ZOO EERT NEDERLAND ZIJN
KRANIGE ZEELUI.
FEUILLETON.
DE GESTOLEN
GOUDMIJN
DE BLIJDE INKOMSTE VAN DE „ALHENA"
OP VADERLANDSCHEN BODEM.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad Zaterdag 7 Januari 1928
KAPITEIN SMOOLENAARS EN ZIJN STAF VAN
MOEDIGE REDDERS ENTHOUSIAST GEHULDIGD.
De „Nieuw Zeeland".
Een doodelijk motorongeluk.
Inbraak in de R.K. Kerk
te Diemen.
Twaalfs stuks vee kwamen in
de vlammen om.
Een lijkauto overrijdt
een kinderwagen.
Drie-jarig knaapje gedood.
Het was op Venlo gemunt.
Twee ernstige auto-ongelukken
nabij Nijmegen.
De zware brand in de
teerfabriek te Uithoorn.
Teruggevonden.
Met een auto er van door.
Een Nederlandsch matroos
verdronken.
WAT DE STORM
BESCHADIGDE.
Vernieling in Twente. Stag
natie in het electrisch treinver
keer Een schip nabij
Wemeldinge gezonken.
De aankomst.
Dan het grootsche moment van de aan
komst te Hoek van Rolland op Vaderland-
schen bodem. Reeds is de Alhena voorgaats
gearriveerd »n wacht op het sein om binnen
te loopen. Ej waait een stevige West-Zuid-
Westen wind
Precies half twee stoomt het schip op
en onder oorverdoovend gefluit van de
schepen, gebrom van de groote zeekastee-
len, geloei der sirene's onder het geest
driftig wuiven der menigte en het zwaaien
der vlaggen passeert de Alhena" Hoek van
Holland.
Het schip stopt, de ,Alma" komt langszij
en de legatie begeeft zich aan boord om
den grooten eerekrans aan den voorsteven
van het schip te bevestigen.
Geëscorteerd door tallooze groote en
kleine booten, levendig gepavoiseerd, wordt
dan de ware zegetocht door den Nieuwen
Waterweg naar Rotterdam aangevangen.
Voor de bemanning van^de Alhena" on
beschrijfelijke en onvergetelijke oogenblik-
ken.
Heel Rotterdam is enthousiast en hoe
meer men de haven nadert, des te drukker
wordt het langs de oevers.
De schepen die voorbijgevaren worden, ge
ven het saluut met de vlaggen, over Rotter
dam klinkt een ontzettend geloei en gefluit
van sirene's, schapen, zelfs locomotieven
doen mee in het ondefinieerbaar orkest.
Overal drommen de nieuwsgierigen die
geestdriftig de bemanning der Alhena toe
wuiven. Tot boven op de loodsen verdrin
gen zij zich. Aan de toejuichingen schijnt
geen eind te komen.
Een leger van niet minder dan dertig booten
omstuwt het schip. Dan komt Rotterdam
opdagen.
Op de gebouwen van het kantoor van de
firma van Nievelt Goudriaan, worden zoo
dra de „Alhena" in zicht komt, de vlaggen
geheschen.
Te kwart voor twee rijden groote auto
bussen voor waarin het voltallige perso
neel plaats neemt. De Raad van Beheer,
bestaande uit de heeren A. J. M. Goudriaan
Jhr. A. R. Schuurbeque Boeye, C. L. M.
van Es en H. A. van Nievelt en de directie
bestaande uit de heeren B. B. Duyfhuizen en
Ir. M. Eikelboom, allen vergezeld van hun
dames, volgen in auto s. Op het terrein van
de firma van Nievelt Goudriaan, aan de
Lekhaven, is de groote loods feestelijk ver
sierd het palmen en vlaggen.
Te even over drieën ligt de „Alhena" in
de Lekhaven bij de loodsen van Thomsen's
Havenbedrijf. Even voorbij Poortershaven
zijn reeds 14 gepavoiseerde booten het
schip tegemoet gekomen, De bemanning is
verwisseld, opdat alle leden die aan de red
ding hadden deelgenomen tegelijk gehuldigd
kunnen worden. De geestdrift voor deze
binnenkomst is onvergelijkelijk.
Wind, storm en regen konden den fees-
telijken aanblik van Rotterdams' haven
gistermiddag niet verdrijven. Al was het
weer allerongunstigst, al was de rivier
woelig, zoodat de kleinere bootjes een Hin
ken dobber hadden om goed in 't gelid te
varen, Rotterdam wilde zijn erkentelijk
heid niet laten varen
Want immers de „Alhena" zou binnen
komen, de „Alhena" en zijn kranige be
manning, onder aanvoering van kapitein
Smoolenaars, die zooveel honderden schip
breukelingen van de „Principessa Mafalda"
met ware doodsverachting van een wissen
ondergang redden.
In vele kolommen hebben wij reeds de
loftrompet gestoken over het schitterend
werk, dat onze Hollandsche zeelui daar in
de verre zee hebben geleverd, waardoor
zij de waarachtige bewondering van een
geheele wereld tot zich hebben getrokken.
