LEEKEPREEKEN. DE STRANDING VAN DE „SHONGA" Voornaamste Nieuws Xr ZATERDAG 18 FEBRUARI 1928 Ooze VALUTA-AFDEELING koopt en verkoopt vreemd bank papier en buitenlas dsche chèques tegen de scherpste noteeringen LATER KUNNEN ALLE OPVARENDEN GERED WORDEN DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN EN HET GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD. EEN EN VIJFTIGSTE JAARGANG No. 16785 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIEMAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGEVAL. VERGEEFSCHE POGINGEN OM HET SCHIP TE BEREIKEN DE WIJK AAN ZEEËR REDDINGSBOOT MOET TERUG- KEEREN BUREAUX: NASSAULAAN 49 Telefoon No. 13866 (drie lijnen) Postrekening No. 5970. ABONNEMENTEN: voor Haarlem en Agentschappen: per weck 25 ct.; per kwartaal i 3.25; per post, per kwartaal i 3.58 bij vooruitbetaling. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ADVERTENTIEN 35 ct. p. regel VRAAG- EN AANBOD-ADVERTEN-) TIES. 1-4 regels 60 ct. p. plaatsing; elke regel meer 15 ct., bij vooruitbet.^ Bij contract belangrijke korting. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN tusscbcD den tekst 60 ct. per regel. Alle abonné tegen ongevallen 's op dit blad zijn, ingevolge de verzekeringsvoorwaarden f Qfinft Levemlange gekeele ongeschiktheid tot werken door bij 'allen verzekerd voor een der volgende uit keeringen «UüU. verlies van beide armen, beide beenen of beide oogeni *>U. docdelijken aflcop; AoU. een voet of een oog; 4 l£v» duim of wijsvinger een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand, f |OC 1 LOU> een voet of een oog; I ihv, bij verlies van een f Cft blJbreuk van f IT\ bij verlies v. een I t»U" been of arm; 1*11. andere vinger. AARNE BAiMK DE REDELIJKE WIL IS EEN VRIJE WIL Den vorigen keer hebben wij gezien, dat er in den menschelijken wil naast het on bewuste streven, hetwelk in heel de levende natuur is te ontwaren en naast het in stinctmatige van het dier ook nog een element is van overleg, van bewust handelen, van kiezen door het verstand: „Ik wil dit of ik weiger dat, omdat ik inzie, dat het zóó het beste is!" Die redelijke wil verheft den mensch boven al het geschapene. Met dit te erkennen zijn echter alle moeilijk heden nog lang niet opgelost. Waarom zal de mensch juist datgene willen, wat goed is? Is de wil niet juist ten kwade geneigd? En hoeveel gevallen zijn er niet te noemen, dat iemand voor zijn daden waaraan dan toch een neiging, een streven, een wil is voorafgegaan slechts ten halve of in het geheel niet verantwoor delijk kan worden gesteld? De vermogens van alle geschapen wezens worden getypeerd, meten wij af naar het hoogste, wat zij bereiken kunnen. Wanneer wij een visch op het droge leggen, zal hij zich spartelend eenigen tijd kunnen be wegen; een vogel op den grond of In een' kooi kan loopen en springen. Toch is voor ons het eigenlijke aan een visch, dat hij zwemt en aan een vogel, dat hij uit eigen kracht kan vliegen door de lucht. Zoo kan de mensch de stoffelijke dingen betreuren, even el!1 een dier. Een uitgehongerde mensch valt op een brood aan evenals een hongerige hond op een schotel rijst; tusschen deze neigingen is geen verschil. Mfcar door dat dierlijke wordt de wil van den mensch niet bepaald. De mensch kan meer: hij kan zich van het stoffelijke losmaken; hij kan het onstoffe lijke begeeren; zijn verlangen kan naar het schoone, het ware, het goede uitgaan. En daarom wordt de wil van den mensch door h«fc onstoffelijke bepaald, gekarakteriseerd; en dit ondanks al onze sensitieve (zinne lijke) neigingen. Want de mensch is, volgens St. Thomas, een eenheid en al zijn ver mogens hebben hun wortel in dezelfde, ééne substantie. Er is dus toch in die eenheid een dis harmonie tusschen de uiteenloopende stre vingen, tusschen. de zinnelijke neigingen, die zich op het stoffelijke richten en de geeste lijke strevingen, welke het