EENIGE LEVENS
BIJZONDERHEDEN.
MONSEIGNEUR CALLIER
ALS HAARLEMMER.
Benoeming na benoeming ging „Hage-
veld" voorbij. Waarvoor had Mgr. Botte-
manne hem bestemd? Ziedaar de vraag, die
zoovelen in het Eisdom stelden
Op 7 Maart 1892 riep de Heer des Le
vens en des Doods zijn vromen, trouwen
dienaar, Mgr J. F, Vregt, Vicaris-Generaal
van Haarlem's Diocees, ter eeuwige beloo
ning. In den morgen van den 18en Maart
d.a.v. voer Mgr. Bottemanne onverwachts
na'ar „Hageveld", wachtte tot Mijnheer Cal-
lier zijn lessen had geindigd, riep hem 'ot
zic'n en benoemde hem tot zijn Vicaris-
Generaal, Medebestuurder van het Bisdom
Haarlem!
Wel zeiden zal een benoeming in ons
Bisdom door priesters en seminaristen met
zulk een verrassing en vreugde zijn be
groet.
Onze stad Haarlem had nu het voorrecht
den vromen priester, den eminenten lee-
raar, als Vicaris-Generaal onder haar bur
gers te mogen rekenen. Het „Vicarishuis''
in de Jansstraat, waar nu de R.-K. Lees
zaal is, was ruim. 11 jaar de woning van
Vicaris-Generaal Mgr. Callier.
Ruim 11 jaren reeds stond de Hoogwaar
dige Vicaris Mgr. Bottemanne in het be
stuur van Haarlem's Bisdom ter zijde De
krachtige Prins der Kerk, de kloeke Kerk
vorst, de forsche regeerder, die biina 20
jaren tot zegen zijner kudde den herders
staf voerde, voelde het einde zijner dagen
naderen en Vrijdag den 22en Mei 1903, des
namiddags ten half drie, verloor Haarlem's
Bisdom zijn grooten Kerkvoogd.
Meer dan vier maanden bleef de Bis
schoppelijke troon onbezet.
Den 20sten Juli immer9 riep God de
Heer Zijn Stedehouder op aarde, h^t Licht
san den Hemel, Paus Leo XIII tot Zich en
den 4en Augustus d.a.v. schonk Hij aan
Zijn Bruid, de H. Kerk, een nieuwen op
volger van St Petrus.
Deze heilige Paus, in den persoon van
Pius X, gaf 11 September zijn Breve, waar
bij Augustinus Josephus Callier werd be
noemd tot Bisschop van Haarlem en we
derom een tijdperk aanbrak van glorieuze
dagen voor het diocees.
Wat Zijne Doorl. Hoogwaardigheid voor
de Kerk van Haarlem heeft gedaan, is op
menige plaats en door velen beschreven.
Ook in de Nieuwe Haarlemsche Crt. Hoe
geliefd de Kerkvoogd bij zijn geloovigen
immer is geweest bewees, om maar iets
te noemen, de schitterende wijze, waarop
zijn 40-jarig en 50-jarig priesterfeest wer
den gevierd. Vooral het gouden priester
jubileum, gevierd in de zonnige Augustus
dagen van het jaar 1922 ligt nog versch in
ons aher geheugen.
Een rijk priesterleven is op dezen dag
afgesloten en geen beter slot van deze be
schouwing zouden wij kunnen wenschen
dan de teekening, die Mgr. zelf eenmaal
van zijn priesterlijken arbeid gaf.
„Ik heb het nog nooit verklapt," zei
Mgr. Callier, eens bij zijn bezoek aan
„Bethanië" te Bloemendaal, „maar op den
dag van mijn priesterwijding heb ik iets
goeds en iets kwaads gedaan: iets goeds,
omdat ik God toen gevraagd heb mij als
werktuig te gebruiken om een bepaald aan
tal zielen te brengen in zijn schaapsstal;
iets kwaads, omdat ik zóó weinig op Gods
groote goedheid vertrouwde, dat ik dat ge
tal veel en Veel te laa.g hield. Immers in
m'n eigen kapelaansjaren," zoo vervolgde
Mgr, „kwam ik al boven de gehoopte som
uit, en wat sedert dien gebeurd is, maakt
mij verlegen, om Gods overgroote barmhar
tigheid. Als bisschop heb ik in mijn diocees
jaarlijks het aantal volwassen bekeerlingen
mogen zien groeien en groeien, tot het de
laatste jaren telkens het getal duizend t<*
boven ging.. Dat was derhalve het ide,
aal van den jongen priester dat was nog
het ideaal van den grijzen Bisschop: zielen
te brengen tot God. Zelf verklaarde Mon
seigneur,'dat hij zich verlegen gevoelde in
de overvloedige voldoening door de god
delijke Goedheid aan zijn ideaal gegund.
