Van Alles en van Overal Rinnenlandsch Nieuws ST. JEROEN Op weg naar het Eucharistisch Congres te Sydney DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DONDERDAG 16 AUGUSTUS 1928 BLADZIJDE 1 Het aanvullend onderwijs Voorloopig rapport der Staatscommissie-van Wijnbergen R. K. Vacantieleergang in beroepskeuze-voor lichting De problemen der rijpere jeugd Zijn leven en marteldood Utrechts' gemeente- begrooting 1929 sluitend Olympische ruiters ten hove Nederlandsch in den Pullmantrein VRAGENBUS RADIONIEUWS. Nederland - Batavia Middellandsche Zee, 7 Aug. 1928. Woensdag 1 Augustus 1928 is een dag dien ik onthouden zal! Dien dag, 's middags om 4 uur, verzocht de directie van De Spaamestad mij even in de directie-kamer te komen en nauwe lijks was ik daar binnengestapt of er werd mij door een der directeuren toegevoegd: „We zullen u maar dadelijk zeggen waar het om gaat: we zouden graag zien, dat u voor de „Nieuwe Haarlemsche Courant" naar het Eucharistisch Congres in Sydney ging." Nu val ik niet gauw onderstboven, maar toen scheelde het toch niet veel. Nog niet zoozeer om dat naar-Sydney-moeten, als wel om het feit dat het Eucharistisch Congres al zoo spoedig zou plaats hebben over een maand. En Sydney ligt nu eenmaal in Australië en Australië een heel eind van Haarlem af. Ik antwoordde dan ook: „Dan mag ik wel drommels gauw plaats gaan bespreken op een boot, als het ten minste nog niet te laat is." „Goed, doet u dat dan maar." Vijf minuten nadat ik het kantoor van de directie had betreden was ik er al goed en wel weer uit; ik sprong op m'n fiets en reed naar 't station, waar ik nog juistt den trein van 4.04 naar Amsterdam kon halen. Naar Amsterdam. Ik redeneerde zoo: Wil je raar Australië, dan moet je een Engel- sche boot nemen en wie zal je daaromtrent beter kunnen inlichten dan een Engelsch reisbureau. Ik ging dus naar Cook en Co. Toen ik daar m'n verlangen had ken baar gemaakt, kreeg ik al dadelijk, zooals ik v el gevreesd had, ten antwoord: „Dat zal wel niet meer gaan, zóó gauft loopt ook eer Engelsche boot niet." Tcch werden stapels dikke boeken te voorschijn gehaald, boeken over de Orient Line en over de P. and O. over de Shaw Southampton and Albion Line en de Aber deen and Commonwealth Line, over de No Ideutsche Lloyd en de H. A. P. A. G. en o\ er nog verschillende andere. En ja die hadden wel allemaal booten wel' e den goeden kant op gingen, maar óf ze waren al te lang weg en niet meer te achterhalen, zei mij de Cook-mijnheer, óf ze vertrokken pas over acht of veertien dagen en zouden dus veel later in Syd- ne; aankomen dan ik er zou moeten wezen. is at die boodschap was ik om kwart voor vijien weer in de directiekamer waar mijn me 1 sdeeling twee teleurgestelde gezichten ere erde. El fin, er was niets aan te doen, dan maar niet naar Sydney. Even gauw als het plan was opgekomen, werd het nood gedwongen ook weer verlaten. Den volgenden middag moest ik in Rot terdam zijn en onderweg daarheen, in den trein, zag ik voortdurend die twee teleur gestelde directeurs-gezichten en peinsde op een middel om die in lachende te verande ren je directie moet je altijd te viiend zien te houden, dat kan nooit kwaad. Maar ik had goed peinzen; wat de in zulke dingen geroutineerde Cook en Co. niet kon klaarspelen zou ik wel kunnen? Het was hopeloos. Maar toch, ik wilde het onmogelijke probeeren. En ik informeerde hier en ik informeerde daar, en om half drie, een uur na m'n aankomst in Rotter dam, wist ik dat het kon, dat ik de Nar- kui.da van de P. and O. Cy., die 27 Juli uit Londen vertrokken was, nog in Mar seille zou kunnen opvangen, mits ik den volgenden ochtend van Amsterdam naar Marseille vloog. Onmiddellijk telefoneerde Ik naar Haar lem wat ik gevonden had en voor m'n geest zag ik de lachende gezichten en door de telefoon hoorde ik de lachende stemmen. Om 4.10 Syond ik weer in dc directie kamer. Ik wist nu, dat de mogelijkheid be stond, want al begon het Congres ook den 5den September en kwam de „Narkunda" eerst den 6den in Sydney aan, ik kon iu Freemantle uitstappen en per trein naar Sydney verder gaande, een paar dagen winnen. Maar nu kwam een andere vraag: Ts er plaats op de boot en is er plaats in het Parijsche vliegtuig? Getelefoneerd naar Cook en getelefoneerd naar de K. L. M. en om half zes wisten we, dat er wèl plaats was op de boot, maar niet in het vliegtuig. Daar zaten we weer! Wat had ik aan een plaats op een boot in Marseille, wanneer ik niet tijdig in Marseille kon komen? „En als ik nu vanavond eens den Pa- rijschen trein nam?" Bij navraag bleek die den volgenden ochtend aansluiting te heb ben met de P. L. M.