Molland-China. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Woensdag 6 Juli 1927 Te Alkmaar werden de Nationale motorrennen gehouden, Van Kooten wint het nummer handicap van Rijk, Maasland, en Bteverdam. *>p Houtrust te Den Haag werd een ,schoolgymnastiekdag" gehouden, georganiseerd door onderwijzers van lichamelijke opvoeding voor leer lingen der 6e klasse Mulo. Oefeningen op de brug. De Amsterdamsche veemarkt bestaat 40 jaar. Door den heer Rcits werd als vertegenwoordiger van den wethouder aan hen die sinds de stichting de markt trouw bezochten, een oorkonde uitgereikt. De moeilijke Oceaan-vlucht van kapitein Byrd met zijn vliegmachine "America". Onze foto toont hem met zijn gezellen na zijn landing te Ver-Sur-Mer. V.l.n.r.: Luitenant Noville; Commandant Byrd; Mr. B. Acista en Mr. Balchen. De officierenoiitvangst der officieren van den Franschen kruiser Otigttay iTrouin, welk schip dezer dagen de Rotterdamsche haven binnenliep. iVoorste rij v. r. n. I.: Burg. Patijn. Min. Belaerts van Blokland, de I schout-bij-nacht Sluis, de commandant van den kruiser Damont, UtMin. Lambooy, de Fransc'he gezant en Mr. v. d. Palm. De burgemeester van Krommenie houdt een rede, na de eerste steen legging van het badhuis te Krommenie, gesticht door den heer Sypestein, (Vervolg.) De reis door de Zuid-Chineesche zee van Singapore naar Manilla loopt gelukkig ten einde. We hebben maar weinig land gezien, en zijn blij als we Zondagsmorgens tegen ll vur de bergkammen der Philippijnen boven een zeespiegel zien opkomen. Um 4 uur pas seeren we het versterkte eiland aan den in gang van de baai van Manilla. In deze bin nenzee is het water zoo glad als op een vijver. De warmte valt mee. 't Is de beste tijd van het jaar. Zomers moet de hitte hiei ondragelijk zijn. Halverwege ligt Cavita, wr.ar enkele Amerikaansche oorlogschepen geankerd liggen, en radiomasten in de lucht steken, 't ls 2 uur varen in de baai, eerst om 6 uur komt de loods aan boord en brengt ons binnen de pieren, 't Is niet druk hier met de scheepvaart. Het uitzicht op de stad is heel aardig, vooral door de veelvuldige staat uit een rieten mat, waarop een hoofd kussen en een „cooling." 'tis nog te vroeg, om nu reeds naar bed te gaan. 'k Ga eens kijken bij m'n reismakker. Hij is juist ge ïnstalleerd als ik. Maar we mogen de rust hier niet versloren en ieder blijft in z'n eigen tehuis om aan 't venster naar de stad en de menschen te kijken. Hoe de nacht voorbij is gegaan, weet ik niet, maar 's morgens ben ik zoo stijf als een plank. Daar moet je ook aan gewend zijn om op zoon matje te slapen. Voor 't eerst na 5 weken kunnen we weer de H, Mis in een kerk en aan een behoorlijk altaar opdragen, wat een waar feest voor ons is. De sacristie zag er zeer aardig uit. De geheele wand was bedekt met oude schilderijen in breede houten lijs ten, zwart van ouderdom. Op de kasten reclame-vt rlichting. Terwijl we aan tafel antieke beelden, met poppengezichlen en gaan, leggen we aan bij kaai 7, die pas in 1 gebruik is genomen en zoo pralisch mogelijk is ingericht. Kolossale kranen rijden den heelen pier langs om de schepen te lossen, terwijl binnen de loodsen weer anderen de lading op auto's overbrengen. Het kaaivolk is hier niet zoo talrijk, en het ziet er wat beschaafder uit. Om 7 uur stappen we de wal op, nemen een auto en laten ons naar het Francisca nenklooster brengen. Onderweg zien we een groote kerk, waar Lof wordt gehouden, zoo vol, dat de menschen tot op de straat slaan. Op het plein voor het klooster stappen wt tiit en komen in verlegenheid, daar we geen peso's, doch slechts Hollandsch geld en Sin gapore Dollars hebben. Dat willen ze niet aannemen. Gelukkig komt gauw de portier aangeloopen, die de auto voor ons betaalt. Het is een klooster van Spaansche Francis canen, doch de Pater, die ons ontvangt spreekt