Moge hij daarvoor zijn eeuwig loon
vinden!
Als een aardige bijzonderheid deelen
wij mede, da.t bij de opvoering van dit
treurspel de voornaamste en grootste rol,
van „Ruben", werd vervuld door den tegen-
woordigen Vicaris-Generaal Mgr. Möllman,
destijds student der Philosophic.
Onder dezen titel staat Mgr. den Haar
lemmer vooral zeer na.
Wij drukken hieronder nog eens af, wat
de heer Mr. J N. J. E, Heerkens Thijssen
in ons jubileumnummer van Augustus 1922
schreef over Monseigneur.
„De residentie des Bisscbops is nu een
maal Haarlem, en dit feit noopt hem, in
Haarlem te wonen en dus Haarlemmer te
zijn.
Is onze Bisschop Haarlemmer geworden
in de lange jaren, dat onze stad hem her
bergt? Uit volle overtuiging zeg ik ja. Mgr.
Callier is een burger van Haarlem en een
van de voornaamste burgers van Haarlem.
Als zoodanig leeft hij met het we! en wee
van onze stad mede, stelt belang in onze
stedelijke instellingen en wijdt een meer
bijzondere zorg aan de kerkelijke instellin
gen binnen onze grenspalen en aan de vele
Katholieke vereenigingen, welke in den loop
der jaren met zijne goedkeuring en dikwijls
met zijne aanmoediging hier zijn ontstaan.
Vroeger kon men in de straten onzer stad
vaak den Bisschop tegenkomen, als een
voudig geestelijke gekleed, meestal alleen.
Maar de menschen wisten het wel, ook niet-
katholieken; ze stieten elkaar aan, ble.ven
even staan, en dan gingen onwillekeurig de
hoeden af, want daar ging een man voorbij,
op wiens burgerschap de gansche stad
trotsch is, wiens aanwezigheid een bijzon
deren stempel op Haariern drukt
En dan de Katholieke vereenigingen.
Wanneer deden ze ooit vergeefs een be
roep op Mgr. Callier, als ze zijne tegen
woordigheid wenschten bij een feestelijk her
denken? Steeds vond men hem bereid, on
danks lichamelijk lijden, ondanks het klim
men der jaren, door zijn persoonlijke aan
wezigheid, door zijn vriendelijk en vaderlijk
woord, luister bij te zetten aan het feest.
Eene vergadering met Mgr. Callier Was het
glanspunt van een Haarlemsch Katholiek
jubileum."
wanneer wat een twintig jaar terug nog
gewoonte was op de tafels der Katho
lieke gezinnen dag aan dag het zoogenaam
de neutrale dagblad bleef komen. Wat van
den preekstoel geleeraard, in de school
onderricht, in de Katholieke organisatie
was aangekweekt, dat werd door de licht
zinnige dagbladlectuur weer verstikt. En
de courant komt iederen dag, bij velen twee
maal daags, binnen. Dat gif uit te bannen,
beschouwde de Bis.schop mede te behooren
tot zijn levenswerk. En onvermoeid heeft
hij geijverd, totdat alle excuses voor alle
standen waren verdwenen en ieder één of
meer Roomsche dagbladen kon hebben,
zonder in zijn dagelijksche voorlichting ook
maar iets te kort te komen. Ook dat nog
tot stand te hebben gebracht in zijn diocees,
zal zijn onverwelkbare glorie blijven.
Ziedaar, in enkele trekken het levens
beeld van Mgr. Callier geteekend. Wij
deden het aan de hand van zijn optreden
op openbaar Katholiek terrein, waar in den
bouw van kerken, scholen, patronaten, in
het organisatieleven en in de Roomsche
pers zijn groote figuur geteekend slaat. Wij
hadden evengoed zijn persoonlijkheid kun
nen belichten uit zijn woorden, uit de her
derlijke brieven, die hij jaarlijks en bij
bijzondere gelegenheden tot de geloovigen
richtte, uit de toespraken, welke hij ontel
bare malen gehouden heeft voor feestelijk
vergaderde Katholieken. Hoe heeft onze nu
ontslapen Bisschop daarin gestreden tegen
de kwalen van onzen tijd, welke hij met
scherpen blik door en door schouwde; hoe
trad hij op, al bij het begin van zijn episco
paat, tegen de ontheiliging van den Zondag.
