DIRECTEURENDAG DER
MARIA-CONGREGATIES IN
HET BISDOM HAARLEM.
De sectievergaderingen.
Rede van Piebaan Westerwoudt
TOONEEL.
Nationaal Verbond van Gemeente-
Ambtenaren,
Groote Provinciale Landdag voor
Roomsche Drankbestrijding.
De Rijksweg Haarlem—Den Haag.
Oud-Leerlingen der Tuinbouw-
cursussen.
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
Drie steden-wedstrijd
DUIVENSPORT.
Gistermiddag werden verschillende sec
tievergaderingen gehouden.
Jongelingen en Jongemannencongregaties.
In deze vergadering, waarvan voorzitter
was de Zeereerw. Heer H. van Ruth S.J.,
leidde de Zeereerw. Heer S. Braakman, rector
te 's Gravenhage, het onderwerp in „De
katholieke jeugdbeweging der laatste 10 jaren.'
Al heeft de herderlijke zorg van den Bis
schop en Zijne medewerkers zich altijd verder
uitgestrekt dan alleen over de schoolgaande
jeugd, voor welker organisatie in het Bijz.
Onderwijs jarenlang gewerkt en gestreden
is, er zijn voldoende redenen om ons te be
perken tot een bespreking van de jeugdbe
weging der laatste tien jaren, aldus deze in
leider. Er zijn feiten, welke gevoegelijk als
aanknoopingspunten kunnen dienen om ons
tot die tien jaren te beperken.
Allereerst denken wij aan de uitspraak van
onzen Bisschop in de Prosynodus van 1917
„De Geestelijkheid beschouwe het Patro
naat als een zaak van gewone geregelde ziel
zorg". De consequentie van die uitspraak
was .voor den uitbouw der jeugdorganisatie
van niet geringe beteekenis. Van af dien tijd
zien we dan ook het aantal Patronaten op
klimmen van 100 tot 170, kennen we de
Districtsbonden en een grooter innerlijke
werkzaamheid. Vervolgens vierde de eerste
St. Josephgezellenvereeniging in ons land
tien jaar geleden haar gouden jubilé, wat een
propagandistische kracht schijnt te hebben
gehad, als we nagaan, dat haar aantal sinds
dien van 20 tot 78 is gestegen.
Ook van grooten invloed op onze jeugd
beweging was het Kon. Besluit van 18 Juni
1917, waarbij de Staatscommissie werd in
gesteld tot onderzoek naar de ontwikkeling
der jeugdige personen van 1318 jaar.
De Maria-Congregatie heeft in die tien
jaar groote bekendheid en uitbreiding ge
kregen, het St. Franc. Liefdewerk is in dien
tijd pas goed gevestigd, de sportbeoefening
in roomsche banen gebracht.
De motieven voor onze jeugdbeweging
zijn de laatste jaren sterk geaccentueerd.
We kunnen ze tot deze twee groepen terug
brengen een nauwkeuriger kennis van de
psychologie en van de physiologic van den
jongen in zijn overgangsjaren, en ten tweede
de economische en sociale wijzingen van den
nieuweren tijd.
Spreker gaf vervolgens aan wat te verstaan
onder een jeugdvereeniging met een algemeen
Vormend doel en die met een speciaal doel.
Bii de bespreking van de Patronaten behan
delde de Eerw. spreker uitvoerig drie gewich
tige elementen van de jeugdbeweging het
algemeen vormend karakter, wat meer om
vat dan negatieve bescherming, de questie
over kernvorming en massa-organisatie, wel
ke de aandacht nog steeds gaande houdt en het
adspirant-lidmaatschap der R. K. Vakbewe
ging.
Verder passeerden de revue het St. Francis-
cus-Liefdewerk en de St. Josephgezellen
vereeniging met doe), werkwijze en uitbrei
ding in ons Bisdom. Ook de Maria-Congrega
tie voor de jongeren. De Sportbeoefening
in roomsch verband wint meer en meer
sympathie en medewerking.
Midden in dit tijdperk staat het R. K.
Nationaal Jeugdcor.gres van 1922.
Dit is voor onze jeugdbeweging werkelijk
geweest een beeld van het verleden en een
wegwijzer voor de toekomst. De godsdiens
tige vereenigingen kwamen op het eerste
plan. Veel samenwerking werd verkregen.
Over de nieuwere richtingen sprekend,
werd gewezen op het aanpassen aan de nieu
were behoeften. Vooral opvoedend dient
onze jeugdbeweging te zijn. Daarom moet
het gevoel van verantwoordelijkheid worden
aangekweekt door zelfwerkzaamheid en in
Zekere mate deelen in de leiding.
Wat betreft den grondslag, waarop ons
jeugdwerk is gebouwd, heerscht thans ver
schillende opinie. Sommigen willen de gods
dienstige vereeniging de basis van het jeugd
werk, anderen denken bij het aangeven van
den grondslag meer aan het latere lidmaat
schap der Standsorganisatie, terwijl het R. K.
Juvenaat een vorm van jeugdorganisatie
voorstelt, dat aan alle eischen tracht te vol
doen. Bij het eerlijk zoeken naar dezen vorm
en grondslag, moge het practische jeugdwerk
geen schade lijden.
De WelEerw. Pater H. Braun S.J., Kape
laan te 's Gravenhage sprak over „Geeste
lijke en maatschappelijke vorming der school
vrije jongens door ae Mariacongregatie"
Opvoeding der jeugd is ontwikkeling der
menschelijke krachten (hoofd, hart en wil),
zoodanig dat zij in hunne werking steeds
gericht zijn op het bovennatuurlijk einddoel
des levens. Dit einddoel des levens moet tot
uiting komen (nagestreefd worden) in alle
menschelijke daden. Zoodat de opvoeding
den jongen mensch moet aanwennen (bij
brengen), al zijn menschelijk doen te laten
leiden door verstand en Geloof. Hiertoe
zal alle kennis en vaardigheid, die de jonge
mensch zichzelf zal eigen te maken hebben,
als noodzakelijke levensvoorwaarde in de
moderne maatschappij, hem moeten worden
bijgebracht èn volgens een systeem, dat be
zield is door het bovennatuurlijk einddoel
des menschen èn zelf ook doordrongen zijn
van de beginselen van dit einddoel, of m.a.
