ZOO EERT NEDERLAND ZIJN KRANIGE ZEELUI. FEUILLETON. DE GESTOLEN GOUDMIJN DE BLIJDE INKOMSTE VAN DE „ALHENA" OP VADERLANDSCHEN BODEM. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad Zaterdag 7 Januari 1928 KAPITEIN SMOOLENAARS EN ZIJN STAF VAN MOEDIGE REDDERS ENTHOUSIAST GEHULDIGD. De „Nieuw Zeeland". Een doodelijk motorongeluk. Inbraak in de R.K. Kerk te Diemen. Twaalfs stuks vee kwamen in de vlammen om. Een lijkauto overrijdt een kinderwagen. Drie-jarig knaapje gedood. Het was op Venlo gemunt. Twee ernstige auto-ongelukken nabij Nijmegen. De zware brand in de teerfabriek te Uithoorn. Teruggevonden. Met een auto er van door. Een Nederlandsch matroos verdronken. WAT DE STORM BESCHADIGDE. Vernieling in Twente. Stag natie in het electrisch treinver keer Een schip nabij Wemeldinge gezonken. De aankomst. Dan het grootsche moment van de aan komst te Hoek van Rolland op Vaderland- schen bodem. Reeds is de Alhena voorgaats gearriveerd »n wacht op het sein om binnen te loopen. Ej waait een stevige West-Zuid- Westen wind Precies half twee stoomt het schip op en onder oorverdoovend gefluit van de schepen, gebrom van de groote zeekastee- len, geloei der sirene's onder het geest driftig wuiven der menigte en het zwaaien der vlaggen passeert de Alhena" Hoek van Holland. Het schip stopt, de ,Alma" komt langszij en de legatie begeeft zich aan boord om den grooten eerekrans aan den voorsteven van het schip te bevestigen. Geëscorteerd door tallooze groote en kleine booten, levendig gepavoiseerd, wordt dan de ware zegetocht door den Nieuwen Waterweg naar Rotterdam aangevangen. Voor de bemanning van^de Alhena" on beschrijfelijke en onvergetelijke oogenblik- ken. Heel Rotterdam is enthousiast en hoe meer men de haven nadert, des te drukker wordt het langs de oevers. De schepen die voorbijgevaren worden, ge ven het saluut met de vlaggen, over Rotter dam klinkt een ontzettend geloei en gefluit van sirene's, schapen, zelfs locomotieven doen mee in het ondefinieerbaar orkest. Overal drommen de nieuwsgierigen die geestdriftig de bemanning der Alhena toe wuiven. Tot boven op de loodsen verdrin gen zij zich. Aan de toejuichingen schijnt geen eind te komen. Een leger van niet minder dan dertig booten omstuwt het schip. Dan komt Rotterdam opdagen. Op de gebouwen van het kantoor van de firma van Nievelt Goudriaan, worden zoo dra de „Alhena" in zicht komt, de vlaggen geheschen. Te kwart voor twee rijden groote auto bussen voor waarin het voltallige perso neel plaats neemt. De Raad van Beheer, bestaande uit de heeren A. J. M. Goudriaan Jhr. A. R. Schuurbeque Boeye, C. L. M. van Es en H. A. van Nievelt en de directie bestaande uit de heeren B. B. Duyfhuizen en Ir. M. Eikelboom, allen vergezeld van hun dames, volgen in auto s. Op het terrein van de firma van Nievelt Goudriaan, aan de Lekhaven, is de groote loods feestelijk ver sierd het palmen en vlaggen. Te even over drieën ligt de „Alhena" in de Lekhaven bij de loodsen van Thomsen's Havenbedrijf. Even voorbij Poortershaven zijn reeds 14 gepavoiseerde booten het schip tegemoet gekomen, De bemanning is verwisseld, opdat alle leden die aan de red ding hadden deelgenomen tegelijk gehuldigd kunnen worden. De geestdrift voor deze binnenkomst is onvergelijkelijk. Wind, storm en regen konden den fees- telijken aanblik van Rotterdams' haven gistermiddag niet verdrijven. Al was het weer allerongunstigst, al was de rivier woelig, zoodat de kleinere bootjes een Hin ken dobber hadden om goed in 't gelid te varen, Rotterdam wilde zijn erkentelijk heid niet laten varen Want immers de „Alhena" zou binnen komen, de „Alhena" en zijn kranige be manning, onder aanvoering van kapitein Smoolenaars, die zooveel honderden schip breukelingen van de „Principessa Mafalda" met ware doodsverachting van een wissen ondergang redden. In vele kolommen hebben wij reeds de loftrompet gestoken over het schitterend werk, dat onze Hollandsche zeelui daar in de verre zee hebben geleverd, waardoor zij de waarachtige bewondering van een geheele wereld tot zich hebben getrokken. Enthousiaste verhalen zijn er gekomen van de huldiging der „Alhena"-bemanning bij aankomst in Brazilië, gisteren was het de beurt aan Rotterdam, dat geheel Ne derland vertegenwoordigde om te laten zien, hoe Holland zijn helden kan eeren De ontvangst is, ondanks het bar slechte weer, een spontane geworden. Overal be- vlagde schepen: lichters zoowel als sleep- booten, Rijnaken zoo goed als zeeschepen Aan de scheepvaartkantoren waDpert over al de