Binnenlandsch Nieuws
Luchtverkeer
Gemengd Nieuws
FEUILLETON.
DE MISDAAD VAN
KERALAIN
MIJNHARDT'S
STATEN-GENERAAL
Tweede Kamer
f Het invoerrecht op klompen
Pater A. Jarrius in audiëntie bij
Z. H. den Paus ontvangen
De V acantie-cursus voor de
binnenvaart
Encephalitis na inenting
Buitenkleermakers
Encephalitis na inenting
De Koninklijke Familie
De heffing van het Mijnrecht
Voor het Twente-Rijnkanaal
Steeds meer hulpexpedities voor
de Italia
O
Ergerlijke verwaarloozing
Een rare vergissing
Tragisch
De automatische
„winkelbediende"
Door arbeiders mishandeld
Schrale Kersenoogst
In een kapel ingebroken
Een gevaarlijke gewoonte
Kleuren en slaap
SOCIAAL LEVEN
Het R K. Werkliedenverbond
in Nederland
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 et
Zenuw-Tabletten .75 ct
Staal-Tabletten 90 ct
lYIaag-Tabletten 75ct»
Bij Apoth. en Drogisten.
In zijn antwoord op de interpellatie-
Kersten inzake de autobussen, deelde de
minister van Waterstaat, de heer v. d. Vegte
in de vergadering van Donderdagavond nog
mede, dat de tot dusver genomen beslissingen
geheel overeenstemmen met de wettelijke be
palingen.
De belangen van de personen, in de tweede
vraag bedoeld, zal spr. natuurlijk niet voor
bijgaan, maar hij mag ze niet laten voor
gaan aan de wettelijke bepalingen.
Wat den dienst op Zondag betreft, zegt
spr,. dat hij in de wet geen grond kon vin
den, om bij het verleenen van concessie het
rijden op Zondag te verbieden.
De heer van VOORST TOT VOORST
(R.-K.), uit zijn leedwezen over de wijze
waarop deze minister meent te moeten op
treden tegen de particuliere autobusdiensten
in het belang van spoor en tram.
Spr. hoopt, dat de minister alsnog op zijn
schreden zal willen terugkeeren en het parti
culier autobusbedrijf, dat het platteland uit
zijn isolement heeft verlost, zich verder rus
tig zal laten ontwikkelen.
De heer VAN DEN HEUVEL (A.R. is
van meening, dat scherp onderscheid moet
worden gemaakt tusschen de belangen van
het publiek en die van de autobus-onderne
mers.
Ten slotte dringt spr. er op aan, dat bij
het verleenen van concessies zooveel mogelijk
rekening wordt gehouden met de Zondags
rust.
De heer KRIJGER (C.H.) acht eveneens
de genomen beslissingen niet altijd even ge
lukkig.
Spr. dringt aan op een wetswijziging in
dien zin, dat een ondernemer, wien conces
sie wordt geweigerd, nog een jaar tijd heeft
om zijn bedrijf te liquideeren.
De heer VAN RAPPARD (V.D.) sluit zich
bij dezen laatsten aandrang aan.
De heer v. Braambeek (S.D.A.P.) dient
een motie in, waarbij de Kamer de wensche-
lijkheid uitspreekt, dat een vervoerraad wordt
ingesteld, welke den minister van advies kan
dienen.
Deze motie wordt gelijktijdig behandeld
met de interpellatie.
De MINISTER zal alles, wat thans is ge
zegd. nog eens ernstig nalezen, voordat
weer een nieuwe beslissing wordl geno
men.
De heer v. Braambeek zou spr. in overwe
ging willen geven, om thans deze motie niet
in te dienen.
Een vervoerraad, als de heer v. Braambeek
zich denkt, staat spr. heel weinig aan, en
spr. verwacht daarvan heel weinig resul
taat.
Na verdere bespreking werd de interpel
latie gesloten en de stemming over de motie
op Vrijdagmiddag bepaald.
Daarna werd de vergadering verdaagd.
(Er waren nog zes leden in de vergadering
aanwezig)
In de vergadering van Vrijdagmiddag werd
aan de agenda toegevoegd de interpellatie-
Kortenhorst over den toestand in Zeeuwsch
Vlaanderen.
De begrooting voor de burgerlijke lucht
vaart in Ned. Indië werd goedgekeurd, ter
wijl aangenomen werd de motie-van Bream-
beek tot het instellen van een vervoerraad.
De motie-Braat werd verworpen. Vervol
gens kwam aan de orde de stemming over
het wetsontwerp: Voorzieningen tegen be-'
smettelijke ziekten.
Een voorstel-de Vries-Bruins tot herope
ning der beraadslagingen werd met 7 tegen
34 stemmen verworpen.
Daarna werd het wetsvoorstel met 42
tegen 35 stemmen aangenomen. Tegen: de
linkerzijde en de heeren Arts R.K.V.P.,
Moller R.K., Veraart R.K. en Lovinck C.H.
Eenige kleinere wetsontwerpen en con
clusies worden zonder beraadslagingen of
stemming aangenomen.
Bij het ontwerp: Goedkeuring van het
op 26 October '27 te Brussel tusschen Neder
land en België gesloten verdrag betreffende
intellectueele toenadering tusschen beide
landen, zegt de heer Moller het tot stand
komen van dit verdrag toe te juichen. Hij
wijst er echter op, dat het Nederlandsch de
voertaal behoort te zijn en dat de leden der
technische commissie uitsluitend Neder
landsch moeten spreken en schrijven.