W. van de beginselen van Geloof en rede.
De Mariacongregatie was in haar opzet
een opvoedingssysteem volgens deze op
vatting, en heeft waar mogelijk en waargoed
begrepen aan dezen opzet ook beantwoord.
De Mariacongregatie in Nederland heeft
grooteadeels slechts een gedeelte van de op
voedingstaak, haar in de Statuten gegeven
volbracht voor het andere gedeelte werd de
opvoedingstaak aangevuld door het werk
der Vrije Jeugdvorming. Beide, zoowel de
Mariacongregatie als V. J. V. bereikten
daarom niet de vruchten eener „einheitliche"
opvoeding, en zullen tot de vorming van
„geheele" menschen, overeenkomstig den
grondslag des levens, die is ons bovenna
tuurlijk einddoel, inniger moeten samen-,
werken. Hoedanig deze samenwerking, naar
i plaats en omstandigheden, Sok moge zijn
geregeld, de Directeur eener Mariacongrega
tie voor de jeugd, heeft zijn taak op te vatten
als opvoeder zijner Congreganisten, en der
halve zorg te dragen voor de geheele vorming
en ontwikkeling dier Congreganisten. M.i.
zal deze zorg het best vervuld worden, in
dien het werk der V. J. V. innig verbonden
blijft aan de Mariacongregatie, of dé wissel
werking in alle geval zóódanig zij, dat de
Mariacongregatie met haar hooger ideaal
streven de bezieling geeft aan het geheele
eugdopvoedingswerk.
Jongevrouwen- en Meisjescongregaties
Deze sectie-vergadering werd voorgezeten
dqor den Zeereerw. Heer F. Lucassen, pas
toor te 's Gravenhage.
De Zeereerw. Heer H. W. J. Hoosemans,
pastoor te Amsterdam, leidde het onderwerp
in „Wat de Mariacongregatie is voor de
vrouwelijke jeugd in deze tijden van gods
dienstig en zedelijk verval".
De Eerw. spar. ontwikkelde de volgende
gedachten:
De vrouwelijke jeugd heelt in onzen tijd
van godsdienstig en zedelijk verval meer
dan gewone zielzorg noodig,
Wie in de vrouwelijke jeugd een sterke
liefd tot Maria weet aan te kweeken, heeft
haar behouden.
De Maria-Congregatie is daartoe het aan
gewezen lichaam, want zij stelt zich ten
dol, -ine- hare leden aan te kweeken een
zeer 'nnjg godsvrucht, erb'ed en kïnderlb'fee
liefde tot de Allerheiligste Maagd Maria.
Om dat tc bereiken, is het vooral de
taak van den directeur aan te toonen de
geheel eenige plaats, die Maria inneemt bij
de groote mysteries van het Christendom;
Maria te lceren kennen als het ideaal van
een meisje en als het ideaal van een
moeder.
Het verdient aanbeveling, daarbij te vol
gen den gang van het kerkelijk iaar; bij
zonder te benutten de liturgische gebeden
ter eere der Allerheiligste Maagd.
De Weleerw. Heer J. v. d. Bergh, kapelaan
te Scheveningen, leidde in „De Mariacon
gregatie en het Apostolaat der vrouw en
jonge vrouw".
De Eerw. spreker zette uiteen, dat we
leven in een tijd van bijzondere beoefening
van het Apostolaat. Onze eigen Bisschop
is ons daarin voorgegaan, door in de laatste
Prosynodus de oprichting te gelasten in
alle parochies van een nieuwe vereeniging
„Leekenapostolaat", bestaande uit mannen
zoowel als vrouwen. En op dit laatste wenscht
spr. vooral bijzonder de aandacht te vestigen.
Het doel van dit apostolaat „zal zijn het ijverig
bevorderen van het katholieke leven in al
zijn geledingen door leeken en de parochie
geestelijken bij te staan in hun werkzaam
heden naar buiten". Welnu, juist van dit
apostolaat wil spr. de stelling verdedigen,
dat het niet vruchtbaar beoefend kan worden
zonder Maria, en derhalve, dat het lidmaat
schap der Mariacongregatie de verwachting
wettigt, dat een noodzakelijke voorwaarde
tot de vruchtbaarheid daarvan vervuld wordt.
Vooreerst toonde spr. aan uit de Statuten
der Mariacongregatie, dat reeds deze de
Congreganisten verplichten tot beoefening
van het Apostolaat. Vervolgens, dat de Maria
congregatie hare leden wil brengen tot een
groote, heel bijzondere, innige godsvrucht en
vereering der allerheiligste Maagd, die het
voorbeeld is geweest van Apostolaat, doch
wier hulp daarbij ook onmisbaar is. Immers,
Maria is de uitdeelster van alle genadegaven,
en de vruchtbaarheid van dit werk hangt ge
heel af van Gods genade, zonder welke geen
Apostolaat mogelijk is. Maria is door hare
medewerking in het verlossingswerk, door
haar deelgenootschap daarin, naar het woord
van den Z. Albertus Magnus „de Moeder
der wedergeboorte" geworden. Een kind van
Maria zal ook zooveel vermogert op het hart
zijner Moeder, en van Haar bekomen de
genade die voor elk vruchtbaar apostolaat
zoo noodig is.
Daarna liet spr. zien door een practisch
voorbeeld uit zijn eigen omgeving, hoe het
katholieke leven in al zijn geledingen kan
bevorderd worden door het Apostolaat der
Congreganisten, hetzij zij dit afzonderlijk
beoefenen in verschillende godsdienstige,
sociale en charitatieve vereenigingen, hetzij
zij dit gezamenlijk beoefenen door middel
van verschillende Secties in de Mariacongre
gatie. Spr. gaf ook eenige wenken aangaand
de verhouding tot andere vereenigingen.
