ONZE VROUWENRUBRIEK
jWAUD
fieGerae
i
'N PRAATJE ÖVER WERK EN WERKLUST
NIEUWE MODELLEN
VAASJES
WITTE STIPPELTJES ONDER DE OOGEN
RECEPTEN.
GEHAAKT NACHTNETJE VOOR DAMES
KINDERJUFFROUWEN EN KINDER
MEISJES.
KINDEREN EN MUZIEK
HANSOPJE VOOR MEISJES VAN 3 JAAR
Overname uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden
Een der grootste fouten van de ouder-
wetsche opvoedingsmethode (ouderwetsch
in de ongunstige be teekenis van verouderd
en overwonnen) was wel, dat zij de kin
deren stelselmatig dresseerde op de ver-
eischte werkzaamheden, zonder er in te
slagen, hun den waren, gezonden werk
lust bij te orengen, die de eerste voor
waarde is voor verzorgde, zelfstandige
praestaties.
We leerden onze aardrijkskundelessen
met duizendtallen inwoners, die we alles
behalve gelijk ons zeiven beminnen, en die
producten ter markt brachten, nog af
schuwelijker en onbelangrijker dan hun
eigen bestaan we leerden ze alleen
voor den goeden gang van zaken op
school: om geen strafregels te krijgen en
geen rapportcijfers beneden Amster
damse!) peil. Wél namen we als een soort
„geheim-dat-wij-moeten-gelooven" op ge
zag aan, dat we in ons later leven onbe
rekenbaar nut zouden hebben van die
wetenschap betreffende de inwoners en
hun fabricaten, zonder ons echter ook
maar een zwakke voorstelling te kunnen
maken, hoe we later ooit bij mogelijkheid
„dankbaar zouden zijn, al die ongeniet
bare dingen te weten.
Net zoo ging 't met piano studeeren. We
zouden geen noot aanslaan, zonder ertoe
verplicht te zijn, alleen maar uit eigen
verlangen, vlugger eenige vaardigheid te
verwerven! Er werd ons dan ook inder
daad geen tijd gelaten, zoo 'n verlangen
rustig in ons te doen groeien, 't initiatief
werd voor ons genomen, eer we groot ge
noeg waren om zelf op "t idee te komen.
En dat is toch maar t geheim van allen
vruchtbaren werkijver: zelf 't initiatief
genomen te hebben en zich een meester
te vos!en te midden van zijn werktuigen.
Zelf-gekozen werk is het werk dat gedijt;
de wensch, het te beginnen, moet uit ons
eigen innerlijk gegroeid zijn. anders heeft
onze ijver geen stevige wortels en staat
niet sterk en blijvend in ons willen ge
plant.
't Is niet mijn bedoeling, in dit praatje
Montessori-scholen te gaan bespreken en
propageeren. Waar ik even by wilde blij
ven stilstaan, is slechts dit: dat wij allen,
die volgens andere, oudere methoden op
gevoed zijn, bijna zonder uitzondering
onzen werklust op later leeftijd zélf heb
ben moeten inplanten en aankweeken, en
dat nog wel na eerst een heeleboel on
kruid van goedbedoelde lessen en spreu
ken opgeruimd te hebben, wier doel
hoog en zuiver genoeg gesteld was,
maar die ons het aangeprezen ideaal
eer tegenmaakten dan leerden begeeren en
nastreven. Zoo gaat 't altijd met wie op
later leeftijd zijn opvoeding moet her
zien: konden we maar dadelijk begin
nen voort te bouwen op wat ons eenmaal
bijgebracht was, dan was zelf-opvoeding
een kneuterig pelgrimsreisje langs een
goedgebaanden weg doch waar we 't
zwaarst mee te kampen hebben, zijn
meestal niet de nieuwe moeilijkheden,
maar de bestaande halfheid, eenzijdig
heid of verwrongenheid, die zich al vrij
aardig vast hebben gewerkt, en ons 't
dubbel werk bezorgen van 't opblazen der
oude fundamenten, eer de nieuwe gelegd
kunnen worden.
