„Vader, vader En als het werfcrt^k de doodsteek voor den baron ware. Wil toch In 's hemelsnaam geen moord op uwe ziel laden 1" „Zwijg 1" sprak Schumacher vertoornd, wijl zijne dochter naar hij meende hem tot eene dergelijke misdaad bekwaam achtte. „Gij weet, dat ik volgens recht en plicht te werk ga. Ik heb er volstrekt niets tegen, dat gij overal in de stad gaat vertel len, dat Zurlauben geen kisten vol goud meegenomen heeft hij zal zooveel geld ook niet bezitten. Maar het zou mij laat invallen, om die reden de verhandeling te verdagen. En ook, het zou nergens toe die nen. Ga naar de kamer en kom mij in het vervolg met dergelijke gevoelsuitingen niet lastig vallen. Het recht moet zijn loop hebben." Seppeli ging. De schrik, welke op haar gelaat te lezen was, hinderde Schumacher en was oorzaak, dat de raadsheer in het eerst zijn aandacht niet kon wijden aan de lezing en bestudeering der akten, welke voor hem op tafel lagen. Duidelijk las hij in haren blik, dat zij eraan twijfelde, of haar vader, niettegenstaande zijne bewe ringen naar recht en plicht te handelen, niet te veel aan wraakzuchtige voorne mens toegaf en telkens en telkens kwam de vraag bij hem op „Als dit nu eens wer kelijk den dood des aangeklaagde ten ge volge had Maar neen 1 Hij perste de bleeke lippen op elkander en herhaalde voor de zooveel- ste maal de woorden „Het is te laat 1 Het recht moet zijn loop hebben 1" Tot zijn niet geringe ergernis ontwaar de Schumacher de eerstvolgende dagen, dat eigenlijk alleen het janhagel verheugd was, nu hij baron Fidel aangeklaagd had. De aanzienlijke burgers hielden het deels openlijk, deels in het geheim met den aangeklaagde. Bijna alle gegoede fami- liën waren met den baron bevriend of aan het nageslacht Zurlauben geparenteerd, en de baron was, trots zijne voornaam kind veel meer een populair man dan de sombe re ernstige „zwarte schoenmaker". Daar om moest de advocaat en nog zooveel te meer diens vrouw en kinderen ondervin den, dat met deze daad het aantal ware vrienden eer kleiner dan grooter werd. Waar de raadsheer zich onder lieden, op wier hoogachting hij prijs stelde, liet zien, ontmoette hij een koelen blik meer malen zelfs een hatelijken. Men groette hem niet op straatmen meed hem zeer opvallend en al waagde geen enkele het ook hem eene beleediging naar het hoofd te slingeren, zijne vrouw en kinderen moesten menig woord hooren, dat verre Van aangenaam was. De „zwarte schoenmaker" heeft om aan zijn haat en wraakzucht te voldoen „van een vlieg een olifant gemaakt" zeiden de gegoede burgers onder elkander. „Ba ron Fidel heeft geen half dozijn kisten mee genomen, gelijk men vóór de raadszitting onder het volk uitstrooide, om stemmen te werven tegen de „Linden". Het was slechts één, één enkele koffer. Er moeten kleeren en toiletbenoodigdheden in geweest zijn. En dokter Hess heeft hem dringend aan gespoord, zich zoolang te verwijderen, om geen ergernis te hebben van dat proces. Ja, het is zeer wel mogelijk, dat de zwarte schoenmaker hem met zijn aanklacht den doodsteek heeft willen toebrengen. Zoo'n doortrapte schelm van een advocaat en rechtsverdraaier, kan een man van eer met zijne giftige taal evengoed vermoorden als een sluipmoordenaar met het mes. Men moest Schumacher en Schicker in den Kaibentoren opsluiten en zonder vorm van proces die bazen een kop kleiner maken 1" „Zoo sprak men in „De Os" en in „De Leeuw" en in meer herbergen waar de „Linden" onder een gl s wijn politiseerden terwijl omgekeerd in „De Kroon" en in „De Ram", waar de „Harten" elkander vonden, de raadsheer Schumacher tot in de wolken geprezen werd. Maar in de stad hielden de aanzienlijken het nog met de „Linden". De voorname geslachten had den toch van baron Fidel telken jare be langrijke sommen gelds bekomen en hoe wel zij niet zonder jaloezie bemerkten, dat Zurlauben het leeuwendeel voor zich eischte, en dit alvast van het bedrag af hield, wilden zij toch liever een mager „brokje" ontvangen dan dat ze heelemaal van de pensions verstoken bleven. Ook was het den heeren raadsleden minder aangenaam, dat de gemeene man tenge volge der aanklacht tegen den baron, ver- tnm, hoeveel elk der „Linden" sedert an no 1715 