driekleur Aan de Boompjes ligt de gepavoiseerde Batavierboot. Andere sche pen van Wm. Muller en Co., die in de Parkhaven liggen, zijn eveneens gepavoi seerd. Van de bureaux der rivierpolitie wapperen de vlaggen. Bevlagde sleepboo- ten en motorbooten varen uit. Alles stevent op den Hoek van Holland af, waar tegen half twee de „Alhena wordt verwacht, De „Alma", de sierlijke directieboot van de Steenkolenhandel Ver- eeniging heeft graaf Francesco Barbaro, den Italiaanschen gezant hier te lande, aan1 boord. De diplomaat voert een krans met zich mee, een reuzenkrans, die straks de boeg van de „Alhena" zal sieren, het schip, dat zoovelen zijner landgenooten het leven redde. Gansch Rotterdam staat ter ontvangst gereed. Wie een motorboot rijk is of een kennis heeft, die zoo'n vaartuig bezit, kiest het water, hoewel de rivier woelig is voor kleine scheepjes. Van hen. die aan wal blijven, gaan velen naar de Lekhaven, om de „Alhena" en de mannen, die haar be varen, te zien. Alle booten varen naar Hoek van Hol land. Duizenden hadden zich in de Lekhaven verzameld om getuige te zijn van de hul diging. Onder de vele aanwezigen waren o.m. de Minister van Waterstaat, mr. H v. d, Vegte, de hoofdinspecteur van de Scheepvaart, de heer C. Fock, inspecteur van de Scheepvaart, de heer J. Bouman. de heer Silvegi Hoogstraat, administrateur van den Minister van Waterstaat, nicei- dere consuls, de direcie van de Maatschap pij Nievelt, Goudriaan Co., de Italiaan- sche gezant, Conté Barbaro. Omstreeks vier uur ging een luid hoera op onder de duizendkoppige menigte, toen kapitein Smoolenaars, gevolgd door zijn bemanning, de loods binnen kwam. Het or kest van het Philharmonisch Genootschap speelde: „Nun danket alle Gott", hetwelk staande werd aanhoord. Toen allen waren gezeten, beklom de heer A. J. M. Goudriaan het spreekge stoelte om kapitein en bemanning van de „Alhena" toe te spreken. Namens den Raad van Beheer en na mens de directie, aldus spreker, kom ik u, dappere mannen van de „Alhena", dank zeggen voor uw edelmoedig optreden bij de ramp van de „Mafalda". Gij hebt door uw daden getoond dappere mannen te zijn. Ook H. M. de Koningin heeft uw daden weten te waardeeren. Wij ontvingen heden voor u een telegram van gelukwensch, waarin Zij haar hulde uitspreekt voor ka pitein en bemanning. Wij hebben, aldus spr„ aan den gezant van Hare Majesteit telegrafisch mededeeling van onze waar deering gedaan. Aan u, mannen van de „Alhena" is het te danken,, dat de ramp met de Mafalda nog niet erger is gewor den. (Een stormachtig applaus steeg op uit de menigte). Mannen van de „Alhena", wij hebben met ontroering uw daden gevolgd, maar vooral heeft op ons een diepen indruk ge maakt de mededeeling van uw kapitein, nadat de redding plaats had gevonden, een telegram in een stijl van klassieken een voud, ja van spartaansch laconisme, dat bekend moet worden bij ieder die belang stelt in de historie van het Nederlandsche zeewezen: Het was een radio-telegram en het luid de: „Had een oponthoud van 6 uur bij de redding van 500 passagiers van de Prin cipessa Mafalda. Vertrekken naar Rio. Kapitein Smoolenaars." U hebt ons door dezen eenvoud diep ontroerd. Door uwe trouwe medewerking kapitein Smclenaars, is de „Alhena" erin geslaagd 530 man te redden. Uw optreden heeft ons getroffen. Wel zegt de kapitein niet anders gedaan te hebben dan zijn plichl maar ik zeg u, aldus spr„ gij hebt ook niet minder gedaan dan uw plicht. Geen opoffe ringen hebben de mannen van de „Alhena" te groot geacht. Zij hebben getoond, de vlag van de maatschappij met eere te kunnen voeren. Ik wil eindigen, aldus spr„ met een eerbiedig in memoriam aan de slachtoffers van de ramp met de „Mafalda". Nadat spr. nog had medegedeeld, dat de maatschappij 5000 voor de bemanning had beschikbaar gesteld als stoffelijka blijk van waardeering, hief hij een driewerf hoera aan voor de bemaning van de „Alhena", dat onder stormachtige toejuichingen werd be antwoord. Dan kwam minister van der Vegte aan 't woord en sprak ongeveer als volgt: Kapitein en bemanning van de Alhena"! Nu ge, na in de Zuid-Afrikaansche wate ren schoorie daden van zeemanschap en zelfopoffering verricht te hebben, veilig met uw schip in het vaderland zijt teruggekeerd, is 't voor de Nederlandsche Regeering een behoefte om uitdrukking te geven aan haar gevoel van bewondering voor hetgeen door u tezamen is verricht en is mij opge dragen u dit te zeggen. Toen het eerste korte telegram hier kwam was ik zeer verlangend er meer van te weten en ik was dus blij dat de leider van de reederij mij kwam bezoeken, van w.'