£fc.i
R£n
De eenzame Kobold
R
I
"I
Puzzles.
a
7
a
4
6
DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS
S
4
4
1
5
4
IO
6
7
5
9
It
5
13
14
15
12
1
2
4
IO
6
5
5
9
f 1
12.
15
14
15
I
4
IO
5
7
S
9
II
13
14
15
12
1
2
3
IO
6
7
5
9
li
13
14
i5
12.
1
2
5
4
5
IO
6
7
9
II
5
O
t4
15
12
1
2
3
4
5
7
O
IO
5
13
15
12
5
6
7
9
5
(3
POOR G. d. HOOGEIMDOORN
2
3
4
5
6
7
9
IO
n
12
o-
a-
tr
X
d
d
a.
f
X
A
•z-
t.
xt
d
C
t.
■u-
-
-
d
u.
f
-
d
■C
i.
-
A
-
X
-
TVW
Naverteld door Machteld,
(Slot.)
Hij hield even op en sloeg de handen
Toor zijn gezicht.
„Voor jelui menschen lijkt dat mis
schien zoo'n groote misdaad niet," zei
hij, „maar bij de elfen is dat iets ver
schrikkelijks. En de straf bleef niet uit.
Mijn eigen mooie elfenvleugels moest ik
afgeven, en daarmee was ik tegelijk
heel mijn elfengestalte en al mijn macht
kwijt. Als een eenzame kobold moest
ik voortleven, door menschen en dieren
gemeden en verafschuwd, en het ergste
is, dat ik mijzelf niet verlossen kan.
Iemand anders moet met goedheid en
geduld voor mijn misdadige opvliegend
heid boeten. Mijn vleugels worden diep
onder den grond bewaakt door den
grooten Spookuil; ik kan ze niet terug
halen, want ik ben te klein, en hij zou
me dadelijk doodpikken. Zoo gauw ik die
weer heb, zal ik opeens weer een elf
zijn, en in al mijn vroegere eere-ambten
hersteld worden, maar eerder ook niet.
Eéns in de vijftig jaren mag ik het bosch
doorkruisen om te zien, of ik een men-
«chenkind vind, dat bereid is mij te hel
pen, maar als ik binnen drie weken nie
mand gevonden heb, moet ik weer terug
naar mijn diep hol in den berg, en er
nogmaals vijftig jaren in eenzaamheid
en verdriet doorbrengen. De vorige
maal.
Hij zuchtte diep en maakte den zin
niet af.
„Maar hoe moet ik dat doen je ver
lossen?" vroeg Hertha, wie de moed
weer hoe langer hoe meer in de schoe
nen zonk, want dat verhaal van dien
„Spookuil, diep onder den grond" was
nu niet zoo geschikt om iemand op te
vroolijken!
„Vannacht is het de tijd," rei de ko
bold, terwijl hij haar angsfig-onderzoe-
kend aankeek. „Dan is de maan vol. Als
je me redden wilt, moet je wakker blij
ven tot twaalf uur, en dan stilletjes naar
deze plek in het bosch komen. Wanneer
je een van deze roode bloemen, die ik
je zoojuist gaf, voor je Grootmoeders
kamerdrempel legt, zal ze niets merken,
en rustig doorslapen tot je 'enig bent
De overige roode bloemen moet je ech
ter meenemen; haar geur zal je moed
geven, en ook verder kunnen ze je nog
van dienst zijn op je tocht. Drie stap
pen hier vandaan, onder dien ouden
spar daar, zul je een open luik in dén
grond vinden, dat niet eerder opengaat
dan vanavond laat Als je erin kijkt, zie
je een trap, die je af moet gaan; je kunt
de treden tellen, het zijn e.r honderd
negenennegentig. Dan zul je beneden
in een wijde ruimte staan, waar een
groot vuur brandt. Bij 't licht daarvan
zul je een oude, houten kist zien staan,
heelemaal met figuren besneden. Daarin
zijn mijn vleugels. Wanneer de Uil je
iets zou willen doen, kun je je met je
bloemen verdedigen. Raak hem slechts
even aan; dan zal hij geen macht meer
over je hebben. Maar je moogt vanavjond
met niemand spreken over wat je van
plan bent, zelfs niet met je goede groot
moeder; anders zou alle9 mislukken,
vergeet dat niet. En nu wil je?"
