„Vader, vader En als het werfcrt^k de
doodsteek voor den baron ware. Wil toch
In 's hemelsnaam geen moord op uwe ziel
laden 1"
„Zwijg 1" sprak Schumacher vertoornd,
wijl zijne dochter naar hij meende
hem tot eene dergelijke misdaad bekwaam
achtte. „Gij weet, dat ik volgens recht en
plicht te werk ga. Ik heb er volstrekt niets
tegen, dat gij overal in de stad gaat vertel
len, dat Zurlauben geen kisten vol goud
meegenomen heeft hij zal zooveel geld
ook niet bezitten. Maar het zou mij laat
invallen, om die reden de verhandeling te
verdagen. En ook, het zou nergens toe die
nen. Ga naar de kamer en kom mij in het
vervolg met dergelijke gevoelsuitingen
niet lastig vallen. Het recht moet zijn loop
hebben."
Seppeli ging. De schrik, welke op haar
gelaat te lezen was, hinderde Schumacher
en was oorzaak, dat de raadsheer in het
eerst zijn aandacht niet kon wijden aan de
lezing en bestudeering der akten, welke
voor hem op tafel lagen. Duidelijk las hij
in haren blik, dat zij eraan twijfelde, of
haar vader, niettegenstaande zijne bewe
ringen naar recht en plicht te handelen,
niet te veel aan wraakzuchtige voorne
mens toegaf en telkens en telkens kwam
de vraag bij hem op „Als dit nu eens wer
kelijk den dood des aangeklaagde ten ge
volge had
Maar neen 1 Hij perste de bleeke lippen
op elkander en herhaalde voor de zooveel-
ste maal de woorden „Het is te laat 1 Het
recht moet zijn loop hebben 1"
Tot zijn niet geringe ergernis ontwaar
de Schumacher de eerstvolgende dagen,
dat eigenlijk alleen het janhagel verheugd
was, nu hij baron Fidel aangeklaagd had.
De aanzienlijke burgers hielden het deels
openlijk, deels in het geheim met den
aangeklaagde. Bijna alle gegoede fami-
liën waren met den baron bevriend of aan
het nageslacht Zurlauben geparenteerd,
en de baron was, trots zijne voornaam kind
veel meer een populair man dan de sombe
re ernstige „zwarte schoenmaker". Daar
om moest de advocaat en nog zooveel te
meer diens vrouw en kinderen ondervin
den, dat met deze daad het aantal ware
vrienden eer kleiner dan grooter werd.
Waar de raadsheer zich onder lieden,
op wier hoogachting hij prijs stelde, liet
zien, ontmoette hij een koelen blik meer
malen zelfs een hatelijken. Men groette
hem niet op straatmen meed hem zeer
opvallend en al waagde geen enkele het
ook hem eene beleediging naar het hoofd
te slingeren, zijne vrouw en kinderen
moesten menig woord hooren, dat verre
Van aangenaam was.
De „zwarte schoenmaker" heeft om
aan zijn haat en wraakzucht te voldoen
„van een vlieg een olifant gemaakt" zeiden
de gegoede burgers onder elkander. „Ba
ron Fidel heeft geen half dozijn kisten mee
genomen, gelijk men vóór de raadszitting
onder het volk uitstrooide, om stemmen te
werven tegen de „Linden". Het was slechts
één, één enkele koffer. Er moeten kleeren
en toiletbenoodigdheden in geweest zijn.
En dokter Hess heeft hem dringend aan
gespoord, zich zoolang te verwijderen, om
geen ergernis te hebben van dat proces. Ja,
het is zeer wel mogelijk, dat de zwarte
schoenmaker hem met zijn aanklacht den
doodsteek heeft willen toebrengen. Zoo'n
doortrapte schelm van een advocaat en
rechtsverdraaier, kan een man van eer met
zijne giftige taal evengoed vermoorden
als een sluipmoordenaar met het mes.
Men moest Schumacher en Schicker in
den Kaibentoren opsluiten en zonder
vorm van proces die bazen een kop kleiner
maken 1"
„Zoo sprak men in „De Os" en in „De
Leeuw" en in meer herbergen waar de
„Linden" onder een gl s wijn politiseerden
terwijl omgekeerd in „De Kroon" en in
„De Ram", waar de „Harten" elkander
vonden, de raadsheer Schumacher tot in
de wolken geprezen werd. Maar in de stad
hielden de aanzienlijken het nog met de
„Linden". De voorname geslachten had
den toch van baron Fidel telken jare be
langrijke sommen gelds bekomen en hoe
wel zij niet zonder jaloezie bemerkten,
dat Zurlauben het leeuwendeel voor zich
eischte, en dit alvast van het bedrag af
hield, wilden zij toch liever een mager
„brokje" ontvangen dan dat ze heelemaal
van de pensions verstoken bleven. Ook
was het den heeren raadsleden minder
aangenaam, dat de gemeene man tenge
volge der aanklacht tegen den baron, ver-
tnm, hoeveel elk der „Linden" sedert an
no 1715 reeds had getrokken. Thans vrees
den zij niet zonder reden, d't de gemeente
deze gelden mocht opvorderen en in 25
jaren waren ook de minst beteekenende
pensions tot een aardig kapitaaltje aange
groeid. Men wist het niet, waaraan zich te
houden; dit was echter duidelijk, dat de
lijden voor de bezitters der pensions niet
beter zouden worden, als de „Harten" aan
het roer kwamen.
