Hoe een winkelbediende het publiek ziet.
A
0
icccccccccccccccccccccccccccccccccccccccc*^^^^
Slechthoorend?
Gordijnwasscheri; f/t Kleverpark
ELCK WAT WILS
TREKJES
Derde Blad.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Zaterdag 7 Meï 1927
-•*vv jg, oaHai.E.raj^nE< i^aieruag t ivxci.
1
mm
99
Vooriaarssioffen.
SANTPOORTERSTRAAT 41 - TELEFOON 10131
jVJedetieelingen van den K. R. O,
SOCIAAL LEVEN.
UIT ONZE OOST.
HET BAANTJE VANMOHAM
MEDAAN.
P. GEERVLIET
AMSTERDAM
No. 496
EEN WINKELBEDIENDE IN EEN
GROOT WAREN-HUIS VERTELDE
„Waarom ik juist winkelbediende ben ge
worden? Wel, omdat ik van het vak houd.
En waarom ik ervan houd? Doodeenvoudig
omdat ik er alleen voor deug. Vóór den oor
log was ik al in het vak. Ik ben begonnen in
een klein zaakje, maar bleek al gauw ge
schikt voor grooter werk. Ik ben pas in mijn
element als ik tegenover de klanten sta, en
vooral lastige klanten hebben mijn bijzon
dere sympathie. Het is mijn grootste vol
doening als ik een onhandelbare klant te
vreden zie vertrekken.
Dat is, geloof ik, het meest typeerende in
ons vak, de innerlijke bevrediging die je
moet hebben ondanks alle ergernis, en je kijk
op het publiek.
r**.M«.Y6«
De „heer'Mijke klant.
In den loop der jaren word je wel een
menschenkenner. Je behoeft geen jaren of
maanden te wachten, neen, na eenige dagen
uren zelfs kom je tot de ontdekking, dat
het publiek steeds verwisselt en toch al
tijd hetzelfde blijft.
Ik heb collega's, die beweren, liever met
mannelijke klanten te maken te hebben. Ik
ben een andere meening toegedaan.
Ik ben zoowel in de heeren- als de dames-
eonfectie geweest en heb altijd gevonden, dat
de heeren nog veel lastiger kunnen zijn dan de
dames.
Véél lastiger mijnheer.
Bovendien, als je hun wenschen niet be
vredigen kunt, krijg je allerlei grofheden te
hooren en ik heb dikwijls den indruk gekre
gen, dat kleine menschjes, die in hun beroep,
of thuis bij hun vrouw niets te vertellen heb-
ryyiffvsiv
ben, van de gelegenheid gebruik wilden ma- j
ken om ook eens te commandeeren.
U hadt die peuteraartjes eens moeten hoo
ren, als ze een luster jasje van drie gulden
moesten hebben.niets deugt er.niets
wil passen, totdat ze eindelijk het jasje te voor
schijn halen, waarmee je zelf het eerst voor den
dag kwam en met een triomf op hun gezicht
zeggen „Zieije wel, als ik er zelf maar aan te
pas kom."
En dan was het hetzelfde jasje, dat ze een
half uur geleden al gepast hadden en terzijde
hadden gelegd.
Met protesten hoef je met aan te komen
de klant geniet, en het beste is, hem in den
waan te laten, dat hij zoo kwiek is.
Zulke klanten zijn echter gelukkig uitzon
deringen, maar in de heeren-afdeeling heb ik
ze meer ontmoet dan in de dames-afdeeling.
Natuurlijk.... er zijn ook veel dames
klanten, die moeilijk te voldoen zijn, ma ar ik
heb altijd den indruk, dat een dame het meer
op prijs stelt, als je wat moeite voor haar doet.
Welk het moeilijkste oogenblik voor den
verkooper is
Dat zijn de eerste twee of drie minuten, als
je nog zoo'n beetje moet uitvisschen, wat de
klant eigenlijk wil.
Vóór alles willen ze er allemaal slank uit
zien. Ik heb den patroon reeds meermale
voorgesteld, inplaats van de gewone spiegels
lachspiegels aan te brengen, waarin hun fi
guur uitgerekt verschijnt. Als je vervolgens
weet van welke stof en welke kleur de klant
het meeste houdt, dan ben je zoo goed als
klaar.