Enthousiaste verhalen zijn er gekomen
van de huldiging der „Alhena"-bemanning
bij aankomst in Brazilië, gisteren was het
de beurt aan Rotterdam, dat geheel Ne
derland vertegenwoordigde om te laten
zien, hoe Holland zijn helden kan eeren
De ontvangst is, ondanks het bar slechte
weer, een spontane geworden. Overal be-
vlagde schepen: lichters zoowel als sleep-
booten, Rijnaken zoo goed als zeeschepen
Aan de scheepvaartkantoren waDpert over
al de driekleur Aan de Boompjes ligt de
gepavoiseerde Batavierboot. Andere sche
pen van Wm. Muller en Co., die in de
Parkhaven liggen, zijn eveneens gepavoi
seerd. Van de bureaux der rivierpolitie
wapperen de vlaggen. Bevlagde sleepboo-
ten en motorbooten varen uit.
Alles stevent op den Hoek van Holland
af, waar tegen half twee de „Alhena
wordt verwacht, De „Alma", de sierlijke
directieboot van de Steenkolenhandel Ver-
eeniging heeft graaf Francesco Barbaro,
den Italiaanschen gezant hier te lande, aan1
boord. De diplomaat voert een krans met
zich mee, een reuzenkrans, die straks de
boeg van de „Alhena" zal sieren, het schip,
dat zoovelen zijner landgenooten het leven
redde.
Gansch Rotterdam staat ter ontvangst
gereed. Wie een motorboot rijk is of een
kennis heeft, die zoo'n vaartuig bezit,
kiest het water, hoewel de rivier woelig is
voor kleine scheepjes. Van hen. die aan wal
blijven, gaan velen naar de Lekhaven, om
de „Alhena" en de mannen, die haar be
varen, te zien.
Alle booten varen naar Hoek van Hol
land.
Duizenden hadden zich in de Lekhaven
verzameld om getuige te zijn van de hul
diging. Onder de vele aanwezigen waren
o.m. de Minister van Waterstaat, mr. H
v. d, Vegte, de hoofdinspecteur van de
Scheepvaart, de heer C. Fock, inspecteur
van de Scheepvaart, de heer J. Bouman.
de heer Silvegi Hoogstraat, administrateur
van den Minister van Waterstaat, nicei-
dere consuls, de direcie van de Maatschap
pij Nievelt, Goudriaan Co., de Italiaan-
sche gezant, Conté Barbaro.
Omstreeks vier uur ging een luid hoera
op onder de duizendkoppige menigte, toen
kapitein Smoolenaars, gevolgd door zijn
bemanning, de loods binnen kwam. Het or
kest van het Philharmonisch Genootschap
speelde: „Nun danket alle Gott", hetwelk
staande werd aanhoord.
Toen allen waren gezeten, beklom de
heer A. J. M. Goudriaan het spreekge
stoelte om kapitein en bemanning van de
„Alhena" toe te spreken.
Namens den Raad van Beheer en na
mens de directie, aldus spreker, kom ik u,
dappere mannen van de „Alhena", dank
zeggen voor uw edelmoedig optreden bij de
ramp van de „Mafalda". Gij hebt door uw
daden getoond dappere mannen te zijn.
Ook H. M. de Koningin heeft uw daden
weten te waardeeren. Wij ontvingen heden
voor u een telegram van gelukwensch,
waarin Zij haar hulde uitspreekt voor ka
pitein en bemanning. Wij hebben, aldus
spr„ aan den gezant van Hare Majesteit
telegrafisch mededeeling van onze waar
deering gedaan. Aan u, mannen van de
„Alhena" is het te danken,, dat de ramp
met de Mafalda nog niet erger is gewor
den. (Een stormachtig applaus steeg op
uit de menigte).
Mannen van de „Alhena", wij hebben
met ontroering uw daden gevolgd, maar
vooral heeft op ons een diepen indruk ge
maakt de mededeeling van uw kapitein,
nadat de redding plaats had gevonden, een
telegram in een stijl van klassieken een
voud, ja van spartaansch laconisme, dat
bekend moet worden bij ieder die belang
stelt in de historie van het Nederlandsche
zeewezen:
Het was een radio-telegram en het luid
de: „Had een oponthoud van 6 uur bij de
redding van 500 passagiers van de Prin
cipessa Mafalda. Vertrekken naar Rio.
Kapitein Smoolenaars."
U hebt ons door dezen eenvoud diep
ontroerd. Door uwe trouwe medewerking
kapitein Smclenaars, is de „Alhena" erin
geslaagd 530 man te redden. Uw optreden
heeft ons getroffen. Wel zegt de kapitein
niet anders gedaan te hebben dan zijn plichl
maar ik zeg u, aldus spr„ gij hebt ook niet
minder gedaan dan uw plicht. Geen opoffe
ringen hebben de mannen van de „Alhena"
te groot geacht. Zij hebben getoond, de vlag
van de maatschappij met eere te kunnen
voeren. Ik wil eindigen, aldus spr„ met een
eerbiedig in memoriam aan de slachtoffers
van de ramp met de „Mafalda".
Nadat spr. nog had medegedeeld, dat de
maatschappij 5000 voor de bemanning had
beschikbaar gesteld als stoffelijka blijk van
waardeering, hief hij een driewerf hoera aan
voor de bemaning van de „Alhena", dat
onder stormachtige toejuichingen werd be
antwoord.
Dan kwam minister van der Vegte aan 't
woord en sprak ongeveer als volgt:
Kapitein en bemanning van de Alhena"!
Nu ge, na in de Zuid-Afrikaansche wate
ren schoorie daden van zeemanschap en
zelfopoffering verricht te hebben, veilig met
uw schip in het vaderland zijt teruggekeerd,
is 't voor de Nederlandsche Regeering een
behoefte om uitdrukking te geven aan haar
gevoel van bewondering voor hetgeen
door u tezamen is verricht en is mij opge
dragen u dit te zeggen.
