ONZE VROUWENRUBRIEK 1BOVRIL OUDEJAARSAVOND. KALENDERS. Kalen VOOR ONZE KLEINE MEISJES. RECEPTEN. Patronen naar Maat. BLOEMENPRAATJE. Vaarwel aan 't Oude Jaar. BABYPAKJE. 0- nUJrofo KAtfNP^ 19*8 jj iplvkt ia*. h«t gebrek aan sneeuw en ijs, op zolder fptbhoA,biY\ de kracht van het vleesch maakt een kerel van hem! Overname uit deze rubriek zonde' schriftelijke toestemming verboden. Weemoedige Oudejaars-betrach tingen zijn dingen, waar je tijd voor moet heb ben. En een beetje rust. Ik kan me best voorstellen, dat iemand, met 'n druk ploeterbestaan, den 31sten December om half elf naar bed trekt en zijn laat ste dood-nuchtere geduchte besteedt aan de werkzaamheden voor den volgen den dag (1J*23), en hoe ze 't best kunnen worden ingedeeld. En 'n ander, die gedoemd is, den eerbiedwaardigen nacht, met twee a drie dozijn vrienden of familieleden te door-oesteren of te door-pofferen, kent evenmin dat uurtje van intiem gemijmer, dat, als 't niet genoten wordt, zoo tusschen acht en negen uur op Oudejaarsavond, reddeloos verloren gaat want 't kan niet vervroegd worden en evenmin later ingehaald. De stemmingen, die worden opgeroepen, door de gedachte, dat dit de allerlaat ste uren zijn van dit jaar, waarin d i t gebeurd is.... en dat die stem mingen kunnen niet, naar believen, wor den nabesteld, en evenmin opgecomman deerd in een willekeurige omgeving. Er is stilte voor noodig, en n min of meer behaaglijke eenzaamheid een kleine zitkamer met een haardje en dicht geschoven gordijnen een boek, juist boeiend genoeg, om |e met verlaten te voelen, en juist zóó tam, dat je 't heel den avond open op je knieën kunt laten liggen zingend theewater (liefst één persoons), 'n goed stuk banket en 'n mooie kat, die doodstil aan je voeten ligt, maar toch z'n oogen open heeft en nu en dan tegen je knipoogt. O, ze moes ten bij de wet verboden zijn, die samen scholingen van meer dan drie of hóóg stens vier personen op den avond van den 31sten Decembeiincluis 't voortdurend geraaskal en gerammel met almaar meer eetgerei en 't kauwen en slurpen en de vettige geur.... Als ik ooit onafhankelijk regeerend vorslin van een of ander rijk mocht worden, waar niet veel uitzicht op bestaat, zal ik op Oudejaarsavond de heele hof houding tot den laatsten zaalwachter toe, 't paleis uitjagen, en 't mezelf ge zellig maken. Maar wanneer we dan werkelijk dien tijd en die rust en dat haardje hebben.. Onze gedachten houden zich vanavond niet alleen bezig met het vervlogen jaar, nauwkeurig beginnend met den vorigen Nieuwjaarsdag! Maar we beginnen over heel ons leven te mijmeren, wanneer ze ons voldoende met vreê laten over tnenschen en dingen, die we het volgend jaar voorgoed vergeten zouden zijn, als we er niet heel toevallig vandaag nog weer eens aan gedacht hadden over huizen en turnen, die wachtten op een avond als deze, om weer voor ons op te rijzen en rondom ons te bloeien en te geuren, zooals lang geleden, en waar onze gedachten geen voet meer zetten, wanneer ze er niet cp een langen, droo- merigen tocht verdwalen, zooals nu.... Er zijn soms van die herinneringen, waaraan we met de minste zorg besteden om ze in het leven te houden, niet, omdat we ze liever kwijt willen, maar juist, omdat we overtuigd zijn van haar onvergetelijkheid en heel zeker weten, dat we ze over 'n jaar of dertig, wanneer we dat willen, weer in al haar fleuren kunnen oproepen en er rustig van genieten. En tot zoolang bergen we ze zorgvuldig weg, als oude familieschatten, die je zoo maar niet, in 'n verloren oogenblikje, voor den dag haalt en éaa' bekijken. Maar als we dnn bij zoo'n Oudeiaars- avond-mijmering toevallig in de buurt komen en ei even bij blijven stilstaan, bemerken we soms plotseling en met schrik, hoe de beelden tóch al