Slechts bij het houden van voordrachten in
Waalsche streken mag men zich van het
Fransch bedienen. Ook Vlamingen, die hun
taal hebben verloochend, mogen hier niet in
het Fransch hun voordrachten houden. Dit
zou immers eer afkeer dan toenadering
brengen.
De heer TILANUS juicht het ontwerp
eveneens toe.
De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) waarschuwt
dat men niet de taal moet vastleggen, waar
in de uitgezondenen moeten spreken. Het is
niet juist, dat men in Vlaanderen Vlaamsch
in Walenland Fransch spreekt.
De MINISTER VAN ONDERWIJS K. EN
W., de heer WASZINK, zegt, dat het verdrag
als een proef is bedoeld. De werkingsduur is
daardoor tot 3 jaar beperkt. De taalkwestie
is van te teederen aard dan dat de minister
een leidraad zou willen voorstellen voor de
technische commissie. Ook de hoogleeraren
dienen vrij te zijn. Hij spreekt de verwach-
itng uit, dat dit verdrag een stap moge zijn,
tot een steeds grootefe toenadering tusschen
Nederland en België.
Daarna wordt het wetsontwerp zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER stelt voor, van de
avondagenda af te voeren de motie-Vliegen
over de huren der z.g. woningwetwoningen.
De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) deelt mede,
dat dit voorstel een gevolg is van een onder
houd tussehen spr. en den minister. Spreker
hoopt, dat na het zomerreces de motie spoe
dig behandeld zal kunnen worden.
Het voorstel wordt aangenomen.
Vervolgens is aan de orde het wetsont
werp tot wijziging van de Dienstplichtwet.
De heer VAN RAPPARD (V.B.) kan zich
vereenigen met verschillende wijzigingen.
Echter zag hij liever dat het diploma van
voorgeoefendheid recht gaf op 3/, maand
verkorting van diensttijd. Voor spr. is echter
onaannemelijk de bepaling, waardoor de
vooroefening aan vereenigingen wordt opge
dragen. De jongelieden moeten veeleer on
der militaire tucht komen.
Dat de loting aan de keuring zal vooraf
gaan, acht spr. een zeer practischen maat
regel.
De heer DUYMAER VAN TWIST (A. R.)
meent, dat het instituut der voorgeoefenden
is verknoeid. Men heeft die instelling nooit
met rust gelaten en tot op den huidigen
dag is men bezig het te verslechteren.
Wat de verkorting van eerste oefening
betreft, deze wenscht hij niet in te krim
pen, daar anders het voordeel niet opweegt
tegen de moeiten en kosten, die men zich
moet getroosten om het diploma van voor
geoefendheid te verkrijgen. Een overdreven
verwachting van de voorgestelde vrijwillige
dienstneming heeft spr. niet. Hij gelooft
niet, dat zich duizenden zullen aanmelden.
De heer K. TER LAAN (S.D.A.P.) zegt,
dat dit voorstel het leger meer dan tot nu
toe tot een instrument maakt in handen der
militairisten, al wordt alles in het ontwerp
zoo onschuldig mogelijk voorgesteld. Spr. zet
uiteen, hoe de bourgeoisie oudtijds niets ge
voelde voor dienstneming.
Ook buiten het leger vormt de bourgeoisie
haar macht. Spr. wijst op de marechaussee,
de politietroepen, den vrüwilligen landstorm,
den bijzonderen vrijwilligen landstorm. Der
gelijke legers buiten het leger verwekken de
revolutie.
Dan komt tenslotte hier in dit ontwerp
het instituut der vrijwilligers volgens het
plan-Posthuma Boele. Als de arbeiders met
zulk een plan gekomen waren, zou men het
onduldbaar gevonden hebben. Spr. zal hier
over niet meer zeggen, omdat een ander lid
van zijn fractie dit onderwerp zal behan
delen. Hij wijst er echter op, dat den ele
menten, die daardoor in het leger komen
het niet te doen is om landsverdediging,
maar om een baantje. Het is minderwaardig
werk, dat zij zullen verrichten. Voor de
sociaal-democraten is dit ontwerp dan ook
onaannemelijk.
De heer TER LAAN bespreekt voorts de
vooroefeningen en de verkorting van den
diensttijd.
Daarna wordt de vergadering tot Dinsdag
verdaagd.
De heer J. Th. De Visser c.s. heeft op het
voorstel van de heeren Fleskens en Smeenk
tot tijdelijke heffing van een invoerrecht op
klompen een amendement voorgesteld, waar
van de strekking is om klompen gelijk te
stellen met schoenen, laarzen en klomp
schoenen en belast worden met het gewone
recht van 8 pet.
De voorstellers achten reeds uit overweging
van billijkheid tegenover den handel in deze
artikelen dit voorstel aanbevelenswaardig.
Den len Juni ontving Z. H. de Paus in
bijzondere audiëntie den Hoogeerw. Pater
A. Jurrius, Provinciaal der Dominicanen.
Bij deze gelegenheid sprak Z. H. uitvoe
rig over het groote belang van de oprich
ting van een studiehuis der Orde in de
universiteitsstad Nijmegen, noemde het een
„prachtig werk", waarvoor Hij, zeide Z. H.
lachend, ook iets wilde doen.