Toen het eerste korte telegram hier
kwam was ik zeer verlangend er meer van
te weten en ik was dus blij dat de leider
van de reederij mij kwam bezoeken, van
w.'.e dacht meer te zullen hooren. Maar
hii wist mij verder niets te vertellen dan
alleen. dat hij mij troostte met de mededee
ling spoedig wel een uitvoerig rapport van
den kapitein te zullen ontvangen, waar
mede hij mij dan wel in kennis wilde stellen.
Na eenige weken kwam hij terug; hij had
toen het rapport ontvangen, maar het be
vatte niets anders dan het weinige dat wij
reeds wisten. Eerst was ik toen teleurge
steld, maar spoedig begreep ik dat ge door
dezen eenvoud de kroon op uw schoon
werk hebt gezet. Gij hebt zonder aan u zelf
te denken dadeji van grooten moed en van
flink beleid verricht, en zelf beschouwt ge
dit als eenvoudige plichtsbetrachting.
Ik wil dit voorbeeld van den kapitein vol
gen, en onthoud mij dus met opzet van het
uitspreken van een lange redevoering en
wensch u alleen dit te zeggen: Namens de
Nederlandsche Regeering, die zich in deze
de tolk weet van het gan-che volk, zeg ik
u dank voor de door u verrichte redding van
meer dan 500 menschenlevens, voor de
groote zorg die gij aan de geredden hebt be
wezen en voor de schoone bladzijde die gij
door uw optreden aan het Geschiedboek van
het Nederlandsche zeewezen hebt toege
voegd. Wij zijn trots op u allen en ik prijs e
reederij gelukkig, die haar schepen met zulk
een bemanning kan voorzien. De Regeering
wil ook uitdrukking geven aan haar gevoel
van bewondering voor uw daad, en, mede
namens mijn ambtgenoot van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw, is het mij een groot ge
noegen u te kunnen mededeelen, dat het
Hare Majesteit de Koningin behaagd heeft
de volgende onderscheidingen toe te ken
ner,;
Onderscheidingen.
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau,
H. G. Smoolenaars, kapitein; de zilveren
eerepenning voor menschlievend hulpbetoon
en een loffelijk getuigschrift aan C. H. Bak
ker, le stuurman, J. Kuiper, 2e stuurman, J.
van Engelsdorp Gasteloors, 2e machinist; de
bronzen eerepenning voor menschlievend
hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift aan
G. Sissingh, 3e stuurman, W. Raadsen, 4e
H. J Krijnen 4e stuurman, N. Laarman, 4e
stuurman, M, J. van Doeselaar, bootsman,
M. Holtrop, timmerman, J. Ommering,
matroos, P. Kalkman, matroos, P. Teekens,
matroos, L. Oosterom, matroos, J. Zwaai,
matroos, J. Lekkerkerk, matroos; de e'ere-
medaille, verbonden aan de Orde van
Oranje-Nassau, in zilver, aan J. J. Brien,
chef-hofmeester; de eere-medaille, verbon
den aan de Orde van Oranje-Nassau, in
brons, aan B. H. Loke, matroos.
In deze rij is de naam van den marconist
A. Wentzel niet Vermeld. Hij zal echter niet
vergeten worden, maar op een dag, die wel
dra zal aanbreken en die een schoone her
inneringsdag van het Nederlandsche zee
wezen oplevert, eene onderscheiding ont
vangen.
Talrijke telegrammen van hulde worden
nog voorgelezen.
Nadat nog enkele sprekers het woord
hadden gevoerd en kapitein Smoolenaars
voor de grootsche hulde bedankt had, was
de plechtigheid ten einde.
Nog had de „Msb." een onderhoud met
kapitein Smoolenaars, waarvan wij het vol
gende aanstippen:
„Wat wilt u van me weten," vroeg kapi
tein Smoolenaars, toen we henp gisteren
avond bezoekende in zijn woning in de
Oosterzeestraat, vroegen om een kort on
derhoud.
„Wat? Ja, om u de waarheid te zeggen:
bijzonderheden. Er heeft al wel veel in de
kranten gestaan, maar misschien dat u per
soonlijk.
„Kijk eens, ik ben kort, dat weet je. Het
geval is ernstig genoeg voor onzen moder
nen tijd en ik wil voor ons de zaak vooral
niet te nfiooi voorstellen. Maar ik wil u we]
vertellen wat in het scheepsjournaal staat."
Het scheepsjournaal, althans het afschrift
ervan, dat de kapitein in zijn koffertje
moest hebben, bleek echter in de gauwig
heid niet te vinden zoodat het volgende on
opgesmukte verslag over het gebeuren ver
teld werd:
Op 25 October passeerde de Principessa
Mafalda mij des middags om kwart voor
vier. Zij toonde toen niets bijzonders, doch
om kwart voor vijf zag ik, dat het schip uit
z'n koersrichting ging en achter de Empire
Star omdraaide. Toen liet ik een tros uit
leggen, omdat ik hoopte de Mafalda mis
schien op sleeptouw te zullen kunnen ne
men en zoodoende iets extra te verdienen.
Een oogenblik later kregen we het S.O.S.
sein te hooren en kort daarop de vraag,
wanneer we langszij konden komen. Te
kwart over vijf waren we op 150 a 180 me
ter afstand van het schip.