.e dacht meer te zullen hooren. Maar hii wist mij verder niets te vertellen dan alleen. dat hij mij troostte met de mededee ling spoedig wel een uitvoerig rapport van den kapitein te zullen ontvangen, waar mede hij mij dan wel in kennis wilde stellen. Na eenige weken kwam hij terug; hij had toen het rapport ontvangen, maar het be vatte niets anders dan het weinige dat wij reeds wisten. Eerst was ik toen teleurge steld, maar spoedig begreep ik dat ge door dezen eenvoud de kroon op uw schoon werk hebt gezet. Gij hebt zonder aan u zelf te denken dadeji van grooten moed en van flink beleid verricht, en zelf beschouwt ge dit als eenvoudige plichtsbetrachting. Ik wil dit voorbeeld van den kapitein vol gen, en onthoud mij dus met opzet van het uitspreken van een lange redevoering en wensch u alleen dit te zeggen: Namens de Nederlandsche Regeering, die zich in deze de tolk weet van het gan-che volk, zeg ik u dank voor de door u verrichte redding van meer dan 500 menschenlevens, voor de groote zorg die gij aan de geredden hebt be wezen en voor de schoone bladzijde die gij door uw optreden aan het Geschiedboek van het Nederlandsche zeewezen hebt toege voegd. Wij zijn trots op u allen en ik prijs e reederij gelukkig, die haar schepen met zulk een bemanning kan voorzien. De Regeering wil ook uitdrukking geven aan haar gevoel van bewondering voor uw daad, en, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, is het mij een groot ge noegen u te kunnen mededeelen, dat het Hare Majesteit de Koningin behaagd heeft de volgende onderscheidingen toe te ken ner,; Onderscheidingen. Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, H. G. Smoolenaars, kapitein; de zilveren eerepenning voor menschlievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift aan C. H. Bak ker, le stuurman, J. Kuiper, 2e stuurman, J. van Engelsdorp Gasteloors, 2e machinist; de bronzen eerepenning voor menschlievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift aan G. Sissingh, 3e stuurman, W. Raadsen, 4e H. J Krijnen 4e stuurman, N. Laarman, 4e stuurman, M, J. van Doeselaar, bootsman, M. Holtrop, timmerman, J. Ommering, matroos, P. Kalkman, matroos, P. Teekens, matroos, L. Oosterom, matroos, J. Zwaai, matroos, J. Lekkerkerk, matroos; de e'ere- medaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in zilver, aan J. J. Brien, chef-hofmeester; de eere-medaille, verbon den aan de Orde van Oranje-Nassau, in brons, aan B. H. Loke, matroos. In deze rij is de naam van den marconist A. Wentzel niet Vermeld. Hij zal echter niet vergeten worden, maar op een dag, die wel dra zal aanbreken en die een schoone her inneringsdag van het Nederlandsche zee wezen oplevert, eene onderscheiding ont vangen. Talrijke telegrammen van hulde worden nog voorgelezen. Nadat nog enkele sprekers het woord hadden gevoerd en kapitein Smoolenaars voor de grootsche hulde bedankt had, was de plechtigheid ten einde. Nog had de „Msb." een onderhoud met kapitein Smoolenaars, waarvan wij het vol gende aanstippen: „Wat wilt u van me weten," vroeg kapi tein Smoolenaars, toen we henp gisteren avond bezoekende in zijn woning in de Oosterzeestraat, vroegen om een kort on derhoud. „Wat? Ja, om u de waarheid te zeggen: bijzonderheden. Er heeft al wel veel in de kranten gestaan, maar misschien dat u per soonlijk. „Kijk eens, ik ben kort, dat weet je. Het geval is ernstig genoeg voor onzen moder nen tijd en ik wil voor ons de zaak vooral niet te nfiooi voorstellen. Maar ik wil u we] vertellen wat in het scheepsjournaal staat." Het scheepsjournaal, althans het afschrift ervan, dat de kapitein in zijn koffertje moest hebben, bleek echter in de gauwig heid niet te vinden zoodat het volgende on opgesmukte verslag over het gebeuren ver teld werd: Op 25 October passeerde de Principessa Mafalda mij des middags om kwart voor vier. Zij toonde toen niets bijzonders, doch om kwart voor vijf zag ik, dat het schip uit z'n koersrichting ging en achter de Empire Star omdraaide. Toen liet ik een tros uit leggen, omdat ik hoopte de Mafalda mis schien op sleeptouw te zullen kunnen ne men en zoodoende iets extra te verdienen. Een oogenblik later kregen we het S.O.S. sein te hooren en kort daarop de vraag, wanneer we langszij konden komen. Te kwart over vijf waren we op 150 a 180 me ter afstand van het schip. In den tijd tusschen het verzoek om langs zij te komen en het naar de Mafalda toeva ren, had ik drie reddingsbooten klaar