Binnenlandsch Nieuws Luchtverkeer Gemengd Nieuws FEUILLETON. DE MISDAAD VAN KERALAIN MIJNHARDT'S STATEN-GENERAAL Tweede Kamer f Het invoerrecht op klompen Pater A. Jarrius in audiëntie bij Z. H. den Paus ontvangen De V acantie-cursus voor de binnenvaart Encephalitis na inenting Buitenkleermakers Encephalitis na inenting De Koninklijke Familie De heffing van het Mijnrecht Voor het Twente-Rijnkanaal Steeds meer hulpexpedities voor de Italia O Ergerlijke verwaarloozing Een rare vergissing Tragisch De automatische „winkelbediende" Door arbeiders mishandeld Schrale Kersenoogst In een kapel ingebroken Een gevaarlijke gewoonte Kleuren en slaap SOCIAAL LEVEN Het R K. Werkliedenverbond in Nederland Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 et Zenuw-Tabletten .75 ct Staal-Tabletten 90 ct lYIaag-Tabletten 75ct» Bij Apoth. en Drogisten. In zijn antwoord op de interpellatie- Kersten inzake de autobussen, deelde de minister van Waterstaat, de heer v. d. Vegte in de vergadering van Donderdagavond nog mede, dat de tot dusver genomen beslissingen geheel overeenstemmen met de wettelijke be palingen. De belangen van de personen, in de tweede vraag bedoeld, zal spr. natuurlijk niet voor bijgaan, maar hij mag ze niet laten voor gaan aan de wettelijke bepalingen. Wat den dienst op Zondag betreft, zegt spr,. dat hij in de wet geen grond kon vin den, om bij het verleenen van concessie het rijden op Zondag te verbieden. De heer van VOORST TOT VOORST (R.-K.), uit zijn leedwezen over de wijze waarop deze minister meent te moeten op treden tegen de particuliere autobusdiensten in het belang van spoor en tram. Spr. hoopt, dat de minister alsnog op zijn schreden zal willen terugkeeren en het parti culier autobusbedrijf, dat het platteland uit zijn isolement heeft verlost, zich verder rus tig zal laten ontwikkelen. De heer VAN DEN HEUVEL (A.R. is van meening, dat scherp onderscheid moet worden gemaakt tusschen de belangen van het publiek en die van de autobus-onderne mers. Ten slotte dringt spr. er op aan, dat bij het verleenen van concessies zooveel mogelijk rekening wordt gehouden met de Zondags rust. De heer KRIJGER (C.H.) acht eveneens de genomen beslissingen niet altijd even ge lukkig. Spr. dringt aan op een wetswijziging in dien zin, dat een ondernemer, wien conces sie wordt geweigerd, nog een jaar tijd heeft om zijn bedrijf te liquideeren. De heer VAN RAPPARD (V.D.) sluit zich bij dezen laatsten aandrang aan. De heer v. Braambeek (S.D.A.P.) dient een motie in, waarbij de Kamer de wensche- lijkheid uitspreekt, dat een vervoerraad wordt ingesteld, welke den minister van advies kan dienen. Deze motie wordt gelijktijdig behandeld met de interpellatie. De MINISTER zal alles, wat thans is ge zegd. nog eens ernstig nalezen, voordat weer een nieuwe beslissing wordl geno men. De heer v. Braambeek zou spr. in overwe ging willen geven, om thans deze motie niet in te dienen. Een vervoerraad, als de heer v. Braambeek zich denkt, staat spr. heel weinig aan, en spr. verwacht daarvan heel weinig resul taat. Na verdere bespreking werd de interpel latie gesloten en de stemming over de motie op Vrijdagmiddag bepaald. Daarna werd de vergadering verdaagd. (Er waren nog zes leden in de vergadering aanwezig) In de vergadering van Vrijdagmiddag werd aan de agenda toegevoegd de interpellatie- Kortenhorst over den toestand in Zeeuwsch Vlaanderen. De begrooting voor de burgerlijke lucht vaart in Ned. Indië werd goedgekeurd, ter wijl aangenomen werd de motie-van Bream- beek tot het instellen van een vervoerraad. De motie-Braat werd verworpen. Vervol gens kwam aan de orde de stemming over het wetsontwerp: Voorzieningen tegen be-' smettelijke ziekten. Een voorstel-de Vries-Bruins tot herope ning der beraadslagingen werd met 7 tegen 34 stemmen verworpen. Daarna werd het wetsvoorstel met 42 tegen 35 stemmen aangenomen. Tegen: de linkerzijde en de heeren Arts R.K.V.P., Moller R.K., Veraart R.K. en Lovinck C.H. Eenige kleinere wetsontwerpen en con clusies worden zonder beraadslagingen of stemming aangenomen. Bij het ontwerp: Goedkeuring van het op 26 October '27 te Brussel tusschen Neder land en België gesloten verdrag betreffende intellectueele toenadering tusschen beide landen, zegt de heer Moller het tot stand komen van dit verdrag toe te juichen. Hij wijst er echter op, dat het Nederlandsch de voertaal behoort te zijn en dat de leden der technische commissie uitsluitend Neder landsch moeten spreken en schrijven. Slechts bij