In den tijd tusschen het verzoek om langs
zij te komen en het naar de Mafalda toeva
ren, had ik drie reddingsbooten klaar laten
maken elk bemand met een stuurman en
vier man.
Van half zes tot kwart over acht hebben
deze mannen aan een stuk door menschen
uit het water en van de Mafalda gehaald.
Om half negen had ik mijn booten weer
langszij en was toen op 5 a 600 meter af
stand van de Maalda geraakt. Toen ik mijn
mannen weer aan boord had, ben ik terug
gevaren tot op 15 meter afstand van de
toen reeds half gezonken Mafalda. Wij He
pen de menschen toe om in het water te
springen, doch ze dachten, dat we langszij
zouden komen en deden het niet.
Toen zijn mijn reddingsbooten er weer op
uitgegaan en hebben ook, daar we langs
den kant van de Mafalda lijnen ladders en
zwemvesten gereed hadden gehangen, nog
vele menschen aan boord kunnen helpen-
Omstreeks 10 minuten over tien, we kon
den het zinkende schip duidelijk zien, we
hadden alle lichten op) moesten we weg.
We waren bang, dat het schip bij het z'n"
ken op ons neer zou zakken. We zijn toen
op 30 meter afstand van de Mafalda gaan
liggen. Onze boot was de laatste, die van
het schip wegvoer. Ongeveer 10 minuten
later zonk het schip in de diepte.
We vroegen of dit niet verschrikkeHlk
was geweest.
Ja 't geschrei was erg.
„Toen het schip eenmaal onder ons was,
zoo vervolgde de kapitein, „heeft de 2e
stuurman een laatste reis gemaakt en nog
eenige menschen tusschen het drijfhout op
gepikt.
Vijf of zes schepen hebben de Mafalda
tijdens het zinken benaderd en aan het re
dingswerk deelgenomen. 20 Reddingbooten
hebben de zee afgezocht en gered wat et
nog te redden viel.
Bij de eerste telling, die ik den volgen"
den ochtend .liet doen, had ik 500 geredden-
We hebben toen direct tenten gespannen en
de namen opgeschreven. Toen bleek het,
dat ik 531 personen aan boord had. Na twee
dagen zijn we in Rio geland en toen vonden
we nog vijf man, die onder een tent lagen.
Dus in totaal 536 menschen, meer dan de
helft van alle geredden.
De menschen hebben twee maaltijden pei
dag gehad. De vrouwen en de kinderen
kregen melk en sliepen, zooveel mogelijk
toegedekt, in den salon. Gelukkig zijn allen
er goed afgekomen. Mijn mannen waren ook
allen gezond, de boot heeft niet de minste
schade gehad. Alleen een dame, die al ern
stig ziek was, toeft ze van de Mafalda af
kwam, is gestorven.
We hadden 382 passagiers en 149 man
scheepspersoneel."
Zoo eindigde het sobere verhaal, waarbij
we geen „pakkende bijzonderheden," geen
enkele „groote" daad of merkwaardig staal
tje van dapperheid te hooren kregen.
Van stapel geloopen.
Het stoomschip „Nieuw Zeeland", be
stemd voor den dienst van Java op Austra
lië der Koninklijke Pakelvaart Maatschappij
te Amsterdam, is Donderdagnamiddag van
een der hellingen van de Rotterdamsche
Droogdok-Maatschappij, waar het in aan
bouw is, te water gelaten.
Gisteren kwam op het kruispunt van den
weg HoevelakenAmersfoort een motor
fiets, bereden door E. Nimmerdor met H.
Woudenberg op de duo in botsing met een
vrachtwagen. Het bleek, dat beiden geen
letsel hadden en men reed door naar de
woning van Woudenberg te Nijkerk, Wou
denberg klaagde echter over inwendige pij
nen. Nadat medische hulp was ingeroepen
bleek, dat de borstkas was ingedrukt en dat
enkele ribben door de longen waren ge
drongen. Kort daarna overleed hij.
Gisternacht is ingebroken in de R.K Kerk
te Diemen, waar men zich door braak
van de voordeur toegang heeft weten te
verschaffen. Alle offerblokken werden leeg
gehaald, naar schatting voor een bedrag
van 400. Toen de inbreker hei kerkge
bouw had verlaten en met eenige met geld
gevulde zakken over de straat liep, werd
hij door een politiedienaar van de gemeente
Diemen, die verdenking op den man had,
gearresteerd. Inderdaad bleek de' politie
met deze arrestatie eer goede vangst te
hebben gedaan. De inbreker zal ter be
schikking der Amsterdamsche justitie wor
den gesteld
Te Kwadendamne is de boerenschuur
van C. Goense Jr. afgebrand. Zeven koeien
een stier en vier runderen kwamen in de
vlammen om. De in de schuur aanwezige
paarden en varkens konden worden gered.
De oorzaak is onbekend. Verzekering dekt
de schade.
Te Hoogezand heeft een lijkauto uit Gro
ningen een kinderwagen, waarin twee kin
deren, omver gereden.
Een der kinderen, een 3-jarig knaapje,
werd gedood. Het andere kind bleef on
gedeerd, evenals de moeder, die achter
den wagen liep.
Venlo is den laatsten tijd een middel
punt van belangstelling geweest van een of
meerdere leden van het lugubere gilde der
inbrekers,
Ingebroken werd o.m. in de woning van
den majoor der infanterie Jans, aan den
Tegelschen weg.