laten maken elk bemand met een stuurman en vier man. Van half zes tot kwart over acht hebben deze mannen aan een stuk door menschen uit het water en van de Mafalda gehaald. Om half negen had ik mijn booten weer langszij en was toen op 5 a 600 meter af stand van de Maalda geraakt. Toen ik mijn mannen weer aan boord had, ben ik terug gevaren tot op 15 meter afstand van de toen reeds half gezonken Mafalda. Wij He pen de menschen toe om in het water te springen, doch ze dachten, dat we langszij zouden komen en deden het niet. Toen zijn mijn reddingsbooten er weer op uitgegaan en hebben ook, daar we langs den kant van de Mafalda lijnen ladders en zwemvesten gereed hadden gehangen, nog vele menschen aan boord kunnen helpen- Omstreeks 10 minuten over tien, we kon den het zinkende schip duidelijk zien, we hadden alle lichten op) moesten we weg. We waren bang, dat het schip bij het z'n" ken op ons neer zou zakken. We zijn toen op 30 meter afstand van de Mafalda gaan liggen. Onze boot was de laatste, die van het schip wegvoer. Ongeveer 10 minuten later zonk het schip in de diepte. We vroegen of dit niet verschrikkeHlk was geweest. Ja 't geschrei was erg. „Toen het schip eenmaal onder ons was, zoo vervolgde de kapitein, „heeft de 2e stuurman een laatste reis gemaakt en nog eenige menschen tusschen het drijfhout op gepikt. Vijf of zes schepen hebben de Mafalda tijdens het zinken benaderd en aan het re dingswerk deelgenomen. 20 Reddingbooten hebben de zee afgezocht en gered wat et nog te redden viel. Bij de eerste telling, die ik den volgen" den ochtend .liet doen, had ik 500 geredden- We hebben toen direct tenten gespannen en de namen opgeschreven. Toen bleek het, dat ik 531 personen aan boord had. Na twee dagen zijn we in Rio geland en toen vonden we nog vijf man, die onder een tent lagen. Dus in totaal 536 menschen, meer dan de helft van alle geredden. De menschen hebben twee maaltijden pei dag gehad. De vrouwen en de kinderen kregen melk en sliepen, zooveel mogelijk toegedekt, in den salon. Gelukkig zijn allen er goed afgekomen. Mijn mannen waren ook allen gezond, de boot heeft niet de minste schade gehad. Alleen een dame, die al ern stig ziek was, toeft ze van de Mafalda af kwam, is gestorven. We hadden 382 passagiers en 149 man scheepspersoneel." Zoo eindigde het sobere verhaal, waarbij we geen „pakkende bijzonderheden," geen enkele „groote" daad of merkwaardig staal tje van dapperheid te hooren kregen. Van stapel geloopen. Het stoomschip „Nieuw Zeeland", be stemd voor den dienst van Java op Austra lië der Koninklijke Pakelvaart Maatschappij te Amsterdam, is Donderdagnamiddag van een der hellingen van de Rotterdamsche Droogdok-Maatschappij, waar het in aan bouw is, te water gelaten. Gisteren kwam op het kruispunt van den weg HoevelakenAmersfoort een motor fiets, bereden door E. Nimmerdor met H. Woudenberg op de duo in botsing met een vrachtwagen. Het bleek, dat beiden geen letsel hadden en men reed door naar de woning van Woudenberg te Nijkerk, Wou denberg klaagde echter over inwendige pij nen. Nadat medische hulp was ingeroepen bleek, dat de borstkas was ingedrukt en dat enkele ribben door de longen waren ge drongen. Kort daarna overleed hij. Gisternacht is ingebroken in de R.K Kerk te Diemen, waar men zich door braak van de voordeur toegang heeft weten te verschaffen. Alle offerblokken werden leeg gehaald, naar schatting voor een bedrag van 400. Toen de inbreker hei kerkge bouw had verlaten en met eenige met geld gevulde zakken over de straat liep, werd hij door een politiedienaar van de gemeente Diemen, die verdenking op den man had, gearresteerd. Inderdaad bleek de' politie met deze arrestatie eer goede vangst te hebben gedaan. De inbreker zal ter be schikking der Amsterdamsche justitie wor den gesteld Te Kwadendamne is de boerenschuur van C. Goense Jr. afgebrand. Zeven koeien een stier en vier runderen kwamen in de vlammen om. De in de schuur aanwezige paarden en varkens konden worden gered. De oorzaak is onbekend. Verzekering dekt de schade. Te Hoogezand heeft een lijkauto uit Gro ningen een kinderwagen, waarin twee kin deren, omver gereden. Een der kinderen, een 3-jarig knaapje, werd gedood. Het andere kind bleef on gedeerd, evenals de moeder, die achter den wagen liep. Venlo is den laatsten tijd een middel punt van belangstelling geweest van een of meerdere leden van het lugubere gilde der inbrekers, Ingebroken werd o.m. in de woning van den majoor der infanterie Jans, aan den Tegelschen weg. De dader heeft