BRIEVEN UIT ROME.
ONDER ROOD SCHRIKBEWIND
Voornaamste Nieuws
f3600.-750.-&38ffiES£!25°'1125'5M33SWSf50-'KT'™"f40.-
DINSDAG 7 FEBRUARI 1928
M De moraal overboord.
DE H. STOEL EN TSECHO SLOWAKIJE.
Een „Modus Vivendi".
HOE WEENEN GELD „MAAKT".
Dood Kapitaal.
Roode „Economie".
EEN EN VIJFTIGSTE JAARGANG No. 16775
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIEMAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL.
Een 85-jarige vrouw levend
verbrand.
Pastoor P. Soepnel.
Telegrafisch Weerbericht.
De rijbewijs-examens.
Noodlottige val.
BUREAUX: NASSAULA AIM 49
Telefoon No. 13866 (drie lijnen)
Postrekening No. 5970.
ABONNEMENTEN: voor Haarlem en
Agentschappen: per weck 25 ct.; per
kwartaal 1 7.25; per post, per kwartaal
f 3.58 bij vooruitbetaling.
SCHEC
ADVERTENTIËN 35 ct p. regel
VRAAG- EN AANBOD-ADVERTEN
TIES, 1—4 regels 60 ct. p plaatsing;
elke regel meer 15 ct., bij vooruitbet.
Bij contract belangrijke korting.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
lusscben den tekst 60 cL per regeL
bij verlies v. een
andere vinger.
In Berlijn doet zich op dit oogenblik weer
een geval van millioenen-zwendel voor met
een bank van leening, hetwelk zeer de aan
dacht trekt.
Dit is op zich zelf helaas niets bij
zonders, we behoeven om zoo iets te zien,
niet over onze landsgrenzen heen te blik
ken.
Maar toch leent het Berlijnsche geval zich
wel tot het maken van enkele opmerkingen.
In de eerste plaats rijst de vraag, waarom
men in Duitschland waar men het
massregeln van overheidswege overigens van
oudsher toch zoo goed kent de Banken
van Leening niet door den staat of de ge
meente exploiteert, maar daarvoor concessie
geeft aan een particulier? Wij durven zelfs
na de gas-corruptie hier te lande, toch nog
de bewering aan, dat dan ten minste een
schandaal van dergelijken omvang niet zou
zijn mogelijk geweest.
Bovendien dienen de Banken van Lee
ning toch in de eerste plaats, om den woe
ker te bestrijden, zij zijn er dus voor het
algemeen en niet voor het particulier be
lang. Bestrijding van den woeker is in de
na-oorlogsche jaren, met hun vele stille
armen een vraagstuk van groote beteekenis
en zoo ergens ter wereld, dan was dit het
geval in Duitschland, waar de bevolking
zoo ontzettend zware tijden heeft doorge
maakt. Waar de Overheid deze zaak van
zulk eminent belang aan het particulier
initiatief, aan een z.g. concessionaris in han
den gaf, zonder zich zelfs voldoende reken
schap te geven, of die concessionaris inder
daad aan behoorlijke eischen voldeed, gaat
zij zeker niet vrij uit, temeer waar nu
blijkt, dat de instelling, welke tot bestrij
ding van den woeker moest dienen, zelf
den woeker op groote schaal beoefende.
Na deze voorafgaande opmerking, komen
we tot de zaak zelf.
De Directeur der Bank van Leening, die
een concessie van overheidswege bezat,
bleek een aarts-zwendelaar. Daarover wil
len we het nu echter niet hebben, dat Is
een Individueel geval. Schurken zullen er
steeds blijven bestaan.
Maar erger is, dat hij in relatie stond
met tal van leden uit den adel en de
hoogste aristocratische kringen en dat nu
gebleken is, hoe deze lieden totaal gespeend
waren van elke hoogere zakenmoraal. Wat
deden zij? Zij gaven hun gelden, die zij
desnoods beschikbaar kregen door effecten
te beleenen, of hun eigendommen met hy
potheken te belasten, tegen rente van
8 a 9 pet. 's jaars en bedongen bij de Bank
van Leening tegen zakelijk onderpand een
rente, welke tot ongeveer 50 pet. beliep.
Als men nu bedenkt, dat deze renten
moesten worden opgebracht door arme
stakkers, ongelukkigen, slachtoffers van den
oorlog enz. dan is nauwelijks een woord te
vinden, scherp genoeg om deze genieters
van het arbeidslooze inkomen, om' deze
woekerpractijken van mannen met klin
kende namen en foedale reputaties te
brandmerken.
Maar och laat ons ook hier maat
houden in onze critiek, want wat nu bij
deze Bank van Leening in deze hooge per
soonlijkheden zoo scherp wordt afgekeurd,
was in de moeilijkste na-oorlogsjaren ln
Duitschland bijna een gewoon verschijnsel.