Ten slotte zegende Z. H. allen, die aan de
totstandkoming zouden medewerken.
Van 13 tot 18 Augustus a.s. zullen de di
recteuren en leeraren der Binnenvaartscho-
len van het Onderwijsfonds .voor de Binnen
vaart de jaarlijksche vacantiecursus houden.
Naar wij vernemen, is de route .van het In
structievaartuig „Prins Hendrik", aan boord
waarvan de cursus wordt gehouden, als volgt
vastgesteld: Amsterdam, Zwartsluis, Zwolle,
Deventer, Lobith, Nijmegen, Dordrecht,
Vreeswijk en Utrecht.
Aan boord zullen deskundigen op verschil
lend gebied van vakonderwijs voor de bin
nenschippers inleidingen houden.
In de week van 27 Mei tot en met 2 Juni
is bij het Staatstoezicht op de Volksgezond
heid aangegeven een ziektegeval, voorge
komen bij een kind, dat kort te voren inge
ënt was met koepokstof. Tevens is geble
ken, dat in de week van 13 Mei tot en met
19 Mei een kind is overleden, dat drie dagen
te voren ingeënt was met koepokstof. In
hoeverre verband tusschen de inenting en
het ontstaan der ziekteverschijnselen, resp.
het overlijden, kan worden aangenomen,
wordt nader onderzocht.
Het Tweede Kamerlid, de heer Hiemstra,
heeft aan den minister van oorlog gevraagd:
1. Is de minister niet van oordeel, dat
door het overlijden van den buitenkleermaer
Cornells Aantjes, te Woerden, die als zooda
nig ruim 40 jaren werkzaam was en wiens
weduwe vrijwel onverzorgd is achtergebleven,
opnieuw is gebleken, dat het verzekeren van
pensioen voor weduwen en weezen van de
buitenkleermakers, werkzaam aan de maga
zijnen te Delft en Woerden, wenschelük is?
2. Zoo ja, is de minister dan bereid te be
vorderen, dat de daarvoor noodige maatrege
len worden getroffen, te meer, daar van de
loonen der buitenkleermakers een bedrag in
mindering is gebracht, ongeveer gelijk aan de
pensioenpremie van 8j^ pct„ als door de
ambtenaren, in vasten dienst bij het Rijk,
voor eigen en weduwenpensioen wordt be
taald?
Het Tweede Kamerlid, de heer Krijger,
heeft aan den minister van arbeid, handel
en nijverheid gevraagd:
Is juist de in geneeskundigen kring blijk
baar gevestigde overtuiging, dat men reeds
maandenlang bezig is, mededeeling van on
dubbelzinnige gevallen van hersenprikkelings-
verschijnselen na inenting uit de Staatscou
rant te weren, en, zoo ja, is de minister dan
bereid, te bevorderen, dat de bedoelde geval
len in het vervolg zoo juist en volledig mo
gelijk worden gepubliceerd en dathetgenter
zake mocht zijn achtergehouden, alsnog ter
kennis van het publiek wordt gebracht?
Is de minister bereid, te bevorderen, dat
geen enkel officieel bericht over encephalitis
na intenting wordt gepubliceerd, zonder
machtiging van de officieele encephalitis-
commissie uit den Gezondheidsraad en dat
over de vraag, welke aangegeven gevallen al
dan niet officieel als ecephalitis bestempeld
zullen worden, door deze commissie in pleno
zal worden beslist?
Gisteren zijn H. M. de Koningin en
H. K. H. Prinses Juliana voor een dag op
het Paleis Soestdijk van H. M. de Koningin-
Moeder aangekomen, ten einde, althans
wanneer het weder het toelaat, des namid
dags met H. M. de Koningin-Moeder een
excursie te maken naar het Naardermeer,
uitgaande van de Vereeniging voor het be
houd van natuurmomfmenten.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op he V. V. der Tweede Kamer, inzake het
wetsontwerp tot wijziging van de wet tot
heffing van een recht op de mijnen. De re
geering acht het in verband met den inmid
dels verstreken tijd, inderdaad aanleiding
aanwezig om de voorgestelde voorziening ook
over 1928 te doen werken en de nieuwe re
geling eerst met 1929 te doen ingaan. Het
ontwerp is in dien zin gewijzigd. Het is der
Regeering niet mogelijk gegevens over te leg
gen, waaruit met stelligheid kan blijken of
dat mijnbedrijf op het oogenblik in staat is,
het verlangde mijnrecht opj te brengen. De
toestand van den Nederlandschen mijnbouw
is overigens zeker niet slechter dan die in
omliggende landen.
De Regeering heeft geenerlei aanwijzing
ontvangen, die grond zou geven voor het
vermoeden, dat de mijndirecties den last
door loonsverlaging op de arbeiders zouden
willen afwentelen.
Ingediend is een wetsontwerp houdende
verklaring van het algemeen nut der ont
eigening van perceelen, erfdienstbaarheden
en andere zakelijke rechten in de gemeenten
Zutphen, Gorssel, Laren en Lochem, noodig
voor den aanleg van scheepvaartkanalen
naar Twente, ingevolge de wet van 4 Novem
ber 1919.