Onze ontwakende liefde voor werk en
kennis kan in den grond geboord zijn,
vóór we oud genoeg waren om ze bewust
tot ontwikkeling te brengen, 'n Ontlui
kende ijver, die nog te Jong is voor zelf
bestuur, heeft een zorgvuldige en vooral
verstandige vërzorging noodig om in 't
leven te blijven en tot wasdom te ko
men. Want weetgierigheid en vlijt, die,
na heelemaai zonder hulp als paddestoe
len te voorschijn te zijn gepuild, uit eigen
ambities-gestadig uitgroeien, zonder ooit
hier of daar 'n inzinking te vertoonen,
werden tot dusver alleen in 't Utopia van
ds Van Alphen aangetroffen! Wat de
enkele werkelyk-bestaande-wonderkinde-
ren betreft, die van nature liever leeren
dan spelen en dat heel hun jeugd volhou
den ik wil niet onsympathiek zijn,
maar de hemel beware ons allen voor
zulke kinderen!
Tegenwoordig wordt alles in 't werk
gesteld, om de grondslagen van de opvoe
ding tot zelfstandige werkzaamheid zoó
te leggen, dat 't kind er later op kan
voortbouwen, zonder ze eerst vanuit eigen
levensbeschouwing grondig te moeten her
zien. Maar wij zelf, wy ouderen, wien dit
alles niet bespaard oleef, wy self-made
menschen, hoeven wy ons feitelyk te be
klagen over de meerdere inspanning, die
het vormen en ontwikkelen van onze per
soonlijkheid ons kostte? Is 't geen genot,
dat wy heel alleen, door verstandige oefe
ning en evenwichtige dagindeeling 't zóó
ver gebracht te hebben, dat niet één
voorkomende werkzaamheid ons meer
tegenstaat, ja, dat er geen enkele is,
waarby we ons niet met lust en trots
weren, uit zuivere liefde voor het wérk
als zoodanig en uit vreugde over 't nut,
dat we in zoo'n tijdsbesteding zién? En
wanneer we dat alles dan vergelyken
met den tyd. toen „nut" en „plicht"
dorre, verafschuwde woorden voor ons
waren, veel te vroeg en te fanatiek in
onze speelsche hersentjes gestampt, toen
we van vele, zoo niet de meeste onver-
mijdelyke werkjes een afkeer en een
weerzin hadden, dien we nü, bij de een-
tonigste taak, niet meer kennen en zelfs
nauwelyks in onze verbeelding kunnen
terugroepen wanneer we ons de enkele,
zeldzame gelegenheden herinneren, dat
we zelfstandig iets mochten aanpakken,
en het geluk van ons meesterschap over
het eigen domein, 'n geluksgewaarwor-
ding, die we blyvend hebben weten te
maken bij al onze tegenwoordige bezig
heden dan hebben we er niets geen
spyt van, dat we ons zelf zoo moeizaam
en zonder veel hulp tot dit alles hebben
moeten opvoeden!
Het jongere geslacht, dat van de kin
derkamer af vertrouwd is met veel, dat
wij moesten missen, dat spelenderwys op
groeit met de heerlijke bewustheid van
mensch- en persoonlykheid-zijn, dat dui
zend waarheden van diepe levenswijsheid
zelf met trots en belangstelling ontdekt,
inplaats van ze in onverteerbaren vorm
ingepropt te krijgen, is zeker boven ons
bevoorrecht. Maar die worsteling, later,
om de schoonheid en waarheid te ont
dekken in, tot dusver verafschuwde be
grippen, een schoonheid, die de opvoe
ding ten eenenmale verzuimde te belich
ten, die zullen zy nooit kennen, zooals wij
die kennen, en het zelfstandigheidsgevoel,
dat, zooveel later en triomfantelyker
ontwaakt, ons levenslang als een geluk
zal bybiyven, evenmin, althans niet in de
mate, waarin wy het genieten.
