TWEEDE BLAD - - 18 MEI 1927
ELCK WAT WILS
Het beste deel.
De ongetrouwde Prins.
Godsdienst en wetenschap»
,s
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Het Koninklijk gezin brengt deze week zijn jaarlijksch bezoek aan de hoofdstad. De aankomst bij het Centraal Station.
Het Koninklijk gezin op het balcon van het Paleis op den Dam. De eercwacfat der mariniers.
De geweldige menschenmenigte wachtend op de aankomst van het Koninklijk gezin.
HET LANDELIJK SCHOON VAN DE ZAANSTREEK. Twee fraaie foto's uit Assendelft. Links: het uitbaggeren der sloot. Aardig doen de bruggetjes aan, de varensgezel evenwel bekijkt ze met andere oogen dan de minnaar van natuurschoon; rechts: Do
veedrijvers werken er ook al toe mee om aan het landelijke van het plaatsje een eigenaardige bekoring te geven.
Toen eenmaal de meubelen op hun plaafe
stonden, de schilderijen waren opgehangen,
de tuin aangeharkt en de kippenren gevuld
was met pluimvee, moest Sanders toegeven,
dat het verblijf buiten toch niet zoo doo-
delijk vervelend was. als hii had gevreesd.
Ontegenzeggelijk is het hard voor een
stedeling, die nauwelijks een koolraap van
ramenas kan onderscheiden, naar het land
te trekken. Daarmee behooren de wande
lingen langs dt droomerige grachten, het
bekijken van allerlei winkels, de bezoeken
aan de lévendige markt tot het verleden.
Noodzaak evenwel had mijnheer Sanders
gedwongen de stad voor goed te verlaten.
Hij had den grensleeftijd bereikt en moest
dus als departements-ambtenaar zijn ont
slag vragen. Ai jaren geleden had zijn ge
neesheer er op aangedrongen, zijn betrek
king en wonin» vaarwel te zeggen en zich
buiten te vestige» wul de stadslucht en
het bovenhuis voor zip.' jtaai zeer fu
nest werkten Maar mijnhee- .-.anders wilde
zich niet het .volle pensioen" zien ont
glippen en had daarom tegen dokiers ad
vies nog enkele iaren zijne functie waarge
nomen, alvorens voor goed zich terug te
trekken in de stilte en de rust van het
dorp. Het was zoo geheel anders dan hij
zich had gedacht. Van uit ziin venster keek
Sanders uit op groen weiland, omzoomd
door bosschen. Snoedig begon hij de ge
noegens van het land te waardeeren: wan
delingen, hengelsport, het plukken van
boschbessen en zelfs was hij er toe ge
komen den moestuin om te spitten. Kwam
hij dan thuis, dan at hij met smaak de ge
rechten, gezonder en minder duur dan in
de stad, die zijn vrouw, een uitmuntende
huisvrouw, had bereid tijdens zijne afwezig
heid.
Maar 's evonds, in de stilte, als niets de
rust stoorde en een gepensionneerde moest
gaan mijmeren, dan zag mijnheer Sanders
het verleden terug, zijn levensfilm. En met
spijt kon hij er aan terugdenken, hoe hij,
eigenlijk uit laksheid, oorzaak was g_weest,
dat zijn leven niet roemruchtiger was ver-
loopen Want behalve departements-amb
tenaar was mijnheer Sanders een uitnemend
muziekkenner en een componist van naam.
Een operette, door hem gecomponeerd, had
in zijn jor.ge jaren maanden achtereen op
onderscheidene plaatsen volle zalen ge
trokken. Hoe vaak had Fie Stannes, die
de hoofdpersoon tot een schitterende crea
tie had gemaakt, hem er op gewezen, dat
hij zijn talent toch niet ongebruikt zou laten.
Zijn betrekking zou opgeven, om zich uit
sluitend aan scheppenden arbeid te wijden.