Steeds scherpte hij zijn geloovigen een
christelijken levenswandel in en rukte de
maskers af van de zich noemende bescha
ving onzer dagen, om te laten zien, hoe
daarachter de dood voor de ziel grijnsde.
Zoo streed hij onvermoeid tegen de groeien
de zedenverwildering, tegen naaktcultuur,
onzedige vrouw enkleeding, wuften dans,
pornografie, slechte tooneel- en bioscoop
voorstellingen, de zoogenaamde neutrale
pers, de neutraliteit op al'le gebied, vooral
van het vereenigingsleven. En wie denkt
hierbij niet aan zijn rusteloozen strijd tegen
den kanker van zijn bisdom, het gemengde
huwelijk?
Zijn gestrengheid in de hooge opvatting
van zijn plicht, moge hem niet in den ge
woon menschelijken zin „beminnelijk'1 hebben
gemaakt, zijn rechtvaardigheid en onpartij
digheid staan voor iedereen vast. De eer
van God en het heil der zielen waren de
eenige maatstaf voor zijn oordeeL
Toch was hij zachtzinniger dan menigeen
achter zijn streng en waardig uiterlijk ver
moed zal hebben. Tal van kleine levens
bijzonderheden zouden dit kunnen bewijzen.
Wij willen slechts één persoonlijke ervaring
noemen omtrent een feit, dat nogal gerucht
heeft gemaakt.
Toen het bestuur van de R. K. Volkspartij
door middel van een neutraal persbureau
in heel de Nederlandsche pers berichten
omtrent een correspondentie met den Bis
schop van Haarlem publiceerde, welke o. i.
krenkend waren voor het kerkelijk gez^g,
gingen wij naar Monseigneur en vroegen
hem inzage van de stukken zelf. De bis
schop las ze ons alle voor en vroeg ons met
een ongewone vertrouwelijkheid: zeg nu
eens, wat ge daarvan denkt Wij meenden
te mogen zeggen, dat het antwoord, zoowel
naar den vorm, als naar den inhoud, het
eenige juiste was in de gegeven omstan
digheden en adviseerden tevens dringend de
geheele correspondentie te publiceeren.
Monseigneur aarzelde. „Ik had deze zaak
liever th stilte afgedaan, zei hij. Ik geloof,
dat die menschen nagenoeg allen te goeder
trouw zijn; ik zou ze niet graag afstooten
en 't hun moeil'jk maken terug te keeren."
Slechts de overweging, dat bij eenzijdige
bestuursvoorlichting der eene partij vele
wankelenden en twijfelenden op een dwaal
spoor zouden kunnen raken, deed den Bis
schop besluiten de brieven af te staan.
Zoo paarde hij aan een onverzettelijken
wil een groote voorzichtigheid en ging hij
bij zijn vele en vaak zoo gewichtige be
slissingen, steeds bij zijn priesterhart te
rade.
Wanneer wij aldus dit rijke leven over-
schouwen, dan zien wij Monseigneur staan
als het middelpunt van een kwart eeuw
Roomsche cultuur in Nederland, in het bis
dom met het sterke leven, waar de groote
koopmanssteden ligggn, waar de polsslag
van den tijd zoo krachtig slaat. Rijk aan
bloei is dat Roomsche leven; Wij mogen er
dankbaar op roemen, ondanks de vele te
korten, weTke wij er nog in zien. Op dat
bloeiende Katholieke leven, dat zich vooral
uit in Roomsche tempels, in retraite
huizen, in godsdienstige en Katholiek-
maatschappelijke vereenigingen, in een
ijverige priesterschap, in ontelbare liefde
werken, in een krachtige Roomsche pers, in
leeszalen en bibliotheken, ja in wat al
riet., op heel dat leven heeft Monseigneur
Callier een kwart eeuw lang zijn stempel
gedrukt en nog lange jaren zal zijn naam
door het nageslacht eerbiedig en dankbaar
genoemd worden. Een groot man, een
krachtige, onkreukbare persoonlijkheid, een
groot Bisschop is van ons heen gegaan.