reeds had getrokken. Thans vrees den zij niet zonder reden, d't de gemeente deze gelden mocht opvorderen en in 25 jaren waren ook de minst beteekenende pensions tot een aardig kapitaaltje aange groeid. Men wist het niet, waaraan zich te houden; dit was echter duidelijk, dat de lijden voor de bezitters der pensions niet beter zouden worden, als de „Harten" aan het roer kwamen. Eindelijk was men ook niet erg gerust omtrent die zoutgeschiedenis. Vele raads leden hadden de ducaten, welke baron Fi del hen nu en dan in de hand stopte, voor een langer verlof tot het drijven van handel in Bourgondisch zout, destijds gaarne aangenomen maar thans wenschten velen nooit zulke geldstukken gezien te hebben. Men kon het beschouwen als een diefstal, als een heling uitleggen en dan kon zeer goed een veroordeeling uitgesproken wor den zoowel over de niet strikt rechtvaardige vertegenwoordigers der burgerij van Zug als over den baron. En dat alles om die ber.... aanklacht van dien onvriendelij- ken „Zwarte Schoenmaker." Vandaar de haat tegen dien spelbeder ver. „Ja, men ging zoover, elkander in het ge heim toe te fluisteren, dat de „Zwarte" door zijne moeder, die „heks", met den duivel in verbinding stond en dat deze hem de hoogste eer en grootste rijkdommen be loofd had, als hij hem wilde helpen, twee dracht onder de burgers te stichten. Men moest hem als een echten heksenmeester in den Kaibentoren werpen en op de pijn bank folteren, tot hij zou bekennen," riep een spotboef in „De Leeuw", na duchtig de kruik aangesproken te hebben. „Dan zouden we nog aardige geschiedenissen vernemen. Misschien nog wel, dat hij de katholieke huizen en ons heilig geloof aan de Zwinglianen verraden had 1 Nu wij aan de Philistijnen overgeleverd zijn, indien wij niet met hart en ziel voor Frankrijks koning en diens belangen bloed en leven wagen, kan hij ons zeer veel schade toe brengen 1" En half en half geloofde de menigte de- Zen spreker, al mocht de waard ook ver klaren, dat hij dergelijke praatjes in zijn herberg niet verlangde. Dit alles vernam Schumacher, die over al zijne vrienden had en zijn gemoed werd verbitterd. Vrouw en kinderen weenden. „Ik wou, dat ge nooit tegen baron Zur lauben een aanklacht ingediend had," klaagde Marianne. „Tegenwoordig zien de aanzienlijke burgers ons met den nek aan en behandelen ons erger dan vreemdelin gen. Ik zou hen de oogen uit het hoofd willen krabben ,,'t Is schande 1 Ik durf mij niet langer op de markt te laten zien en heb er een hekel aan, naar de kerk te gaan. Wat hadt ge er ook mee noodig, over dien zouthan del te spreken 1 Ge weet evengoed en nog beter dan ik, dat alle voorname bewoners der stad er voordeel van hebben 1 En als het goed gaa*t, zullen zij het nog zoover weten te brengen, dat gij ongelijk krijgt 1 Want ik heb vandaag gehoord, dat baron Fidel morgen terug komt, en hij zal zich wel zoo weten te verdedigen, dat alle schande en spot op uw hoofd neerkomt 1 En erger nog 1 Ik zie het oogenblik ko men, dat men ons als ellendige bedriegers en lasteraars uit de stad bant 1" Schumacher hoorde deze woorden, waaruit toorn en angst, nijd en jaloezie sprak, kalm aan en antwoordde bedaard „Wacht af, vopr ge u zoo vertoornd maakt en voor ge op de Zugerfamiliën af gunstig wordt. Wacht tot morgen, den een-en-twintigsten. Dan zal het u duide lijk worden, wie wint en wie verliest 1" Hij troostte Seppeli, die bleek en met roodge kreten oogen door het huis dwaal de, met de aanstaande triumf der „goede zaak" zooals hij de aanklacht tegen Fidel Zurlauben geliefde te noemen. „Ach, vader Niet alleen wij, maar ook heer Heinrich Zurlauben wordt van alle kanten gehaat en verafschuwd," klaagde het meisje. „En hij schijnt toch zulk een goedhartig mensch te wezen 1 En moeder meende. „Wat meende moeder Waarom wordt ge zoo rood Toch nizt, dat ik dezen licht- zinnigen man tot echtgenootte mijner dochter begeerde „Heeft moeder dan nooit daarover met vader gesproken stotterde Seppeli, en schoof verlegen haar werkschortje terecht. „Ik meende dat het uw beider verlangen was." „Dat is mijn verlangen, dat mijn lieve Josepha gelukkig wordt. En daarvoor schijnt heer Heinrich Zurlauben niet de begeerde