het houden van voordrachten in Waalsche streken mag men zich van het Fransch bedienen. Ook Vlamingen, die hun taal hebben verloochend, mogen hier niet in het Fransch hun voordrachten houden. Dit zou immers eer afkeer dan toenadering brengen. De heer TILANUS juicht het ontwerp eveneens toe. De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) waarschuwt dat men niet de taal moet vastleggen, waar in de uitgezondenen moeten spreken. Het is niet juist, dat men in Vlaanderen Vlaamsch in Walenland Fransch spreekt. De MINISTER VAN ONDERWIJS K. EN W., de heer WASZINK, zegt, dat het verdrag als een proef is bedoeld. De werkingsduur is daardoor tot 3 jaar beperkt. De taalkwestie is van te teederen aard dan dat de minister een leidraad zou willen voorstellen voor de technische commissie. Ook de hoogleeraren dienen vrij te zijn. Hij spreekt de verwach- itng uit, dat dit verdrag een stap moge zijn, tot een steeds grootefe toenadering tusschen Nederland en België. Daarna wordt het wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De VOORZITTER stelt voor, van de avondagenda af te voeren de motie-Vliegen over de huren der z.g. woningwetwoningen. De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) deelt mede, dat dit voorstel een gevolg is van een onder houd tussehen spr. en den minister. Spreker hoopt, dat na het zomerreces de motie spoe dig behandeld zal kunnen worden. Het voorstel wordt aangenomen. Vervolgens is aan de orde het wetsont werp tot wijziging van de Dienstplichtwet. De heer VAN RAPPARD (V.B.) kan zich vereenigen met verschillende wijzigingen. Echter zag hij liever dat het diploma van voorgeoefendheid recht gaf op 3/, maand verkorting van diensttijd. Voor spr. is echter onaannemelijk de bepaling, waardoor de vooroefening aan vereenigingen wordt opge dragen. De jongelieden moeten veeleer on der militaire tucht komen. Dat de loting aan de keuring zal vooraf gaan, acht spr. een zeer practischen maat regel. De heer DUYMAER VAN TWIST (A. R.) meent, dat het instituut der voorgeoefenden is verknoeid. Men heeft die instelling nooit met rust gelaten en tot op den huidigen dag is men bezig het te verslechteren. Wat de verkorting van eerste oefening betreft, deze wenscht hij niet in te krim pen, daar anders het voordeel niet opweegt tegen de moeiten en kosten, die men zich moet getroosten om het diploma van voor geoefendheid te verkrijgen. Een overdreven verwachting van de voorgestelde vrijwillige dienstneming heeft spr. niet. Hij gelooft niet, dat zich duizenden zullen aanmelden. De heer K. TER LAAN (S.D.A.P.) zegt, dat dit voorstel het leger meer dan tot nu toe tot een instrument maakt in handen der militairisten, al wordt alles in het ontwerp zoo onschuldig mogelijk voorgesteld. Spr. zet uiteen, hoe de bourgeoisie oudtijds niets ge voelde voor dienstneming. Ook buiten het leger vormt de bourgeoisie haar macht. Spr. wijst op de marechaussee, de politietroepen, den vrüwilligen landstorm, den bijzonderen vrijwilligen landstorm. Der gelijke legers buiten het leger verwekken de revolutie. Dan komt tenslotte hier in dit ontwerp het instituut der vrijwilligers volgens het plan-Posthuma Boele. Als de arbeiders met zulk een plan gekomen waren, zou men het onduldbaar gevonden hebben. Spr. zal hier over niet meer zeggen, omdat een ander lid van zijn fractie dit onderwerp zal behan delen. Hij wijst er echter op, dat den ele menten, die daardoor in het leger komen het niet te doen is om landsverdediging, maar om een baantje. Het is minderwaardig werk, dat zij zullen verrichten. Voor de sociaal-democraten is dit ontwerp dan ook onaannemelijk. De heer TER LAAN bespreekt voorts de vooroefeningen en de verkorting van den diensttijd. Daarna wordt de vergadering tot Dinsdag verdaagd. De heer J. Th. De Visser c.s. heeft op het voorstel van de heeren Fleskens en Smeenk tot tijdelijke heffing van een invoerrecht op klompen een amendement voorgesteld, waar van de strekking is om klompen gelijk te stellen met schoenen, laarzen en klomp schoenen en belast worden met het gewone recht van 8 pet. De voorstellers achten reeds uit overweging van billijkheid tegenover den handel in deze artikelen dit voorstel aanbevelenswaardig. Den len Juni ontving Z. H. de Paus in bijzondere audiëntie den Hoogeerw. Pater A. Jurrius, Provinciaal der Dominicanen. Bij deze gelegenheid sprak Z. H. uitvoe rig over het groote belang van de oprich ting van een studiehuis der Orde in de universiteitsstad Nijmegen, noemde het een „prachtig werk", waarvoor Hij, zeide Z. H. lachend, ook iets wilde doen. Ten slotte zegende Z. H. allen, die aan de totstandkoming zouden medewerken. Van 13 tot 18 Augustus a.s. zullen de di recteuren en leeraren der Binnenvaartscho- len van het Onderwijsfonds .voor de Binnen vaart de jaarlijksche vacantiecursus houden. Naar wij vernemen, is de route .van het In structievaartuig „Prins Hendrik", aan boord waarvan de cursus wordt gehouden, als volgt vastgesteld: Amsterdam, Zwartsluis, Zwolle, Deventer, Lobith, Nijmegen, Dordrecht, Vreeswijk en Utrecht. Aan boord zullen deskundigen op verschil lend gebied van vakonderwijs voor de bin nenschippers inleidingen houden. In de week van 27 Mei tot en met 2 Juni is bij het Staatstoezicht op de Volksgezond heid aangegeven een ziektegeval, voorge komen bij een kind, dat kort te voren inge ënt was met koepokstof. Tevens is geble ken, dat in de week van 13 Mei tot en met 19 Mei een kind is overleden, dat drie dagen te voren ingeënt was met koepokstof. In hoeverre verband tusschen de inenting en het ontstaan der ziekteverschijnselen, resp. het overlijden, kan worden aangenomen, wordt nader onderzocht. Het Tweede Kamerlid, de heer Hiemstra, heeft aan den minister van oorlog gevraagd: 1. Is de minister niet van oordeel, dat door het overlijden van den buitenkleermaer Cornells Aantjes, te Woerden, die als zooda nig ruim 40 jaren werkzaam was en wiens weduwe vrijwel onverzorgd is achtergebleven, opnieuw is gebleken, dat het verzekeren van pensioen voor weduwen en weezen van de buitenkleermakers, werkzaam aan de maga zijnen te Delft en Woerden, wenschelük is? 2. Zoo ja, is de minister dan bereid te be vorderen, dat de daarvoor noodige maatrege len worden getroffen, te meer, daar van de loonen der buitenkleermakers een bedrag in mindering is gebracht, ongeveer gelijk aan de pensioenpremie van 8j^ pct„ als door de ambtenaren, in vasten dienst bij het Rijk, voor eigen en weduwenpensioen wordt be taald? Het Tweede Kamerlid, de heer Krijger, heeft aan den minister van arbeid, handel en nijverheid gevraagd: Is juist de in geneeskundigen kring blijk baar gevestigde overtuiging, dat men reeds maandenlang bezig is, mededeeling van on dubbelzinnige gevallen van hersenprikkelings- verschijnselen na inenting uit de Staatscou rant te weren, en, zoo ja, is de minister dan bereid, te bevorderen, dat de bedoelde geval len in het vervolg zoo juist en volledig mo gelijk worden gepubliceerd en dathetgenter zake mocht zijn achtergehouden, alsnog ter kennis van het publiek wordt gebracht? Is de minister bereid, te bevorderen, dat geen enkel officieel bericht over encephalitis na intenting wordt gepubliceerd, zonder machtiging van de officieele encephalitis- commissie uit den Gezondheidsraad en dat over de vraag, welke aangegeven gevallen al dan niet officieel als ecephalitis bestempeld zullen worden, door deze commissie in pleno zal worden beslist? Gisteren zijn H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana voor een dag op het Paleis Soestdijk van H. M. de Koningin- Moeder aangekomen, ten einde, althans wanneer het weder het toelaat, des namid dags met H. M. de Koningin-Moeder een excursie te maken naar het Naardermeer, uitgaande van de Vereeniging voor het be houd van natuurmomfmenten. Verschenen is de Memorie van Antwoord op he V. V. der Tweede Kamer, inzake het wetsontwerp tot wijziging van de wet tot heffing van een recht op de mijnen. De re geering acht het in verband met den inmid dels verstreken tijd, inderdaad aanleiding aanwezig om de voorgestelde voorziening ook over 1928 te doen werken en de nieuwe re geling eerst met 1929 te doen ingaan. Het ontwerp is in dien zin gewijzigd. Het is der Regeering niet mogelijk gegevens over te leg gen, waaruit met stelligheid kan blijken of dat mijnbedrijf op het oogenblik in staat is, het verlangde mijnrecht opj te brengen. De toestand van den Nederlandschen mijnbouw is overigens zeker niet slechter dan die in omliggende landen. De Regeering heeft geenerlei aanwijzing ontvangen, die grond zou geven voor het vermoeden, dat de mijndirecties den last door loonsverlaging op de arbeiders zouden willen afwentelen. Ingediend is een wetsontwerp houdende verklaring van het algemeen nut der ont eigening van perceelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten in de gemeenten Zutphen, Gorssel, Laren en Lochem, noodig voor den aanleg van scheepvaartkanalen naar Twente, ingevolge de wet van 4 Novem ber 1919. Aan de