Eindelijk was men ook niet erg gerust
omtrent die zoutgeschiedenis. Vele raads
leden hadden de ducaten, welke baron Fi
del hen nu en dan in de hand stopte, voor
een langer verlof tot het drijven van handel
in Bourgondisch zout, destijds gaarne
aangenomen maar thans wenschten velen
nooit zulke geldstukken gezien te hebben.
Men kon het beschouwen als een diefstal,
als een heling uitleggen en dan kon zeer
goed een veroordeeling uitgesproken wor
den zoowel over de niet strikt rechtvaardige
vertegenwoordigers der burgerij van Zug
als over den baron. En dat alles om die
ber.... aanklacht van dien onvriendelij-
ken „Zwarte Schoenmaker."
Vandaar de haat tegen dien spelbeder
ver.
„Ja, men ging zoover, elkander in het ge
heim toe te fluisteren, dat de „Zwarte" door
zijne moeder, die „heks", met den duivel
in verbinding stond en dat deze hem de
hoogste eer en grootste rijkdommen be
loofd had, als hij hem wilde helpen, twee
dracht onder de burgers te stichten. Men
moest hem als een echten heksenmeester
in den Kaibentoren werpen en op de pijn
bank folteren, tot hij zou bekennen," riep
een spotboef in „De Leeuw", na duchtig
de kruik aangesproken te hebben. „Dan
zouden we nog aardige geschiedenissen
vernemen. Misschien nog wel, dat hij de
katholieke huizen en ons heilig geloof aan
de Zwinglianen verraden had 1 Nu wij aan
de Philistijnen overgeleverd zijn, indien
wij niet met hart en ziel voor Frankrijks
koning en diens belangen bloed en leven
wagen, kan hij ons zeer veel schade toe
brengen 1"
En half en half geloofde de menigte de-
Zen spreker, al mocht de waard ook ver
klaren, dat hij dergelijke praatjes in zijn
herberg niet verlangde.
Dit alles vernam Schumacher, die over
al zijne vrienden had en zijn gemoed werd
verbitterd.
Vrouw en kinderen weenden.
„Ik wou, dat ge nooit tegen baron Zur
lauben een aanklacht ingediend had,"
klaagde Marianne. „Tegenwoordig zien de
aanzienlijke burgers ons met den nek aan
en behandelen ons erger dan vreemdelin
gen. Ik zou hen de oogen uit het hoofd
willen krabben
,,'t Is schande 1 Ik durf mij niet langer
op de markt te laten zien en heb er een
hekel aan, naar de kerk te gaan. Wat hadt
ge er ook mee noodig, over dien zouthan
del te spreken 1 Ge weet evengoed en nog
beter dan ik, dat alle voorname bewoners
der stad er voordeel van hebben 1 En als
het goed gaa*t, zullen zij het nog zoover
weten te brengen, dat gij ongelijk krijgt 1
Want ik heb vandaag gehoord, dat baron
Fidel morgen terug komt, en hij zal zich
wel zoo weten te verdedigen, dat alle
schande en spot op uw hoofd neerkomt 1
En erger nog 1 Ik zie het oogenblik ko
men, dat men ons als ellendige bedriegers
en lasteraars uit de stad bant 1"
Schumacher hoorde deze woorden,
waaruit toorn en angst, nijd en jaloezie
sprak, kalm aan en antwoordde bedaard
„Wacht af, vopr ge u zoo vertoornd
maakt en voor ge op de Zugerfamiliën af
gunstig wordt. Wacht tot morgen, den
een-en-twintigsten. Dan zal het u duide
lijk worden, wie wint en wie verliest 1"
Hij troostte Seppeli, die bleek en met
roodge kreten oogen door het huis dwaal
de, met de aanstaande triumf der „goede
zaak" zooals hij de aanklacht tegen Fidel
Zurlauben geliefde te noemen.
„Ach, vader Niet alleen wij, maar ook
heer Heinrich Zurlauben wordt van alle
kanten gehaat en verafschuwd," klaagde
het meisje. „En hij schijnt toch zulk een
goedhartig mensch te wezen 1 En moeder
meende.
„Wat meende moeder Waarom wordt
ge zoo rood Toch nizt, dat ik dezen licht-
zinnigen man tot echtgenootte mijner
dochter begeerde
„Heeft moeder dan nooit daarover met
vader gesproken stotterde Seppeli, en
schoof verlegen haar werkschortje terecht.
„Ik meende dat het uw beider verlangen
was."
