DIRECTEURENDAG DER MARIA-CONGREGATIES IN HET BISDOM HAARLEM. De sectievergaderingen. Rede van Piebaan Westerwoudt TOONEEL. Nationaal Verbond van Gemeente- Ambtenaren, Groote Provinciale Landdag voor Roomsche Drankbestrijding. De Rijksweg Haarlem—Den Haag. Oud-Leerlingen der Tuinbouw- cursussen. SPORT EN WEDSTRIJDEN. Drie steden-wedstrijd DUIVENSPORT. Gistermiddag werden verschillende sec tievergaderingen gehouden. Jongelingen en Jongemannencongregaties. In deze vergadering, waarvan voorzitter was de Zeereerw. Heer H. van Ruth S.J., leidde de Zeereerw. Heer S. Braakman, rector te 's Gravenhage, het onderwerp in „De katholieke jeugdbeweging der laatste 10 jaren.' Al heeft de herderlijke zorg van den Bis schop en Zijne medewerkers zich altijd verder uitgestrekt dan alleen over de schoolgaande jeugd, voor welker organisatie in het Bijz. Onderwijs jarenlang gewerkt en gestreden is, er zijn voldoende redenen om ons te be perken tot een bespreking van de jeugdbe weging der laatste tien jaren, aldus deze in leider. Er zijn feiten, welke gevoegelijk als aanknoopingspunten kunnen dienen om ons tot die tien jaren te beperken. Allereerst denken wij aan de uitspraak van onzen Bisschop in de Prosynodus van 1917 „De Geestelijkheid beschouwe het Patro naat als een zaak van gewone geregelde ziel zorg". De consequentie van die uitspraak was .voor den uitbouw der jeugdorganisatie van niet geringe beteekenis. Van af dien tijd zien we dan ook het aantal Patronaten op klimmen van 100 tot 170, kennen we de Districtsbonden en een grooter innerlijke werkzaamheid. Vervolgens vierde de eerste St. Josephgezellenvereeniging in ons land tien jaar geleden haar gouden jubilé, wat een propagandistische kracht schijnt te hebben gehad, als we nagaan, dat haar aantal sinds dien van 20 tot 78 is gestegen. Ook van grooten invloed op onze jeugd beweging was het Kon. Besluit van 18 Juni 1917, waarbij de Staatscommissie werd in gesteld tot onderzoek naar de ontwikkeling der jeugdige personen van 1318 jaar. De Maria-Congregatie heeft in die tien jaar groote bekendheid en uitbreiding ge kregen, het St. Franc. Liefdewerk is in dien tijd pas goed gevestigd, de sportbeoefening in roomsche banen gebracht. De motieven voor onze jeugdbeweging zijn de laatste jaren sterk geaccentueerd. We kunnen ze tot deze twee groepen terug brengen een nauwkeuriger kennis van de psychologie en van de physiologic van den jongen in zijn overgangsjaren, en ten tweede de economische en sociale wijzingen van den nieuweren tijd. Spreker gaf vervolgens aan wat te verstaan onder een jeugdvereeniging met een algemeen Vormend doel en die met een speciaal doel. Bii de bespreking van de Patronaten behan delde de Eerw. spreker uitvoerig drie gewich tige elementen van de jeugdbeweging het algemeen vormend karakter, wat meer om vat dan negatieve bescherming, de questie over kernvorming en massa-organisatie, wel ke de aandacht nog steeds gaande houdt en het adspirant-lidmaatschap der R. K. Vakbewe ging. Verder passeerden de revue het St. Francis- cus-Liefdewerk en de St. Josephgezellen vereeniging met doe), werkwijze en uitbrei ding in ons Bisdom. Ook de Maria-Congrega tie voor de jongeren. De Sportbeoefening in roomsch verband wint meer en meer sympathie en medewerking. Midden in dit tijdperk staat het R. K. Nationaal Jeugdcor.gres van 1922. Dit is voor onze jeugdbeweging werkelijk geweest een beeld van het verleden en een wegwijzer voor de toekomst. De godsdiens tige vereenigingen kwamen op het eerste plan. Veel samenwerking werd verkregen. Over de nieuwere richtingen sprekend, werd gewezen op het aanpassen aan de nieu were behoeften. Vooral opvoedend dient onze jeugdbeweging te zijn. Daarom moet het gevoel van verantwoordelijkheid worden aangekweekt door zelfwerkzaamheid en in Zekere mate deelen in de leiding. Wat betreft den grondslag, waarop ons jeugdwerk is gebouwd, heerscht thans ver schillende opinie. Sommigen willen de gods dienstige vereeniging de basis van het jeugd werk, anderen denken bij het aangeven van den grondslag meer aan het latere lidmaat schap der Standsorganisatie, terwijl het R. K. Juvenaat een vorm van jeugdorganisatie voorstelt, dat aan alle eischen tracht te vol doen. Bij het eerlijk zoeken naar dezen vorm en grondslag, moge het practische jeugdwerk geen schade lijden. De WelEerw. Pater H. Braun S.J., Kape laan te 's Gravenhage sprak over „Geeste lijke en maatschappelijke vorming der school vrije jongens door ae Mariacongregatie" Opvoeding der jeugd is ontwikkeling der menschelijke krachten (hoofd, hart en wil), zoodanig dat zij in hunne werking steeds gericht zijn op het bovennatuurlijk einddoel des levens. Dit einddoel des levens moet tot uiting komen (nagestreefd worden) in alle menschelijke daden. Zoodat de opvoeding den jongen mensch moet aanwennen (bij brengen), al zijn menschelijk doen te laten leiden door verstand en Geloof. Hiertoe zal alle kennis en vaardigheid, die