-treln naar Marseille die daar 2% uur vóór het vertrek van de boot moest aankomen. Het ging dus. Maarom den Parijschen trein in den Haag te halen, moest ik om 8.01 al in den trein zitten en het was nu half zes! En in dien tusschentijd moest ik eerst nog mijn vrouw vertellen, dat ik voor een maand of drie, vier door m'n directie het land werd uitgestuurd en ze dus in al dien tijd niet voor me hoefde te zorgen u ziet, vrou wen kunnen ook wel eens boffen en ten tweede alles nog pakken. Voor een reis naar Australië heb je meer noodig dan een verschooning en een paar extra-zakdoeken, dat zult u snappen, maar het lukte, om 8.01 was ik weg. Tusschen toen en nu is me gebleken dat, hoewel we met z'n drieën m'n vrouw, de dienstbode en ik ons in dien korten tijd half naar en heelemaal in het zweet „ge pakt" hadden, er nog heel wat vergsssn is. Verwondert het u? Mij niet. De treinreis duurde, met inbegrip van een half uur te laat aankomen, 26 Y, uur' aan een stuk en ik kwam dus, juist twee uren voor middernacht Vrijdag, op welk tijdstip de boot zou vertrekken, in Marseille aan. Cook had me de verzekering gegeven dat hij voor alles gezorgd had, dat er met Mar seille getelefoneerd was en dat m'n pas sage-biljet op het kantoor der P. and O. daar zou klaar liggen als ik er kwam. Maar jawel. Niemand wist er iets van een passage-biljet en nog veel minder van een Hollander die naar Australië wilde. Men verwees mij naar een zekeren mijnheer Ro bert d'Or, en toen ik die, na maar even tjes 50 francs vertaxied te hebben, had ge vonden, bleek hij alles behalve „van goud" te wezen. Hij mopperde geweldig, dat ik hem zóo laat op den avond kwam storen; de bureau-uren waren tot 6 uur en niet tot 's avonds kwart voor elven enz. En of ik hem nu al de zaak uitlegde, hij bleef mop peren en nijdig doen. Hij wist dat ik zou komen, zei hij, had ook voor een plaats op de boot gezorgd, maar niet voor een biljet. Dat had Cook maar moeten doen. Toen opeens: „Hebt u een pas?" „Ja, natuurlijk;" En ik produceerde het ding. „Maar die deugt niet, daar staat geen visum van een Australischen Consul op, al zou ik nu ook willen, op zoo'n pas mag ik u geen passage-biljet geven." Daar stond ik weer. Aan dat visum, dat voor zooveel landen al niet meer noodig is, had in Haarlem niemand gedacht, of beter gezegd, niemand zou, evenmin als ik, gewe ten hebben dat dat noodig was en trouwens, al hadden we er allemaal te gelijk aan ge dacht, dan zouden we het in de beschik bare 2 lA uur toch niet meer hebben kunnen krijgen. Het was inmiddels half twaalf en overal aangeplakte groote plakkaten herinnerden me er elkens aan, dat de boot om 12 uur ver trekken zou. En de gouden meneer was on vermurwbaar. Tot ik er hem toe kreeg, hoo- geren dan hij zelf was, op te bellen. Toen hij uit de telefooncel terugkwam vroeg hij: „Hebt u geld bij u?" „Allicht, maar het biljet is al aan Cook betaald, zooals u ziet aan de kwitantie, die ik tegen een passage-biljet moest inwisse len." „Weet ik wel, daar is het niet voor, hebt u veel geld?" „Schikt nogal." „Veertig pond?" „Als ik niet meer had zou ik liever niet naar Australië gaan." „Goed. Als u dan 40 pond wilt deponesren en mij bovendien een schriftelijke ver klaring geeft, dat u daartoe bereid is, dan zal ik u een passage-biljet geven." Het was vijf minuten voor twaalven, twee van de drie landingsbruggen, waarover de passagiers aanboord waren gegaan, ware.-i al ingehaald, ik vroeg dus maar niet meer, verklaarde me bereid die 40 pond te storten en kreeg m'n biljet. Eén minuut voor twaalven slapte ik aan boord. Door al die soesa na de lange treinreis in een afschuwelijke hitte het was 's mid dags maar eventjes 106 gr. in de coupé was ik wel een klein beetje doodop en het eerste wat ik deed, was vragen om een bad. En toen ik dat gehad had, kroop ik öape- lijk in m'n kooi en vijf minuten later sliep ik. Toen ik den volgenden morgen om half zeven wakker werdlag de boot nog stil. Ik kleedde mij en toen ik aan dek kwam, werden juist de laatste touwen los gegooid. Om zeven uur was de „Narkunda" onderweg naar Sydney. Toen ik dacht aan die plakkaten waarop stond, dat het vertrek zou plaats hebben om middernacht, zooals ik trouwens ook al in Nederland gehoord had, werd ik nijdig had ik me daarvoor nou den vorigen avond zoo ongerust gemaakt? Maar m'n