Spr. besloot met een vurige opwekking tot
de E. E. Directeuren, om hunne Congrega
nisten te vormen tot ware leekenapostelen
en daardoor hen en de wereld te voeren
„per Mariam ad Jesum"
Over de inleiding vond gedachtenwisse-
ling plaats. Deze discussies zullen metter
tijd in het Directeurentijdschrift der Maria-
ccngregaties worden weergegeven.
Tweede algemeene vergadering.
In deze vergadering, welke voorgezeten
werd door Plebaan Westerwoudt, hield deze
een ifede over „De Mariavereering in de
Mariacongregatie door directeur en leden".
Rede Plebaan Westerwoudt.
Van Fra Angelico wordt verhaald dat hij
gewoon was zijn Madonna's nooit anders
dan geknield te schilderen, omdat hij aldus
uiting wilde geven aan zijn diepen eerbied
voor Haar, wie hij met zijn verheven kunst
poogde te dienen.
Wanneer gij u herinnert dezen schoonen
trek van den even genialen als vromen
kloosterling, dan kan het u niet verwon
deren, dat ik huiverde om het onderwerp
mij toegedacht in deze uwe vergadering te
behandelen. Hoeveel hooger dan de Maria
vereering zelf gaat de taak van hem, die
anderen, en dan wel priesters, in die veree
ring den weg wil wijzen en voorgaan. Toch
heb ik het mij gedaan en zoo vereerend ver
zoek diet afgewezen. Tegenover de vele
verdiensten van den Algem. Secretaris der
Maria-Congregaties in Nederland, dien wij
hier tevens als Secretaris van den eersten
Directeurendag in Haarlem's Bisdom mogen
begroeten, en die als zoodanig mij tot deze
spreekbeurt heeft uitgenoodigd, meende ik
geen weigering te mogen stellen. En boven
dien, al zijn reeds meer dan 20 jaren heen
gegaan, sinds ik als Directeur der War-
mondsche Maria Congregatie meerderen
uwer onder mijne leden telde, ik beschouw
het als een voorrecht, nog eenmaal de eer
volle plaats van welêer in uw midden te
mogen innemen, om op dit Diocesaan Maria
Congres, door mijn zeker al te eenvoudig
maar niettemin diep gevoeld woord, hulde
te brengen aan de Koningin der Apostelen,
onder wier schutse wij dagelijks onze krach
ten geven aan het heilig werk, waartoe haar
goddelijk Kind ons als Zijne Apostelen heeft
verkoren.
Ik zal u dus spreken over de Maria-
Vereering, welke in onze Congregatie moet
worden beoefend door Directeur en Leden.
Allereerst wil ik er u aan herinneren,
dat de devotie tot de Allerheiligste Maagd,
naar het wezen der Congregatie, steeds moet
worden beschouwd als het eerste en naaste
doel dezer geestelijke Vereniging; om
daarna meer in 't bijzonder de vraag
te beantwoorden, hoe èn Directeur èn
Leden zich elk voor zich aan dezen eeredienst
hebben te wijden.
Elke onderneming of stichting, elke maat
schappij of gemeenschap heeft een dubbel
doel, een eerste èn een einddoel, of zoo
gij wilt een naaste en een laatste doel.
Het einddoel of laatste doel is zooveel als
de resultante aller krachten en werken, de
som van alle willen en streven, de bekroning
van heel het bestaan en het leven. Het eerste
of naaste doel is logisch en genetisch aan
dat einddoel ondergeschikt, en moet steeds
worden beschouwd als het middel, als de
weg, als de opgang daartoe.
Vragen wij nu, hoe deze waarheid tot haar
recht komt in de geestelijke gemeenschap
onzer Maria-Congregatie, dan is het ant
woord u allen overbekend. Haar einddoel
is tweevoudig en gelegen in de vervolmaking
zoowel van hare leden zelf als ook in de
heiliging van anderen, die wel leven buiten
haar verband, maar getuigen zijn van het
voorbeeld harer sodales. Het naaste of zoo
gij wilt, het-eerste en onmiddelijke doel stelt
zij in de beoefening eener geheel bijzondere
godsvrucht tot Maria.
Het einddoel is zelfheiliging, en
apostolaat of heiliging van anderen. Wie
dit vergeet zou het wezen der Maria-Con
gregatie miskennen.
Met een verwijzing naar de pauselijke
Bulla Gloriosae Dominae en de Breve van
Gregorius XIII en het handboekje der
Congreganisten zette spr. dit uiteen.
Zoo is het tweeledig levensdoel van
den Verlosser zelf, (heiliging onzer eigene
ziel èn Apostolische hervorming; aller maat
schappelijke standen) ook net einddoel der
Congregatie.
Maar om tot dat einddoel te komen
beschouwt zij de vereering der allerzaligste
Moedermaagd als het meest geschikte mid
del en den allerzekersten weg. In die devotie
dus hebben wij te zien het onmiddellijk en
naaste doel van ons werk als Directeur of als
lid der Congregatie. Wie toch zou ons beter
in verband kunnen brengen met het werk
der verlossing dan Zij, die naar de heilsorde
Gods moest zijn de Medeverlosseresse
Wie zoude ons beter kunnen helpen bij
het werk èn van zelfheiliging èn van Aposto
laat
„Zelfheiliging." Maria, verheven tot
lichamelijks Moeder van den Verlosser,
moest tevens de geestelijke .Moeder zijn van
den Christus, gelijk Hij zou voortleven in
het door Hem yerloste menschdom. Zooals
zij in de oorspronkelijke verlossing den
Heiland heeft geschonken aan den mensch
en aan het mensckdom, zoo ook is haar voor
behouden bij de voortzetting van het ver
lossingswerk Christus te geven aan ieder
en aan allen.