Aan de Memorie van Toelichting is het
volgende ontleend:
Bij de wet van 4 November 1919 werd be
paald, dat van Rijkswege zal worden aange
legd en onderhouden een scheepvaartkanaal
van Twente naar den Boven-Rijn met een
scheepvaartverbinding naar den IJssel bü
Zutphen en een zijkanaal uitgaande van dat
scheepvaartkanaal nabij Hengelo naar
Bome.
Het ligt in de bedoeling in de eerste plaats
een aanvang te maken met den aanleg van
het 21 K.M. lange kanaalvak van de uit
monding in den IJssel tot de provinciale
grens tusschen Gelderland en Overijssel.
Ter illustratie van den omvang die de
internationale hulpactie voor de vermiste
„Italia" en de bemanning, generaal Nobile
en zijn makkers, heeft aangenomen, diene
nog hetgeen de „Res." meldt, en hetgeen
afkomstig is van een der achtergeblevenen
in Kingsbay van de bemanning van het
luchtschip. Evenwel diene men er hierbij
rekening mede te houden, (jat onderstaande
gemeld werd naar de toestanden op den
2den en 3den Juni, dus vóórdat de laatste
noodsignalen van de „Italia" bekend waren.
Deze berichtgever schrijft dan:
De motorboot „Braganza" vertrok om 19.40
in den avond van 2 Juni van Koningsbaai,
voor onderzoekingstocht ten Noorden van
Spitsbergen. Zooals bekend werd de „Bra
ganza" door de Italiaansche regeering ge
charterd, om de hulpactie meer effectief te
maken, alsmede om den noodigen spoed te
betrachten. Het is een schip van 350 ton,
speciaal ingericht voor de vaart op de Pool-
zee. Met een dergelijk schip is het mogelijk
zich een weg te banen langs het ijsveld en
zoo noodig er zelfs doorheen te dringen.
De „Braganza" is voorzien van een radio-
telegrafisch station, van waaruit de be
richtgever, die zich op de „Braganza" heeft
ingescheept, bijzonderheden zal melden. De
tweede commandant van de „Citta di Mi-
land", de korvet-kapitein Baldizzone bevindt
zich, evenals de kapitein der Alpinisten-pa
trouille aan boord. Het plan van comman
dant Romagna die van alle hulpmidde
len profijt tracht te trekken en daarbij een
ruime plaats afstaat aan de zekere en waar
schijnlijke buitenlandsche hulppogingen
is als volgt: Na een kort oponthoud te Mag-
dalenabaai, om eventueel notities in te win
nen over de patrouille, die door de „Citta"
aan land werd gezet en die zou trachten
Mosselbaai te bereiken, zal het schip koers
zetten naar Barrenkaap en vervolgens,
steeds oostelijk aanhoudend, zal het een
kruistocht langs de kust beginnen, waarbij,
zoo dit nuttig zal blijken, een patrouille on
der leiding van kapitein Sora aan land zal
worden gezet. Dit deel van het programma
kon inderdaad worden uitgevoerd. Vervolgens
zal men doorstoomen naar Mosselbaai om
een basis te scheppen van luchtvaartkun
dige expedities. Meer en meer zal Mossel
baai dan het punt worden van waaruit de
hulpexpedities zullen vertrekken.
Op de „Braganza" is al het hulpmate
riaal, dat de „Citta di Milano" ter vervoe
ring stond, overgebracht; sleden, fornuizen,
verplegingsartikelen, ski's, sloepen en de toe
stellen om seinen te kunnen geven.
Daar de „S. 35" van Sesto Calende uit
op z'n vroegst eerst 10 Juni te Tromsö zal
arriveeren, heeft kapitein Romagna dank
baar het aanbod der Zweedsche regeering
aanvaard, om eveneens aan de hulpactie
deel te nemen. Zweden stelt drie vliegma
chines ter beschikking:, twee van het type
„Hansa Brandenburg" en een „Fokker".
Deze apparaten werden met den meesten
spoed voor een tocht gereed gemaakt en
zij zijn nu klaar om te kunnen vertrekken.
De Zweedsche bemanning zal bestaan uit
twaalf leden en wel: kapitein Tomberg, zes
officieren en vijf mecaniciens. Luitenant Die-
trichson, die zich, zooals we reeds meldden,
naar Duitschland had begeven, om in op
dracht van Amundsen een of twee vliegtui
gen aan te koopen, zal zijn keuze vermoe
delijk bepalen op het type „Domier Super
Wal", welke machine zich reeds te Lubeck
bevindt. De „Domier Super Wal" is een ma
chine van zeer groote capaciteit en bezit
vier motoren. Dat de keuze op een derge
lijk toestel gevallen is, moet vermoedelijk
worden toegeschreven aan het feit, dat
Amundsen, zooals uit een nieuw interview
bleek, zijn opinie eenigszins heeft gewijzigd.
Na herhaalde bestudeering van de radio
telegrammen, door Nobile van de „Italia" uit
verzonden, is hij tot de conclusie gekomen,
dat de „Italia" zich veel oostelijker bevindt,
dan hij in het eerst voor mogelijk had ge
houden.