Memorie van Toelichting is het volgende ontleend: Bij de wet van 4 November 1919 werd be paald, dat van Rijkswege zal worden aange legd en onderhouden een scheepvaartkanaal van Twente naar den Boven-Rijn met een scheepvaartverbinding naar den IJssel bü Zutphen en een zijkanaal uitgaande van dat scheepvaartkanaal nabij Hengelo naar Bome. Het ligt in de bedoeling in de eerste plaats een aanvang te maken met den aanleg van het 21 K.M. lange kanaalvak van de uit monding in den IJssel tot de provinciale grens tusschen Gelderland en Overijssel. Ter illustratie van den omvang die de internationale hulpactie voor de vermiste „Italia" en de bemanning, generaal Nobile en zijn makkers, heeft aangenomen, diene nog hetgeen de „Res." meldt, en hetgeen afkomstig is van een der achtergeblevenen in Kingsbay van de bemanning van het luchtschip. Evenwel diene men er hierbij rekening mede te houden, (jat onderstaande gemeld werd naar de toestanden op den 2den en 3den Juni, dus vóórdat de laatste noodsignalen van de „Italia" bekend waren. Deze berichtgever schrijft dan: De motorboot „Braganza" vertrok om 19.40 in den avond van 2 Juni van Koningsbaai, voor onderzoekingstocht ten Noorden van Spitsbergen. Zooals bekend werd de „Bra ganza" door de Italiaansche regeering ge charterd, om de hulpactie meer effectief te maken, alsmede om den noodigen spoed te betrachten. Het is een schip van 350 ton, speciaal ingericht voor de vaart op de Pool- zee. Met een dergelijk schip is het mogelijk zich een weg te banen langs het ijsveld en zoo noodig er zelfs doorheen te dringen. De „Braganza" is voorzien van een radio- telegrafisch station, van waaruit de be richtgever, die zich op de „Braganza" heeft ingescheept, bijzonderheden zal melden. De tweede commandant van de „Citta di Mi- land", de korvet-kapitein Baldizzone bevindt zich, evenals de kapitein der Alpinisten-pa trouille aan boord. Het plan van comman dant Romagna die van alle hulpmidde len profijt tracht te trekken en daarbij een ruime plaats afstaat aan de zekere en waar schijnlijke buitenlandsche hulppogingen is als volgt: Na een kort oponthoud te Mag- dalenabaai, om eventueel notities in te win nen over de patrouille, die door de „Citta" aan land werd gezet en die zou trachten Mosselbaai te bereiken, zal het schip koers zetten naar Barrenkaap en vervolgens, steeds oostelijk aanhoudend, zal het een kruistocht langs de kust beginnen, waarbij, zoo dit nuttig zal blijken, een patrouille on der leiding van kapitein Sora aan land zal worden gezet. Dit deel van het programma kon inderdaad worden uitgevoerd. Vervolgens zal men doorstoomen naar Mosselbaai om een basis te scheppen van luchtvaartkun dige expedities. Meer en meer zal Mossel baai dan het punt worden van waaruit de hulpexpedities zullen vertrekken. Op de „Braganza" is al het hulpmate riaal, dat de „Citta di Milano" ter vervoe ring stond, overgebracht; sleden, fornuizen, verplegingsartikelen, ski's, sloepen en de toe stellen om seinen te kunnen geven. Daar de „S. 35" van Sesto Calende uit op z'n vroegst eerst 10 Juni te Tromsö zal arriveeren, heeft kapitein Romagna dank baar het aanbod der Zweedsche regeering aanvaard, om eveneens aan de hulpactie deel te nemen. Zweden stelt drie vliegma chines ter beschikking:, twee van het type „Hansa Brandenburg" en een „Fokker". Deze apparaten werden met den meesten spoed voor een tocht gereed gemaakt en zij zijn nu klaar om te kunnen vertrekken. De Zweedsche bemanning zal bestaan uit twaalf leden en wel: kapitein Tomberg, zes officieren en vijf mecaniciens. Luitenant Die- trichson, die zich, zooals we reeds meldden, naar Duitschland had begeven, om in op dracht van Amundsen een of twee vliegtui gen aan te koopen, zal zijn keuze vermoe delijk bepalen op het type „Domier Super Wal", welke machine zich reeds te Lubeck bevindt. De „Domier Super Wal" is een ma chine van zeer groote capaciteit en bezit vier motoren. Dat de keuze op een derge lijk toestel gevallen is, moet vermoedelijk worden toegeschreven aan het feit, dat Amundsen, zooals uit een nieuw interview bleek, zijn opinie eenigszins heeft gewijzigd. Na herhaalde bestudeering van de radio telegrammen, door Nobile van de „Italia" uit verzonden, is hij tot de conclusie gekomen, dat de „Italia" zich veel oostelijker bevindt, dan hij in het eerst voor mogelijk had ge houden. De storm, zoo verklaarde hij nu, kan de motoren en het dek van het luchtschip zwaar beschadigd hebben, maar daarom nog niet op een dergelijke