ONZE VROUWENRUBRIEK I LENTE-NUMMER \J\ m/Affi) roem i •jf 7% VOOR ZOMERDAGEN BLOEMEN BINNEN CORSAGES BLOEMENPRAATJE DE GOEDE MANIER WEG MET HET ONKRUID! BLOEMEN BUITEN WELKE VAZEN, WELKE BLOEMEN? 7": t/0>9 6'o/Q AANDeN Overname uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden „Och, heb toch altijd ergens Een beetje bloemen staan, Zij doen toch altijd wel even Een beetje gelukkig aan zong Adama van Scheltema, of liever, hij zei het, eenvoudig-weg, zooals we 't alle maal zouden kunnen zeggen. En 't is waar hoe ook onze stemming is, een vertrek vol doode beweginglooze meubels zal altijd een heel anderen invloed op ons hebben dan een kamer waar hier en daar een donker hoekje wordt opgefleurd door wat kleurige bloemenvlekjes, of waar vanaf een vensterbank de fijne kelkjes vol zon negoud hun licht naar binnen kaatsen. We komen maar zelden, al heen en weer loopend, voorbij een kan bloemen, of wc nemen wel even een lichtere, blijdere ge dachte mee, al is 't maar een oogenblik. 't Is eigenaardig met die bloemenliefde bij de doorsnee-menschen. Velen zie je. ondanks hun ingewortelde zuinigheid, met onverstoorbare regelmaat hun zes han gerige tulpjes of wormstekige roosjes koopen van den jongen aan de deur en ze naar binnen dragen en geduldig dag voor dag verzorgen, zonder dat ze er nu bijzonder van schijnen te genieten. Bij weer anderen gaat hun behoefte aan bloemen op en neer met hun stemmin gen. Er kunnen weken, maanden voorbij gaan, dat ze er niets om geven en dan. opeens, gaat hun verlangen uit naar een hyacint in de vensterbank, of een groote, feestelijke roede roos in een klein vaasje. Zóó plotseling, dat ze 't dan meteen,* op staanden voet, moeten gaan koopen, en eenmaal ermee thuisgekomen, genieten ze er hevig van. Maar den verduldigen moed tot telkens maar weer water-bijvullen en dorre blaadjes wegpeuteren missen ze. Bloemen schikken en plaatsen, zóó, dat ze werkelijk aan haar doel beantwoorden, is lang niet „ieders werk". Soms, wan neer we bij 'n bezoek onze gastvrouw 'n zorgvuldig gekozen bloemenhulde bren gen, breekt ons hart, wanneer we zien hoe ze ermee omspringt, hoe ze onze slanke anjers in een lagen plateel-pot armoedig-wijd uiteen laat tuimelen waarachtig nog met wat vinger-vertoon van smaakvol verschikken, dat waar deering moet uitbeelden of hoe ze ons losse, artistieke veldbouquet in 'n kristal len vaas uit 't jaar 1902 perst en dan met wiskundige berekening op 'n buf- fetje of wie weet, misschien zelfs 'n pe nanttafeltje plant, om als pendant te die nen voor een porceleinen figuurtje uit hetzelfde tijdperk. Goede, mooie bloemvazen, „mooi" vol gens onze tegenwoordige begrippen, niet volgens die van onze Tantes, zijn een be zit, dat we nooit genoeg kunnen waar- deeren en uitbreiden. Ze is werkelijk den geleidelijken aanschaf waard, de verstan- dig-gekozen collectie vazen, kannen en pulletjes! We dienen er een paar te heb ben voor meer officieele bloemen, serin gen of rozen, en zooveel mogelijk ver schillende voor meer alledaagsche bosjes, of snijgoed uit den tijd. Vroeger waren „mooie" vazen druk en bont, grillig en gezocht van vorm en op getoomd met allerlei slingers en opge legde versierselen. Tegenwoordig zoeken we de schoonheid in 'n enkele lijn, in 't verwerken van één zelfde materiaal en in eenvoud, vooral in eenvoud. Een vaas mag niet opvallen, niet de bloemen over schreeuwen. De pronkvazen, die meer be doeld waren als „sieraad" dan om met water te vullen en te gebruiken, verdwij nen dan ook meer en meer. We hebben nog wel eens 'n mooi pulletje, terwille van z'n lijn en tint, hier en daar staan, ook ongevuld, maar 't ideaal is toch, er de bijpassende, harmonieerende bloemen in te hebben. 