verbleekt zijn, hoe ontstellend veel kleine h^'on- derheden we niet juist meer weten ic rangschikken en haastig beginnen we bij elkaar te zoeken, wat nog niet ver loren ging, om tenminste te redden, wat nog te reddm isl 't Is wonderlijk met ons geheugen! Selma Lagerlöf geeft ergens in haar „Niels Holgersson", dat geniale aard- rijkskunde-boek, dat tegelijk een philo- sophisch sprookje is, een heel suggestieve ver-beelding van de planten- en dieren wereld der gematigde luchtstreken in hun afhankelijkheid van de zon, de jaargetijden en de min of meer duidelijke ligging. De zon is op haar weg naar het Noorden, en rolt groot en stralend vooit over een breeden, rechten weg, aaD 't hoofd van een langen, bonten stoet: ooftboomen, bloemen, zangvogels en kleine woud- dieren alle volgen haar op den voet. En naarmate ze verder komt en noorde lijker, blijft hier of daar de een of ander langs den weg staan: de appelboom waagt zich niet verder, de hoenders blijven hoe Unger hoe meer achter en houden einde lijk heelemaal halt, en de zangvogels gaan in de takken zitten van de loofboomen, die het opgeven. Maar uit zijwegen komen nieuwe reizigers, die zich bij den stoet voegen: sneeuwhoenders en rendieren, denneboomen en ijsvossen. En de zon rolt voort, stralend en wenkend, en ten slotte is er niemand meer bij den stoet, die den tocht van het begin af aan heeft meegemaakt Al wisselend heeft 't ge zelschap zich geheel vernieuwd. Er is tegelijk geen mooier en spreken der gelijkenis van onzen levenstocht, dan dit beeld: de lange, rechte reis, en de velen, die er in het begin met ons on den weg zijn, en die langzamerhand achter blijven, een voor een, en ons alleen verder laten gaan. En de nieuwe gestalten, die langs den weg opdoemen en 'met ons den tocht vervolgen, naar een verte, die geen der eerste metgezellen zien zal, terwijl over het achtergelaten land geen van onze nieuwe reismakkers met ons te spreken weet.... En de Oudejaarsavonden zijn dan halte-plaatsen, waar we even blijven staan, om ons te bezinnen en de ver anderingen, sinds den laatsten mijlpaal, te overzien. Geen enkele maal zullen we zoo om ons heen staan zien, zonder één bekend gezicht te missen in den stoet, die met ons optrekt, en een nieuwe figuur op te merken, die trouw naast ons voertreist. Jarenlang gaat dit bijna onopgemerkt aan ons voorbij, tot ééns de dag komt, waarop we beseffen, dat alles wat veranderd is.... En dat kan een diep leed voor ons zijn, of een groot geluk. En een heerlijk, nieuw stuk werf ligt weer voor ons uitgestrekt, met ontelbare nieuwe mogelijkheden aan weerszijden. Dat is 't geheim van 't jong-blijven: 't blijven gelooven aan de morfelijkheden langs den komenden weg.... Wie zullen er van tusschen de struiken langs zijpaden stappen, om onze reisgenooten te zijn? Wie zullen achterblijven, tegen hun zin of met opzet? Bij een volgenden mijlpaal zullen we het weten. En er over mijmeren, juist als nu tenzij een dozijn van die nieuwe zijweg-kameraden ons bij die gelegen heid op hun poffertjes-orgie verzoekt! MACHTEED. Wat is het gemakkelijk, als we in iedere kamer een kalender hebben han gen. Maar niet overal is er plaats voor een grooten, duideliiken kantoorkalender. En bovendien, al zijn er veel firma's zoo vriendelijk er ons een toe te zenden, sommige leenen zich niet voor in onze kamer. Een flinke, groote kalender in onze werkkamer is op zijn plaats. Maar ftUCNPf in het kamertje van ons oudste meisje of in de zitkamer staat een fleurig klein schildje met een bescheiden blokje veel beter. Als we een groot gezin hebben en onze kinderen zijn met vacantie thuis en de schaatsen en sleden moeten, dank zij blijven, dan is ieder werkje, dat hen een poos prettig bezig houdt, een ware uit komst. Voor