£fc.i R£n De eenzame Kobold R I "I Puzzles. a 7 a 4 6 DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS S 4 4 1 5 4 IO 6 7 5 9 It 5 13 14 15 12 1 2 4 IO 6 5 5 9 f 1 12. 15 14 15 I 4 IO 5 7 S 9 II 13 14 15 12 1 2 3 IO 6 7 5 9 li 13 14 i5 12. 1 2 5 4 5 IO 6 7 9 II 5 O t4 15 12 1 2 3 4 5 7 O IO 5 13 15 12 5 6 7 9 5 (3 POOR G. d. HOOGEIMDOORN 2 3 4 5 6 7 9 IO n 12 o- a- tr X d d a. f X A •z- t. xt d C t. ■u- - - d u. f - d ■C i. - A - X - TVW Naverteld door Machteld, (Slot.) Hij hield even op en sloeg de handen Toor zijn gezicht. „Voor jelui menschen lijkt dat mis schien zoo'n groote misdaad niet," zei hij, „maar bij de elfen is dat iets ver schrikkelijks. En de straf bleef niet uit. Mijn eigen mooie elfenvleugels moest ik afgeven, en daarmee was ik tegelijk heel mijn elfengestalte en al mijn macht kwijt. Als een eenzame kobold moest ik voortleven, door menschen en dieren gemeden en verafschuwd, en het ergste is, dat ik mijzelf niet verlossen kan. Iemand anders moet met goedheid en geduld voor mijn misdadige opvliegend heid boeten. Mijn vleugels worden diep onder den grond bewaakt door den grooten Spookuil; ik kan ze niet terug halen, want ik ben te klein, en hij zou me dadelijk doodpikken. Zoo gauw ik die weer heb, zal ik opeens weer een elf zijn, en in al mijn vroegere eere-ambten hersteld worden, maar eerder ook niet. Eéns in de vijftig jaren mag ik het bosch doorkruisen om te zien, of ik een men- «chenkind vind, dat bereid is mij te hel pen, maar als ik binnen drie weken nie mand gevonden heb, moet ik weer terug naar mijn diep hol in den berg, en er nogmaals vijftig jaren in eenzaamheid en verdriet doorbrengen. De vorige maal. Hij zuchtte diep en maakte den zin niet af. „Maar hoe moet ik dat doen je ver lossen?" vroeg Hertha, wie de moed weer hoe langer hoe meer in de schoe nen zonk, want dat verhaal van dien „Spookuil, diep onder den grond" was nu niet zoo geschikt om iemand op te vroolijken! „Vannacht is het de tijd," rei de ko bold, terwijl hij haar angsfig-onderzoe- kend aankeek. „Dan is de maan vol. Als je me redden wilt, moet je wakker blij ven tot twaalf uur, en dan stilletjes naar deze plek in het bosch komen. Wanneer je een van deze roode bloemen, die ik je zoojuist gaf, voor je Grootmoeders kamerdrempel legt, zal ze niets merken, en rustig doorslapen tot je 'enig bent De overige roode bloemen moet je ech ter meenemen; haar geur zal je moed geven, en ook verder kunnen ze je nog van dienst zijn op je tocht. Drie stap pen hier vandaan, onder dien ouden spar daar, zul je een open luik in dén grond vinden, dat niet eerder opengaat dan vanavond laat Als je erin kijkt, zie je een trap, die je af moet gaan; je kunt de treden tellen, het zijn e.r honderd negenennegentig. Dan zul je beneden in een wijde ruimte staan, waar een groot vuur brandt. Bij 't licht daarvan zul je een oude, houten kist zien staan, heelemaal met figuren besneden. Daarin zijn mijn vleugels. Wanneer de Uil je iets zou willen doen, kun je je met je bloemen verdedigen. Raak hem slechts even aan; dan zal hij geen macht meer over je hebben. Maar je moogt vanavjond met niemand spreken over wat je van plan bent, zelfs niet met je goede groot moeder; anders zou alle9 mislukken, vergeet dat niet. En nu wil je?" Herjha stond te beven op haar bee- nen! Heel alleen midden in den nacht die donkere trap afgaan naar het hol, waar die verschrikkelijke uil woonde! Het liefst had ze den kobold laten staan waar hij stond, en was ze hard naar Grootmoeder gehold om haar alles te vertellen maar daar steeg de geur