de jonge mensch zichzelf zal eigen te maken hebben, als noodzakelijke levensvoorwaarde in de moderne maatschappij, hem moeten worden bijgebracht èn volgens een systeem, dat be zield is door het bovennatuurlijk einddoel des menschen èn zelf ook doordrongen zijn van de beginselen van dit einddoel, of m.a. W. van de beginselen van Geloof en rede. De Mariacongregatie was in haar opzet een opvoedingssysteem volgens deze op vatting, en heeft waar mogelijk en waargoed begrepen aan dezen opzet ook beantwoord. De Mariacongregatie in Nederland heeft grooteadeels slechts een gedeelte van de op voedingstaak, haar in de Statuten gegeven volbracht voor het andere gedeelte werd de opvoedingstaak aangevuld door het werk der Vrije Jeugdvorming. Beide, zoowel de Mariacongregatie als V. J. V. bereikten daarom niet de vruchten eener „einheitliche" opvoeding, en zullen tot de vorming van „geheele" menschen, overeenkomstig den grondslag des levens, die is ons bovenna tuurlijk einddoel, inniger moeten samen-, werken. Hoedanig deze samenwerking, naar i plaats en omstandigheden, Sok moge zijn geregeld, de Directeur eener Mariacongrega tie voor de jeugd, heeft zijn taak op te vatten als opvoeder zijner Congreganisten, en der halve zorg te dragen voor de geheele vorming en ontwikkeling dier Congreganisten. M.i. zal deze zorg het best vervuld worden, in dien het werk der V. J. V. innig verbonden blijft aan de Mariacongregatie, of dé wissel werking in alle geval zóódanig zij, dat de Mariacongregatie met haar hooger ideaal streven de bezieling geeft aan het geheele eugdopvoedingswerk. Jongevrouwen- en Meisjescongregaties Deze sectie-vergadering werd voorgezeten dqor den Zeereerw. Heer F. Lucassen, pas toor te 's Gravenhage. De Zeereerw. Heer H. W. J. Hoosemans, pastoor te Amsterdam, leidde het onderwerp in „Wat de Mariacongregatie is voor de vrouwelijke jeugd in deze tijden van gods dienstig en zedelijk verval". De Eerw. spar. ontwikkelde de volgende gedachten: De vrouwelijke jeugd heelt in onzen tijd van godsdienstig en zedelijk verval meer dan gewone zielzorg noodig, Wie in de vrouwelijke jeugd een sterke liefd tot Maria weet aan te kweeken, heeft haar behouden. De Maria-Congregatie is daartoe het aan gewezen lichaam, want zij stelt zich ten dol, -ine- hare leden aan te kweeken een zeer 'nnjg godsvrucht, erb'ed en kïnderlb'fee liefde tot de Allerheiligste Maagd Maria. Om dat tc bereiken, is het vooral de taak van den directeur aan te toonen de geheel eenige plaats, die Maria inneemt bij de groote mysteries van het Christendom; Maria te lceren kennen als het ideaal van een meisje en als het ideaal van een moeder. Het verdient aanbeveling, daarbij te vol gen den gang van het kerkelijk iaar; bij zonder te benutten de liturgische gebeden ter eere der Allerheiligste Maagd. De Weleerw. Heer J. v. d. Bergh, kapelaan te Scheveningen, leidde in „De Mariacon gregatie en het Apostolaat der vrouw en jonge vrouw". De Eerw. spreker zette uiteen, dat we leven in een tijd van bijzondere beoefening van het Apostolaat. Onze eigen Bisschop is ons daarin voorgegaan, door in de laatste Prosynodus de oprichting te gelasten in alle parochies van een nieuwe vereeniging „Leekenapostolaat", bestaande uit mannen zoowel als vrouwen. En op dit laatste wenscht spr. vooral bijzonder de aandacht te vestigen. Het doel van dit apostolaat „zal zijn het ijverig bevorderen van het katholieke leven in al zijn geledingen door leeken en de parochie geestelijken bij te staan in hun werkzaam heden naar buiten". Welnu, juist van dit apostolaat wil spr. de stelling verdedigen, dat het niet vruchtbaar beoefend kan worden zonder Maria, en derhalve, dat het lidmaat schap der Mariacongregatie de verwachting wettigt, dat een noodzakelijke voorwaarde tot de vruchtbaarheid daarvan vervuld wordt. Vooreerst toonde spr. aan uit de Statuten der Mariacongregatie, dat reeds deze de Congreganisten verplichten tot beoefening van het Apostolaat. Vervolgens, dat de Maria congregatie hare leden wil brengen tot een groote, heel bijzondere, innige godsvrucht en vereering der allerheiligste Maagd, die het voorbeeld is geweest van Apostolaat, doch wier hulp daarbij ook onmisbaar is. Immers, Maria is de uitdeelster van alle genadegaven, en de vruchtbaarheid van dit werk hangt ge heel af van Gods genade, zonder welke geen Apostolaat mogelijk is. Maria is door hare medewerking in het verlossingswerk, door haar deelgenootschap daarin, naar het woord van den Z. Albertus Magnus „de Moeder der wedergeboorte" geworden. Een kind van Maria zal ook zooveel vermogert op het hart zijner Moeder, en van Haar bekomen de genade die voor elk vruchtbaar apostolaat zoo noodig is. Daarna liet spr. zien door een practisch voorbeeld uit zijn eigen omgeving, hoe het katholieke leven in al zijn geledingen kan bevorderd worden door het Apostolaat der Congreganisten, hetzij zij dit afzonderlijk beoefenen in verschillende godsdienstige, sociale