GOED EN SLECHT IN OUD EN NIEUW HAARLEM. DE WAERELD ROND. Tweede Blad NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Vrijdag 13 Januari 1928 Waarom de Bond van Nederlandsche Architecten aan den Gemeenteraad een adres zond, om maatre gelen te nemen tegen verdere ontsiering der oude stad en de landelijke buitenwijken. vu. WËËÊÊm Ér, een sprekende hond, eeuwfeest der parijsche bussen. draken, HET BACCARAT-SCHANDAAL VAN 1890. In Londen is, 84 jaar oud, overleden Ar- Ihur Wilson, uit Franbybrost in Yorkshire. De dood van dezen man roept weer het bekende, Baccaratschandaal voor den geest, geest. Deze zaak heeft zoo groot opzien over de geheele wereld gebaard, omdat de toen malige Prins van Wales een rol speelt in het proces. Zooals men zich herinneren zal, was deze Prins van Wales, de latere koning Eduard In September 1890 verbleef de prins als gast ten huize der Wilsons in Franbybrost. 's Avonds speelde men baccarat. Bij dit spel werd een van de gasten, Sir William Cordon-Cumming, van de Schotsche garde, *ls een valsche speler ontmaskerd. Sir William, een vriend van den prins, moest een bewijsstuk onderteekenen, waar in hij nadrukkelijk verklaarde, dat hi) valsch had gespeeld. Hii moest zich tevens op eerewoord verplichten nooit meer in xijn leven een kaart ter hand te nemen. Alle aanwezigen beloofden over dit voor val het diepste stilzwijgen te bewaren. Spoedig daarop stond de geheele geschie denis in de dagbladen. Sir William, die volhield, dat hij dien avond niet valsch had gespeeld, doch al leen het bewijsstuk had onderteekend ter wille van den prins van Wales, zag zich thans echter genoodzaakt, handelend op te treden. Hij diende een klacht wegens laster in tegen den gastheer en tegen de andere genoodigden, die daarbij tegenwoordig wa ren geweest, Sir Berkelen Levette en Mr. en Mrs Lycett Green. In dit proces was de Prins van Wales als getuige aangewezen. Heel Engeland volgde met de meeste spanning het verloop. Koningin Victoria liet iederen dag naar het paleis in Balmoral telegrafisch bericht stu ren. De sensatie kwam, toen door de ver dediger der vijf aangeklaagden werd aan gehaald, dat het spel kaarten, dat hier als bewijsstuk moest dienen, niet alleen eigen dom was van den Prins, maar ook aan de rugzijde het prinselijk wapen voerde. De verdediger was niemand anders dan de latere staatsman Sir Asquith. Bij het verhoor verklaarde de prins, dat hij reeds 20 jaren Sir William kende en dat hij hem dikwijls als gast bij zich ge zien had. Hij verklaarde verder, dat hij ge durende het spel geen enkele onregelma tigheid bemerkt had. Op de vraag: „Maar, Koninklijke Hoogheid, heeft U dien bewus- ten avond er dan niets van bemerkt?" antwoordde Eduard: „Wanneer men zich sterk bij het spel geïnteresseerd voelt en daarbij nog speelt ten huize van een goe den vriend, dan let men niet zoo precies op het spel van een enkeling, daar men niemand wantrouwt." Zeven volle dagen duurde het proces. De beraadslaging van de rechters vroeg slechts 13 minuten. Daarop werden de vijf aangeklaagden vrijgesproken. Ook Sir Wil liam werd door het gezelschap^ van zijn vroegere medespelers gerehabiliteerd. Hij trok zich op zijn bezittingen in Schotland terug, waar hij, than® 80 jaar oud, nog leeft. ROEMEENSCHE HUMOR. Vorst Cuza inspecteerde eens een dorps gevangenis in Roemenië. De directeur kreeg bevel al zijn gasten een kleine duizend bedriegers en oplichters op te stellen op de binnenplaats. De