van de roode bloemen weer tot haar op, en meteen voelde ze zoo'n wonder lijk groot medelijden met hem, dat ze 't niet over haar hart kon verkrijgen, weg te gaan en hem' teleur te stellen, „Ik zal komen" beloofde ze dapper, „ik zal zeker komen!" Daarbij gluurde ze eens schuin achter zich naar den grooten den, en toen ze den kobold weer wilde aankijken, om te zien of hij nu niet erg blij w'as, merkte ze, dat hij verdwenen was! Ze. was er niet eens zeker van, dat hij haar laatste woorden gehoord had. Toen ze buiten iMem bij Grootmoeder aankwam, wilde ze zich verontschuldi gen, dat ze zoo lang was weggebleven, maar Grootmoeder scheen heelemaal niet verwonderd; ze streek haar alleen maar eens liefkoozend over het hoofd en zei: „Zeg me maar niets, Hertha! Zeg me vooral niets!" Nu herinnerde Hertha zich opeens, wat de kobold gezegd had over haar stilzwijgen, en hoe ze zich bijna ver sproken had, en alles bedorven. Vreemd hoe kon Grootmoeder daar iets van weten? „Voor liefde en welig rood," zei Grootmoeder peinzend, toen ze de bloe men zag en ze zei er geen woord over, dat Hertha ze niet bij de andere in de vensterbank zette, maar ze meenam naar haar slaapkamertje. Het kostte Hertha niets geen moeite, dien avond wakker te blijven. De maan scheen vol en helder door haar raampje naar binnen, en toen ze dacht, dat het wel zoowat tegen middernacht zou loo- pen, stond ze do'odsfil op, trok haar kleertjes aan en sloop haar kamertje uit. Voor Grootmoeders deur legde ze een takje van de mooie roode bloemen neer, de andere stak ze tusschen haar keursje, deed zachtjes de. achterdeur op de klink en ging met kloppend hart het bosch pad af. AJles zag er heel anders uit dan over dag. De vreemde lange schaduwen van de boomen en de geheimzinnige donkere ^oekjes tusschen de struiken, waar tel kens iets scheen te bewegen.... hu, wat was ze toch begonnen! En dan I wie kom met zekerheid zeggen of die J griezelige kobold wel de waarheid ge sproken had? Kon hij haar niet bedro gen hebben, om haar naar beneden te lokken in zijn donker hol, en haar daar gevangen te houden, zoodat ze nooit meer het daglicht en de heerlijke zon terug zou zien? Bijna was ze op haar schreden terug gekeerd, maar juist op dat oogenblik geurden de bloemen weer zoo sterk en ze kon heusch niet! Het medelijden kreeg weer de overhand, en ze begon al vlugger en vlhgger te loopen. Daar was ze bij den ouden den. Ja, werkelijk, voor haar voeten zag ze een pikzwart vierkant gat, en het luik stond opgeklapt tegen den stam van den boom. Aan den verroesten ring en de zware scharnieren kon je zien, dat het al heel oud moest zijn, en zeker niet dikwijls gebruikt werd. Het leek wel of haar bloemen licht gaven in 't donker, want toen zij ze in de hand nam en omlaag hield, kon ze duidelijk de eerste treden van een trap onderscheiden, die naar de donkere diepte voerde. Eén oogenblik aarzelde ze nog, en keek nog eens op naar de vriendelijke heldere maan en de heer lijke sterren toen drukte ze haar bloemen dicht tegen zich aan en ging vastbesloten de geheimzinnige trap af. Ze begon de treden te tellenHet was aardedonker en ze kon 't niet hel pen, dat ze aldoor aan den Spookuil denken moest, en waar die zich wel ergens op zou houden. Wie weet loerde hij niet ergens in een hoek op haar, om plotseling op haar af te schieten! Of zou hij haar mischien beneden opwach ten?. Honderd-drie-en-dertig, honderd-vier- en-dertig.Het leek een klein beetje licht te worden in de diepte! Het eerste verre schijnsel van het groote vuur speelde langs de steenen