enkele stuivers kunnen we ons voorzien van de noodige kalender blokjes, wat karton en teekenpapier hebben we allicht nog in onze rommel- doos en klaar zijn we. Nu zetten we ons iroepje rustig aan een groote tafel, waarop we in 't midden plaksel, knippapier, schaartjes, reepen papier, waterverf en kleurkrijt en voor de grooteren O. I. inkt neerzeiten. Draad en naald vuor 't vastmaken van de koordjes en voor 't doornaaien van het kalendertje met draadversiering maken de keus nog grootcr. Een paar oude kranten om op te plakken en onder de waterverfbenoodigdheden te leggen, voorkorren gebrom over knoeipartijtjes en vlekken. Verschillen onze kinderen vrij veel in (j -ShèokjLr, OfAO-tn y1" leeftijd, dan redden ze zich zelf wel ver der en helpen de ouderen de jongeren wel. Na een paar rustige uurtjes, waarin we heerlijk met ons huishoudelijk werk kunnen opschieten, kernen we de afge werkte producten bewonderen en trak- tceren op een lekker kopje chocolade of thee met een koekje. Maar als we alleen kleine peuters heb ben, doen we beter met ons naaiwerk rustig erbij te gaan zitten en telkens raad te geven of belangstelling te too- nen, waar het noodig is. Dat voorkomt, dat ze na twee tellen niet meer geboeid zijn door hun werkje en alles weer in den Steek laten om met ons mede door huis te sjouwen in de koude kamers, waar we bezig zijn met onze huiselijke bezigheden. De modelletjes van de kalenders be hoeven weinig nadere toelichting. Het eerste schildje is versierd met een knip sel; dat ontstaan is door een vierkant papiertje langs de diagonalen eerst 4 en daarna 8 dubbel te vouwen en dan kleine stukjes weg te knippen. Het knipsel wordt dan, vooral niet te ruim, ingesmeerd met plaksel en netjes op het karton netje geplakt. De tweede kalender kan door kleintjes gemaakt worden, als we hun een drie hoekje van karton geven, dat ze mogen omtrekken, om zoo de figuur te krijgen. De grooferen kunnen de figuur met be hulp van een liniaal en centimeter klaar krijgen; op schel oranje karton staan met O. I. inkt zwartgemaakte driehoek jes echt goed. Voor no. 3 geven we groote en kleine vierkantjes van twee sterk afstekende kleuren en laten die netjes naast en op elkaar plakken. Het wit is de ondergrond, dus de kleur van het karton. Voor den 4den kalender nemen we een donkerbruin karton, waarop we reepen van 2 c.M. breedte plakken. De versie ring kan nog iets drukker gemaakt wor den door er b.v. nog in ruitvorm reepen overheen te plakken, maar een teveel aan versiering schaadt gauw. De laatste kalender toont op het tee- keningetje veel minder aardig dan ze in derdaad wordt. De lange gespannen dra den geven veel relief aan het schildje, als er de juiste kleur voor gekozen wordt. De achterkant wordt netjes gemaakt door van soepel papier een rechthoekje tegen 't naaiwerk te plakken, rondom 2 m.M. kleiner dan 't schild zelf. En nu hoop ik u een rustigen morgen of middag bezorgd te hebben! Mijn eigen kinderen hebben de kalenderwoede al te pakken en 00 ieder exemplaar, dat af is, worden door onze oudste, die juist <j'c 1h>laa. djjsvwM. lonrC. begint te schrijven, direct alle verjaar dagen aangeteekend! J. F. JACOBSARRtPNS Deze week geven we volgens belof te alléén modelletjes voor kleine meis jes. Model 1 Kinderjurk van gestreepte wollen stof, met lange mouwtjes, leef tijd 5 tot 9 jaar. Kraagje en manchet jes in een afstekende kleur. Alleraardigst staat het jurkje van elfen, zacht lila, rose, licht blauw, ^of zeegroene viyella, bewerkt met steekjes in dezelfde kleur. Het kraagje slu:t pre cies om den ha's. Aan den voorkant vanaf de beide schouders loopen aan eiken kant drie plooitjes, die worden ingestikt. cc Het rokje krijgt aan uen voo: kant plooien, de streep wordt hiervoor dwars