vorst liet zich niet afschrikken door het groote getal en onder vroeg de gevangenen één voor één. „Wat heb jij uitgevoerd?" „Niéts, Sire." „Zoo." En jij?" „Niets, Sire, ik zweer het." „Zoo, ook niets. En jij?" „Ik heb niets misdaan, Sire, heusch niet. „Heb jij ook niets gedaan?" „Neen Sire, op mijn eere-woord. De vorst kreeg van allen hetzelfde ant woord: iedereen was onschuldig. Toch blijft hij vragen, tot hij aan den laatsten man komt. ^Waarom ben jij hier?" „Ik heb gestolen, Sire." „Gestolen? Wat" „Twee biggen, Sire." „Wat doe jij dan hier tusschen al die eerlijke mannen? Maak dat je weg komt En de directeur kreeg bevel: „Laat dien i man buiten de deur zetten." HET KATHOLICISME IN PERU. De verhouding tusschen Kerk en Staat. Enkele weken geleden hielden de bis schoppen van Peru, te Lima onder voorzit terschap van den Pauselijken nuntius, Mér- Camilo, het achtste Provinciaal Concilie. fp.P den dag van de opening van het Concilie waren de bisschoppen te gast bij den pre sident der republiek, Mr. Leguia. Bij dezen maaltijd waren alle vooraanstaande burger lijke en militaire autoriteiten, de leden ean de rechtbank, de voorzitter der beide Ka mers van de Staten-Generaal, alsmede de gezanten der vreemde mogendheden aanw®- zig. In zijn welkomstwoord sprak de presl~ dent, mr. Liguia, met den grootsten lof over het werk van de katholieke kerk. kerk," zoo sprak hij, „is het grootste licht, dat aan de volken verschenen is, waardoor de duisternis van het heidendom ook voor de Inka's werd weggenomen." Peru hee t het voorrecht onder zijn groote staatsbur gers een heiligen Turidius te tellen, die een beroemd bisschop was, alsook een H. Fran" ciscus van Salino en de groote volksheilig®' de H. Rosa van Lima. De president sprak met buitengewoon veel waardeering over de zorg waarmede de kerk de inlanders be schermt; hij prees den ijver der missiona rissen en van allen, die vol opoffering ver ken aan de opvoeding der jeugd. „De staat- kan nooit reden hebben om vijandig of °n" verschillig tegenover de kerk te staan; onze grondwet beschermt de kerk, en de ge" schiedenis heeft bewezen, dat ons volk trouw en standvastig blijft aan haar g0(^s" dienst. Als katholiek en als hoofd van bet volk, dat er zich op beroemd trouw te zijn aan de katholieke kerk, is het mij een vaar genoegen, als mijn vaste overtuiging uit te spreken, dat er in Peru een uitstekende verhouding zal blijven bestaan tusschen kerk en staat." Arnhem bergt binnen zijn muren een sprekenden hond. Van een sprekenden hond hadden we nog nooit gehoord vertelt de „Gelderlander". Een sprekende papegaai, een babbelende ekster waren bekend. Bij de demonstratie maakte onze twijfel plaats voor verwondering en bewondering. Een vaardige meisjeshand bleek een hon denbek te kunnen bespelen als een viool. Met behulp van een paar eenvoudige handgrepen, is de ontdekster van deze nieu we dressuur, mej. F. van Hilst, Kastanjelaan 3, alhier, er in geslaagd allerlei mensche- Üjke klanken aan een hondenkeel te ont. lokken. Men staat perplex, als men een hond, niet alleen woorden, maar allerlei volzinnen van behoorlijke lengte verstaanbaar en ge articuleerd hoort uitstooten. De hond begint te grommen en uit dezen roenschelijken grondtoon maken zich, door het op en neer bewegen van den bek, klan ken en medeklinkers los, die vaak verras send van scherpte en duidelijkheid zijn. Als iedere leerling in de spraakkunst is de merkwaardige hond van zijn komaj