persoon. Hij heeft het zichzelf te wijten, dat men hem veracht. Overigens heeft uwe moeder, die het goed met u meent, in dit geval meer het oog op het kasteel „Zurlauben" gericht, dan op het welzijn harer dochter. Het is echter nog lang niet zeker, dat het kasteel het eigen dom van den burgemeester van Walchwijl wordt. Seppeli, wees verstandig en schenk uw hart niet aan den eersten den besten klant met een aardig, vriendelijk gelaat en aardige manieren." Voor nog een antwoord had gegeven kunnen worden, werd de deur geopend en kwam de kleine Rudclf met bebloed hoofd en een verbrijzelde lei onder den arm met zijne moeder in de kamer. „Daar 1 Zie eens 1" riep de verbitterde vrouw, hoe de jongens van ridder Branden berg en raadsheer Landtwing dat arme kind toegetakeld hebben 1 En dat alles om dat verwenschte geharrewar met baron Fidel 1" „Ja," sprak de knaap, „ze zeiden dat ik het zoontje van een duivelachtigen twee drachtstichter was, en men zou mij en mijn vader, den zwarten, uit de stad jagen dat zeiden ze. En toen heb ik mij ver weerd en toen zijn ze met hun vieren over mij hgengevallen en ze hebben mij zoo geweldig in de goot geworpen, dat ik een groot gat in het hoofd kreeg en de nieuwe lei gebroken is. Ik kan het niet helpen, dat de lei stuk is, vader. Maar ik ga niet meer naar school. Ze slaan mij dood 1" „Dat behoeft ge voorloopig ook niet meer. Ik zal u wel onderricht geven," zei Schumacher, en voegde er toornig bij, terwijl zijne oogen onheilspellend fonkel den „Die knapen hebben slechts her haald, wat ze in huis vernamen. Zco de ouden zongen, piepen de jongen 1 Nu, wij zullen binnenkort volgens recht en plicht weten te handelen 1" Toen streek de vader den kleinen knaap door het krulhaar en zeide „Ziezoo, ventje, ga met uwe moeder mee 1 Zij zal uw hoofd wel verbinden en als pleister een groote snee koek op uw mondje leg gen. En Seppêli mag ook een stuk heb ben 1" voegde hij erbij, toen de kleine meid intusschen met de pop aan den arm binnen gekomen, dapper begon te schreien, nu zij traantjes in Rudolfs oogen zag. „Ja," zeide de kleine, „en de pop ook", en volgde toen zoete moetje aan de schort naar de keuken. Van al de beleedigingen, welke Schuma cher in de laatste dagen moest verdragen, had hem geen enkele zooveel smart ver oorzaakt, als de hoon en bespotting, waar mee men zijn zoontje bejegende. Zijn ge moed verbitterde meer en meer anders ware het misschien den eerlijken grijsaard, den baanderheer Kolin, gelukt tijdens het voorloopig onderzoek, den raadsheer tot de overtuiging te brengen, dat Fidel Zur lauben door den zouthandel ten opzichte van de gemeente niet nobel, niet ridder lijk, maar toch evenmin oneerlijk handel de, en dat door geen der andere raadsle den ooit de „vereering" van ducaten, dui delijker de aanbieding, als een poging tot omkooping beschouwd werd. Maar neen 1 Schumacher wilde in die handelwijze iets verkeerds zien, wilde nic-t onderscheid ma ken tusschen minder nobel en slecht en zeide met de tanden op elkander geklemd „Ik zal hen bewijzen, niet, hoe het gedrag van den baron beschouwd kan worden, maar wat het inderdaad is en de rechters mogen dan cordeelen, of Fidel Zurlauben nog den naam van een eerlijk man ver dient 1" Zoo naderde de vastgestelde dag der rechtszitting, de 21e April. Al vroeg en met een talrijk geleide van partijgenooten waren de raadsheeren der gemeenten buiten de stad te Zug aangeko men. De straten wemelden van opgewon den lieden, waarvan velen dreigende blik ken wierpen naar de ramen -van de hui zen, waar de leden der tegenpartij woon den. Kolin had op schriftelijk verzoek van Fidel Zurlauben de jongelingschap opge roepen met de wapens voor het raadhuis te verschijnen, onder voorgeven, dat daar door het gerecht in volle-vrijheid en onge stoord zitting zou kunnen nemen. Men be grijpt, dat op die wijze de persoonlijke ze kerheid van den aangeklaagde en zijne vrienden bedoeld werd. En ook alleen on der die voorwaarde had baron Fidel be loofd voor het gerecht te zullen verschij nen. Klokslag 8 uur trok de militaire macht met trommelslag door de torenpoort naar het raadhuis. Het hoofdportaal werd be zet en ook de halle voor de groote raadzaal. Het