Herjha stond te beven op haar bee-
nen! Heel alleen midden in den nacht
die donkere trap afgaan naar het hol,
waar die verschrikkelijke uil woonde!
Het liefst had ze den kobold laten staan
waar hij stond, en was ze hard naar
Grootmoeder gehold om haar alles te
vertellen maar daar steeg de geur
van de roode bloemen weer tot haar
op, en meteen voelde ze zoo'n wonder
lijk groot medelijden met hem, dat ze 't
niet over haar hart kon verkrijgen, weg
te gaan en hem' teleur te stellen,
„Ik zal komen" beloofde ze dapper,
„ik zal zeker komen!" Daarbij gluurde
ze eens schuin achter zich naar den
grooten den, en toen ze den kobold
weer wilde aankijken, om te zien of hij
nu niet erg blij w'as, merkte ze, dat hij
verdwenen was! Ze. was er niet eens
zeker van, dat hij haar laatste woorden
gehoord had.
Toen ze buiten iMem bij Grootmoeder
aankwam, wilde ze zich verontschuldi
gen, dat ze zoo lang was weggebleven,
maar Grootmoeder scheen heelemaal
niet verwonderd; ze streek haar alleen
maar eens liefkoozend over het hoofd en
zei: „Zeg me maar niets, Hertha! Zeg
me vooral niets!"
Nu herinnerde Hertha zich opeens,
wat de kobold gezegd had over haar
stilzwijgen, en hoe ze zich bijna ver
sproken had, en alles bedorven. Vreemd
hoe kon Grootmoeder daar iets van
weten?
„Voor liefde en welig rood," zei
Grootmoeder peinzend, toen ze de bloe
men zag en ze zei er geen woord
over, dat Hertha ze niet bij de andere in
de vensterbank zette, maar ze meenam
naar haar slaapkamertje.
Het kostte Hertha niets geen moeite,
dien avond wakker te blijven. De maan
scheen vol en helder door haar raampje
naar binnen, en toen ze dacht, dat het
wel zoowat tegen middernacht zou loo-
pen, stond ze do'odsfil op, trok haar
kleertjes aan en sloop haar kamertje uit.
Voor Grootmoeders deur legde ze een
takje van de mooie roode bloemen neer,
de andere stak ze tusschen haar keursje,
deed zachtjes de. achterdeur op de klink
en ging met kloppend hart het bosch
pad af.
AJles zag er heel anders uit dan over
dag. De vreemde lange schaduwen van
de boomen en de geheimzinnige donkere
^oekjes tusschen de struiken, waar tel
kens iets scheen te bewegen.... hu,
wat was ze toch begonnen! En dan I
wie kom met zekerheid zeggen of die J
griezelige kobold wel de waarheid ge
sproken had? Kon hij haar niet bedro
gen hebben, om haar naar beneden te
lokken in zijn donker hol, en haar daar
gevangen te houden, zoodat ze nooit
meer het daglicht en de heerlijke zon
terug zou zien?
Bijna was ze op haar schreden terug
gekeerd, maar juist op dat oogenblik
geurden de bloemen weer zoo sterk
en ze kon heusch niet! Het medelijden
kreeg weer de overhand, en ze begon al
vlugger en vlhgger te loopen.
Daar was ze bij den ouden den. Ja,
werkelijk, voor haar voeten zag ze een
pikzwart vierkant gat, en het luik stond
opgeklapt tegen den stam van den
boom. Aan den verroesten ring en de
zware scharnieren kon je zien, dat het
al heel oud moest zijn, en zeker niet
dikwijls gebruikt werd.