wijze, dat het voor het luchtschip onmogelijk geweest kan zijn, nog eenigen tijd in de lucht te blijven. In dit geval is het luchtschip overgeleverd geweest aan den Oostelijken drift en het kan honderd kilometer en meer zijn weggedreven. De zone, die onderzocht moet worden, is dus zeer uitgestrekt en daarom lijkt het mij noodzakelijk, dat groote vliegtuigen er aan deelnemen. Luetzow Holm en Riiser Larsen zullen wonderen verrichten, want zij zijn uitstekend bekend met de moeilijkheden, die het poolgebied oplevert, maar hunne vlieg tuigen zijn slechts berekend op zeer korte vluchten, die Amundsen nu als vermoede lijk nutteloos bestempelt. Zelfs de Zweed sche apparaten, die 1200 K.M. aan een stuk afleggen, lijken hem nu onvoldoende. Daar er tusschen Amundsen en Ellsworth een kwestie gerezen was Amundsen schijnt de man-der-kwesties te zijn ver klaarde hij nog, dat het hem zeer zou spij ten, zonder Ellsworth te vertrekken, want Ellsworth is een waardevolle compagnon, maar het is duidelijk, voegde hij er aan toe, dat het vertrek slechts eenige uren, doch zeker geen dagen kan worden uitgesteld. Sverdrup die in het hooge Noorden be kend is als „de koning' van het Poolgebied" en met reden, want hij was de compagnon van Nansen; bovendien redde hij eens hon derd Russen, die in het ijs waren ingesloten, hetgeen slechts door uiterste, krachtsinspan ning mogelijk was, terwijl dezelfde Sverdrup op last van de Russische regeering eens hon derd en vijftig visschers van kaap Tsjeljous- kin redde. Sverdrup dan, heeft zich ook uitgelaten over de mogelijke plaats, waar de „Italia" zich bevindt. Naar zijn meening be vindt de expeditie zich op het „Frans Jo- zefland", een meening, die te waardevoller wordt, wijl zij werd uitgesproken, voordat door anderen deze mogelijkheid werd geop perd. Voor een tocht naar het Frans Jozef- land en eventueel naar Nova Zembla zullen ijsbreekers noodzakelijk zijn. Naar Sverdrup's meening is de eenige IJsbreker, die er voor geschikt is, de „Sviatagor" van het station te Archangel. Otto Sverdrup had van de Rus sische regeering een telegram ontvangen, waarin het vertrek van een ijsbreker uit de haven van Archangel werd aangekondigd. De naam van dezen ijsbreker werd echter niet genoemd. Aan de hulpactie nemen dus nu deel: Italië, Zweden, Noorwegen en Rusland, ter wijl „Politiken" ageert voor Deensche inter ventie. „Ook Denemarken, schreef het blad, moet er aan deelnemen; en wij zijn er ze ker van, dat het besluit, dat de Deensche regeering zal nemen, de instemming van de geheele Deensche natie zal verwerven." Sm Op 24 Mei j.l„ aldus de „Zw. Crt.", stierf te Ambt Hardenbérg, des middags de echt- genoote van den arbeider H. S., wonende te Rheezerveen. Het was de politie bekend geworden, dat deze vrouw in vervuilden en verwaarloosden toestand op haar ziekbed was aangetroffen, waarom, op last van den burgemeester dezer gemeente, een uitgebreid onderzoek naar een en ander is ingesteld, wat tot gevolg heeft gehad, dat tegen S. proces-verbaal is opgemaakt, wegens overtreding van art. 255 van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens het politie-onderzoek is gebleken, dat de echtgenoot gedurende dé ernstige ziekte van zijn vrouw geen hulp van een geneesheer inriep en zoo goed als niets deed of heeft gedaan tot verzachting van het leed; ja, zelfs op den dag van het over lijden om half twaalf des middags de wo ning heeft verlaten en zich om zijn zieke vrouw niet heeft bekommerd en aan den arbeid is gegaan op een paar uur afstand van zijn woning. De buren, die zich het lot van van deze vrouw aantrokken, hebben nog een kerke- raadslid en een predikant geroepen, in wiens tegenwoordigheid de vrouw in kom mervollen en treurlgen toestand stierf. Op bevel van den Officier van Justitie heeft in den nacht van Dinsdag op Woens dag opgraving van het lijk plaats gehad, hetwelk begraven was op de algemeene be graafplaats te Heemse, terwijl Woensdag morgen j.l. het parket ter plaatse was, om met een deskundige een sectie op het lijk te houden. Woensdagavond is het lijk weer onder po litietoezicht begraven. ding werd het vuur bestreden, onder leiding van den brandspuitmeester J. van Swet, brandmeester P. L. van Bremen en hoofd man Van Dam. De zolder brandde nagenoeg geheel uit. De patiënt, die in nachtkleed de straat was opgeviucht, werd binnengebracht in een bakkerij en vandaar door den Genees kundigen Dienst naar het ziekenhuis aan den Coolsingel vervoerd. De spuiten 17, 28, 26 en 29 en