4 Effen vazen van een sterk sprekende kleur kunnen gewoonlijk maar voor een enkel soort bloemen gebruikt worden, en zijn daarom heel aardig om erbij te heb ben, maar minder practisch om aan te schaffen, wanneer we ons niet kunnen permitteeren er een groote verscheiden heid op na te houden. 't Is ook volstrekt niet dom, om, wan neer we de keus hebben uit verschillende soorten en kleuren bloemen van een zelf den prijs, in gedachte even onze vazen de revue te laten passeeren, en maar niet lukraak te koopen, maar iets te kiezen, dat met ons aanwezig materiaal een mooi geheel zal kunnen vormen en daardoor belangrijk in waarde toenemen. Voor wie zich tot nu toe niet zoo aan gewend heeft, te letten op smaakvolle combinaties, volgen hieronder nog enkele aanwijzingen, wat 't best gekozen kan worden voor verschillende soorten vazen, die men allicht heeft, of waar men de toevallige bloemen, die men ten geschen ke krijgt, 't mooist kan onderbrengen! Na ons een korte poos moeite te heb ben gegeven, iets werkelijk aantrekkelijks te bereiken, zullen we verbaasd staan over den vluggen kijk, dien wij krijgen op vorm en lijn, op harmonieerende en contras- teerende kleur-effecten! De stemming van ons interieur kan er slechts bij win nen! MACHTEED. Dof-plateel-kan: katjes, gele Darwin- tulpen, muurbloemen, Meidoorn, irissen. Effen kristallen vaas: prunistakken, roze anjers, langstelige rozen. Donkerblauw glazen kannetje: gele trompet-narcissen. Effen gemberpot: Anemonen, koren bloemen, papavers. Klein grijs-wit gemberpotje met bleek blauwe figuurtjes: blauwe druifjes, ge mengde crocussen. Hooge vaas van iriseerend glas: Lila Darwin-tulpen, paarse seringen, Japan- sche lelies. Groen aardewerk-kannetje: ranonkels, margrieten. Vaas van zwart kunst-plateel: Aarons- kelken, gouden regen, dichters, narcissen, witte seringen. Klein dito pulletje: Oost-Indische kers, gemengde hyacinten, wilde heggeroosjes. Hooge vaas van Indisch koper: Zonne- bjoemen, in een schemerigen hoek op den grond. Potje van gebloemd Larensch aarde werk: Duizendschoontjes, leeuwenbekjes en alle bont snijgoed. Soja-kruikje: enkel takje gouden regen, gebroken hartjes, klein rood tulpje. Bronzen vaas: gioote chrysanten, vuur lelies, sneeuwballen, paarse lupine. Bleekgroen bloemenglas: lelietjes van dalen, sneeuwklokjes. Tinnen beker: goudsbloemen, rouwvio len, escholtzia's. Vaas van Delftsch blauw: witte dahlia's MACHTELD. Levende bloemen op mantels en japon nen. ziet men zeer weinig dragen. De bloem verliest te vlug haar frischheid, verwelkt, en de kleuren kunnen licht be smet worden door de sappen van bloem of blad; daarom draagt men bloemen van zijde, crêpe-georgette-veeren, enz., „Cor sages". Men ziet de schitterendste exemplaren, dikwijls zeer natuurgetrouw nagebootst. Voor avondjaponnen zijn de bloemen ontzettend groot van afmeting; ze worden gedragen op de schouders, in de heup, en zelfs hier en daar zeer willekeurig. Vooral dit seizoeq wordt bijzonder gelet op fijne kleurcombinaties; een bloem moet beslist harmonieeren bij het costuum. Men ziet zelfs veel de corsage in dezelfde tint van mantel of japon, of in een heel fijn contrasteerende kleur. Bijvoorbeeld bij het zacht beige (wat zeer veel gedragen wordt) heel zacht groen, zacht rose, flets