Het leek wel of haar bloemen licht
gaven in 't donker, want toen zij ze in
de hand nam en omlaag hield, kon ze
duidelijk de eerste treden van een trap
onderscheiden, die naar de donkere
diepte voerde. Eén oogenblik aarzelde
ze nog, en keek nog eens op naar de
vriendelijke heldere maan en de heer
lijke sterren toen drukte ze haar
bloemen dicht tegen zich aan en ging
vastbesloten de geheimzinnige trap af.
Ze begon de treden te tellenHet
was aardedonker en ze kon 't niet hel
pen, dat ze aldoor aan den Spookuil
denken moest, en waar die zich wel
ergens op zou houden. Wie weet loerde
hij niet ergens in een hoek op haar, om
plotseling op haar af te schieten! Of
zou hij haar mischien beneden opwach
ten?.
Honderd-drie-en-dertig, honderd-vier-
en-dertig.Het leek een klein beetje
licht te worden in de diepte! Het eerste
verre schijnsel van het groote vuur
speelde langs de steenen treden, en
toen ze nog wat verder was afgedaald,
zag ze beneden zich de ruime hal lig
gen. Het gewelf boven haar hoofd was
zóó hoog, dat ze het niet zien kon, en
de ruimte werd grillig verlicht door de
vlammen van het houtvuur. Er was nie
mand te zien, en toch brandde het zoo
lustig of het voortdurend onderhouden
werd.
Hertha besloot geen tijd te verliezen,
zoolang het hier zoo rustig was. Tegen
den versten muur zag ze de wonderlijke
oeroude kist staan, waarvan de kobold
haar gesproken had. Vlug liep ze erop
toe, en wilde het deksel oplichten
maar wat een teleurstelling! het gaf geen
duimbreed mee, en scheen secuur op
slot te zijn. Waarom had de kobold
haar dan geen sleutel meegegeven?
In gedachten liet ze haar hand met
de bloemen erin op de kist rusten, en
zie eens aan op hetzelfde oogenblik
#voelde ze het deksel omhoog gaan, en
daar lag voor haar verbaasde oogen op
een stuk goudgaas het verrukkelijkste
paar vleugels, dat iemand zich voor kan
stellen. De teerste lijnen en kleuren
onder een waas van zilver.het blauw
van den najaarshemel en het vage rose
van de wolken vóór zonsopgang; het
groen van de eerste lindeblaadjes en het
diep goudgeel van dotterbloemen in de
lent^wei. Het was heerlijk om te zien.
Bevend strekte Hertha er de hand
naar uit. Maar o wee: ze lieten niet los,
ze schenen vastgeplakt aan de wanden
van de kist! Voorzichtig probeerde zij
ze eruit te lichten, maar er kwam geen
beweging in. Radeloos keek Hertha om
zich heen; ze begon te schreien van
angst en ongeduld.
„Als ik^nog harder trek, scheur ik ze
natuurlijk," zei ze bijna snikkend. „Mis
schien heeft die kobold me tóch nog
wel bedrogen! Wie weet zijn het zijn
vleugels heelemaal niet, en komt die
vreeselijke uil dadelijk uit den een of
anderen hoek te voorschijn om me te
pakken!"
Ze dacht weer aan de elf, die óók
zoo ongeduldig was geweest; het was
zeker om dat weer goed te maken, dat
haar geduld nu zoo op de proef werd
gesteld!
Meteen zag ze dat een van de roode
kroonblaaadjes van haar bloemen had
losgelaten en neerdwarrelde op een van
de vleugels, waar het bleef liggen. En
op hetzelfde oogenblik schenen deze
zich vanzelf los te maken. Ze ontvouw
den zich en vielen wijd open, groot en
prachtig toen zweefden ze omhoog en
hechtten zich aan haar hand, zoodat zij
ze dragen kon zonder ze te beschadi-
gen.
