviel beiden een ge
voel van slaperigheid, Piet had een si
gaar opgestoken en een boek ter hand ge
nomen, Elsje hing de daagsche kleeren in
in een kast, liep toen een beetje heen en
weer, maar ze wou niet blijven ronddrente
len tot een wandeling konden ze nog
moeilijk besluiten en zoo knikkebolden
spoedig de bejaarde menschen heel ge
moedelijk tegen elkaar, ongewoon als ze
waren aan ledig zitten op klaarlichten dag.
Toen, om vijf uur de gong werd gesla
gen voor 't middagmaal, verklaarden ze
eenparig, hoegenaamd nog geen honger te
hebben, maar de keurige gedekte tafel, die
Elsje een hoorbaar „sjongens ontlokte
en de lekkere spijzen deden hen toch,
zij 't ook in alle bescheidenheid, toetasten
en juffrouw Lensing aan het hoofd van
den disch, moest wel even glimlachen, als
zij 't totaal gemis van manieren ontdekte,
maar verblijdde zich meteen, dat de nieuw
aangekomenen zooveel aangeboren wel
levendheid bezaten. Vooral Piet Klimop
gluurde voorzichtig links en rechts, vóór
hij zich bediende, hoe zijn tafelburen zich
gedroegen.
Aan de thee werd gezellig gepraat en
't viel weinig op, dat man en vrouw er
meestal zwijgend bij zaten doch toen,
na de thee, nieuwsbladen en handwerken
verschenen, kampte Elsje opnieuw met
een haar anders vreemde neiging, om in te
dutten. Telkens gleed 't haakwerk haar
uit de hand.
Tot hun eer moet worden gezegd, dat
ze niemand overlast deden en geen aan
stoot gaven, ze waren makkelijk en met
alles tevreden, maar na enkele dagen be
gon 't gedwongen nietsdoen Elsje erg te
hinderen. Haar man sloot zich nu en dan
aan bij een klein renteniertje, die ook tijd
te veel had, wandelde met hem, rookte
met hem, zelfs gingen ze samen wel eens
een partijtje dammen, domineeren of bil
jarten. Maar de goede, eenvoudige vrouw
vond zulk tijdverdrijf niet en de uren,
met geen andere vulling dan haakwerk,
dat geen bestemming had, vielen haar da
nig lang. Soms jeukten de vingers, aan ge-
regelden arbeid gewoon, om 't karpet te
borstelen, het zeil te boenen of de ruiten te
zeemen, te meer, daar ze zag, dat juffrouw
Lensing en Marie van vroeg tot laat in de
weer waren, méér deden, dan ze eigenlijk
konden en toch zelden met al het werk
klaar kwamen. Natuurlijk waren er ook
lastige, veeleischende pensiongasten.
Om toch iets te doen te hebben, poetste
Elsje iederen morgen haar schoenen en
die van haar man. Nog nimmer besteedde
ze zóóveel zorg en tijd aan 't nette schoei
sel. Van buiten de kamer zetten wilde zij
niet hooren, ze brachten immers alles zelf
mee borsteltjes, chroomsmeer en flanel.
Nooit hadden de neuzen zoo geglommen
en waren de hakken zóó blinkend ge
weest. In stilte grinnikte Piet Klimop, als
hij zijn laarzen bekeek hij kon er zich in
spiegelen.
„Ze houdt het nooit vol, veertien dagen
niks uitvoeren, die goeie, bedrijvige Els
Dan keek hij naaf 't smoezelig gewor
den haakwerk, dat in de roode, vochtige
handen zoo weinig vorderde en scheen het
niet te begrijpen, dat de dagen lang duur
den.
Toen de Klimoppen een halve'week on
geveer en pension waren en Marie haar
uitgaansmiddag had, kwam een paar uren
later Truus, een jonger zusje, zeggen, dat
het meisje thuis onwèl was geworden.
Zeker kou gevat. Of anders wat overspan
ning. Ze kwam dien avond maar niet in
haar dienst terug, aan een ziek mensch had
juffrouw Lensing toch niets. Daartegen
viel niets in te brengen, maar o, wat zat de
pensionhoudstet in de waf 't Heele huis
vol menschen en dan geen hulp
„Als ik wat voor u doer kan Ik mag
gerust blijven in plaats van Marie," bood
't zusje gulhartig aan.
„Maar ,k heb r.et genoeg aan je," aar
zelde juffrouw Lensing.
„Voorloopig dan," drong het kind aan.
„Ik kan toch trappen loopen, opendoen e»
boodschappen halen."
„Wat is beter dan niets," overwoog de
vrouw des huizes, „toch moet ik omzien
naat andere hulp. Blijf dan maar zoolang."