de motor- reservewagen kwamen ter plaatse, doch be hoefden geen dienst te doen. De zenuwachtige jongemannen en jonge- dochters, die dezer dagen in den lande sa mengekomen waren, om zich te „onderwer pen" aan het schriftelijk eindexamen H. B. S. 5-jarigen cursus, zijn, zoo meldt de „N. R. Crt." de dupe geworden van een eigenaardige vergissing, die wel niet ge schikt was, om hen een beetje op hun gemak te stellen. De zaak is namelijk, dat voor trigono metrie twee vraagstukken werden gegeven, waarvan een onoplosbaar bleek, omdat er fouten in de opgave zelve zaten. De ongaaf luidde als volgt: „Van driehoek ABC is M het middelpunt van den ingeschreven cirkel en N het mid delpunt van den cirkel, die raakt aan de zijde AC en aan de verlengden der zijden BA en BC. Bewijs, dat om den vierhoek AMCN een cirkel kan beschreven worden en dat MN een middellijn van dien cirkel is. Bereken den hoek ABC en daarna de oppervlakte van vierhoek AMCN. Gegeven is: MN - 93 c.M.; CA 83 c.M.; hoek ABC 78 graden." Uit deze opgaaf blijkt, dat met de twee eerste gegevens de vierhoek niet te bereke nen is, terwijl de te berekenen hoek reeds vermeld staat in het gegeven. De snuggerds onder de examinandi, zullen dadelijk wel begrepen hebben, dat zij met een vergissing, een ongecorrigeerde zetfout of iets dergelijks hadden te maken. Maar er zullen ook anderen geweest zijn, die op deze dwaasheid „gezeten" hebben en vergeefs zich afgetopt. Het is in elk geval te hopen, dat geen examinandus eenige nadeelige ge volgen van deze onaangename nalatigheid moge ondervinden. Naar aanleiding van bovenstaand geval, deelt dr. G. H. Coops, inspecteur van het M. O. mede, dat de Algemeene Landsdruk kerij voor de fout in de tweede opgave voor de Trigonometrie van het schriftelijk eind examen der H. B. Scholen met 5-j. c., abso luut geen blaam treft. De vergissing, die de heer Coops in hooge mate betreurt, is be gaan bij het samenstellen der opgave* Aan de kanaalwerken te Maasbracht, kreeg de arbeider B„ uit Roermond, bij het verwijderen van een bekisting, een drietar zware houweelen op zijn lijf. Korten tijd later is de man aan de ge volgen overleden. Uit New York wordt gemeld, dat de Remington Arms Cy. een sprekenden auto maat heeft geconstrueerd, die in winkels kan worden gebruikt om klanten te bedie nen. Er is een maatschappij met een kapitaal van 25 millioen dollar gevormd om de nieu we uitvinding te lanceeren. Te Katwijk is de heer Van H., directeur van de Katwijksche kalk-, zand- en steen fabriek, waar den laatsten tijd verschillende arbeidsgeschillen waren gerezen en eenige werklieden zijn ontslagen, door eenige ar beiders ernstig mishandeld. Proces-verbaal is opgemaakt. Men meldt ons uit Tiel: Op vele plaatsen in de Betuwe zijn dit jaar buitengewoon weinig kersen. Het ge was in een grooten boomgaard te IJzen- doorn werd gisteren verkocht, doch kon slechts 17 opbrengen. De eigenaaar wenschte den verkoop voor dezen prijs niet te laten doorgaan. Te Lom bij Arcen is in de kapel van den H. Antonius ingebroken. De offerblokken waren geledigd. Van den dader is geen spoor gevonden. Te Rotterdam is brand ontstaan in een zolderkamer van pand 80 in de Aert van Nesstraat, bewoond door den heer L., door dat een kostganger, die ziek te bed lag, met een brandende sigaret in slaap was geval len. Toen hij wakker werd stond het kamer tje reeds in lichte laaie. De spuiten 27 en 21 waren spoedig ter plaatse. Met twee slangen op de waterlei' .1 Toen Matteo, zooals den lezer bekend is, juist op het oogenblik dat Cecile in ge zelschap van den heer de Rocheploec en zyn medereizigers uit Saxon les Bains ver trok, het jonge meisje had herkend, maak te zich een gevoel van duivelachtige vreug de van hem meester, dat echter door de komst van Beppo aanmerkelijk werd be koeld. Hij draalde niet lang zijn plan vast te stellen. Hij wilde het spoor van Cecile ver volgen, zich vergewissen van het doel ha- rer reis, en zoodra hij zich op de hoogte zou hebben gesteld, van hare tegenwoor dige levensomstandigheden, zou het hem gemakkelijk vallen, zoo meende hij, het plan ten uitvoer te brengen, dat hij al zoo lang had gekoesterd. Voor alles zou het evenwel noodig zijn, dat hij Beppo uit den weg ruimde. Daarom bleef hij den geheelen dag verborgen in de rotshol te, en toen hij tegen den avond bemerk te, dat Beppo geheel alleen zijn schreden richtte naar het bosch, dat zich achter 't Er schijnt een merkwaardig verband tus schen kleuren en slaap te bestaan schrijft