Dolblij draaide Hertha zich om naar
de trap. Alles scheen goed te gaan, en
ze wist niet, hoe gauw ze nu weer naar
boven zou komen, kobold had haar
heelemaal niet verteld hoe ze hem de
vleugels brengen moest, maar daar ver
diepte ze zich voor 't oogenblik nog
maar niet in. Als ze eerst maar weer
veilig boven was!
Ze was al* een aardig eindje de trap
°P gekomen toen ze plotseling met
schrik bedacht, dat ïe het deksel van
de kist open had laten staan. Nu kon'
iedereen zien, dat zij er geweest was, en
de vleugels had weggenomen. Juist toen
ze daar over peinsde, hoorde ze het in
de diepte met een harden bons dicht
slaan, en op hetzelfde oogenblik ruisch-
ten zwa'e vleugels achter haar.... Toen
ze doodelijk verschrikt omkeek, zag ze
twee felle gele oogen naast zich in het
donker, en 'n grooten scherpen haaksna-
ve) daartusschen, terwijl een paar krom
me klauwen verwoed naar de teere
elfenvleugels grepen. In haar angst" om
ze te beschermen, sloeg Hertha wan
hopig met haar bloemen naar die lee-
lijke oogen, maar o schrik! daarbij liet
ze de vueugels los en meteen voelde ze,
hoe ze uit haar hand wegzweefden.
Ze wist geen raad meer, en dacht, dat
alles nu verloren was. Maar wat was
dat? Zweefde ze nu zelf? Ze voelde
geen steenen treden meer onder haar
voeten en toch steeg ze hooger veel
vlugger én lichter dan eerst.'En wat
streek daar toch langs haar schouders?
Ze keek tersluiks om.de wiekjes
van de elf zatei» aan haar eigen flu-
weelen keurslijfje vast, en droegen haar
al hooger en hoogerHet geruisch
van de groote uilenvleugel9 bleef al
verder en verder achter haar, en heel in
de diepte hoorde ze een leelijk, drei
gend gekras, maar ze wist zeker, dat hij
haar nu niets meer kon doen.
Al vlugger en vlugger ging het om
hoog ze werd er duizelig van. Even
nog meende ze, dat ze in de verte den
blauwen maneschijn alweer zag sche
meren.toen wist ze plotseling niets
meer.
To'en ze weer tot zichzell kwam, lag
ze in het bosch onder den ouden den;
maar het luik was dicht, en bijna geheel
verborgen onder varens en dorre blaren.
Haar vleugels waren verdwenen, maar
de bloemen staken nog tusschen haar
lijfje. De maan stond nog bijna op de
zelfde plaats, en dat kwam haar heel
onbegrijpelijk voor, want het leek haar
uren en uren geleden, dat ze hier in die
angstige diepte was afgedaald.
Vlug sprong ze op en liep naar huis.
Alles was doodstil; in 't voorbijgaan
raapte ze de bloem voor Grootmoeders
"drempel op, en nam ook den witten en
den gelen ruiker rr.ee naar haar kamer
tje. Ze kroop in haar bedje, maar kon
niet in slaap komen. Eigenlijk was ze
een beetje teleurgesteld. De kobold had
zeker zijn vleugels in ontvangst geno
men, en was toen stilletjes vertrokken.
„Hij had me toch wel eens kunnen
bedanken voor alles wat ik voor hem
heb uitgestaan!" dacht ze. „Zeker viert
hij nu al feest met de elfen, en heeft
mij heelemaal vergeten."