De dader heeft zich toegang verschaft
tot de woning door de openstaande deur der
warand. Hij heeft getracht een bureau
open te breken, doch zonder resultaat. Ont
vreemd werd niets.
Eveneens werd ingebroken bij den heer
Blom, leeraar aan het S. Thomas College,
eveneens wonende aan den Tegelschen wég.
Met behulp van een valschen sleutel heeft
de dief zich tot de bijkeuken toegang ver
schaft. Een bedrag van circa 20 aan geld
werd ontvreemd.
Ook in een tuindershuisje aan den Vel-
denschen weg werd ingebroken. Hier wer
den eenige gereedschappen ontvreemd.
Te Berg en Dal bij Nijmegen werd door
den auto van den heer van den Bogaard
een vrouw H.. die dwars voor den auto
uitliep gegrepen en ernstig inwendig ge
kneusd. Zij is aan de gevolgen overleden.
Door de Justitie te Arnhem wordt een on
derzoek ingesteld.
Op den weg NijmegenUbbergen is het
zoontje van den heer G. Bakker door den
auto van den heer van der Lenden uit Ub
bergen gegrepen. De jongen bekwam een
dubbele beenbreuk en een kneuzing aan
den knieschijf, terwijl hij tevens aan het
hoofd letsel opliep. In hoogst ernstigen
toestand werd hij in het Canisius-zieken-
huis opgenomen. De politie heeft ook deze
zaak in handen.
Een geweldige vlammenzee spoedig
gebluscht.
Angstige oogenblikken.
Zoo geweldig als de brand bij de N. V.
„Tecrbedrijf" te Uithoorn zich aanvanke
lijk Het aanzien, zoo spoedig was hij be
dwongen. Hoewel de plaatselijke brand
weer slechts drie stralen had uitgelegd, was
zij reeds binnen het uur het vuur meester,
wat niet wil zeggen, dat het was gebluscht,
doch wel dat het gevaar voor uitbreiding
was voorkomen.
Om half tien in den avond kon de heer
Van Swieten, die het blusschingswerk op
voortreffelijke wijze had geleid, zijn man
netjes afdanken. Ook het laatste restje
vuur was gedoofd.
Mijdrecht en Nieuwer-Amstel hadden
beide, op de aanvrage van den burgemees
ter van Uithoorn, motorspuiten gezonden,
maar zij hebben geen dienst behoeven te
doen.
De heer Van Swieten, wel begrijpende,
I dat water voor brandend teer niet het
ware blusschingsmiddel is, heeft er vooral
op gewerkt, dat zooveel mogelijk zand in
de vuurzee werd gegooid. Met een der
drie stralen deed hij de groote benzoltanks
nat houden, zoodat deze niet oververhit
werden. Met de andere stralen is het vuur
in de distilleerketels bestreden. Het is alle
maal zoo eenvoudig gezegd, maar een ge
weldige durf en volharding bij de vrijwil
lige brandweerlieden was er noodig, om
het bij die enorme vuurzee uit te houden.
Stralen water kan men nog op eenigen af-
sfrnd richtten, met zand moet men dichtbij
blusschen. En als er geen zand was gebruikt,
zou het vuur niet te houden zijn geweest,
omdat water de wegvloeiing van brandend
teer nog bevordert.
De explosies van de twintig vaten benzol
waren angstwekkend. Zij lagen in den vuur
gloed; door de geweldige hitte stee'g de
spanning in de vaten snel, wat tot gevolg
had dat zij uit- elkaar spatten. Tusschen het
teer laaide de benzol fel op, zoodat het
na elke ontploffing was of fonteinen vuur
naar boven spoten, al werden de vlam
men verduisterd door de zware en vette
rookmassa's,
Tusschen dien ontzettendèn rook en de
voortdurende explosies moesten de brand
weerlieden werken, maar zij hielden vol en
dank zij dit doortastend optreden
dank zij ook het optreden van den heer
Van der Woerd, die, hoewel het vuur al
fel oplaaide, op den brandenden distil
leerketel was gesprongen om den toevoer
af te sluiten zijn de fabrieksgebouwen
vrijwel gespaard gebleven. Wel is er zeer
veel schade aan geleidingen en aan voor
raad.
Niet alleen de brandweerlieden, ook
het geheele fabriekspersoneel heeft kracht
dadig nlfedegewerkt om den omvang van
het vuur te beperken. Bijna met doods
verachting wierpen de mannen het zand op
de vlammen.
Aangaande de vermoedelijke oorzaak
deelt het „Hbld" nog mede, dat waarschijn
lijk een der drie ketels lek is geworden.
Onder de ketels laait een vuur, dat een
hitte heeft van ongeveer 1600 graden.
Het is dus begrijpelijk, dat de teer welke
erin vloeide, dadelijk brandde. Door de
afsluiting van den toevoer was niet te ver
hinderen, dat de ketel leegliep en de
brandende teer zich verspreidde. Daar
door kreeg het vuur een zeer groote op
pervlakte, welke door het graven van een
greppel later wel binnen zekere grenzen
is gehouden, maar welke op eenigen afstand
(Sezien, toch van zoocjanigen aard was, dal
het scheen of het geheele fabriekcomplex
in brand stond.
De vlammenzee heeft in het dorp heel
wat angst verwekt. De toeschouwers hoor
den de ontploffingen, maar konden niet
dadelijk beseffen, waar zij vandaan kwamen.
Men vreesde, dat de groote tanks zouden
ontploffen en dat dan, al ligt de fabriek
een eindje buiten de bebouwde kom aan
den Amstel, de stukken op de huizen zou
den neerkomen.
