DE
ROND
Tweede Blad
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Woensdag 2 Meï 1928
Heden is het 40 jaar geleden dat mr. Th. Heems
kerk, minister van Staat, leider der A. R. partij,
voor de eerste maai tot lid der Tweede Kamer werd
gekozen.
Frater Engelmundus (de heer G. Apeldoorn uit
Haarlem), gaat morgen scheep naar Ned. Indië, om
daar werkzaam te zijn in een te openen internaat.
Re eerw. Zuster Marianna (mej. L. Dickman
uit Haarlem) vertrekt heden per s.s. „Insu-
linde" naar de missie van Java.
Een groepje gecostuineerde kinderen, die deelnamen aan den kinderoptocht
te Haarlem, ter gelegenheid van Prinses Juliana's verjaardag.
De heer H. Hoekstra te Haarlem
vierde gisteren zijn zilveren ju
bileum in dienst van de Ned.
Spoorwegen.
De heer A. A. v. Hamersveld,
voorzitter van den Ned. R.-K.
Bond van Handels-, Kantoor-
en Winkelbedienden en gemeen
teraadslid van Amsterdam, heeft
zijn 60sten verjaardag gevierd.
Het gemeentebestuur van Woerden overweegt plannen om de
doorvaart van den Rijn tot de binnengracht b(j het politie
bureau te dempen. Hierboven een foto van de typisch-HoI-
landsche Oostdam, met de brug, welke dan zal verdwijnen.
De Amsterdamsehe tramconducteurs, die een cursus in vreemde
talen hebben doorloopen, dragen op hun mouw een vlag van het
land, waarvan zjj de taal machtig zijn. Inzet: het distinctief.
Een geweldige menschenmenigte op de Piazza del Popoio te Rome, tijdens een fascistische demonstratie bij het feest van den arbeid.
VLIEGENDE HOLLANDERS EN
SPOOKSCHEPEN
Jarenlang heeft bij de zeelui de angst ge
leefd voor de „Vliegende Hollander", het
onheilspellende spookschip, dat zelfs bij
windstilte volle zeilen pijlsnel door de
golven sneed. Het ongelukkige schip, dat
toevallig in den koers van de Vliegende Hol
lander kwam, was reddeloos verloren. Mee-
doogenloos werd het in den grond geboord
«n geen der opvarenden bracht er het leven
sf. Op het spookschip hoorde men een ake-
Igen schaterlach en daarna niets meer.
Eenigen tijd daarna verdween de schim
van de Vliegende Hollander aan den hori
zon en de zee golfde weer over de plek, waar
het rampzalige schip geramd was, alsof er
niets was gebeurd.
De opkomst van de stoomschepen en daar
door het drukker bevaren der zeeën, heeft
langzamerhand het bijgeloof aan de Vlie
gende Hollander doen verdwijnen. Ofschoon
het geloof aan dergelijke spookschepen even
dwaas ls als alle andere bijgeloof, is het ge-
Zien vele geheimzinnige gebeurtenissen op
zee, wel verklaarbaar en kunnen allen die
beweerden een spookschip gezien te hebben,
niet eenvoudig als leugenaars gebrandmerkt
worden. Dat wil niet zeggen, dat zij een
spookschip zagen. Gewoonlijk waren 't ver
laten schepen. Het gebeurde wel, dat er op
een schip, dat een lange reis maakte een
besmettelijke ziekte uitbrak, waardoor de
heele bemanning om het leven kwam. Het
schip danste dan onbestuurd op de golven.
Na verloop van jaren was het geheel be
dekt met wier en andere plantjes, de lijken
der matrozen en officieren waren vergaan,
zoodat het sc'nip met geraamten bemand
Was. Het was dus wel in staat om op bijge-
loovlge zeelieden indruk te maken. Het was
natuurlijk niet onmogelijk, dat zoo'n schip in
stormachtige, donkere nachten met andere
Schepen in aanvaring kwam. Deze laatste
vergingen en zooals het in zulke gevallen
gaat, de één vertelt er wat bij, de ander laat
er wat af en al gauw deden de akeligste ver
halen de ronde.