treden, en toen ze nog wat verder was afgedaald, zag ze beneden zich de ruime hal lig gen. Het gewelf boven haar hoofd was zóó hoog, dat ze het niet zien kon, en de ruimte werd grillig verlicht door de vlammen van het houtvuur. Er was nie mand te zien, en toch brandde het zoo lustig of het voortdurend onderhouden werd. Hertha besloot geen tijd te verliezen, zoolang het hier zoo rustig was. Tegen den versten muur zag ze de wonderlijke oeroude kist staan, waarvan de kobold haar gesproken had. Vlug liep ze erop toe, en wilde het deksel oplichten maar wat een teleurstelling! het gaf geen duimbreed mee, en scheen secuur op slot te zijn. Waarom had de kobold haar dan geen sleutel meegegeven? In gedachten liet ze haar hand met de bloemen erin op de kist rusten, en zie eens aan op hetzelfde oogenblik #voelde ze het deksel omhoog gaan, en daar lag voor haar verbaasde oogen op een stuk goudgaas het verrukkelijkste paar vleugels, dat iemand zich voor kan stellen. De teerste lijnen en kleuren onder een waas van zilver.het blauw van den najaarshemel en het vage rose van de wolken vóór zonsopgang; het groen van de eerste lindeblaadjes en het diep goudgeel van dotterbloemen in de lent^wei. Het was heerlijk om te zien. Bevend strekte Hertha er de hand naar uit. Maar o wee: ze lieten niet los, ze schenen vastgeplakt aan de wanden van de kist! Voorzichtig probeerde zij ze eruit te lichten, maar er kwam geen beweging in. Radeloos keek Hertha om zich heen; ze begon te schreien van angst en ongeduld. „Als ik^nog harder trek, scheur ik ze natuurlijk," zei ze bijna snikkend. „Mis schien heeft die kobold me tóch nog wel bedrogen! Wie weet zijn het zijn vleugels heelemaal niet, en komt die vreeselijke uil dadelijk uit den een of anderen hoek te voorschijn om me te pakken!" Ze dacht weer aan de elf, die óók zoo ongeduldig was geweest; het was zeker om dat weer goed te maken, dat haar geduld nu zoo op de proef werd gesteld! Meteen zag ze dat een van de roode kroonblaaadjes van haar bloemen had losgelaten en neerdwarrelde op een van de vleugels, waar het bleef liggen. En op hetzelfde oogenblik schenen deze zich vanzelf los te maken. Ze ontvouw den zich en vielen wijd open, groot en prachtig toen zweefden ze omhoog en hechtten zich aan haar hand, zoodat zij ze dragen kon zonder ze te beschadi- gen. Dolblij draaide Hertha zich om naar de trap. Alles scheen goed te gaan, en ze wist niet, hoe gauw ze nu weer naar boven zou komen, kobold had haar heelemaal niet verteld hoe ze hem de vleugels brengen moest, maar daar ver diepte ze zich voor 't oogenblik nog maar niet in. Als ze eerst maar weer veilig boven was! Ze was al* een aardig eindje de trap °P gekomen toen ze plotseling met schrik bedacht, dat ïe het deksel van de kist open had laten staan. Nu kon' iedereen zien, dat zij er geweest was, en de vleugels had weggenomen. Juist toen ze daar over peinsde, hoorde ze het in de diepte met een harden bons dicht slaan, en op hetzelfde oogenblik ruisch- ten zwa'e vleugels achter haar.... Toen ze doodelijk verschrikt omkeek, zag ze twee felle gele oogen naast zich in het donker, en 'n grooten scherpen haaksna- ve) daartusschen, terwijl een paar krom me klauwen verwoed naar de teere elfenvleugels grepen. In haar angst" om ze te beschermen, sloeg Hertha wan hopig met haar bloemen naar die lee- lijke oogen, maar o schrik! daarbij liet ze de vueugels los en meteen voelde ze, hoe ze uit haar hand wegzweefden. Ze wist geen raad meer, en dacht, dat alles nu verloren was. Maar wat was dat? Zweefde ze nu zelf? Ze voelde