blauw enz. Bij gekleurde avondjaponnen eveneens heel zacht getinte bloemen, doch bij zwart mag de klein: wel wat harder zijn; zwart met hardgroen, hardrose enz. enz. We zagen een zomerhoed, gegarneerd met camelia's; daarbij behoorde een corsage van dezelfde bloemen, om op üe schouders te dragen. Bloemen op de schouders ziet men niet alleen meer bij avondjaponnen, doch ook bij de zomer-modellen. Op .een gebloemde of witte japon een bouquet veldbloemen, nonchalant aan de schouders vastgehecht. Bijna alle bloemen zijn fijn en teer, ge maakt van tule of crêpe-georgette. No. 1. Huishoud- of tuinschort van sa tinet, zephir of katoen. Het model is van voren met zes knoopen gesloten en heeft aparte schouderstukjes. Shawlkraag, manchetten en randjes der zakken van gewerkte of gebloemde stof. 4019. Elegante zomerjapon van ge bloemde voile, crêpe de chine of crêpe georgette, gegarneerd met effen biezen. De japon is glad om de heupen ge- trokken, aan een kant opgenomen met een grooten afhangenden strik. Voorbaan van den rok is klokkend, achterbaan glad. 4018. Zomerjapon van effen en ge bloemde voile. De smalle plooitjes aan de voorzijde van den rok zijn een stukje in geslikt, de rok valt daardoor in soepele golven. De gebloemde rand is apart op gezet, kraagje, jabot, manchetje en rok van effen voile. ANEMOON. Om perken te vullen, waarvan men den geheelen zomer genot heeft, zijn, behalve verschillende éénjarige zomer bloemen, waarover wij reeds vroeger spraken, de volgende planten uitermate geschikt: Knol-Begonia's. Iedere plant op zich zelf reeds is een sieraad, doch een ge heel perk Begonia's in vollen bloei is in derdaad een lust voor de oogen; de zui ver gevormde bloemen met hare heldere kleuren verheffen zich zoo fier boven het gekartelde, glanzend groene blad. Er zijn witte, gele, oranje, rose, roode en don- kerroode Begonia's, en hetzij afzonder lijk, hetzij in allerlei kleuren dooreen geplant, altijd zijn ze mooi en trekken de aandacht. Er bestaan zoowel enkel- als dubbelbloemige variëteiten: beide zijn even geschikt voor perkbeplanting. De gewone liefhebber, die niet veel tijd aan zijn tuin kan besteden, doet wel het best, bij een vertrouwd leveran cier aan den groei gebrachte planten te koopen. Deze zijn tegen einde Mei be gin Juni verkrijgbaar en kunnen dan dadelijk op de perkon worden uitgeplant. Om Begonia-knollen zelf aan den groei te brengen, neemt men in Maart-April ondiepe houten bak jes en vult deze voor 3/4 met vochtige blad- of andere lich te, fijne aarde. De knolletjes zet men daar bovenop (met den hollen kant naar boven) en drukt ze met de hand een weinig naar beneden, zoodat een kuiltje ontstaat. In geen geval mag meer dan de helft van het knolletje met aarde be dekt worden. Daarna legt men een glas ruit over het bakje en zet dit op een beschut, zonnig plaatsje. Zijn de plan ten eenmaal aan den groei, dan neemt men nu en dan, bij mooi weer, het glas eenigen tijd van het bakje af. Naar mate de planten grooter worden, ge schiedt dit luchten vaker en langer, zoo dat ze tegen Juni voldoende afgehard zijn, om naar de perken te worden over gebracht. Daar zullen zij na korten tijd bloeien en dit volhouden, tot de nacht vorsten een einde aan haar pracht maken. Dahlia's. Om een perk Dahlia's aan te leggen, moet men over een flinke ruimte kunnen beschikken, daar de groeiwijze van de meeste rassen nog al forsch is; voor een klein tuintje zou ik alleen aanbevelen de Mignon-Dahlia's, een prachtras van