Tal van te goeder naam en faam be
kende banken met directeuren, die nu nog
in binnen- en buitenland reputaties genie
ten, voor wie geen enkele deur gesloten
blijft behalve wellicht in den biechtstoel
namen in die jaren gelden op en leenden
die uit op geheel overeenkomstige wijze.
En wij geven de verzekering, dat zij met
een winstmarge van 40 pCt. niet te
vreden waren en dat zij vrij wat hoogere
renten dan van 50 pCt. durfden vragen.
't Klinkt ongeloofelijk, maar t is waar!
Of daarom de handelwijze dezer voor
name heeren, bij de Bank van Leening
betrokken, minder erg is?
Wel neen, het eene is al even afschuwe
lijk als het andere!
Eet eimtge, wat wij, Katholieken, er uit
kunnen leeren, is, tot welke monsterachtige
abnormaliteiten men ten slotte gevaar loopt
te vervallen, wanneer men in het zaken
leven de strenge regels der christelijke mo
raal over boord gooit.
De moraal van het handelsleven, van
het zakenleven, is geen andere, dan die van
eiken christen afzonderlijk.
Men meldt ons uit Neerbeek:
De 85-jarige weduwe W., die alleen thuis
was, ls waarschijnlijk te dicht bij het vuur
gekomen, zooaat haar kleeren hebben vlam
gevat. De buren,die door het uitslaan van
rook den brand bemerkten, vonden in de
keuken de oude vrouw levend verbrand. Het
lichaam was grootendeels verkoold.
De Zeereerw. heer P. F. W. Soepnel, pas
toor te Hoofddorp, is voorzien van de H.H.
Sacramenten der Stervenden.
ZijnEerw. is sedert Woensdag j.l. lijdende
aan hartverzwakking, welke zoodanig tos-
nam, dat gisterenmiddag toediening van de
H.H. Sacramenten noodig werd geoordetl
Dit geschiedde door den HoogEerw. hee
deken van Haarlem, L. A. A. M. Westcr-
woudt, in tegenwoordigheid van mgr. A. J.
M. Taskin, praeses van het Groot-Seminarie
te Warmond en den ZeerEerw. heer Pastoor
J. P. Huibers uit Amsterdam.
Men herinnert zich de moeilijkheden die
twee jaar geleden onstonden tusschen den
H. Stoel en de regeering van Praag. Bij ge
legenheid van de Jan Huss-feesten, welke
men een nationaal karakter wilde geven
was de regeering officieel uitgenoodigd en
de president der republiek had van zijne
instemming blijk gegeven. De H. Stoel be
schouwde èn de feesten, èn het karakter,
dat men er aan gaf, als beleedigend en
riep den Nuntius Mgr. Maimaggi terug,
waarop de terugroeping volgde van den ge
volmachtigden minister van Tzecho-Slowa-
kije bij den H ~'oel.
Dit was ecLLr niet alleen de reden
waarom er moeilijkheden waren ontstaan
tusschen Vaticaan en Praag. Ook de poging
om een nationale kerk te stichten door mid
del van afvallige of ongehoorzame geestelij
ken een poging, die aangemoedigd werd
73oor de regeering, het zich beroe
pen op een concordaat destijds aan de
OostenrijkscheHongaarsche monarchie ge
schonken en waarvan Tzecho-Slowakije zich
de erfgenaam noemde, de moeilijkheden ge
rezen tusschen den Staat en sommige Bis
dommen, abdijen en kloosters, droegen allen
het hunne bij om de betrekkingen onaan
genaam te maken.
Verledèn jaar is een wijziging ten goede
ingetreden in deze onaangename verstand
houding die aanleiding gaf tot het verbre
ken der diplomatieke betrekkingen. Van
het Vaticaan werd Mgr. Ciriaci, onder
secretaris der buitengewone kerkelijke za
ken naar Praag gestuurd, waar nog steeds
een secretaris der Nuntiatuur verbleef. Van
beide zijden was er goede wil om de moei
lijkheden uit den weg te ruimen. Nadat Mgr.
Ciriaci het terrein had verkend, werden
te Rome de onderhandelingen voortgezet en
is men gekomen tot het sluiten van een
overeenkomst, die men een „modus vivendi"
noemt, en die zeer waarschijnlijk den weg
opent tot het sluiten van een concordaat.
Reeds Paus Benedictus XV had in 1919
verklaard dat de overeenkomsten gesloten
met en de voorrechten verleend aan de
Oostenrijksche monarchie met deze waren
vervallen, en dat elk der Staten, die uit het
inéénvallen van Oostenrijk ontstaan waren,
met den H. Stoel nieuwe overeenkomsten
hadden aan te gaan.