U kunt zich er geen voorstelling van vor
men, welk een moeite je kunt hebben met de
kleur. Zoolang de menschen naar „muisgrijs"
„koningsblauw" of „tomatenrood" vragen
gaat het nog wel, maar wat moet je beginnen
als ze zooiets vragen als
„Donkergroen, maar niet zoo donker als de
mantel van tante, want dat staat zoo ouwelijk
en tante wil ook niet, dat we allebei precies
hetzelfde gekleed gaan."
En als je dan heel voorzichtig vraagt of ze
geen monstertje kan laten zien van den mantel
van tante, dan hoor je zooiets als
„M'n tante woont in Tilburg."
Als de klant eenmaal zoover is, dat ze eeni
ge exemplaren heeft uitgezocht, die haar wel
lijken, dan begint de eigenlijke taak van den
verkooper pas, waarbij hij gelegenheid krijgt
te toonen of hij zijn vak verstaat. Want nu
moet hij erop uit zijn het beste en het duurste
te verkoopen. Ten eerste heeft de klant reden
r.Mevaa.
De klant, die vanzéli met onderscheiding
behandeld wordt.
Winkelbediende, 'n intelligent type.
om tevreden te zijn, want voor meer geld
krijgt hij betere waar en ten tweede is het 't
belang van de zaak, dat het duurste verkocht
wordt.
Het is gemakkelijk genoeg om een klant te
helpen, die een paar el lint noodig heeft. Dat
kan een meisje, dat net een week in de zaak is.
Maar in een zaak van beteekenis dient er
ook op gelet te worden, dat de klant niet „be
kocht" is, dat wil zeggen dat hem niet met
geweld iets wordt opgedrongen, wat hij eigen
lijk niet hebben wil. Dat zou slechts een
schijnbaar succes zijn, want als deze klant
later kalm nadenkt, ergert hij zich dood en
komt nooit meeï terug.
Voorkomendheid en hoffelijkheid zijn ook
een paar noodzakelijke eigenschappen. Het is
tegenwoordig moeilijk genoeg om klanten te
behouden en geen enkele chef zal genoegen
nemen met een bediende, die door zijn op
treden de klanten van de zaak vervreemdt.
Als een klant ontevreden is over de be
diening, kan hij zich altijd bij een der chefs
aanmelden en hoe de zaak zich ook heeft toe
gedragen, de klant krijgt altijd gelijk. In onze
zaak is het bij voorbeeld de gewoonte, dat een
bediende, die met zijn klant niet klaar komt,
ongemerkt een ouderen collega of den afdee-
lingschef erbij haalt en zelf onopvallend t er-
dwijnt.
Op het oogenblik is het een moeilijke tijd.
De menschen laten hun geld niet gemakkelijk
los, en willen het onderste uit de kan hebben.
Een zekere nervositeit is merkbaar, die je
slechts met een kalme hoffelijkheid kunt be
antwoorden.
Verder heb ik in mijn twintigjarige prak
tijk de ervaring opgedaan, dat de goedkoope
klanten gewoonlijk onhandelbaarder zijn dan
de duurdere. Ik bedoel, dat het dikwijls moei
lijker is om een paar el zij voor een blouse te
verkoopen aan de vrouw van een stratemaker,
dan een bontmantel aan de vrouw van den
wethouder.
FR .M&yëJ*
De klant moet vóór alles met onderscheiding
behandeld worden.
We staan iederen dag tegenover honderden
vreemde gezichten en aan het uiterlijk knn je
nauwelijks meer zien wat je voor je hebt, voor
al bij de dames niet, maar als je het adres no
teert en den naam hoort, kom je telkens weer
tot de gevolgtrekking de werkelijk voorna
me menschen, die de belangrijkste inkoopen
doen, zijn de gemakkelijkste klanten ze zien,
dat je moeite voor ze doet en ze weten duide
lijk te omschrijven, wat ze hebben willen.
Daarbij zijn ze vaak vriendelijk en tegemoet
komend Maar de anderen zijn soms een
beetje anders. Maar we hebben niets anders te
doen dan te buigen en het Amerikaansche
spreekwoord voor oogen te houden
„De klant is koning."
EEN WINKELMEISJE UIT EEN
BAZAR VERTELDE:
„Wij verkoopen hoofdzakelijk galanterie
waren en het komt er bij ons vooral op aan om
te raden wat de klant hebben wil en hen daar
na zooveel mogelijk tevreden te stellen.