Italiaansch, zoodat we met elkaar kunnen praten. Hij brengt ons naar binnen en door lange breede gangen en langs een oude vervallen trap worden we naar den Overste van het huis geleid. De guardiaan Is om gezondheidsredenen buiten de stad, en we worden voorgesteld aan Pater Vica- ïius, een klein pittig manneke, die druk aan t redeneeren is met cenige andere Paters. Ze verstaan geen Italiaansch, ook geen I'ransch of Engefsch, alleen Spaansch en Latijn, waartoe we onzen toevlucht nemen. We komen heelemaal onverwacht. Onze brief is niet aangekomen. Er zijn al zooveel gasten, o.a. een Philippijnsche bisschop, met cenige priesters. We willen weer terug om op de boot te slapen. Nee hóór, daar komt niets van in. Een paar cellen zijn gauw op orde gemaakt en de refter is groot genoeg, we worden voorloopig ondergebracht bij een ouden Pater. Z'n cel is zoo groot, dat ze meer op een zaal dan op een kamer ge lijkt. Het ziet er zeer eenvoudig uit. Een bed met muskietennet erover, een tafel een boekenrek en eenige groote stoelen te- den wand. De vleermuizen vliegen in en uit door de open vensters. 't Latijn spreken gaat onze gastheer zeer slecht af. 't Is een oude man, en hij is het niet gewend. In iederen zin blijft hij min stens 2 keer steken, omdat hij het woord niet kan vinden. Hij vertelt van het kloos ter, dat al vele eeuwen bestaat. Van hier nit zijn dc Franciscanen naar China en Ja pan getrokken om het geloof te verkondi gen. Ook de H. Petrus Baptista, gemarteld in Japan, heeft in dit klooster gewoond. Andere Paters komen binnen en worden door den Vicarius aan ons voorgesteld. Om 8 uur gaan we gezamenlijk naar den refter. Op de gang ontmoeten we den Philippijn- schen bisschop Sophronius. We kussen z n ring. Hij is zeer vriendelijk. De refter is ruim genoeg voor 100 men schen, doch de communiteit bestaat slechts nit een man of 12. We hebben niet veel trek in de Spaansche kost en zijn spoedig klaar. Philippijnsche jongens in helderwitte pakjes dienen tafel en lezen oor. Na tafel is het recreatie, beven, op een der breede kloostergangen. We maken kennis met eenige Philippijnsche priesters en blijven gezellig bijeen onder het rooken van ras echte Manilla-sigaren. Rooken doen ze hier nog straffer dan in Holland. De Sabab is best, doch erg zwaar. Het uur der recreatie is zoo vervlogen en men brengt ons naar onze cellen. Ze zijn groot en luchtig. De ven sters zijn zonder glas, doch met groote blin den. Het ziet er vuil en stoffig uit. Het bed, ontvangen. Er is daar zoo'n plaatsgebrek, dat verschillende collega's in de corridors gegeven worden. Om kwart over II zijn we weer terug in ons klooster. Om half 12 is het middag maal en 't eten smaakt ons best dezen keer. Als de „adoratie" is afgeloopen laten de Paters ons de bijzonderheden van de kerk zien. Een beeld van Franciscus heeft vol gens de legende eenmaal tranen gestort. Boven het H Sacramentsaltaar staat een miraculeus Antoniusbeeld, dat met proces sies wordt rondgedragen door de stad. On der een der zijaltaren zien we een prachtig uitgesneden Christusfiguur in het graf. Het beeld is zeer oud en men heeft tot nu toe nog niet kunnen ontdekken, van welke ma terie het vervaardigd is. Iederen Vrijdag komt de communiteit dit Christusbeeld ver eeren. 't Is onderwijl tijd geworden om te ver trekken. We nemen afscheid van onze me debroeders en bedanken ze voor de harte lijke ontvangst. We krijgen nog een en ander als aandenken mee. De geheele com muniteit doet ons uitgeleide en met een klein rijtuigje keeren we naar de stad te rug. We hadden gedacht om 4 uur te kun nen vertrekken, doch waren nog lang niet klaar met lossen. Tegen 6 uur zagen we onze Paters op de pier wandelen. „Laat zc maar gauw aan boord komen," zei de kapitein, en 5 minu ten later zaten we met 3 Spaansche Paters een potje Hollandsch bier te drinken op het dek van de Oostkerk. We hadden niet veel tijd en gingen weer spoedig weg. Om 8 uur was alles afgewerkt. De kabels werden losgemaakt en achteruitstoomend ging het schip van wal. 