Wanneer we mogelyk onze eigen opvoe
ding tot werklust en werk-geluk tot nu
toe hebben verwaarloosd 't is nooit te
laat om te beginnen. We hebben altijd
wel voor het een of andere werk een be
paalde voorliefde, en wanneer we die niet
op het spel zetten door ze té veel bot te
vieren, en met verwaarloozing van al de
rest byna niets anders meer te doen, heb
ben we daarin al een goeden grondslag,
waarop we kunnen voortbouwen. Van den
anderen kant mogen we onzen afkeer van
minder prettige werkzaamheden niet ge
forceerd trachten te overwinnen.
Wanneer onze werklust al op den
vroegen morgen bezwijkt, onder het voor
uitzicht van een overstelpende menigte
ondankbare karweitjes, kunnen wé dien
er weer bovenop helpen, door met zoo
veel mogelyk moed aan 't minst ver
velende te beginnen niet aan 't
akeligste, zooals sommigen vry onprac-
tisch aanraden. Verflauwde of schyn-
doode werklust moet erg voorzichtig be
handeld worden: op smeulende kooltjes
tusschen de asch moeten heel behoed
zaam kleine strootjes en spaandertjes
geworpen worden en niet opeens een
emmer vol cokes, die 't laatste vonkje
versmoort!
Niet alleen om ons werk zelf, met het
oog op het nuttig resultaat, maar ook de
gezonde vreugd, die in 't werken, in 't be
ginnen, voortzetten en voltooien verbor
gen kan zyn, is 't dubbel en dwars waard,
dat we ons wat moeite en geduld en zelf
tucht getroosten, om dien onvermoeiden
en telkens weer frissshen arbeidsdrang te
verkrijgen en te bestendigen!
MACHTELD,
1
Hoe dikwyls heeft men niet een oud
gemberpotje of vaasje, dat wat ver
veelt en dat men toch nog te goed
vindt om weg te gooien.
Waarom er dan met wat olieverf
geen nieuw motiefje op geschilderd en
dus een nieuw vaasje gemaakt?
Nevenstaande voorbeelden zyn daar
voor zeer geschikt.
Ook een vischkom kan men gemak
kelijk met het aangenamer motiefje
wat fleuriger maken. JACQ.
Een abonnée vraagt een middel tegen
de kleine witte oneffenheidjes van de
Jeere huid onder de oogen. We kennen ze
allemaal wel: 't zijn geen eigenlyke
puistjes, we weten niet hoe ze ontstaan,
en ze gaan niet meer weg. 't Lyken juist
zandkorreltjes onder de hujd.
Byna iedereen heeft er een of twee,
maar by sommige menschen treden ze in
zoo grooten getale op, dat ze werkeiyk
ontsierend zyn.
Een absoluut afdoend middel bestaat
er helaas niet, maar de volgende behan
delingen kunnen ons op den langen duur
toch wel eenige verbetering doen waar
nemen.
Los een theelepel zout in een glas ge
kookt water op, en bet de huid onder de
oogen tweemaal daags met een watje, in
deze simpele oplossing gedoopt.
Ook kan men 's avonds de oogen baden
in een zwakke borax-oplossing; hierby
moet dan een rubber oogbadje gebruikt
worden.
Zuiver citroensap, vermengd met een
weinig lauw water, kan eveneens goede
diensten bewijzen. Men moet echter op
passen, dat het sap niet in de oogen
komt, daar dit hevig zeer kan doen.
Indien uw dagverdeeling het toelaat,
geef uw oogen dan iederen dag na den
middag 'n twintig minuten rust door in
een donkergemaakte kamer te gaan lig
gen met een watje in koud of lauw ro
zenwater gedrukt op ieder oog. Dit heeft
een zeer gunstige en verfraaiende uit
werking op de huid rondom en onder de
oogen.
EVA.
Wat betreft de middelen tegen ver-
groote huidporiën, vetpuistjes etc., verzoek
ik de abonnée vriendeiyk, haar adres te
willen opgeven, daar ik haar dan de ont
brekende nummers kan toezenden. Toe
vallig herhaalde ik deze recepten onlangs
al eens op een dergelijk verzoek, en kan
dit bezwaarlyk nogmaals doen.