„Dat is mijn verlangen, dat mijn lieve
Josepha gelukkig wordt. En daarvoor
schijnt heer Heinrich Zurlauben niet de
begeerde persoon. Hij heeft het zichzelf te
wijten, dat men hem veracht. Overigens
heeft uwe moeder, die het goed met u
meent, in dit geval meer het oog op het
kasteel „Zurlauben" gericht, dan op het
welzijn harer dochter. Het is echter nog
lang niet zeker, dat het kasteel het eigen
dom van den burgemeester van Walchwijl
wordt. Seppeli, wees verstandig en schenk
uw hart niet aan den eersten den besten
klant met een aardig, vriendelijk gelaat en
aardige manieren."
Voor nog een antwoord had gegeven
kunnen worden, werd de deur geopend
en kwam de kleine Rudclf met bebloed
hoofd en een verbrijzelde lei onder den
arm met zijne moeder in de kamer.
„Daar 1 Zie eens 1" riep de verbitterde
vrouw, hoe de jongens van ridder Branden
berg en raadsheer Landtwing dat arme
kind toegetakeld hebben 1 En dat alles om
dat verwenschte geharrewar met baron
Fidel 1"
„Ja," sprak de knaap, „ze zeiden dat ik
het zoontje van een duivelachtigen twee
drachtstichter was, en men zou mij en mijn
vader, den zwarten, uit de stad jagen
dat zeiden ze. En toen heb ik mij ver
weerd en toen zijn ze met hun vieren over
mij hgengevallen en ze hebben mij zoo
geweldig in de goot geworpen, dat ik een
groot gat in het hoofd kreeg en de nieuwe
lei gebroken is. Ik kan het niet helpen,
dat de lei stuk is, vader. Maar ik ga niet
meer naar school. Ze slaan mij dood 1"
„Dat behoeft ge voorloopig ook niet
meer. Ik zal u wel onderricht geven," zei
Schumacher, en voegde er toornig bij,
terwijl zijne oogen onheilspellend fonkel
den „Die knapen hebben slechts her
haald, wat ze in huis vernamen. Zco de
ouden zongen, piepen de jongen 1 Nu, wij
zullen binnenkort volgens recht en plicht
weten te handelen 1"
Toen streek de vader den kleinen knaap
door het krulhaar en zeide „Ziezoo,
ventje, ga met uwe moeder mee 1 Zij zal
uw hoofd wel verbinden en als pleister
een groote snee koek op uw mondje leg
gen. En Seppêli mag ook een stuk heb
ben 1" voegde hij erbij, toen de kleine meid
intusschen met de pop aan den arm binnen
gekomen, dapper begon te schreien, nu
zij traantjes in Rudolfs oogen zag.
„Ja," zeide de kleine, „en de pop ook",
en volgde toen zoete moetje aan de schort
naar de keuken.
Van al de beleedigingen, welke Schuma
cher in de laatste dagen moest verdragen,
had hem geen enkele zooveel smart ver
oorzaakt, als de hoon en bespotting, waar
mee men zijn zoontje bejegende. Zijn ge
moed verbitterde meer en meer anders
ware het misschien den eerlijken grijsaard,
den baanderheer Kolin, gelukt tijdens het
voorloopig onderzoek, den raadsheer tot
de overtuiging te brengen, dat Fidel Zur
lauben door den zouthandel ten opzichte
van de gemeente niet nobel, niet ridder
lijk, maar toch evenmin oneerlijk handel
de, en dat door geen der andere raadsle
den ooit de „vereering" van ducaten, dui
delijker de aanbieding, als een poging tot
omkooping beschouwd werd. Maar neen 1
Schumacher wilde in die handelwijze iets
verkeerds zien, wilde nic-t onderscheid ma
ken tusschen minder nobel en slecht en
zeide met de tanden op elkander geklemd
„Ik zal hen bewijzen, niet, hoe het gedrag
van den baron beschouwd kan worden,
maar wat het inderdaad is en de rechters
mogen dan cordeelen, of Fidel Zurlauben
nog den naam van een eerlijk man ver
dient 1"
Zoo naderde de vastgestelde dag der
rechtszitting, de 21e April.
Al vroeg en met een talrijk geleide van
partijgenooten waren de raadsheeren der
gemeenten buiten de stad te Zug aangeko
men. De straten wemelden van opgewon
den lieden, waarvan velen dreigende blik
ken wierpen naar de ramen -van de hui
zen, waar de leden der tegenpartij woon
den.
Kolin had op schriftelijk verzoek van
Fidel Zurlauben de jongelingschap opge
roepen met de wapens voor het raadhuis
te verschijnen, onder voorgeven, dat daar
door het gerecht in volle-vrijheid en onge
stoord zitting zou kunnen nemen. Men be
grijpt, dat op die wijze de persoonlijke ze
kerheid van den aangeklaagde en zijne
vrienden bedoeld werd. En ook alleen on
der die voorwaarde had baron Fidel be
loofd voor het gerecht te zullen verschij
nen.