genomen. Het jurkje heeft een ceintuur, de twee losse biais aan den voorkant loo pen over de ceintuur en worden boven de uilspringirg van de plooi met een knoop vastrfemankt. No. 2. Kinderjurk, leeftijd lA tot 4 jaar, van witte of gekleurde viyella of stof. Dit modelletje heeft een apart op gezet stuk en hangt verder ruim neer Óp het stukje en de zakjes werken we een aardig motiefje; hiervoor kunnen we een strijkpatdoontje koopen. Aan den on derkant der mouwtjes komen ruime strookjes. No. 3. Jimkie, leeftüd 1 A tot 4 jaar. Bij uuiumer 2 en 3 wordt vaak een broekje van dezelfde stof gedragen. No. 4. Manteltje, leeftijd lA tot 4 jaar, van fijne wollen stof. De onderkant komt ruim aan den bo venkant door smockwerk. Het modelletje heeft een plat kraagje en manchetjes en is van voren met 4 k'oopen gesloten. No. 5. Raglan manteltje van witte of gekleurde wollen stof. Dit manteltje is eveneens gesmockt op den rug en ge deeltelijk aan de voorzijde. De mantel wordt van voren en aan den hals met een knoop gesloten. Beide manteltjes staan allerliefst ge garneerd met bont. ANEMÖON. OUDEJAARSAVOND. „Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen als een schaduw heen, zegt de oude Psalmdichter. Zoo is het ooltl Weer staan we voor de verwisse ling van het jaar, terwijl het begin van het nu afgeloopene nog zoo versch in het geheugen ligt. We kunnen het ons nauwelijks indenken, dat er sinds dien dag 365 voorbijgingen. Voor de meesten is deze tijd omgevlogen anderen, die moeilijke tijden van ziekte in hoop en vrees hebb ;n dccr'er. aakt, die mis schien hebben moeien afstaan familie leden, vrienden, die hun lief waren, voor diegenen kan het jaar lang geschenen zijn! Als gevolg van alles, wat men heelt beleefd in 't afgeloopen jaar, na dert men met zeer verschillende, wee moedige, gelukkige, vroolijke en niets zeggende gedachten den „Oudejaars avond". In welk gezin men ook komt, dien avond, armer of rijker, overal worden de^ huisgenoolen getracteerd en veelal ruikt men 't klaarmaken van 't gebak al cp straat! Hieronder laat ik eenige gebruikelijke recepten volgen: Appelbeignets. 125 gram bloem 2 d.L. lauwe melk 10 gram gist yl.m. 6 mooie zure appelen iets zout boterolie of slaolie. Bereiding: Doe de bloem in een kom en maak in het midden een kuiltje. Brokkel de gist in een kommetje, roer deze glad en vloei baar met wat suiker en giet ze in 't kuiltje in 't meel. Voeg een weinig lau we melk toe en roer het meel, van 't midden uit beginnend, aan met de melk. Sla er de klontjes uit en voeg de rest der melk en iets zout toe. Laat het be slag op een lauwe plaats rijzen, gedu rende ongeveer A k 'A uur. Boor en schil even voor het bakken de appelen, snijd ze in vrij dikke plakken. Verwarm het vet tot er een flinke blauwe damo af komt. Dompel eenige schijven a"-el in het bes'ag, laat ze daarna in het heete vet glijden en bak ze daarin bruin en knappend. Laat ze even uitdruipen op een grauwen z-k (papier) en presen teer ze warm, dik bestrooid met poe der- of basterdsuiker. Oliebollen. 200 gram bloem 25 gram gist pl.m. 2 d.L. lauwe melk 100 gram krenten of 100 gr. krenten, sultanen en sucade 5 gram zout boterolie. Bereiding: Doe de bloem in eer kom, m=>ak in 't midden een kuiltje. Brokkel de gist in een kommetje, roer deze met .wat suiker rflad en vloeibaar, en giet ze in 't kuiltje van het meel. Voeg wat van de lauwe melk toe en roer het meel. van 't midden uit beginnend, aan met de melk. Besla het beslag en voeg de rest der melk toe. Laat het dichtrfe- dekt rijzen op een lauw-warme plaats gedurende ongeveer A 1 uur. Ver meng het dan luchtig met hét zout, de goed gewasschen en gedroogde kren ten, sultanen en de gesnipperde sucade. Verwarm in een ijzeren pannetje de boterolie. tot er een blauwe damp af komt. Warm twee lepels even in het vet, vorm er kleine, ronde balletjes van het deeg mee, laat deze in het heete vet glij'den en bak ze hierin lichtbruin cn £aar ln, ongeveer 5 minuten. Laat ze daarna uitdruipen op een grauwen pa- pie-en zak. Stapel de oliebollen op een schotel en bestrooi ze met basterdsuiker. Huzarensla. 