Over het ontstaan van den naam, „Vlie
gende Hollander" het klassieke spookschip,
loopen talrijke legenden, maar welke de oor
spronkelijke is, is niet bekend. Al bestaat in
onzen tijd dit bijgeloof niet meer, de oor
zaak ervan, de verlaten of uitgestorven
schepen treft men nog vrij dikwijls aan. Zoo
werd verleden jaar te Seatle een geheim
zinnig Japansch zeilschip binnengesleept,
dat bij de Amerikaansche kust aangetrof
fen was. De masten waren gebroken, de zei
len gescheurd en op het heele schip was
geen spoor van leven te bekennen. Bij na
der onderzoek vond men twee half ontbon
den lijken en de beenderen van 8 andere
menschen. Aangenomen werd, dat tenge
volge van hongersnood aan boord kannibalis
me bedreven was, zoodat de eene matroos
na den anderen opgegeten werd en ten slotte
twee mail overbleven, die toen verhongerd
waren.
Een ander verlaten schip, waar indertijd
veel over gesproken is. is de „Malie Céleste".
De geschiedenis hiervan is de volgende. Op
een dag in December van 1892, trof de En-
gelsehe bark „Dei Gratia" een schip aan, dat
de vreemdste bochten maakte. Op geen der
seinen van de „Dei Gratia" werd geant
woord en de kapitein besloot daarom een
boot te'laten uitzetten om 't vreemde schip,
dat de naam „Marie Céleste" voerde, te la
ten onderzoeken.
Het bleek, dat het schip in de grootste
haast verlaten moest zijn, want in de kajuit
van den kapitein vond men een pasgedekte
tafel en een naaimachine, waarop nog een
half afgemaakt kleedingstuk lag. Sporen
van geweld waren nergens te zien. Uit de
scheepspapieren bleek, dat de „Marie Céles
te" bemand was geweest met 7 man, waar-,
onder 2 kleurlingen, onder bevel van kapi
tein J. W. Tibbs. Bovendien waren er nog
drie passagiers aan boord, namelijk Haba-
kuk Jephson, een bekende beursmakelaar
uit Brooklyn, een employé van de reederij en
een halfbloed Septimus Gersing genaamd.
De laatste datum van het logboek was 2
Sept, zoodat het schip reeds 3 maanden zon
der bemanning ronddreef. Het merkwaar
digst was, dat het geen schade geleden had,
ondanks het ruwe weer en de hooge zeeën.
Conan Doyle, de schrijver van de Sherlock
Holmes-romans, werd er door geïnspireerd
tot een van zijn geheimzinnige verhalen en
gaf de volgende oplossing: „S. Gersing, de
halfbloed, haat alle blanken en zet een sa
menzweering met de twee kleurlingen op
touw. Op een avond gooien zij de vrouw van
den kapitein met haar 5-jarig kind over
boord. Eenige dagen later wordt de kapitein
doodgeschoten; de moordenaars doen het
voorkomen alsof hij zelfmoord gepleegd had.
Daarna verdwijnt de eene blanke na den
andere op geheimzinnige wiize, totdat ein
delijk Habukuk Jephson overblijft. Bij de
Afrikaansche kust verlaat de mesties met
z'n medeplichtigen het ongelukkige schip en
geeft H. Jephson de opdracht het blanke
ras te vertellen, hoe zij, kleurlingen aan hun
wraak voldaan hebben. H. J. is echter zoo
diep geschokt, dat hij eerst na vele jaren
besluit te spreken."