Dikwijls beginnen de klanten zoo
„Juffrouw, ik wil iets heel bijzonders van u
hebben.iets aparts.iets opvallends."
Wat je dan laat zien deugt gewoonlijk niet.
Dat hebben ze allemaal al.
Het feit alleen al, dat we het op de toon
bank leggen is reeds voldoende om de klant er
tegen in te nemen.
Je hebt veel handigheid en ervaring noodig
om den klant tot een beslissing te brengen.
Nu de mode zich tegenwoordig ook over
kleinigheden uitstrekt, laten ook de dames
zich in 't algemeen gaarne raden.
De beste verkoopsters hebben dan ook
meestal voldoende smaak om vragen als
„Komt dit taschie goed bij mijn mantel" met
de noodige autoriteit te kunnen beantwoor
den.
Een bijzonder soort van klanten zijn de
heeren, die geschenken voor dames komen
koopen. Je hebt een categorie, die met de
grootste zorgvuldigheid een keuze doet, die
zich aldoor betere kwaliteiten laten toonen,
ervoor zorgen, dat het prijsje verwijderd
wordt en het visitekaartje, dat erbij gelegd
moet worden, reeds gereed hebben.
Een tegenstelling daarmee zijn de heeren,
die we „naarlingen" of zoo iets plegen te noe-
kmever
„Wat een lampepit; wie is dat?"
„De winkelchef!"
Die gaan naar een of andere toonbank toe
„Wat heb je hier.Taschjes 1Dat is
goedgeef er maar eentjeHij mag een
gulden of twintig kosten."
„Wilt u die langwerpige of die."
„Dat komt er niet op aan."
„Of deze, met celluloid beugel."
Klant (achter de wolken schijnt de zon).
„Komt er niet op aan. Pak maar in. 't
Wordt toch omgeruild."
Onaangenaamheden met klanten komen
zelden voor. Als iemand een beetje opgewon
den is, wordt hij heel onderdanig bediend,
want we vinden het erg vervelend, als de chef
erbij wordt gehaald, zelfs al heeft de klant on
gelijk."
De klant, die z'n boodschap vergeten is.
Zondag 1 Mei is voor den Katholieken
Radio-Omroep een gewichtige dag geweest.
Daar kwamen in de oude bisschopstad
Utrecht de afgevaardigden bijeen van al de
Katholieke Radio-vereenigingen in Neder
land, en zij loonden zonder eenige uitzonde
ring allen het volle besef te hebben van de
groote kracht, die er van onzen Omroep kan
uitgaan, zoo allereerst en vóór alles een
groote eenheid tot stand kwam van alle
Katholieke luisteraars in het algemeen, maar
van de R. K. Radiovereenigingen in het bij
zonder.
Die eenheid werd bereikt door het met
algemeene stemmen aanvaarden van de
bondsstatuten, welke in concept te voren
waren rondgezonden en nu na algemeen
overleg, en zonder den geringsten tegen
stand werden aangenomen.
Die eenheid bleek toog meer in de diepe
overtuiging, welke er bij allen heerschte van
de noodzakelijkheid om in het moderne
leven het groote middel van de Kath. radio
met alle kracht te exploiteeren; zij bleek
ten slotte uit de keuze van het bestuur, dat
dat de vertegenwoordigers van de vijf dioce
sen een trouwe afbeelding vormde van het
Katholieke leven in ons vaderland.
Een dag van verheugenis.
Want in deze vergadering werd bereikt,
waarnaar door allen, die het wel meenen
met den K. R, O., zoozeer verlangd werd:
de concentratie van alle krachten, en daar
mede de mogelijkheid om namens heel Ka
tholiek Nederland in radio-zaken te kunnen
optreden.
Thans heeft de K. R. O.-stichting achter
zich staan een bond, die alle radio-vereeni-
gingen van ons land omvat, en wiens be
stuur in den strijd, die gevoerd moet wor
den (en gezien de mentaliteit der tegenstan
ders nog lang niet ten einde is) haar steun
kan zijn en het groote middel om hare bil
lijke eischen kracht bij te zetten.