Zoo erg is het gelukkig niet geworden.
De bewoners van Uithoorn hebben gezien,
dat hun brandweer ook ernstige vuren kan
bestrijden. Hoe groot het vuur was, moge
nog hieruit blijken, dat het zelfs in Am
sterdam te zien was.
De Venloosche politie is het gelukt, den
vader op te sporen van het 14-jarig meisje,
dat dezer dagen aangehouden werd op de
Kleine Heide en weigerde naam, woon- en
geboorteplaats op te geven.
De vader is gebleken te zijn een woon
wagenbewoner, die thans met een woon
wagen staat te Crefeld aan de Venloer-
strasse.
Het meisje is naar Duitschland terugge
bracht en onder het ouderlijk gezag gesteld.
Te 's-Gravenhage is op het Korte Voor
hout in de onmiddellijke nabijheid van het
Paleis van Justitie een auto gestolen, toe-
behoorende aan iemand uit Wassenaar.
Beze had den wagen eenige uren onbeheerd
laten staan; toen hij terugkwam, was de
auto verdwenen.
Het is een Studebaker (torpedomodel),
donker rood gelakt. Het nummer is H. 34474.
.Wolff meldt uit Gelsenkirchen:
De jeugdige Nederlandsche matroos A.
Hoekman uit Krabbendijke wilde in Essen-
Dellwig een kennis-bezoeken en reed daar
toe met zijn fiets op het ijs van het Rijn-
Hernekanaal. Hij zakte er door en verdronk
jammerlijk.
De storm van gisteren heeft, ofschoon hij
niet lang gewoed heeft, toch op sommige
plaatsen in den lande veel schade en stag
natie veroorzaakt.
Twente heeft van het zware weer nogal
te lijden gehad, zooals uit Hengelo aan de
„Tel." gemeldt wordt.
Tegen 4 uur kwam hedenmiddag een pik
zwarte lucht uit het N.W. opzetten. De
reeds krachtige wind beukte er zoo gewel
dig op los, dat een ieder onwillekeurig
moest denken aan de cyclonen, die reeds
twee maal deze streek teisterden, te meer
daar sterk weerlicht en onweer de bui ver
gezelden. Juist toen de eerste hagelkorrels
vielen, scheen een krachtige windruk het
culminatiepunt te vormen en werd Hengelo
eensklaps totaal in hgt donker gezet. Hoe
wel het 4 uur was, had men reeas op vele
plaatsen de lichten ontstoken, zoodat men
plotseling in het donker zat. Kaarsen, pe
troleumlampen en allerlei antiek verlich
tingsmateriaal bewezen goede diensten.
Het beek, dat één der drie bij de nieuwe
centrale aan den spoorlijn HengeoBorne
staande koeltorens was omgewaaid.
Van deze torens, welke een inhoud van
2500 kubieke M. hebben en een hoogte van
25 meter, is het bovenste smalle gedeelte,
dat een diameter van ongeveer 12 meter
heeft, finaal weggerukt. Het voetstuk met
een hoogte van 4 a 5 meter en een doorsnee
van ongeveer 2 8meter is biij^n staan.
Door het neervallend houtwerk is het
dak van de machinekamer over een lengte
van ongeveer 28 meier is blijven staan,
ken van daken, planken en binten van den
toren werden aan de andere zijde van de
centrale op een afstand van ongeveer 30 a
40 meter teruggevonden.
Door de vernieling van het dak en den
toren moesten de vier voor de opwekking
van electrische energie in gebruik zijnde
turbines buiten werking worden gesteld.
Hoewel aan deze geen schade verd berok
kend zou het onverantwoordelijk zijn ge
weest met het oog op de daaraan verbon
den gevaren, haar te laten doordraaien.
De machinist, die zich op het oogenblik
van de ramp met nog eenige andere per
sonen aan het andere einde van de machi
nekamer bevond, heeff, hoewel hij aan
vankelijk voor het vallende houtwerk en
glas een veilige schuilplaats zocht, de
tegenwoordigheid van geest gehad de tur
bines te stoppen. Gedurende al den tijd dat
zij tot werkloosheid waren gedoemd, was
het geheele gebied, dat door het Twentsch
electriciteitsstation van stroom wordt voor
zien, een groot deel van Twente en den
Gelderschen Achterhoek omvattende, vol
komen stroomloos.
-Onmiddellijk werd met het opruimings-
werfe een aanvang gemaakt, met het ge
volg, dat het reeds na verloop van een uur
zij het dan ook op uiterst beperkte schaal
mogelijk was een deel van de gemeente
Hengelo wederom van licht te voorzien,
door het in gebruik nemen van één turbine.
Door de oude centrale naast de H. E. E.
M. A. F. wederom in gebruik te nemen
er staan hier twee turbines opgesteld
was het mogelijk geleidelijk de werkingssfeer
uit te breiden. Zoo kon omstreeks half zes
Enschedé wederom van stroom worden
voorzien. Electrische stroom voor kracht
kon echter nog niet geleverd worden.
Een schip gezonken.
V. D. meldt uit Wemeldinge: Gistermid
dag tegen twee uur is het sl^epschip „Ti-
merane" schipper L. Spiegelein van Ant
werpen, op weg van Dordrecht naar Ant
werpen, dat gesleept werd door de sleep
boot „Dolfijn" van Hansweert, op de Oos-
ter Schelde nabij Wemeldinge, tengevolge
van den storm volgeloopen en gezonken.