3700. Chic complet Van effen en ge
ruite kasha.
De mantel hangt recht af en heeft op
zij groote zakken. De rok heeft breede
plooien.
Dit complet is zeer mooi uitgevoerd in
zachte tinten, zoodat het geruite ge
deelte niet te overheerschend wordt.
3698. Japon van wollen crêpe marocain
of soepele ribstof. Onder het boléro-iyfje
krygen we een glad heupstuk.
Van voren hangt de rok los neer en
wordt alleen bij het heupstuk met twee
groote knoopen gesloten. Het verdient
misschien aanbeveling den rok van voren
met eenige drukkertjes te voorzien.
De shawlkraag is van wit piqué of
zijde.
3758 is gemaakt van effen kasha of
wollen stof, gegarneerd met geruite kas
ha of galon. De rok heeft van voren
ÉN*
De mouw is bewerkt met knoopsgaten;
verder voor garneering een ceintuur van
peau dè pêche.
3731. Japon van traversstof.
De tusschengezette voorbaan, kraagje
en manchetjes in een afstekende kleur
stof of zijde.
De onderkant oer japon is apart aange
zet en heeft aan beide zijden der voor
baan smalle plooien.
Voor garneering kunnen we kleine
knoopjes nemen.
ANEMOON
eenige naar elkaar toeliggende plooien. De
gameering loopt achter door.
KNIPPATRONEN
van al onze modellen zyn verkrijgbaar
aan „Het Patronenkantoor", Postbus no.
1, Haarlem. Onberispelijke coupe. Dames-
kleeding in de maten 83, 96, 104 boven
wijdte, a 0.55. Kinderkleeding, alleen
Voor den in de beschryving genoemden
leeftyd, k 0.35. By elk patroon hand
leiding voor het knippen en naaien, be
nevens een verkleinde patroonschets.
Franco toezending, direct na ontvangst
van bestelling, met het verschuldigde be
drag aan postzegels ingesloten, waarby
vermeld: naam en adres, nummer van
het model en het blad, waarin het voor
komt, en bovenwijdte. Men meet deze
maat rondom het lichaam, recht onder
de armen door, gewoon glad, zonder
extra toegift.
GEBAKKEN GERECHTEN.
Deze rubriek „Gerechten" is zeer uitge
breid. Immers, wanneer we „gebakken
gerechten" letterlijk opvatten, dan zou
den (laaronder alle spijzen vallen, die ge
bakken op tafel gebracht worden, als:
gebakken kalfslapjes, biefstuk.
'k Stel me echter voor, mij te bepalen
tot een onderdeel van deze rubriek, n.l.
de gebakken meelspyzen. En wel die ge
bakken meelspijzen, die als aanvulling
van uw maaltijd, dus echt als toespys
gebruikt worden, maar die ook een
maaltijd op zich zelf kunnen uitmaken.
Deze gebakken meelspyzen maken een
aantal zeer voedzame gerechten uit.
Veel behoef ik hierover niet te zeggen,
want door het vet, waarin ze gebakken
worden, door het meel. waaruit het be
slag bestaat, en de melk, die er voor ge
bruikt wordt, krygen we die voedings
stoffen, die de menschen noodig hebben.
Meestal zijn deze gerechten vrij vet en
juist daarom zoo gewild in den winter.
Vet verbrandt n.l. zeer gemakkelijk, het
geen u volkomen bekend is, want als u
eens vet op de kachel morst, verbrandt
het direct; en by gebruik van gas moe
ten we erg oppassen, opdat de vlam niet
in de pan slaat!
Doordat vet zoo gemakkelijk verbrandt,
geeft het veel warmte. Ons voedsel ver
brandt ook in ons lichaam, al is het op
een andere wijze dan in de kachel, en
ge§ft ook warmte. Vandaar dat ons
lichaam ook bij de strengste koude warm
is. Maar wanneer het koud is, hebben
we meer behoefte aan dat voedsel, dat
ons de meeste warmte geeft, en dat is
vet. Eigenlijk is u dit alles wel bekend,
want u weet evengoed als ik, dat de
Noordpool-bewoners traan drinken, waar
door hun lichaam veel warmte krygt. En
wat is traan anders dan vet?