Het goed recht van den H. Stoel ln deze
aangelegenheid kan niet ontkend worden,
en de eene Staat na den anderen kwam
naar Rome om concordaten of overeen
komsten te sluiten.
Tzecho-Slowakije heeft dit eindelijk ook
ingezien en vandaar de jongste overeen
komst met den H. Stoel, tegelijk te Röme
en te Praag dezer dagen gepubliceerd.
De groote moeilijkheid was. nadat het
verschil tusschen Vaticaan en Praag aan
gaande de Huss-feesten opgelost was, de
begrenzing der verschillende bisdommen.
Deelen van sommige Duitsche, Oostenrijk
sche of Hongaarsche bisdommen lagen nu
op Tzecho-Slowakijsch grondgebied. Wel
had de H. Stoel voor deze deelen apostoli
sche administratores aangesteld, maar het
bleef de regeering van Praag verdrieten dat,
ook bij naam, een buitenlandsche kerk
voogd jurisdictie bezat op Tzecho-Slowa
kijsch grondgebied en Tzecho-Slowaken.
De H. Stoel heeft aan de regeering te Praag
hierin voldoening kunnen geven, en de
overeenkomst bepaalt dat geen buitenlandsch
bisdom de grenzen van het land zal over
treden, evenals dat geen Tzecho-Slowakijsch
diocees buien de grenzen zich zal uit
strekken. Voorts werd er bepaald dat de
kloosters van orders of congregaties niet
meer van buitenlandsche provinciaals zullen
afhangen. Indien mogelijk zullen ze eigen
provinciaals hebben of onmiddellijk var
den algemeen Overste te Rome afhangen
De Aartsbisschoppen, Bisschoppen en de
leger-Bisschop worden benoemd door Rome
zullen Tzecho-Slowaken zijn en zullen
alvorens hun ambt te aanvaarden den eed
van getrouwheid aan den Staat moeten af
leggen. Hetzelfde is vervat in de bepalin
gen van het concordaat met Polen.
Hetgeen echter van groot belang is voor
den H. Stoel wordt vervat in artikel zes van
den „modus vivendi". De regbcung van
Tsjecho-Slowakije verplicht zich de wet
geving- van den Staat in overeenkomst te
brengen met den modus vivendi aangegaan
met den H. stoel, en daardoor verdwijnt
het laatste overblijfsel van het concordaat
in de Oostenrijksche wetgeving aangaand"
kerkelijke aangelegenheden. Kan Praag dus
een succes 'boeken wat de begrenzing
der bisdommen betreft, het Vaticaan kan
zich beroepen dat het concordaat met het
uitééngevallene Oostenrijk, alsmede de
Oostenrijksche kerkelijke wetgeving voor
goed zijn verdwenen.
Historisch had dit concordaat reeds lang
opgehouden te bestaan. Immers, na de uit
roeping van de Pauselijke onfeilbaarheid
in het Vaticaansch Concilie, zei Oostenrijk
het concordaat met den H. Stoel op, onder
voorwendsel dat een der contracteerend?
partijen substantieel en in natuur was ver
anderd. Het voorwendsel was niet meer en
niet minder dan belachelijk. De H. Stoel
bekommerde er zich weinig om, en tijd en
menschen beheerschend, deed men te Rome
het stilzwijgen er toe. Spoedig, in 1874, zag
Oostenx-ijk de moeilijke positie waarin het
zich had geplaatst en herstelde bij eenvou
dige wetgeving alle bepalingen die vroeger
in het concordaat waren opgenomen ge
weest, edoch met meer Josephistische tint.
De H. Stoel kon dus niet anders verlangen
dan dat alle overblijfselen van het opge
zegde concordaat en der daarop volgends
wetgeving zouden verdwijnen, en vooral dat
deze niet zouden doordringen of behouden
blijven in de wetgeving der nieuwe Staten
die zich erfgenaam noemen van de Oosten-
rijksch-Hongaarsche monarchie.
Voor beide partijen is deze overeenkomst
na eenige moeilijke jaren, een succes, het
welk zich voegt bij de talrijke andere con
cordaten die in de laatste jaren gesloten
werden en die, opmerkelijk, een geheel an
der karakter dragen dan de concordaten
waarvan we lezen in de geschiedenis en die
meestal den H. Stoel afgeperst werden met
geweld der wapenen of zedelijken druk. Of- 1
schoon het duidelijk is. dat de" H. Stoel nooit
iets toegegeven heeft wat de Kerk niet kan
prijsgeven, haar geestelijk oppergezag en
jurisdictie over hare geloovigen, waren de
Pausen somtijds verplicht eenige concessies
te doen van bijkomenden aard, o.a. wat
aangaat de benoemingen der Bisschoppen,
of het voorstellen van candidaten tot deze
waardigheid. In de jongste concordaten of
overeenkomsten staat men wel toe aan den
Staat in sommige gevallen opmerkingen te
maken omtrent een candidaat tot het Bis
schopsambt, maar die opmerkingen kunnen
slechts gemaakt worden uit politieke jede-
nen, namelijk de veiligheid van den Staat,
de grondwet van dien Staat, en zijn ®te-
griteit, terwijl de benoeming zelv® geheel
en alleen tot den H. Stoel blijft bshooren.