dr. F. in „Vragen van den Dag" waarvan men in de practijk meer gebruik kan ma ken, dan tot nog toe geschiedde. De hygiëne van den slaap is nog niet voldoende ontwik keld, en hieraan dient nader aandacht ge wijd te worden. De „Münchener Gesellschaft für Licht- forschung" heeft op dit gebied bijzondere verdiensten, en hierdoor werd aange toond, dat door doelmatige keus der kleuren in het slaapvertrek, verrassende resultaten kunnen verkregen worden, ten behoeve van een gezonden slaap. Aan glasschilders was het niet onbekend, dat zij, die langen tijd op kobaltblauw glas schilderden, onder het werken voor den ezel insliepen. Men heeft ook gebruik ge maakt van dezelfde werking, door geestelijk onrustige en zieke menschen in ruimten te brengen, waar de wanden met blauw behang sel zijn bedekt. De rustbrengende werking van de blauwe kleur moet buitengewoon groot zijn, zoodat overspannen menschen spoedig veel kalmer worden, als zü gebracht worden in een kamer met blauwe tapijten behangen. Dit alles brengt er toe, dat het aanbeveling verdient de slaapkamer blauw te behangen, niet met zwart, zooals dikwijls gedaaht wordt. De zwarte kleur drukt den geest, de blauwe kleur brengt den geest in aangename, versterkende rust. Voor men schen, die aan slapeloosheid lijden, is het daarom dienstig de wanden der slaapkamer een blauwe kleur te geven. Ook een blauwe lampekap werkt reeds gunstig voor het doen inslapen in het slaapvertrek. Daardoor wordt het gebruik van slaapmiddelen on- noodig. Het is een verblijdend verschijnsel, dat onze katholieke Arbeidersbeweging zich ge stadig ontwikkelt. Het ledental der aange sloten vakbonden steeg naar de Volkskrant meldt, van 105.674 op 1 Januari JX tot 108,780 op 1 April JX, alzoo een vermeerde ring van J.115 leden. Drie vakbonden verloren enkele leden, doch de overige boekten alle winst en sommigen zelfs in zeer sterke mate; b.v. de bouwvakarDeiders 924, de fabrieksaroelders 198, de metaalbewerkers 284, de mijnwer kers 150, de kleermakers 139, de steenfa brieksarbeiders 477, de textielarbeiders 511 enz. 't Aantal leden der standsorgantsatle, ge organiseerd in de Diocesane bonden, steeg van 93,383 op 1 Januari tot 95,451 op 1 April 1928. Alle diocesane bonden deelde in deze winst: de Utrechtsche Bond steeg met zelfs 1262 leden, de Haarlemsche bond met 37 leden, de Bossche bond met 304 leden, de Bredasche bond met 219 leden en de Lim- burgsche bond met 246 leden. Het aantal leden van het Verbond steeg van 121,513 op 1 Januari 1928 tot 124.850 op 1 April j.1. badhuis uttstrekte, volgde hij hem be hoedzaam. Hij wachtte tot zijn slachtoffer op genoegzamen afstand was gekomen, om door de badgasten niet te kunnen worden gehoord, en toen trof hij hem eensklaps door een dolksteek, zoodat Beppo op den grond viel. Toch was de wonde niet diep genoeg om dezen te dooden, en daar de bediende van den heer Martini op zijn hoede was, en alleen met het doel den marskramer te zoeken, naar het bosch was gegaan, stond hij weer spoedig op, en tastte nu van zijn kant zijn aanvaller aan die de vlucht nam, en, zoodra Beppo hem ingehaald had, een luiden kreet liet hoo- ren. Toen herkende Beppo de stem van Mat teo, hetgeen hem weer nieuwen moed gaf. Maar de worsteling was al te ongelijk, daar hij al te veel door bloedverlies was uitgeput. Daarom moest hij zijn aanval ler laten ontsnappen, en weldra viel hij bewusteloos neer op de plaats, waar de heer de Kéralain hem den volgenden mor gen zou vinden. Intusschen verwijderde Matteo zich zoo snel mogelijk in de richting van den St. Bernard, terwijl Cecile, onbewust van het gevaar, dat haar dreigde, hare reis naar Bretagne vervolgde, waar zij gaarne zoo spoedig mogelijk wilde aankomen. Daar de aandacht van het jonge meisje geheel werd bezig gehouden door 'net plan, dat zij had opgevat, was zii geheel onverschil- lig voor de schoone natuurtafereelen van de streken, die zi) door trok. Ook de ver schillende uitspanningen, die Parijs aan bood, verschaften haar niet het minst ge noegen. Toch droeg zij zorg voor mevrouw de Kéralain het ongeduld te verbergen, waar mede zij het einde h&rer reis tegemoet zag, en zij toonde zich zooveel mogelijk dankbaar voor de zorgen, die hare moe der in het werk stelde, haar vermaak en afleiding te verschaffen. Overigens werd de vertrouwelijkheid tusschen beidepersonen eiken dag grooter, en Yvonne gevoelde zulk een groote ge negenheid voor het jonge meisje, dat zij zelve zich meer en meer daarover verwon derde. Een vreemd