nijdigheid was gauw weerover en ik keek naar Marseille, dat langzaam uit het gezicht verdween. ARTHUR TERVOOREN. deze hoofdbeginselen kunnen ontwikkelen, dan is een groote mate van vrijheid noodig. Kwellende wettelijke banden en onjuiste op vattingen omtrent het onderwijs aan de rijpere jeugd hebben het herhalings- en vervolgonderwijs grootendeels doen misluk ken. Alleen bij zoodanige vrijheid is algeheele aanpassing aan de steeds wisselende behoef ten van het maatschappelijk leven mogelijk. De Commissie deelt de opvatting, door den Minister van Onderwijs bij de instal latie der Commissie uitgesproken, dat een heid van regeling ten aanzien van de sub- sidieering uit de openbare kassen voor hst aanvullend onderwijs noodzakelijk is. De eischen, die thans aan het nijverheids- avondonderwijs en het handelS-avondonder- wijs worden gesteld, zijn dezelfde als die voor het dagonderwijs gelden. Deze eenheid van regeling acht de Com missie ongewenscht. Het aanvullend onder wijs heeft behoefte aan een grootere vrij heid, om zich ten volle te kunnen ont plooien. Het moet zich in elk opzicht vol komen kunnen aanpassen aan de plaatse lijke behoeften. In het bijzonder ten aan zien van de keuze der leervakken zijn hier soepele bepalingen noodig. Naar het oordeel der commissie zal dan ook getracht moeten worden, voor het aan vullend onderwijs een zoodanige financieele basis te vinden, dat aan dit onderwijs de zoo noodzakelijke uitbreiding kan worden gegeven, zonder dat eenerzijds de kosten te hoog oploopen, en anderzijds het peil van het onderwijs wordt geschaad. Naar het eenparig oordeel der commissie kunnen de bestaande regelingen voor het aanvullend onderwijs niet onveranderd wor den gehandhaafd. Een ingrijpende herzie ning zal noodig zijn om de vroeger bespro ken bezwaren afdoende te ondervangen. De commissie acht het gewenscht, dat de gelegenheid om aanvullend onderwijs te ontvangen zoo ruim mogelijk wordt open gesteld, opdat vele kinderen van dit onder wijs zullen kunnen profiteeren. In iedere plaats van Nederland moet dit onderwijs kunnen worden gegeven. In verband hier mede is de regeling zeer eenvoudig gehou den. Ook de kosten van het onderwijs mo gen niet zoo hoog worden opgedreven, dat deze een belemmering vormen voor de uit breiding er van. Uit dien hoofde is bepaald, dat het aan vullend onderwijs wordt gegeven in cursus sen. Deze cursussen zullen meestal in be staande gebouwen kunnen worden onderge bracht. Als regel is aangenomen, dat het onder wijzend personeel in het bezit moet zijn eener wettelijke bevoegdheid. De eenvoudigste bevoegdheid is echter voldoende geacht, opdat ook te platten lande steeds de noodige leerkrachten zal kunnen vinden. Bovendien is in het ontwerp een bepaling opgenomen, die het verleenen van dispensatie van den eisch der wettelijke bevoegdheid mogelijk maakt. De commissie draagt een subsidieregeling voor die uitgaat van de gedachte, dat het cursusonderwijs van Rijkswege moet wor den aangemoedigd en bevorderd, door het verleenen van een bijdrage in de kosten onderwijs. Stelt men nu het aantal lesuren per cur susjaar gemiddeld op 175 dan komt men, wanneer het getal van 200.000 leerlingen eenmaal zal zijn bereikt, zonder met de ver zuimen te rekenen, tot een totaal van 35.000.000 leerlinguren. Subsidieert het Rijt gemiddeld met 0.12 'A per leerlinguur, dan bedragen de totaalkosten voor 's lands schatkist 4.375.000. Mocht de regeering voor dit bedrag terug schrikken, dan kan piet een lager subsidie bedrag worden begonnen, bijv. van 0.07 of 0.10 per leerlinguur. Verschenen is het voorloopig rapport van de Staatscommissie-Van Wijnbergen, inge steld 7 Maart 1927. Do commissie heeft haar werkzaamheden aangevangen met een onderzoek naar de thans geldende bepalingen op het terrein van het aanvullend onderwijs. Vervolgens heeft zij nagegaan, welke bezwaren er in het algemeen aan de tegenwoordige rege lingen zijn verbonden. Om de naar voren gekomen bezwaren te ondervangen, heeft de commissie één nieuwe, algemeene wet ontworpen, die het geheele aanvullend on derwijs kan omvattend. In het le hoofdstuk van haar voorloopig verslag geeft de commissie een uitvoerig overzicht van den huldigen stand van het aanvullend onderwijs. Aan de hand van verschillende cijfers kan men globaal genomen constateeren, dat van de Nederlandsche rijpere jeugd 575.000 per sonen of wel 64 pet. van het aantal der ge heele bevolking van 13—18 jarigen leeftijd, na volbrachten leerplicht van