en charitatieve vereenigingen, hetzij zij dit gezamenlijk beoefenen door middel van verschillende Secties in de Mariacongre gatie. Spr. gaf ook eenige wenken aangaand de verhouding tot andere vereenigingen. Spr. besloot met een vurige opwekking tot de E. E. Directeuren, om hunne Congrega nisten te vormen tot ware leekenapostelen en daardoor hen en de wereld te voeren „per Mariam ad Jesum" Over de inleiding vond gedachtenwisse- ling plaats. Deze discussies zullen metter tijd in het Directeurentijdschrift der Maria- ccngregaties worden weergegeven. Tweede algemeene vergadering. In deze vergadering, welke voorgezeten werd door Plebaan Westerwoudt, hield deze een ifede over „De Mariavereering in de Mariacongregatie door directeur en leden". Rede Plebaan Westerwoudt. Van Fra Angelico wordt verhaald dat hij gewoon was zijn Madonna's nooit anders dan geknield te schilderen, omdat hij aldus uiting wilde geven aan zijn diepen eerbied voor Haar, wie hij met zijn verheven kunst poogde te dienen. Wanneer gij u herinnert dezen schoonen trek van den even genialen als vromen kloosterling, dan kan het u niet verwon deren, dat ik huiverde om het onderwerp mij toegedacht in deze uwe vergadering te behandelen. Hoeveel hooger dan de Maria vereering zelf gaat de taak van hem, die anderen, en dan wel priesters, in die veree ring den weg wil wijzen en voorgaan. Toch heb ik het mij gedaan en zoo vereerend ver zoek diet afgewezen. Tegenover de vele verdiensten van den Algem. Secretaris der Maria-Congregaties in Nederland, dien wij hier tevens als Secretaris van den eersten Directeurendag in Haarlem's Bisdom mogen begroeten, en die als zoodanig mij tot deze spreekbeurt heeft uitgenoodigd, meende ik geen weigering te mogen stellen. En boven dien, al zijn reeds meer dan 20 jaren heen gegaan, sinds ik als Directeur der War- mondsche Maria Congregatie meerderen uwer onder mijne leden telde, ik beschouw het als een voorrecht, nog eenmaal de eer volle plaats van welêer in uw midden te mogen innemen, om op dit Diocesaan Maria Congres, door mijn zeker al te eenvoudig maar niettemin diep gevoeld woord, hulde te brengen aan de Koningin der Apostelen, onder wier schutse wij dagelijks onze krach ten geven aan het heilig werk, waartoe haar goddelijk Kind ons als Zijne Apostelen heeft verkoren. Ik zal u dus spreken over de Maria- Vereering, welke in onze Congregatie moet worden beoefend door Directeur en Leden. Allereerst wil ik er u aan herinneren, dat de devotie tot de Allerheiligste Maagd, naar het wezen der Congregatie, steeds moet worden beschouwd als het eerste en naaste doel dezer geestelijke Vereniging; om daarna meer in 't bijzonder de vraag te beantwoorden, hoe èn Directeur èn Leden zich elk voor zich aan dezen eeredienst hebben te wijden. Elke onderneming of stichting, elke maat schappij of gemeenschap heeft een dubbel doel, een eerste èn een einddoel, of zoo gij wilt een naaste en een laatste doel. Het einddoel of laatste doel is zooveel als de resultante aller krachten en werken, de som van alle willen en streven, de bekroning van heel het bestaan en het leven. Het eerste of naaste doel is logisch en genetisch aan dat einddoel ondergeschikt, en moet steeds worden beschouwd als het middel, als de weg, als de opgang daartoe. Vragen wij nu, hoe deze waarheid tot haar recht komt in de geestelijke gemeenschap onzer Maria-Congregatie, dan is het ant woord u allen overbekend. Haar einddoel is tweevoudig en gelegen in de vervolmaking zoowel van hare leden zelf als ook in de heiliging van anderen, die wel leven buiten haar verband, maar getuigen zijn van het voorbeeld harer sodales. Het naaste of zoo gij wilt, het-eerste en onmiddelijke doel stelt zij in de beoefening eener geheel bijzondere godsvrucht tot Maria. Het einddoel is zelfheiliging, en apostolaat of heiliging van anderen. Wie dit vergeet zou het wezen der Maria-Con gregatie miskennen. Met een verwijzing naar de pauselijke Bulla Gloriosae Dominae en de Breve van Gregorius XIII en het handboekje der Congreganisten zette spr. dit uiteen. Zoo is het tweeledig levensdoel van den Verlosser zelf, (heiliging onzer eigene ziel èn Apostolische hervorming; aller maat schappelijke standen) ook net einddoel der Congregatie. Maar om tot dat einddoel te komen beschouwt zij de vereering der allerzaligste Moedermaagd als het meest geschikte mid del en den allerzekersten weg. In die devotie dus hebben wij te zien het onmiddellijk en naaste doel van ons werk als Directeur of als lid der Congregatie. Wie toch zou ons beter in verband kunnen brengen met het werk der verlossing dan Zij, die naar de heilsorde Gods moest zijn de Medeverlosseresse Wie zoude ons beter kunnen helpen bij het werk èn van zelfheiliging èn van Aposto laat „Zelfheiliging." Maria, verheven tot lichamelijks Moeder van den Verlosser, moest tevens de geestelijke .Moeder zijn van den Christus, gelijk Hij zou voortleven in het door Hem yerloste