Maar hoe grooter de talenten van God
ontvangen, hoe «ooger de post, waartoe
geroepen, hoe zwaarder de verantwoorde
lijkheid. Daarvan was Monseigneur Callier
zich dan ook volkomen bewust. Laten ook
wij daaraan denken en als eenig bewijs vin
dankbaarheid, waartoe wij in staat zijn,
bidden voor zijn zielerust; bidden, opdat
God Zijn dienaar, wien Hij zooveel gegeven
had, dien Hij over zóóveel had gesteld, ge
trouw moge bevinden en genadig zij.
Moge zijn ziel door de gebeden van zijn
duizenden diocesanen, die hij met zooveel
zorg en wijsheid heeft bestuurd, weldra ge
dragen worden voor Gods troon, om rust te
vinden *'n den eeuwigen vrede na een leven
van rusteloozen zielenijverl
Z. D H. Mgr. Augustinus Josephus Cal
lier werd den 29sten Mei 1849 te Vlissingen
geboren uit een vroom en braaf geslacht
Ziin vader oef»nde het ambacht uit van
loodsman, om schepen, die uit de Noord
zee kwamen, te loodsen naar de haven van
Antwerpen.
En dikwijls stond hij daar aan het strand
der zee en zag zijn vader de trotsche zee-
kasteelen geleiden door de moeilijk te be
varen Scheldemonding. Ze "'as hem lief
de zee.met hare gevaren, en zeer zeker zal
hem hier ook de roepstem des Heeren ge-
Monseigneur te midden van zijn familie, bij gelegenheid van de eerste H. Communie, die
's Bisschops neefje in de kapel van het Bisschoppelijk paleis ontving.
schap voor het Priesterschap: hij aanvaard
de het professoraat aan het Seminarie „Ha-
geveld" Daar heeft hij met vrucht bijna
17 jaren lang gearbeid.
Zeer vele priesters van het Diocees zul
len zich nog dankbaar zijn interessante
lessen herinneren en menig hairt werd aan
het trillen gebracht, als hij boeide door ijn
uitmuntende gaven van verstand. De stu-
Rhetorica- ook de lessen van hun gevierden
meester.
De priesters, die' het geluk hebben ge
had, hun studie voor een groot deel onder
zijn leiding te hebben mogen doen, ge
wagen nog steeds van die historische wan
delingen, die zij met hun leeraar in „Co
lumbia", een groot bosch, bij het Seminarie
gelfegen, in, de vrije uurtjes maakten. Welk
zij zich herinneren, hoe zij onzen nu be
treurden bisschop op den len Pinksterdag
zagen en hoorden op den mooien kansel
van St. Bavo's kathedraal.
16 jaren reeds had „Hageveld" 't geluk,
zijn gevierden leeraar te bezitten. Reeds
was geruimen ti'd het tijdstip voorbij, waar
op Hageveld's leeraren het Seminarie ver
wisselen voor het pastoreele arbeidsveld.
troffen hebben en zal in zijn hart zijn oo-
gekomen de drang, die zoete stem te vol
gen. En gevolg gevende aan zijn ideaal,
eens te mogen arbeiden aan het zielenheil,
trad hij ais leerling de gewijde muren
binnen van het Seminarie „Hageveld", waar
de vrome knaap al spoedig in wijsheid en
wetenschap uitblonk boven zijn medeleer
lingen en ten duidelijkste de karaktertrek
denten zagen met ontzag op tegen „Mijn
heer Callier", zooals hij in djen omgang
placht genoemd te worden.
Zoover stond de leeraar door zijn per
soon boven zijn leerlingen uit, dat deze het
niet waagden, ooit maar door 't geringste
rumoer of door jeugdig-onbezonnen daden
den docent te storen. In de klas van Mijn
een man van universeele kennis! De „Hee
ren" hoorden van hoornen, planten en bloe
men, van vogels, visschen en heel het die-
renrijk; de wonderen der schepping, van
zon, maan en sterren, van bergen en zeeën,
ontrolden zich voor hun geest; klaar en
eenvoudig, bevattelijk voor allen, werd hun
de bouw en werking van machines, de fa-
brikatie van gas, het ontstaan en de wer-
Joannes Franciscus Callier, vader van Monseigneur. Johanna Catharina Callier-de Craecke, moeder van Monseigneur.
king van electriciteit uitgelegd! Is 't won
der, dat de Heeren verlangend uitzagen, of
Mijnheer Callier vandaag „Columbia" geven
zou?