Tepwijl ze zoo dacht, viel er een
schuine-straal van de maan juist op haar
bedje. Droomerig keek ze ernaar het,
leek of de lichtstreep al b-eeder en'
breeder werd, en begon te bewegen
nu zag ze, dat een heel fijn, ijl wezentje
in den helderen glans zweefde. Ze kwam
overeind en keek haar oogen uit
Het was een klein slank jongetje, als 'n
page gekleed in Zilverig satijn. Hij had
zijïg-blond krulhaar, en in de handen
hield hij een lang gouden penseel. Aan
zijn schoudertjes waren prachtige glin
sterende vleugels bevestigd, en daarmee
hield hij zich zonder de minste moeite
in den manestraal in evenwicht.
Hertha hield haar adem in. „Wie hen
je?" wilde ze vragen, maar of het we
zentje haar gedachten geraden had, be
gon hij met een kristalhelder stemmetje
te spreken: „Ik ben Iljo, de Vlinderelf,
die je hebt verlost. Zoojuist ben ik door
onzen koning in tegenwoordigheid van al
mijn broeders en zusters in mijn eer her
steld, en nu mag ik terug vliegen naar
ons heerlijk land, dat geen menschen-
kind weet te liggen. Maar ik wil niet
ondankbaar zijn, mijn goed, lief kind, ik
ben je meer verschuldigd dan je zelf be
grijpen kunt en ik ga je het kostbaarste
geschenk geven, dat ik voor je beden
ken kan!"
Nu herkende Hertha de" prachtige
figuren op de vleugels van den elf,^ en
ze was Onuitsprekelijk blij, dat hij haar
niet vergeten had. Daar zag ze, hoe Iljo
zijn penseel zwaaide als een tooverstafje
en daarmee haar drie ruikers aanraakte,
en meteen waren ze verdwenen.
„O, nu zijn ze weg!" riep ze verschrikt.
„Ga je me nu voor den gek houden?"
„Ik denk er niet aan!" glimlachte de
elf. En hij richtte het gouden staafje op
haar hart; ze vóelde even een prikje,
maar het deed geen pijn; 't maakte haar
juist wonderlijk rustig en gelukkig van
binnen.
„Daar zijn ze nu voor altijd bewaard;
onschuld, vreugde en medelijden," zei de
elf. „Ze kunnen daar evenmin verwel
ken als vroeger in de vensterbank",
alleen kun je ze niet meer zien. Maar
toch zullen glle menschen weten, dat ze
daar zijn, en zelf zul je het ook weten:
je zult het lezen op hun gezicht en 't
voelen aan de liefde, waarmee ze je zul
len omringen!"
Met een gelukkig lachje zonk Hertha
achterover op haar kussen en viel on
middellijk in een gerusten slaap.
Den volgenden morgen was 't al heel
licht toen, ze wakker werd. Grootmoeder
stond voor haar bedje. Ze keek naar
het leege glas, waarin de bloemruikers
hadden gestaan, maar ze vroeg niet9
en weer kon Hertha de gedachte niet
van zich afzetten, dat Grootmoeder er
meer van wist.
Toen ze 's avonds op de bank achter
het huisje zaten en naar het zingen van
de vogels luisterden, sloeg Grootmoeder
opeens haar arm om Hertha heen.
„Heeft de kobold je niets verteld over
den vorigen keer, dat hij geprobeerd
he,ft iemand te vinden, om hem te ver
lossen?" vroeg zij zachtjes.
Stom verbaasd keek Hertha haar aan.
„Weet u dan....?" begon ze.