voorgevoel, waaraan zü eerst weerstand had geboden, drong dage lijks dieper in haar gemoed door. Groote God. hoe is het toch moge lijk, zoo dacht zij bii zichzelve. Als men mij niet zoo dikwijls had verzekerd, dat Genoveva is gestorven, dan zou ik som tijds bijna geneigd zijn te gelooven Neen, hoe kan ik zoo iets denken! Ben ik nog niet ongelukkig genoeg? Moet ik mij nog met tjdele hoop vleienHoe is dat denkbeeld toch bij men kunnen op komen? Dikwijls herhaalde zij deze woorden bij zichzelve, maar telkens dacht zij dan weer: „Het kan onmogelijk waar zijn." Dan zag ze Cécile nogmaals in 't gelaat, en meende, dat haar voorgevoel haar mis schien toch niet bedroog. Zoo werd haar hart al meer en meer beurtelings door hoop en twijfel en hoop overstelpt en nooit was zij aan zulke smartelijke aandoeingen ten prooi geweest. Somtijds nam de gedachte, die zich met zooveel onstuimigheid aan haar geest op drong, dat Cécile namelijk haar dochter zou kunnen zijn, bij haar den schijn aan van een openbaring. Dan lachte zij weer in het volgende oogenblik ovar haar eigen dwaasheid Neen, dacht ze, he kan niet waar zijn!en toch, hoe kan zulk een spre kende gelijkenis mogelijk zijn? Hare stem, de uitdrukking van hare oogenalles in een woord herinnert mij aan het beeld van mijn geliefden man. Deze onzekerheid was voor mevrouw de Kéralain des te smartelijker, omdat zij hare gevoelens met de meeste zorgvuldigheid voor Cécile wilde verborgen houden, want zij kon onmogelijk gissen, dat het jonge meisje al te zeer door haar eigen zorgen was gekweld, om te kunnen yermoeden, hetgeen er in de ziel van hare bescherm ster van hare moeder beter gezegd omging. Hoe gelukkig zou Cécile gaweast zijïi, zoo zij de gedachten van hare moeder had kunnen raden. Nadat de reis een week had geduurd, kwamen eindelijk de muren van het kas teel van Kéralain in het gezicht. Cécile meenda van aandoening te zullen be- zwijken, toen zij den drempel overschreed van de woning, die toch volgens recht aan haar vader toekwam, en waar zulke ontzettende tooneelen waren afgespeeld. Zij moest al haar wilskracht bijeen ver zamelen, om met vroolijk gelaat aan den familiedisch te kunnen plaats nemen. De heer Rocheploec keerde onmiddellijk na hun aankomst naar huis terug, terwijl de douairière de Kéralain zich wegens vermoeienissen dor reis in haar eigen vertrekken terug trok. Bijgevolg dineerden mevrouw de Kéralain en Cécile in gezelschap van Bertrand van Maloy. XV Zoodra Cécile des avonds alleen in haar slaapvertrek was achtergebleven, beschouw de zi) den toestand met meer koelbloedig heid dan zij tot nu toe had gedaan. ZiJ overlegde nu bedaard bij zichzelve, hoe zij haar plan zou inrichten, en welke mede werking zij daartoe bij de overige bewo ners van het kasteel zou kunnen vinden Reeds bij aankomst had zij kunnen op merken, dat bijna het geheele vroegere personeel, dat daar ten tijde van haar vader gewoond had, nog in dienst van de douairière was gebleven. Zouden die lieden vriendschappelijk of wel vijandig gezind zijn tpn opzichte van dengene. die in zijn eer zou moeten wor den hersteld? Gedurende de reis had zij veel met Yvonne de Kéralain gesproken, maar deze had den sluier van het verledene nog niet Voor haar jeugdige vriendin opgelioht. Mevrouw de Kéralain stelde Cécile on telbare vragen ten opzichte van hare fa milie, haar vaderland, hare levensomstan digheden. Men zou hebben kunnen denken, dat zij het erop toelegde het jonge meisje met zichzelve in tegenspraak te brengen, en Cécile had al haar tegenwoordigheid van gest noodig, om niet in de strikken be klemd te geraken, die klaarblijkelijk voor haar werden gespannen. Het is niet te verwonderen, zoo dacht zü bij zichzelve, dat mevrouw de Kéralain nieuwsgierig is, het verledene te kennen van een persoon, die zit onder haar dak gastvrüheid verleent. Ik gelük toch zoo op mijn vader en zou zoo gaarne willen, dat zij begon te vermoeden, wie ik ben, dat zou ons plan veel gemakkelijker (Toen slagen. Terwül Cécile zich aldus aan hare over peinzingen overgaf, bleek ook mevrouw de Kéralain van haar kant over deze duis tere zaak na te denken. De onbestemde hoop, waarvan zij zich eerst geen reken schap had weten te geven, had zich lang zamerhand onweerstaanbaar vast in haar ziel gevestigd, maar steeds streed zij te gen zichzelve. teneinde zich niet daaraan over te geven, zoo bevreesd was zü voor een droevige ontgoocheling. (Wordt verjrolgcL)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 14