250 gram of minder vleeschresten 250 gram koude aardappelen A biet uitjes, augurkjes 4 eetlepels slaolie pl.m. 3 eetlepels azijn pl.m- 2 eetlepels melk mosterd of mosterdpoeder zout, peper een Paar bandappelen. Bereiding: JIiJc het vleesch fijn, maak de aard- anpelen fijn, hak de uitjes, augurkjes, biet en geschilde en van klokhuis ont dane handappelen. Houd een weinig gehakte biet, fijne aardappelen en fijne augurkjes achter en doe de overige in* jiredifinten ;n Cen kom. Voeg slaolie, azijn, peper, zout en mosterd toe en vermeng alles tot een smakelijk geheel. Proef of het mengsel goed smaakt. Leg het op een vleeschschotel, in het mid den iels hooger opgestapeld en garneer den bovenkant met vakjes van de over gehouden ingrediënten, CATHARTNA PRIJZEN DER FAiRONEN: No. l. 0.95. No. 2. f 0.50. No. 3. 0.50. No. 4. 0.75. IL Vandaag wil ik de aandacht van mijne lezers en lezeressen eens vragen voor een onderdeel der tuinwerkzaamheden, waar aan meestal geen of onvoldoende aan dacht wordt geschonken, terwijl het toch van het allergrootste belang is, ja, wel slagen of mislikken daarvai goede eels af hangen. Ik bedoel het bewerken van den grond, waarin onze planten haar leven moeten gaan doorbrengen. Iedereen weet, dat planten wortels hebben, en dat deze dienen om voedings stoffen en vocht uit den bodem te halen ten nutte van de plant, waarvan zij een deel uitmaken. Maar lang niet iedereen geeft zich rekenschap van twee feiten, n.l. dat, om tot dit doel te geraken, er op dc eerste plaats voedingsstoffen in den grond aanwezig moeten ziin. en op.de tweede plaats de wortels die ook moeten kunnen bereiken. Wij hebben dus te zorgen, dat de grond voedzaam is, en dat de wortels daarin kunnen doordringen. Nu weten vooral de bewoners van de nieuwe bui tenwijken wel, dat de zich in den bodem van hun tuin bevindende voedingsstoffen zoo goed als uitsluitend bestaan uit stee- nen oude schoenen, leege blikjes, stukken glas en houtafval, met nu en dan de over blijfselen van een kalkput, Plante.. geven echter de voorkeur aan iets anders en daarom, wanneer wij een tuintje nieuw gaan aanleggen, beginnen wij met al die vreemde voorwerpen zorgvuldig te ver- wijdoren, en ze te vervangen door een flinke hoeveelheid koe- of paardemest. Deze laatste, jok wel ruige mest ge noemd, is in de meeste g-vallen te ver kiezen, omdat ze tegelijkertijd den grond warmer maakt. Geen levend organisme kan builen voeding en al is de eene plant met veel minder tevreden dan d* andere, de meeste zijn toch uiterst gevoe lig voor een weinig krachlvoedsel en toonen hare d~nkbaa-hei4 4oor forscher groei, meer glanzend gebladerte en tal rijker en grootere bloemen. Het tweede, even belangrijke, punt is het tot op flinke diepte zeg van 75 c.M. tot 1 M. omspitten van den grond. In vele gevallen kan dit werkje beter aan een vakman worden toever trouwd. Dameswerk is het in het geheel niet en slechts weinig mannen, die aan zwaren handenarbeid niet gewoon zijn, bezitten enthousiasme en uithoudingsver mogen genoeg om een lap grond van eeni ge uil gestrektheid behoorlijk om te wer ken. Gaat het slechts om een klein stukje, zoodat het de moeite niet waard is er een beroepsspitter bij te halen, of kan men zoo iemand niet krijgen, welnu, dan steke men zelf de h-ncien uit de mau wen. Alles behoeft niet in één dag klaar en spitten is een gezonde bezigheid, die heel wat anders weinig gebruikte