ONZE VROUWENRUBRIEK
1BOVRIL
OUDEJAARSAVOND.
KALENDERS.
Kalen
VOOR ONZE KLEINE MEISJES.
RECEPTEN.
Patronen naar Maat.
BLOEMENPRAATJE.
Vaarwel aan 't Oude
Jaar.
BABYPAKJE.
0- nUJrofo
KAtfNP^
19*8
jj iplvkt ia*.
h«t gebrek aan sneeuw en ijs, op zolder
fptbhoA,biY\
de kracht van het vleesch
maakt een kerel van hem!
Overname uit deze rubriek zonde' schriftelijke toestemming verboden.
Weemoedige Oudejaars-betrach tingen
zijn dingen, waar je tijd voor moet heb
ben. En een beetje rust. Ik kan me best
voorstellen, dat iemand, met 'n druk
ploeterbestaan, den 31sten December
om half elf naar bed trekt en zijn laat
ste dood-nuchtere geduchte besteedt
aan de werkzaamheden voor den volgen
den dag (1J*23), en hoe ze 't best
kunnen worden ingedeeld. En 'n ander,
die gedoemd is, den eerbiedwaardigen
nacht, met twee a drie dozijn vrienden
of familieleden te door-oesteren of te
door-pofferen, kent evenmin dat uurtje
van intiem gemijmer, dat, als 't niet
genoten wordt, zoo tusschen acht en
negen uur op Oudejaarsavond, reddeloos
verloren gaat want 't kan niet vervroegd
worden en evenmin later ingehaald. De
stemmingen, die worden opgeroepen,
door de gedachte, dat dit de allerlaat
ste uren zijn van dit jaar, waarin d i t
gebeurd is.... en dat die stem
mingen kunnen niet, naar believen, wor
den nabesteld, en evenmin opgecomman
deerd in een willekeurige omgeving. Er
is stilte voor noodig, en n min of meer
behaaglijke eenzaamheid een kleine
zitkamer met een haardje en dicht
geschoven gordijnen een boek, juist
boeiend genoeg, om |e met verlaten te
voelen, en juist zóó tam, dat je 't heel
den avond open op je knieën kunt laten
liggen zingend theewater (liefst één
persoons), 'n goed stuk banket en 'n
mooie kat, die doodstil aan je voeten
ligt, maar toch z'n oogen open heeft en
nu en dan tegen je knipoogt. O, ze moes
ten bij de wet verboden zijn, die samen
scholingen van meer dan drie of hóóg
stens vier personen op den avond van
den 31sten Decembeiincluis 't
voortdurend geraaskal en gerammel
met almaar meer eetgerei en 't kauwen
en slurpen en de vettige geur.... Als ik
ooit onafhankelijk regeerend vorslin
van een of ander rijk mocht worden,
waar niet veel uitzicht op bestaat, zal
ik op Oudejaarsavond de heele hof
houding tot den laatsten zaalwachter
toe, 't paleis uitjagen, en 't mezelf ge
zellig maken.
Maar wanneer we dan werkelijk dien
tijd en die rust en dat haardje hebben..
Onze gedachten houden zich vanavond
niet alleen bezig met het vervlogen jaar,
nauwkeurig beginnend met den vorigen
Nieuwjaarsdag! Maar we beginnen over
heel ons leven te mijmeren, wanneer ze
ons voldoende met vreê laten over
tnenschen en dingen, die we het volgend
jaar voorgoed vergeten zouden zijn, als
we er niet heel toevallig vandaag nog
weer eens aan gedacht hadden over
huizen en turnen, die wachtten op een
avond als deze, om weer voor ons op
te rijzen en rondom ons te bloeien en te
geuren, zooals lang geleden, en waar
onze gedachten geen voet meer zetten,
wanneer ze er niet cp een langen, droo-
merigen tocht verdwalen, zooals nu....