De storm, zoo verklaarde hij nu, kan de
motoren en het dek van het luchtschip
zwaar beschadigd hebben, maar daarom nog
niet op een dergelijke wijze, dat het voor het
luchtschip onmogelijk geweest kan zijn, nog
eenigen tijd in de lucht te blijven. In dit
geval is het luchtschip overgeleverd geweest
aan den Oostelijken drift en het kan honderd
kilometer en meer zijn weggedreven. De
zone, die onderzocht moet worden, is dus
zeer uitgestrekt en daarom lijkt het mij
noodzakelijk, dat groote vliegtuigen er aan
deelnemen. Luetzow Holm en Riiser Larsen
zullen wonderen verrichten, want zij zijn
uitstekend bekend met de moeilijkheden, die
het poolgebied oplevert, maar hunne vlieg
tuigen zijn slechts berekend op zeer korte
vluchten, die Amundsen nu als vermoede
lijk nutteloos bestempelt. Zelfs de Zweed
sche apparaten, die 1200 K.M. aan een stuk
afleggen, lijken hem nu onvoldoende.
Daar er tusschen Amundsen en Ellsworth
een kwestie gerezen was Amundsen
schijnt de man-der-kwesties te zijn ver
klaarde hij nog, dat het hem zeer zou spij
ten, zonder Ellsworth te vertrekken,
want Ellsworth is een waardevolle
compagnon, maar het is duidelijk, voegde hij
er aan toe, dat het vertrek slechts eenige
uren, doch zeker geen dagen kan worden
uitgesteld.
Sverdrup die in het hooge Noorden be
kend is als „de koning' van het Poolgebied"
en met reden, want hij was de compagnon
van Nansen; bovendien redde hij eens hon
derd Russen, die in het ijs waren ingesloten,
hetgeen slechts door uiterste, krachtsinspan
ning mogelijk was, terwijl dezelfde Sverdrup
op last van de Russische regeering eens hon
derd en vijftig visschers van kaap Tsjeljous-
kin redde. Sverdrup dan, heeft zich ook
uitgelaten over de mogelijke plaats, waar de
„Italia" zich bevindt. Naar zijn meening be
vindt de expeditie zich op het „Frans Jo-
zefland", een meening, die te waardevoller
wordt, wijl zij werd uitgesproken, voordat
door anderen deze mogelijkheid werd geop
perd. Voor een tocht naar het Frans Jozef-
land en eventueel naar Nova Zembla zullen
ijsbreekers noodzakelijk zijn. Naar Sverdrup's
meening is de eenige IJsbreker, die er voor
geschikt is, de „Sviatagor" van het station te
Archangel. Otto Sverdrup had van de Rus
sische regeering een telegram ontvangen,
waarin het vertrek van een ijsbreker uit de
haven van Archangel werd aangekondigd.
De naam van dezen ijsbreker werd echter
niet genoemd.
Aan de hulpactie nemen dus nu deel:
Italië, Zweden, Noorwegen en Rusland, ter
wijl „Politiken" ageert voor Deensche inter
ventie. „Ook Denemarken, schreef het blad,
moet er aan deelnemen; en wij zijn er ze
ker van, dat het besluit, dat de Deensche
regeering zal nemen, de instemming van de
geheele Deensche natie zal verwerven."
Sm
Op 24 Mei j.l„ aldus de „Zw. Crt.", stierf
te Ambt Hardenbérg, des middags de echt-
genoote van den arbeider H. S., wonende te
Rheezerveen.
Het was de politie bekend geworden, dat
deze vrouw in vervuilden en verwaarloosden
toestand op haar ziekbed was aangetroffen,
waarom, op last van den burgemeester dezer
gemeente, een uitgebreid onderzoek naar
een en ander is ingesteld, wat tot gevolg
heeft gehad, dat tegen S. proces-verbaal is
opgemaakt, wegens overtreding van art. 255
van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens het politie-onderzoek is gebleken,
dat de echtgenoot gedurende dé ernstige
ziekte van zijn vrouw geen hulp van een
geneesheer inriep en zoo goed als niets deed
of heeft gedaan tot verzachting van het
leed; ja, zelfs op den dag van het over
lijden om half twaalf des middags de wo
ning heeft verlaten en zich om zijn zieke
vrouw niet heeft bekommerd en aan den
arbeid is gegaan op een paar uur afstand
van zijn woning.
De buren, die zich het lot van van deze
vrouw aantrokken, hebben nog een kerke-
raadslid en een predikant geroepen, in
wiens tegenwoordigheid de vrouw in kom
mervollen en treurlgen toestand stierf.
Op bevel van den Officier van Justitie
heeft in den nacht van Dinsdag op Woens
dag opgraving van het lijk plaats gehad,
hetwelk begraven was op de algemeene be
graafplaats te Heemse, terwijl Woensdag
morgen j.l. het parket ter plaatse was, om
met een deskundige een sectie op het lijk
te houden.
Woensdagavond is het lijk weer onder po
litietoezicht begraven.
ding werd het vuur bestreden, onder leiding
van den brandspuitmeester J. van Swet,
brandmeester P. L. van Bremen en hoofd
man Van Dam.
De zolder brandde nagenoeg geheel uit.
De patiënt, die in nachtkleed de straat
was opgeviucht, werd binnengebracht in
een bakkerij en vandaar door den Genees
kundigen Dienst naar het ziekenhuis aan
den Coolsingel vervoerd.
De spuiten 17, 28, 26 en 29 en de motor-
reservewagen kwamen ter plaatse, doch be
hoefden geen dienst te doen.
De zenuwachtige jongemannen en jonge-
dochters, die dezer dagen in den lande sa
mengekomen waren, om zich te „onderwer
pen" aan het schriftelijk eindexamen H. B.