De zeven opvarenden werden door de sleep
boot gered. Het schip zit niet gevaarlijk
voor de scheepvaart.
Het treinverkeer.
Ook het electrisch treinverkeer heeft
weer ertistige stagnatie ondervonden, daar
op sommige plaatsen de bovenleiding dooi
den storm defect was geraakt. Dat ge
beurde bij Delfshavensche Schie, Delft, on
middellijk nabij den Haag en nabij War
mond.
Te 's Gravenhage kwam tusschen 7 uur
en half elf geen enkele electrische trein uit
Amsterdam aan.
Echter in den loop van den avond wer
den de defecten weder zooveel mogelijk
hersteld. De treinenloop bleef echter den
geheelen avond in de war.
Te Amsterdam,
Te Amsterdam kwam te ongeveer vijf uui
tijdens eén hevigen rukwind het dak van
een tweetal in aanbouw zijnde huizen op
den hoek van de Jan Evertsenstraat en
Mercatorplein met hevig geraas naar be
neden. Planken, latten steenen en een
groote ijzeren balk kwamen terecht op een
juist aankomenden motorwagen van lijn 13.
Het voorbalcon werd zeer ernstig bescha
digd, de voor - en zijruiten vernield en door
het dak van den wagen kwamen balken
naar binnen. In den wagen zaten vijf passa
giers, die er bijzonder goed afkwamen. De
stroom- en zijdraden, waren gebroken, zoo
dat het verkeer op de lijnen 13 en 7 stil
stond. Brandweei en Bouw- en Woningtoe
zicht waren spoedig aanwezig en begon
nen met den chaos op te ruimen.
Onder leiding van inspecteur Bos van
bureau Adm. de Ruyterweg werd het Mer
catorplein door politie afgezet. Daar ver
der gevaar dreigde, Shopte de brandweer
enkele gevaarlijke dakgedeelten. De be
stuurder werd door den Geneeskundigen
Dienst verbonden.
NAAR HET ENGELSCH.
27
Dien nacht sliep hij met de bewijzen van
Sir Felix's schuld onder zijn hoofdkussen
hij moest er zelf om lachen en ver
scheidene keeren, toen hij dsn volgenden
mctgen een vergadering in het Lagerhuis
bijwoonde, voelde hij in zijn borstzak of ze
er nog wel in waren.
In den namiddag kleedde hij zich nog
zorgvuldiger dan hii anders reeds gewoon
was en wandelde langzaam naar de Audley
Street. Kate was thuis en hij werd in den
salon gelaten. Hij zag bleeker dan gewoon
lijk, en hii voelde zich zenuwachtig. Hii
hoopte vurig, dat hij niet genoodzaakt zou
2ijn van de macht, die hij over haar vader
had, gebruik te moeten maken; twee ot
maal liep hij de kamer op en neer,
t°en bleef hij staan voor het venster en
sarde naar buiten. Ineens trad Kate bin-
en: het scheen of met haar een zonne
straal door de kamer gleed, een licht, dat
noch op land, noch ooit op zee gezien
wordt. Ja, hij zou de schoonste vrouw van
Londen bezitten! Hij schreed haar tegemoet
en kon nauwelijks zijn vurige Heide tot
haar onderdrukken.
Ik wilde juist uitgaan, zeide Kate
Neen, neen, ik heb geen haast! Wat dom
toch om dat te zeggen. Ik bedoel, dat
blij ben, nog niet te zijn weggegaan,
Ik ben ook blij, zeide Carrasford,
want ik verlang vurig u te spreken. Ik
zou u graag iets willen vertellen.
Ja? zeide ze, zonder eenig vermoe
den, want, ofschoon hii hartstochtelijk en
vurig wilde spreken, klonk zijn stem koud
en hard. Wilt u niet gaan zitten?
Nog niet, zeide hij. U zult me dade-
l«k wel zeggen 0f ik mag, Miss Hayden..
Kale, ik ben gekomen om u te zeggen, dat
ik u bemin en u te vragen mijn vrouw te
worden.
Kate zag hem met stomme verbazing aan;
eerst kreeg ze een kleur, toen werd ze
vaal-bleek. Zij haalde diep adem, want of
schoon zij wel een aanzoek op den een of
anderen dag van Carrasford had kunnen
verwachten, werd zij er op dit oogenbhV
toch door verrast. Hij was zoo kort ge
weest, dat ze er heelcmaal van geschrok
ken was.
Zij zeide niets en ging voort hem aan ie
zien, alsof ze probeerde de beteekenis van
zijn woorden te begrijpen.
Ik heb u doen schrikken, zeide
zachtjes. Ik vergat, dat u niet evenals
cp deze bekentenis was voorbereid. Reeds
eenigen tijd heb ik ^u bemind, heb ik steads
aan u gedacht, naar u' verlangd, en
meende, dat u mijne vereering voor u had
opgemerkt. ïk had eerder willen spreken,
maar ik was bang.... ja, bang! Ik ben u«er
zoo onwaardig, het scheen zoo onmogelijk
dat u mij zoudt liefhebben....
Hij hield op iwit spreken, Kate zonk °P
een stoel neer, leunde eenigszins voorover
en het haar kin op haar hand rusten. Stan
ley Carrasford speelde zijn rol uitsteken"'
Z.ijn nederigheid deed haar goed want Ka'e
was niet ijdel. Bij zijn eerste woorden was
heel haar gemoed in opstand gekomen, had
ze hem ernstige vef-wijten naar het hoofd
willen slingeren, maar zijn bescheidenheid,
en de nederige toon, waarop hij haar vroeg,
kalmeerden haar. Hij stond naast haar, zaS
op haar neer, en zijn verlangen haar te In
zitten werd ieder oogenblik grooter.