compact groeiende, enkelbloemige planten, die niet hooger dan 60 tot 80 c.M. worden. Ze bloeien vroeg, overvloedig, en lang, en zijn voor perken als geschapen. Voor het overige doe men een keus tusschen de verschil lende andere rassen en plante daarvan eenige exemplaren in het boordbed of vóór heesters, waar zij mild zullen bloeien en een massa snijbloemen geven, zonder den indruk te wekken, dat er alleen Dahlia's in het bewuste tuintje staan. Voor grootere tuinen make men ech ter een ruim gebruik van deze pracht volle bloemen; ze zijn het ten volle waard. De knollen plant men pl.m. half April in potten, gevuld met lichten, zoo mo gelijk voedzamen grond, en zet deze óf wel op een frissche, warme plaats bin nenshuis ófwel in een beschut hoekje van den tuin, waarbij men ze door glas, rietmatten als anderszins tegen nacht vorsten, die de geheele maand Mei door nog vrij hevig kunnen zijn, dient te be schermen. Als de grond bij het planten behoorlijk vochtig is geweest, behoeft al dien tijd niet gegoten te worden, de knollen zouden gemakkelijk gaan rotten. Einde Mei slaat qasn de planten uit de potten en plant ze, met aardkluit en al en zonder de wortels te beschadigen, op de bestemde plaats uit. Z.g. landknollen plant men na half Mei direct in den tuin. Beschut ook deze, zoo noodig, te gen vorst. Zijn de plantjes pl.m. 10 c.M. hoog, dan zorge men voor stevige steun- sels in den vorm van Tonking- of an dere stokken, en houde er hierbij reke ning mede, dat vele Dahlia's een hoogte van 1.25 tot 1.50 M„ soms meer, bereiken, en dat de stengels, nu nog dun, tegen het midden van den zomer de dikte van jonge boomstammetjes zullen evenaren. Men gebruikt 3 stokken per plant, zoodat iedere plant in een driehoek staat, en be vestigt het bindmateriaal (raffia is het beste) wel stevig, maar toch losjes, zoo dat de stengel in zijn ontwikkeling niet gehinderd wordt. Zoowel Begonia's als Dahlia's zijn zeer gevoelig voor wat vloeibaren mest, 2 3 maal, telkens met tusschenpoozen van 2 a. 3 weken, toegediend. De mest moet echter oud zijn, sterk verdund worden en het liefst gedurende regenachtig weer worden gegeven. Zorg er voor, het blad zoo min mogelijk te raken, en giet met schoon water na, tenzij de regen dit werkje welwillend van u overneemt. Pelargoniums (Zonale). Deze, door ve len Geraniums genoemd, zijn zoo alge meen bekend, dat een beschrijving over bodig lijkt. En welke kweekwijze moet rnen aangeven voor een plant, die tot in een dakgoot toe groeit en bloeit en overal een sieraad is met hare zuiver witte, rose, zalm- en vleeschkleurige en gloeiend roode bloemtrossen? Daarom, plant Pe largoniums, maak er perken, randen, groepen van, zet hier en daar een enkele plant tusschen heesters, overal zijn ze op haar plaats, slechts wat water geduren de de zomerhitte, ziedaar alles, wat ze vragen in ruil voor het vele wat zij geven. FLORA. Iets zeer nieuws voor corsage is een klein piquet-schelpje in beige, groene of andere zachte tint. ANEMOON. van zaaien! Die heeft lang niet iedere tuinliefhebber onder de knie! Zaaien is een kunst, en vereischt zoowel kennis als handigheid. Het aspect van een snijgoed- tuintje hangt voor 't grootste deel van deze eerste verrichting af. Maart-April is de ideale tijd voor het zaaien in den vollen grond. En nu zijn er menschen, die, wanneer ze maar eenmaal de vroolijke, kleurige zakjes met hun meer dan optimistische afbeeldingen (zooiets als de „voorbeelden" bij een kin- der-huisvlijt-doos, die