CIVIS ROMANUS.
In aansluiting aan bovenstaande beschou
wing van onzen Romeinschen briefschrijver
zijn nog de volgende bemerkingen van on
zen correspondent te Rome van be ang.
De modus-vivendi, die gisteren tusschen
den Heiligen Stoel en Tsjecho-Slowsikije ge
sloten werd, is ongetwijfeld eene der belang
rijkste onder de overeenkomsten, die de be
trekkingen van het Vaticaan tot de naties
beom6ler de draagwijdte van te schatten,
is het goed de omstandigheden in herinne
ring te brengen, waarin de nieuwe staat
Tsjecho-Slowakije zich, na de ontbinding van
het Oostenrijksch-Hongaarsch keizerrij k, op
kprkeliik eebied bevond, doordat een groot
gedeelte van zijn niet onbeiangrbk gebied,
ondanks zijn vernieuwd pohtiek uitzicht,
steeds onderhoorig bleef aan Duitse! e en
Hongaarsche Bisschoppen. De Heilige Stoel
had weliswaar niet gewacht met, als overal,
afzonderlijke Apostolische Ad™""safhanice"
te stellen die onmiddellijk van Hem afhanke
lijk waren, maar 't spreekt vanzelf, dat zulk
een voorziening slechts voorloopig kon zijn,
en dat de moreele en juridische positie van
de Kerk in Tsjecho-Slowakije durend in
de verdrukking was, doordat zij, zij net dan
ook slechts in naam, uiterlijk steeds afhan
kelijk bleef van buitenlandsche kerkelijke
autoriteiten, die hun jurisprudentie bleven
uitoefenen binnen, de grenzen van den
Tsjecho-Slowaakschen staat.
Dit nu is de groote voorsprong geweest,
dien de Heilige Stoel heeft gehad in de
onderhandelingen, die tot den modus-vi-
vendi hebben geleid; Hij alleen was in
staat om een einde te maken aan een
scheeven toestand, dien de Praagsche re
geering zeer slecht verdroeg, en door de een
voudige toepassing van het do-ut-des-
princiep, heeft de Heilige Stoel een situatie
kunnen opheffen, die voor Hem-zelven ze
ker zoo bezwaarlijk was als voor de repu
bliek Tsjecho-Slowakije.
Ten opzichte van zijne verhouding tot het
Vaticaan, beriep men zich te Praag op het
Concordaat met Oostenrijk-Hongarije, waar
van men zich den wettigen erfgenaam
waande. Natuurlijk was dit onjuist, omdat
een zoodanig erfrecht juridisch onhoudbaar
is en buitengesloten bovendien, nadat Z. H.
Paus Benedictus XV z. n. kort na den oor
log en, om precies te zijn in het Geheim
Consistorie van 15 December 1919, in een
toespraak tot de Kardinalen die geheim
gehouden werd en hier voor het eerst is
gepubliceerd plechtig had verklaard, dat
de overeenkomsten, die waren aangegaan
mèt, de privileges die waren toegestaan aan
de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie,
met de verdwijning daarvan als opgeheven
moesten worden beschouwd, nadat de licha
men, waarmee ze gesloten en ten wier gun
ste ze toegestaan waren, hun jurispruden
tie hadden verloren.
Zoowel in rechte als in feite had de Kerk
alle reden om het Concordaat met Oosten
rijk-Hongarije niet van toepassing te ach
ten op Tsjecho-Slowakije: dit wil echter
niet zeggen, dat daarmee alle aanspraken
op het erfrecht, alle moeilijkheden en con
trasten uit den weg waren geruimd. Inte
gendeel! eenzelfde situatie deed zich trou
wens, soms heel vriendschappelijk, maar te
dikwijls ook met groote onaangenaamheden,
voor in alle staten, die uit den val van
de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie
geboren waren of daardoor hun gebied za
gen vergroot: in het algemeen heeft het
lang geduurd voor het besef komen wilde,
dat de oude rechten vervallen waren en
dat nieuwe onderhandelingen begonnen,
nieuwe verdragen gesloten moesten worden.