onstoffelijke zoeken. En het is zaak, dat wij eerst, alvorens wij tot den vrijen wil besluiten, de ver houding tusschen die twee uit elkander loo- pende neigingen onderzoeken. Op drieërlei wijzen kunnen de zinnen de overhand krijgen over de rede. Ten eerste door verstrooiing, sterke afleiding, distractie. Wanneer onze activiteit in één richting heel sterk wordt aangetrokken, worden wij in een andere richting zwakker. Kijk maar naar onze zintuigen: wanneer wij heel scherp naar iets luisteren, zien wij onze om geving niet meer en omgekeerd, wanneer wjj met aandacht op iets turen, ontgaan ons de geluiden om ons heen. Zoo staat het ooit tusschen de zinnen en de rede: het kan ge beuren, dat de zinnen zóó hevig door iets stoffelijks geboeid worden, dat zij het zede lijke onbewust geheel voorbij zien en onze geheele activiteit de baan opgaat van 't sen sitieve. Dat is dan 'n onschuldige afdwaling van de rede. Op ds tweede plaats Is er het normale geval, dat de mensch én nadenkt én door zijn zinnen getrokken wordt, zoo dat een tegenstrijdigheid plaats heeft en de mensch naar twee kanten getrokken wordt. De toestand dus, welken Isidora Dun can beschreef en welken ik in haar woorden weergaf. Wanneer in zulk een geval de zinnen de overhand behouden, dan is er een schuldige afdwaling van de rede. Op de derde plaats is er de zoogenaamde nevenwerking. Zooals miin oogen stoffelijke voorwerpen noodig hebben om te zien, te onderscheiden, zoo heeft ook mijn verstand een stof noodig voor zijn kennis. Die kenstof van het verstand is de verbeelding. Wanneer zet om den vrjjen wil van den mensch te ontkennen. We zullen niet al die dwaal geesten op den voet volgen, 't Zij genoeg er op te wijzen, dat er in de bestrijding van den vrijen wil twee stroomingen bestaan, die van de deterministen, welke aan den wil slechts een mechanische beweging toeken nen, hoogstens zooveel als aan het dier, dat hapt, wanneer zijn reukorgaan hem zegt, dat hem iets lekkers wordt voorgehouden; en de pantheïsten, die leeren, dat er maar één groote wereldgeest Is, werkend in alle stof met noodzakelijken drang, dus maar één wereldwil en geen persoonlijke wil. Laten wij eens zien, wat er van dien mechanischen wil waar is. Wij hebben al gezien, dat de menschelijke wil zich van de dierlijke neiging onderscheidt, doordat de mensch ook naar het onstoffelijke kan ver langen, het schoone, ware, het goede kan willen. Dit is een wezenlijk onderscheid met het dierlijk-mechanisch willen. Het dier kan een bepaald stoffelijk goed voor zich zelf begeeren, het kan zelfs uitzoeken, wat voor hem het beste is. Maar zijn vermogen gaat niet verder dan het streven naar één bepaald ding on een bepaald oogenblik. De mensch daarentegen kan niet enkel naar iets goeds, maar ook naar „het" goede ver langen, dus naar het unlverseele. Hij kan iets vergelijken met iets anders; hij kan dat doen met alle dingen, in een oneindige reeks. Hij kan dus kiezen. En door zijn keuze ver heft hij zich v r ij boven het dier, dat zijn instinct moet volgen. Maar. zal men zeggen, bij het dier is ook keuze; het kan van twee schotels kiezen, wat hem het beste lijkt; sterker, het kan gebeuren, dat het ziin zinnen beteugelt en niet eet, wanneer het weet, dat de zweep dreigt. Dus ook het dier „kiest"? Maar wat is kiezen? Het naast elkaar plaatsen der dingen en ze beschouwen onder hetzelfde adspeet. In een lagere beteekenis kan dan ook het dier kiezen, want ook het dier beheerscht zijn eigen daden. Maar er is een wezenlijk verschil tusschen de heer schappij over den wil van den mensch en van het dier. Het eerste soort keuze is zeker niet louter mechanisch, want als het dier of ook wel de mensch van buiten een indruk krijgt, dan wordt die mechanische hande ling omgezet in een levensact (dat is voor den mensch by zijn louter zinnelijke hande lingen). Maar deze keuze bepaalt zich dan ook