zich toegang verschaft tot de woning door de openstaande deur der warand. Hij heeft getracht een bureau open te breken, doch zonder resultaat. Ont vreemd werd niets. Eveneens werd ingebroken bij den heer Blom, leeraar aan het S. Thomas College, eveneens wonende aan den Tegelschen wég. Met behulp van een valschen sleutel heeft de dief zich tot de bijkeuken toegang ver schaft. Een bedrag van circa 20 aan geld werd ontvreemd. Ook in een tuindershuisje aan den Vel- denschen weg werd ingebroken. Hier wer den eenige gereedschappen ontvreemd. Te Berg en Dal bij Nijmegen werd door den auto van den heer van den Bogaard een vrouw H.. die dwars voor den auto uitliep gegrepen en ernstig inwendig ge kneusd. Zij is aan de gevolgen overleden. Door de Justitie te Arnhem wordt een on derzoek ingesteld. Op den weg NijmegenUbbergen is het zoontje van den heer G. Bakker door den auto van den heer van der Lenden uit Ub bergen gegrepen. De jongen bekwam een dubbele beenbreuk en een kneuzing aan den knieschijf, terwijl hij tevens aan het hoofd letsel opliep. In hoogst ernstigen toestand werd hij in het Canisius-zieken- huis opgenomen. De politie heeft ook deze zaak in handen. Een geweldige vlammenzee spoedig gebluscht. Angstige oogenblikken. Zoo geweldig als de brand bij de N. V. „Tecrbedrijf" te Uithoorn zich aanvanke lijk Het aanzien, zoo spoedig was hij be dwongen. Hoewel de plaatselijke brand weer slechts drie stralen had uitgelegd, was zij reeds binnen het uur het vuur meester, wat niet wil zeggen, dat het was gebluscht, doch wel dat het gevaar voor uitbreiding was voorkomen. Om half tien in den avond kon de heer Van Swieten, die het blusschingswerk op voortreffelijke wijze had geleid, zijn man netjes afdanken. Ook het laatste restje vuur was gedoofd. Mijdrecht en Nieuwer-Amstel hadden beide, op de aanvrage van den burgemees ter van Uithoorn, motorspuiten gezonden, maar zij hebben geen dienst behoeven te doen. De heer Van Swieten, wel begrijpende, I dat water voor brandend teer niet het ware blusschingsmiddel is, heeft er vooral op gewerkt, dat zooveel mogelijk zand in de vuurzee werd gegooid. Met een der drie stralen deed hij de groote benzoltanks nat houden, zoodat deze niet oververhit werden. Met de andere stralen is het vuur in de distilleerketels bestreden. Het is alle maal zoo eenvoudig gezegd, maar een ge weldige durf en volharding bij de vrijwil lige brandweerlieden was er noodig, om het bij die enorme vuurzee uit te houden. Stralen water kan men nog op eenigen af- sfrnd richtten, met zand moet men dichtbij blusschen. En als er geen zand was gebruikt, zou het vuur niet te houden zijn geweest, omdat water de wegvloeiing van brandend teer nog bevordert. De explosies van de twintig vaten benzol waren angstwekkend. Zij lagen in den vuur gloed; door de geweldige hitte stee'g de spanning in de vaten snel, wat tot gevolg had dat zij uit- elkaar spatten. Tusschen het teer laaide de benzol fel op, zoodat het na elke ontploffing was of fonteinen vuur naar boven spoten, al werden de vlam men verduisterd door de zware en vette rookmassa's, Tusschen dien ontzettendèn rook en de voortdurende explosies moesten de brand weerlieden werken, maar zij hielden vol en dank zij dit doortastend optreden dank zij ook het optreden van den heer Van der Woerd, die, hoewel het vuur al fel oplaaide, op den brandenden distil leerketel was gesprongen om den toevoer af te sluiten zijn de fabrieksgebouwen vrijwel gespaard gebleven. Wel is er zeer veel schade aan geleidingen en aan voor raad. Niet alleen de brandweerlieden, ook het geheele fabriekspersoneel heeft kracht dadig nlfedegewerkt om den omvang van het vuur te beperken. Bijna met doods verachting wierpen de mannen het zand op de vlammen. Aangaande de vermoedelijke oorzaak deelt het „Hbld" nog mede, dat waarschijn lijk een der drie ketels lek is geworden. Onder de ketels laait een vuur, dat een hitte heeft van ongeveer 1600 graden. Het is dus begrijpelijk, dat de teer welke erin vloeide, dadelijk brandde. Door de afsluiting van den toevoer was niet te ver hinderen, dat de ketel leegliep en de brandende teer zich verspreidde. Daar door kreeg het vuur een zeer groote op pervlakte, welke door het graven van een greppel later wel binnen zekere grenzen is gehouden, maar welke op eenigen afstand (Sezien, toch van zoocjanigen aard was, dal het scheen of het geheele fabriekcomplex in brand stond. De vlammenzee heeft in het dorp heel wat angst verwekt. De toeschouwers hoor den de ontploffingen, maar