Er zijn soms van die herinneringen,
waaraan we met de minste zorg besteden
om ze in het leven te houden, niet,
omdat we ze liever kwijt willen, maar
juist, omdat we overtuigd zijn van haar
onvergetelijkheid en heel zeker weten, dat
we ze over 'n jaar of dertig, wanneer we
dat willen, weer in al haar fleuren kunnen
oproepen en er rustig van genieten. En
tot zoolang bergen we ze zorgvuldig
weg, als oude familieschatten, die je zoo
maar niet, in 'n verloren oogenblikje,
voor den dag haalt en éaa' bekijken.
Maar als we dnn bij zoo'n Oudeiaars-
avond-mijmering toevallig in de buurt
komen en ei even bij blijven stilstaan,
bemerken we soms plotseling en met
schrik, hoe de beelden tóch al verbleekt
zijn, hoe ontstellend veel kleine h^'on-
derheden we niet juist meer weten ic
rangschikken en haastig beginnen we
bij elkaar te zoeken, wat nog niet ver
loren ging, om tenminste te redden, wat
nog te reddm isl 't Is wonderlijk met
ons geheugen!
Selma Lagerlöf geeft ergens in haar
„Niels Holgersson", dat geniale aard-
rijkskunde-boek, dat tegelijk een philo-
sophisch sprookje is, een heel suggestieve
ver-beelding van de planten- en dieren
wereld der gematigde luchtstreken in hun
afhankelijkheid van de zon, de jaargetijden
en de min of meer duidelijke ligging. De
zon is op haar weg naar het Noorden,
en rolt groot en stralend vooit over een
breeden, rechten weg, aaD 't hoofd van
een langen, bonten stoet: ooftboomen,
bloemen, zangvogels en kleine woud-
dieren alle volgen haar op den voet.
En naarmate ze verder komt en noorde
lijker, blijft hier of daar de een of ander
langs den weg staan: de appelboom waagt
zich niet verder, de hoenders blijven hoe
Unger hoe meer achter en houden einde
lijk heelemaal halt, en de zangvogels gaan
in de takken zitten van de loofboomen,
die het opgeven. Maar uit zijwegen komen
nieuwe reizigers, die zich bij den stoet
voegen: sneeuwhoenders en rendieren,
denneboomen en ijsvossen. En de zon
rolt voort, stralend en wenkend, en ten
slotte is er niemand meer bij den stoet,
die den tocht van het begin af aan heeft
meegemaakt Al wisselend heeft 't ge
zelschap zich geheel vernieuwd.
Er is tegelijk geen mooier en spreken
der gelijkenis van onzen levenstocht, dan
dit beeld: de lange, rechte reis, en de
velen, die er in het begin met ons on den
weg zijn, en die langzamerhand achter
blijven, een voor een, en ons alleen verder
laten gaan. En de nieuwe gestalten, die
langs den weg opdoemen en 'met ons den
tocht vervolgen, naar een verte, die geen
der eerste metgezellen zien zal, terwijl
over het achtergelaten land geen van
onze nieuwe reismakkers met ons te
spreken weet....
En de Oudejaarsavonden zijn dan
halte-plaatsen, waar we even blijven
staan, om ons te bezinnen en de ver
anderingen, sinds den laatsten mijlpaal,
te overzien. Geen enkele maal zullen we
zoo om ons heen staan zien, zonder één
bekend gezicht te missen in den stoet,
die met ons optrekt, en een nieuwe
figuur op te merken, die trouw naast
ons voertreist. Jarenlang gaat dit bijna
onopgemerkt aan ons voorbij, tot ééns
de dag komt, waarop we beseffen, dat
alles wat veranderd is.... En dat kan
een diep leed voor ons zijn, of een
groot geluk.
En een heerlijk, nieuw stuk werf ligt
weer voor ons uitgestrekt, met ontelbare
nieuwe mogelijkheden aan weerszijden.
Dat is 't geheim van 't jong-blijven:
't blijven gelooven aan de morfelijkheden
langs den komenden weg.... Wie zullen
er van tusschen de struiken langs zijpaden
stappen, om onze reisgenooten te zijn?