tot het sensitieve, het zinnelijke. Dat, wat het sterkst op de zinnen werkt, zal den doorslag geven bti onze handelingen. Zoo kan de vrees voor de zweep sterker associ aties bjj 't dier opwekken, dan de lust naar het lekkere eten, enz. Maar de r e d e lij k e keuze, het kiezen in hoogeren zin, is van een edeler soort. Vóórdat de neiging opkomt, gaat de mensch aan 't beraadslagen. De mensch kan die dingen, die zich aan hem voordoen, onder het adspeet van het goede beschouwen, hy kan ze met den maatstaf van goed en kwaad afmeten, ver gelijken en dan een keuze maken. Het dier heeft geen universeele begrippen, dus geen levensnormen, de mensch wel. Uit dit alles volgt van zelf, hoe de ai of niet erkenning van den vrijen wil met heel onze levensbeschouwing samenhangt. Wie een God erkent, een persoonlijken God als Schepper van al het bestaande; wie gelooft aan de openbaring de." H. Schrift, aan zonde val en schuld, die komt van zelf tot de er kenning van den vrijen wil.Zelfs omgekeerd wie, buiten een positief christelijk geloof geboren, zich losmaakt van alle vooroordee- len, den mensch in zijn wezen en natuur grondig bestudeert, die komt van zelf tot de erkentenis van den vrijen wil en kan van daaruit opklimmen tot het Godsbestaan. Voor menig eerlijk zoekende is vrije wil en geweten dan ook geworden de weg, die voerde tot het ware geloof en tot zielevrede. Omgekeerd is die zelfde vrije wil voor allen, die het Godsbestel in de wereld ontkennen willen, een onoverkomelijke hinderpaal. Zij putten zich uit in allerlei verzinsels, doen het gezonde verstand geweld aan, om toch maar aan de consequenties van vrijen wil en geweten te ontsnappen. Groote geesten hebben wij zoodoende tot dwalingen zien komen, welke een schande zijn voor de ge zonde rede. Een volgenden keer zullen wij nog aan- toonen, hoe schoon de christelijke leer van den vrijen wil, gelijk ze, zoo schitterend door St. Thomas van Aquine verkondigd is, te genover de dwaling uitschlttert en wat wij ten slotte hebben te denken van de mo dernste studies over ontoerekenbaarheid bij misdadigers, erfelijkheid en dergelijke cri minologische vraagstukken. HOMO SAPIENS. In ons nummer van gisteren hebben we reeds in iiet kort eenige bijzonderheden om trent de stranding van het Engelsche stoom schip „Shonga" kunnen mededeelen. De boot. die aan de Eller Dempstercom- pany te Liverpool behoort en 3044 ton meet, was des ochtends vroeg uit Amsterdam ver trokken met bestemming' naar Hamburg. Omstreeks 9 uur vertrok het schip uit IJmuiden naar zee. De loods, die reeds bin nen de pieren de boof verliet, ried den ka pitein niet uit te varen, doch een kalmere zee af te wachten. Niettegenstaande de gol ven, door den storm opgezweept, over de pieren sloegen en huizenhooge schulmwoiken deden opstuiven, meende de Engelschman, dat deze westerstorm maar een „veerwind" was. Hy koerste dan ook naar zee, zonder te kunnen bevroeden, dat eenige oogenblik- ken later zijn schip verloren zou zyn. Spoedig na het verlaten van den piermond bemerkte men vanuit de haven, dat het schip tegen den hevigen storm machteloos werd. Het begon uit den koers te loopen, ver loor even later de schroef, zoodat de be manning genoodzaakt was de ankers uit te werpen. De positie van het schip werd hoogst gevaarlijk. Vanuit den wachtpost bij de Sema phore, zoowel als van het loodsgebouw be merkte men het groote gevaar, dat de boot bedreigde. De sleepbooten van Wijsmuller spoedden zich onmiddellijk naar de buiten haven, doch zagen geen kans om naar bui ten te komen. De woeste zee belette overi gens om het schip te benaderen. Intusschen bestond er een geregelde draadlooze verbinding tusschen het in nood verkeerende schip en de haven. Tot ongeveer elf uur kon men zich aldus op de hoogte houden van den toestand aan boord. Eenige oogenblik;ken daarna echter kwam het sein, dat de ankers losgeslagen