Om deze reden zijn de gebakken spy-
zen zeer gewenscht en geliefd in den
winter.
Hieronder laat Ik een paar recepten
volgen.
Spekpannekoekcn 6 stuks).
Spekpannekoeken kunnen als een
volledige maaltijd gebruikt worden. Voor
de frischheid verdient het aanbeveling
een vrucht na te eten.
200 gram bloem.
4 d.L. lauw-warme melk-
20 gram gist
4 gram zout
150 gram vet rookspek-
Bereiding:
Doe het meel in een kom en maak in
't midden een kuiltje. Roer de gist aan
met wat suiker of lauwe melk en giet
die er in. Voeg zooveel van de lauwe
melk toe, dat het meel juist gebonden
is. Roer dit aan, vanuit het kuiltje be
ginnend. Sla de klontjes uit het beslag,
voeg langzamerhand de rest van de melk
toe en laat het beslag ongeveer y, uur
rijzen. Roer het voorzichtig om en voeg
het zout toe. Schrap het spek af en
snijd dit in dunne plakken. Leg hier
van een paar (2 a 3) in de koekenpan
en bak ze op een zacht vuur uit. Giet
dan zooveel van het beslag, dat niet te
dik mag zijn in de koekenpan, dat de
bodem juist bedekt is. (Doe vooral niet
te veel beslag in de pan, het rijst nog
gedurende 't bakken en de pannekoe
ken zouden dan wel bruin, maar niet
gaar zijn en dus veel te donker worden).
Bak ze op een matig warm vuur mooi
goud-bruin van kleur en gaar. Geef er
stroop of suiker by.
Eierpannekceken (±9 stuks).
Meer bedoeld als nagerecht.
Vï L. melk
140 gram bloem.
3 eieren
5 gram zout
60 gram boter.
Bereiding:
Doe de bloem in een kom met het
zout. Maak in 't midden een kuiltje,
doe hierin het zout en de eidooiers.
Roer het meel, van 't midden uit be
ginnend, met de dooiers aan en voeg
zóóveel lauwe melk toe, dat 't meel juist
gebonden is. Roer er de klontjes uit en
voeg de rest van de melk toe. Klop het
eiwit zeer stijf en giet hierby, steeds
kloppende, het beslag.
Bak van deze massa dunne pannekoe
ken aan weerskanten lichtbruin.
CATHARINA.
De meeste netten, die men klaar
koopt, zijn geknoopt in gekleurde zijde.
We denken, dat het in de bedoeling
van de gfachte vraagster ligt, een pa
troon van een nachtnet te ontvangen in
eenvoudig haakwerk.
Het volgende patroon is in twee kleu
ren beschreven, maar kan desgewenscht
in wit D. M. C. uitgevoerd worden.
We beginnen met oranje zyde.
Om een ring van 15 losse worden 20
dubbele stokjes gehaakt.
Ie toer een dubbel stokje een losse.
2e toer in elk gaatje van den vorigen
toer twee dubb. stokjes, 2 losse.
3e toer 3 dubb. stokjes, 3 losse.
4e toer 4 dubb. stokjes, 4 losse.
5e toer 5 dubb. stokjes, 5 losse.
6e toer 6 dubb. stokjes, 6 losse.
Vervolgens haakt men in lila zyde.
5 losse, één vaste in lederen derden
steek van den vorigen toer.
2e toer 5 losse, één vaste in elk gaatje.
3e toer 6 losse, één vaste.
4e toer 7 losse, één vaste.
5e toer 8 losse, één vaste.
Deze laatste toer wordt herhaald, tot
het net de gewenschte grootte heeft.
Aan het einde wordt in oranje-kleu
rige zyde gehaakt, eerst 2 toeren stok
jes, daarna een toer gaatjes (2 stokjes,
3 losse, twee steken overslaan, 2 stokjes
steeds herhalen), dan weer twee toeren
stokjes. Voor afwerking haken we een
pigotje.