Thans weet de K. R. 0.-stichting, dat ge
heel het Kathqlieke-radio-leven van dit cen
trum uit mobiel gehouden zal worden en
steeds meer en meer uitgebreid, tot alle ste
den en dorpen en gehuchten van ons vader
land. Thans kan heel dat raderwerk van bo
ven af in beweging worden gesteld, omdat
de K. R. O.-stichting in haar midden heeft
den afgevaardigde van den bond, aan wien
zij de volledige inzage geeft van geheel haar
doen en laten en van al hare plannen en
strevingen.
Thans is er ook mogelijkheid door middel
van den bond om den K. R, O, stichting op
de hoogte te houden van de eerstige en be
redeneerde wenschen van de luisteraars in
zake van uitzendingen en programma's.
Het is daarom dat 1 Mei van dit jaar met
gulden letteren wordt opgeschreven in de
Kronieken van den K. R. O.
Moge de bond van den R.K. Radio-ver
eenigingen, steeds in bloei en in kracht toe
nemen. Moge het getal vereenigingen, welke
zich hebben aangesloten nog verdubbelen.
Maar moge vooral dezelfde geest onder le
den en bestuur blijven heerschen, waarvan
ondergeteekende tot zijn groote vreugde
Zondag j.l. getuige was, n.l. de geest van
eendrachtig streven om vóór alles den Ka
tholieken Radio-Omroep in Nederland groot
te maken.
L. H. PERQUIN,
Voorzitter K. R. 0.
INSTITUUT VOOR DOOFSTOMMEN TE
ST. MICHIELS-GESTEL.
Aan het jaarverslag van 't Instituut voor
doofstommen te St. Michiels-Gestel over 't
jaar 1926 ontleenen wij het volgende.
Het aantal leerlingen en verpleegden
nam in 1926 weer aanmerkelijk toe en steeg
tot 354, waarvan 176 jongens en 184 meis
jes, zoodat het Instituut van St. Michiels-
Gestel veruit het meest bevolkte doofstom
men-instituut is van Nederland. De leer
lingen zijn verdeeld in 25 klassen, waarin
thans 30 onderwijzers en onderwijzeressen
werkzaam ziin.
Aan het einde van het leerjaar slaagden
23 leerlingen in het examen lingerie en cos-
tumière. In Juli behaalden te Amsterdam 4
leerlingen der hoogste klas het diploma van
coupeuse.
Op 23 en 24 Juni werd in het Instituut 'n
congres gehouden de elfde algem. vergade
ring der Vereeniging tot bevordering van 't
doofstommen-onderwijs in Nederland.
In die vergadering werd door Mgr. Her-
mus een inleiding gehouden over de metho
de Malisch, die tot een breedvoerige en
vruchtbare gedachtenwisseling aanleiding
gaf en later in brochure-vorm werd uitge
geven.
In de maand Juli slaagden ook weer ver
schillende onderwijzers en onderwijzeressen
voor het diploma A en B (doofst.-onder-
wiizer tweede en eerste klas).
Bijzondere zorg werd weder besteed aan
de' geestelijke belangen ook der oud-leer
lingen Op verschillende plaatsen: Tilburg,
Nijmegen, Amsterdam. Haarlem werden door
of onder medewerking van den hoogeerw.
Directeur en van de priester-onderwijzers
van het Instituut god\dienstoefeningen voor
hen gehouden.
Op zeer milddadige wijze werd de schoo-
ne liefdadige inrichting van St. Michiels-
Gestel in 1926 weer door de particuliere
liefdadigheid gesteund. De collecten in het
bisdom Den Bosch en Breda brachten resp.
op 3766 en 2901, terwijl door het bis
dom Roermond voor het onderhoud van z n
arme doofstomme leerlingen werd bijge
dragen ruim 6600. Een lange liist van gif
ten en legaten vult de 34ste en 35ste bldz.
van het verslag.
Uit de beraadslagingen, vooral in de Sta
ten van Noord-Holland. Utrecht en Gel
derland, waaraan in het begin van het ver
slag bijzondere aandacht wordt gewijld,
blijkt dat thans vrij algemeen wordt inge
zien, dat door een Inrichting als die van St.