„Toen jk jong was," zei Grootmoeder,
„en nog maar een paar jaar met je
Grootvader getrouwd, vond ik op een
dag de witte bloemen hier bij de ach
terdeur. En een week later kreeg ik de
gele.... en verder ging alles juist, zoo
als jij ook wel eens ondervonden zult
hebben. Ik had diep meelij met den
armen kobold hij was de laatste van
alle kobolden hier uit deze streek; alle
andere waren langzamerhand al verlost
en van hun straf ontheven, en juist daar
door was hij zoo eenzaam. Ik was vast
besloten hem te helpen, maar ik vergat
de voorwaarde van stipt stilzwijgen, en
avonds eer Ik op weg "ging, vertelde
ik je Grootvader alles. Samen trokken
we om middernacht naar den denne-
hoom, iftaar we vonden het luik geslo
ten, en met inspanning van al onze
krachten konden we het niet omhoog
krijgen. We moesten onverrichterzake
naar huis terugkeeren. Tallooze malen
heb ik later in het bosch gezocht en
*e een groot i^lsfe geworden was,
keerde ze gezond en sterk naar Vader
en Moeder terug. En hier in de groote
stad, waar zooveel menschen woonden,
leerde ze pas goed begrijpen, wat een
heerlijke en zeldzame gaven het waren,
die de eenzame kobold haar in zijn dank
baarheid geschonken had. Ze kon niet
anders dan goed en lief zijn voor alle
geroepen, maar nooit heb ik den ara-en
kobold teruggezien. Toen jij hierheen
kwam, leefde mijn hoop dadelijk weer
op, ik dacht, dat jij misschien zoudt kun
nen volbrengen wat mij niet gelukt was,
daar er juist weer vijftig jaren verloopen
waren! Wat ben ik blij, dat ik dat nu
toch nog heb mogen beleven! Mijn le
ven lang heb ik er verdriet van gehad.
Nu was Hertha dubbel gelukkig! Nog
jaren lang bleef ze Grootmoeder in het
boschhuisje gezelschap houden, en toen
menschen; geen arme liep ze voorbij
zonder hem vol meelij van het hare mee
te deelen, en waar ze maar kwam, had
iedereen haar lief om haar blij, onschul
dig gemoed. En wanneer ze op zomer
avonden bij de lamp zat, en de nacht
vlinders door het open raam naar binnen
fladderden, moest ze nog dikwijls den
ken aan Iljo, de elf, die haar tot loon
voor haar dapperheid voor heel haar
leven ^oo gelukkig had gemaakt.
DE BOSS-PUZZLE.
De puzzle bekend onder bovenstaan-
den naam- is 'n heel amusant spel, waar
bij je nu eens geen speelkameraden
noodig hebt,
pn 't mooiste is, met 'n klein beetje
handigheid fabriceer je 't zeif.
Je zoekt thuis op zolder 'n kartonnen
doosje of deksel op, die precies vierkant
is, bijv. 12 15 c.M.
Uit 'n deksel van 'n sigarenkistje zaag
je nu met je figuurzaag (die hebben
jullie toch allemaal en anders met
je verjaardag of Sinterklaas) 'n vierkant
plankje, dat precies in je kartonnen
doos of deksel past.
Nog beter is een tikje dikker plankje
en dan 't liefst van wit hout.
Dit plankje zaag je in zestien vier
kante stukjes, en op 15 daarvan zet je
met Oost-Ind. inkt de nummers van 1
tot 15. Het 16de blokje leg je maar
zoolang in je spijkerkist „voor 't verlie-
zen
Passen we nu die 15 genummerde
blokjes in onze doos, dan is er steeds
de plaats van 1 blok (laten we dit „veld"
noemen) leeg.
Het spel bestaat nu daarin, dat enkel
door verschuiven, de door elkaar liggen
de blokjes, precies in de goede volg
orde wat de nummers betreft komen
te liggen.
Veronderstellen we, dat de blokken
liggen, zooals onderstaand teekeningetje
I aangeeft.
door eenvoudig verschuiven van tel
kens 1 blok, opgelost wordt.
Blok 10 en 6 gaan eerst beide 'n blok
naar rechts.
We moeten nu door enkel verschui
ven het „uitnemen" der blokjes is
dus verboden zorgen, dat de num
mers precies regelmatig komen te lig
genin den z.g. „regelmatige stand"
welke, daarin bestaat, dat in de boven
ste* rij komen: 1, 2, 3 en 4, daaronder
5, 6, 7 en 8, enz., met 15 natuurlijk ach
teraan.