Door de gaatjes wordt een smal lila of
oranje lintje gehaald, dat by het dragen
van het nachtnetje wordt vastgestikt.
Op de andere vragen betreffende da-
meskleeding komen we in onze mode
rubriek terug. G. L.
Wat is er moeilijker taak dan het op
voeden van kinderen? Welke taak vergt
meer opoffering, zelfbeheersching, uit
houdingsvermogen van ons dan deze?
Als het onze eigen kinderen geldt, die
ons met hun liefde en warmte in hun
goede oogenblikken ruimschoots vergel
den, wat ze ons in andere soms te kort
doen, of wat ze ons aan zorg geven och,
dan is het niet moeilijk ons op te offe
ren, dan schijnt ons uithoudingsvermo
gen, vooral in de dagen van ziekte onder
hen, schier onbegrensd.
Maar oneindig zwaarder is de taak
voor haar, die weet, dat ze maar in de
tweede plaats komt dat ze nooit recht
heeft op de volle liefde van het kind,
dat ze gedeeltelijk verzorgt.
Natuurlijk, haar zorgen zijn minder, al
thans ze drukken haar minder, omdat ze
altijd slechts tijdelijk zijn, als het kinde
ren betreft, die zij onder haar hoede
heeft. Maar bij haar, de kinderjuffrouw,
komt altijd nog een tweede gevoel zich
opdringen, namelijk: hoe zullen de ouders
hiér of daar tegenover staan, hoe zou
den zij in mijn plaats gehandeld hebben?
En hoe staan nu de ouders dikwijls
tegenover de ,,Juf" van hun kinderen,
tegenover het kindermeisje?
Dat is heel verschillend, met varia
ties van absoluut de kinderen aan haar
zorg overlatend, tot een werkelijk samen-
deelen van de opvoeding en verzorging.
Er welke toestand is nu verkieselijk?
Voor de kinderjuffrouw, ten minste
voor de ontwikkelde goed onderlegde,
die in dit vak door goede leidsters is op
geleid, kan de geheele zorg dikwijls veel
voldoening geven, maar.... de bittere
pil, die ze ten laatste dikwijls te slikken
krijgt, is het verwijt, dat de kinderen
meer van juf houden, dan van hun eigen
moeder, een natuurlijk gevolg van het
zich onttrekken aan een natuurlijken
plicht.
In zoo'n geval gebeurt het ook zoo
dikwijls, dat de moeder niet uit onwil,
maar zuiver uit gebrek aan ervaring, on-
menschelijk veel van haar kinderjuffrouw
verlangt. Die moet de kinderen verzor
gen, ook 's nachts, als ze iets noodig
hebben, of geholpen moeten worden, die
moet ze uit de school halen en brengen,
hun kleeren verstellen, ja soms zelfs was-
schen en strijken, al is het dan niet al
het goed, dan toch het fijne en dat houdt
juist zoo op en kan zoo slecht gedaan
worden als de kleintjes om haar heen
spelen en recht hebben op eens voor
gelezen te worden, of geholpen te wor
den, met handenarbeid of iets dergelijks.
Voor het kindermeisje, 't jonge kind,
zonder eenige ervaring, dat in zeer veel
opzichten eigenlijk zelf nog leiding noodig
heeft is de taak beslist veel te zwaar
en loopt uit op teleurstelling daarge
laten, dat het onverantwoordelijk is, om
onze kinderen toe te vertrouwen aaii
een dergelijke hulp. Natuurlijk, er zijn
wonder-aardige meisjes die zóó geboren
opvoedster zijn, dat zij van de moeilijke
taak toch nog vrij veel terecht brengen,
maar die vormen de zeer hooge uitzon
deringen.
En wat komt er in de meeste gevallen
terecht van de kinderen zelf, die aan
zoo'n onervaren kindermeisje worden
toevertrouwd? Of ze worden haar ten
eenen male de baas en zijn brutaal en
onaardig of zy is hun de baas door haar
dreigementen en ze zijn bang voor haar
en kruipen als 't ware in een hoekje. En
soms vormen ze samen een groep die in
het geheim allerlei dingen doet, waarvan
ze eigenlijk best weten, dat vader en
moeder ze verbieden zouden.