Michiels-Gestel ook provinciale belangen
gediend worden en dat het dus tot de taak
van het bestuur der Provincies» behoort,
zulke inrichtingen financieel te steunen. Het
goede voorbeeld in 1925 door Zuid-Hol- 1
land gegeven, werd in 1926 gevolgd door
Utrecht, terwijl er alle kans bestaat dat het
in 1927 ook door Noord-Holland zal ge- 1
volgd worden.
Mogen al die billijke wenschen van het 1
bestuur in vervulling gaan en zoowel de
Burgerlijke Overheid als de particuliere
liefdadigheid blijven voortgaan, aan deze,
Neerlands' schoonste liefdadige instelling,
den noodigen steun te verleenen.
Een medewerker te Tasikmalaia van de
„Javabode" doet een verhaal van 'n Moea-
lap, iemand die tot den Islam is overge
gaan, zekere Heiman van Kommer, die ten
koste zijner goedgeloovige nieuwe „ge-
loofsgenooten" ieeft. Gewapend met 'n ver
klaring hem door den hoofd-penghoeloe
van Batavia verstrekt, en waaruit zijn over
gang naar den Islam moet bliiken. loopt hij
de woningen der gegoede Inlanders af om
te bedelen.
Op de vraag van den landrechter, voor
wien hij op beschuldiging van diefstal te
recht stond, wat hem er eigenlijk toe bracht
om Mohammedaan te worden, antwoordde
hij cynisch: „om gemakkelijk aan den kost
te kunnen komen". „Een collega van mij",
vertelde hij met rots. verdient op deze
manier soms 30 per dag". Naderhand is
gebleken dat Heiman van Kommer met rood
paspoort uit het leger is weggejaagd. Dat
heeft hij den assistent-resident volmondig
bekend.
Over het electrisch hoor-
toestel, hetwelk U mij hebt
geleverd, ben ik ZEER TE
VREDEN. Het stelt mij in
staat, ofschoon ik toch door
ernstige doofheid ben aangetast, op zulke wijze wederom
hooren, alsof ik mijn gehoorvermogen grootendeels
had terug gekregen.
Dr. F. A. S. te N.
Dit is een der vele tevredenheidsbetuigingen, waaruit U kunt zien, hoe
onze hoortoestellen in de praktijk voldoen. Ook U kunt dit resultaat berei
ken. Wij zenden de nieuwste modellen gratis op proef. Vraagt er direct even om.
OUDE SPIEGELSTRAAT 3
TELEF. 37718
De film Ben-Hur. Arm Tooneel 1
Dat duizenden menschen, die niet tot het
bioscope-bezoekend publiek behooren, tóch
de film Ben-Hur hebben gezien, zal voor 'n
groot deel wel liggen aan de populariteit
van de roman, waarnaar die film is vervaar
digd.
En misschien zullen er heel wat onder hen
zijn, die na het zien ervan zich hebben voor
genomen nog eens meer naar de bioscope te
gaan....
Dat is weer de schaduwkant van zoo n
extra film-gebeurtenis.
Of het zou moeten zijn, dat die „enthou-
siast-gewordenen" althans de verstan-
digen onder hen zich bij die volgende
films erg onbevredigd zullen voelen en dan
maar weer rustigjes thuisblijven.... tot er
wéér zoo iets bijzonders komt.
Ja, ik wil het rondweg zeggen 'k bèn
geen voorstander van de bioscoop, 'k Ben
er van gaan walgen toen ik in m'n heel kor
te journalistieke loopbaan 'n keer of zes
'n rechtzaakje had meegemaakt, waarin
'k 'n jong leven door bioscoop-hartstocht
naar de bliksem zag gaan. En dat waren nog
maar alleen plaatselijke rechtzaakjes.de
wereld is grooter dan mijn stad.
Maar 't zou wel getuigen van dom fana
tisme als we óók niet wilden zien het wérke
lijk schoone en fijn kunstzinnige wat de
film in staat is ons te geven.
En het stemt zeker bemoedigend te zien,
dat er onder de film-vorsten allengs meer
worden gevonden, die smaak hebben voor
het goede en edele, al blijven er voorloopig
nog te veel over, die het-slechte-in-de-mensch
blijven exploiteeren....