een bastaardterrier begonnen met „papa en „mama" te stamelen! Het was een toevallige ontdekking, zoo- "als de meeste ontdekkingen toeval zijn. °P een goeden dag was de dochter des huizes met den hond aan 't spelen. Speels omklemden haar handen den bek van hef heest, en bij het op en neer bewegen, vorm de het ongearticuleerd gebrom zich tot ver staanbare klanken. Een jonge wereldburger had voor het eerst „papa" gezegd. De Steen der Wijzen was gevonden! Op dit ontdekte beginsel heeft de dresseuse voort geborduurd en de leergierigheid van den leerling bleek onuitputtelijk. Allerlei episodes uit het hondenleven Weet deze intelligente telg van zijn geslacht roet pittige volzinnen uit te drukken. Zijn ontmoetingen met de buitenwereld, zijn ver grijpen tegen de intieme tucht, vinden een Passend commentaar! De zinnen, die de hond het langst heeft geleerd, zijn natuurlijk het duidelijkst, zóó, dat men ze zou kunnen verstaan, ook zon der te weten, wat de inhoud is. Maar geleidelijk wordt de woordenschat en de conversatie uiigebreid. De oranje klant begint thans met groote overtuiging de leden van het Koninklijk Huis op te sommen. Interessant is de soms verbluffende nuanceering in gelijksoortige woorden. Hoe Weinig verschillen b.v. „half elf" en „half twaalf" van elkaar. Toch hoort men het onderscheid tot in alle finesses. De sprekende hond is een interessant Verschijnsel, dat het zeker volop waard is, om hier af daar in intiemen kring gedemon streerd te worden. Deze maand viert Parijs het eeuwfeest van den omnibus die, sedert hij niet meer door paarden wordt getrokken, autobus heet. Toen zij honderd jaren geleden begon-, nen te rijden, moesten zij, volgens politie- voorschrift door paarden getrokken worden, plaats bieden voor 10 personen minstens en voor 20 personen hoogstens; ze moesten zich houden aan een vaste route, en mochten stoppen tot het in- en uitlaten van reizigers waar ze maar wilden, behalve binnen de 200 pas afstands van het bureau der maat schappij daér moesten ze doorrijden tot aan het bureau zelf. In den beginne maakten ze ware triomftochten; voortdurend was er plaats te kort, ieder wilde van dat nieuwe vervoermiddel gebruik maken. Maar, helaas toen bet eerste nieuwtje er af was, keek niemand er meer naar om. De maatschappij sloeg failliet, en de directeur was daarover ZOO wsnhopig, dat hij zelfmoord pleegde^ Zijn twee compagnons zetten echter *de zaak voort en met goeden uitslag. In 1855 had Parijs al tien omnibus-maatschappijen, welke zich toen aaneensloten tot een „Alge- meene O'miiibus-maatschappij". Evenals de diligences hadden de omnibussen drie af- deelingen: de „coupé", het „interieur" en de „rotonde". De prijs van een plaats was vijf stuiver gemiddeld. Ze brachten een ware democratische revolutie in het reizigers- vervoer teweeg, want behalve allerlei bur gers" lieten ze ook „lakeien, soldaten, livrei- volk en werk-volk" toe. In 1914 verdween de laatste omnibus die met paarden was bespannen. CRITIEK. De beroemde componist Handel was meestal heel gemoedelijk, maar kon ook rake dingen zeggen. Een zanger beschuldigde hem eens op een repetitie, dat de meester slecht accompagnccrde en door Handels onverstoorbare kalmte buiten zichzelven gerakende riep kij ten slotte uit: „Ik zal op 't klavier springen en 't in elkaar trappen «Is ge t bij de uitvoering niet beter doet. „Waarschuw mij vooraf, wanneer ge aan dit voornemen denkt gevolg te geven" gaf Handel bedaard