't Duurt een klein kwartier eer het schip in de goede richting ligt, dan stoomen we tusschen de groene en roode lichten door langzaam de baai op. Het is een heerlijke avond. Het schip vaart zoo rustig, dal we niet de minste be weging bemerken. Gemakkelijk gezeten in een dekstoel, vertellen we ons wedervaren op Manilla aan den kapitein. We rooken van de sigaren, die ze ons hebben mee gegeven en drinken een frisch glas limo nade. Om 10 uur bereiken we weer de forten aan den ingang van de baai. Het rotsachtige eiland ziet er nu zeer levendig uit met z'n talrijke flikkerende lichtjes. Zoodra we in volle zee zijn, zoeken we onzen kooi op en genieten een heerlijke nachtrust. Dinsdag 8 Februari is voor ons een on heilsdag geworden. Tot nu toe zijn we echte zeelui geweest en hebben niet het minste teeken van ongesteldheid gegeven. Doch hebben er een universiteit, de eerste die vandaag is de zee bijzonder onrustig. Het in 't verre Oosten gebouwd werd. Ze is schip stampt den lieeien dag door. „Stam- rijk opgesmukte zijden kleeren aan. Als we ontbeten hebben, een kop cho colade met geroosterd brood, stellen de Paters ons voor om de stad te gaan be zichtigen. Wc wachten op de auto, die ze voor ons bestellen, en koesteren ons in het warme zonnetje. Om kwart voor 9 rijden we uit, met een oud-missionaris van Bra zilië als geleider. De slad is ruim en modern, wat wegen en pleinen betreft. De huizen zijn oud en vervallen. Sinds Amerika heerscht op de Philippijnen is de stoffelijke welvaart in a'le opzichten toegenomen Jammer, dat de geestelijke vorming van het katholieke volk zoo wordt tegengewerkt door de regeering. De gouvernementsscholen, waar jongens en meisjes tol hun 16de, 17de jaar te samen worden opgevoed, zijn berucht om hun „histoires scandaleuses." De Spanjaarden en missionarissen van andere naties doen hun uiterste best om de jeugd te redden. Hoe wel ze niet de minste ondersteuning krijgen van de regeering, bouwen ze flinke, mo dern ingerichte scholen. De Dominicanen veel te oud en te klein geworden en bin nenkort zal de nieuwe universiteit gereed zijn. Als we de Iersche Pa'er® en J1®' St. Beda-college der Benedictijnen bezocht heb ben gaan we het kolossale bouwwerk be zichtigen. Ik durf te zeggen, dat er m Hol land maar weinig scholen met deze zullen kunnen wedijveren, zoowel wat grootte als wat architectuur aangaat. De aannemer, architect-opzichter tegelijk, is een JJormni- caan, hoogleeraar aan de Universiteit. Hij was bij den bouw. toen wij er aan *wa" men en liet ons alles zien. Van de nieuwe aen. nei universiteit reden we naar de oude, waar overspannen met een muskietennet, be- we zeer hartelijk door de Paters wei en Hij gaat naar bed en wil niets anders heb ben als droge scheepsbeschuit. Ik houd me nog dapper en zet me neer in den salon. Doch 't eten is nog niet opgediend, of ik voel me zoo draaierig worden, dat ik voor de veiligheid maar gauw naar buiten ga, om me daar te verzadigen, eveneens met droge beschuit, uit voorzorg. Doch, 't wordt me te machtig en ik volg hel slechte voorbeeld van Pater Goedhart. Als ik me naar bed wil begeven, komt de kapitein met den hutbediende de koffers, boeken, en alles wat los ligt, plat op den grond leggen. We zijn te ziek om naar uitleg te vragen en de kapitein zegt niet veel Hij draait het licht uit en wenscht ons wel te rusten. Geen half uur later begint me het schip plotse ling heen en weer te rollen, dat niets meer op z'n plaats blijft. Alles wat op den grond ligt schuift van 't bed naar de canapé en van de canapé naar 't bed. Jongens, dat wordt wat vannacht. Om half 10 wordt het nog erger. Iederen keer als het schip heen en weer