geen steenen treden meer onder haar voeten en toch steeg ze hooger veel vlugger én lichter dan eerst.'En wat streek daar toch langs haar schouders? Ze keek tersluiks om.de wiekjes van de elf zatei» aan haar eigen flu- weelen keurslijfje vast, en droegen haar al hooger en hoogerHet geruisch van de groote uilenvleugel9 bleef al verder en verder achter haar, en heel in de diepte hoorde ze een leelijk, drei gend gekras, maar ze wist zeker, dat hij haar nu niets meer kon doen. Al vlugger en vlugger ging het om hoog ze werd er duizelig van. Even nog meende ze, dat ze in de verte den blauwen maneschijn alweer zag sche meren.toen wist ze plotseling niets meer. To'en ze weer tot zichzell kwam, lag ze in het bosch onder den ouden den; maar het luik was dicht, en bijna geheel verborgen onder varens en dorre blaren. Haar vleugels waren verdwenen, maar de bloemen staken nog tusschen haar lijfje. De maan stond nog bijna op de zelfde plaats, en dat kwam haar heel onbegrijpelijk voor, want het leek haar uren en uren geleden, dat ze hier in die angstige diepte was afgedaald. Vlug sprong ze op en liep naar huis. Alles was doodstil; in 't voorbijgaan raapte ze de bloem voor Grootmoeders "drempel op, en nam ook den witten en den gelen ruiker rr.ee naar haar kamer tje. Ze kroop in haar bedje, maar kon niet in slaap komen. Eigenlijk was ze een beetje teleurgesteld. De kobold had zeker zijn vleugels in ontvangst geno men, en was toen stilletjes vertrokken. „Hij had me toch wel eens kunnen bedanken voor alles wat ik voor hem heb uitgestaan!" dacht ze. „Zeker viert hij nu al feest met de elfen, en heeft mij heelemaal vergeten." Tepwijl ze zoo dacht, viel er een schuine-straal van de maan juist op haar bedje. Droomerig keek ze ernaar het, leek of de lichtstreep al b-eeder en' breeder werd, en begon te bewegen nu zag ze, dat een heel fijn, ijl wezentje in den helderen glans zweefde. Ze kwam overeind en keek haar oogen uit Het was een klein slank jongetje, als 'n page gekleed in Zilverig satijn. Hij had zijïg-blond krulhaar, en in de handen hield hij een lang gouden penseel. Aan zijn schoudertjes waren prachtige glin sterende vleugels bevestigd, en daarmee hield hij zich zonder de minste moeite in den manestraal in evenwicht. Hertha hield haar adem in. „Wie hen je?" wilde ze vragen, maar of het we zentje haar gedachten geraden had, be gon hij met een kristalhelder stemmetje te spreken: „Ik ben Iljo, de Vlinderelf, die je hebt verlost. Zoojuist ben ik door onzen koning in tegenwoordigheid van al mijn broeders en zusters in mijn eer her steld, en nu mag ik terug vliegen naar ons heerlijk land, dat geen menschen- kind weet te liggen. Maar ik wil niet ondankbaar zijn, mijn goed, lief kind, ik ben je meer verschuldigd dan je zelf be grijpen kunt en ik ga je het kostbaarste geschenk geven, dat ik voor je beden ken kan!" Nu herkende Hertha de" prachtige figuren op de vleugels van den elf,^ en ze was Onuitsprekelijk blij, dat hij haar niet vergeten had. Daar zag ze, hoe Iljo zijn penseel zwaaide als een tooverstafje en daarmee haar drie ruikers aanraakte, en meteen waren ze verdwenen. „O, nu zijn ze weg!" riep ze verschrikt. „Ga je me nu voor den gek houden?" „Ik denk er niet aan!" glimlachte de elf. En hij richtte het gouden staafje op haar hart; ze vóelde even een prikje, maar het deed geen pijn; 't maakte haar juist wonderlijk rustig en gelukkig van binnen. „Daar zijn ze nu voor altijd bewaard; onschuld, vreugde en medelijden," zei de elf. „Ze kunnen daar evenmin verwel ken als vroeger in de vensterbank", alleen