Waar er samenwerking en verdee
ling van arbeid is, is de toestand ge
woonlijk beter, maar is het dan niet dik
wijls heel moeilijk voor de kinderjuf
frouw om met al haar warmte zich te
geven aan de kinderen die nooit met
hun warmte haar koesteren?
Laten de moeders, die een hulp bij de
verzorging van hun kinderen hebben
deze dingen toch vooral onder de oogen
zien, toch vooral waardeering toonen
voor al wat juf of 't meisje voor haar
kinderen is en doet en zoo iets aanvul
len in het te kort, dat door die beiden
zoo dikwijls geleden wordt.
En laten de moeders toch vooral niet
te karig zijn met rustige uren voor Jul,
met vrije dagen, met behoorlijke va-
canties en zoo Juf gelegenheid geven
frisch te blijven en niet overmoe te
worden.
Telkens treft me weer, als ik avondles
geef aan kinderjuffrouwen en kinder
meisjes, hoe dikwijls ze op 't laatste
oogenblik komen aanhollen of eenvoudig
een half uur of een uur te laat komen,
want ze konden niet eerder weg, omdat
mijnheer nog niet thuis was voor 't eten
of omdat mevrouw de kinderen niet kon
helpen naar bed brengen, omdat ze zelf
uit moest of omdat ze nog even een
boodschap moest doen, waarvoor ze
overdag nooii gelegenheid had.
En dan zeggen de meisjes, die extern
zijn, dikwijls uit den grond van haar hart:
.Jfeen hoor, nooit wil ik intern zijn, nu
heb ik tenminste mijn avond en mijn
nacht altijd voor me zelf".
In de positie van de kinderjuffrouw,
voor wie een achturige werkdag nog
een ver toekomst ideaal is, valt nog heel
wat te verbeteren.
Of zullen we het haar zóó prettig we
ten te maken, dat ze evenmin als een
vader en een moeder aan een achturigen
werkdag denkt en blijmoedig de zes
tien uren aanvaardt, als toevallige om
standigheden dit van haar vragen?
J. F. JACOBS-ARRIËNS.
In zeer veel kinderzieltjes leeft het ver
langen zelf muziek te maken. Dat brengt
hen op de gedachte, zelf een muziekinstru
ment te maken. Op deze wijze zyn er al
heel wat rietfluitjes en fluitjes van vlier
houtjes gemaakt.
Onlangs zag ik een paar kleine jongens,
die een al heel primitief muziekinstru
ment gemaakt hadden. Het bestond uit
een plankje, ongeveer een c.M. dik en
daarin hadden ze korte, kleine spykertjes
geslagen in willekeurige vormen. Om de
knoppen van de spykertjes spanden ze
elastiekjes en met een grooten spyker
ontlokten ze schoone tonen aan hun in
strument.
Eenigen tyd waren ze hiermee volkomen
tevreden, maar kort daarna ontstond het
verlangen om iets „echters" te bereiken.
En „waar een wil is, is een weg", dat
gold ook hier. Een leeg kistje van Pel's
borstplaat, een lange 2 c.M. breede lat en
een leege garenklos vormden de hoofdbe-
standdeelen voor het nieuw te maken in
strument. De lat werd op den bovenkant
van het kistje getimmerd, middenin over
den langen kant; onder en boven aan de
uiteinden van de lat werden kleedspyker-
tjes gezet, daarna werden er elastiekjes op
gespannen. Toen volgde de teleurstelling,
dat de zoogenaamde snaren veel te dicht
op de lat bleven liggen. Hoe goed kwam
toen de leege klos te hulp. Die werd bfl
wyze van kam onder de elastiekjes ge
schoven en 't instrument werd betokkeld
alsof 't de prachtigste guitaar ter wereld
Gu i
Deze jongens waren nog klein; maar
vier en zes jaar.