spieren n beweging zet, en een gezonden eet lust bezo-0t. Men '-oude echter het vol gende in het oog: Het is niet voldoende, de aarde maar zoo'n beetje om te woelen, neen, om goede resultaten te verkrijgen en eer van zijn werk te hebben, moet de grond geheel ten onderste boven gekeerd worden, zoodat de onderste laag, die eerst b.v. op 1 M. diepte 'ag, nu geheel bovenaan komt en de bovenste laag ge- heel naar de diepte verplaatst wordt. Een zoodanige bewerking maakt den grond frisch en voorkomt „zuur" worden van de aarde. Men begint met eer. jtrook van b.v. 1 Meter tot op de vereischte diepte uit te graven en deponeert deze aarde op een plaats, die niet gespit behoeft te worden. Vervolgens begint men aan de tweede strook. De bovenste laag komt nu onderaan in de eerste 'strook te liggen. iedere laag komt daar bovenoo, zoodat, wanneer de tweede strook eveneens op liepte is gekomen, de eerste strook weer geheel gevuld is en zelfs hooger ligt dan het niet rfespPte ge^cel'e. Zoo rfaat men door tot het einde bereikt is; de laatste kuil wordt gevuld met de aarde, die uit de eerste strook is overgebleven. Aard kluiten worden met de schop klein ge slagen; het geheel moet één losse, rülle massa wwden, Is de grond e-g .rwiar", d.w.z. vallen de stukken aarde niet ge- mrkkeli k uit elL-aa-, dan ver 'ieot het aanbeveling, er een hoeveelheid gewoon zand door te werken, waardoor hij „lichter", losser wordt: het overtollige water kan dan beter wegzakken Op on geveer de helft der diepte werkt men ge lijktijdig de mest in, niet in liooüen, maar zooveel mogelijk gelijkmatig ver deeld, opdat de wortels der planten, waar ze ook mogen komen, overal voed sel vinden. Het bewerken van den bodem ge schiedt het best in bet late nai ar of in den voorwinter; de omgespitte grond blijft gedurende de wintermaanden braak l'ggen en kan goed doorvriezen. Vroeg in het voorjaar is hij dan in uitstekende conditie om te worden beplant. Een bewerking van den grond, als hier boven omschreven, kan vanzelfsprekend alleen geschieden, wanneei een tuin ge heel nieuw wordt aangelegd. Bevinden zich daarin eenmaal boomen, struiken, vaste planten, enz., dan moet men met heel wat minder tevreden zijn. en zich 1 met een bewerking in kleine gedeelten behelpen. In iederen tuin wordt nu en dan iets veranderd, en nu is het zaak. om iedere gelegenheid te benutten, om nu dit, dan weer een ander gedeelte van den grond te verbeteren. Heeft men een nieu we aanwinst voor zijn tuin, dan maakt men op de uitgekozen plaats een gat. zoo groot en diep als het cenigszins kan zon der re naburige plant ti L'besrha irfpn, en zoo diep als men behoorlijk komen kan, stort in het aldus gemaakte gat eerst wat osse aarde, daarna een weinig, liefst oude mest, daar bovenop opnieuw losse aarde, zet daar de plant op eo vult het ove-blij- vende gedeelte met de rest der aarde. Deze bovenste laag kan stevig aange drukt worden: de stengels der plant zijn ste k rf-nnrrf en laten rich niet terughou den. Hoofdzaak is, dat de wortels, die pionierswerk te doen hebben en waarop de geheele plant moet teren, onder zoo gunstig mogelijke voorwaarden hunne taak kunnen verrichten. Wanneer de worteltjes zich beginnen te ontwikkelen, zijn ze natuurlijk uiterst teer, en als zij nu rondom zich niets dan een steenharde massa vinden, is het hun dikwijls onmoge- li'k drar doorheen te boren, n et het <'e- volg, dat zij afsterven en de plant verlo ren is. En zelfs waar het hun gelukt de harde korst te breken en net is ver wonderlijk, welke kracht in die zwakke vezels steekt dan toch zal zulk een plant nooit kunnen worden een sieraad voor de oogen. steeds zal ze achterlijk blijven en een kwijnend bestaan lijden. Wanneer men nu, telkens wanneer iets ge- of verplant