je óók nooit kan namaken) in huis hebben, hun ongeduld plotseling niet meer kunnen bedwingen en er meteen maar op los gaan zaaien, on verschillig of 't 's nachts 8 graden vriest. Met zoo'n overijling valt niets te win nen en alles te verliezen. Warmte, voch tigheid en lucht zijn de drie dingen die een zaadje nocdig heeft, dat immers niets anders is dan een heel klein lichaampje, dat een nog kleiner plantje bevat plus voldoende voedsel om dat in zijn aller- eersten groeitijd in 't leven te houden. Zonder de drie genoemde voorwaarden kan 't onmogelijk tot wasdom komen. Zaai nooit bij koud, zonloos weer, want dan ontbreekt reeds één van de drie: de warmte. En nummer twee mag niet in zóó overvloedige mate aanwezig zijn, dat we zouden mogen zaaien in vochtigen grond. Dan zou 't zaad rotten eer 't tijd vindt te ontkiemen. Om dit te voorko men en om tevens te zorgen dat de lueht, de allervoornaamste factor van de drie, zoovee! mogelijk vrijen toegang heeft, gaat er niets boven 't omspitten en laten dro gen van den grond, liefst op een winde- rigen dag. Hierdoor wordt meteen de aarde losser en fijner, wat van veel be lang is voor het optomen en de ontwik keling der jonge plantjes. Veel hangt af van de warmte van den grond zelf op 't oogenblik, dat het zand erin uitgestrooid wordt. Een eenvoudig middel om kunstmatig meer warmte te verkrijgen, is 't volgende: Breng, vlak vóór u gaat zaaien, alle mogelijke brand bare rommel bijeen (het hoeft niet nood zakelijk tuinafval te zijn) en stook daar van een goed vreugdevuur. Verzamel dan de asch, wanneer die nog heet is, en spreid ze in de zaadvoren, niet al te dik natuurlijk. Asch is tevens een goede kunstmest. Nu begint 't zaaien zelf. Bijna alle liefhebbers zaaien te dicht opeen, en dit is funest voor de ontkiemende plantjes. Zelfs al heeft men het loffelijk voorne men, later „uit te dunnen", kan het jonge goed toch in de paar weken, die daaraan nog voorafgaan, veel schade lijden. Om nu echter dun te zaaien en toch gelijkmatig, is voor de meeste menschen een heele toer, speciaal met heel fijn zaad. Dit kan veel vergemakkelijkt wor den, wanneer men het zaad goed ver mengt met driemaal zooveel fijne gezeef de aarde. Denk eraan, dat u 't zaad moet zaaien, niet „begraven." Bedek 't nooit met een te zware laag aarde. Vergeet niet, dat 't kleine plantje, totdat 't de oppervlakte bereikt, grootendeels is aangewezen op 't voedsel in 't zaadhulsje aanwezig. Duurt de reis naar het daglicht te lang, dan bezwijkt 't onderweg. De bedekkende aardlaag mag als regel niet dikker zijn dan de doorsnede van het zaad. Dat is al heel weinig, zooals u ziet. En heel kleine zaadjes kunnen zelfs beter in 't geheel niet bedekt worden. £e worden eenvoudig op de oppervlakte, ge strooid en met een vlak plankje even aangedrukt. Besproei de plekken, waar gezaaid is, bij droog weer eenmaal daags met lauw water, met een heel fijnen gieter, zoodat het zaad niet verspoelen kan. De grond moet zacht-vochtig worden, niet modderig. Tenslotte nog iets over bemesting. Voor zaaigoed mag men alleen heel ouden, goed verganen mest gebruikente sterke mest is veel schadelijker vóór hun ontwikkeling dan 'n schrale grond! Vóór het zaaien kan een mengsel van dierlijken mest en oude turf, goed fijn gestooten met de schop, door den grond gewerkt worden. Zijn de plantjes eenmaal goed aan 't groeien, dan kan iedere week wat vloeibare mest ge geven worden, met minstens twintigmaal de hoeveelheid aan water verdund. Zoo'n