Wie zullen achterblijven, tegen hun zin
of met opzet?
Bij een volgenden mijlpaal zullen we
het weten. En er over mijmeren, juist als
nu tenzij een dozijn van die nieuwe
zijweg-kameraden ons bij die gelegen
heid op hun poffertjes-orgie verzoekt!
MACHTEED.
Wat is het gemakkelijk, als we in
iedere kamer een kalender hebben han
gen. Maar niet overal is er plaats voor
een grooten, duideliiken kantoorkalender.
En bovendien, al zijn er veel firma's zoo
vriendelijk er ons een toe te zenden,
sommige leenen zich niet voor in onze
kamer. Een flinke, groote kalender in
onze werkkamer is op zijn plaats. Maar
ftUCNPf
in het kamertje van ons oudste meisje
of in de zitkamer staat een fleurig klein
schildje met een bescheiden blokje veel
beter.
Als we een groot gezin hebben en onze
kinderen zijn met vacantie thuis en
de schaatsen en sleden moeten, dank zij
blijven, dan is ieder werkje, dat hen een
poos prettig bezig houdt, een ware uit
komst. Voor enkele stuivers kunnen we
ons voorzien van de noodige kalender
blokjes, wat karton en teekenpapier
hebben we allicht nog in onze rommel-
doos en klaar zijn we.
Nu zetten we ons iroepje rustig aan
een groote tafel, waarop we in 't midden
plaksel, knippapier, schaartjes, reepen
papier, waterverf en kleurkrijt en voor
de grooteren O. I. inkt neerzeiten. Draad
en naald vuor 't vastmaken van de
koordjes en voor 't doornaaien van het
kalendertje met draadversiering maken
de keus nog grootcr. Een paar oude
kranten om op te plakken en onder de
waterverfbenoodigdheden te leggen,
voorkorren gebrom over knoeipartijtjes
en vlekken.
Verschillen onze kinderen vrij veel in
(j -ShèokjLr, OfAO-tn y1"
leeftijd, dan redden ze zich zelf wel ver
der en helpen de ouderen de jongeren
wel. Na een paar rustige uurtjes, waarin
we heerlijk met ons huishoudelijk werk
kunnen opschieten, kernen we de afge
werkte producten bewonderen en trak-
tceren op een lekker kopje chocolade of
thee met een koekje.
Maar als we alleen kleine peuters heb
ben, doen we beter met ons naaiwerk
rustig erbij te gaan zitten en telkens
raad te geven of belangstelling te too-
nen, waar het noodig is. Dat voorkomt,
dat ze na twee tellen niet meer geboeid
zijn door hun werkje en alles weer in
den Steek laten om met ons mede door
huis te sjouwen in de koude kamers,
waar we bezig zijn met onze huiselijke
bezigheden.
De modelletjes van de kalenders be
hoeven weinig nadere toelichting. Het
eerste schildje is versierd met een knip
sel; dat ontstaan is door een vierkant
papiertje langs de diagonalen eerst 4 en
daarna 8 dubbel te vouwen en dan kleine
stukjes weg te knippen. Het knipsel
wordt dan, vooral niet te ruim, ingesmeerd
met plaksel en netjes op het karton
netje geplakt.
De tweede kalender kan door kleintjes
gemaakt worden, als we hun een drie
hoekje van karton geven, dat ze mogen
omtrekken, om zoo de figuur te krijgen.
De grooferen kunnen de figuur met be
hulp van een liniaal en centimeter klaar
krijgen; op schel oranje karton staan
met O. I. inkt zwartgemaakte driehoek
jes echt goed.
Voor no. 3 geven we groote en kleine
vierkantjes van twee sterk afstekende
kleuren en laten die netjes naast en op
elkaar plakken. Het wit is de ondergrond,
dus de kleur van het karton.
Voor den 4den kalender nemen we een
donkerbruin karton, waarop we reepen
van 2 c.M. breedte plakken. De versie
ring kan nog iets drukker gemaakt wor
den door er b.v. nog in ruitvorm reepen
overheen te plakken, maar een teveel
aan versiering schaadt gauw.