In denzelfden tijd verdween spoorloos het
Engelsche zeilschip „Marlborough". In Ja
nuari 1890 verliet het schip met wol geladen
Lyttle op Nieuw Zeeland met bestemming
voor Clyde in Schotland. Het laatst was 't
gesignaleerd In de Stille Zuidzee en daarna
hoorde men niets meer. Alle nasporingen
waren tevergeefsch en men nam algemeen
aan,' dat het waarschijnlijk in een van de
verschrikkelijke orkanen aan de kust van
Zuid-Patagonië het kerkhof van de zee
lieden vergaan was.
In September 1913 volgde een zeilschip
denzelfden koers, als Indertijd de „Marlbo
rough". Bij Kaap Hoorn voer men, voor
zoover de grillige, rotsachtige kust het toe
liet, dicht langs de kust. Na langs een voor
uitstekende landtong gevaren te hebben,
ontdekte de uitkijk plotseling op ongeveer
een mijl afstand een driemaster waarvan de
zeilen in den wind fladderden.
De noodige seinen werden gegeven, maar
door het vreemde schip niet beantwoord: de
kapitein liet daarom bijleggen. Er werd 'n
boot uitgezet en de eerste officier begaf zich
met vier man naar het zonderlinge schip.
Op het dek gekomen deinsten de mannen
ontzet achteruit, en niet zonder reden. On
der het stuurrad lag een geraamte, dat de
mannen aangrijnsde; op de brug lagen
ook nog eenige geraamten. Een doodsche
stilte heerschte op het schip, slechts onder
broken door het ruischen der zee, terwijl de
ondergaande zon het geheimzinnige schip
nog griezeliger maakte. De officier ging
voorzichtig over het bijna verteerde dek
naar de groote kajuit en ontdekte daar nog
tien geraamten. In de hut van den kapitein
vond hij een verroeste sabel en de overblijf
selen van boeken. Op het achterschip kon
men niet zonder moeite de woorden „Marl
borough" en „Glasgow" ontcijferen. Welk
drama zou zich hier afgespeeld hebben?
Waar was de rest van de 33 man, die het
schip telde en waarvan geen spoor te be
kennen was, gebleven?
Is er aan boord een epidemie uitgebro
ken en waren de geraamten van hen, die
de ziekte overleefd hadden? Maar de ande
ren waren ook gestorven? Misschien zijn de
ze wel door inboorlingen overvallen en ge
dood. Het is ook mogelijk dat er muiterij
uitgebroken is en dat de ééne helft der man
schappen door de andere gedood is. De
overwinnende partij zou tenslotte door ge
brek zijn omgekomen. Dit zijn echter gissin
gen; de waarheid zal wel nooit ontdekt wor
den.
De hier genoemde spookschepen zijn niet
de eenige. De lijst van verdwenen schepen
is lang en telkens komen er nieuwe bij. Zoo
heeft men van het 2400 ton groote stoom
schip „Orleanian", dat met 36 koppen be
mand in 1915 New York verliet, nooit meer
iets gehoord. In hetzelfde jaar verliet de
mailboot „Marowyne" met 100 menschen
aan boord Yorktown, en ook van dit groote
schip heeft niemand meer een spoor kunnen
ontdekken. Het is uitgesloten, dat beide boo
ten door oorlogsschepen getorpedeerd zijn,
daar deze teen niet in die wateren voe
ren.
De vijfde kolom.
DANKBARE ABONNé's
De ridders van de pen, de inkt-slaven, de
duimzuigers de vlieg-en-haast-schrijvers,
copie-jagers, de niéuws-fanatici, oi noe
journalisten verder door het publiek betiteld
worden, lezen wekelijks zeer veel ingezon
den stukken, waarin de inhoud van
hun blad becritiseerd wordt en ontvangen
zeer veel bezoek van verontwaardigde be
zoekers, die klagen, dat in een Derlchtje of
verslag hun naam verkeerd is gespeld, maar
hooren zelden of nooit een prijsje over ue
wijze, waarop de krant wordt geredigeerd,
of over de vlugge accuratesse, waarméde een
interessant voorval aan de lezers wordt aan
geboden. Dat er niettemin wel dankbaarheid
gloeit in het hart van lezers voor de ver
zameling van nieuws en voor alles wat op de
wereld onze belangstelling vraagt, onder
vond de hoofdredacteur van een dagblad
in een der steden van Zuid-Afrika, die
enkele vinnige artikelen had geschreven
over de laksche houding der stedelijke auto
riteiten, ten opzichte van wegenbouw en
wegenonderhoud. De meeste straten en we
gen in en om de stad, verkeerden in een
toestand, alsof er geen steeds groeiend
automobilisme en verkeersprobleem bestond.