oplossing is niet gauw te zwak, maar heel licht te sterk! VETERAAN. Eén abonnée verzocht mij, haar een middel aan de hand te doen tegen over- tolligen haargroei in het gezicht. Met ge noegen voldoe ik hieraan, al was ik deze week, na verscheidene onderbrekingen- op-verzoek, graag eens begonnen met een reeks massage-artikeltjes, waarnaar, zoo als ik gehoord heb, verscheidene lezeres sen met veriangen uitzien. Een praatje over overtollig haar kan echter ook wel zijn nut hebben. En daarenboven het voorjaar is immers de tijd om te wieden! Weg dus met dat woekerend onkruid, dat de rozen en leliën van ons gezicht zou kunnen bedreigen! Op de eerste plaats zijn er verschil lende zeer goede en onschadelijke ont- harings-crêmes in den handel, die, wan neer uw huid niet al te gevoelig is, ook gerust op het gezicht kunnen toegepast worden. Voorts kunt u met een z.g. splin tertangetje of pincet de dikste, hardnek kigste exemplaren ten koste van één pijn lijk rukje gemakkelijk ontwortelen! Dat uittrekken helpt echter niet afdoende, evenmin als de crème: deze doet de ha ren zelfs vlugger en dichter terugkomen, zoodat men, wanneer men er eenmaal de proef mee heeft genomen, ze niet meer kan ontberen en ze voortdurend moet blijven gebruiken. Electrisehe ontharing is de volstrekt eenige methode, die blij vende resultaten geeft, doch ze is vrij kostbaar en ook lang niet altijd pijnloos. Is het haar op uw gezicht eigenlijk meer dons, blond en fijn en bijna niet afzon derlijk met het pincet te vatten, dan kunt u 't veel beter met rust laten, dan er aan te rukken of 't met ontharings-crême dikker en grover te maken. Bet het ge regeld met waterstof-peroxyde dit bleekt het haar, zelfs wanneer het don kerder mocht zijn, zóó uit, dat 't niet of nauwelijks meer bij uw huid afsteekt. Tenzij uw huid overgevoelig is, kunt ge ook veel bereiken met een stukje zeer fijne toilet-puimsteen, waarmee u de be haarde plekken zachtjes wrijft. Houd een stukje puimsteen hiervoor apart, gebruik 't nooit voor andere doeleinden, zooals 't reinigen van inktvingers etc. en ontsmet 't met een of andere antiseptische vloei stof vóór 't gebruik. Daarna wrijft u de huid met wat verzachtende zalf of vase line. Wat de bruine vlekken of puistjes be treft, waarover de abonnée schrijft, die in het gezicht optreden en waaruit ten slotte talrijke haartjes te voorschijn ko men, kan ik haar niet beter raden, dan hierover een huisarts te consulteeren, en vooral niet in 't wilde weg allerlei huis middeltjes, door dezen of genen aangepre zen, te gaan toepassen. Er bestaan mder- daad geneesmethoden voor, maar niet elke huid verdraagt die. Zwavelzalf, door uw drogist te bereiden, kunt u m.i. zonder bezwaar nog eens beproeven. Een huid arts kan echter beter oordeelen over de speciale eigenschappen en gesteldheid van uw gezichtshuid en dus ook over de middelen, die hij voor uw bijzonder geval moet voorschrijven. Correspondentie. Abonnée te Haarlem. Een en ander is het gevolg van een te droge huid. Zie voor de behandeling daarvan het num mer van 15 Febr. 1.1. Mej. S., Haarlem. De nummers waarin de gevraagde middelen voorko men, worden u toegezonden. „Abonnée", Schiedam. Het middel tegen droge huid is reeds gegeven. Zie het nummer van 15 Februari IJ. Aan alle lezeressen. Bijna iederen dag krijg ik brieven, waarin her-plaat sing verzocht wordt van kortelings ver schenen raadgevingen, of waarin m'n meening gevraagd wordt over ongemak ken die ik pas uitvoerig behandeld