Tegen den Vastentijd van het jaar 1888
vernam de Haarlemsche clergé, dat de stu
denten van „Hageveld", onder leiding van
prof. Callier, Vondel's treurspel „Joseph in
Dothan" zouden opvoeren! 1)
Vondel's treurspelen weer opgevoerd! In
Vondel zat geen actie! Zijn drama's waren
niet te spelen!
Mijnheer Callier heeft achtereenvolgens
Vondel's „Joseph in Dothan", „Lucifer",
„Peter en Pauwels" en „Noach" ten tooneele
gevoerdl
En na ruim 30 jaren is de machtige in
druk niet weggevaagd, dien deze spelen,
zoo meesterlijk voorbereid, ondernomen en
geleid, op de toehoorders maakten.
Na Vondel werd door één van Calderon's
meesterwerken, „Droomen zijn somtijds
openbaringen Gods", glansrijk bewezen, dat
,oolt Spanje's grootste treurspeldichter, met
zijn heerlijke, godsdienstige drama's de toe
hoorders tot geestdriftige bezieling kon
opwekken.
Blijft voor hen, die deze voorstellingen
bijwoonden, Mgr. Callier's leiding bij Hage
veld's treur- en blijspelen onvergetelijk, nog
minder zullen de acteurs, die het geluk
hebben gehad onder Mgr. te oefenen en te
spelen, hem vergeten! Wie herinnert zich
niet, hoe bij de repetities de acteur van
het geïmproviseerde tooneel geroepen werd
de leeraar kalm het podium betrad en de
rol ging uitvoeren. Als dan de leerlingen
den meester vol bewondering hadden ge
zien en gehoord, klonk het heel bescheiden:
„Zie, zóóiets moet het worden".
Hoe Mgr. Callier in die dagen èn in ge
articuleerde uitspraak èn in declamatie
voor allen een onbereikbaar ideaal was,
zullen de Haarlemmers best begrijpen, als
naar voren trad begaafd te zijn met
doorzettingsvermogen en wilskracht. En
hoé aangenaam voor een jongeling
de studiejaren zijn aan het klein-Seminarie,
wanneer hij bezield is met hooger
idealen, ze gingen ook voor- hem he
nen en hij, zoo zeldzaam uitgerust met
gaven, die een fier geloof verrieden, deed
na voleinding zijner lagere studieè zijn in
trede in het Groot-Seminarie te Warmond,
voleindde op schitterende wijze zijn studie
voor het Priesterschap en werd op 15
Augustus 1872 door wijlen Mgr. J. P. Wil-
mer te Haarlem priester gewijd.
Met deze wijding werd aan het Haar
lemsche diocees een priester geschonken,
die door zijn doelbewustheid spoedig zou
opklimmen tot de meest verantwoordelijke
en zware posten in het Diocees.
heer Callier heerschte immer volmaakte
oi de en rust.
Doch ook de leeraar waardeerde zijn dis
cipelen. In de 3e klasse van het Klein-
Seminarie, Grammatica genaamd, opende hij
Mgr. A. J. Callier's geboortehuis
te Vlissmgen.
zijn lessen met de alleszeggende woorden
„Mijne Heeren" en in dien toon ontvingen
de .Heeren" der Syntaxis, Poësis en
De eerste plaats, die hem door zijn Over
heid werd aangewezen en z'n eersten pries-
tcrijver mocht ondervinden, was 't karakteris
tieke visschersplaatsje aan de zee, het
door vreemdelingen druk bezochte Volen-
dam. Mogelijk zullen daar oog enkele ouden
van dagen met blijdschap gewagen van hun
oud-kapelaan en zal hij in hun herinnering
leven.
Na een kortstondig verblijf in dit plaatsje
werd hij overgeplaatst naar Amsterdam,
near de parochie van O L. Vr. Onbevlekt
Ontvangen, in de z.g. „Amsterdamsche Jor-
dzan", en kwam te staan in de volle „bran
ding" eener wereldstad. Hier gaf hij ook
door zijn noesten arbeid en onverzettelijke
wilskracht het heerlijk bewijs van zijn
nimmer verfiauwenden zielenijver.
In 1875 mocht de residentiestad 'sGra-
venhage hem zien als kapelaan aan de pa
rochie van St. Jacob.
Den 13en October van hetzelfde jaar werd
hem de zware taak opgedragen de jonge
lingen in te wijden in de eerste weten-