Klokslag 8 uur trok de militaire macht
met trommelslag door de torenpoort naar
het raadhuis. Het hoofdportaal werd be
zet en ook de halle voor de groote raadzaal.
Het volk werd door de militairen een voet
of wat achteruit gedrongen de kettingen
werden gehaald en voor de toegangen ge
sloten om zoo het raadhuis en de naaste
omgeving vrij te houden. Tevens werd be
kend gemaakt, [dat namens het bestuur
der stad eenieder had te zorgen, dat orde
en rust niet verstoord werden en dat dege
ne, die een oproer trachtte te verwekken,
gestrengelijk zou gestraft worden.
Doch het gemeen lachte om deze drei
gementen.
Tegen negen uur kwamen de raadsleden
hetzij alleen, of wel in groepen, door lco-
pers en boden vergezeld enkele zeifs
uit vrees voor de wraak van het gepeupel,
door een afdeeling soldaten omringd. Dat
was het ook, waaraan het gemeen dadelijk
de vijanden herkende. Zoodra men een
raadsheer in gezelschap van een troep mi
litairen bemerkte, wer d een luid geschreew
en gefluit aangeheven en hoorde men roe
pen „Daar brengen ze weer een van de
Ducatenheeren 1"
Eindelijk verscheen baron Fidel met een
stoet van vrienden en verwanten. Burge
meester Letter, de raadsheeren Landtwing
en Brandenberg en vele andere aanzienlij
ke burgers vergezelden hem. Boven zijn
ambtsgewaad droeg hij een zwaren gouden
ketting en de ridderorde van den H. Lc-
dewijk maar hij stapte niet meer zoo ze
ker en kalm langs de straat, hoewel zijn
oog nog altijd met verachting op het ge
peupel blikte. Toen het volk echter het
militaire escorte dreigde te doorbreken en
met woest geweld den dood der bedrie
gers eischte, verbleekte hij en leunde op
den krachtigen arm van den raadsheer
Brandenberg, die hem haastig met zich in
het portaal van het raadhuis trok.
De behandeling van de zaak geschiedde
in de groote raadzaal. Van de 31 raadshee
ren waren slechts enkele niet verschenen.
Op verzoek van den advocaat Schicker
werden vele neven en vrienden van den
aangeklaagde als niet stemgerechtigd ver
klaard.
Nu stond Schumacher op en-begon zijtje
aanklacht. Hij was opgewonden, vooral
wijl baren Zurlauben een verachtelijke
blik op hem wierp. Oogenschijnlijk be
daard en op kalmen toon, in werkelijkheid
zenuwachtig en met woorden, waaruit
hoon en verachting sprak, maakte hij zijn
gehoor bekend met het verachtelijk talent
eens kramers en met de onbeschaamdheid
welke Fidel Zurlauben kenmerkten, toen
hij de weduwe zijns broeders, Beat Jakob
van hare rechten beroofde. Dat Beat Jakcb
bij den zouthandel, in den beginne althans
eerlijk had gehandeld, wilde hij toegeven
hoewel ook deze Zurlauben voor raad en
gemeente verborgen hield, welk groot
voordeel hem de handel in Let Bourgon
disch zout opleverde. Bijgevolg waren de
erfgenamen van dien Zurlauben tot schade
loosstelling verplicht. Fidel (de oud-burge
meester en kapitein, heefd der militaire
macht) was zoo onbeschaamd geweest,
raad en gemeente te bedriegen en vele
duizenden inwoners der stad schade te be
rokkenen, terwijl hij reeds bij het inzien
der rekeningen van zjjn broeder wist, hoe
onbillijk die handel was. Hij vroeg daarom
den aanwezigen raadsleden, of zij ncoit
aan Zurlauben het recht tot den zouthan
del zouden verleenen, indien zij volkomen
op de hoogte van dien handel waren ge
weest.
Verschrikt dat ook zij tot schadeloos
stelling zouden verplicht kunnen wolden,
haastten de gepruikte en gepoederde hee
ren zich te protesteeren. Zij spraken wild
door elkander en schudden heftig het ge
lokte hoofd. Neen, Zurlauben had hen be
drogen hij had zich als een echte schelm
gedragen. Eerst bij deze rechtszitting had
den zij eenig inzicht in de zaak gekregen
enz. Kortom, de meesten gaven hun col
lega prijs, terwijl zij zich niet schaamden
hun reeds gestorven medelid te beschuldi
gen.
De aangeklaagde wieip een verachte-
lijken blik op de quasi vrienden. Maar
toch, hij zag hoevelen leden de meed in
de schoenen zonk, maakte de vertwijfe
ling zich van hem meester.
„Ik ben verloren," dacht hij. „Mijn
naam is geschandvlektir.ijn geld en
goed, de erfenis mijner kinderen, zullen
in handen van dien verwenschten schoen
maker vallen. Maar hij moet mijne ver
dediging hooren en vertrekken met de
kwellende gedachte, dat hij door zijn lis
tige streken, door bangmakerij en ont
ketening van de partijzucht, een onschul
dige in het ongeluk bracht."