verder onder wijs blijft verstoken. Neemt men daarbij in aanmerking, dat het onderwijs op de lagere school bij velen in het algemeen niet vol doende blijvende resultaten oplevert en dat in het maatschappelijk leven zich een steeds stijgende behoefte aan kennis en ontwikke ling openbaart, dan kan men dezen toe stand niet anders dan onvoldoende noemen. De invoering van het verplichte zevende leerjaar brengt eenige verbetering, doch deze heft geenszins de behoefte aan aan vullend onderwijs na den leerplichtigen leeftijd op. Dankbaar moet worden erkend, dat in verschillende gemeenten particulieren en overheid getracht hebben in de bestaande leemten te voorzien. De Commissie is met een vroegere Staats commissie ook thans nog van oordeel, dat het overgroote deel der oudere jeugd geheel onvoldoende voorbereid het maatschappelijk leven Intreedt, en zij is dan ook van mee ning, dat de gelegenheid om aanvullend on derwijs te ontvangen in ruimere mate, dan zulks tot dusverre het geval is, zal moeten worden opengesteld, ook en vooral ten plattelande. Daarnevens zal met doelmatige middelen getracht moeten worden het aan tal leerlingen bij dit onderwijs zoo hoog mogelijk op te voeren. De methode van het aanvullend onder richt moet minder schoolsch zijn, dan die der lagere school en moet meer aanpassen aan de geaardheid van den zich zelf bewust wordenden adolescent. Zal het aanvullend onderwijs zich volgens Eerste dag Gisteren is de R. K. Vacantieleergang in Beroepskeuzevoorlichting begonnen in het St. Antonius-parochiehuis te Utrecht. Tal rijke deelnemers, priesters, religieuzen en leeken waren den eersten dag tegenwoordig- Vele personen merkten wij ook op, die op sociaal en paedagogisch terrein als de voor mannen worden genoemd. Op het podium, waar de bestuursleden en sprekers hadden plaats genomen, prijkten verschillende bloemstukken. Het openingswoord Professor Dr. F. Roels, directeur Centraal Zielkundig Beroepskantoor riep allen wel kom toe op dezen tweeden Leergang, in het bijzonder den heeren lesgevers. Spr. wees erop, dat de jeugd veel ver trouwen stelt in hen, die haar begrijpen. En om de taak als opvoeder of opvoedster be ter te begrijpen, wordt hier aan opvoeders voorlichting gegeven. Van zeer veel belang is het nu, dat hier behandeld wordt het vraagstuk der beroeps keuze voor de rijpere jeugd, want voor de rijpere jeugd is de beroepskeuze een inte greerend deel van het complex van aanpas singen voor het individu, dat voor de pu berteitsjaren staat. Spr. opende ten slotte den Leergang met den Christelijken groet. Daarna hield Pr. Dr. F. Roels een inlei ding op het thema: De Psychologie der Rijpere Jeugd en het vraagstuk der Beroeps keuze Voornamelijk behandelde prof. Roels de levenswaarde der puberteit, die de gevoelige periode Is voor allerlei levensvoorwaarden, maatschappelijke, ethische en religieuze. Spr. ging de beteekenis der puberteit na. De zin voor beroepskeuze begint zich te openen. Goed dient in het oog gehouden te worden, dat de psychologie der rijpende jeugd, die de industrie ingaat, geheel an ders is dan de psychologie der rijpende jeugd, die niet de industrie ingaat. Spr. be handelt dan de psychische veranderingen in het individu. Men heeft bij de rijpende jeugd drie phasen en wel de negatieve phase, de dweper-phase en de adolescante phase. Wie eerbied heeft voor den rijpenden mensch en voor de vrijheid van dezen mensch, zal zich er wel voor wachten, dat individu de levensproblemen van den vol-1 wassen mensch op te plakken, maar zal zich bepalen bij leiding. Leiding immers is de beste vorm van jeugdzorg. Nadat vijf minuten was gepauzeerd, be klom Dr. L. Berger het spreekgestoelte tot het houden van zijn inleiding over: De psychologie der rijpere jeugd en het vraagstuk der beroeps keuze van de sociale zijde. Vreugde en kennis bij het beroep is voor het kind van groot belang. Spr. lichtte dit nader toe en wees vervolgens op de arbeids- afschuw, die ook bestaat en de middelmatig- 1 held van gevoelens, die in de puberteit op- treden in allerlei gebied. De juiste richting der keuze van beroep in de puberteitsjaren is van groot gewicht. Ook met de instabiliteit van het karakter heeft men met het uitoefenen van het be- J roep te doen. Daarnaast is in de puberteit I een versterkte neiging, als d e aanwezig is, tot criminaliteit. Een feit is, dat de jeugdige crimineelen, die voor den rechter geleid worden, voor een zeer groot deel een beroep uitoefenen, waarvoor