Reeds bij haar leven op deze aarde be
gon zij te doen naar die verheven roeping.
Waar hebben de uitverkotenen uit het
volk Gods, waar hebben de herders uit
Israël en Anna en Simeon, en waar ook heb
ben de eerstelingen der Heidenen den
Christus gevonden? Was het niet in de Moe
derarmen en op den veiligen schoot van
Maria
En gelijk zij als de Moeder Gods had neer
geknield bij Jezus' kribbe, zoo ook moest zij,
volgens den gedachtengang Gods, als Moe
der van den geestelijk voortlevenden Chris
tus, neerknielen op den Pinksterdag bij
de wieg Zijner Kerk. Haar verdiensten
waren het, haar maagdelijk gebed dat de
komst van den belootden Vertrooster, Gods
H. Geest moest verhaasten.
Naar alle zijden heeft sinds dien de door
den Godmensch gestichte Kerk zich uit
gebreid; al hechter zetten haar grondslagen
zich vast bij de woelingen der haar vijandige
machten al hooger en trotscher ging haar
opbouw omhoog te midden der in zonde
zich verlagende wereld, maar immer werd
voortgebouwd naar dezelfde grondwet: „door
Maria tot Jezus."
En zoo aan iemand, dan is het aan u,
Eerw. Heeren, bekend, dat niemand Maria
kan blijven vereeren zonder van zonde tot
reinheid, van reinheid tot deugd, van deugd
tot volmaaktheid te stijgen. Leert niet de
geschiedenis der kerk, dat wie in heiligheid
het hoogste klommen ook geweest zijn te
vens de ijverigste, de hartelijkste vereerders
der onbevlekte en meest gezegende onder de
vrouwen Zoo is de Maria Vereering voor
den Congreganist het krachtigste middel om
te komen tot wat moet zijn zijn hoogste doel,
de Zelfhei'iging.
En wat betreft het Apostolaat; ook
dit komt eerst goed tot zijn recht in de ware
vereerders van Maria. Op de eerste bladzijde
der H. Schrift wordt Maria geroemd als de
machtige vrouw, die met haar kroost een
eeuwige strijd zou voeren tegen den duivel
en zijn rijksmacht. Het is de strijd, welke
heel de geschiedenis der wereld door, ge
streden wordt tusschen goed en kwaad, tus-
schen God en den Satan.
Welnu, als de gezworen Vazallen der He
melkoningin zullen de Congreganisten den
rijksstandaard der Kerk volgen op alle
slagvelden, waar de waarheid met den leugen,
de genade des hemels met de zonden der
hel, Christus en Belial slaags zijn. De
Congreganisten, meer dan de andere kin
deren der kerk, voelen zich daartoe geroepen.
Zij toch, die de Beschermvrouwe der strij
dende Kerk hebben gekozen tot hun bij
zondere patrones, zij vooral dienen te zijn
haar keurgroep, haar garderegiment, dat met
haar lijfskleur getooid en vaardiger in het
hanteeren der wapenen, de overige troepen
voorgaat of steunt, en nimmer wijken zal
zoolang nog een vijand blijft staan.
Haar drie-eeuwenlange geschiedenis be
wijst, dat de Maria Congregatie immer aldus
hare roeping heeft opgevat en steeds bereid
was, volgens haar Apostolisch karakter,
zooveel mogelijk daadwerkelijk op te treden,
ook tot heiliging van den naaste.
Blijft zij deze roeping getrouw, dan en dan
alleen draagt zij met eere als een lichtende
sterre Maria's naam op het voorhoofd, dan
alleen heeft zij recht zich de borst met haar
eereteekens te sieren.
Zoo steunt het Mariaansche karakter
onzer Congregatie op dit dubbel beginsel:
dat zij is de Onbevlekte en de Moeder.
Om haar reinheid is zij het meest verheven
voorbeeld der Imitatio Christi.
Om haar dubbel moederschap, Moeder
van Christus en der menschen, is Zij de
uitdeelster aller genaden.
Beide geeft zij ons, haar voorbeeld èn
hare hulp.
Mariavereering, zie daar4 dus E.E. H.H.
het naaste doel der Congregatie. Wil zij als
alle andere genademiddelen ons voeren tot
God dan doet zij dat naar dezen grondregel:
„Door Maria tot Christus."
„Doof Maria tot Christus," o! denken
wij toch niet dat, bij het streven naar de
volmaaktheid die weg over Maria een nut-
telooze omweg zou zijn, dat die tusschen
gevoegde devotie tot de Moeder een be
lemmering zoude zijn op den weg naar haar
Zoon. Neen 1 Juist die weg over Maria brengt
ons veiliger en eerder tot Hem.
Zeker de dienst van Christus is ons
hoogste doel in alles maar geen die ons beten
leert Hem te aanbidden en te dienen dan
Maria.
Heeft de Heiland ons overigens alles door
Zijn voorbeeld geleerd, één zaak toch is er
waarin zijn levensexempel noodzakelijk
aanvulling vraagt. Christus heelt niet
zich zelf bemind en gediend en aan
beden. Dié plichtsvervulling, de heiligste
waartoe wij geroepen zijn, leert Maria ons
't besten niet alleen leert zij ons die, maar
op bevel van haar goddelijk Kind en als
uitdeelster van Zijn genaden, helpt zij ons
tevens aan de krachten, die ons tot die plichts
vervulling onmisbaar Zijn. De Mariaver
eering is aldus voor ons de meest volkomen
wijze om God te naderen en wederkeerig
ook voor Hem de beste wijze om Zijne gaven
te doen nederkomen over ons.
Daar |komt nog bij, dat ook Psycholo
gisch genomen de vereering der Moeder
Gods de beste grondslag is voor een geestelijk
volmaakt en tevens apostolisch leven.