Met deze gedachte verhief hij zich en
begon zijne verdediging. In het kort ver
haalde hij, hoe zijn broeder Beat Jacob
het recht verkregen had het Bourgon
dische zout, dat toenmaals bijna waarde
loos geacht werd, te mogen verkoopen,
aanvankelijk met risico, later dit wilde
hij gaarne* bekennen met winst. Geen
verstandig mensch zou hem dit kwalijk
kunnen nemen. Dat hij er voordeel uit
trok, was nog al duidelijk anders zou hij
geen moeite gedaan hebben, later nog
maals het contract te vernieuwen. Hce
groot het voordeel was, had zijn broeder
en later hij zelf nooit aan den raad bekend
gemaakt. Hij geloofde ook niet, daartoe
verplicht te zijn. Had men dit willen we
ten, dan kon de Raad immers daarnaar
vragen. Bovendien, de Raad had het recht
de vernieuwing van het contract te wei
geren 1 De weduwe zijns broeders
had hij schadeloosstelling aangeboden.
Ook was hij bereid aan de gemeente
niet eene restitutie, waartoe hij zich in
geen enkele opzicht verplicht achtte
maar eene vrijwillige gift voor eene school
of wel als bijdrage voor wapens en amu-
nitie af te staan.
Tot hiertoe had Fidel Zurlauben be
daard, zonder zich op te winden, gespro
ken. Zijne verdediging maakte wellicht
op niemand meer indruk, dan op zijn
aanklager, den raadsheer Schumacher.
In zijn binnenste liet zich een stem hooren,
steeds krachtiger, steeds luider en met
toenemend gezag „Beschuldig hem niet
ten onrechte. Trek de aanklacht in en
neem zijn voorstel aan," sprak zijn ge
weten. „De man is niet verplicht tot scha
devergoeding De handel was niet on
eerlijk 1"
Maar het is wel wat veel verlangd van
een beschuldiger, binnen een kwartier
uurs de aanklacht te laten vervallen en
den beklaagde in het gelijk te stellen.
Schumacher trachtte die waarschu
wende stem tot zwijgen te brengen, door
met alle geweld te willen gelooven, dat
zijn oordeel omtrent het gedrag van den
baron het ware was en dat Fidel Zurlau
ben alles van de schoonste zijde voorstelde.
En zie, de aangeklaagde kwam hem
te hulp. In plaats van tevreden te zijn
met de kalme verdediging, schilderde
de baron nu, terwijl hij trots in het rond
blikte de groote verdiensten zijns ge
slacht dï eer en het aanzien zijns broe
ders Beat Jaeob, die gestorven, toenmaals
door de geheele stad beweend werd en
thans reeds meer dan twaalf jaren geleden
in het familiegraf van St. Oswald bijge
zet was. „En zulk een man waagt de zwar
te Schoenmaker, de spruit van een door
Gods toorn gebrandmerkte familie, in
zijn eer aan te tasten 1" riep de aangeklaag
de uit.
„Hij, de kleinzoon eener vrouw, die op
den brandstapel haar leven eindigde,
tracht door zulke nietswaardige beschul
digingen ons geslacht in het verderf te
sTorten 1"
Met deze woorden had de baron zich
zelf meer schade toegebracht, dan zijn
ergste vijalW hem had kunnen veroor
zaken Vooreerst behoorde de meerder
heid der rechters tot de partijgenooten
van den raadsheer Schumacher en dan
verdoofde de hartstocht, thans in den boe
zem des beschuldigers opgewekt, de
stem des gewetens.
Eenmaal opgei iut, was Schumacher
een gevreesd advocaat.
Met enkele spitsvondige vragen bracht
hij den baron in verwarring.
„Hebt gij niet telken jare den ambas
sadeur van Frankrijks koning de reke
ning gequiteerd met de woorden „Statt-
halter et Conseil du Canton? Hebt gij
daardoor niet te kennen gegeven, dat gij
dat geld namens ons Kanton hebt ont
vangen En toch hebt ge het in eigen
zak gestoken Bah Hoe heet men zulk
eene daad? Daarover mogen de genadige
heeren oordeelen 1"
Allen zagen den baron aan.
Bleek van toorn zat Fidel Zurlauben
op de bank der beschuldigden. Met moeite
kwam het van zijne lippen „Ik heb mijnen
genadigen heeren mijne verdediging voor
gelegd en stel de eer en goeden naam mijns
broeders en die van mijn persoon in hun
ne handen. Met een Babulist zooals
de zwarte schoenmaker begint een
Zurlauben geen twistgesprek 1"
Baron Fidel werd nu op een wenk van
den schout weggevoerd om zijn oordeel
af te wachten. De woning van den ge
rechtsdienaar is tegen het raadhuis aan
gebouwd. Politieagenten en de cipiers
namen hem in hun midden en brachten
hem naar de wachtkamer. Daar waren de
familieleden van den baron bijeenge
komen om het einde der terechtzitting
af te wachten. Atlante brak in tranen uit
toen zij het bleeke ontstelde gelaat haars
vaders aanschouwde.