heb. Koewei ik natuurlijk steeds gaarne be reid ben, mijn spiegeltjes-lezeressen steeds zooveel mogelijk ter wille te zijn, is het toch ondoenlijk, steeds maar bij de zelfde onderwerpen te blijven stilstaan. Dit zou de anderen terecht ongeduldig maken. In de Spiegeltjes wordt systema tisch een vast program afgewerkt, waarin alle mogelijke schoonheids-wetenswaar digheden geleidelijk een beurt krijgen. Wie ze dus bewaart en op volgorde legt, krijgt langzamerhand een volledige hand leiding voor schoonheidsverzorging bij een. De volgende maal begint een serie artikeltjes over gezichtsmassage en de uitvoerige besprekingen van puistjes, ver- groote poriën, vette en droge huid wor den daarmee dus afgesloten, om tot een nieuw chapiter over te gaan. EVA. Daar moeten de bloemen-binnen voor een goed deel vandaan komen, willen we ten minste 's zomers een voortdurenden overvloed in onze kamers zien lachen en stralen! We moeten dus aandacht schen ken aan een fleurig tuintje, eer we die kunnen schenken aan een fleurig huis- intérieur Je hebt twee soorten van tuintjes-lief hebbers: die hun tuintje beschouwen als doel, en die 't meer bedoelen als middel om den heelen zomer op 'n voordeelige manier alle bloemvazen van 't huis ge vuld te zien! Bij de eersten komt alles aan op 't aspect van perken en randen; in kunnen léven, zitten, uitrusten! Het inrichten van 't „zitje" moet dus in 't middenpunt van uw zorg en aandacht liggen. Hecht niet te veel aan symmetrie, maar vermijd ook de gewilde rctstuintjes-ban- deloosheid op uw klein terrein. Zorg voor eèn werkelijk-knus schaduwplekje, b.v. in een van de hoeken aan den kant die 't verst van 't huig verwijderd is. Daar hoo- ren een paar flinke boomen te staan, wanneer er geen oude ter plaatse aan wezig waren. Aan weerskanten een over gang van bloemhout over bloeiende strui ken naar hoog en laag snijgoed. 't Meest je moogt nauwelijks naar een van hun bloemen wijzen, laat staan er een pluk ken, en ze kennen geen schooner eindbe- vrediging dan alle bezoekers met trots langs de rijke bedden en ongeschonden struiken te voeren. De anderen kunnen bijna niet wachten tot een plant of tak bloeit, met ze te plunderen en den buit in huis te dragen: hun tuintje is voor hen uitsluitend een kweekertj, die 't materiaal moet leveren om hun binnenkamers op te sieren. Voor beide opvattingen is evenveel te zeggen. En wat den aanleg en de inrich ting van een bescheiden liefhebberij-tuin tje aangaat, stemmen de aanhangers van beide hierin overeen, dat ze een voorkeur aan den dag leggen voor zaai- en snij goed, een overvloed van bonte bloemen, die, zoowel wanneer ze uitsluitend voor 't aspect van 't tuintje zelf gekweekt wor den als wanneer ze geplukt en gebundeld moeten worden, heel hun omgeving een vroolijk, zonnig aanzien geven. Welke gedragslijn we ook volgen: we willen allemaal af en toe ons tuintje wel eens veranderen en opnieuw aanleggen, althans gedeeltelijk. Vooral wanneer 't maar kleift is, en we veel van 't werk zelf doen en graag doen, levert zoo'n hervor ming niet zooveel bezwaren op. Sommige menschen begaan de fout, in een verwonderlijke mengeling van opti misme en kinderachtigheid, hun peuterig lapje grond precies te behandelen als een romantisch heuvelpark of Engelsche buitenplaats in 't klein, en er een soort huisvlijt-miniatuur van zulke terreinen van te maken. Ze verdeelen het geheel in streng- rechthoekige poppen-gazons, waarlangs je op iintsmalle paadjes heen en terug kunt loopen (wanneer je tenminste geen X- beenen hebt, want dan zou je met twee stappen de heele buitenplaats verwoes ten) maar waarin je onmogelijk kunt gaan zitten of zelfs maar een rustpunt vinden om vreedzaam te staan. Schaduw is er evenmin, en je wandelt er dan ook slechts rond (of liever op en neer) met een beschroomd tentoonstellingsgevoel, dat onder alle welwillendheid toch naar 't einde verlangt. Anderen knutselen belachelijke rotspartij tjes ineen, die je schoenen ruineeren en waar je over struikelt omdat er geen be hoorlijke ruimte voor paden op over kon schieten. Neen, een kleine tuin moet een kleine tuin zijn en blijven en geen groo- te-in-'t-klein. Voor beide gelden immers heel andere wetten en beginselen! Een klein tuintje, dat uw volstrekt eenig grondbezit is, uw eenig eigen stukje openlucht, mag geen monsterkamer van grintsoorten en graszoden zijn; u moeter voldoet voor eiken kleinen tuin van regel- matigen of onregelmatigen vorm steeds wel de achtergrond van donkere heesters rondom, die naar voren overgaat in de vaste planten en bonts eenjaarsbloemen. Maak breede paden, al gaat 't u aan 't hart om de ruimte, die ze wegnemen. Denk aan 't zomersch familieleven op uw plekje grond, en vergeet niet, dat het als ganzen achter elkaar opmarchesren met de onmogelijkheid om naast elkaar te blijven staan rondzien en praten, de stemming van den heerlijksten zomer avond kan bederven met dat zelfde ellen dig pruts- en peutergevoel van k'ein-be- huisd zijn, dat u binnen toch al eens hindert! Probeer ook eens, of eenvoudige paden van aarde, al vereischen ze wat meer onderhoud en harken, u voor uw kleinen, stillen tuin niet veel beter beval len dan 't prozaïsch kners-grint. Wilt u, wat de bloemenweelde betreft, iets werkelijk moois bereiken, neem dan het volgende in overweging: tracht, on danks den bonten overvloed, die zoo ge- wenscht is voor een vroolijk, aantrekke lijk aspect, één bepaalde kleur als over- heerschend te handhaven. Probeer 't eens een jaar met een blauwen, gelen of roo- den tuin. Zorg b.v. het heele bloemen- seizoen door voor blauwe hyacinthen, blauwe scilla's, blauwe irissen, lupines, ridderspoor, blauwe héliotrope en blauwe asters in royale drommen op strategisch gekozen punten! Of streef naar regen boog-overgangen: van paars over violet naar blauw, in hooge en lage bloemgroe- pen heel een pad langs, van geel over oranje naar het diepste roodVooral de nieuwere dahlia's, om maar een enkel voorbeeld te noerpen, leenen zich heerlijk tot een dergelijk streven naar harmonie. Misschien klinkt deze raad eenigszins vreemd, maar indien uw tuintje klein is, laat er dan weinig of geengras zijn! Niets zoo deprimeerend als een klein, klein grasveldje! Waarom het midden punt van een breed, rond of ovaal aard- pad niet gevormd door een groep rozen boompjes, door 'n zeer smallen grasrand omzoomd, of door een groote treurroos of magnolia? Waarom dat onvermijdelij ke, heete, geblakerde grasveldje, dat veel te petieterig is om mooi te zijn, waar nie mand op kan gaan staan of zitten, en dat een leeuwenaandeel ruimte opeischt, nuttiger gebruik waardig? Laten we met onze eigen, heldere oogen ons lapje grond bekijken en overwegen, wat er van te maken zou zijn van dit speciale plekje, zonder een vast, traditio neel plattegrondje in 't hoofd te hebben van onaantrekkelijke schabionen-tuintjes, zooals er al jaren en eeuwen lang dertien ln 'n dozijn gingen. MACHTELD.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 6