Hij had het n:et gedaan.... wilde liever den
voorzichtigen weg bewandelen. Misschien
was het laks, laf van hem geweest. Had
hij wel zijn bestemming gevolgd, dan zou
hij nu zeer zeker bekend en gevierd zijn,
dan zou heel de hoofdstad nu aan zijn:
voeten liggen. Neen, hii had er de voorkeur
aan gegeven zijn arbeid aan het departe
ment voort te zetten, trouwde later....
Dat alles is nu vijf en dertig jaar geleden....
„Vadertje," zei mevrouw Sanders, „we
hebben buren gekregen. Op het landhuisje
hiernaast is een gebrekkige mevrouw
komen wonen; ze heeft tot nu toe altijd in
de stad gewoond. Arme vrouw, ze is totaal
verlamd. Een bediende moet haar in een
wagentje rondvoeren."
Inderdaad zag mijnheer Sanders den vol
genden morgen de dame. die naast jiem
was komen wonen en door een man in een,
wagentje werd rondgeleid. Een verwilderd
gezicht, vertrokken en gegroefd door pijn. J
het weinig vertrouwenwekkende uiterlijk
van den bediende, alles maakte een pijn
lijken indruk.
Eenige dagen later, toen mijnheer San
ders van een wandeling terugkeerde, hoor
de hij opeens noodgeroep.
„Mijn hemel, wil niemand mij dan hel
pen?" riep een vrouwenstem. „Laat men mij
dan heelemaal aan mijn lot over. hier aan
den kant 'van den weg?"
Mijnheer Sanders liep ijlings op haar toe
en zag, toen hij naderbij kwam. dat het zijn
nieuwe buurvrouw was.
„O, minheer, wat is 't ellendig alleen
te staan in 't leven, zonder iemand, die je
in bescherming neemt. Door nnin invaliditeit
ben ik geheel afhankelijk van miin bedien
den. die mij exploiteerenHet is mijn
schuld, ik heb als een egoïste geleefd....
wilde geen man.... ik dacht, dat een ar
tieste vrij moest zijn en geen familiebeslom
meringen kon nebben. Toen ik gevierd was,
toen de bloemen, die in overvloed binnen
kwamen, van de huide van vereerders spra
ken, kon ik toen denken ?an ouderdom?
Kon ik toen denken, dat Fie Stannes eens
een hulpelooze vrouw zou worden?"
Verbaasd staart mijnheer Sanders de on
gelukkige vrouw aan. Wat. die vrouw,
verlamd, met het vertrokken gezicht, on
kenbaar gemaakt door de ziekte, dit wrak,
was eens de stralende en schitterende Fie
Stannes?
Hij gaat met haar mee tot aan haar huis
en als hij afscheid van haar wil nemen,
vraagt zij naar zijn naam. Hii heeft reeds
gemerkt, dat ze hem niet herkend heeft en
verwachtte nu. dat het noemen van zijn
naam de vrouw zou doen opschrikken.
Helaas, haar oogen blijven even droef
staren, haar lichaam trilt niet, niets in haar
houding wijst er op, dat die naam eenige
herinnering bij haar terugroept. De tijd ligt
zoo ver, er is zooveel glorie, zooveel hulde,
zooveel jubel over haar heengegaan, dat ze
den kleir.cn maestro volkomen vergeten is.
Stil, in gedachten, komt mijnheer San
ders thuis. Z'n vrouw kijkt hem aan en ziet
tranen in z'n oogen. Zij vliegt op hem toe
en zegt:
„Wat is er. vadertje?"
Maar zij begrijpt niet, waarom hij haar
zpo teeder omarmt en evenmin wat zijn
antwoord beduidt: „I k heb het beste deel
gekozen."
GEEN PLAATS VOOR EENE
KONINKLIJKE GEMALIN AAN ZIJN
NIEUWEN HAARD.