geen opleiding noodig I is. We krijgen d-us in het algemeen een in- I vloed op sociale gezindheid. Bij beroepsuit oefening hebben we noodig een sociale ge zindheid. In de puberteitsjaren moet de sociale opvatting van het beroep aange kweekt worden. Spr. gaf vervolgens een beschouwing van de sociale verhoudingen van het kind in de verschillende groepen en besprak hoe de ver houding moet zijn van den opvoeder tegen over het kind. Afzonderlijk beschouwde spr. de sociale gezindheid in het gezin en het gesticht en deed daarbij een beroep voor het sociale werk op de ouders van de huisge zinnen, door niet avond aan avond voor een vergadering uit te gaan. Verder bracht spr. naar voren, dat vak opleiding van groot belang is. Daarna werd de sociale opvoeding en het jeugdwerk besproken. Ten slotte kwam spr. tot zijn conclusie, welke is, dat in de sociale opvoeding feitelijk de geheele opvoeding besloten ligt. Nadat wederom eenigen tijd gepauzeerd was, verkreeg dr. M. Verhoeven, uit Tilburg, het woord, die sprak over: Be Psychologie der Rijpere Jeugd en het Vraagstuk der Beroepskeuze van dc eco nomische zijde Spr. liet daarbij duidelijk uitkomen de so ciaal-economische taak der adviseurs inzake beroepskeuze, waarbij hij tot deze conclusies kwam: Opwekken en benutten der nog slui merende geestelijke, zedelijke en economische krachten ter bevordering der volkswelvaart is noodig, evenals inschakeling der rijpere jeugd in het sociaal-economisch leven ter be reiking van haar levensdoel. Ook behandelde spr. het moment der be roepskeuze in verband met de economische we'vaart. Pater Paschasius O. M. Cap. uit Langeweg hield nu zijn Inleiding, waarbij hij de vol gende stellingen poneerde. De Psychologie der rijpere jeugd en het v De Psychologie der Rijpere Jeugd en het Vraagstuk der Beroepskeuze van de reli- gieus-moreele zijde. Bij beroepskeuze dient zeer ernstig reke ning te worden gehouden met de zedelijk- godsdienstige geaardheid en het principieel zedelijk-godsdienstig en gesteld zijn van de beroepskiezende jeugd, in verband met de eischen, die beroepsopleiding, beroepsaard en beroepsmilieu aan den mensch, als zedelijk- godsdienstig wezen, stellen, daar 't beroep een zedelijk-godsdienstige persoonlijkheid vereischt, wil men zich naar plicht en ge weten met opgewekte lust kwijten van z'n beroepstaak, hetzy deze aan ons aangepast is of niet; ook omdat het beroep zelf de zedelijke-godsdienstige persoonlijkheid beïn vloeden kan ten goede en ten kwade, en de puvberteits-jeugd juist in haar labielen aard en nog onvaste richting in gemoeds- en denkleven aan die beïnvloeding dubbel bloot staat; verder omdat 't beroeps-milieu de pu- perteits-jeugd tot in merg en been naar geest en hart bederven kan en ook tot prin- cipieele en militante katholieken kan doen uitgroeien. De aanwezigheid van beroepskundigheid, beroepsliefde en beroepsgenot waarborgt nog geenszins de aanwezigheid van 'n beroeps- ethische instelling van den mensch, zonder welke nochtans geen gerantie aanwezig is voor 'n richtige vervulling van z'n beroep, getuigen de vele beroepsgeneigden en be- roepsbekwamen die door gebrek aan zedelijke zelfbeheersching Jammerlijke beroeps-mis lukkingen werden. Weshalve moet de nog sterk geldende practijk van ouders en op voeders om bij de beroepskeuze der rijpere jeugd eenzijdig te letten of actueelen zin voor en intellectueele of technische begaafd heid voor 'n beroep van moreel standpunt bezien, ernstig worden veroordeeld. Na gedachtenwisseling naar aanleiding van het gesprokene werd de vergadering ge sloten. Om half negen kwamen weer eenige deelnemers in de zaal bijeen, waar een ge zellige bijeenkomst werd belegd ter gelegen heid van het tien-jarig bestaan van het Centraal Zielkundig Beroepskantoor. Medewerking werd verleend door het zang koor der St. Antonlus-parochie onder leiding van den heer G. A. van Kooten, en door The all round musicals. „Zoo oud is reeds de vereering van den Nothbodo echter verlangde nog meer ze- H. Jeroen, of, zooa'.» enkelen schrijven: St. i kerheid en duidelijker bewijzen, dat de op- Hieron, priester en martelaar," aldus begin- dracht door den Heilige zelf gegeven was; nen de Bollandisten 1) het levensverhaal daarom bad.hij om een tweede verschijning, I van dezen Heilige, „dat het sterk verwondert j Zijn gebed werd verhoord; St. Jeroen ver- dat zijn naam, die wel voorkomt in de oude scheen hem wederom en zeide: „Doe wat u Martelaren-boeken, niet genoemd wordt in