menschdom. Zooals zij in de oorspronkelijke verlossing den Heiland heeft geschonken aan den mensch en aan het mensckdom, zoo ook is haar voor behouden bij de voortzetting van het ver lossingswerk Christus te geven aan ieder en aan allen. Reeds bij haar leven op deze aarde be gon zij te doen naar die verheven roeping. Waar hebben de uitverkotenen uit het volk Gods, waar hebben de herders uit Israël en Anna en Simeon, en waar ook heb ben de eerstelingen der Heidenen den Christus gevonden? Was het niet in de Moe derarmen en op den veiligen schoot van Maria En gelijk zij als de Moeder Gods had neer geknield bij Jezus' kribbe, zoo ook moest zij, volgens den gedachtengang Gods, als Moe der van den geestelijk voortlevenden Chris tus, neerknielen op den Pinksterdag bij de wieg Zijner Kerk. Haar verdiensten waren het, haar maagdelijk gebed dat de komst van den belootden Vertrooster, Gods H. Geest moest verhaasten. Naar alle zijden heeft sinds dien de door den Godmensch gestichte Kerk zich uit gebreid; al hechter zetten haar grondslagen zich vast bij de woelingen der haar vijandige machten al hooger en trotscher ging haar opbouw omhoog te midden der in zonde zich verlagende wereld, maar immer werd voortgebouwd naar dezelfde grondwet: „door Maria tot Jezus." En zoo aan iemand, dan is het aan u, Eerw. Heeren, bekend, dat niemand Maria kan blijven vereeren zonder van zonde tot reinheid, van reinheid tot deugd, van deugd tot volmaaktheid te stijgen. Leert niet de geschiedenis der kerk, dat wie in heiligheid het hoogste klommen ook geweest zijn te vens de ijverigste, de hartelijkste vereerders der onbevlekte en meest gezegende onder de vrouwen Zoo is de Maria Vereering voor den Congreganist het krachtigste middel om te komen tot wat moet zijn zijn hoogste doel, de Zelfhei'iging. En wat betreft het Apostolaat; ook dit komt eerst goed tot zijn recht in de ware vereerders van Maria. Op de eerste bladzijde der H. Schrift wordt Maria geroemd als de machtige vrouw, die met haar kroost een eeuwige strijd zou voeren tegen den duivel en zijn rijksmacht. Het is de strijd, welke heel de geschiedenis der wereld door, ge streden wordt tusschen goed en kwaad, tus- schen God en den Satan. Welnu, als de gezworen Vazallen der He melkoningin zullen de Congreganisten den rijksstandaard der Kerk volgen op alle slagvelden, waar de waarheid met den leugen, de genade des hemels met de zonden der hel, Christus en Belial slaags zijn. De Congreganisten, meer dan de andere kin deren der kerk, voelen zich daartoe geroepen. Zij toch, die de Beschermvrouwe der strij dende Kerk hebben gekozen tot hun bij zondere patrones, zij vooral dienen te zijn haar keurgroep, haar garderegiment, dat met haar lijfskleur getooid en vaardiger in het hanteeren der wapenen, de overige troepen voorgaat of steunt, en nimmer wijken zal zoolang nog een vijand blijft staan. Haar drie-eeuwenlange geschiedenis be wijst, dat de Maria Congregatie immer aldus hare roeping heeft opgevat en steeds bereid was, volgens haar Apostolisch karakter, zooveel mogelijk daadwerkelijk op te treden, ook tot heiliging van den naaste. Blijft zij deze roeping getrouw, dan en dan alleen draagt zij met eere als een lichtende sterre Maria's naam op het voorhoofd, dan alleen heeft zij recht zich de borst met haar eereteekens te sieren. Zoo steunt het Mariaansche karakter onzer Congregatie op dit dubbel beginsel: dat zij is de Onbevlekte en de Moeder. Om haar reinheid is zij het meest verheven voorbeeld der Imitatio Christi. Om haar dubbel moederschap, Moeder van Christus en der menschen, is Zij de uitdeelster aller genaden. Beide geeft zij ons, haar voorbeeld èn hare hulp. Mariavereering, zie daar4 dus E.E. H.H. het naaste doel der Congregatie. Wil zij als alle andere genademiddelen ons voeren tot God dan doet zij dat naar dezen grondregel: „Door Maria tot Christus." „Doof Maria tot Christus," o! denken wij toch niet dat, bij het streven naar de volmaaktheid die weg over Maria een nut- telooze omweg zou zijn, dat die tusschen gevoegde devotie tot de Moeder een be lemmering zoude zijn op den weg naar haar Zoon. Neen 1 Juist die weg over Maria brengt ons veiliger en eerder tot Hem. Zeker de dienst van Christus is ons hoogste doel in alles maar geen die ons beten leert Hem te aanbidden en te dienen dan Maria. Heeft de Heiland ons overigens alles door Zijn voorbeeld geleerd, één zaak toch is er waarin zijn levensexempel noodzakelijk aanvulling vraagt. Christus heelt niet zich zelf bemind en gediend en aan beden. Dié plichtsvervulling, de heiligste waartoe wij geroepen zijn, leert Maria ons 't besten niet alleen leert zij ons die, maar op bevel van haar goddelijk Kind en als uitdeelster van Zijn genaden, helpt zij ons tevens aan de krachten, die ons tot die plichts vervulling onmisbaar Zijn. De Mariaver eering is aldus voor ons de meest volkomen wijze om God te naderen en wederkeerig ook voor Hem de beste wijze om Zijne gaven