S. 5-jarigen cursus, zijn, zoo meldt de
„N. R. Crt." de dupe geworden van een
eigenaardige vergissing, die wel niet ge
schikt was, om hen een beetje op hun
gemak te stellen.
De zaak is namelijk, dat voor trigono
metrie twee vraagstukken werden gegeven,
waarvan een onoplosbaar bleek, omdat er
fouten in de opgave zelve zaten.
De ongaaf luidde als volgt:
„Van driehoek ABC is M het middelpunt
van den ingeschreven cirkel en N het mid
delpunt van den cirkel, die raakt aan de
zijde AC en aan de verlengden der zijden
BA en BC. Bewijs, dat om den vierhoek
AMCN een cirkel kan beschreven worden
en dat MN een middellijn van dien cirkel
is. Bereken den hoek ABC en daarna de
oppervlakte van vierhoek AMCN. Gegeven
is: MN - 93 c.M.; CA 83 c.M.; hoek
ABC 78 graden."
Uit deze opgaaf blijkt, dat met de twee
eerste gegevens de vierhoek niet te bereke
nen is, terwijl de te berekenen hoek reeds
vermeld staat in het gegeven.
De snuggerds onder de examinandi, zullen
dadelijk wel begrepen hebben, dat zij met
een vergissing, een ongecorrigeerde zetfout
of iets dergelijks hadden te maken. Maar er
zullen ook anderen geweest zijn, die op deze
dwaasheid „gezeten" hebben en vergeefs
zich afgetopt. Het is in elk geval te hopen,
dat geen examinandus eenige nadeelige ge
volgen van deze onaangename nalatigheid
moge ondervinden.
Naar aanleiding van bovenstaand geval,
deelt dr. G. H. Coops, inspecteur van het
M. O. mede, dat de Algemeene Landsdruk
kerij voor de fout in de tweede opgave voor
de Trigonometrie van het schriftelijk eind
examen der H. B. Scholen met 5-j. c., abso
luut geen blaam treft. De vergissing, die de
heer Coops in hooge mate betreurt, is be
gaan bij het samenstellen der opgave*
Aan de kanaalwerken te Maasbracht,
kreeg de arbeider B„ uit Roermond, bij het
verwijderen van een bekisting, een drietar
zware houweelen op zijn lijf.
Korten tijd later is de man aan de ge
volgen overleden.
Uit New York wordt gemeld, dat de
Remington Arms Cy. een sprekenden auto
maat heeft geconstrueerd, die in winkels
kan worden gebruikt om klanten te bedie
nen.
Er is een maatschappij met een kapitaal
van 25 millioen dollar gevormd om de nieu
we uitvinding te lanceeren.
Te Katwijk is de heer Van H., directeur
van de Katwijksche kalk-, zand- en steen
fabriek, waar den laatsten tijd verschillende
arbeidsgeschillen waren gerezen en eenige
werklieden zijn ontslagen, door eenige ar
beiders ernstig mishandeld.
Proces-verbaal is opgemaakt.
Men meldt ons uit Tiel:
Op vele plaatsen in de Betuwe zijn dit
jaar buitengewoon weinig kersen. Het ge
was in een grooten boomgaard te IJzen-
doorn werd gisteren verkocht, doch kon
slechts 17 opbrengen.
De eigenaaar wenschte den verkoop voor
dezen prijs niet te laten doorgaan.
Te Lom bij Arcen is in de kapel van den
H. Antonius ingebroken. De offerblokken
waren geledigd.
Van den dader is geen spoor gevonden.
Te Rotterdam is brand ontstaan in een
zolderkamer van pand 80 in de Aert van
Nesstraat, bewoond door den heer L., door
dat een kostganger, die ziek te bed lag, met
een brandende sigaret in slaap was geval
len. Toen hij wakker werd stond het kamer
tje reeds in lichte laaie.
De spuiten 27 en 21 waren spoedig ter
plaatse. Met twee slangen op de waterlei'
.1
Toen Matteo, zooals den lezer bekend is,
juist op het oogenblik dat Cecile in ge
zelschap van den heer de Rocheploec en
zyn medereizigers uit Saxon les Bains ver
trok, het jonge meisje had herkend, maak
te zich een gevoel van duivelachtige vreug
de van hem meester, dat echter door de
komst van Beppo aanmerkelijk werd be
koeld.
Hij draalde niet lang zijn plan vast te
stellen. Hij wilde het spoor van Cecile ver
volgen, zich vergewissen van het doel ha-
rer reis, en zoodra hij zich op de hoogte
zou hebben gesteld, van hare tegenwoor
dige levensomstandigheden, zou het hem
gemakkelijk vallen, zoo meende hij, het
plan ten uitvoer te brengen, dat hij al
zoo lang had gekoesterd. Voor alles zou
het evenwel noodig zijn, dat hij Beppo
uit den weg ruimde. Daarom bleef hij
den geheelen dag verborgen in de rotshol
te, en toen hij tegen den avond bemerk
te, dat Beppo geheel alleen zijn schreden
richtte naar het bosch, dat zich achter 't
Er schijnt een merkwaardig verband tus
schen kleuren en slaap te bestaan schrijft
dr. F. in „Vragen van den Dag" waarvan
men in de practijk meer gebruik kan ma
ken, dan tot nog toe geschiedde. De hygiëne
van den slaap is nog niet voldoende ontwik
keld, en hieraan dient nader aandacht ge
wijd te worden.