slingert, is het een helsch lawaai van potten, pannen, servies, wal door el kaar gerammeld wordt en breekt. Een groote zware koffer, die op de kast was blijven liggen, valt met groot tumult mid den in onze hut. We moeten ons stevig vast houden, anders rollen we ons bed uit. Me vrouw Wiersum met haar dochterte, wist niet wat te beginnen. Later vertelde ze, dat ze plat op den grond was gaan zitten met Juleke op d'r schoot, doch ze schoof van den cenen kant der hul naar den an dere. Den heelen nacht bleef het zoo door gaan. Van slapen kwam i.iets, de storm gierde en floot door het want en telkens schrok je van het geweldig lawaai. We dachten, dat er geen heel kopje meer aan boord zou zijn, doch 's morgens hoorden we, dat het nog al meeviel. Er was maar weinig gebroken Wel waren verscheide ne manschappen uit hun bed gerold, De matrozen waren den heelen nacht in het ruim geweest, om de lading te stuwen. Van Mis-lezen kwam niets vandaag. Het schip slingerde nog te veel, en daarbij wij waren nog maar half beter, 's Middags ble ven we weer in onze hut en stelden ons te vreden met droge beschuitjes, 's Avonds ben ik weer present aan |afel. Pater Goed hart durft het nog niet aan. Den lOden Februari werd de zee weer kalm en gelijk tijdig nam onze ongesteldheid af. Om 7 uur zagen we de kust van China. We stoomen tusschen een menigte eiland jes door en komen zoo tusschen de berg ketens in den haven van Hongkong. Na het diner, om kwart over één leggen we aan. Wat een drukte hier. 't Krioelt van kleine visschersschuiten „jonken genaamd, groot bord wijst den weg naar het overzet bootje, De prijs staat er bij. Ze kunnen ons vandaag niet afzetten. Honkóng ligt prach- tig-mooi tegen de bergen opgebouwd. Als we er naar toe varen krijg je juist den in druk, alsof je in Genua bent. Tegelijk met ons vertrekt een begrafenisstoet. De treu renden zijn allen in 't wit gekleed, wat in China de rouwkleur is. Na 5 minuten zijn we over met de „Ferry". We besluiten eerst wat op ons eigen houtje te gaan dwalen. Dan zie je het meeste van de stad en 't volk. We komen aan in 't Europeesche ge deelte, waar 't er piekfijn uitziet. Gebouwen als dat van de Ned. Handelsmaatschappij in Amsterdam staan hier bij tientallen. Alle maal Bankgebouwen, ook Nederlandsche en Ned.-Indische. De politiemannen zijn uit Britsch-Indië, zooals in Penang en Singa pore. Als we verderop komen geraken we tusschen de Chineesche winkels, 't Is hier veel drukker, 't Krioelt er als in een mie rennest dooreen, ritsjou's, auto's, trams, en een massa volk, waaronder veel matrozen en zeeofficieren. De Chineezen vooral zijn mooi gekleed. Er loopen natuurlijk veel sjovel gekleede luidjes bij, maar de meer deftige Chineezen zijn zeer rijk uitgedost, vooral de vrouwen en meisjes met haar lange kleurige, zijden jurken. Gehuwde da- Dan spreekt de lady zelf een woordje, em de vergadering wordt geslotjn met „G»d save the king", wat staande gezongen wordt Het is bij achten geworden. We dankap den provicarius, die ons den weg naar de Procure wijst. Het is vlak bij, een groot nieuw huis. Pater Procurator heet ons har telijk welkom. Hij had ons al een paar da gen eerder verwacht, doch de boot is te laat. Aanstonds worden we naar de eet zaal geleid waar eeds een zestal miss o- narissen aan den maaltijd zijn. We zijn te gast bij de Paters van de Vreemde Missies van Milaan. Twee Iersche Jesuiten, die in Hongkong een school wilden openen, zijn eveneens hier ondergebracht. Als de inwen dige mensch versterkt is, blijven we nog napraten tot 9 uur en nemen dan afscheid. We hebben geruststellende tijdingen, dat we veilig in Shanghai kunnen landen, en dat het mogelijk is naar Chansi, onze missie, door te reizen. De weg naar de haven is gemakkelijk te vinden en we prefereeren te wandelen. In de stad ontmoeten we nog eenige matrozen van de „Oostkerk," die ook wat van Honkong wilden genieten. We steken weer over met de „Ferry" en zijn op een behoorlijken tijd aan boord, waar we verslag uitbrengen bij den kapitein. Pa ter Goedhart gaat nog even den wal op, mes hebben allen het haar opgestoken, on- om wat ansichten te koopen, maar hij kwam gehuwden een of twee lange haarvlechten. 