We hebben „Ben-Hur" gezien.... „Ben-
Hur" met z'n geweldige dramatische kracht,
met z'n rijkdom van kleuren-harmonie,
met z'n meesterlijke massa-groepeering. We
hebben bewonderd de hoofsche, pieuze wijze,
waarop de Christusfiguur werd aangetoond
en de innige vertolking van de technisch
zoo brooze Madonna-gestaltebewon
derd ook de onzichtbare man, die dit alles
met machtige arm heeft, geënsceneerd en
geleid. Die man moet 'n kunstenaar zijn, die
met elk vezeltje van zijn lichaam heeft aan
gevoeld waér voor elk tafereel de strakke
grens der soberheid moest worden getrokken.
Maar ook zijn spelers waren kunstenaars
en het viel op méér dan in vroegere films
van dat genre dat zelfs de kleinste rol,
soms met 'n speeltijd van enkele seconden,
subliem werd gecreëerd.... 'n enkele mar
kante kop met 'n frappant optisch mimiek-
je't was alles af. Wat geven machtige
bouwwerken en trotsche zee-kasteelen, schil
derachtige natuur-opnamen en costuums,
die kapitalen hebben gekost, wanneer al
dat moois de lijst moet zijn voor vlak spel
en houterige figuratie In Ben-Hur leefde
en trilde ailes mee als in een waarachtig ge
beuren. ook dat, wat niet op de voorgrond
mocht komen.
We hebben Ben-Hur gezien.... en ge
hoopt, dat er meer van zulke films zouden
komenen het publiek dan zou gaan
spuwen van alles wat gewetenlooze bios
coop-magnaten nog voor misselijks zouden
trachten in te voeren.
En toen we buiten stonden keek m'n met
gezel me aan en zei „Heel mooi
maararm tooneel
„Hoe zeg je? Arm tooneel?"
„Ja.... arm tooneel, dat zoo zwoegen!
moet, om de kop boven water te houden.
en in de toekomst misschien heelemaal
door de bioscope zal worden opgevreten.
En daar komen wij aan.... wij, met onze
liefhebberij-tooneelclubjes.la-we nou
gauw met ons gestumper op 't dak gaan
zitten
„Gekheiddat zijn woorden van 't
oogenblik.... je bent onder de indruk....
met beweringen en conclusies moet je wach
ten tot je weer gewoon bent.... „Arm too
neel", jawel, asjeblieft.... Je kunt evengoed
zeggen „Arme visschers", die brcodeloos
worden als de Zuiderzee is gedempt. Mis
schien wel ja.... tenminste, als ze naar dat
dempen blijven kijken...."
We hebben 'n poosje door-geboomd....
en waren 't toen wel ongeveer eens over 't vol
gende.
Zeker, het tooneel heeft en dat is al
'n kwestie van jaren aan de bioscope 'n
duchtige concurrent gekregen. We kunnen
nu wel met 'n brutaal gezicht blijven rond
bazuinen „Menschen, laat je toch niet ver
lakkenDe bioscope geeft immers nooit,
en kan nooit geven wat het tooneel brengt
het gesproken woord, de zuivere uitbeelding
van het waarachtige leven 1" maar dan
spelen we toch min of meer verstoppertje.
En we praten niet weg, dat de film de massa
tot zich heeft getrokken en dit in de toekomst
misschien nog sterker zal doen.
Nu is het voor de tooneelleiders maar de
kunst, om zich bij die omstandigheden aan te
passen, en te komen met stukken, die in
verschillend opzicht de film de baas zijn.
Meerdere tooneelgezelschappen hebben dan
ook reeds bewezen die kunst te verstaan
door het brengen van opvoeringen, die de
echte, eerlijke kunstminnaar een veel grooter
voldoening geven, dan hij bij welke film
dan ook zal vinden.
En dat is zeker 'n verblijdend iets.
Want zoo zoetjes aan zullen de tweede-,
derde- en nog mindere-rangs-tooneelge-
zelschappen (de laatste natuurlijk 't eerst)
gaan verdwijnen en we houden over de eerste
klas-ensembles, die voorloopig heusch nog
niet voor de bioscoop op zij behoeven te gaan.
Verschillende, op hoog peil staande vertoo
ningen van goede stukken, die het tot een
mooi aantal reprises brachten, hebben be
wezen, dat er, trots alle film-paleizen, nog
genoeg menschen overblijven, om een werke
lijk artistiek tooneelgezelschap op de been
te houden. We noemen slechts als voorbeeld
het machtige tooneelwerk „St. Genesius"
van Henri Ghéon, dat in dit seizoen zéker
nog niet uitgespeeld zal raken.... en dat
zelfs andersdenkenden heeft aangegrepen.