De laatste kalender toont op het tee-
keningetje veel minder aardig dan ze in
derdaad wordt. De lange gespannen dra
den geven veel relief aan het schildje,
als er de juiste kleur voor gekozen wordt.
De achterkant wordt netjes gemaakt door
van soepel papier een rechthoekje tegen
't naaiwerk te plakken, rondom 2 m.M.
kleiner dan 't schild zelf.
En nu hoop ik u een rustigen morgen
of middag bezorgd te hebben! Mijn eigen
kinderen hebben de kalenderwoede al
te pakken en 00 ieder exemplaar, dat af
is, worden door onze oudste, die juist
<j'c 1h>laa. djjsvwM. lonrC.
begint te schrijven, direct alle verjaar
dagen aangeteekend!
J. F. JACOBSARRtPNS
Deze week geven we volgens belof
te alléén modelletjes voor kleine meis
jes.
Model 1 Kinderjurk van gestreepte
wollen stof, met lange mouwtjes, leef
tijd 5 tot 9 jaar. Kraagje en manchet
jes in een afstekende kleur.
Alleraardigst staat het jurkje van
elfen, zacht lila, rose, licht blauw, ^of
zeegroene viyella, bewerkt met steekjes
in dezelfde kleur. Het kraagje slu:t pre
cies om den ha's. Aan den voorkant vanaf
de beide schouders loopen aan eiken kant
drie plooitjes, die worden ingestikt.
cc
Het rokje krijgt aan uen voo: kant
plooien, de streep wordt hiervoor dwars
genomen.
Het jurkje heeft een ceintuur, de
twee losse biais aan den voorkant loo
pen over de ceintuur en worden boven
de uilspringirg van de plooi met een
knoop vastrfemankt.
No. 2. Kinderjurk, leeftijd lA tot 4
jaar, van witte of gekleurde viyella of
stof.
Dit modelletje heeft een apart op
gezet stuk en hangt verder ruim neer
Óp het stukje en de zakjes werken we
een aardig motiefje; hiervoor kunnen we
een strijkpatdoontje koopen. Aan den on
derkant der mouwtjes komen ruime
strookjes.
No. 3. Jimkie, leeftüd 1 A tot 4 jaar.
Bij uuiumer 2 en 3 wordt vaak een
broekje van dezelfde stof gedragen.
No. 4. Manteltje, leeftijd lA tot 4
jaar, van fijne wollen stof.
De onderkant komt ruim aan den bo
venkant door smockwerk.
Het modelletje heeft een plat kraagje
en manchetjes en is van voren met 4
k'oopen gesloten.
No. 5. Raglan manteltje van witte of
gekleurde wollen stof. Dit manteltje is
eveneens gesmockt op den rug en ge
deeltelijk aan de voorzijde.
De mantel wordt van voren en aan
den hals met een knoop gesloten.
Beide manteltjes staan allerliefst ge
garneerd met bont.
ANEMÖON.
OUDEJAARSAVOND.
„Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw heen,
zegt de oude Psalmdichter. Zoo is het
ooltl Weer staan we voor de verwisse
ling van het jaar, terwijl het begin van
het nu afgeloopene nog zoo versch in
het geheugen ligt. We kunnen het ons
nauwelijks indenken, dat er sinds dien
dag 365 voorbijgingen. Voor de meesten
is deze tijd omgevlogen anderen,
die moeilijke tijden van ziekte in hoop
en vrees hebb ;n dccr'er. aakt, die mis
schien hebben moeien afstaan familie
leden, vrienden, die hun lief waren, voor
diegenen kan het jaar lang geschenen
zijn! Als gevolg van alles, wat men
heelt beleefd in 't afgeloopen jaar, na
dert men met zeer verschillende, wee
moedige, gelukkige, vroolijke en niets
zeggende gedachten den „Oudejaars
avond".