Maar al was de positie van beide partijen
in de- onderhandelingen die tot den mo-
dus-vivendi hebben geleid, dan niet volko
men gelijk, dit neemt toch niet weg, dat men
zich aan beide zijden over het behaalde
succes verheugt: Tsjecho-Slowakije heeft
bereikt, dat de Kerk binnen zijn grenzen
door haar eigen geestelijkheid wordt be
stuurd, terwijl de Heilige Stoel voorgoed
gevrijwaard is voor de moeilijkheden die
aanhoudend rezen uit overeenkomsten, wier
rechtsgeldigheid Hij niet langer mocht er
kennen.
In dit opzicht verdient vooral het zesde
artikel van den modus-vivendi de aan
dacht, omdat daarin wordt bepaald, dat de
Tsjecho-Slowaksche -regeering binnen den
kortst mogelijken tijd de wettelijke schik
kingen treffen zal om de overeenkomst in
werking te doen treden. Het gaat immers
niet alleen om de erkenning dat het
Oostenrijksch-Hongaarsch Concordaat ver
valen is, maar ook en vooral daarom; dat
de sjecho-Siowaaksche wetgeving zich aan
past aan de met den Heiligen Stoel ge
troffen regeling.
Men behoeft maar te weten, dat de wet
ten der Tsjecho-Slowaken in kern nog
steeds dszelfde zijn, die zij van de Oosten
rijksch-Hongaarsche monarchie geërfd neb
ben en dat de Oostenrijksch-Hongaarsche
wetgeving, vooral ten opzichte van de Kerk,
doortrokken was van 't Franz-Jozef-isme en
koninklijk-keizerlijke rechten, om te be
seffen, welk een onschatbare waarde de hui
dige modus-vivendi voor het Vaticaan ver
tegenwoordigd.
Een brokje geschiedenis moge hier als
verklaring dienen: Het was aan den voor
avond van de plechtige afkondiging van
de Pauselijke Onfeilbaarheid in het Vati
caansch Concilie, toen Oostenrijk-Hongarije
plots het Concordaat opzegde met het mo
tief of uit onwetendheid gehandeld werd
of uit bluf, ls niet bekend dat de partijen
zich zoo lang verbonden hadden als geen
van beiden „in nature" veranderde, en dat,
waar dit door de Onfeilbaarheidsverkia-
ring van den Paus! nu gebeurde, de
overeenkomst als vervallen moest worden be
schouwd. Met de gewone lijdzaamheid en
het geduld, die Hem steeds hebben ge
sierd en gesteld boven menschen en dingen,
zweeg de Heilige Stoel en wachtte dat de
VI.
We moeten nog het een en ander zeggen
over de wijze, waarop de gemeente Wee-
nen het geld van de burgerij afperst om
daarmee tot meerdere eer en glorie van
de sociaal-democratie een tijdje lang
mooi weer te kunnen spelen.
Het gaat hier over enorme kapitalen, welke
aan de bevolking, vooral aan dat deel der
bevolking, dat werk verschaffen moet, ont
trokken worden.
Een overzichtje over het verloop der ge-
meentebegrootingen van 1923 tot 1927 is
kenschetsend voor de nog steeds gegroeide
geld-appetiet der roode heeren in Weenen.
Werd de belastingopbrengst alleen voor
„Land" en gemeente Weenen; de „Bunds"-
belastingen dus buiten beschouwing gelaten
voor het jaar 1923 begroot op 33.809
millioen Shilling, voor 1924 was dit be
drag 89.107 millioen voor 1925: 144.457
millioen, voor 1926: 153.798 millioen en
voor 1927: 172.155 millioen.
Daarbij kwamen dan nog de aandeelen
in de opbrengst der „Bunds"-belastingen:
Werkelijke opbrengst voor Weenen:
in 1923: 57.248 millioen;
in 1924: 87.571 millioen;
in 1925: 141.754 millioen;
raming:
voor 1926: 89.039 millioen;
voor 1927: 104.079 millioen.
Deze cijfers zijn wèl in staat, ons eenig
idee te geven van de zware belastingheffing,
welke men zich in Weenen permitteert.
Leerzaam is het ook, eens even na te gaan,
uit welken hoofde de gemeente zich „rijk"
weet te maken.
In 1927 moest voor de gemeente opbren
gen:
de grondbelasting 0.48 millioen;
de woningbouwbelasting 35.3
de „Fürsorge"-belastmg 68.-
de belasting op de open
bare vermakelijkheden 135 -
..de belasting op voedings-
en genotsmiddelen 13.-
de belastmg op het ver
huren van kamers 4.5 m
de belasting op de waarde
vermeerdering 6.5 i,
de belasting op aankondi
gingen O-"*5 h
de belasting op adverten
ties 4.-
de belasting op huisper
soneel 2.5
de auto-belasting 4.4
de hondenbelasting 1.-
de belasting op brandver
zekering 2.8
de belasting op ten-ver
koop-aanbiedingen 0.3
de belasting op concessies 0.25
de waterkrachtbelasting 3.4
leges 0.6
de bierbelasting 10.83
Zie, zóó komt de gemeente Weenen aan
haar millioenen toe.