Na het laatste artikel ontving de hoofd
redacteur een briefje van dezen inhoud.
Mijnheer,
Uw artikelen over onze wegen heb ik
gelezen, met buitengewone belangstelling,
ingenomenheid en vreugde. Als ons ge
meentebestuur nu niet inziet, wat zijn
plicht is, ten aanzien van het groeiend
snelverkeer, verdient het door een of an
deren dictator smadelijk van de deftige
groene zetels verjaagd te worden. Ik ge
loof stellig, dat de artikelen in uw blad
een flinken stoot aan de wegenverbetering
hebben gegeven. Wanneer wij binnenkort
over het gladde asphalt zullen schuiven,
is dat voor een groot deel uw werk. Daar
om is het billijk, dat u ook van de toe
komstige goede wegen zult genieten, en
daarom ook heb ik het genoegen u een
auto aan te bieden. In de hoop, dat u lang
met het vehikel over onberispelijke wegen
zult rijden, tot zegen van uw humeur
en veredeling van uw inspiratie,
Met de meeste hoogachting.
Uw dankbare abonné,
P. S. Ik kan u de auto onvoorwaardelijk
aanbevelen. Ik berijd hetzelfde merk
reeds meer dan tien jaar.
In den brief was een geteekende quitantie,
ten name van den hoofdredacteur, Inge
sloten. De hoofdredacteur was geen voor
stander van dergelijke cadeautjes, maar
aangezien de auto toch betaald was en er
hoegenaamd geen reden was, om den leve
rancier een voordeeltje te bezorgen, besloot
hij de auto te accepteeren en haar voor
gebruik van de redactie te bestemmen. Veer
tien dagen later, toen in hetzelfde dagblad,
een spannend feuilleton begon, arriveerde
op de redactie een lading benzine en olie,
met 'n beleefd briefje en de vraag hoe d©
auto beviel.
De edelmoedige heeft waarschijnlijk aan
de bittertafel van zijn soos, over het cadeau
aan zijn lijfblad gesproken en zin tot na
volging gewekt, want enkele andere bladen,
ontvingen eveneens surprises: een volledige
uitgave van de klassieke Grieksche schrij
vers, na een pleidooi voor de gymnasiale op
voeding, een gratis Xoge-abonnement voor
den schouwburg, na een artikel, dat geest
driftig de waarde aantoonde van een re-
portoire, hetwelk hooger greep, dan het
lichte amusements-programma, een groote
ets van een der bekendste Zuid-Afrikaan-
sche schilders, na een artikel, dat den aan
val van een buitenlandsch blad op de z.g.
minderwaardige cultuur van Zuid-Afrika
pareerde.
Het is natuurlijk een aangename verras
sing, wanneer op deze manier aan een re
dactie ondubbelzinnige bewijzen worden ge
geven, dat men den dagelijkschen kranten-
arbeid waardeert. Niettemin verheugt het
ons, dat het lezend publiek van Nederland
dit voorbeeld niet volgt. Hoe goed en edel
moedig de bedoelingen ook zijn, het lijkt ons
alleszins beter, dat de lezers zich bepalen
tot betalen van hun abonnement. Geschen-
ken, in welken vorm ook, randen de absolutr
vrijheid aan, welke een redactie ten opzicht
van alles en iedereen moet behouden.