volk werd door de militairen een voet of wat achteruit gedrongen de kettingen werden gehaald en voor de toegangen ge sloten om zoo het raadhuis en de naaste omgeving vrij te houden. Tevens werd be kend gemaakt, [dat namens het bestuur der stad eenieder had te zorgen, dat orde en rust niet verstoord werden en dat dege ne, die een oproer trachtte te verwekken, gestrengelijk zou gestraft worden. Doch het gemeen lachte om deze drei gementen. Tegen negen uur kwamen de raadsleden hetzij alleen, of wel in groepen, door lco- pers en boden vergezeld enkele zeifs uit vrees voor de wraak van het gepeupel, door een afdeeling soldaten omringd. Dat was het ook, waaraan het gemeen dadelijk de vijanden herkende. Zoodra men een raadsheer in gezelschap van een troep mi litairen bemerkte, wer d een luid geschreew en gefluit aangeheven en hoorde men roe pen „Daar brengen ze weer een van de Ducatenheeren 1" Eindelijk verscheen baron Fidel met een stoet van vrienden en verwanten. Burge meester Letter, de raadsheeren Landtwing en Brandenberg en vele andere aanzienlij ke burgers vergezelden hem. Boven zijn ambtsgewaad droeg hij een zwaren gouden ketting en de ridderorde van den H. Lc- dewijk maar hij stapte niet meer zoo ze ker en kalm langs de straat, hoewel zijn oog nog altijd met verachting op het ge peupel blikte. Toen het volk echter het militaire escorte dreigde te doorbreken en met woest geweld den dood der bedrie gers eischte, verbleekte hij en leunde op den krachtigen arm van den raadsheer Brandenberg, die hem haastig met zich in het portaal van het raadhuis trok. De behandeling van de zaak geschiedde in de groote raadzaal. Van de 31 raadshee ren waren slechts enkele niet verschenen. Op verzoek van den advocaat Schicker werden vele neven en vrienden van den aangeklaagde als niet stemgerechtigd ver klaard. Nu stond Schumacher op en-begon zijtje aanklacht. Hij was opgewonden, vooral wijl baren Zurlauben een verachtelijke blik op hem wierp. Oogenschijnlijk be daard en op kalmen toon, in werkelijkheid zenuwachtig en met woorden, waaruit hoon en verachting sprak, maakte hij zijn gehoor bekend met het verachtelijk talent eens kramers en met de onbeschaamdheid welke Fidel Zurlauben kenmerkten, toen hij de weduwe zijns broeders, Beat Jakob van hare rechten beroofde. Dat Beat Jakcb bij den zouthandel, in den beginne althans eerlijk had gehandeld, wilde hij toegeven hoewel ook deze Zurlauben voor raad en gemeente verborgen hield, welk groot voordeel hem de handel in Let Bourgon disch zout opleverde. Bijgevolg waren de erfgenamen van dien Zurlauben tot schade loosstelling verplicht. Fidel (de oud-burge meester en kapitein, heefd der militaire macht) was zoo onbeschaamd geweest, raad en gemeente te bedriegen en vele duizenden inwoners der stad schade te be rokkenen, terwijl hij reeds bij het inzien der rekeningen van zjjn broeder wist, hoe onbillijk die handel was. Hij vroeg daarom den aanwezigen raadsleden, of zij ncoit aan Zurlauben het recht tot den zouthan del zouden verleenen, indien zij volkomen op de hoogte van dien handel waren ge weest. Verschrikt dat ook zij tot schadeloos stelling zouden verplicht kunnen wolden, haastten de gepruikte en gepoederde hee ren zich te protesteeren. Zij spraken wild door elkander en schudden heftig het ge lokte hoofd. Neen, Zurlauben had hen be drogen hij had zich als een echte schelm gedragen. Eerst bij deze rechtszitting had den zij eenig inzicht in de zaak gekregen enz. Kortom, de meesten gaven hun col lega prijs, terwijl zij zich niet schaamden hun reeds gestorven medelid te beschuldi gen. De aangeklaagde wieip een verachte- lijken blik op de quasi vrienden. Maar toch, hij zag hoevelen leden de meed in de schoenen zonk, maakte de vertwijfe ling zich van hem meester. „Ik ben verloren," dacht hij. „Mijn naam is geschandvlektir.ijn geld en goed, de erfenis mijner kinderen, zullen in handen van dien verwenschten schoen maker vallen. Maar hij moet mijne ver dediging hooren en vertrekken met de kwellende gedachte, dat hij door zijn lis tige streken, door bangmakerij en ont ketening van de partijzucht, een onschul dige in het ongeluk bracht." Met deze gedachte verhief hij