duidelijk is geopenbaard." het herziene Romeinsche. I Zelfs deze formeele opdracht voerde Noth- De voornaamste onder de schrijvers, uit I bodo niet uit, nog steeds in twijfel verkee- wier werken de gegevens over de vereering rend of de verschijning van den Hemel van St. Jeroen zijn verzameld, is Molanus, die in zijn „Feestdagen (geboortedagen) der Heiligen van België" by dezen dag (d.i. 17 Augustus, feestdag van St. Jeroen) aantee- kent: „Feestdag van St. Jeroen van Eg- mond, priester en martelaar, die uit een adellyk geslacht in Schotland werd geboren. Ofschoon hy de eenige zoon van zijn ouders was (en hy dus ongestoord het leven kon genieten), konden de genietingen van deze wereld hem niet verlokken; hy sloot zich aan by priesters en kloosterlingen en legde zich toe op de navolging van hun deugden." „Onder ingeving van de genade van den H. Geest", leest men verder in zijn levens beschrijving, „werd hem by het ontvangen van het H. Doopsel de naam Jeron (Je roen) gegeven, opdat zelfs in zyn naam de heiligheid van zyn leven zou uitkomen." (Jeron, of het Grieksche woord Hieron be- teekent nX geheel heilig). zyn ouders gaven de grootste zorgen aan zyn opvoeding. De oude biografen schrijven over hem, wat In het Evangelie over Chris tus is opgeteekend: met zijn leeftyd nam zijn wijsheid en heiligheid toe. („En J.ezus nam toe in wysheid en leeftyd, en behageiykheid by God en de menschen." Luc. II, 52). Hy gaf dan ook biyk van een deugdbe oefening en een ernst, die men by kinderen van zijn leeftijd gemeenlijk niet aantreft. kwam. Eenigen tyd later werden drie paarden van Nothbodo gestolen. Met eenige knechten toog hy op onderzoek in den omtrek. Des avonds sloegen zy hun kamp op in het te genwoordige Noordwijk, dicht by het graf van St. Jeroen, dat Nothbodo uit zijn visioe nen herkende. Des nachts verscheen de Hei lige aan een der knechten en droeg hem op: „Zeg aan uw meester Nothbodo dat hy myn bevel niet langer verwaarloost en mijn lichaam overbrengen moet naar Egmond. Maar omdat ongeloovigen een teeken noodig hebben: ga in het woud hier in de nabyheid, zoek daar en ge zult er de gastolen paarden vinden". Vroeg in den morgen vertelde de knecht aan Nothbodo over de verschijning. Onmld- deliyk gingen zy naar het woud, waar zy Inderdaad de gestolen paarden vonden. Noth bodo had nu alle zekerheid dat de opdracht van den Heilige zelf kwam. Hij vertelde alles aan de geestehjkheid en spoedig daarna werden de overbiyfselen van St. Jeroen door bisschop Balderic van Utrecht in het ge opende graf gevonden. Een zoete geur steeg op, zoodra het graf was opengelegd. In een weidsche processie, met talrijke priesters, hoogwaardigheidsbekleders en ridders, wer den de reliquiën naar Egmond overgebracht en daar geplaatst in de kapel. Omstreeks Zelden speelde hy of gunde zich tijd voor j 1300 werd de kapel cjoor een betere en groo- ontspanning met andere kinderen. Hy toonde tere kerk vervangen. De gaven en offers der groote voorliefde voor het gebed, zoodat het vele processiegangers en vereerders van den geen verwondering wekte dat hü, bij het kie zen van een levensstaat, zyn verlangen te Heilige maakten het mogelijk de kerk zoo kostbaar mogeiyk te versieren, en er een to- kennen gaf, priester te willen worden en wel ren op te bouwen. De bekende Jac. Corne- priester-misslonaris. Hij volgde zijn roeping liszn. van Oostzaan schilderde aan het ge en zyn verlangen en scheepte zich na zijn welf den marteldood van St. Jeroen. H. Priesterwyding naar het Oosten in, „Ge- j Bij de verwoesting van de heiligdommen leid door de Goddeiyke genade vertrok hy van Egmond onder den geuzenaanvoerder van Engeland en kwam in Holland en Fries- Sonoy konden de reliquiën van St. Jeroen land". met groote moeite in veiligheid worden ge- Hij vond er een volk. dat gebonden was bracht. De schedel ging toen echter verlo- in de, dwalingen en misbruiken van den af- ren. De reliquiën werden naar Haarlem over- godendienst; de priesters der afgoden oefen den er groote macht uit. De heilige onder nam echter, vol vertrouwen op Gods hulp, de sehynbaar hopelooze taak. Onvermoeid gebracht en daar in bewaring gegeven aan den als trouw Katholiek bekend staanden J. Wolbrandts omdat men 'n dergelijken kostba ren schat eerder in kloosters en by priesters trok hy door de veelal woeste gebieden van I zou zoeken dan by leeken. Aartsbisschop deze streken om het H. Evangelie te predi- f Sasbout Vosmeer schonk de reliquiën in 1592 ken; als een ware