Was 't berekening of enkel de behoefte,
zich eens uit te spreken, die juffrouw Len
sing naar boven deed gaan, om een praatje
bij „mevrouw" Klimop te maken
Spoedig was haar gast op de hoogte van
den toestand, ook van Truusjes aanbod, de
zuster te vervangen.
,,'t Is natuurlijk niet te versmaden, maar
behalve dekken en afnemen, boodschap
pen doen en naar de bel loopen, komt er
zóóveel kijken. Voor 't ruwste werk heb ik
vrouw Glastra, maar die komt haast niet
vooruit, als ze alléén bezig is. Ik weet me
geen raad."
Peinzend keek de nog jonge vrouw naar
buiten en zag daardoor niet, hoe haar ou
dere huisgenoote 't handwerk van haar
schoot legde, en zenuwachtig de vingers
inéénklemde. Opeens klonk het fluiste
rend, afgebroken, toch gretig „Als ik u
soms helpen kan 'k Zou er niks tegen
hebben, eens een kamer te doen of een bed
op te maken. Voor den pot zorgen kan ik
ook, al kookte ik nooit zulke fijne dingen,
als ze hier gewoon zijn. Maar wanneer
mijn man 't goed vindt en u ben er mee
geholpen waaróm niet Mensch,
mensch, wat een uitredding Dat stilzit
ten maakt me chagrijnig, *k zou er ziek van
worden
,,'t Is heel vriendelijk van u Juffrouw
Lensing deed haar best, verrast te kijken,
„maar vindt u 't niet vervelend tegenover
de andere gasten? Moeten die u nu aan
't werk en in de keuken zien
„Lieve mensch," Elsje Klimop strui
kelde over haar eigen woorden, „denkt
u, dat ze niet daiijk gemerkt hebben, hoe
weinig ik st*>'n leven gewoon ben Nee,
hoor, laat mijn maar wérken
P et Klimop had er niets op tegen. „Ga
jij je gang, vrouw. Een mensch z'n zin is
een rrensch z'n leven bewilligde hij
goedig, inziende, dat het humeur van
zijn Els lijden zou onder 't voortdurend
niets doen. En van dat oogenblik' af Zag
men juffrouw Klimop zich reppen met
stofdoek en stoffer, spons en dweil, alsof
ze een gehuurde en betaalde dienstbode
was. De drukte van kamers en gangen
doen smolt weg onder haar vaardige han
den, en 's middags redderde de kleine, ge
zette vrouw in de keuken, dat het zoo'n
aard had. Schillen, doppen, vaat wasschen
en zilver poetsen, het scheen alles tot haar
liefste bezigheden te behooren en juffrouw
Lensing betreurde het soms in stilte, dat zij
van zulk een onwaardeerbare hulp slechts
tijdelijk, misschien maar heel kort genie
ten zou.
Den dag vóórdat de Klimops uit het
pension zouden vertrekken, kwam Marie,
geheel hersteld en flink uitgerust, terug.
Aan den laatsten maaltijd herdacht juf
frouw Lensing; in 't bijzijn van alle huis-
genooten, hoe belangeloos en vriendelijk
„mevrouw" haar had bijgestaan tijdens de
ziekte van haar dienstmeisje. „Ik weet
waarlijk niet, hoe alles had moeten loopen,
zónder die hulp 1" verzuchtte zij erkente
lijk, en de andere gasten betuigden le
vendig hunne instemming. Ze vonden
„die Klimoppen" heel geschikte lui, die
der plaats wisten en zich niet opdrongen.
Tot in 't rijtuig toe vergezelden den
vertrekkenden talrijke stoffelijke blijken
van dankbaarheid, in den vorm van bloe
men, een mandje vruchten, een groote
flesch eau-de-cologne en zoo meer. Er
kwam haast geen eind aan het handen ge
ven.
„We zouden aan gemak en gerief heel
wat gemist hebben zónder dat goede
mensch vertolkte een statige dame het
gevoelen van al de overigen.
„Zou ooit iemand zóó rijk bedacht zijn
geworden als ik, wanneer-ie van een uit
stapje terug kwam verbaasde Elsje
Klimop zich. „De helft van 't pensiongeld
heeft juffrouw Lensing me ook opge
drongen. Ik wou 't eerst niet aannemen."
Ze liet een enveloppe zien met eenig pa
pieren geld.
„Dan zijn we goedkoop uit geweest, dat
is vast," betuigde Piet Klimop, „maar als
pensiongast deug je niet, vrouw. Ten
minste niet zoo best als ik."
En de fabrieksbaas wreef zich, goed ge
humeurd, de handen.
(Volksbl. v. Ned.)
De Franciscaan P. Lambert Heitzinger
van de missie Potan in Bolivia, schrijft in
een brief aan de „Reichspost" over de
Sirionos-I ndiane n
Deze zijr. r.og onbeschaafd. Zij moeten
afstammen van het ras der Guarany en
hun taal vertoont veel overeenkomst met