te doen nederkomen over ons. Daar |komt nog bij, dat ook Psycholo gisch genomen de vereering der Moeder Gods de beste grondslag is voor een geestelijk volmaakt en tevens apostolisch leven. In het H. Geheim Zijner menschwording is God zco dicht Hem mogelijk was tot ons menscuen genaderd, zoo dat Hij in werkelijkheid geworden is „"één der onzen". Met de eindelooze majesteit Zijner Godheid vereenigde Hij in waarheid alle menschelijke deugd en aantrekkelijkheid. Maar.... ondanks dat alles is er in de persoon des Verlossers en in Zijn levenswerk nog altoos onnoemlijk veel, wat bovenmen- schclijk heeten moet. De nooit onderbroken aanschouwing Gods, die Zijne ziel verrukte, de volmaakte éénheid van wil met Zijn Hemelschen Vader, zal toch immer ons de gedachte geven ja I Hij moest wel heilig zijn. Hij was nu eenmaal God en onmogelijk dus kunnep wij on* Zelve ooit "iet Hem ver gelijken. Doch Maria waarlijk en ten volle schep sel, mensch als wij, staat Zij in zeker opzicht veel dichter bij ons dan haar Zoon. Haar nooit volprezen heiligheid en daarnaast haar menschelijk wezen is ons tot voortdurende en onweerstaanbare aansporing en bemoedi ging op den weg des levens. Is Christus het hoogste model der Liefde, de oneindige liefde zelf dan is Maria het edelste antwoord, dat de schepping op die goddelijke liefdesbetuiging kan geven. Is Christus de Heiligheid Zelfdan is Maria haar meest getrouwe afglans. Is Christus de meest absolute ontkenning van alle zonden en kwaad dan is Maria, Zij, die den kop der Slang verpletterd heeft, de krachtigste voorvechtster in den strijd voor de menschelijke onschuld, die in haar onbevlekte ontvangenis het meest afdoende den vijand mocht weerstaan. Zegt ons dit ailes, niet, hoe hoog de beteekenis is der Maria-vereering, nog meer zullen wij daarvan overtuigd worden indien wij bedenken, wat hooge paedagogische, opvoedkundige waarde voor ons allen van deze devotie kan en zal uitgaan. Maria was de opvoedster van den Heiland, van „den Eerstgeborene onder vele broeders" „primogenitus in multis fratribus" (Rom. VIII. 29). Haar taak is het dus om aan al de broeders en zusters uit hetzelfde huis een zelfde moederzorg te wijden, opdat zij allen zich ontwikkelen mogen tot gelijkvormig heid aan Hem, die was de Zoon van God Zoo goed als haren Zoon, „Conformis fieri imaginis Filii sui.) Zoo zal dan ook niemand, die ten volle een Christen, een echt Katholieke man of vrouw wil heeten, Maria's leerschool mogen voorbij gaan, het H. Huis van Nazareth, waar zij de eerste Christen-Moeder, verzorgster en docente was. Haar opvoedend werk, aan Christus zelf gedaan, moet evengoed den geestelijken groei voltooien van al wie zich Zijn broeders of zusters noemen. En wie zich voor dat heerlijk moeder-werk beschikbaar stelt, wie die zorgzame moeder hand verdragen wil en zich laat wiegen in dien schoot, hoe komt hij al dichter en dichter in de nabijheid van Jezus Christus zelf, hoe wordt hij al meer omgeven van den zaligenden sfeer der Christus-liefde zelve. Wie waarlijk Maria-kind is hij kan niet ver van Christus staan. Hij ziet niet enkel, op grooten afstand staande, eerbiedig op naar 's Heeren grootheid en majesteit, maar hij treedt binnen in Zijn innigste levensgemeen schap, hij voelt al dieper mêe Zijn vreugden en Zijn smarten. Hoe groeit bij' den omgang met Moe der en Zoon in het hart van het Maria-kind een edel zelfbewustzijn. Hij mag de Ridder zijn der allerschoonste Jonkvrouw. Elk rechtschapen mensch draagt iets ridderlijks in het hart. Ijverzuchtig zal hij zijn op de eer van haar, die hij als zoon of als bruidegom zijn trouw zwoer. Dat ridder- gevoel kan nooit volmaakter geweest zijn dan in het hart van Hem, die was de edelste onder de kinderen der menschen. En zoo mag dus een ieder, die er zijn bijzonder leven doel van gemaakt heeft Maria vreugde en eere te geven, zoo mag zeg ik de zulke er met alle stelligheid van overtuigd zijn dat Christus, de ridderlijkste aller zonen, hem dien ijver voor de glorie van zijne moeder hoog zal loonen, gelijk ook de aardsche ko ning de diensten, door zijn getrouwen aan zijn moeder gegeven, hooger zal vergelden dan den trouw hem zelf bewezen. En zonder vrees dus voor latere ontgoocheling kan het echt Mariakind zich verlaten op 't zoo be kende woord „Een kind van Maria gaat nimmer verloren". De ware vereerder van Maria gaat nimmer verloren. Is het niet deze zekerheid, welke in ons Katholiek leven zoo vaak een blijdschap mengt, ongekend bij andersdenkenden een voorwerp hunner al gemeene bewondering Zoekt de ongeloovige zich verklaring, voor het onloochenbaar feit onzer „Roomsche blijdschap", dan moge hij bedenken, dat het huis, waar moeder nog het middelpunt is, steeds rekenen mag op blijde kinderen terwijl in de woning, waar moeder's zetel ledig staat, ook onwille keurig een droeve stemming het gezinsleven drukt. Welnu, m.h., zulk een woning, vol echte ziele-vreugde, waar God gediend wordt door