In het H. Geheim Zijner menschwording
is God zco dicht Hem mogelijk was tot
ons menscuen genaderd, zoo dat Hij in
werkelijkheid geworden is „"één der onzen".
Met de eindelooze majesteit Zijner Godheid
vereenigde Hij in waarheid alle menschelijke
deugd en aantrekkelijkheid.
Maar.... ondanks dat alles is er in de
persoon des Verlossers en in Zijn levenswerk
nog altoos onnoemlijk veel, wat bovenmen-
schclijk heeten moet. De nooit onderbroken
aanschouwing Gods, die Zijne ziel verrukte,
de volmaakte éénheid van wil met Zijn
Hemelschen Vader, zal toch immer ons de
gedachte geven ja I Hij moest wel heilig
zijn. Hij was nu eenmaal God en onmogelijk
dus kunnep wij on* Zelve ooit "iet Hem ver
gelijken.
Doch Maria waarlijk en ten volle schep
sel, mensch als wij, staat Zij in zeker opzicht
veel dichter bij ons dan haar Zoon. Haar
nooit volprezen heiligheid en daarnaast haar
menschelijk wezen is ons tot voortdurende
en onweerstaanbare aansporing en bemoedi
ging op den weg des levens.
Is Christus het hoogste model der Liefde,
de oneindige liefde zelf dan is Maria het
edelste antwoord, dat de schepping op die
goddelijke liefdesbetuiging kan geven.
Is Christus de Heiligheid Zelfdan is
Maria haar meest getrouwe afglans.
Is Christus de meest absolute ontkenning
van alle zonden en kwaad dan is Maria,
Zij, die den kop der Slang verpletterd heeft,
de krachtigste voorvechtster in den strijd
voor de menschelijke onschuld, die in haar
onbevlekte ontvangenis het meest afdoende
den vijand mocht weerstaan.
Zegt ons dit ailes, niet, hoe hoog de
beteekenis is der Maria-vereering, nog meer
zullen wij daarvan overtuigd worden indien
wij bedenken, wat hooge paedagogische,
opvoedkundige waarde voor ons allen van
deze devotie kan en zal uitgaan.
Maria was de opvoedster van den Heiland,
van „den Eerstgeborene onder vele broeders"
„primogenitus in multis fratribus" (Rom.
VIII. 29). Haar taak is het dus om aan al
de broeders en zusters uit hetzelfde huis een
zelfde moederzorg te wijden, opdat zij allen
zich ontwikkelen mogen tot gelijkvormig
heid aan Hem, die was de Zoon van God
Zoo goed als haren Zoon, „Conformis fieri
imaginis Filii sui.) Zoo zal dan
ook niemand, die ten volle een Christen, een
echt Katholieke man of vrouw wil heeten,
Maria's leerschool mogen voorbij gaan, het
H. Huis van Nazareth, waar zij de eerste
Christen-Moeder, verzorgster en docente
was. Haar opvoedend werk, aan Christus
zelf gedaan, moet evengoed den geestelijken
groei voltooien van al wie zich Zijn broeders
of zusters noemen.
En wie zich voor dat heerlijk moeder-werk
beschikbaar stelt, wie die zorgzame moeder
hand verdragen wil en zich laat wiegen
in dien schoot, hoe komt hij al dichter en
dichter in de nabijheid van Jezus Christus
zelf, hoe wordt hij al meer omgeven van den
zaligenden sfeer der Christus-liefde zelve.
Wie waarlijk Maria-kind is hij kan niet ver
van Christus staan. Hij ziet niet enkel, op
grooten afstand staande, eerbiedig op naar
's Heeren grootheid en majesteit, maar hij
treedt binnen in Zijn innigste levensgemeen
schap, hij voelt al dieper mêe Zijn vreugden
en Zijn smarten.
Hoe groeit bij' den omgang met Moe
der en Zoon in het hart van het Maria-kind
een edel zelfbewustzijn. Hij mag de Ridder
zijn der allerschoonste Jonkvrouw.
Elk rechtschapen mensch draagt iets
ridderlijks in het hart. Ijverzuchtig zal hij
zijn op de eer van haar, die hij als zoon of
als bruidegom zijn trouw zwoer. Dat ridder-
gevoel kan nooit volmaakter geweest zijn
dan in het hart van Hem, die was de edelste
onder de kinderen der menschen. En zoo
mag dus een ieder, die er zijn bijzonder
leven doel van gemaakt heeft Maria vreugde
en eere te geven, zoo mag zeg ik de
zulke er met alle stelligheid van overtuigd zijn
dat Christus, de ridderlijkste aller zonen,
hem dien ijver voor de glorie van zijne moeder
hoog zal loonen, gelijk ook de aardsche ko
ning de diensten, door zijn getrouwen aan
zijn moeder gegeven, hooger zal vergelden
dan den trouw hem zelf bewezen. En zonder
vrees dus voor latere ontgoocheling kan het
echt Mariakind zich verlaten op 't zoo be
kende woord „Een kind van Maria gaat
nimmer verloren". De ware vereerder van
Maria gaat nimmer verloren. Is het niet deze
zekerheid, welke in ons Katholiek leven zoo
vaak een blijdschap mengt, ongekend bij
andersdenkenden een voorwerp hunner al
gemeene bewondering Zoekt de ongeloovige
zich verklaring, voor het onloochenbaar
feit onzer „Roomsche blijdschap", dan moge
hij bedenken, dat het huis, waar moeder
nog het middelpunt is, steeds rekenen mag
op blijde kinderen terwijl in de woning,
waar moeder's zetel ledig staat, ook onwille
keurig een droeve stemming het gezinsleven
drukt.
Welnu, m.h., zulk een woning, vol echte
ziele-vreugde, waar God gediend wordt door
en met Maria onze moeder, zulk een ge
zegende woning moet onze Congregatie zijn
en blijven. En daarvoor gestadig te zorgen is
de taak zoowel van U, de Directeuren, als
van hen, die gij als uwe leden telt.