kun je ze niet meer zien. Maar toch zullen glle menschen weten, dat ze daar zijn, en zelf zul je het ook weten: je zult het lezen op hun gezicht en 't voelen aan de liefde, waarmee ze je zul len omringen!" Met een gelukkig lachje zonk Hertha achterover op haar kussen en viel on middellijk in een gerusten slaap. Den volgenden morgen was 't al heel licht toen, ze wakker werd. Grootmoeder stond voor haar bedje. Ze keek naar het leege glas, waarin de bloemruikers hadden gestaan, maar ze vroeg niet9 en weer kon Hertha de gedachte niet van zich afzetten, dat Grootmoeder er meer van wist. Toen ze 's avonds op de bank achter het huisje zaten en naar het zingen van de vogels luisterden, sloeg Grootmoeder opeens haar arm om Hertha heen. „Heeft de kobold je niets verteld over den vorigen keer, dat hij geprobeerd he,ft iemand te vinden, om hem te ver lossen?" vroeg zij zachtjes. Stom verbaasd keek Hertha haar aan. „Weet u dan....?" begon ze. „Toen jk jong was," zei Grootmoeder, „en nog maar een paar jaar met je Grootvader getrouwd, vond ik op een dag de witte bloemen hier bij de ach terdeur. En een week later kreeg ik de gele.... en verder ging alles juist, zoo als jij ook wel eens ondervonden zult hebben. Ik had diep meelij met den armen kobold hij was de laatste van alle kobolden hier uit deze streek; alle andere waren langzamerhand al verlost en van hun straf ontheven, en juist daar door was hij zoo eenzaam. Ik was vast besloten hem te helpen, maar ik vergat de voorwaarde van stipt stilzwijgen, en avonds eer Ik op weg "ging, vertelde ik je Grootvader alles. Samen trokken we om middernacht naar den denne- hoom, iftaar we vonden het luik geslo ten, en met inspanning van al onze krachten konden we het niet omhoog krijgen. We moesten onverrichterzake naar huis terugkeeren. Tallooze malen heb ik later in het bosch gezocht en *e een groot i^lsfe geworden was, keerde ze gezond en sterk naar Vader en Moeder terug. En hier in de groote stad, waar zooveel menschen woonden, leerde ze pas goed begrijpen, wat een heerlijke en zeldzame gaven het waren, die de eenzame kobold haar in zijn dank baarheid geschonken had. Ze kon niet anders dan goed en lief zijn voor alle geroepen, maar nooit heb ik den ara-en kobold teruggezien. Toen jij hierheen kwam, leefde mijn hoop dadelijk weer op, ik dacht, dat jij misschien zoudt kun nen volbrengen wat mij niet gelukt was, daar er juist weer vijftig jaren verloopen waren! Wat ben ik blij, dat ik dat nu toch nog heb mogen beleven! Mijn le ven lang heb ik er verdriet van gehad. Nu was Hertha dubbel gelukkig! Nog jaren lang bleef ze Grootmoeder in het boschhuisje gezelschap houden, en toen menschen; geen arme liep ze voorbij zonder hem vol meelij van het hare mee te deelen, en waar ze maar kwam, had iedereen haar lief om haar blij, onschul dig gemoed. En wanneer ze op zomer avonden bij de lamp zat, en de nacht vlinders door het open raam naar binnen fladderden, moest ze nog dikwijls den ken aan Iljo, de elf, die haar tot loon voor haar dapperheid voor heel haar leven ^oo gelukkig had gemaakt. DE BOSS-PUZZLE. De puzzle bekend onder bovenstaan- den naam- is 'n heel amusant spel, waar bij je nu eens geen speelkameraden noodig hebt, pn 't mooiste is, met 'n klein beetje handigheid fabriceer je 't zeif. Je zoekt thuis op zolder 'n kartonnen doosje of deksel op, die precies vierkant is, bijv. 12 15 c.M. Uit 'n deksel van 'n sigarenkistje zaag je nu met je figuurzaag (die hebben jullie toch allemaal en anders met je verjaardag of Sinterklaas) 'n vierkant