In welk gezin men ook komt, dien
avond, armer of rijker, overal worden
de^ huisgenoolen getracteerd en veelal
ruikt men 't klaarmaken van 't gebak
al cp straat!
Hieronder laat ik eenige gebruikelijke
recepten volgen:
Appelbeignets.
125 gram bloem
2 d.L. lauwe melk
10 gram gist
yl.m. 6 mooie zure appelen
iets zout
boterolie of slaolie.
Bereiding:
Doe de bloem in een kom en maak in
het midden een kuiltje. Brokkel de gist
in een kommetje, roer deze glad en vloei
baar met wat suiker en giet ze in 't
kuiltje in 't meel. Voeg een weinig lau
we melk toe en roer het meel, van 't
midden uit beginnend, aan met de melk.
Sla er de klontjes uit en voeg de rest
der melk en iets zout toe. Laat het be
slag op een lauwe plaats rijzen, gedu
rende ongeveer A k 'A uur. Boor en
schil even voor het bakken de appelen,
snijd ze in vrij dikke plakken. Verwarm
het vet tot er een flinke blauwe damo
af komt. Dompel eenige schijven a"-el
in het bes'ag, laat ze daarna in het
heete vet glijden en bak ze daarin bruin
en knappend. Laat ze even uitdruipen
op een grauwen z-k (papier) en presen
teer ze warm, dik bestrooid met poe
der- of basterdsuiker.
Oliebollen.
200 gram bloem
25 gram gist
pl.m. 2 d.L. lauwe melk
100 gram krenten of 100 gr. krenten,
sultanen en sucade
5 gram zout
boterolie.
Bereiding:
Doe de bloem in eer kom, m=>ak in
't midden een kuiltje. Brokkel de gist
in een kommetje, roer deze met .wat
suiker rflad en vloeibaar, en giet ze in
't kuiltje van het meel. Voeg wat van
de lauwe melk toe en roer het meel.
van 't midden uit beginnend, aan met
de melk. Besla het beslag en voeg de
rest der melk toe. Laat het dichtrfe-
dekt rijzen op een lauw-warme plaats
gedurende ongeveer A 1 uur. Ver
meng het dan luchtig met hét zout, de
goed gewasschen en gedroogde kren
ten, sultanen en de gesnipperde sucade.
Verwarm in een ijzeren pannetje de
boterolie. tot er een blauwe damp af
komt. Warm twee lepels even in het
vet, vorm er kleine, ronde balletjes van
het deeg mee, laat deze in het heete
vet glij'den en bak ze hierin lichtbruin
cn £aar ln, ongeveer 5 minuten. Laat
ze daarna uitdruipen op een grauwen pa-
pie-en
zak.
Stapel de oliebollen op een schotel
en bestrooi ze met basterdsuiker.
Huzarensla.
250 gram of minder vleeschresten
250 gram koude aardappelen
A biet
uitjes, augurkjes
4 eetlepels slaolie
pl.m. 3 eetlepels azijn
pl.m- 2 eetlepels melk
mosterd of mosterdpoeder
zout, peper
een Paar bandappelen.
Bereiding:
JIiJc het vleesch fijn, maak de aard-
anpelen fijn, hak de uitjes, augurkjes,
biet en geschilde en van klokhuis ont
dane handappelen. Houd een weinig
gehakte biet, fijne aardappelen en fijne
augurkjes achter en doe de overige in*
jiredifinten ;n Cen kom. Voeg slaolie,
azijn, peper, zout en mosterd toe en
vermeng alles tot een smakelijk geheel.
Proef of het mengsel goed smaakt. Leg
het op een vleeschschotel, in het mid
den iels hooger opgestapeld en garneer
den bovenkant met vakjes van de over
gehouden ingrediënten,
CATHARTNA
PRIJZEN DER FAiRONEN:
No. l. 0.95.
No. 2. f 0.50.
No. 3. 0.50.
No. 4. 0.75.