1 met 6 dezelfde terug, meer kon hij niet Pagekopjes schijnen in China ook al in de krijgen in Kowloon. mode te zijn, doch alleen bij meisjes. Als 1 We gaan gauw naar bed, we zijn ver- „DE CEDERBANK" een groote rijstboot, in de haven van Zaandam. we een uur geloopen hebben, nemen we een „ritsjou". We slappen in en laten ons door den koelie naar de Italiaansche Paters bren gen op de Kanroad. Het tarief staat weer netjes aangeduid, dat is je ware. We gaan nu bergop. „Hier is het," zeggen ze na 10 minuten rijden. Boven de poort staat met groote letters „Ospisio Italiano" We gaan naar binnen. Er wonen Italiaan sche zusters, die ons vertellen, dal we ver keerd zijn. De Kainroad ligt veel hooger den berg op. De zusters hebben er een gesticht voor ouden van dagen en ongenees lijke zieken. Ze sturen een Chineesch meisje met ons mee, dat. ons bij den Pater zal brengen. We dalen een paar trappen af en komen in een vies, smerig achterbuurtje. In één der straatjes, staat een weeshuis, dat door een Italiaanschen Pater wordt be stuurd. We stellen ons voor en vragen of we in de Procure zijn. „Nee jongens, maar dat is niets. 1. moet juist uit. 't Is prijsuitdee- ling, waarbij tooneelvoorstelling en muziek uitvoering door de leerlingen. Als jullie trek hebt, komt dan maar mee." Dat is wat je noemt: met je neus in de boter vallen. We gaan met de autobus naar de „Italian Convent School", Caineroad 36 Plechtig worden we voorgesteld aan het ge zelschap in de ontvangkamer: den provi- sarius van Honkong, en enkele Italiaansche en Engelsche officieele hoogheden. Lady Clementi, de vrouw van den Consul zal de prijzen uitdeelen. In de feestzaal worden we met applaus begroet. Ze is geheel ge vuld met de leerlingen en genoodigden. Het is een internationale meisjesschool, bestuurd door Italiaansche Zusters. Opgevoerd wordt een operette: The magie Cup. Het tooneel en de costumes zijn magnifiek. Het spel is levendig, de zang zuiver en natuurlijk. De verschillende bedrijven worden afgewisseld met muzieknummers op piano, harp, viool of mandoline. Nu volgt een lofrede op de onderwijsinrichting door een heer, die hier nog op de bewaarschool is geweest. Dan komt de prijsuitdeeling. Alle leerlingen ko- ™en klas voor klas op het tooneel. Er zijn moeid van al dat loopen, wat we niet meer gewend zijn. Om half 7 den volgenden morgen ver trekken we. We zijn vroeg opgestaan en zijn klaar met onze H.H. Missen als het anker wordt gelicht. Zoolang de boot tus schen de eilandjes doorvaart blijven we aan dek, doch als het schip in volle zee komt, wordt het ons te koud. Toch is het weer helder vandaag. Om niet te veel hinder te hebben van den sterken tegenstroom in de straat van Formosa blijven we onder de kust opvaren, 's Middags passeeren we de Biasbaai, het broeinest der zeeroovers. 0n9 schip zullen ze niet zoo gauw aanvallen, het is te groot voor hen. Ze loeren meer op de kleinere kustschepen. Toch zijn we op onze hoede. Een aantal geweren is op het schip aanwezig, om ons, zoo noodig, te kun nen verdedigen, 's Avonds laat zien we den vuurtoien van Breakerspoint. Gelukkig schieten we goed op. Het weer werkt mee. Zaterdag echter begon het tegen te loopen. Het zonnetje wil niet doorkomen en t is zoo koud, dat de kapitein de verwarming laat werken. Op een gegeven oogenblik stoppen de machines. Wat is er nou aan de hand? Gauw naar 't dek om te kijken. Het stuur is defect. Met man en macht wordt gewerkt om het te repareeren. Zelfs de kapitein werkt hard mee met de