konden niet dadelijk beseffen, waar zij vandaan kwamen. Men vreesde, dat de groote tanks zouden ontploffen en dat dan, al ligt de fabriek een eindje buiten de bebouwde kom aan den Amstel, de stukken op de huizen zou den neerkomen. Zoo erg is het gelukkig niet geworden. De bewoners van Uithoorn hebben gezien, dat hun brandweer ook ernstige vuren kan bestrijden. Hoe groot het vuur was, moge nog hieruit blijken, dat het zelfs in Am sterdam te zien was. De Venloosche politie is het gelukt, den vader op te sporen van het 14-jarig meisje, dat dezer dagen aangehouden werd op de Kleine Heide en weigerde naam, woon- en geboorteplaats op te geven. De vader is gebleken te zijn een woon wagenbewoner, die thans met een woon wagen staat te Crefeld aan de Venloer- strasse. Het meisje is naar Duitschland terugge bracht en onder het ouderlijk gezag gesteld. Te 's-Gravenhage is op het Korte Voor hout in de onmiddellijke nabijheid van het Paleis van Justitie een auto gestolen, toe- behoorende aan iemand uit Wassenaar. Beze had den wagen eenige uren onbeheerd laten staan; toen hij terugkwam, was de auto verdwenen. Het is een Studebaker (torpedomodel), donker rood gelakt. Het nummer is H. 34474. .Wolff meldt uit Gelsenkirchen: De jeugdige Nederlandsche matroos A. Hoekman uit Krabbendijke wilde in Essen- Dellwig een kennis-bezoeken en reed daar toe met zijn fiets op het ijs van het Rijn- Hernekanaal. Hij zakte er door en verdronk jammerlijk. De storm van gisteren heeft, ofschoon hij niet lang gewoed heeft, toch op sommige plaatsen in den lande veel schade en stag natie veroorzaakt. Twente heeft van het zware weer nogal te lijden gehad, zooals uit Hengelo aan de „Tel." gemeldt wordt. Tegen 4 uur kwam hedenmiddag een pik zwarte lucht uit het N.W. opzetten. De reeds krachtige wind beukte er zoo gewel dig op los, dat een ieder onwillekeurig moest denken aan de cyclonen, die reeds twee maal deze streek teisterden, te meer daar sterk weerlicht en onweer de bui ver gezelden. Juist toen de eerste hagelkorrels vielen, scheen een krachtige windruk het culminatiepunt te vormen en werd Hengelo eensklaps totaal in hgt donker gezet. Hoe wel het 4 uur was, had men reeas op vele plaatsen de lichten ontstoken, zoodat men plotseling in het donker zat. Kaarsen, pe troleumlampen en allerlei antiek verlich tingsmateriaal bewezen goede diensten. Het beek, dat één der drie bij de nieuwe centrale aan den spoorlijn HengeoBorne staande koeltorens was omgewaaid. Van deze torens, welke een inhoud van 2500 kubieke M. hebben en een hoogte van 25 meter, is het bovenste smalle gedeelte, dat een diameter van ongeveer 12 meter heeft, finaal weggerukt. Het voetstuk met een hoogte van 4 a 5 meter en een doorsnee van ongeveer 2 8meter is biij^n staan. Door het neervallend houtwerk is het dak van de machinekamer over een lengte van ongeveer 28 meier is blijven staan, ken van daken, planken en binten van den toren werden aan de andere zijde van de centrale op een afstand van ongeveer 30 a 40 meter teruggevonden. Door de vernieling van het dak en den toren moesten de vier voor de opwekking van electrische energie in gebruik zijnde turbines buiten werking worden gesteld. Hoewel aan deze geen schade verd berok kend zou het onverantwoordelijk zijn ge weest met het oog op de daaraan verbon den gevaren, haar te laten doordraaien. De machinist, die zich op het oogenblik van de ramp met nog eenige andere per sonen aan het andere einde van de machi nekamer bevond, heeff, hoewel hij aan vankelijk voor het vallende houtwerk en glas een veilige schuilplaats zocht, de tegenwoordigheid van geest gehad de tur bines te stoppen. Gedurende al den tijd dat zij tot werkloosheid waren gedoemd, was het geheele gebied, dat door het Twentsch electriciteitsstation van stroom wordt voor zien, een groot deel van Twente en den Gelderschen Achterhoek omvattende, vol komen stroomloos. -Onmiddellijk werd met het opruimings- werfe een aanvang gemaakt, met het ge volg, dat het reeds na verloop van een uur zij het dan ook op uiterst beperkte schaal mogelijk was een deel van de gemeente Hengelo wederom van licht te voorzien, door het in gebruik nemen van één turbine. Door de oude centrale naast de H. E. E. M. A. F. wederom in gebruik te nemen er staan hier twee turbines opgesteld was het mogelijk geleidelijk de werkingssfeer uit te breiden. Zoo kon omstreeks half zes Enschedé wederom van stroom worden voorzien. Electrische stroom voor kracht kon echter nog niet geleverd worden. Een schip gezonken. V. D. meldt