Allereerst de Directeur zelf
Zoo iemand, dan moet hij in den boezem
der Congregatie het voorbeeld, het priester
lijk voorbeeld zijn van een kerngezonde,
diepgevoelde en trouwe devotie tot Maria.
Wil hij, de Directeur, de spiritus Rector
der Congregatie, de door de Kerkelijke
Overheid aangestelde geestelijke leidsman
der sodales, met vrucht als zoodanig werk
zaam zijn, dan moet hij tot in het diepst zijner
ziel doordrongen zijn van het dubbel doel
der Congregatie, zelfheiliging en Apostolaat
als einddoel, Maria-vereering als onmiddellijk
en naaste doel.
Als de eerste der Congreganisten moet de
Priester-leidsman vooraan staan in den dienst
van Maria. Hij moet met ziel en lichaam
haar toebehooren, de vurigste zijn in gebed,
de teederste in liefde tot de Hemelkoningin.
Met kaar moet hij strijden, offeren en lijden.
Als „speculum justitiae" moet zij hem zijn
het ideaal der deugdenals „Regina
Apostolorum", moet zij, de Priesteresse van
het Nieuw Verbond, hem leeren wat pries
terijver vraagt bij 't Apostolisch werk der
Congregatie.
„Qualis rex, talis grex". Dat woord is waar
voor u vooral, die als aanvoerder Maria's
keurcorps hebt te leiden. Dit zette spr.
nader uiteen en vervolgde dan alsvolgt
De Directeur moet zijn het voorbeeld
der Maria-devotie, maar dan ook mag
hij niet rusten, alvorens een zelfde eerbied
en liefde voor de Koningin der Congregatie
heeft doordrongen het hart aller leden en
zich uit: preekt in hunne daden. In het vuur
dezer liefde moeten de Congreganisten wor-
den gesmeed tot ware sodales. De liefde
tot Maria moet de leden trouw ter vergade
ring voeren en aanzetten tot oefening in
deugdzaamheid en Apostolaat. En wat te
doen om dit te bereiken
Zeker, van tijd tot tijd zal de Directeur
in zijn wekelijksche voordracht meer be
paaldelijk Maria's lof verkondigen en een
of andere thesis onzer Marialogie meer uit
voerig voor hen ontvouwen en vaststellen
door deugdelijke bewijzen. Dit echter alleen
is niet voldoende. Als een gouden draad
moet de trek naar Maria gaan door heel
het leven der Congregatie.
Met bijzondere plechtigheid worden ge
vierd de Meimaand en de Mariafeestcn,
in den loop van het jaar. Bij de verder voor
komende feesten, waarop de berinnering ge
vierd wordt van onze groote geloofsgeheimen
of der overige Heiligen, worde geregeld
gewezen-op hunne betrekking, tot de Moe
der des Heeren de mogelijK bestaande
Congregatie-bibliotheek biede bij voorkeur
aan hare leden wat er schoons te lezen valt
omtrent hunne heilige Patrones. De devotie
van het Rozenkrans-gebed, het vertrouwvol
dragen van het scapulier en het plaatsen
harer beeltenis in het huiselijk woonvertrek,
evenals het gezamenlijk bezoeken van hare
bijzondere genade-oorden vinden gestage
aanbeveling.
Door dit alles geholpen en bij voortduring
opgewekt moeten onze Congreganisten Ma
ria niet enkel in hun toewijdingsakte, maar
in heel hun leven nemen tot hun Meesteres,
hun voorspreekster en Moeder.
Ziet, m. h„ dat is de grootmoedige Maria
vereering, waarin zich moeten vereenigen
al onze Congreganisten een vereering, niet
slechts voortreffelijk als gebracht aan de
Moeder des Heeren door een haar toegewijde
ziel doch uitstekend in waarde daarom
vooral, wijl zij met vereende krachten, maat
schappelijk en gezamenlijk wordt beoefend.
Werden in de Grieksche oudheid de jonge
kunstenaars heengeleid naar het Parthenon,
om aldaar, voor het wonderschoone beeld
van Athena, het meesterstuk van Phidias,
zich te kunnen vormen een ideaal van de
schoonheid, dat louterde en ophief hun
aesthetisch gevoel dan moeten thans,
in dezen modernen tijd, waarin zoovele ver
keerde idealen ons worden opgedrongen,
dan moeten, zeg ik, in dezen modernen tijd
de Christenen, de jongere Christenen bovenal,
worden glbracht voor Maria, het meester
stuk van Gods eigen hand, om er te drinken
het besef van ware zielegrootheid en er den
wil te stalen tot meer persoonlijke hoogheid
van leven. Immers de meest harmonische en
meest voltooide ontwikkeling van al de
menschelijke vermogens hebben Haar ver
heven tot de edelste bloesem aan den boom
der menschheid.
Met een peroratie beëindigde spr. zijn rede.
„ALBERDINK THIJM".
Voor zijn donateurs gaf Alberdink Thijm
gisteren een tooneelavond. Volle zaal, pret
tige muziek tusschen de bedrijven, een mooi
stuk en goed spel een avond van succes dus.
Intusschen niet zonder zonnevlekken
Die zullen we moeten vermelden, opdat ze
bij latere opvoeringen verbleeken en met
't oog op eventueele uitvoering van 't zelfde
stuk door andere clubs.