waren. De boot slingerde hevig en zat spoedig op de zand banken vast. Ontstellend was het te zien hoe spoedig de catastrophe zich nu voltrok. De uiteinden van het schip bogen zich naar beneden, het brak ter hoogte ongeveer van de machine kamer, door midden, waarna het achterschip ronddraaide, om door de woedende golven eenige honderden meters verder in het zand te worden geboord. Voor zoover we konden nagaan, bevonden er zich geen menschen op het achterschip. Ware dit niet het geval, zjj zouden reddeloos verloren zijn geweest. We zagen het wrak stuk langzaam-aan in de zee verdwijnen. De mast en een stukje van het achterste sloe- pendek. staken nog boven het water uit. De voorste helft zat nu stevig vast op de zandbanken, met den boeg recht naar de kust gekeerd, ongeveer 800 Meter van den duinvoet af. Vanaf de duinen kon men de be manning op het voorschip zien loopen. Reddingspogingen. Onmiddellijk, na het bekend worden van de ramp, waren de reddingsbrigaden van IJmuiden en Wijk-aan-Zee in de weer. om maatregelen te treffen. Telefonisch werd afgesproken, om de red dingsboot welke te Wijk aan Zee ge- statiohneerd is, naar de strandingsplaats te brengen. Voor het echter zoover was, waren de leden van de Wyk-aan-Zeeër-brigade reeds met hun materiaal ter plaatse. Onge veer half één arriveerde de wagen met het schiettoestel en de lijnen, benevens de red- ilingsstoelen, waarmede de bemanning, wanneer een verbinding is tot stand ge bracht, van boord gehaald kon worden. Dit tot stand brengen van een verbinding, was nu juist de grootste moeilijkheid. De z.g. „wipper", waaraan de dunne lijn is bevestigd, komt in de meeste gevallen niet verder dan pl.m. 400 M„ zoodat met reden betwijfeld rriocht worden, of de lijn het schip zou bereiken. Niettemin werd de poging na tuurlijk gedaan. Met een doffen knal schoot de wipper uit het toestel de lucht in om een eind nog van het schip in zee te ontploffen De poging was mislukt en werd niet herhaald. Het was ongeveer één uur, toen de red dingsboot, uit Wyk-aan-Zee op het smalle strookje overgebleven strand naderde. Ge trokken door acht paarden, door particulie ren uit Wijk-aan-Zee beschikbaar gesteld, zeulde de wagen door het strand. Het was een moeilijke tocht. Een ploeg mannen moest de reeds aangespoelde wrakstukken en lading opzij ruimen, welke over het ge heele strand verspreid lagen. Toen de boot bij de strandplaats aan kwam, werd zij ln gereedheid gebracht, doch niet te water gelaten. Onmiddellijk gevaar voor de bemanning die uit 40 koppen bestaat, was er op dat oogen blik niet zoo zeer; immers, het schip zat vast op het zand, met den wind recht van achte ren. Daarbij kwam nog, dat het schip geen „lij" had, d.w.z., wanneer het wrak recht voor het strand zit, is het zoo goed als onmogelijk, om het bij zulk een woeste zee te naderen. En „last not least" ontstond er een mee- ningsverschll over wie de boot zou beman nen!... Aan de bemanning uit Wijk aan Zee ontbraken er eenigen. De IJmuider ploeg was voltallig. Zij wenschten de leiding in de boot te hebben, hetgeen de schipper Grapendaal, uit Wijk aan Zee. weigerde. Hij wilde met zijn eigen mannen in de boot stappen en de open plaatsen met mannen van IJmuiden aan te vullen. Het eind was, dat men besloot eenigen tijd af te wachten, totdat de eb zou zijn ingetre den. Men wachtte tot omstreeks half vijf. Toen werden de paarden voorgespannen om de boot in zee te brengen. En dat was een in teressant schouwspel. Onder het gieren van den stormwind brachten de wakkere man nen de boot in de branding en begonnen zij den moeilijken strijd tegen de golven. Schipper Grapendaal had acht Wijk aan Locomotief op de hoofdlijn Schiedam—» Rotterdam ontspoord. Nieuw wetsontwerp tot wijziging en aan vulling der Hooger- Onderwijswet. Bescherming van den industrieëelen eigen dom. Vervanging der bestaande merkenwet door een