De „Münchener Gesellschaft für Licht-
forschung" heeft op dit gebied bijzondere
verdiensten, en hierdoor werd aange
toond, dat door doelmatige keus der
kleuren in het slaapvertrek, verrassende
resultaten kunnen verkregen worden, ten
behoeve van een gezonden slaap.
Aan glasschilders was het niet onbekend,
dat zij, die langen tijd op kobaltblauw glas
schilderden, onder het werken voor den
ezel insliepen. Men heeft ook gebruik ge
maakt van dezelfde werking, door geestelijk
onrustige en zieke menschen in ruimten te
brengen, waar de wanden met blauw behang
sel zijn bedekt. De rustbrengende werking
van de blauwe kleur moet buitengewoon
groot zijn, zoodat overspannen menschen
spoedig veel kalmer worden, als zü gebracht
worden in een kamer met blauwe tapijten
behangen. Dit alles brengt er toe, dat het
aanbeveling verdient de slaapkamer blauw
te behangen, niet met zwart, zooals dikwijls
gedaaht wordt. De zwarte kleur drukt den
geest, de blauwe kleur brengt den geest in
aangename, versterkende rust. Voor men
schen, die aan slapeloosheid lijden, is het
daarom dienstig de wanden der slaapkamer
een blauwe kleur te geven. Ook een blauwe
lampekap werkt reeds gunstig voor het
doen inslapen in het slaapvertrek. Daardoor
wordt het gebruik van slaapmiddelen on-
noodig.
Het is een verblijdend verschijnsel, dat
onze katholieke Arbeidersbeweging zich ge
stadig ontwikkelt. Het ledental der aange
sloten vakbonden steeg naar de Volkskrant
meldt, van 105.674 op 1 Januari JX tot
108,780 op 1 April JX, alzoo een vermeerde
ring van J.115 leden.
Drie vakbonden verloren enkele leden,
doch de overige boekten alle winst en
sommigen zelfs in zeer sterke mate; b.v. de
bouwvakarDeiders 924, de fabrieksaroelders
198, de metaalbewerkers 284, de mijnwer
kers 150, de kleermakers 139, de steenfa
brieksarbeiders 477, de textielarbeiders 511
enz.
't Aantal leden der standsorgantsatle, ge
organiseerd in de Diocesane bonden, steeg
van 93,383 op 1 Januari tot 95,451 op 1
April 1928.
Alle diocesane bonden deelde in deze
winst: de Utrechtsche Bond steeg met
zelfs 1262 leden, de Haarlemsche bond met
37 leden, de Bossche bond met 304 leden, de
Bredasche bond met 219 leden en de Lim-
burgsche bond met 246 leden.
Het aantal leden van het Verbond steeg
van 121,513 op 1 Januari 1928 tot 124.850 op
1 April j.1.
badhuis uttstrekte, volgde hij hem be
hoedzaam. Hij wachtte tot zijn slachtoffer
op genoegzamen afstand was gekomen, om
door de badgasten niet te kunnen worden
gehoord, en toen trof hij hem eensklaps
door een dolksteek, zoodat Beppo op den
grond viel. Toch was de wonde niet diep
genoeg om dezen te dooden, en daar de
bediende van den heer Martini op zijn
hoede was, en alleen met het doel den
marskramer te zoeken, naar het bosch was
gegaan, stond hij weer spoedig op, en
tastte nu van zijn kant zijn aanvaller aan
die de vlucht nam, en, zoodra Beppo hem
ingehaald had, een luiden kreet liet hoo-
ren.
Toen herkende Beppo de stem van Mat
teo, hetgeen hem weer nieuwen moed gaf.
Maar de worsteling was al te ongelijk,
daar hij al te veel door bloedverlies was
uitgeput. Daarom moest hij zijn aanval
ler laten ontsnappen, en weldra viel hij
bewusteloos neer op de plaats, waar de
heer de Kéralain hem den volgenden mor
gen zou vinden.
Intusschen verwijderde Matteo zich zoo
snel mogelijk in de richting van den St.
Bernard, terwijl Cecile, onbewust van het
gevaar, dat haar dreigde, hare reis naar
Bretagne vervolgde, waar zij gaarne zoo
spoedig mogelijk wilde aankomen. Daar de
aandacht van het jonge meisje geheel
werd bezig gehouden door 'net plan, dat
zij had opgevat, was zii geheel onverschil-
lig voor de schoone natuurtafereelen van
de streken, die zi) door trok. Ook de ver
schillende uitspanningen, die Parijs aan
bood, verschaften haar niet het minst ge
noegen.
Toch droeg zij zorg voor mevrouw de
Kéralain het ongeduld te verbergen, waar
mede zij het einde h&rer reis tegemoet
zag, en zij toonde zich zooveel mogelijk
dankbaar voor de zorgen, die hare moe
der in het werk stelde, haar vermaak en
afleiding te verschaffen.
Overigens werd de vertrouwelijkheid
tusschen beidepersonen eiken dag grooter,
en Yvonne gevoelde zulk een groote ge
negenheid voor het jonge meisje, dat zij
zelve zich meer en meer daarover verwon
derde.
Een vreemd voorgevoel, waaraan zü
eerst weerstand had geboden, drong dage
lijks dieper in haar gemoed door.