Apostel ging hy naar alle aan de Haarlemsche geestelijkheid terug. In 1851, toen de St. Bernarduskerk werd opge heven, werden de reliquiën het bezit van de kerk aan het Bagijnhof In Haarlem. De Bisschop van Haarlem meende echter dat de bedevaartplaats Noordwyk in eere plaatsen en nederzettingen en leerde er Christus en zyn liefde. Ofschoon niets ver meld is van minder goede bejegening of mis handelingen, is het niet moeiiyk aan te ne men dat St. Jeroen en zyn gezellen niet overal even gastvrij werden ontvangen, dat hersteld moest worden. Met groote plechtlg- vooral de priesters hem ongaarne zagen ver- heid werd de rellqui daarom ln 1892 naar schijnen en alles hebben gedaan om zyn Nqq~1—óvergebracb: r-r de heilige werk te bemoeilijken, waarbij vooral het apostel en martelaar den .noot. aal gevonden, feit, dat de heilige een vreemdeling was. De feestdag van St. Jeroen werd in Utrecht hun woorden kracht gaven. Zyn werk bleef echter niet zonder resultaat, en in betrek- keiyk korten tijd overwon hy de bezwaren en moeilijkheden der heidenen en bracht het volk tot den dienst van God. Zoo kwam St. Jeroen op een van zyn missiereizen in de omgeving van het tegen woordige Noordwyk, waar de tot het Katho- reeds in 1429 op 17 Augustus gevierd. By- zond?re aflaten kon men op dien dag ver dienen. In Noordwyk werd het feest vroeger tweemaal in het jaar gevierd, terwijl alle Woensdagen een H. Mis werd opgedragen. Onder de schrijvers, die St. Jeroen bewon derd en bekend gemaakt hebben, noemen wy nog den monnik Willem Herman in Gouda. llcisme bekeerde heidenen een kerkje had- 'die een groot gedicht over den Heilige heeft den gebouwd. Het was ln het jaar 856, in geschreven. Een Passionaal uit de 15e den tyd dat de Noormannen in hun roof- eeuw verhaalt nog een wonder dat op voor schepen van Scandinavië naar deze gewes- spraak van den heilige is geschied; een man ten afzakten, plunderend en moordend door nX, wiens rechterhand door zyn vyand byna het land trokken, steden en dorpen ver woestten, mannen en vrouwen vermoordden, brandschatting oplegden, in één woord wa ren een schrik voor de bewoners van Hol land en Friesland, die vluchtten op de eer ste tyding van hun komst en in de Litanie geheel was afgehouwen, nam zijn toevlucht tot St. Jeroen en verkreeg onmiddeliyk vol komen genezing; slechts een lidteeken bleef zichtbaar. 1) Bollandisten is de neon van een groep Jezuiëten die de „Levens der Heiligen" heb- alle Heiligen baden: „Van de woede ben geschreven; de eerste was J. Bolland. B. en W. zyn er in geslaagd de gemeente begrooting 1929 sluitend te maken zonder 'oelastingverhooging en zonder hun toevlucht te nemen tot zulke ingrypende bezuinigings maatregelen als verleden jaar noodig bleken te zijn. Van vermindering der belastingen is overigens geen sprake, behalve dan de ver mindering van 130 tot 150 opcenten op de personeele belasting, waartoe reeds eerder is besloten, maar waaromtrent B. en W. nog een progressieschaal zullen opmaken. Verla ging of afschaffing der zakeiyke bedryfsbe- j lasting ligt overigens niet in de bedoeling van I B. en W. Inmiddels wyzen B. en W. op de straks noodzakeiyke regeling van het in de mil- lioenen loopend tekort op het Pensioenfonds. Aan de tafel van H. M. de Koningin zaten gisteravond ten Paleize Het Loo, met H. K. H. Prinses Juliana en Haar gevolg aan de majoor Van Reede, commandant van de Rij school, de ritmesters jhr. Godin de Beau fort, Camerling Helmoit en jhr. De Marees van Swinderen instructeurs aan de Ryschool en de équipe Nederlandsche officieren eersfce- luitenant Pahud de Mortanges en Van der Voort van Zqp en ritmeester De Kruyff, de prijswinnaars der Olympiade Een Vlaamsch lid van de Belgische Ka mer had, naar de correspondent van de „N. R. Crt." te Brussel meldt, onlangs ge klaagd over het feit, dat het personeel der Pullmantreinen op het Belgische traject althans, geheel uit Nederlandsch-onkundi- gen blijkt te bestaan. De Belgische minister van spoorwegen heeft nu, aan dit Kamerlid schriftelijk geantwoord, dat de Nationale Maatschap pij van Belgische Spoorwegen de noodige maatregelen heeft getroffen, ondat in al:P Pullman- en andere treinen, rydende tus schen Nederland en Parijs en omgekeerd, de contröle voortaan verzekerd kunne wor den door bedienden die ook de Nederland sche taal spreken. van der Noormannen, verlos ons Heer!" j St. Jeroen had op den feestdag van O. L. I Vrouwe Hemelvaart van dat jaar de piech- jtigheden in het kerkje