zich en begon zijne verdediging. In het kort ver haalde hij, hoe zijn broeder Beat Jacob het recht verkregen had het Bourgon dische zout, dat toenmaals bijna waarde loos geacht werd, te mogen verkoopen, aanvankelijk met risico, later dit wilde hij gaarne* bekennen met winst. Geen verstandig mensch zou hem dit kwalijk kunnen nemen. Dat hij er voordeel uit trok, was nog al duidelijk anders zou hij geen moeite gedaan hebben, later nog maals het contract te vernieuwen. Hce groot het voordeel was, had zijn broeder en later hij zelf nooit aan den raad bekend gemaakt. Hij geloofde ook niet, daartoe verplicht te zijn. Had men dit willen we ten, dan kon de Raad immers daarnaar vragen. Bovendien, de Raad had het recht de vernieuwing van het contract te wei geren 1 De weduwe zijns broeders had hij schadeloosstelling aangeboden. Ook was hij bereid aan de gemeente niet eene restitutie, waartoe hij zich in geen enkele opzicht verplicht achtte maar eene vrijwillige gift voor eene school of wel als bijdrage voor wapens en amu- nitie af te staan. Tot hiertoe had Fidel Zurlauben be daard, zonder zich op te winden, gespro ken. Zijne verdediging maakte wellicht op niemand meer indruk, dan op zijn aanklager, den raadsheer Schumacher. In zijn binnenste liet zich een stem hooren, steeds krachtiger, steeds luider en met toenemend gezag „Beschuldig hem niet ten onrechte. Trek de aanklacht in en neem zijn voorstel aan," sprak zijn ge weten. „De man is niet verplicht tot scha devergoeding De handel was niet on eerlijk 1" Maar het is wel wat veel verlangd van een beschuldiger, binnen een kwartier uurs de aanklacht te laten vervallen en den beklaagde in het gelijk te stellen. Schumacher trachtte die waarschu wende stem tot zwijgen te brengen, door met alle geweld te willen gelooven, dat zijn oordeel omtrent het gedrag van den baron het ware was en dat Fidel Zurlau ben alles van de schoonste zijde voorstelde. En zie, de aangeklaagde kwam hem te hulp. In plaats van tevreden te zijn met de kalme verdediging, schilderde de baron nu, terwijl hij trots in het rond blikte de groote verdiensten zijns ge slacht dï eer en het aanzien zijns broe ders Beat Jaeob, die gestorven, toenmaals door de geheele stad beweend werd en thans reeds meer dan twaalf jaren geleden in het familiegraf van St. Oswald bijge zet was. „En zulk een man waagt de zwar te Schoenmaker, de spruit van een door Gods toorn gebrandmerkte familie, in zijn eer aan te tasten 1" riep de aangeklaag de uit. „Hij, de kleinzoon eener vrouw, die op den brandstapel haar leven eindigde, tracht door zulke nietswaardige beschul digingen ons geslacht in het verderf te sTorten 1" Met deze woorden had de baron zich zelf meer schade toegebracht, dan zijn ergste vijalW hem had kunnen veroor zaken Vooreerst behoorde de meerder heid der rechters tot de partijgenooten van den raadsheer Schumacher en dan verdoofde de hartstocht, thans in den boe zem des beschuldigers opgewekt, de stem des gewetens. Eenmaal opgei iut, was Schumacher een gevreesd advocaat. Met enkele spitsvondige vragen bracht hij den baron in verwarring. „Hebt gij niet telken jare den ambas sadeur van Frankrijks koning de reke ning gequiteerd met de woorden „Statt- halter et Conseil du Canton? Hebt gij daardoor niet te kennen gegeven, dat gij dat geld namens ons Kanton hebt ont vangen En toch hebt ge het in eigen zak gestoken Bah Hoe heet men zulk eene daad? Daarover mogen de genadige heeren oordeelen 1" Allen zagen den baron aan. Bleek van toorn zat Fidel Zurlauben op de bank der beschuldigden. Met moeite kwam het van zijne lippen „Ik heb mijnen genadigen heeren mijne verdediging voor gelegd en stel de eer en goeden naam mijns broeders en die van mijn persoon in hun ne handen. Met een Babulist zooals de zwarte schoenmaker begint een Zurlauben geen twistgesprek 1" Baron Fidel werd nu op een wenk van den schout weggevoerd om zijn oordeel af te wachten. De woning van den ge rechtsdienaar is tegen het raadhuis aan gebouwd. Politieagenten en de cipiers namen hem in hun midden en brachten hem naar de wachtkamer. Daar waren de familieleden van den baron bijeenge komen om het einde der terechtzitting af te wachten. Atlante