IL
Vandaag wil ik de aandacht van mijne
lezers en lezeressen eens vragen voor een
onderdeel der tuinwerkzaamheden, waar
aan meestal geen of onvoldoende aan
dacht wordt geschonken, terwijl het toch
van het allergrootste belang is, ja, wel
slagen of mislikken daarvai goede eels af
hangen. Ik bedoel het bewerken van den
grond, waarin onze planten haar leven
moeten gaan doorbrengen.
Iedereen weet, dat planten wortels
hebben, en dat deze dienen om voedings
stoffen en vocht uit den bodem te halen
ten nutte van de plant, waarvan zij een
deel uitmaken. Maar lang niet iedereen
geeft zich rekenschap van twee feiten, n.l.
dat, om tot dit doel te geraken, er op dc
eerste plaats voedingsstoffen in den grond
aanwezig moeten ziin. en op.de tweede
plaats de wortels die ook moeten kunnen
bereiken. Wij hebben dus te zorgen, dat
de grond voedzaam is, en dat de wortels
daarin kunnen doordringen. Nu weten
vooral de bewoners van de nieuwe bui
tenwijken wel, dat de zich in den bodem
van hun tuin bevindende voedingsstoffen
zoo goed als uitsluitend bestaan uit stee-
nen oude schoenen, leege blikjes, stukken
glas en houtafval, met nu en dan de over
blijfselen van een kalkput, Plante.. geven
echter de voorkeur aan iets anders en
daarom, wanneer wij een tuintje nieuw
gaan aanleggen, beginnen wij met al die
vreemde voorwerpen zorgvuldig te ver-
wijdoren, en ze te vervangen door een
flinke hoeveelheid koe- of paardemest.
Deze laatste, jok wel ruige mest ge
noemd, is in de meeste g-vallen te ver
kiezen, omdat ze tegelijkertijd den grond
warmer maakt. Geen levend organisme
kan builen voeding en al is de eene
plant met veel minder tevreden dan d*
andere, de meeste zijn toch uiterst gevoe
lig voor een weinig krachlvoedsel en
toonen hare d~nkbaa-hei4 4oor forscher
groei, meer glanzend gebladerte en tal
rijker en grootere bloemen.
Het tweede, even belangrijke, punt is
het tot op flinke diepte zeg van 75
c.M. tot 1 M. omspitten van den
grond. In vele gevallen kan dit werkje
beter aan een vakman worden toever
trouwd. Dameswerk is het in het geheel
niet en slechts weinig mannen, die aan
zwaren handenarbeid niet gewoon zijn,
bezitten enthousiasme en uithoudingsver
mogen genoeg om een lap grond van eeni
ge uil gestrektheid behoorlijk om te wer
ken. Gaat het slechts om een klein stukje,
zoodat het de moeite niet waard is er
een beroepsspitter bij te halen, of kan
men zoo iemand niet krijgen, welnu, dan
steke men zelf de h-ncien uit de mau
wen. Alles behoeft niet in één dag klaar
en spitten is een gezonde bezigheid, die
heel wat anders weinig gebruikte spieren
n beweging zet, en een gezonden eet
lust bezo-0t. Men '-oude echter het vol
gende in het oog: Het is niet voldoende,
de aarde maar zoo'n beetje om te woelen,
neen, om goede resultaten te verkrijgen
en eer van zijn werk te hebben, moet de
grond geheel ten onderste boven gekeerd
worden, zoodat de onderste laag, die
eerst b.v. op 1 M. diepte 'ag, nu geheel
bovenaan komt en de bovenste laag ge-
heel naar de diepte verplaatst wordt. Een
zoodanige bewerking maakt den grond
frisch en voorkomt „zuur" worden van de
aarde. Men begint met eer. jtrook van
b.v. 1 Meter tot op de vereischte diepte
uit te graven en deponeert deze aarde
op een plaats, die niet gespit behoeft te
worden. Vervolgens begint men aan de
tweede strook. De bovenste laag komt nu
onderaan in de eerste 'strook te liggen.