en met Maria onze moeder, zulk een ge zegende woning moet onze Congregatie zijn en blijven. En daarvoor gestadig te zorgen is de taak zoowel van U, de Directeuren, als van hen, die gij als uwe leden telt. Allereerst de Directeur zelf Zoo iemand, dan moet hij in den boezem der Congregatie het voorbeeld, het priester lijk voorbeeld zijn van een kerngezonde, diepgevoelde en trouwe devotie tot Maria. Wil hij, de Directeur, de spiritus Rector der Congregatie, de door de Kerkelijke Overheid aangestelde geestelijke leidsman der sodales, met vrucht als zoodanig werk zaam zijn, dan moet hij tot in het diepst zijner ziel doordrongen zijn van het dubbel doel der Congregatie, zelfheiliging en Apostolaat als einddoel, Maria-vereering als onmiddellijk en naaste doel. Als de eerste der Congreganisten moet de Priester-leidsman vooraan staan in den dienst van Maria. Hij moet met ziel en lichaam haar toebehooren, de vurigste zijn in gebed, de teederste in liefde tot de Hemelkoningin. Met kaar moet hij strijden, offeren en lijden. Als „speculum justitiae" moet zij hem zijn het ideaal der deugdenals „Regina Apostolorum", moet zij, de Priesteresse van het Nieuw Verbond, hem leeren wat pries terijver vraagt bij 't Apostolisch werk der Congregatie. „Qualis rex, talis grex". Dat woord is waar voor u vooral, die als aanvoerder Maria's keurcorps hebt te leiden. Dit zette spr. nader uiteen en vervolgde dan alsvolgt De Directeur moet zijn het voorbeeld der Maria-devotie, maar dan ook mag hij niet rusten, alvorens een zelfde eerbied en liefde voor de Koningin der Congregatie heeft doordrongen het hart aller leden en zich uit: preekt in hunne daden. In het vuur dezer liefde moeten de Congreganisten wor- den gesmeed tot ware sodales. De liefde tot Maria moet de leden trouw ter vergade ring voeren en aanzetten tot oefening in deugdzaamheid en Apostolaat. En wat te doen om dit te bereiken Zeker, van tijd tot tijd zal de Directeur in zijn wekelijksche voordracht meer be paaldelijk Maria's lof verkondigen en een of andere thesis onzer Marialogie meer uit voerig voor hen ontvouwen en vaststellen door deugdelijke bewijzen. Dit echter alleen is niet voldoende. Als een gouden draad moet de trek naar Maria gaan door heel het leven der Congregatie. Met bijzondere plechtigheid worden ge vierd de Meimaand en de Mariafeestcn, in den loop van het jaar. Bij de verder voor komende feesten, waarop de berinnering ge vierd wordt van onze groote geloofsgeheimen of der overige Heiligen, worde geregeld gewezen-op hunne betrekking, tot de Moe der des Heeren de mogelijK bestaande Congregatie-bibliotheek biede bij voorkeur aan hare leden wat er schoons te lezen valt omtrent hunne heilige Patrones. De devotie van het Rozenkrans-gebed, het vertrouwvol dragen van het scapulier en het plaatsen harer beeltenis in het huiselijk woonvertrek, evenals het gezamenlijk bezoeken van hare bijzondere genade-oorden vinden gestage aanbeveling. Door dit alles geholpen en bij voortduring opgewekt moeten onze Congreganisten Ma ria niet enkel in hun toewijdingsakte, maar in heel hun leven nemen tot hun Meesteres, hun voorspreekster en Moeder. Ziet, m. h„ dat is de grootmoedige Maria vereering, waarin zich moeten vereenigen al onze Congreganisten een vereering, niet slechts voortreffelijk als gebracht aan de Moeder des Heeren door een haar toegewijde ziel doch uitstekend in waarde daarom vooral, wijl zij met vereende krachten, maat schappelijk en gezamenlijk wordt beoefend. Werden in de Grieksche oudheid de jonge kunstenaars heengeleid naar het Parthenon, om aldaar, voor het wonderschoone beeld van Athena, het meesterstuk van Phidias, zich te kunnen vormen een ideaal van de schoonheid, dat louterde en ophief hun aesthetisch gevoel dan moeten thans, in dezen modernen tijd, waarin zoovele ver keerde idealen ons worden opgedrongen, dan moeten, zeg ik, in dezen modernen tijd de Christenen, de jongere Christenen bovenal, worden glbracht voor Maria, het meester stuk van Gods eigen hand, om er te drinken het besef van ware zielegrootheid en er den wil te stalen tot meer persoonlijke hoogheid van leven. Immers de meest harmonische en meest voltooide ontwikkeling van al de menschelijke vermogens hebben Haar ver heven tot de edelste bloesem aan den boom der menschheid. Met een peroratie beëindigde spr. zijn rede. „ALBERDINK THIJM". Voor zijn donateurs gaf Alberdink Thijm gisteren een tooneelavond. Volle zaal, pret tige muziek tusschen de bedrijven, een mooi stuk en goed spel een avond van succes dus. Intusschen niet zonder zonnevlekken Die zullen we moeten vermelden, opdat ze bij latere opvoeringen verbleeken en met 't oog op eventueele uitvoering van 't zelfde stuk door andere clubs. „Carringtons Levensleugen" is een mooi maar nogal moeilijk stuk. Het tooneel-arr^n- gement heeft de nogal ingewikkelde hancie- ling van den roman („Valsche Bankbiljetten" uit de Katholieke Illustratie van enkele jaren her) de