„Wij hebben het verloren 1" riep zij.
„Arme vader Wees toch niet bedroefd
om geld of goed 1"
„Niet het geld, maar de eer en den goe
den naam," sprak de baron somber. „O,
die Schumacher En ik las het in zijne
oogen, dat hij overtuigd was van mijne
onschuld Moge God hem vergeven
het valt mij zoo buitengewoon zwaar 1"
Toen zette hij zich, zonder nog een woord
te zeggen, in den leunstoel., welken Atlan
te hem toeschoof, leunde met de e le
bogen op tafel en bedekte het gelaat met
beide handen. De verwanten omringden
hem en wilden hem enkele woorden van
troost toespreken. Hij schudde stom het
hoofd ook weigerde hij een glas wijn
aan te nemen, dat de gerechtsdienaar
hem aanbood. Slechts een enkele maal,
toen een neef heftig tegen Heinrich Zur
lauben uitvoer, sprak hij op doffen toon
„Het is niet prijzenswaardig van een bloed
verwant Maar hierin erken ik Gods
rechtvaardigheid. Want ik heb wellicht
ook door de eerzucht verleid niet
als bloedverwant jegens hem gehandeld,
Atlante, ik verlang, dat gij hem dit zegt 1"
Ongeveer een uur duurde' de beraad
slaging alvorens men tot een oordeel
kwam. Toen werd Zurlauben wederom
door den gerechtsdienaar in de
rechtszaal gevoerd. Het oordeel was nog
strenger, dan de baron had verwacht.
Hij moest oogenblikkelijk als restitutie
aan stad en gemeente 6300 Thaler stor
ten en mocht het raadhuis niet verlaten,
alvorens die som betaald was. Over acht
dagen zou de uitspraak geschieden over
andere straffen, waartoe de baron veroor
deeld kon worden. Intusschen moesten
al zijne papieren, ook die zijns broeders
Beat Jacob, aar>. den baanderheer en stad
houder Kolin ten onderzoek worden voor
gelegd.
Met een wild triumfgeschreeuw be
groette de opgewonden volksmenigte
deze uitspraak.
De veroordeelde, die tevergeefs het
kasteel Zurlauben als borg aanbood, werd
naar het arrestantenlokaal gevoerd.
„Waarom brengen ze hem niet in den
Timpis schreeuwde men hem achterna.
„De voorname spitsboeven worden toch
altijd met meer consideratie behandeld
dan een gewoon burgermensch
Toen de baron de zaal verliet, wierp hij
Schumacher een blik toe, welke den advo
caat als gloeiend metaal in de ziel brand
de. Hij was de overwinnaar en toch
het resultaat bevredigde hem niet, hoe
veel men hem van alle zijden gelukwenschte
en de hand schudde.
„Gij hebt vandaag de Zurlaubens en
hunne macht vernietigd 1" klonk het in
zijne ooren. En toch ging hij ontevreden
naar huis.
„Volgens reent en gerechtigheid
vroeg hij zich af, toen hij op zijn studeer
kamer heen en weer liep, terwijl onrust,
ontevredenheid en zelfverwijt hem zijn
triomf vergalden, niettegenstaande op de
straat het gepeupel, dat van vreugde niet
ophield te roepen „Leve Schumacher
Dood aan de Zurlaubens 1"
„Volgens recht en gerechtigheid
Ik heb mijn plicht als aanklager gedaan
En waarom heeft hij mij zoo gesard
Het oordeel hebben de rechters geveld
zij moeten daarvoor verantwoording doen
niet ik 1 En eenstemmig hebben ze dat
oordeel uitgesproken 1"
Op die wijze trachtte Schumacher zich
in eene vroolijke stemming te brengen
maar het wilde hem niet gelukken....
En maar aldoor meende hij den blik van
den vernederden vijand op zich ge
vestigd te zien.
Intusschen zat Fidel Zurhuben een
zaam in het arrestantenlokaal. Zijn trots
was gebroken. Hij had den moed verloren
en weende van schaamte en spijt. In zijn
ziekelijken toestand begon hij voor zijn
leven te vreezen. Het geschreeuw en
getier op straat versterkten hem in het
geloof, dat men hem wellicht zou folteren.
In den strijd tusschen verschillende par
tijen was dit te Zug en op andere plaatsen
meer gebeurd hij herinnerde zich het
bloedig uiteinde van Hans Waldmann
te Zurich en de vele veroordeelingen
tijdens den boerenkrijg. Nog in 1690
waren te Bazel drie aanzienlijke burgers
wegens opstand tegen de olicharchische
regeering aan den beul overgeleverd
hij had meer dan eens in den kring der
vrienden de democratie te Zug veroor
deeld en duidelijk laten blijken, dat hij
naar het voorbeeld van de steden Luzern
en Solothurn meer aristocratisch ge
zind was.