Zóó wordt de burgerij uitgemergeld.
Economisch-onnoodig
Enkel en alleen om de roode bewindvoer
ders in de gelegenheid te stellen, zoo niet
een heil-staat, dan toch een heil-stad te
„probeeren".
Het bekende katholieke lid van den Ween-
schen gemeenteraad, de heer G. Doppler, di
recteur van het Weensche christelijk-sociale
partijsecretariaat (ja, de Oostenrijksche Ka
tholieken hebben zoowel voor het Rijk als
voor de hoofdstad reeds sinds lang een par
tijbureau!) heeft het ons voorgerekend,
welke ontzettende kapitalen de roode be
stuurders in den loop der jaren geheel onnut
aan de gemeenschap onttrokken hebben; de
heer Doppler rekende maar liefst in dollars;
welnu: in 1923 hief de gemeente teveel
aan belasting: 13.6 millioen dollars; in 1924:
17 millioen; in 1925: 24.4 millioen; in 1926:
18.2 millioen; dat is over deze vier jaren
samen alreeds een teveel van 73.2 millioen
dollar!!
Is het wonder, dat de Weensche handel
en industrie zich niet ontplooien kunnen,
en dat de vloek der werkloosheid in Wee
nen verschrikkelijk is?
De gemeente Weenen is rijk, bezit althans
veel geld, maar het kapitaal is dood: het
brengt zijn geld niet op, zooals het in de
natuurlijke economische orde nu eenmaal
absoluut noodzakelijk is.
Toch probeert de roóde gemeente wel te
economiseerenzij tracht zich overal ln te
dringen als belanghebbende; zij wil echt
socialistisch het bedrijfsleven geheel in
handen zien te krijgen.
Maar tot op heden is het overal nog op
een échec uitgeloopen: ófwel de door de ge-
meent^ gesocialiseerde of gecommunaliseerde
bedrijven gingen doodgewoon en heel
gauw dóód, ófwel die bedrijven waren ten
slotte heel en al „kapitalistisch":
het heette eerst, dat de arbeiders zelf
mede-eigenaars zouden worden, maar al
spoedig vonden zij aan het hoofd van het
bedrijf een paar directeuren, die precies
eender handelden en handelen moesten
als „kapitalistische" directeuren; door deze
directeuren werden zij aangesteld en ontsla
gen, en als zij iets te reclameeren hadden,
dan kwamen zij hoogere instantie te
recht bijprecies dezelfde heeren 1
Nu zijn de socialisten in Weenen och!
wat zijn ze hulpeloos! weer wat anders
gaan probeeren:
ze hebben in hun hart opeens een ver
schrikkelijke liefde voor den middenstand
ontdekt:
ze zouden zich nu eens terdege gaan inte
resseeren in middenstandszaken.
Tevoren werd echter heel voorzichtig een
„Bond van socialistische middenstanders"
opgericht.
Niet waar? Alleen de socialist heeft ln
Weenen maar recht op leven!
Men ziet heel secuur toe, voor wie men
zich interesseert, en men steekt het niet
onder stoelen of banken, dat een midden
stander alleen dén kans heeft op leveran
ties, als hij zich bij de rooden aansluit.
Maarhoe mooi men 't ook uitrekent,
het wil maar niet kloppen!
de roode „economie" mislukt over de ge-
heele linie.
Getuige alweer de schrikbarende werk
loosheid.
Ook in gemeentebedrijven, waar men toch
eigenlijk geld genoeg omhanden moest heb
ben om ook eenig teveel aan personeel in
dienst te houden.
Neen, het is juist de gemeente Weenen,
welke, door ontslag uit haar bedrijven, de
werkloosheid vergroot.
In den loop van 1927 werden b.v. vele
goede arbeiders in dienst van de gemeente
lijke electrische tram sommigen met een
diensttijd van 714 jaar midden in den
winter en in tijden van de ergste werkloos
heid zonder meer ontslagen, vooral ook, om
dat zij in vast dienstverband komend
een hooger loon zouden gaan verdienen.
En dat alles, ondanks het feit, dat het
personeel der gemeentetram vaak 14 tot 16
uur per dag werken moest!
Hoeveel werkloozen had de roode gemeente
niet in dienst kunnen nemen, als zij indertijd
voor dit personeel ook eens den wettelijken
8-uren-dag had ingevoerd.