Als er tooneelgezelschappen zijn, die een
noodlijdend bestaan voortslepen, dan zal
dit eerder liggen aan hun gehalte en hun te
groot aantal, dan aan de concurrentie van
de film.
En van verdwijnen gesproken is het mis
schien te betreuren, dat van lieverlede de
meeste van die zoogenaamde volks stukken
(„Rooie Sien", „Blonde Neel", „Bleeke
Bet") in letterlijke zin van het tooneel gaan
verdwijnen Al die Zondagavond-draken
van zes-bedrijven-negen-tafereelen, vaak spe
lend in verdachte huizen of omgeving, kun
nen het tenslotte niet meer bolwerken en
Zullen het inderdaad tegen de film moeten
afleggen.
Door de concurreerende bioscope onder
gaat het tooneel een zuiveringsproces, dat
weliswaar lang zal duren, maar dat ten laat
ste een gezonde oplossing zal brengen.
En zoo zullen in Ben-Hur-stemming
gesproken film en tooneel naast elkaar, i
maar ieder op eigen baan, kunnen voort-j
schrijden, de menschheid brengend wat goed
en mooi in de kunst is.
En dan hebben we nog het amusements-
tooneelhet blijspel in zijn geestige, vlotte j
dialogen, met zijn rake zede-lessen, die onsj
op het blinkende schaaltje van lach en scherts
worden toegediend.... de goede, gezonde:
klucht, die de eerlijke lach door de schouw
burgzalen doet daveren. Wie zal durven
tegenspreken, dat zoo'n prettig woordspel
van puike acteurs het altijd zal blijven win
nen van honderd „Harolds", „Hams",
„Buds", „Chaplins" en hoe ze allemaal nog
meer mogen heetenIn hoofdzaak trek
ken deze poppekasterij-en-gooi-smijt-films
toch de domme massa en het opgeschoten
goedje, de menschen en aankomende men
schen, die 'n fatsoenlijk tooneelstuk voorheen
óók niet wisten te waardeeren zooals het
verdiende gewaardeerd te worden.
En ten slotte ons liefhebberij-tooneel,
waarmee we volgens m'n Ben-Hur-kame-
raad wel op 't dak kunnen gaan zitten. Dat
staat er op stuk van zaken heelemaal bui
tenen dan blijven we-nog maar bij 't
liefhebberij-tooneel in de steden, waar de
bioscopen maar voor 't uitzoeken zijn. De
clubjes van dilettanten, die aan tooneel doen,
opdat pa, moe, tante en zus kunnen zien hoe
mooi en hoe leuk ze daar staan-trachten-te-
spelen, kunnen rustigjes hun gang gaanj
hoorze zullen tot aan het einde der we
reld 'n lief en welwillend gehoor en 'n uit-.
bundig applaus blijven oogsten.,,, al ko-I
men er nog honderd „Ben-Hurs". Die kun
nen daar tóch nooit tegenop
Maar genoemde kameraad bedoelde na
tuurlijk de amateurs, die werkelijk 'n beetje
tooneelbloed in hun lijf hebben en met
waarachtige toewijding probeeren hun be
langstellende vrienden jaarlijks 'n paar mooie
avonden te brengen. Heusch, men blijft
dat waardeeren en steunen, juist omdat het
komt van menschen, die niet gebonden zijn
aan de eischen, welke aan tooneel-om-den-
broode worden gesteld. Zouden de parochia
nen van St. Bavo te Haarlem (om 'n voor
beeld te noemen) liever hebben gehad, dat
de Hoogeerw. Heer Plebaan hen bij zijn zil
veren feest 'n bioscope-voorstelling had aan
geboden (al was 't nog zoo'n mooie geweest)
in plaats van de echt prettige avonden van
Roomsche blijdschap, die ze hebben genoten
bij de dilettanten-opvoeringen van „Het
kostbare leven" en „De toog van mijnheer
Pastoor Geen kwestie van Alles op z'n
tijd, nietwaar
En met 'n even vroolijk gezicht zijn we de
avond na Ben-Hur ter repetitie van „Car-
rington's levensleugen" getogen.
G. N.