iedere laag komt daar bovenoo, zoodat,
wanneer de tweede strook eveneens op
liepte is gekomen, de eerste strook weer
geheel gevuld is en zelfs hooger ligt dan
het niet rfespPte ge^cel'e. Zoo rfaat men
door tot het einde bereikt is; de laatste
kuil wordt gevuld met de aarde, die uit
de eerste strook is overgebleven. Aard
kluiten worden met de schop klein ge
slagen; het geheel moet één losse, rülle
massa wwden, Is de grond e-g .rwiar",
d.w.z. vallen de stukken aarde niet ge-
mrkkeli k uit elL-aa-, dan ver 'ieot het
aanbeveling, er een hoeveelheid gewoon
zand door te werken, waardoor hij
„lichter", losser wordt: het overtollige
water kan dan beter wegzakken Op on
geveer de helft der diepte werkt men ge
lijktijdig de mest in, niet in liooüen,
maar zooveel mogelijk gelijkmatig ver
deeld, opdat de wortels der planten,
waar ze ook mogen komen, overal voed
sel vinden.
Het bewerken van den bodem ge
schiedt het best in bet late nai ar of in
den voorwinter; de omgespitte grond
blijft gedurende de wintermaanden braak
l'ggen en kan goed doorvriezen. Vroeg
in het voorjaar is hij dan in uitstekende
conditie om te worden beplant.
Een bewerking van den grond, als hier
boven omschreven, kan vanzelfsprekend
alleen geschieden, wanneei een tuin ge
heel nieuw wordt aangelegd. Bevinden
zich daarin eenmaal boomen, struiken,
vaste planten, enz., dan moet men met
heel wat minder tevreden zijn. en zich
1 met een bewerking in kleine gedeelten
behelpen. In iederen tuin wordt nu en
dan iets veranderd, en nu is het zaak. om
iedere gelegenheid te benutten, om nu
dit, dan weer een ander gedeelte van den
grond te verbeteren. Heeft men een nieu
we aanwinst voor zijn tuin, dan maakt
men op de uitgekozen plaats een gat. zoo
groot en diep als het cenigszins kan zon
der re naburige plant ti L'besrha irfpn, en
zoo diep als men behoorlijk komen kan,
stort in het aldus gemaakte gat eerst wat
osse aarde, daarna een weinig, liefst oude
mest, daar bovenop opnieuw losse aarde,
zet daar de plant op eo vult het ove-blij-
vende gedeelte met de rest der aarde.
Deze bovenste laag kan stevig aange
drukt worden: de stengels der plant zijn
ste k rf-nnrrf en laten rich niet terughou
den. Hoofdzaak is, dat de wortels, die
pionierswerk te doen hebben en waarop
de geheele plant moet teren, onder zoo
gunstig mogelijke voorwaarden hunne
taak kunnen verrichten. Wanneer de
worteltjes zich beginnen te ontwikkelen,
zijn ze natuurlijk uiterst teer, en als zij
nu rondom zich niets dan een steenharde
massa vinden, is het hun dikwijls onmoge-
li'k drar doorheen te boren, n et het <'e-
volg, dat zij afsterven en de plant verlo
ren is. En zelfs waar het hun gelukt de
harde korst te breken en net is ver
wonderlijk, welke kracht in die zwakke
vezels steekt dan toch zal zulk een
plant nooit kunnen worden een sieraad
voor de oogen. steeds zal ze achterlijk
blijven en een kwijnend bestaan lijden.
Wanneer men nu, telkens wanneer iets
ge- of verplant moet worden, deze metho
de toepast, dan ontvangt de tuingrond
telkenmale een versterking van voedings-
beslanddeelen. die uitermate welkom is.
Dient men bovendien in het voorjaar en
gedurende den zomer eenige malen wat
net water verdunde, oude koemest toe,
dan hebben uwe planten zich niet over
voedselgebrek te beklagen en zullen zij
ook niet nalaten u hare erkentelijkheid
te toonen door weelderige ngro-i h'oei.
FLORA.