nieuwe. Doorbraak van den Bolksbeekdjjk ia Overijsel. De uitsluiting in de kleedingindustrie. Vergadering van het hoofdbestuur vaa den Ned. R. K. Middenstandsbond. Het wetsontwerp tot samenvoeging de* departementen van Oorlog en Marine en in* stelling van een departement van Defensto Is Vrijdagmiddag met 27 tegen 18 stemmen in de Eerste Kamer aangenomen. De verbetering in den toestand van Z.Em> Kardinaal van Rossum blijft aanhouden. De positie van het s.s. de „Fort de Troyon* wordt steeds gevaarlijker. De socialistische oud-minister van België» Emile Van der Velde, te Utrecht. Een rumoe rige vergadering. De uitsluiting in de Duitsche metaalindus trie. In Beieren alleen worden Maandac 85000 man ontslagen. Bemiddelingspogingen vruchteloos. Aardstorting bij Berchtesgaden. Het proces-Krantz wordt Maandag voort*' gezet. Dr. Frey werd verdediger. De regseringsvcrkjarlng van het nieuw# Noorsche Kabinet. Vredesvoorstellen der Ver. Staten aan des Nicaraguaanse hen generaal Sandlno. Het vrouwenkiesrecht door den Zuid-Afri- kaanschen Volksraad aangenomen. Een crediet van 473 millioen dollar, voor gesteld ten behoeve van de overstroomlngs- ramp in het Missisippl-gebied. de Mey, J. Grapendaal, L. v. d. Kolk, S. Schelvisch, Jac. Grapendaal, P. Vriesman en B. de Visser, en voorts 3 Egmonders, n.L M. Genet, L. Genet en H. Koopman. Een half uur lang probeerden de mannen om door de branding heen te komen, doch, hoewel twintig kranige armen de riemen hanteerden, bleef het een hepelooze poging. De boot vorderde niet en keerde onverrichter zake terug. Men besloot toen, hoe ongaarne ook, om den Zaterdagochtend af te wachten. De bemanning van de Shcnga, van licht en warmte verstoken, ging den somberen nacht tegemoet. De kans, om zelf een boot te kunnen uitzetten, kan alleen bestaan, wanneer de zee kalm wordt en daar zag het er gisteravond nog niet naar uit. Den gehee- len nacht wordt in de omgeving de wacht gehouden. Op hel strand Niet lang na de schipbreuk spoelden reeds wrakstukken en een gedeelte van de lading aan. Balken en planken en een ontelbaar aantal balen met cacaoboonen bedekten het stand van Wijk aan Zee af tot aan de strandingsplaats. Belangstellenden, die al vroeg op stap waren gegaan en een hongerige Zeeërs in de boot; J. Snijders Vroegop, B. v. maag kregen, grabbelden in de gescheurde De „Shonga" in de branding; rechts het voorschip, links, overspoeld door de golven, het achterschip. Dc foto is genomen even nadat de zee het schip in tweeën had gebeukt. nu mijn verbeelding zóó abnormaal werkt, dat myn vermogen om normaal te denken daardoor gestoord wordt, dan kan het ge beuren, dat ik het zinnelijke volg zonder leiding van het verstand. Dit komt voor bij ziekelijke afwijkingen als delirium tremens, bjj hallucinaties, bij hypnose en natuurlijk in den hoogsten graad bij krankzinnigheid. Ziedaar de drie gevallen, waarin de zin nen, de neigingen, de hartstochten, het lagere dus in den mensch de rede, den rede lijken wil kunnen overheerschen. Moeten wij daarom de hartstochten in ons uitroeien als een kwaad? Neen, hartstochten in den algemeenen zin zijn op zich zelf een goed; zij zijn acties van ons geestelijk leven. Toen Petrus in den Hof zijn zwaard trok en een der soldaten een oor afsloeg, toen men de hand naar Zijn Meester uitstak, was dit een daad van drift. Toch was deze hartstocht vermoedelijk een heilige toom. Hartstochten zijn op zich zelf noch goed, noch kwaad; het gaat er maar om te zor gen, dat het meerdere over het mindere, dat de rede over de zinnelijke neigingen heerscht. De mensch heeft dus een wil, een rede lijken wil; hij heeft ook een vrijen wil. Van de oude materialisten als Molenschot af tot op onze dagen zijn allerlei theorieën opge- De belangstelling op het strand bij de reddingsboot, welke de „Shonga" niet kon bereiken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 1