brak in tranen uit toen zij het bleeke ontstelde gelaat haars vaders aanschouwde. „Wij hebben het verloren 1" riep zij. „Arme vader Wees toch niet bedroefd om geld of goed 1" „Niet het geld, maar de eer en den goe den naam," sprak de baron somber. „O, die Schumacher En ik las het in zijne oogen, dat hij overtuigd was van mijne onschuld Moge God hem vergeven het valt mij zoo buitengewoon zwaar 1" Toen zette hij zich, zonder nog een woord te zeggen, in den leunstoel., welken Atlan te hem toeschoof, leunde met de e le bogen op tafel en bedekte het gelaat met beide handen. De verwanten omringden hem en wilden hem enkele woorden van troost toespreken. Hij schudde stom het hoofd ook weigerde hij een glas wijn aan te nemen, dat de gerechtsdienaar hem aanbood. Slechts een enkele maal, toen een neef heftig tegen Heinrich Zur lauben uitvoer, sprak hij op doffen toon „Het is niet prijzenswaardig van een bloed verwant Maar hierin erken ik Gods rechtvaardigheid. Want ik heb wellicht ook door de eerzucht verleid niet als bloedverwant jegens hem gehandeld, Atlante, ik verlang, dat gij hem dit zegt 1" Ongeveer een uur duurde' de beraad slaging alvorens men tot een oordeel kwam. Toen werd Zurlauben wederom door den gerechtsdienaar in de rechtszaal gevoerd. Het oordeel was nog strenger, dan de baron had verwacht. Hij moest oogenblikkelijk als restitutie aan stad en gemeente 6300 Thaler stor ten en mocht het raadhuis niet verlaten, alvorens die som betaald was. Over acht dagen zou de uitspraak geschieden over andere straffen, waartoe de baron veroor deeld kon worden. Intusschen moesten al zijne papieren, ook die zijns broeders Beat Jacob, aar>. den baanderheer en stad houder Kolin ten onderzoek worden voor gelegd. Met een wild triumfgeschreeuw be groette de opgewonden volksmenigte deze uitspraak. De veroordeelde, die tevergeefs het kasteel Zurlauben als borg aanbood, werd naar het arrestantenlokaal gevoerd. „Waarom brengen ze hem niet in den Timpis schreeuwde men hem achterna. „De voorname spitsboeven worden toch altijd met meer consideratie behandeld dan een gewoon burgermensch Toen de baron de zaal verliet, wierp hij Schumacher een blik toe, welke den advo caat als gloeiend metaal in de ziel brand de. Hij was de overwinnaar en toch het resultaat bevredigde hem niet, hoe veel men hem van alle zijden gelukwenschte en de hand schudde. „Gij hebt vandaag de Zurlaubens en hunne macht vernietigd 1" klonk het in zijne ooren. En toch ging hij ontevreden naar huis. „Volgens reent en gerechtigheid vroeg hij zich af, toen hij op zijn studeer kamer heen en weer liep, terwijl onrust, ontevredenheid en zelfverwijt hem zijn triomf vergalden, niettegenstaande op de straat het gepeupel, dat van vreugde niet ophield te roepen „Leve Schumacher Dood aan de Zurlaubens 1" „Volgens recht en gerechtigheid Ik heb mijn plicht als aanklager gedaan En waarom heeft hij mij zoo gesard Het oordeel hebben de rechters geveld zij moeten daarvoor verantwoording doen niet ik 1 En eenstemmig hebben ze dat oordeel uitgesproken 1" Op die wijze trachtte Schumacher zich in eene vroolijke stemming te brengen maar het wilde hem niet gelukken.... En maar aldoor meende hij den blik van den vernederden vijand op zich ge vestigd te zien. Intusschen zat Fidel Zurhuben een zaam in het arrestantenlokaal. Zijn trots was gebroken. Hij had den moed verloren en weende van schaamte en spijt. In zijn ziekelijken toestand begon hij voor zijn leven te vreezen. Het geschreeuw en getier op straat versterkten hem in het geloof, dat men hem wellicht zou folteren. In den strijd tusschen verschillende par tijen was dit te Zug en op andere plaatsen meer gebeurd hij herinnerde zich het bloedig uiteinde van Hans Waldmann te Zurich en de vele veroordeelingen tijdens den boerenkrijg. Nog in 1690 waren te Bazel drie aanzienlijke burgers wegens opstand tegen de olicharchische regeering aan den beul overgeleverd hij had meer dan eens in den kring der vrienden de democratie te Zug veroor deeld en duidelijk laten blijken, dat hij naar het voorbeeld van de steden Luzern en Solothurn meer aristocratisch ge zind was. Als thans de „Harten" aan het bewind kwamen, zou men hem