Men bestrijdt de werkloosheid echter niet
integendeel: men heeft zelfs een premie
beschikbaar gesteld voor degenen, die zich
uit eigen beweging werkloos willen verkla
ren!
In bepaalde gemeentebedrijven in Neufeld,
Zillingsdorf en Ebenfurth n.l. ontstond
tengevolge van mechaniseering dier be
drijven een teveel aan arbeiders; 300 ar
beiders werden daardoor overbodig; 150 daar
van werden terstond ontslagen.
In plaats van nu te trachten deze 150 ar
beiders, alsook de overige 150, in andere ge
meentebedrijven onder te brengen, probeerde
de gemeente van al deze ongelukkige wer-
gers zoo goedkoop mogelijk af te komen;
wie zich vrijwillig voor ontslag aanmeldde
zoo heette het kreeg:
bij een diensttijd van meer dan 4 jaar
18 weken loon;
bij een diensttijd van 3 jaar 14 weken
loon;
bij een diensttijd van 1 jaar 5 weken loon.
Wie gedwongen ontslagen werd, kreeg;
bij een diensttijd van 4 jaar 13 weken
loon;
bij een diensttijd van 3 jaar 9 w. loon;
bij een diensttijd van 1 jaar 4 weken loon.
Zóó tracht de gemeente zélf van haar
personeel af te komen.
Vraag nu niet, hoe zij personeel van par
ticulieren werkloos maakt!
En zóó'n gemeentebestuur zou nu héél het
economisch leven willen besturen!
L. S.
Tot hoogleeraar in het belastingrecht aan
de R. K. Universiteit, te Nijmegen, is be
noemd mr. G. Hussel, te Amsterdam. Tot
lector in het JRomeinsche recht is benoemd
mr. B. Hermesdorf te Deventer.
B. en W. van Rotterdam verklaren zich
bereid mede te werken aan de totstandko
ming van een vliegveld voor Rotterdam en
's-Gravenhage, mits de voor Waalhaven
gedane uitgaven worden vergoed.
Voor de Haagsche rechtbank zal Donder
dag a.s. behandeld worden het misdrijf, te
's-Gravenhage gepleegd, dat eindigde met
het vinden van een lijk in een kist in de
Waalhaven te Rotterdam.
De statistiek van het gevangeniswezen
over 1926.
De Zeereerwaarde Heer P. F. W. Soepnel,
pastoor te Hoorddorp, is van de H. HL Sa
cramenten der Stervenden voorzien.
Verschenen zijn de voorloopige verslagen
van de Eerste Kamer inzake eenige wets
ontwerpen tot wijziging van belasting, e. m,
verlaging der inkomstenbelasting.
De economische onderhandelingen tus
schen België en Frankrijk zijn gisteren
hervat.
Gisteren is het arbitrage-verdrag tusschen
Frankrijk en de Ver. Staten geteekend.
Het Britsche parlement geopend.
De Roemeensche Boerenpartij en de so
cialisten sluiten een overeenkomst voor
een gemeenschappelijken strijd tegen de
regeering.
Een bandietenov-rval bij Lemberg. Drie
personen gedood; de bandieten worden ech
ter ook neergeschoten.
ruin'»»!»"
Barometerstand 9 uur van.: 777. Stilstand.
Licht op. De lantaarns moeten morgen
worden opgestoken om 5.26 uur.
Hoogste barometerstand 781.7 te Toulouse.
Laagste barometerstand 734.2 te
Reickjavik.
Verwachting; Matige, tot krachtigen tijde
lijk afnemende W. tot Z.W. wind, betrokken
of zwaar bewolkt, met tijdelijke opklaringen,
aanvankelijk weinig of geen regen en iets
zachter.
crisis weer zou luwen. En na eenigen tijd
en wel in Mei 1874, verklaarde de Oosten
rijksch-Hongaarsche regeering, ondanks
haar opzegging, 't Concordaat tot wet, ech
ter niet zonder toevoeging van eigengemaakte
wijzigingen en andere uitingen van tartend
caesarisme.
Een zoodanige wetgeving dus, geboren uit
eigenwaan en verguizing van de rechten dei-
Kerk, is het die gaat verdwijnen door het
accoord tusschen den Heiligen Stoel en
Tsjecho-Slowakije.
Waar men te Praag dus alle reden heeft
om zich te verheugen over de verkregen
concessies betreffende de grensregeling der
diocesen, daar heeft de Kerk niet minder
reden om er zich geluk mee te wenschen,
dat een wetgeving te loor gaat, die niet meer
was dan de trieste herinnering aan ver
vlogen tijden. Nog is weliswaar de scheiding
tusschen Kerk en Staat niet opgeheven,
maar in de vitale kwesties der kerkelijke
politiek is men tot een accoord gekomen
en de Tsjecho-Slowaaksche regeering heeft
erkend, dat de Staat en de Kerk het eens
moeten zijn op de punten, waar beide
machten elkaar raken.