Als thans de „Harten" aan het bewind
kwamen, zou men hem zulks stellig als
een misdaad toerekenen. En dan nog het
verbond met Frankrijk, alsmede de ge
waande „geheime artikelen" Zoo men
hem eens op de pijnbank legde en naar
die artikels vroeg De man eens zoo
dapper op het slagveld sidderde als
een popelblad bij de gedachte aan de
tormentatie 1
En toen den volgenden morgen de bur
gerij op het raadhuis verscheen, om in de
„gemeentekamer", welke de bovenste
verdiep, ng in zijn geheel besloeg, over de
restitutie te beslissen, drong het woedende
geschreeuw van het gepeupel tot in het
afgelegen vertrek, waar de baron zat.
„Zü ko ven bier o*n ni'j te ver
moorden 1" riep Fidel Zurlauben ver
schrikt uit en wilde zich tot den dood
voorbereiden de gerechtsdienaar ver
scheen en verhaalde op angstigen toon,
doodsbleek van schrik, dat hij zulk eene
bijeenkomst in het raadhuis nog nooit
gezien had. Men was zijn leven niet meer
zeker het was een gestommel, een ge
tier, een gevloek en geschreeuw, alsof
duizend duivels uit de hel losgebroken
waren. Alles moest dadelijk tot op den
laatsten penning betaald worden en als
het geld niet door borgen voorgeschoten
werd, zoo men het kasteel „Zurlauben"
onder den hamer brengen. En er waren
nog meer schrikkelijke dingen te vree
zen, meende gerechtsdienaar. Schumacher
kon zelfs niet eens meer de ontketende
volkswoede bedwingen hij had daartoe
pogingen aangewend, door voor te stel
len, het geld voor het schoolfonds aan te
wenden, in plaats van het te verdeelen
maar zijn voorstel werd verworpen.
„Men is zijn leven met meer zeker
razenden, vloekenden, bezetenen," her
haalde Zurlauben en het weinigje moed,
dat hem tot nogtoe bijgebleven was, ont
zonk hem volkomen. Tegen den avond
ontweek de ziekelijke man en vluchtte
naar het klooster der Capucijnen.
„Ik geloof, dat ge niet verstandig doet,
heer baron," zeide de grijze gardiaan,
pater Theoring uit Malters en schudde
het hoofd bedenkelijk heen en weer. „Maar
nu ge toch eenmaal hier zijt, willen wij
u naar ons beste vermogen beschermen.
Men zal het niet wagen de houten gren
dels te verbreken. De heilige Petrus zou
hem, die zoo brutaal was, de deur te*
rameien, met zijn zware sleutels onzacht
op de vingers tikken. En ook een uwer
voorvaderen, een Beat Zurlauben, heeft
anno 1595 ons klooster mede opgericht
en ons de kostbare altaartafel met de graf
legging van Christus, een werk van den
Hollander Calvaert, geschonken. Blijf
dus gerust bij ons, zoolang gij verkiest,
ook al worden wij dientengevolge in
Zug door de „Harten" met schele oogen
aangezien 1"
Daaraan had Zurlauben in zijn angst
niet gedacht en dit was een reden te meer,
dat hij zich reeds den volgenden dag door
pastoor Wickart liet overhalen, vrijwillig
naar het arrestantenlokaal terug te keeren.
Deze daad vermeerderde echter in de
oogen des volks zijne schuld. Men ge
loofde niet langer, dat baron Zurlauben
de ridder zonder smet of blaam was.
In de eerstvolgende dagen gelukte
het pastoor Wickart en enkele welge
stelde bloedverwanten voor de 6300 Tha
ler volgens toenmalige geldswaarde
een zeer aanzienlijke som als borg aan
genomen te worden. Maar hun verzoek,
den ziekelijken veroordeelde uit het huis
van bewaring te ontslaan, werd niet in
gewilligd.
Toen besloot eindelijk de jongste
dochter van baron Zurlauben zich naar
de woning van den raadsheer te begeven,
om den heer Schumacher te smeeken
voor haren vader ten beste te willen spre
ken.
Op den laten avond sloop zij in het
huis van den vijand, met een doek over
het hoofd en een mand aan den arm,
gekleed als een behoeftig burgermeisje,
dat een pond keukenzout ging halen.
„Atlante 1" riep Seppeli uit, toen zij
de klant herkende. „Om Gods wil, wat
ziet ge er uit. Uwe oogen zijn opgezwol
len van het schreien. Ach, als ik u toch
kon helpen."
„Gij kunt me wellicht helpen en uw
vader stellig wel. Wij moeten hem samen
smeeken, edelmoedig te zijn jegens een
gevallen vijand. Als Schumacher een
woord te zijnen gunste spreekt, spaart
men wellicht de eer mijns vaders. Ge
beurt het niet, dan komt de arme vader
den slag niet te boven dan sterft hij van
verdriet en spijt Kom, help mij uwen
strengen, harden vader dit te verzoe
ken.... Och, vergeef mij, dat ik aldus
den raadsheer betitelde. Maar ik weet
van angst en verdriet bijna niet meer wat
ik zeg."