Groote God. hoe is het toch moge
lijk, zoo dacht zij bii zichzelve. Als men
mij niet zoo dikwijls had verzekerd, dat
Genoveva is gestorven, dan zou ik som
tijds bijna geneigd zijn te gelooven
Neen, hoe kan ik zoo iets denken! Ben ik
nog niet ongelukkig genoeg? Moet ik mij
nog met tjdele hoop vleienHoe is
dat denkbeeld toch bij men kunnen op
komen?
Dikwijls herhaalde zij deze woorden
bij zichzelve, maar telkens dacht zij dan
weer: „Het kan onmogelijk waar zijn."
Dan zag ze Cécile nogmaals in 't gelaat,
en meende, dat haar voorgevoel haar mis
schien toch niet bedroog.
Zoo werd haar hart al meer en meer
beurtelings door hoop en twijfel en hoop
overstelpt en nooit was zij aan zulke
smartelijke aandoeingen ten prooi geweest.
Somtijds nam de gedachte, die zich met
zooveel onstuimigheid aan haar geest op
drong, dat Cécile namelijk haar dochter
zou kunnen zijn, bij haar den schijn aan
van een openbaring. Dan lachte zij weer in
het volgende oogenblik ovar haar eigen
dwaasheid
Neen, dacht ze, he kan niet waar
zijn!en toch, hoe kan zulk een spre
kende gelijkenis mogelijk zijn? Hare stem,
de uitdrukking van hare oogenalles
in een woord herinnert mij aan het beeld
van mijn geliefden man.
Deze onzekerheid was voor mevrouw de
Kéralain des te smartelijker, omdat zij
hare gevoelens met de meeste zorgvuldigheid
voor Cécile wilde verborgen houden, want
zij kon onmogelijk gissen, dat het jonge
meisje al te zeer door haar eigen zorgen
was gekweld, om te kunnen yermoeden,
hetgeen er in de ziel van hare bescherm
ster van hare moeder beter gezegd
omging.
Hoe gelukkig zou Cécile gaweast zijïi,
zoo zij de gedachten van hare moeder
had kunnen raden.
Nadat de reis een week had geduurd,
kwamen eindelijk de muren van het kas
teel van Kéralain in het gezicht. Cécile
meenda van aandoening te zullen be-
zwijken, toen zij den drempel overschreed
van de woning, die toch volgens recht
aan haar vader toekwam, en waar zulke
ontzettende tooneelen waren afgespeeld.
Zij moest al haar wilskracht bijeen ver
zamelen, om met vroolijk gelaat aan den
familiedisch te kunnen plaats nemen.
De heer Rocheploec keerde onmiddellijk
na hun aankomst naar huis terug, terwijl
de douairière de Kéralain zich wegens
vermoeienissen dor reis in haar eigen
vertrekken terug trok.
Bijgevolg dineerden mevrouw de Kéralain
en Cécile in gezelschap van Bertrand van
Maloy.
XV
Zoodra Cécile des avonds alleen in haar
slaapvertrek was achtergebleven, beschouw
de zi) den toestand met meer koelbloedig
heid dan zij tot nu toe had gedaan. ZiJ
overlegde nu bedaard bij zichzelve, hoe zij
haar plan zou inrichten, en welke mede
werking zij daartoe bij de overige bewo
ners van het kasteel zou kunnen vinden
Reeds bij aankomst had zij kunnen op
merken, dat bijna het geheele vroegere
personeel, dat daar ten tijde van haar vader
gewoond had, nog in dienst van de
douairière was gebleven.
Zouden die lieden vriendschappelijk of
wel vijandig gezind zijn tpn opzichte van
dengene. die in zijn eer zou moeten wor
den hersteld?
Gedurende de reis had zij veel met
Yvonne de Kéralain gesproken, maar deze
had den sluier van het verledene nog niet
Voor haar jeugdige vriendin opgelioht.
Mevrouw de Kéralain stelde Cécile on
telbare vragen ten opzichte van hare fa
milie, haar vaderland, hare levensomstan
digheden.
Men zou hebben kunnen denken, dat
zij het erop toelegde het jonge meisje met
zichzelve in tegenspraak te brengen, en
Cécile had al haar tegenwoordigheid van
gest noodig, om niet in de strikken be
klemd te geraken, die klaarblijkelijk voor
haar werden gespannen.
Het is niet te verwonderen, zoo dacht
zü bij zichzelve, dat mevrouw de Kéralain
nieuwsgierig is, het verledene te kennen
van een persoon, die zit onder haar dak
gastvrüheid verleent. Ik gelük toch zoo
op mijn vader en zou zoo gaarne willen,
dat zij begon te vermoeden, wie ik ben, dat
zou ons plan veel gemakkelijker (Toen
slagen.
Terwül Cécile zich aldus aan hare over
peinzingen overgaf, bleek ook mevrouw de
Kéralain van haar kant over deze duis
tere zaak na te denken. De onbestemde
hoop, waarvan zij zich eerst geen reken
schap had weten te geven, had zich lang
zamerhand onweerstaanbaar vast in haar
ziel gevestigd, maar steeds streed zij te
gen zichzelve. teneinde zich niet daaraan
over te geven, zoo bevreesd was zü voor
een droevige ontgoocheling.
(Wordt verjrolgcL)