Ik zal jullie even ter oefening met
bovenstaand voorbeeld 'n eind op weg
helpen.
We kunnen daarmee beginnen, door
eerst de blokken nos. 7, 8 en 12 naar
beneden te schuiven (zie de tweede
fig-) ®n kunnen dan op het leeggekomen
veld in den linkerbovenhoek blok no. 4
schuiven.
Daarna schuiven we no. 5 op zijn goe
de plaats. In de opengevallen plaats van
blok 5 gaat nu natuurlijk blok 9, dat
dan ook precies in het gelid staat, ter
wijl we daarna blok 10 één veld kunnen
laten zakken, zoodat dit dan op zijn
goede plaats n.l. achter 9 komt te
liggen. Kijk maar weer even naar fig. VI;
ii
14
blok 11 heeft van het begin reeds af op
z'n goede plaats gelegen, zoodat de der
de rij, waar de volgorde moet zijn 9,
10, 11, 12, ook nagenoeg klaar is.
Daarna schuiven we op het hierdoor
weer °ntstane open vakje blok no. 3
(zie niernevens).
De bovenste rij blokken ligt dus reeds
in de gewenschte volgorde, zooals iul-
lie wen, n.l. 1, 2, 3 en 4.
Wanneer je nu eventjes de volgende
figuren bekijkt, dan zie je, hoe de puzzle,
1
2
3
4
IO
11
14
15
12
i
Maar nu verder.
Blok 6 en 7 verhuizen samen één
plaats naar links* achter blok 5, waar ze
dan goed liggen.
Schuiven we daarna blok 8 en 12
samen 'n blok naar boven, dan is hét
N v
-
205. „Wel drommels, van al dat zwerven,
Zijn wij nu dood'lijk moe,
Kom, gaan wij om een slaapdrankje,
Naar gindschen Fakir toe,"
Die hakfr zei: „O, komt maar bier,
Ik heb nog wel zoo iets;
Een looverdrank voor langen slaap,
Kost jullie beiden niets!"
206. Toen ging hij met hen in een zaal,
En deed daar machtig raar,
En kookte in een gouden schaal,
Azijn met bokkenhaar.
Hij prevelde en brouwde zoo
Dit wonderbaar soort thee
En gaf die onzen jongens in
Twee glazen fleschjes mee.
ISlot volgt).
ons j^fukt de goede oplossing te vla*
den. Zie maar naar fig. VIII.
13
14
15
Nou, zal j"e zeggen, is dat nu zoo'n
heksentoer geweest.
Maar dan wil ik je stiefcum wel even
verklappen, dat ik opzettelijk een heel,
heel eenvoudig voorbeeld genomen heb,
dat in een paar zetten was op te lossen.
Maar gewoonlijk duurt het even lan
ger en soms moet je je 'n aap prakke-
zeeren, om 'n bepaald blok op z'n goeie
plaats te krijgen. i
„Kan 't altijd?" zul je vragen. H'
Daar kan ik geen „ja" op zeggen.
Wel is het altijd mogelijk de eerste
12 blokken in het gelid te leggen, maar
het zal je, heel dikwijls zelfs, overkomen,
dat, wanneer het met die eerste 12 blok
ken in orde is, men de laatste drie, hoe
je ook zoekt en zoekt, niet in aen
„regelmatigen stand" krijgen kan, om
dat dit in enkele gevallen linaal onmo
gelijk is.
Om jullie nu al dat vergeefsche zoe
ken te besparen, geef ik je nog de vol
gende inlichtingen.
Eerst zullen we even opschrijven hoe
de drie laatste blokken kunnen liggen.
Dat kan op zes manieren, n.l.:
I. 13, 14, 15
II. 14, 15, 13
III. 15, 13, 14
IV. 13, 15, 14
V. 14, 13, 15
VI. 15, 14, 13
Stand I is de goeie.