plankje, dat precies in je kartonnen doos of deksel past. Nog beter is een tikje dikker plankje en dan 't liefst van wit hout. Dit plankje zaag je in zestien vier kante stukjes, en op 15 daarvan zet je met Oost-Ind. inkt de nummers van 1 tot 15. Het 16de blokje leg je maar zoolang in je spijkerkist „voor 't verlie- zen Passen we nu die 15 genummerde blokjes in onze doos, dan is er steeds de plaats van 1 blok (laten we dit „veld" noemen) leeg. Het spel bestaat nu daarin, dat enkel door verschuiven, de door elkaar liggen de blokjes, precies in de goede volg orde wat de nummers betreft komen te liggen. Veronderstellen we, dat de blokken liggen, zooals onderstaand teekeningetje I aangeeft. door eenvoudig verschuiven van tel kens 1 blok, opgelost wordt. Blok 10 en 6 gaan eerst beide 'n blok naar rechts. We moeten nu door enkel verschui ven het „uitnemen" der blokjes is dus verboden zorgen, dat de num mers precies regelmatig komen te lig genin den z.g. „regelmatige stand" welke, daarin bestaat, dat in de boven ste* rij komen: 1, 2, 3 en 4, daaronder 5, 6, 7 en 8, enz., met 15 natuurlijk ach teraan. Ik zal jullie even ter oefening met bovenstaand voorbeeld 'n eind op weg helpen. We kunnen daarmee beginnen, door eerst de blokken nos. 7, 8 en 12 naar beneden te schuiven (zie de tweede fig-) ®n kunnen dan op het leeggekomen veld in den linkerbovenhoek blok no. 4 schuiven. Daarna schuiven we no. 5 op zijn goe de plaats. In de opengevallen plaats van blok 5 gaat nu natuurlijk blok 9, dat dan ook precies in het gelid staat, ter wijl we daarna blok 10 één veld kunnen laten zakken, zoodat dit dan op zijn goede plaats n.l. achter 9 komt te liggen. Kijk maar weer even naar fig. VI; ii 14 blok 11 heeft van het begin reeds af op z'n goede plaats gelegen, zoodat de der de rij, waar de volgorde moet zijn 9, 10, 11, 12, ook nagenoeg klaar is. Daarna schuiven we op het hierdoor weer °ntstane open vakje blok no. 3 (zie niernevens). De bovenste rij blokken ligt dus reeds in de gewenschte volgorde, zooals iul- lie wen, n.l. 1, 2, 3 en 4. Wanneer je nu eventjes de volgende figuren bekijkt, dan zie je, hoe de puzzle, 1 2 3 4 IO 11 14 15 12 i Maar nu verder. Blok 6 en 7 verhuizen samen één plaats naar links* achter blok 5, waar ze dan goed liggen. Schuiven we daarna blok 8 en 12 samen 'n blok naar boven, dan is hét N v - 205. „Wel drommels, van al dat zwerven, Zijn wij nu dood'lijk moe, Kom, gaan wij om een slaapdrankje, Naar gindschen Fakir toe," Die hakfr zei: „O, komt maar bier, Ik heb nog wel zoo iets; Een looverdrank voor langen slaap, Kost jullie beiden niets!" 206. Toen ging hij met hen in een zaal, En deed daar machtig raar, En kookte in een gouden schaal, Azijn met bokkenhaar. Hij prevelde en brouwde zoo Dit wonderbaar soort thee En gaf die onzen jongens in Twee glazen fleschjes mee. ISlot volgt). ons j^fukt de goede oplossing te vla* den. Zie maar naar fig. VIII. 13 14 15 Nou, zal j"e zeggen, is dat nu zoo'n heksentoer geweest. Maar dan wil ik je stiefcum wel even verklappen, dat ik opzettelijk een heel, heel eenvoudig voorbeeld genomen heb, dat in een paar zetten was op te lossen. Maar gewoonlijk duurt het even lan ger en soms moet je je 'n aap prakke- zeeren, om 'n bepaald blok op z'n goeie plaats te krijgen. i „Kan 't altijd?" zul je vragen. H' Daar kan ik geen „ja" op zeggen. Wel is het altijd mogelijk de eerste 12 blokken in het gelid te leggen, maar het zal je, heel dikwijls zelfs, overkomen, dat, wanneer het met die eerste 12 blok ken in orde is, men de laatste drie, hoe je ook zoekt