uit Wemeldinge: Gistermid dag tegen twee uur is het sl^epschip „Ti- merane" schipper L. Spiegelein van Ant werpen, op weg van Dordrecht naar Ant werpen, dat gesleept werd door de sleep boot „Dolfijn" van Hansweert, op de Oos- ter Schelde nabij Wemeldinge, tengevolge van den storm volgeloopen en gezonken. De zeven opvarenden werden door de sleep boot gered. Het schip zit niet gevaarlijk voor de scheepvaart. Het treinverkeer. Ook het electrisch treinverkeer heeft weer ertistige stagnatie ondervonden, daar op sommige plaatsen de bovenleiding dooi den storm defect was geraakt. Dat ge beurde bij Delfshavensche Schie, Delft, on middellijk nabij den Haag en nabij War mond. Te 's Gravenhage kwam tusschen 7 uur en half elf geen enkele electrische trein uit Amsterdam aan. Echter in den loop van den avond wer den de defecten weder zooveel mogelijk hersteld. De treinenloop bleef echter den geheelen avond in de war. Te Amsterdam, Te Amsterdam kwam te ongeveer vijf uui tijdens eén hevigen rukwind het dak van een tweetal in aanbouw zijnde huizen op den hoek van de Jan Evertsenstraat en Mercatorplein met hevig geraas naar be neden. Planken, latten steenen en een groote ijzeren balk kwamen terecht op een juist aankomenden motorwagen van lijn 13. Het voorbalcon werd zeer ernstig bescha digd, de voor - en zijruiten vernield en door het dak van den wagen kwamen balken naar binnen. In den wagen zaten vijf passa giers, die er bijzonder goed afkwamen. De stroom- en zijdraden, waren gebroken, zoo dat het verkeer op de lijnen 13 en 7 stil stond. Brandweei en Bouw- en Woningtoe zicht waren spoedig aanwezig en begon nen met den chaos op te ruimen. Onder leiding van inspecteur Bos van bureau Adm. de Ruyterweg werd het Mer catorplein door politie afgezet. Daar ver der gevaar dreigde, Shopte de brandweer enkele gevaarlijke dakgedeelten. De be stuurder werd door den Geneeskundigen Dienst verbonden. NAAR HET ENGELSCH. 27 Dien nacht sliep hij met de bewijzen van Sir Felix's schuld onder zijn hoofdkussen hij moest er zelf om lachen en ver scheidene keeren, toen hij dsn volgenden mctgen een vergadering in het Lagerhuis bijwoonde, voelde hij in zijn borstzak of ze er nog wel in waren. In den namiddag kleedde hij zich nog zorgvuldiger dan hii anders reeds gewoon was en wandelde langzaam naar de Audley Street. Kate was thuis en hij werd in den salon gelaten. Hij zag bleeker dan gewoon lijk, en hii voelde zich zenuwachtig. Hii hoopte vurig, dat hij niet genoodzaakt zou 2ijn van de macht, die hij over haar vader had, gebruik te moeten maken; twee ot maal liep hij de kamer op en neer, t°en bleef hij staan voor het venster en sarde naar buiten. Ineens trad Kate bin- en: het scheen of met haar een zonne straal door de kamer gleed, een licht, dat noch op land, noch ooit op zee gezien wordt. Ja, hij zou de schoonste vrouw van Londen bezitten! Hij schreed haar tegemoet en kon nauwelijks zijn vurige Heide tot haar onderdrukken. Ik wilde juist uitgaan, zeide Kate Neen, neen, ik heb geen haast! Wat dom toch om dat te zeggen. Ik bedoel, dat blij ben, nog niet te zijn weggegaan, Ik ben ook blij, zeide Carrasford, want ik verlang vurig u te spreken. Ik zou u graag iets willen vertellen. Ja? zeide ze, zonder eenig vermoe den, want, ofschoon hii hartstochtelijk en vurig wilde spreken, klonk zijn stem koud en hard. Wilt u niet gaan zitten? Nog niet, zeide hij. U zult me dade- l«k wel zeggen 0f ik mag, Miss Hayden.. Kale, ik ben gekomen om u te zeggen, dat ik u bemin en u te vragen mijn vrouw te worden. Kate zag hem met stomme verbazing aan; eerst kreeg ze een kleur, toen werd ze vaal-bleek. Zij haalde diep adem, want of schoon zij wel een aanzoek op den een of anderen dag van Carrasford had kunnen verwachten, werd zij er op dit oogenbhV toch door verrast. Hij was zoo kort ge weest, dat ze er heelcmaal van geschrok ken was. Zij zeide niets en ging voort hem aan ie zien, alsof ze probeerde de beteekenis van zijn woorden te begrijpen. Ik heb u doen schrikken, zeide zachtjes. Ik vergat, dat u niet evenals cp deze bekentenis was voorbereid. Reeds eenigen tijd heb ik ^u bemind, heb ik steads aan u gedacht, naar u' verlangd, en meende, dat u mijne vereering voor u had opgemerkt. ïk had eerder willen spreken, maar ik was bang.... ja, bang! Ik ben u«er zoo onwaardig, het scheen zoo onmogelijk dat u mij zoudt liefhebben.... Hij hield op iwit spreken, Kate zonk °P een stoel neer, leunde eenigszins voorover en het haar kin op haar hand rusten. Stan ley Carrasford