De standen II en III kun je door ver
schuiving met behulp der blokken 9, 10,
11 en 12 veranderen in I.
De standen IV, V en VI echter nooit
Liggen ze dus zóó, dan breek je je
spul maar weer op, want met een dezer
drie laatste standen is de oplossing niet
mogelijk,
OVER WAT ANDEREN NIET WETEN
MOGEN IL
Eerst geef ik nog even den afgespro
ken cijfersleutel.
0123456789
c 9 dt ij a h e n bp fv
mkuorzxws 1
Wil de afzender nu bijvoorbeeld mel
den: „Alles is veraden, wees voorzich
tig," dan ziet zijne geheime bericht er
als volgt uit:
499683 896444 267766 893345 305231.
Om het cijferschrift namelijk nog
moeilijker te maken, deelt men het in
getallen van 5, 6 of meer cijfers fn, dus
niet in getallen met evenveel cijfers als
de woorden, want dat zou den ontcijfe-
raar al spoedig een heel eind op weg
helpen.
Ter vergemakkelijking zette de ont
vanger onder elk cijfer van den ontvan
gen brief de beide beteekenissen en
kon dan heel gemakkelijk de juiste be
teekens vinden. Bijv. (De goede letter
heb ik in hoofdletters laten drukken.)
499683 896444
AffEbl bFVEaaA
rLLxSo SlxRRr
De letters, die geen beteekenis heb
ben, streept ie door, en hij kan het ge
heime bericht zóó oplezen.
Ten slotte verdeelt men dan den tekst
nog in verstaanbare woorden.
Een ander geheimschrift prutsten
we als schooljongens reeds in elkaar.
Daar bestond de sleutel uit een vier*
kant stukje karton, waarop een schaak
bord geteekend was, dus een vierkant
met 64 ruitjes.
Een gedeelte van drie ruitjes was uit
geknipt, n.l. de zwarte op de teekening.
Wilde je nu een briefje schrijven, dan
legde je je „sleutel" op je schrijfpapier
en begon in de open vakjes met je be
richt, in ieder hokje een lettergreep ol
een letter.
Was dit gebeurd, dan draaide je het
papier eon kwart slag om, en vervolgd»
je brief. En dat gebeurde zoo nog twee
keer. Bij iederen kwartslag kwamen er
onbeschreven hokjes te voorschijn. Had
je dus vier keer geschreven en nam je
dan den sleutel weg, dan zag je een
vierkant voor je met allerlei onbegrij
pelijke wartaal.
Afijn, als je onderstaande figuur be
kijkt, dan zet ik het jullie te doen, om
daar een sikkepitje van te snappen.
De geadresseerde, ook natuurlijk in
het bezit van zoo'n sleutel, legde deze
er maar even op, natuurlijk eerst met
de aangegeven zijde No. 1 boven, ver
volgens 2 enz. en hij las zonder d*
minste moeite, wat we hem hadden wil
len melden.
A
X
<Z
AZ
A
A
V
X
<5
A
ef
A
<V
-ris
A
Een afbeelding van een sleutel vind
je ook hieronder. Je kunt er zelf ook
heel gemakkelijk een vervaardigen, als
je er maar voor zorgt, dat je in elk
vierde part van den vierhoek nooit h»^
zelfde ruitje uitknipt.
Afijn, bestudeer onderstaand voor.
beeld maar eens goed, dan begrijp je hel
nog beter,, dan dat ik er een halve krant
over vol schrijf.
Wanneer je 't namaakt, doe het dan
twee keer zoo groot, als 't hier is afge
drukt.
Ter, slotte voor de liefhebbers nog een
cijfertelegram, dat ze met behulp van
den reeds vermelden cijfersleutel maar
eens moeten probceren op te lossen.
31767 80532 99369 47234 44499 60449
66784 62231 65306 49404 7236.