bankiers en het psychologisch geval-Carrington handig saamgevat maar dan moet er bij opvoering niet alleen handig, maar zelfs onberispelijk, ja knap gewe kt worden door allen Vooral wordt veel van de spelers geëischt in het eerste bedrijf, wil de toeschouwer precies snappen waar 't precies omgaat (om zijn bluf te redden èn uit mede lijden grijpt Carrington geld uit de gevonden portefeuille, die later de bron van de valsche bankbiljetten schijnt te zijn) en 't ietwat tragische van de situatie aanvoelen en in het laatste bedrijf, waar 't gevaar van drake righeid niet denkbeeldig is, en daarna 't slotwoord maar niet komen wil. Onze knappe Thijm-spelers waren bij deze eerste opvoering npg niet geheel meester over die situaties, 't Eerste bedrijf verliep niet zoo vlot en raak, in 't vierde deed de actie nog aan als gefor ceerd en was de dictie op méér dan één plaats mat. Het tweede en derde;bedrijf echter gaven veel moois te zien. Het wemelt daar van ont roerende en verrassende situaties maar de spelers weten er dan ook danig mee terecht. Gerard Nielen had de zekerheid en de rust van den echten tooneelrat in zijn spel als rechtschapen, maar onwrikbaar bankdirec teur, de „Harde Bikkel", die toch door klap na klap zoo murw wordt ten laatste en niet meer schijnt een dollar, maar een mensch. Cor Hoogeboom (Robert) was goed, Jacob Henneman als Carrington in deze bedrijven eveneens. Zeer goed was 't optreden van Jacques van Elten als de stakkerige kassier, en groot succes had Jan Marchand met zijn fatterige creatie van Billy Wood. Intusschen deed 't wat vreemd aan, dat zoo'n jong ventje den grijzen bankdirecteur tutoyeert. Er is trouwens méér aan de leeftijden te wijzigen Hamilton, de verklikker, ziet er zóó twintig- jarig uit, dat zijn vernoemen van vrouw en kinderen een glimlach wekt ook de portier doet wat jong aan voor een getrouwd man. Een der voornaamste rollen ook in die van Malling. Herman Elferink maakte dien avonturier tot een levende persoonlijkheid door sterk spel en even soepele als intense dictie. Zijn satanisch optreden in 't tweede bedrijf droeg vooral veel tot zijn succes bij Ook Gert Kruyver als detective en Dirk Vreeswijk als rechercheur deden goed werk en ~iog anderen, rl kunnen we niet llen noe men. „Carringtons Levensleugen" zal, ver trouwen wij, voor Alberdingk Thijm een gloriestuk worden als het er in slaagt, 't eerste bedrijf vlot en duidelijk, 't vierde zui ver en sober te doen verloopen. En (we zou den dat haast vergeten) in 't derde bedrijf moet de portefeuille-bezichtiging tot haar recht komen, anders snapt men van Wilsons lot en van den weg, dien de valsche bank biljetten gingen, niets Terecht toonde zich het groote aantal toeschouwers zeer dankbaar voor den mooien avond. De afdeeling Haarlem van bovengenoemd verbond heeft Zaterdag 14 dezer een liefda digheids-avond georganiseerd ten bate van de Ondersteunings- en Sanatorium-fondsen van dat Verbond. En met succes De Kon. Letterlievende Vereeniging „J. J. Cremer" was bereid gevonden eene opvoering te geven van „Peggy m'n kind" van J. Hartley Man ners. De aanwezigen genoten van het vlot ge speelde stuk, hetgeen duidelijk tot uiting kwam in het hartelijk applaus na elk bedrijf. Aan het slot der voorstelling verscheen de heer A. Kooiman, Hoofdbestuurslid van het Verbond voor het voetlicht, om dank te brengen aan de spelers voor hunne medewer king aan het goede doel, namelijk steun te verleenen aan gezinnen, waarin de verwoes tende tuberculose haar moorddadig werk verricht. Namens de afdeeling werden aan de dames bloemen aangeboden. Eveneens werd door spreker dank gebracht aan het bestuur der afdeeling Haarlem voor de belangstelling welke steeds voor de fondsen wordt betoond. Inzonderheid wendde spreker zich tot den secretaris, den heer B. Kluit, om hulde te brengen voor de wijze, waarop deze avond door hem was georganiseerd, hetgeen door een hartelijk applaus werd onderstreept. Ten slotte werden de beide fondsen in de belang stelling der aanwezigen aanbevolen. Een zeer geanimeerd bal, onder leiding van den heer Jac. Stol, hield de danslustigen tot 2 uur bij een. De afdeeling Haarlem kan weder op een uitstekend geslaagden avond terugzien, temeer waar een bedrag van ruim 100.- aan de fondsen kan worden afgedragen. Ieder jaar organiseeren de Noord-Hol- landsche Propaganda-commissies van Kruis- verbond en Mariabond in het Bisdom Haar lem een provincialen Landdag en van alle, die in de laatste jaren gehouden zijn, kan getuigd worden van een opmerkelijk wel slagen. Niet het minst die van het vorige ;aar te Alkmaar was een gr ooi succes. Voor dezen keer is Heemstede uitgekozer als de plaats, waarheen op Hemelvaarts dag verschillende Katholieke drankbestrij- dersvereenigingen uit Noord-Holland zullen optrekken, cm propaganda te maken voor de goede zaak. Het rijke programma doet verwachten, dat velen uit Heemstede en omgeving tot belangstelling in dezen Land dag zullen worden opgewekt. Op het pro gramma komen wij nader terug. Afgekondigd is het Staatsblad, bevatten de de wet van den 28sten April 1927, tot verklaring van het algemeen nut der ont eigening van eigendommen, erfdienstbaar heden en andere zakelijke rechten in de gemeenten Bennebroek en Heemstede, noodig voor verbetering van den Rijksweg van de Haagsche Schouw naar Haarlem. De afdeeling Haarlem en Amsterdam be legt morgen een vergadering in „Spoor- zicht" 's avonds om 8 uur. O.m. wordt een lezing gehouden door den heer Alb. Bos over: Laatbloeiende Tulpen. Hmelvaartsdag werdt een excursie ge houden naar de gemeente-kweekerij te Amsterdam WATERPOLOWEDSTRIJD. UTRECHT—HAARLEM. 