ten antwoord, „dan zal ik het vooruit annonceeren.... Ik ben zeker dat er meer publiek zal komen om u te zien springen dan om u te hoorcn zingen." TEGENWOORDIGHEID van geest. Czaar Nicolaas I van Rusland kwam eens in een straat van St. Petersburg een dra gonder tegen, die zich, daar hij door den drank wat onvast op zijn beenen was ge worden, in een wagentje liet rijden. Dron kenschap werd toentertijd zeer» streng ge straft en de half beschonken dragonder ver schrikte dus niet weinig, toen hij den Czaar gewaar werd. Maar spoedig herstelde hij zich, trok den sabel en salueerde naar den eisch. De keizer echter, die de situatie begreep, liep op hem toe en snauwde: „Wat voer je uit in dien wagen?" „Een dronken soldaat naar de hoofd wacht brengen, sire!" was het leuke ant woord. Nicolaas, die, evenals Frederik de Groote, een gevat antwoord wist te waardeeren, wis door dit gezegde ontwapend en gaf den soldaat in plaats van straf een geldstuk. „En breng hem nu meteen naar huis en niet naar de hoofdwacht," gelastte hij den man, die den dragonder reed. GEVOEL VOOR KUNST, De beroemde Poolsche treurspelspeelster Modjeska werd eens te Parijs op een groote partij genoodigd. De vrouw des huizes ver zocht haar den aanwezigen iets van haar kunst te genieten te geven. De kunstenares was daartoe gaarne bereid, maar daar nie mand van het gezelschap een woord roolsch verstond, besloot zij eens e®n Proef te nemen £ij sprak, en wat zij voordroeg moest wel zeer treffend zijn; want haar stem gaf alle schakeeringen van hartstocht en gevoel te hooren. De aanwezigen waren allen d!%> onroerd en eenige dames zells hadden tranen in de oogen. „Hoe heet het gedicht eigenlijk, dat gij ons hebt voorgedragen?" vroeg de gast vrouw, toen de kunstenares ophield. „Het was geen gedicht," antwoordde Modjeska. „Dan was het toch een fragment uit een of ander tooneelstuk? „Ook dat niet „Maar wat was het dan?" vroeg men in gespannen verwachting. „Ik heb in het Poolscb geteld van één tot tweehonderd-dertig," gaf de kunste nares met een glimlach ten antwoord. DE AMER/KAANSCHE PERS, In zeker Amerikaansch dagblad leest men aan het hoofd der eerste pagina: „Van eiken abonré op dit blad, die ons de abonnementsgelden geregeld vooruit toezendt, wordt na zijn dood een levensbe schrijving opgenomen van minsten, 25 re gels. „Alles wat men in de ballades van dra* ken leest is fabel- er bestaan geen dra ken, las een echtvriend in stilte, e» peinzend legde hij het boek neer. „Waarom zie je me zoo aan?" vroeg zijg vrouw verwonderd. De Noordelijke zijde van de Molijnsfraat: met zorg ontworpen rustige straatwand. Wat verdwijnen gaat: De rechtsche topgevel a.d. Bakenessergracht ten doode opgeschreven. ,,'t Most niet maggeu!" Een van onze prachtige nog behouden stadsgezichten. Ongevoelige aansluiting van twee woningtypen: slechte platbouw tegen aardiger Een bedreigd punt van onze Groote Markt. volkswoningbouw. De zuidelijke zijde van de Molijnstraat: Onverschillige en willekeurige bebouwing. Is hier een Schoonheidscommissie overbodig? Ter vulling van deze pagina geven wij hierboven een fraai gezicht op de omgeving van de Amsterdamsche Poort,'naar een oude, mooie prent. Men lette op de beroemde tuinhuisjes daar langs- den weg, een ontspanningsgelegenheid voor de Haarlemmers van dien tijd. Hoe vlak bij onze onovertroffen oude St. Bavo en Vleeschhal- het stadsbeeld wordt „verzorgd".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 5