en zoekt, niet in aen „regelmatigen stand" krijgen kan, om dat dit in enkele gevallen linaal onmo gelijk is. Om jullie nu al dat vergeefsche zoe ken te besparen, geef ik je nog de vol gende inlichtingen. Eerst zullen we even opschrijven hoe de drie laatste blokken kunnen liggen. Dat kan op zes manieren, n.l.: I. 13, 14, 15 II. 14, 15, 13 III. 15, 13, 14 IV. 13, 15, 14 V. 14, 13, 15 VI. 15, 14, 13 Stand I is de goeie. De standen II en III kun je door ver schuiving met behulp der blokken 9, 10, 11 en 12 veranderen in I. De standen IV, V en VI echter nooit Liggen ze dus zóó, dan breek je je spul maar weer op, want met een dezer drie laatste standen is de oplossing niet mogelijk, OVER WAT ANDEREN NIET WETEN MOGEN IL Eerst geef ik nog even den afgespro ken cijfersleutel. 0123456789 c 9 dt ij a h e n bp fv mkuorzxws 1 Wil de afzender nu bijvoorbeeld mel den: „Alles is veraden, wees voorzich tig," dan ziet zijne geheime bericht er als volgt uit: 499683 896444 267766 893345 305231. Om het cijferschrift namelijk nog moeilijker te maken, deelt men het in getallen van 5, 6 of meer cijfers fn, dus niet in getallen met evenveel cijfers als de woorden, want dat zou den ontcijfe- raar al spoedig een heel eind op weg helpen. Ter vergemakkelijking zette de ont vanger onder elk cijfer van den ontvan gen brief de beide beteekenissen en kon dan heel gemakkelijk de juiste be teekens vinden. Bijv. (De goede letter heb ik in hoofdletters laten drukken.) 499683 896444 AffEbl bFVEaaA rLLxSo SlxRRr De letters, die geen beteekenis heb ben, streept ie door, en hij kan het ge heime bericht zóó oplezen. Ten slotte verdeelt men dan den tekst nog in verstaanbare woorden. Een ander geheimschrift prutsten we als schooljongens reeds in elkaar. Daar bestond de sleutel uit een vier* kant stukje karton, waarop een schaak bord geteekend was, dus een vierkant met 64 ruitjes. Een gedeelte van drie ruitjes was uit geknipt, n.l. de zwarte op de teekening. Wilde je nu een briefje schrijven, dan legde je je „sleutel" op je schrijfpapier en begon in de open vakjes met je be richt, in ieder hokje een lettergreep ol een letter. Was dit gebeurd, dan draaide je het papier eon kwart slag om, en vervolgd» je brief. En dat gebeurde zoo nog twee keer. Bij iederen kwartslag kwamen er onbeschreven hokjes te voorschijn. Had je dus vier keer geschreven en nam je dan den sleutel weg, dan zag je een vierkant voor je met allerlei onbegrij pelijke wartaal. Afijn, als je onderstaande figuur be kijkt, dan zet ik het jullie te doen, om daar een sikkepitje van te snappen. De geadresseerde, ook natuurlijk in het bezit van zoo'n sleutel, legde deze er maar even op, natuurlijk eerst met de aangegeven zijde No. 1 boven, ver volgens 2 enz. en hij las zonder d* minste moeite, wat we hem hadden wil len melden. A X <Z AZ A A V X <5 A ef A <V -ris A Een afbeelding van een sleutel vind je ook hieronder. Je kunt er zelf ook heel gemakkelijk een vervaardigen, als je er maar voor zorgt, dat je in elk vierde part van den vierhoek nooit h»^ zelfde ruitje uitknipt. Afijn, bestudeer onderstaand voor. beeld maar eens goed, dan begrijp je hel nog beter,, dan dat ik er een halve krant over vol schrijf. Wanneer je 't namaakt, doe het dan twee keer zoo groot, als 't hier is afge drukt. Ter, slotte voor de liefhebbers nog een cijfertelegram, dat ze met behulp van den reeds vermelden cijfersleutel maar eens moeten probceren op te lossen. 31767 80532 99369 47234 44499 60449 66784 62231 65306 49404 7236.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 10