Van een jongen van twaalf jaar zag lk
onlangs in het buitengewoon belangwek
kende Museum voor Ouders en Opvoeders
te Rotterdam, een eigengemaakte viool,
die werkelijk merkwaardig goed geslaagd
was. Deze was natuurlyk voorzien van
echte vioolsnaren en kon dan ook werke
iyk bespeeld worden, hoewel de vorm van
't geheel natuurlyk primitief gehouden
was.
Laten we onzen kinderen toch gelegen
heid geven hun krachten te beproeven om
de plannen, die zich in hun hoofdjes vor
men, om te zetten in daden.
Stellig zullen ze met meer eerbied en
waardeering daardoor leeren opzien naar
de knappe vervaardigers van echte mu-
ziek-instrumenten. En zouden ze ook niet
tot een voorzichtige en zorgzame behan
deling van de instrumenten zelf komen,
als ze den grooten arbeid, die er voor noo
dig is 'geweest, om ze te vervaardigen,
eenigszins weten te benaderen?
J. F. JACOBS-ARRIËNS.
Voor bovenstaand hansopje koopt ge
214 el katoen van 90 c.M. breed, 3 el
rood feston, 1 dozyn knoopjes. Ge
maakt eerst het patroon op de aan
gegeven maten. Dan legt ge het op
katoen zóó, dat ge de broekpanden
onder elkaar weg kunt knippen, de beide
mouwtjes en den rug daarnaast. Men be
gint onder aan den rug een 3 c.M.
breeden zoom te stikken, terwyl men
midden-voor, zoowel linies als rechts, ook
eón 3. c.M. breeden zoom inmaakt. Nu
kunt ge de zy-' en schoudernaadjes, be
nevens den naad van de mouwtjes met
een platten naad verbinden. Hierna
komen de broeksplitten. Hiervoor knipt
ge eerst aan beide kanten een split in
van 24 c.M. lengte, waarna men aan den
achterkant een stukje tegenstikt, dat na
afwerking 2 c.M. breed is en 3 c.M.
breed geknipt wordt. Bij den voorkant
wordt een stukje aangestikt, dat insge-
lyks 2 c.M. breed moet worden en dat
men 5 c. M. breed knipt. Beide neemt
men 27 c.M. lang. Nu kunt ge ook den
achternaad en het ronde stukje van den
voornaad tot aan den overslag met een
platten naad verbinden. Op dezelfde
wijze wordt de kruisnaad afgewerkt,
terwyl ge er voor zergt, dat voor- en
achtemaad in elkaar overgaan. Achter,
tegen den bovenkant van de broek,
stikt ge een rechte bies, welke na af
werking 3 c.M. breed is, en waarin men
4 knoopsgaten maakt. Den onderkant
van de pijpjes en de mouwtjes benevens
het ronde halsje werkt ge af met een
rood gefestonneerd puntje, dat ge aan-
en overstikt. Zooals de teekening U laat
zien, is het hansopje langs halsje,
mouwtjes en pypjes ingehaald, waar
voor ge bij de pijpjes en het mouwtje
een recht biesje opstikt aan den ver
keerden kant. hetwelk na afwerking een
c.M. breed is, terwyl men by het halsje
op gelyke wyze een schuin biesje neemt.
Op één c.M. afstand vanaf den naad
maakt ge een vetergastje, zoodat ge
hierdoor een veterbandje kunt rygen en
dit op de juiste wijze inhaalt. Wanneer
ge de mouwtjes inzet, neemt ge den
naad van het mouwtje 3 c.M. meer naar
voren, dan den zijnaad van het
hansopje. Ze worden ingestikt, waarna
ge de rafels met een schuin biesje af
werkt. In den rechterkant van het split
worden in de op de teekening aange
geven plaatsen de knoopsgaatjes ge
werkt, waarna men links de knoopen
aanzet. Het spreekt vanzelf, dat ge deze
hansop ook van flanel kunt maken; in
plaats van een rood puntje, kunt ge dan
een flanelpuntjb nemen, of des noods,
zooveel ge tyd hebt, affestonneeren met
D. M. C.-garen no. 8.
DINT.