ma trozen. Na een uur is het Goddank klaar, doch we zijn heelemaal uit de richting ge dreven en een flink stuk met den stroom meegesleurd. Zaterdagmiddag zijn we op d« hoogte van Amoy, 's avonds het kustlicht „Turning About". Zondag 13 Februari moeten we de kust verlaten. Het weer is te slecht, het regent den ganschen dag er. we hebben sterken te genwind. Vanmorgen om 6 uur waren we niettemin reeds op de hoogte van Foschow. Het is nu gevaarlijk bij de kust te blijven, van wege de vele riffen, die door den dich ten regen niet zichtbaar zijn. Daarbij zijn op verschillende plaatsen door Chineesche visschers netten opgesteld. De eerste-ma- chinist vertelde 's middags, dat hij een keer zoo'n net in de schroef had gekregen. Het schip kon niet meer vooruitkomen, en op een dok in d« naastbijzijnde haven, kon de schroef pas vrij gemaakt worden. We waren al een dag te laat. Reeds 12 Februari had den we in Shanghai moeten zijn, we hopen er nu morgen te komen. Maar jawel, 's Maandags is er zoo'n zware mist, dat we geen 100 M. vooruit kunnen zien. 's Mor gens varen we nog langzaam voort, onder voortdurend getoeter van de stoomfluit Te gen 12 uur oordeelt de kapitein het veiliger om stil te blijven liggen. De ankers worden uitgeworpen en 2 matrozen, een voor en een achter, beginnen met een bel te rinke len, om andere schepen te waarschuwen, dat we voor anker liggen. Om 3 uur klaart het wat op en we varen weer een uur of 3. Plotseling zien we een groot schip vlak voor onzen boeg passeeren. Het zwenkt een paar keer en is spoedig uit het gezicht verdwenen. Doch door die manoeuvres zijn we een oogenblik het spoor bijster. Opnieuw wordt gestopt tot 7 uur. We zijn onderhand vlak voor de monding van de Yangtoekiang gekomen. Langzaam en voorzichtig varen we verder. De monding van de rivier is zoo groot, dat heel Holland er in kan liggen. We zien nu verscheidene kustlichten op de eilandjes. Om half 10 ligt een groote loods boot op een paar honderd meter afstand. We seinen met Bengaalsch vuur en een klein motorbootje brengt den loods aan boord, die ons in Shanghai zal brengen. Een uur ver gaan we de rivier op, dan blijven we de heele nacht stil liggen. De anker lichten worden ontstoken en de matrozen beginnen weer te bellen. Eerst tegen den middag van den 15den Februari trekt de mist op en we zien hoe gevaarlijk het zou geweest zijn door te varen, want we liggen s/fs L v», 1 'oo ttngelschen, Italianen, Portugezen, Chinee-i met 8 a 9 groote schepen vlak bij elkaar, zen en misschien wel Hollanders onder. Na tafel kunnen we eindelijk opvaren. Om Een klein meisje huldigt Lady Clementi met 4 uur zijn we bij Woosung. waar de ont een bloemstuk en een toepasselijk versje plofbare en brandbare deklading moet ge pen" is de term, als het schip op en neer gaat, „slingeren", wanneer het heen en weer bewogen wordt. We voelen ons lang zaam aan zeeziek worden, 's Middags komen we beiden nog aan tafel, doch we zijn blij als het diner afgeloopen is. In den namid dag wordt Pater Goedhart hoe langer hoe bleeker. Eenige malen is hij stil even weg gevlucht, doch hij heeft niets verteld van hetgeen er gebeurde. Toen het tijd was voor het avondeten, bleek 't, dat hij zeeziek was. 'nis grooter dan een Haarlemsch roeibootje. Niettemin woont in ieder scheepje een neele Chineesche familie, opa en opoe in- cluis. Ze verkoopen allerlei waren, garen en band, ansichten en zuur. Aan ons is niets |e verdienen, want we gaan ai spoedig 'angs een geriefelijken brugi op de kaai aangebracht, aan land. We zijn eigenlijk in Kowlon, op 't vasteland van Azië, waar het station is voor den grooten spoorweg naar Kanton. Honkong ligt aan de overzijde. Een De tinbaggermolen, gebouwd door de Werf Conrad" te Zaandam, in Werking bij het bezoek van Minister Koningsbergen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 5