„Carringtons Levensleugen" is een mooi
maar nogal moeilijk stuk. Het tooneel-arr^n-
gement heeft de nogal ingewikkelde hancie-
ling van den roman („Valsche Bankbiljetten"
uit de Katholieke Illustratie van enkele
jaren her) de bankiers en het psychologisch
geval-Carrington handig saamgevat maar
dan moet er bij opvoering niet alleen handig,
maar zelfs onberispelijk, ja knap gewe kt
worden door allen Vooral wordt veel van de
spelers geëischt in het eerste bedrijf, wil de
toeschouwer precies snappen waar 't precies
omgaat (om zijn bluf te redden èn uit mede
lijden grijpt Carrington geld uit de gevonden
portefeuille, die later de bron van de valsche
bankbiljetten schijnt te zijn) en 't ietwat
tragische van de situatie aanvoelen en in
het laatste bedrijf, waar 't gevaar van drake
righeid niet denkbeeldig is, en daarna 't
slotwoord maar niet komen wil. Onze knappe
Thijm-spelers waren bij deze eerste opvoering
npg niet geheel meester over die situaties,
't Eerste bedrijf verliep niet zoo vlot en raak,
in 't vierde deed de actie nog aan als gefor
ceerd en was de dictie op méér dan één plaats
mat.
Het tweede en derde;bedrijf echter gaven
veel moois te zien. Het wemelt daar van ont
roerende en verrassende situaties maar de
spelers weten er dan ook danig mee terecht.
Gerard Nielen had de zekerheid en de rust
van den echten tooneelrat in zijn spel als
rechtschapen, maar onwrikbaar bankdirec
teur, de „Harde Bikkel", die toch door
klap na klap zoo murw wordt ten laatste en
niet meer schijnt een dollar, maar een mensch.
Cor Hoogeboom (Robert) was goed, Jacob
Henneman als Carrington in deze bedrijven
eveneens. Zeer goed was 't optreden van
Jacques van Elten als de stakkerige kassier,
en groot succes had Jan Marchand met zijn
fatterige creatie van Billy Wood. Intusschen
deed 't wat vreemd aan, dat zoo'n jong ventje
den grijzen bankdirecteur tutoyeert. Er is
trouwens méér aan de leeftijden te wijzigen
Hamilton, de verklikker, ziet er zóó twintig-
jarig uit, dat zijn vernoemen van vrouw en
kinderen een glimlach wekt ook de portier
doet wat jong aan voor een getrouwd man.
Een der voornaamste rollen ook in die
van Malling. Herman Elferink maakte dien
avonturier tot een levende persoonlijkheid
door sterk spel en even soepele als intense
dictie. Zijn satanisch optreden in 't tweede
bedrijf droeg vooral veel tot zijn succes bij
Ook Gert Kruyver als detective en Dirk
Vreeswijk als rechercheur deden goed werk
en ~iog anderen, rl kunnen we niet llen noe
men.
„Carringtons Levensleugen" zal, ver
trouwen wij, voor Alberdingk Thijm een
gloriestuk worden als het er in slaagt, 't
eerste bedrijf vlot en duidelijk, 't vierde zui
ver en sober te doen verloopen. En (we zou
den dat haast vergeten) in 't derde bedrijf
moet de portefeuille-bezichtiging tot haar
recht komen, anders snapt men van Wilsons
lot en van den weg, dien de valsche bank
biljetten gingen, niets
Terecht toonde zich het groote aantal
toeschouwers zeer dankbaar voor den mooien
avond.
De afdeeling Haarlem van bovengenoemd
verbond heeft Zaterdag 14 dezer een liefda
digheids-avond georganiseerd ten bate van
de Ondersteunings- en Sanatorium-fondsen
van dat Verbond. En met succes De Kon.
Letterlievende Vereeniging „J. J. Cremer"
was bereid gevonden eene opvoering te geven
van „Peggy m'n kind" van J. Hartley Man
ners. De aanwezigen genoten van het vlot ge
speelde stuk, hetgeen duidelijk tot uiting
kwam in het hartelijk applaus na elk bedrijf.
Aan het slot der voorstelling verscheen de
heer A. Kooiman, Hoofdbestuurslid van het
Verbond voor het voetlicht, om dank te
brengen aan de spelers voor hunne medewer
king aan het goede doel, namelijk steun te
verleenen aan gezinnen, waarin de verwoes
tende tuberculose haar moorddadig werk
verricht. Namens de afdeeling werden aan de
dames bloemen aangeboden. Eveneens werd
door spreker dank gebracht aan het bestuur
der afdeeling Haarlem voor de belangstelling
welke steeds voor de fondsen wordt betoond.
Inzonderheid wendde spreker zich tot den
secretaris, den heer B. Kluit, om hulde te
brengen voor de wijze, waarop deze avond
door hem was georganiseerd, hetgeen door
een hartelijk applaus werd onderstreept. Ten
slotte werden de beide fondsen in de belang
stelling der aanwezigen aanbevolen. Een zeer
geanimeerd bal, onder leiding van den heer
Jac. Stol, hield de danslustigen tot 2 uur bij
een. De afdeeling Haarlem kan weder op
een uitstekend geslaagden avond terugzien,
temeer waar een bedrag van ruim 100.- aan
de fondsen kan worden afgedragen.
Ieder jaar organiseeren de Noord-Hol-
landsche Propaganda-commissies van Kruis-
verbond en Mariabond in het Bisdom Haar
lem een provincialen Landdag en van alle,
die in de laatste jaren gehouden zijn, kan
getuigd worden van een opmerkelijk wel
slagen. Niet het minst die van het vorige
;aar te Alkmaar was een gr ooi succes.
Voor dezen keer is Heemstede uitgekozer
als de plaats, waarheen op Hemelvaarts
dag verschillende Katholieke drankbestrij-
dersvereenigingen uit Noord-Holland zullen
optrekken, cm propaganda te maken voor
de goede zaak. Het rijke programma doet
verwachten, dat velen uit Heemstede en
omgeving tot belangstelling in dezen Land
dag zullen worden opgewekt. Op het pro
gramma komen wij nader terug.
Afgekondigd is het Staatsblad, bevatten
de de wet van den 28sten April 1927, tot
verklaring van het algemeen nut der ont
eigening van eigendommen, erfdienstbaar
heden en andere zakelijke rechten in de
gemeenten Bennebroek en Heemstede,
noodig voor verbetering van den Rijksweg
van de Haagsche Schouw naar Haarlem.