speelde zijn rol uitsteken"' Z.ijn nederigheid deed haar goed want Ka'e was niet ijdel. Bij zijn eerste woorden was heel haar gemoed in opstand gekomen, had ze hem ernstige vef-wijten naar het hoofd willen slingeren, maar zijn bescheidenheid, en de nederige toon, waarop hij haar vroeg, kalmeerden haar. Hij stond naast haar, zaS op haar neer, en zijn verlangen haar te In zitten werd ieder oogenblik grooter. Ik wilde, dat ik het een of ander k'J" uitdenken, dat mijn aanzoek nog dringender zou maken, zeide hij, maar ik voel mij ajs met stomheid geslagen. Alleen kan ik u dit zeggen, dat indien u mijn vrouw wil wor den, indien u ja wilt zeggen, ik mijn best zal doen, mijn uiterste best, om u gelukkig te maken. Kate bleef zwijgen, omdat ze niet wist wat te antwoorden. Iets in haar hart dwong haar „neen" te zeggen; maar iedere op rechte vrouw moet aarzelen, voor ze bet aanbod van een mannenhart weigert, voor al wanneer ze den man als een vriend be schouwt. La,at me dit zeggen, zeide bij een'ge '■ogenblikken later; ofschoon ik weet, dat 'k uwer onwaardig ben, voet ik toch een groet verlangen om een positie in de maat schappij te veroveren, die uwe schoonheid, uwe bevalligheid waardig is.... Kate voelde zich beleedigd. Het was zijn eerste domme zet. Daar gaf ze nou een maal niets om. Hii zag zijn fout dadelijk in en voegde er rustig en* vleiend a.an toe; Maar ik weet dat dit niet veel in druk op li maakt Ik weet, dat, indien u mij lief hebt, het u niet kan schelen, of ik arm ben en nooit een voorname positie in de maatschappij zal bekleeden, IJ ziet, ik probeer alles, om u rrb'n aanzoek gunstig voor oogen te s'ellen. Wilt u ja zeggen en mij den gelukkigste man ter wereld melken? Zij sloeg hare oogen op en zag hem doordringend aan, Ik kan niet, zeide ze rustig. Neen, ik had mij er niet over moeten verwonderen. Ik had het kunnen weten.... maar waar om, weet ik niet, kan ik niet in woorden uitdrukken, ik dacht niet, dat u mij lief had, en mij zoudt vragen uw vrouw te worden. Maar nu dat u1 het weet? zeide Car rasford. zachtjes. Ook nu ik het weet, kan ik het niet zeggen, zeide ze ernstig en eenigs>zins vei ward. Ik weet. dat u mij een groote eer bewijst, door mij te vragen uw echtgenoote te worden. Ik ben het, die u niet waardig is. Ik zou een dwaas, zijn, indien ik niet wist, dat u een voorname persoonlijkheid is, en die waarschijnlijk nog meer in aan zien zal stijgen. O zeker, zoo dom ben ik niet, dat ik niet weet, dat u zeer veel voor mij opoffert, Mr. Carrasford, Hij gevoelde zijn kans verminderen, zijn oogen zagen droevig, maar hij wilde nog wachten. Maar laten we daar nu niet over spreken, zeide Kate langzaam. U wilt we ten, of ik u bemin? Eenige oogenblikken zweeg ze; dan zeide ze, langzaam, met neergeslagen oogen; Ik geloof het niet; want als ik u lief had, zou ik het wel weten, nietwaar? Ja, ik ben u zeer dank baar en ik gevoel mij zeer vereerd, maar hoe het mij ook spijt, ik moöt neen zeggen. Hij wendde zijn hoofd van haar af en sprak niet; men hoorde niets in het giroote vertrek, alles was stil. dan zeide hij: Weet u wel heel zeker, dat u mij niet kunt leeren liefhebben? Wilt u mij niet eenige hoop geven? Ik wil wel wachten,... Kate stond op. Neen, neen, zeide ze, ontvang nu mijn antwoord. Ik kan niet, riep hij uit, het is te veel voor mij. Ik zie in, dat ik een dwaas was, om niet langer te hebben gewacht, alvorens mijn aanzoek tot u' te richten. Wilt u uw antwoord niet terugnemen, en mij nog een week tijd geven?.... Maar, neen, ik kan geen week meer wachten! Mijn lijden zou greoter zijn, dan ik kan verdragen. Wilt u mijn voostel aannemen, om bet mij mor gen te bezorgen? Kate voelde veel lust, om zijn voorstel te weigeren, hem definitief af te wijzen, maar tenslotte nam ze het aan. Morgen dan, zeide zij fluisterend.. Waar nog hoop is. daar is ook nog leven, zeide hij glimlachend. En dit is mij nog dierbaarder dan mijn leven. Hij begreep, dat ze hem ook morgen zou afwijzen, en deze overtuiging prikkelde zijn ijdelheid en wekte zijn toorn op. In dien iemand de naam van man waardig is, dan voelt hij zich bedroefd en terneerge slagen, wanneer de vrouw, die hij bemint, hem afwijst, Maar Carrasford voelde meer spijt, spijt als een verwend kind, aan wien 'iets geweigerd wordt. Natuurlijk werd hij slechts gedreven door hartstocht en geld. Hij wilde het groote kapitaal van Sk Felix bezitten, een andere beweegreden had hij niet. Echte, ware liefde kende hij niet^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 9