zulks stellig als een misdaad toerekenen. En dan nog het verbond met Frankrijk, alsmede de ge waande „geheime artikelen" Zoo men hem eens op de pijnbank legde en naar die artikels vroeg De man eens zoo dapper op het slagveld sidderde als een popelblad bij de gedachte aan de tormentatie 1 En toen den volgenden morgen de bur gerij op het raadhuis verscheen, om in de „gemeentekamer", welke de bovenste verdiep, ng in zijn geheel besloeg, over de restitutie te beslissen, drong het woedende geschreeuw van het gepeupel tot in het afgelegen vertrek, waar de baron zat. „Zü ko ven bier o*n ni'j te ver moorden 1" riep Fidel Zurlauben ver schrikt uit en wilde zich tot den dood voorbereiden de gerechtsdienaar ver scheen en verhaalde op angstigen toon, doodsbleek van schrik, dat hij zulk eene bijeenkomst in het raadhuis nog nooit gezien had. Men was zijn leven niet meer zeker het was een gestommel, een ge tier, een gevloek en geschreeuw, alsof duizend duivels uit de hel losgebroken waren. Alles moest dadelijk tot op den laatsten penning betaald worden en als het geld niet door borgen voorgeschoten werd, zoo men het kasteel „Zurlauben" onder den hamer brengen. En er waren nog meer schrikkelijke dingen te vree zen, meende gerechtsdienaar. Schumacher kon zelfs niet eens meer de ontketende volkswoede bedwingen hij had daartoe pogingen aangewend, door voor te stel len, het geld voor het schoolfonds aan te wenden, in plaats van het te verdeelen maar zijn voorstel werd verworpen. „Men is zijn leven met meer zeker razenden, vloekenden, bezetenen," her haalde Zurlauben en het weinigje moed, dat hem tot nogtoe bijgebleven was, ont zonk hem volkomen. Tegen den avond ontweek de ziekelijke man en vluchtte naar het klooster der Capucijnen. „Ik geloof, dat ge niet verstandig doet, heer baron," zeide de grijze gardiaan, pater Theoring uit Malters en schudde het hoofd bedenkelijk heen en weer. „Maar nu ge toch eenmaal hier zijt, willen wij u naar ons beste vermogen beschermen. Men zal het niet wagen de houten gren dels te verbreken. De heilige Petrus zou hem, die zoo brutaal was, de deur te* rameien, met zijn zware sleutels onzacht op de vingers tikken. En ook een uwer voorvaderen, een Beat Zurlauben, heeft anno 1595 ons klooster mede opgericht en ons de kostbare altaartafel met de graf legging van Christus, een werk van den Hollander Calvaert, geschonken. Blijf dus gerust bij ons, zoolang gij verkiest, ook al worden wij dientengevolge in Zug door de „Harten" met schele oogen aangezien 1" Daaraan had Zurlauben in zijn angst niet gedacht en dit was een reden te meer, dat hij zich reeds den volgenden dag door pastoor Wickart liet overhalen, vrijwillig naar het arrestantenlokaal terug te keeren. Deze daad vermeerderde echter in de oogen des volks zijne schuld. Men ge loofde niet langer, dat baron Zurlauben de ridder zonder smet of blaam was. In de eerstvolgende dagen gelukte het pastoor Wickart en enkele welge stelde bloedverwanten voor de 6300 Tha ler volgens toenmalige geldswaarde een zeer aanzienlijke som als borg aan genomen te worden. Maar hun verzoek, den ziekelijken veroordeelde uit het huis van bewaring te ontslaan, werd niet in gewilligd. Toen besloot eindelijk de jongste dochter van baron Zurlauben zich naar de woning van den raadsheer te begeven, om den heer Schumacher te smeeken voor haren vader ten beste te willen spre ken. Op den laten avond sloop zij in het huis van den vijand, met een doek over het hoofd en een mand aan den arm, gekleed als een behoeftig burgermeisje, dat een pond keukenzout ging halen. „Atlante 1" riep Seppeli uit, toen zij de klant herkende. „Om Gods wil, wat ziet ge er uit. Uwe oogen zijn opgezwol len van het schreien. Ach, als ik u toch kon helpen." „Gij kunt me wellicht helpen en uw vader stellig wel. Wij moeten hem samen smeeken, edelmoedig te zijn jegens een gevallen vijand. Als Schumacher een woord te zijnen gunste spreekt, spaart men wellicht de eer mijns vaders. Ge beurt het niet, dan komt de arme vader den slag niet te boven dan sterft hij van verdriet en spijt Kom, help mij uwen strengen, harden vader dit te verzoe ken.... Och, vergeef mij, dat ik aldus den raadsheer betitelde. Maar