Tenslotte verdient het ook in herinnering
gebracht te worden, dat voor de sluiting der
overeenkomst „tot tevredenheid van beide
partijen" aldus de Osservatore Romano
in een officieele mededeeling de moeilijk
heden waren opgelost, gerezen uit de vie
ring van het Johan Hus-feest, nu twee ja
ren geleden.
Er is dus alle reden om er zich over te
verheugen, dat reeds eenige weken na het
sluiten van het Concordaat met Albanië,
op zoo gelukkige wijze de betrekkingen
tusschen den Heiligen Stoel en Tsjecho-Slo
wakije werden bevestigd. Allerwegen zal
men de voldoening deelen van Z. E. Kar
dinaal Gasparri, Secretaris van Staat van
den Heiligen Stoel, zooals Zijne Eminentie
die uitdrukte in zijn schrijven aan Z. E. den
Minister van Buitenlandsche Zaken van
Tsjecho-Slowakije, Benesj, over den geest
van vriendschappelijke samenwerking, die
de onderhandelingen had beheerscht en die,
zooals Z. Em. hoopte, ook de verdere onder
handelingen tusschen Praag en den Heiligen
Stoel zou beheerschen.
Voegen wij hier een woord van lof aan
toe voor allen, die met tact, wijsheid en
toewijding aan dit heuglijke feit hebben
meegewerkt, en wel vooral aan Mgr. Ci
riaci, die te Praag een onderhoud tusschen
beide partijen wist te bewerken, en aan Mgr.
Borgongini Duca, die op zoo schitterende
wijze de niet lichte taak volbracht van de
onderhandelingen te Rome tot een goed
einde te leiden. En brengen wij ook onze ge-
lukwenschen aan Mgr. Marmaggi, Nuntius
te Praag, die in de jaren van zijn verblijf
in de Tsjecho-Slowaaksche hoofdstad, zulk
een belangrijk aandeel heeft gehad in de
gelukkige totstandkoming van de overeen
komst.
JOH. H.
Spoedige aanmelding gewenscht.
Zorg voor goede remmen.
Er schijnt onder auto-bezitters en hen die
een auto moeten besturen, een zekere angst
voor het rij-examen te heerschen, of een
neiging om het steeds uit te stellen, in de
meening dat er nog overvloedig tijd is om
het af te leggen. Volgens opgave van het
Centraal Bureau te 's-Gravenhage moeten
er althans nog over het geheele land 140.000
examens worden afgenomen, terwijl in
totaal 26.000 personen de rijvaardigheids-
proef hebben afgelegd. Dus nog niet de
helft van hen, die zich aan het examen
moeten onderworpen, heeft het tot dusver
afgelegd.
Wanneer men in de betrokken kringen
van meening is dat men geen spoed behoeft
te betrachten bij de aanmelding voor het
examen, is het van belang er op te wijzen
dat deze opinie op een dwaling berust.
Wanneer men zich niet vóór 1 Maart aan
meldt, is de kans zeer groot, dat men op
1 Juli a.s. het rijbewijs niet heeft. Daarom
is het voor de belanghebbenden noodig, aat
men juist zich haast om zich aan te mel
den en zoo spoedig mogelijk de proef af
legt.
Omtrent den uitslag der examens verne
men wij, dat gemiddeld 4 van de candi
daten wordt afgewezen. Daarvan hebben
de meesten hun gemis aan succes te wijten
aan hun onvoldoende vaardigheid in het
achteruitrijden. Bij andere afgewezenen
blijkt, dat zij te optimistisch waren ge
stemd omtrent de eischen van het examen,
en de verschillende handgrepen niet had
den geleerd.
Humane examinatoren wijzen de candi
daten niet onmiddellijk af, wanneer zij in
een onderdeel van de rij-proef niet voldoen,
doch laten hen vertrekken met den raad
na een week terug te komen. Op één punt
ls ieder echter onverbiddelijk: wanneer de
remmen van den auto niet deugdelijk func-
tionneeren, wordt de candidaat niet tot het
examen toegelaten.
De meeste afgewezenen melden zich
meestal na 14 dagen opnieuw aan, om voor
den tweeden keer hun kennis en vaardig
heid door een examinator te laten beoor-
deelen.
De 8-jarige W. te Abbenes had 't ongeluk
uit te glijden en zoodanig te vallen dat hij
een been brak. Hij werd naar "t ziekenhuis
in Leiden overgebracht.