Vaarwel, vaarwel, aan 't oude j'aar,
Dat dra van ons gaat scheiden,
Het bracht ons zonneschijn voorwaar,
En regen ook bij tijden.
Niet altijd was blümoedigheid
Tn vele menseherharten,
Doch heerschte daar soms zware strijd,
En kwelden daar vaak smarten.
Niet altijd in bet oude jaar
7ochten wij vreugd in 't leven,
Fn was het somtijds ons te zwaar
Naar hoogerop te streven.
Doch nu het einde zichtbaar is
En 't nieuwe jaar gaat komen,
7ullen wij voortaan blij en frisch
Den tijd niet meer verdroomen?!
Dan opgewekt het nieuwe jaar
Met blijden moed begonnen,
En door ons werken, licht of zwaar,
De dagen saamgesponnen!
Dan zal Gods zegen zeer gewis,
In ruime maat versterken
Elk die van goeden wille is,
En in zijn naam wil werken!
JAC. S.
Eentg Importeur: v; c°'«
Handel Mij.f Amsterdam.
Dit allerliefste babypakje wordt ver
vaardigd van fijne rose of witte wol en
volgens de lengte gehaakt.
Men zet 41 kettingsteken op en haakt
op deze den lsten toer: de naastbijzijnde
3 steken overslaan, dan steeds 1 stokje
in eiken steek.
De 2e toer is: 3 kettingsteken, het
naastbijzijnde stokje overslaan, dan
steeds 1 stokje in óe achterste lus van
elk stokje, verder ook 1 stokje in den
derden der eerste 3 overgeslagen ketting-
steken.
3e tot 37e toer als de vorige, doch men
moet aan het begin van den 7en en 25en
toer, voor de meerderingen, aan de uil
snijding van den hals, inplaals van de le
3 kettingslekcn, 6 kettingsteken haken;
de naastbijzijnde 3 hiervan overslaan, en
in de volgende 3 ket.tingsteken, 3 stok
jes werken; verdei in den 10en en 28eii
toer, voor het armsgat, 18 steken onbe
werkt laten en voor de andere zijde van
het armsgat, een zelfde aantal steken
opnieuw opzetten. Bovendien blijven aan
het einde van den 14en en 32en toer voor
de minderingen, aan de uitsnijding van cen
hals, telkens 3 steken onbewerkt Men
verbindt voor den schouder de rand.
steken van dm 7en tot den 9en toer met
die van den "len tot den 13en toer, en
de randsteken van den 25en tot den 27en
toer met die van den 29en tot den 31en
toer.
Elke mouw begint van den naad onder
den arm af, met een opzetsel van 31
steken, men haakt hierop den len
toer: 6 vaste, in de naastbijzijnde 6 steken;
8 halve stokjes in de volgende 8 steken;
16 stokjes in de volgende 16 steken;
8 halve stokjes in de volgende 8 halve
stokjes, 6 vaste in de volgende 6
vaste.
Den 3en tot 18en toer afwisselend, als
de beide vorige toeren, doch men moet
tot aan den 8en toer, aan die zijde,
welke zich het dichtst aan den boven
rand bevindt, meerderingen uitvoeren, en
daarvoor aan het einde van eiken toer,
met een even getal aangeduid, 1 stokje
in den derden van de eerste 3 ketting
steken, die in den naastbijzijnden toer
voor 1 stokje gerekend zijn, geen steek
overslaan; verder bij de laatste 8 toeren
aan dezelfde zijde, in eiken toer met
oneven getal, aangeduid, 1 steek onbe
werkt laten
Nu naait men de mouw dicht en zet
haar in het armsgat Langs den buiten
kant van het |asje haakt men nog twee
toeren.
le toer afwisselend 1 vaste om de
naastbijzijnde 5 kettingsteken en 5 ket
tingsteken; aan het einde 1 halve vaste
in den eersten, vasten steek, van dezen
toer.
Door den toer aan den hals wordt een
gehaakt koordje met kwastjes geregen of
een lintje doorgehaald. G. L*