De afdeeling Haarlem en Amsterdam be
legt morgen een vergadering in „Spoor-
zicht" 's avonds om 8 uur. O.m. wordt een
lezing gehouden door den heer Alb. Bos
over: Laatbloeiende Tulpen.
Hmelvaartsdag werdt een excursie ge
houden naar de gemeente-kweekerij te
Amsterdam
WATERPOLOWEDSTRIJD.
UTRECHT—HAARLEM. 5—4.
Met een eakel woord maakten we gis
teren al melding van den waterpolowed-
strijd, die tusschen het zevental van den
Haarlemschen Zwembond en het zevental
van den Utrechtscher Provincialen Zwem
bond werd gespeeld. Hieronder laten we een
meer gedetailleerd overzicht volgen.
Onder leiding van den heer P. v. d.
Velden wordt om ongeveer kwart over
tienen begonnen, de zeventallen stellen zich
als volgt op:
Utrecht:
Tetenburg,
J. Garitsen, J. C. v. Leeuwen,
A. Minnes,
M. v. Haselen, C. Leenheer, H. P. v, Haselen,
Haarlem:
J. Bouwer, J. J. Moolenaar, P. v. Ommeren,
A. Braam,
H. Leyenaar, W. F. Moolenaar,
A. Boeree.
Bij den uitgooi haalt Moolenaar den bal
en Haarlem onderneemt den eerAen aan
val op het Utrechtsche doel, doch Teten
burg keert het harde schot.
De Utrechtenaren komen na dit overrom
pelende begin in den aanval en de Haar
lemmers, die het diepe gedeelte verdedigen,
krijgen het. hard te verantwoorden. Braam
zwoegt ontzettend tegen Leenheer en B'oeree
weet diverse lastige schoten te verwerken.
Ook Haarlem onderneemt eenige aanvallen,
doch in het ondiepe gedeelte is het lastig
Tetenburg te verschalken.
Utrecht houdt echter het beste van het
spel Leenheer weet dan ook na keurig wer
ken. Boeree onhoudbaar te passeeren. Na dit
doelpunt komen de Utrechtenaren, onstuimig
opzetten en a! spoedig smaakt Leenheer het
genoegen een tweede doelpunt te maken,
Haarlem verplaatst nu het spel eemgs-
zins, doch haar aanvallen hebben geen
resultaat daar de achterhoede van Utrecht
zeer hecht is. Bij een goeden aanval van
Utrecht weet Leenheer voor de derde keer
te doelpunten. Terwijl vlak hierop Leenheer
na het uitzwemmen voor de vierde keer
doelpunt volgens veler meening van zijn
eigen helft. Spoedig daarna is het rus!.
Heel kort wordt slechts gerust en daarna
weer begonnen, J, J. Moolenaar blijkt ge
blesseerd te zijn en valt uit, v. Ommeren
speelt nu midvoor. Bij het uitzwemmen haalt
Haarlem den bal en wordt snel terugge
speeld en doorgezwommen en voordat we
het weten dat het spel feitelijk weer be
gonnen is, passeert v. Ommeren met een
hard schot Tetenburg, 4—1. Dit doelpunt
brengt vuur in het spel van de Haarlem
mers, Utrecht heeft niet veel meer in ia
brengen en zeer spoedig weet W. Moole
naar met een hard schot den achterstand te
verkleinen. 42.
De Haarlemmers zien hun kans om gelijk
te spelen. Verbazend snel wordt gespeeld.
Harde schoen krijgt de Utrechtsche keeper
te stoppen, maar ook Boeree moet handelend
optreden. Braam heeft Leenheer goed in
bedwang. zoodat de Utrechtsche aanval
niet veel heeft in te brengen.
Bij een goed opgezetten Haarlemschen aan
val krijgt J. Brouwer den bal even vrij en.
weet met een schitterend schot het derde
Haarlemsche doelpunt te maken. 43.
De Haarlemmers werken nu als paarden om
den gelijkmaker, Braam zwemt op uit de
achterhoede en weet met een formidabel
schot den gelijkmaker te scoren. 45. Er z.'jn
nu nog eenige minuten te spelen en het is
reeds 5 minuten over half elf; terwijl de
trein om 10 voor elf vertrekt. Dit maakt de
Haarlemmers erg nerveus. Van een oogen
blikje twijfelen maakt Leenheer gebruik om
het winnende doelpunt voor Utrecht te
scoren 54. Hierna verlaten de Haarlem
mers het water, om alle pogingen in het
werk te stellen den laasen rein nog te
halen.
De Haarlemmers kunnen allen op een
goeden wedstrijd terugzien, in het bijzonder
Boeree en Braam.
„DE OOEIVAAR".
Uitslaö wedvlucht Hall (België) alstand
185 K.M.
le en 13e J. Keyspe; 2e, 6e, 8e, 10e, 14*
H. J. Petter; 3e L. v. Meurs; 4e J. F. Oudolf
5e C. F. v. Duffelen; 7e B. J Nieuwenhurg;
9e H M. Willemse; lie C. v. Meurs; 12*
P. d Jong Jr.; 15e B. Roemers.
„DE KOERIER".
Bovengenoemde vereeniging hield Zondatf
een wedvlucht van uit Noyon. Afstand
329 K.M.
De prijzen werden behaald als volgt:
J. C. Fris le 2e en 20e prijs; G. Heer
schap 3e 6e en 12e prijs; D. de Geus 4e ea
9e prijs; C. Koning 5e en 18e prijs; J.
Philippo 7e en 21e prijs; N. Peetoom 8e pr.
P. Bank 10e en 14e prijs; J. H. Wilten 11e
en 13e prijs en 22e prijs; W. Zooyenga, 15e
prijs; P. v. Audel 16e en 19e prijs; J. F.
Heerschap 17e prijs.
Los 7 u. 30 min. De le prijswinnende duif
bereikte haar hok te 10 u 34 min 39 sec. De-
laatste-12- sx_31 nrin 13-sec,