ik weet van angst en verdriet bijna niet meer wat ik zeg." „Arme freule. Wie zou u in dezen toe stand een enkel bitter woord ten kwade duiden. Maar ik bid u, wees voorzichtig en laat vader niet blijken, dat gij zoo on christelijk over hem denktEn geloof mij, gij doet hem onrechtIn de laatste dagen is hij door de vele beleedigende woorden uwer vrienden zoo prikkelbaar geworden. Nog eens, voorzichtig 1 En nu, in Gods naam vooruit 1 Kom mee. Ik zal voor u doen wat ik kan 1" De meisjes beklommen met een angstig hart een trap en naderden de studeer kamer van den raadsheer. Atlante klopte aan. „Binnen 1" „Vader," sprak Seppeli, binnengaande,, „ik breng u vreemd bezoek. Wil haar, die thans komt, niet afwijzen." Schumacher zette groote oogen op, toen hij Atlante zag. Hij stond op en wilde haar een stoel aanbieden. Maar Atlante wierp zich voor hem op de knieën en herhaalde met horten en stooten en niet dan met groote moeite, het verzoek om medelijden met haren vader. Tranen verstikten hare stem. „Vader meent, dat hij spoedig zal ster ven," sprak zij ten laatste. Zijn kracht is gebroken. Gij zelf zult verschrikt op zien, als gij hem morgen in de raadzaal aantreft. Hij heeft het te 1 ;t gevormd, al zijn eereambten neer te iecgen, om zich tot den dood voor te tereiden. Is die straf niet reeds groot ge a cc wan neer hij iets mm dreven had? es daar om edelmoedig en spree r: en een woord in zijn voordeel." Schumacher was een he t: 'echtelijk, maar geen harteloos man. De tranen van het meisje, de bede om hulp voor haren vader en de woorden welke Seppeli te haren gunste sprak, misten hunnen in vloed niet op den man, die niet slechts advocaat maar ook vader was, die dus ook gevoelde, hoe groot de droefheid der jonge dochter moest zijn, welke thans hem den vijand der Zurlauben om bijstand verzocht. Zijn geweten had hem in de laatste dagen zonder ophouden voorgeworpen, dat hij, zoo niet een onschuldige, dan toch iemand, die nu al zeer, zeer weinig mis dreven had, in het ongeluk bracht. Daar om sprak hij, na een harden strijd met den vijand in zijn binnenste „Sta op 1 Als de 'baron werkelijk schuld bekent en de dementie der rechtbank inroept, wil ik op uw verzoek afzien van de vorde ringen, welke ik eerst gesteld had. Ik zal dan den genadigen heeren met de re solutie des barons in kennis stellen, n.l, dat hij van al zijne ambten en betrekkingen wenscht ontslagen te zijn en den rechters verzoeken, genade voor recht te laten gelden." Toen Atlante vertrokken was, opende Schumacher de geheime sluiting in den wand en staarde op het gelaat zijner groot moeder. „Vergeef mij 1" fluisterde hij. „Ik had u gezworen, strenge gerechtigheid te vorderen. Ik zou het ook gedaan hebben, maar ik begin te vreezen, reeds rr eer dan gerechtigheid gevraagd te hebben. Ware dit zoo ik zou hc' niet unnen goedmaken." Toch kalmeerde het ee. een woord ten gunste van den vijand te spreken, het opgeschrikte geweten min of meer. Werkelijk verzocht hij den volgenden morgen stads- en ambtsraad tot groote verwondering zijner politieke vrienden bij het slot der verhandeling, genade voor recht te doen gelden. Hij deed dit echter in bewoordingen, waaruit men zeer goed bemerkte, dat hij zich daartoe dwong. Het verzoek geschiedde niet uit overtui ging. Daarom maakten zijne v,"oorden ook weinig indruk. Meer invloed werkte de aanblik op de gebogen gestalte van den eenmaal zoo trotschen, statigen baron, en menige vijand werd getroffen door knieval en bede van den hoogeerwaar den pastoor Wickart. Met te wijzen op den roem en de ver diensten der familie," zegt het protocol, nog tot op den huidigen dag bestaan, „op den nog in leven zijnden broeder, den tachtigjarigen prelaat te Rhcinau, en op de barmhartige Maagd en Moeder Gods, wier beeld der Smarten hier in de raads zaal te zien was," smeekte hij in hart roerende woorden „om genade en mede lijden". Toen klonk het geroep, dat men geen wraak vorderde, gelijk mijnheer pastoor scheen te gelooven, maar restitutie ver langde van de gelden, welke de gemeente toekwamen. Op 14000 gulden waren die sommen berekend. Schumacher werd bleek, toen deze

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 10