5—4. Met een eakel woord maakten we gis teren al melding van den waterpolowed- strijd, die tusschen het zevental van den Haarlemschen Zwembond en het zevental van den Utrechtscher Provincialen Zwem bond werd gespeeld. Hieronder laten we een meer gedetailleerd overzicht volgen. Onder leiding van den heer P. v. d. Velden wordt om ongeveer kwart over tienen begonnen, de zeventallen stellen zich als volgt op: Utrecht: Tetenburg, J. Garitsen, J. C. v. Leeuwen, A. Minnes, M. v. Haselen, C. Leenheer, H. P. v, Haselen, Haarlem: J. Bouwer, J. J. Moolenaar, P. v. Ommeren, A. Braam, H. Leyenaar, W. F. Moolenaar, A. Boeree. Bij den uitgooi haalt Moolenaar den bal en Haarlem onderneemt den eerAen aan val op het Utrechtsche doel, doch Teten burg keert het harde schot. De Utrechtenaren komen na dit overrom pelende begin in den aanval en de Haar lemmers, die het diepe gedeelte verdedigen, krijgen het. hard te verantwoorden. Braam zwoegt ontzettend tegen Leenheer en B'oeree weet diverse lastige schoten te verwerken. Ook Haarlem onderneemt eenige aanvallen, doch in het ondiepe gedeelte is het lastig Tetenburg te verschalken. Utrecht houdt echter het beste van het spel Leenheer weet dan ook na keurig wer ken. Boeree onhoudbaar te passeeren. Na dit doelpunt komen de Utrechtenaren, onstuimig opzetten en a! spoedig smaakt Leenheer het genoegen een tweede doelpunt te maken, Haarlem verplaatst nu het spel eemgs- zins, doch haar aanvallen hebben geen resultaat daar de achterhoede van Utrecht zeer hecht is. Bij een goeden aanval van Utrecht weet Leenheer voor de derde keer te doelpunten. Terwijl vlak hierop Leenheer na het uitzwemmen voor de vierde keer doelpunt volgens veler meening van zijn eigen helft. Spoedig daarna is het rus!. Heel kort wordt slechts gerust en daarna weer begonnen, J, J. Moolenaar blijkt ge blesseerd te zijn en valt uit, v. Ommeren speelt nu midvoor. Bij het uitzwemmen haalt Haarlem den bal en wordt snel terugge speeld en doorgezwommen en voordat we het weten dat het spel feitelijk weer be gonnen is, passeert v. Ommeren met een hard schot Tetenburg, 4—1. Dit doelpunt brengt vuur in het spel van de Haarlem mers, Utrecht heeft niet veel meer in ia brengen en zeer spoedig weet W. Moole naar met een hard schot den achterstand te verkleinen. 42. De Haarlemmers zien hun kans om gelijk te spelen. Verbazend snel wordt gespeeld. Harde schoen krijgt de Utrechtsche keeper te stoppen, maar ook Boeree moet handelend optreden. Braam heeft Leenheer goed in bedwang. zoodat de Utrechtsche aanval niet veel heeft in te brengen. Bij een goed opgezetten Haarlemschen aan val krijgt J. Brouwer den bal even vrij en. weet met een schitterend schot het derde Haarlemsche doelpunt te maken. 43. De Haarlemmers werken nu als paarden om den gelijkmaker, Braam zwemt op uit de achterhoede en weet met een formidabel schot den gelijkmaker te scoren. 45. Er z.'jn nu nog eenige minuten te spelen en het is reeds 5 minuten over half elf; terwijl de trein om 10 voor elf vertrekt. Dit maakt de Haarlemmers erg nerveus. Van een oogen blikje twijfelen maakt Leenheer gebruik om het winnende doelpunt voor Utrecht te scoren 54. Hierna verlaten de Haarlem mers het water, om alle pogingen in het werk te stellen den laasen rein nog te halen. De Haarlemmers kunnen allen op een goeden wedstrijd terugzien, in het bijzonder Boeree en Braam. „DE OOEIVAAR". Uitslaö wedvlucht Hall (België) alstand 185 K.M. le en 13e J. Keyspe; 2e, 6e, 8e, 10e, 14* H. J. Petter; 3e L. v. Meurs; 4e J. F. Oudolf 5e C. F. v. Duffelen; 7e B. J Nieuwenhurg; 9e H M. Willemse; lie C. v. Meurs; 12* P. d Jong Jr.; 15e B. Roemers. „DE KOERIER". Bovengenoemde vereeniging hield Zondatf een wedvlucht van uit Noyon. Afstand 329 K.M. De prijzen werden behaald als volgt: J. C. Fris le 2e en 20e prijs; G. Heer schap 3e 6e en 12e prijs; D. de Geus 4e ea 9e prijs; C. Koning 5e en 18e prijs; J. Philippo 7e en 21e prijs; N. Peetoom 8e pr. P. Bank 10e en 14e prijs; J. H. Wilten 11e en 13e prijs en 22e prijs; W. Zooyenga, 15e prijs; P. v. Audel 16e en 19e prijs; J. F. Heerschap 17e prijs. Los 7 u. 30 min. De le prijswinnende duif bereikte haar hok te 10 u 34 min 39 sec. De- laatste-12- sx_31 nrin 13-sec,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 8