moet worden, deze metho de toepast, dan ontvangt de tuingrond telkenmale een versterking van voedings- beslanddeelen. die uitermate welkom is. Dient men bovendien in het voorjaar en gedurende den zomer eenige malen wat net water verdunde, oude koemest toe, dan hebben uwe planten zich niet over voedselgebrek te beklagen en zullen zij ook niet nalaten u hare erkentelijkheid te toonen door weelderige ngro-i h'oei. FLORA. Vaarwel, vaarwel, aan 't oude j'aar, Dat dra van ons gaat scheiden, Het bracht ons zonneschijn voorwaar, En regen ook bij tijden. Niet altijd was blümoedigheid Tn vele menseherharten, Doch heerschte daar soms zware strijd, En kwelden daar vaak smarten. Niet altijd in bet oude jaar 7ochten wij vreugd in 't leven, Fn was het somtijds ons te zwaar Naar hoogerop te streven. Doch nu het einde zichtbaar is En 't nieuwe jaar gaat komen, 7ullen wij voortaan blij en frisch Den tijd niet meer verdroomen?! Dan opgewekt het nieuwe jaar Met blijden moed begonnen, En door ons werken, licht of zwaar, De dagen saamgesponnen! Dan zal Gods zegen zeer gewis, In ruime maat versterken Elk die van goeden wille is, En in zijn naam wil werken! JAC. S. Eentg Importeur: v; c°'« Handel Mij.f Amsterdam. Dit allerliefste babypakje wordt ver vaardigd van fijne rose of witte wol en volgens de lengte gehaakt. Men zet 41 kettingsteken op en haakt op deze den lsten toer: de naastbijzijnde 3 steken overslaan, dan steeds 1 stokje in eiken steek. De 2e toer is: 3 kettingsteken, het naastbijzijnde stokje overslaan, dan steeds 1 stokje in óe achterste lus van elk stokje, verder ook 1 stokje in den derden der eerste 3 overgeslagen ketting- steken. 3e tot 37e toer als de vorige, doch men moet aan het begin van den 7en en 25en toer, voor de meerderingen, aan de uil snijding van den hals, inplaals van de le 3 kettingslekcn, 6 kettingsteken haken; de naastbijzijnde 3 hiervan overslaan, en in de volgende 3 ket.tingsteken, 3 stok jes werken; verdei in den 10en en 28eii toer, voor het armsgat, 18 steken onbe werkt laten en voor de andere zijde van het armsgat, een zelfde aantal steken opnieuw opzetten. Bovendien blijven aan het einde van den 14en en 32en toer voor de minderingen, aan de uitsnijding van cen hals, telkens 3 steken onbewerkt Men verbindt voor den schouder de rand. steken van dm 7en tot den 9en toer met die van den "len tot den 13en toer, en de randsteken van den 25en tot den 27en toer met die van den 29en tot den 31en toer. Elke mouw begint van den naad onder den arm af, met een opzetsel van 31 steken, men haakt hierop den len toer: 6 vaste, in de naastbijzijnde 6 steken; 8 halve stokjes in de volgende 8 steken; 16 stokjes in de volgende 16 steken; 8 halve stokjes in de volgende 8 halve stokjes, 6 vaste in de volgende 6 vaste. Den 3en tot 18en toer afwisselend, als de beide vorige toeren, doch men moet tot aan den 8en toer, aan die zijde, welke zich het dichtst aan den boven rand bevindt, meerderingen uitvoeren, en daarvoor aan het einde van eiken toer, met een even getal aangeduid, 1 stokje in den derden van de eerste 3 ketting steken, die in den naastbijzijnden toer voor 1 stokje gerekend zijn, geen steek overslaan; verder bij de laatste 8 toeren aan dezelfde zijde, in eiken toer met oneven getal, aangeduid, 1 steek onbe werkt laten Nu naait men de mouw dicht en zet haar in het armsgat Langs den buiten kant van het |asje haakt men nog twee toeren. le toer afwisselend 1 vaste om de naastbijzijnde 5 kettingsteken en 5 ket tingsteken; aan het einde 1 halve vaste in den eersten, vasten steek, van dezen toer. Door den toer aan den hals wordt een gehaakt koordje met kwastjes geregen of een lintje doorgehaald. G. L*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1927 | | pagina 14