Het is van beteekenis, dat de vertrekken,
gewoonlijk bewoond door de gemalin van
den troonopvolger van Groot-Brittanie niet
behooren tot diegene, welke thans in Marl
borough House in orde gemaakt worden
voor den Prins van Wales om daar te wonen.
Oorspronkelijk was de bedoeling om het
paleis geheel van binnen schoon te maken,
namelijk ongeveer tweehonderd kamers,
maar koning George vond de rekening te
hoog en heeft deze tot biina de helft ver
minderd.
Het werk, dat thans gedaan wordt, heeft
weinig meer ten doel, dan de koninklijke
residentie vrijwel bewoonbaar te maken.
Een compleet restauratie-plan zou de
restauratie van de Wren-paneelen insluiten,
waarvan een gedeelte zestig jaar geleden
vernield werd, in den tijd toen koning
Edward als Prins van Wales in Marlborough
House won-en ging.
Men besloot het paneelwerk te laten,
zooals het nu is en het thans uit te voeren
werk te beperken tot een duchtigen schoon
maak, en dus het nieuwe huis voor den
Prins, na lange jaren onbewoond te zijn ge
weest, terwijl koningin Alexandra in San-
dringham leefde, weder in goeden toestand
te herstellen.
Naast dit herstellingswerk worden de stal
len voor de chauffeurs van den Prins in
gericht en verscheidene nieuwe verbeterin
gen worden onder toezicht van koningin
Mary, die geregeld toeziet hoe het werk
vordert, uitgevoerd. Ook is centrale verwar
ming ingevoerd, hetwelk beduidende veran
deringen in het ketelhuis beteekent en ver
der is de lichtinstallatie op groote schaa!
veranderd, zoowel in de afdeeling van Marl
borough House, thans in reparatie, als in de
kamers voor den Prins.
De geheele electrische leiding is in staal-
leiding omgezet, en de vensters van de
werkkamer van den Prins zijn veranderd,
daar de gekleurde glazen weggenomen en
vervangen zijn door vitaglass, om de ultra
violette stralen door te laten.
Men denkt niet, dat de vertrekken voo-
den ongetrouwden Prins voor Kerstmis klaar
zullen zijn.
De Amerikaansche geleerde Robert
Andrews Milliken, houder van den Nobel
prijs, de Edisonmedaille en tal van ander»
eereteekenen, schrijft in een tijdschrift:
„Wetenschappelijk kan het Geloof niet
worden verloochend. Wie godsdienst en we»
lenschap niet met elkander kan overeen»
brengen, draagt zelf de schuld. De Phisiologi»
geeft mij weliswaar opheldering over enkel*,
processen, die in mijn lichaam plaats vin»
den, geeft echter op de vraag waarom en,
waardoor ik leef, in het geheel geen ant»
woord en kan dit ook niet. Onze weten»
schappelijke kennis is in de laatste honderd:
jaar reusachtig gegroeid, vergeleken echtec
bij hetgene wat wij nog niet weten, ver»
dwijnt onze kennis in het niet. Hoe diepen
wij in de materie doordringen, hoe meer wif
tot de overtuiging komen, dat wij absoluut;
niets weten en zoodra wij op dit standpunt
zijn aangekomen en daarvan doordrongen;
zijn, dat aan ons verstand en aan ons weten
en onze kennis grenzen zijn gesteld, die wif
niet kunnen overschrijden, worden wij tot
het aannemen van een hoogste Zijn, van een
hoogere Macht gedwongen, de oorsprong
van ons leven en zijn, van den almachtige»
Schepper, of hoe wij dit ook mogen noemen.
Er bestaat geen enkele bewijsgrond, die het
geloof zoude kunnen ontzenuwen. Wat te
genwoordig als tegenstelling tusschen geloof
en wetenschap wordt voorgesteld, is op
slot van zaken niets anders dan een strijd
tusschen iemand, die niets van den gods
dienst afweet en iemand, die niets van d*
wetenschap afweet, dus eigenlijk eene bot
sing tusschen twee soorten van onwetend»
beid.