Ik wilde, dat ik het een of ander k'J"
uitdenken, dat mijn aanzoek nog dringender
zou maken, zeide hij, maar ik voel mij ajs
met stomheid geslagen. Alleen kan ik u dit
zeggen, dat indien u mijn vrouw wil wor
den, indien u ja wilt zeggen, ik mijn best
zal doen, mijn uiterste best, om u gelukkig
te maken.
Kate bleef zwijgen, omdat ze niet wist
wat te antwoorden. Iets in haar hart dwong
haar „neen" te zeggen; maar iedere op
rechte vrouw moet aarzelen, voor ze bet
aanbod van een mannenhart weigert, voor
al wanneer ze den man als een vriend be
schouwt.
La,at me dit zeggen, zeide bij een'ge
'■ogenblikken later; ofschoon ik weet, dat
'k uwer onwaardig ben, voet ik toch een
groet verlangen om een positie in de maat
schappij te veroveren, die uwe schoonheid,
uwe bevalligheid waardig is....
Kate voelde zich beleedigd. Het was zijn
eerste domme zet. Daar gaf ze nou een
maal niets om. Hii zag zijn fout dadelijk in
en voegde er rustig en* vleiend a.an toe;
Maar ik weet dat dit niet veel in
druk op li maakt Ik weet, dat, indien u
mij lief hebt, het u niet kan schelen, of ik
arm ben en nooit een voorname positie in
de maatschappij zal bekleeden, IJ ziet, ik
probeer alles, om u rrb'n aanzoek gunstig
voor oogen te s'ellen. Wilt u ja zeggen en
mij den gelukkigste man ter wereld
melken?
Zij sloeg hare oogen op en zag hem
doordringend aan,
Ik kan niet, zeide ze rustig. Neen, ik
had mij er niet over moeten verwonderen.
Ik had het kunnen weten.... maar waar
om, weet ik niet, kan ik niet in woorden
uitdrukken, ik dacht niet, dat u mij lief
had, en mij zoudt vragen uw vrouw te
worden.
Maar nu dat u1 het weet? zeide Car
rasford. zachtjes.
Ook nu ik het weet, kan ik het niet
zeggen, zeide ze ernstig en eenigs>zins
vei ward.
Ik weet. dat u mij een groote eer
bewijst, door mij te vragen uw echtgenoote
te worden. Ik ben het, die u niet waardig
is. Ik zou een dwaas, zijn, indien ik niet
wist, dat u een voorname persoonlijkheid
is, en die waarschijnlijk nog meer in aan
zien zal stijgen. O zeker, zoo dom ben ik
niet, dat ik niet weet, dat u zeer veel
voor mij opoffert, Mr. Carrasford,
Hij gevoelde zijn kans verminderen, zijn
oogen zagen droevig, maar hij wilde nog
wachten.
Maar laten we daar nu niet over
spreken, zeide Kate langzaam. U wilt we
ten, of ik u bemin? Eenige oogenblikken
zweeg ze; dan zeide ze, langzaam, met
neergeslagen oogen; Ik geloof het niet;
want als ik u lief had, zou ik het wel
weten, nietwaar? Ja, ik ben u zeer dank
baar en ik gevoel mij zeer vereerd, maar
hoe het mij ook spijt, ik moöt neen zeggen.
Hij wendde zijn hoofd van haar af en
sprak niet; men hoorde niets in het giroote
vertrek, alles was stil. dan zeide hij:
Weet u wel heel zeker, dat u mij
niet kunt leeren liefhebben? Wilt u mij niet
eenige hoop geven? Ik wil wel wachten,...
Kate stond op.
Neen, neen, zeide ze, ontvang nu
mijn antwoord.
Ik kan niet, riep hij uit, het is te veel
voor mij. Ik zie in, dat ik een dwaas was,
om niet langer te hebben gewacht, alvorens
mijn aanzoek tot u' te richten. Wilt u uw
antwoord niet terugnemen, en mij nog een
week tijd geven?.... Maar, neen, ik kan
geen week meer wachten! Mijn lijden zou
greoter zijn, dan ik kan verdragen. Wilt
u mijn voostel aannemen, om bet mij mor
gen te bezorgen?
Kate voelde veel lust, om zijn voorstel
te weigeren, hem definitief af te wijzen,
maar tenslotte nam ze het aan.
Morgen dan, zeide zij fluisterend..
Waar nog hoop is. daar is ook nog
leven, zeide hij glimlachend. En dit is mij
nog dierbaarder dan mijn leven.
Hij begreep, dat ze hem ook morgen
zou afwijzen, en deze overtuiging prikkelde
zijn ijdelheid en wekte zijn toorn op. In
dien iemand de naam van man waardig is,
dan voelt hij zich bedroefd en terneerge
slagen, wanneer de vrouw, die hij bemint,
hem afwijst, Maar Carrasford voelde meer
spijt, spijt als een verwend kind, aan wien
'iets geweigerd wordt. Natuurlijk werd hij
slechts gedreven door hartstocht en geld.
Hij wilde het groote kapitaal van Sk
Felix bezitten, een andere beweegreden
had hij niet. Echte, ware liefde kende hij niet^