„Arme freule. Wie zou u in dezen toe
stand een enkel bitter woord ten kwade
duiden. Maar ik bid u, wees voorzichtig
en laat vader niet blijken, dat gij zoo on
christelijk over hem denktEn geloof
mij, gij doet hem onrechtIn de laatste
dagen is hij door de vele beleedigende
woorden uwer vrienden zoo prikkelbaar
geworden. Nog eens, voorzichtig 1 En nu,
in Gods naam vooruit 1 Kom mee. Ik
zal voor u doen wat ik kan 1"
De meisjes beklommen met een angstig
hart een trap en naderden de studeer
kamer van den raadsheer.
Atlante klopte aan.
„Binnen 1"
„Vader," sprak Seppeli, binnengaande,,
„ik breng u vreemd bezoek. Wil haar,
die thans komt, niet afwijzen."
Schumacher zette groote oogen op,
toen hij Atlante zag. Hij stond op en wilde
haar een stoel aanbieden. Maar Atlante
wierp zich voor hem op de knieën en
herhaalde met horten en stooten en
niet dan met groote moeite, het verzoek
om medelijden met haren vader. Tranen
verstikten hare stem.
„Vader meent, dat hij spoedig zal ster
ven," sprak zij ten laatste. Zijn kracht
is gebroken. Gij zelf zult verschrikt op
zien, als gij hem morgen in de raadzaal
aantreft. Hij heeft het te 1 ;t gevormd,
al zijn eereambten neer te iecgen, om
zich tot den dood voor te tereiden. Is
die straf niet reeds groot ge a cc wan
neer hij iets mm dreven had? es daar
om edelmoedig en spree r: en een
woord in zijn voordeel."
Schumacher was een he t: 'echtelijk,
maar geen harteloos man. De tranen van
het meisje, de bede om hulp voor haren
vader en de woorden welke Seppeli te
haren gunste sprak, misten hunnen in
vloed niet op den man, die niet slechts
advocaat maar ook vader was, die dus
ook gevoelde, hoe groot de droefheid der
jonge dochter moest zijn, welke thans
hem den vijand der Zurlauben om
bijstand verzocht.
Zijn geweten had hem in de laatste
dagen zonder ophouden voorgeworpen,
dat hij, zoo niet een onschuldige, dan toch
iemand, die nu al zeer, zeer weinig mis
dreven had, in het ongeluk bracht. Daar
om sprak hij, na een harden strijd met
den vijand in zijn binnenste „Sta op 1
Als de 'baron werkelijk schuld bekent
en de dementie der rechtbank inroept,
wil ik op uw verzoek afzien van de vorde
ringen, welke ik eerst gesteld had. Ik
zal dan den genadigen heeren met de re
solutie des barons in kennis stellen, n.l,
dat hij van al zijne ambten en betrekkingen
wenscht ontslagen te zijn en den rechters
verzoeken, genade voor recht te laten
gelden."
Toen Atlante vertrokken was, opende
Schumacher de geheime sluiting in den
wand en staarde op het gelaat zijner groot
moeder.
„Vergeef mij 1" fluisterde hij. „Ik had
u gezworen, strenge gerechtigheid te
vorderen. Ik zou het ook gedaan hebben,
maar ik begin te vreezen, reeds rr eer dan
gerechtigheid gevraagd te hebben. Ware
dit zoo ik zou hc' niet unnen
goedmaken."
Toch kalmeerde het ee. een woord
ten gunste van den vijand te spreken,
het opgeschrikte geweten min of meer.
Werkelijk verzocht hij den volgenden
morgen stads- en ambtsraad tot groote
verwondering zijner politieke vrienden
bij het slot der verhandeling, genade voor
recht te doen gelden. Hij deed dit echter
in bewoordingen, waaruit men zeer goed
bemerkte, dat hij zich daartoe dwong.
Het verzoek geschiedde niet uit overtui
ging. Daarom maakten zijne v,"oorden
ook weinig indruk. Meer invloed werkte
de aanblik op de gebogen gestalte van
den eenmaal zoo trotschen, statigen baron,
en menige vijand werd getroffen door
knieval en bede van den hoogeerwaar
den pastoor Wickart.
Met te wijzen op den roem en de ver
diensten der familie," zegt het protocol,
nog tot op den huidigen dag bestaan, „op
den nog in leven zijnden broeder, den
tachtigjarigen prelaat te Rhcinau, en op
de barmhartige Maagd en Moeder Gods,
wier beeld der Smarten hier in de raads
zaal te zien was," smeekte hij in hart
roerende woorden „om genade en mede
lijden".
Toen klonk het geroep, dat men geen
wraak vorderde, gelijk mijnheer pastoor
scheen te gelooven, maar restitutie ver
langde van de gelden, welke de gemeente
toekwamen. Op 14000 gulden waren die
sommen berekend.
Schumacher werd bleek, toen deze