geleid en de geloovi- i gen toegesproken, toen het ontstellende be- j richt kwam dat de Noormannen naderden en reeds het strand hadden bereikt. Vluch- i ten was byna niet meer mogeiyk; St. Je roen vreesde de rooverbenden ook niet en verheugde zich er op voor Christus smaad en smart te verduren. Biddend voor zyn vijan den werd hy weldra door de woeste Vikingen gegrepen en voor den hoofdman der bende gevoerd. De hoofdman bood hem leven en zyn gunst, indien hy zyn God wilde afzweren. De weigering van den Heilige, die zijn geloof beleed en zeide gaarne te willen sterven voor de Eeuwige Waarheden, was het sein voor de Noormannen om hem te beleedigen en te folteren. Het volk raasde en tierde en wilde steeds meer en scherper pynigingen zien, in de hoop, dat de marteling van den Apostel voor de christenen een afschrikwekkend voorbeeld zou zyn, dat hen tot afval zou bewegen. Na een dag van beleedigingen en pijn werd St. Jeroen in een donkeren kerker opgeslo ten. Biddend bracht hy grootendeels den nacht door, tot hy den volgenden morgen weder voor den hoofdman werd gebracht. Deze trachtte opnieuw St. Jeroen te bewegen tot aanbidding van de afgoden en dreigde hem, toen de Heilige standvastig bleef, met nog vreeseiyker martelingen, waarop hy ech ter ten antwoord kreeg: „De beulen hebben my smart veroorzaakt, maar zy hebben my ook sterker gemaakt, want er is geschreven: Naarmate de menigvuldigheid van mijn py- nen, heeft Uw troost myn ziel verbiyd." Op alle overredingen en bedreigingen, ant woordde de Heilige slechts met een korte be- ïydenis van zyn geloof en met de verzeke ring dat hy nooit het hoofd zou buigen voor de valsche goden, maar dat hy trouw bleef aan den God, Dien hy vanaf zyn jeugd diende en eerde. „Met dwaasheid tracht gy my te overreden en onzeker is wat gy mij belooft" was het antwoord op alle beloften van eer en rykdom. Ten slotte beval de hoofdman hem te dooden; na verschillende folteringen onthoofdden daarop de beulen den Heilige, „zy sleepten hem voort tot zy gekomen waren ter plaatse waar nog een holle weg, vroeger de Lydensweg, thans de St. Jeroensweg geheeten, voert langs een laag, door kreupelhout verborgen poortje, dat by iedereen als het St. Jeroenspoortje be kend staat" (Neerland's Heiligen, van pater J. A. F. Kronenburg C.s.s.R.). Het lichaam van den martelaar werd daar door de chris tenen begraven. Wonderen Het lichaam van St. Jeroen bleef daar rusten, tot de Heilige zelf beval het naar een waardiger rustplaats over te brengen. In het jaar 955 verscheen de heilige des nachts aan Nothbodo, een landbouwer in de omge ving van Noordwyk. „Ik ben Jeroen", hoorde Nothbodo de verschyning spreken, „een mar telaar des Heeren". Hy verhaalde vervolgens aan den landbouwer, die het kruisteeken had gemaakt om te onderkennen of de verschy ning van God dan wel van den duivel was, van zyn marteldood en zyn graf in Noord wyk en droeg hem op zyn lichaam over te brengen en te plaatsen in het heiligdom van St. Adelbert. wy hebben ons aan hun documenten gehou den, omdat zij de volledigste geschriften heb ben samengesteld en hun gezag en geloof waardigheid voor iedereen onomstootelyk vaststaat. Vr.: Welke is de kortste weg per auto van Heemstede naar Roermond? Hoeveel K. M.? Antw.: Heemstede, Haarlem, Halfweg, Am sterdam, Duivcndrecht, Abcoude, Baam- brugge, Loenersloot, Loenen, Nieuwersluis, 3reukelen, Maarssen, Utrecht, Houten, Schalkwijk, Culemborg, Buurmalsen, Gelder- malsen, Meteren, Waardenburg, Tuil, Zalt- bommel, Hedel, 's-Hertogenbosch, Vught, Boxtel, Eindhoven, Geldrop, Heeze, Leende, Maarheeze, Weert, Keipen, Baexem, Horn, Roermond. Afstand 198 K. M. De prijs van den gierpont op Culemborg bedraagt 2 ets. per persoon, overigens kos teloos. Het veer over de Waal naar Zalt-Bommel kost 4 ets. per persoon, overigens kosteloos. By hoog water en 's nachts verhoogd tarief. Vr.: Welke is de kortste weg van Hillegom naar Doesburg? Hoeveel K. M.? Antw.: Hillegom, Hoofddorp, Aalsmeer, Kudelstaart, de Kwakel, Uithoorn, Mi1dre<#it, Wilnis, Ruwiel, Breukelen, Utrecht, de Bilt, Zeist, Rysenburg, Driebergen, Doom, Leer- sum, Amerongen, Eist, Rhenen, de Grebbe, Wageningen, Renkum, Heelsum, Oo. erbeek, Arnhem, Velp, de Steeg, Ellecom, Doesburg. Afstand 135 K. M. Vr.: Ik ben werkster. Nu heeft myn juf frouw uit myn werkhuis vacantle gegeven voor 2 dagen in de week, maar nu is ze zonder my te schrijven, den 3den dag niet thuis gekomen. Ik ben er voor vast 2 keer in de week. Is men verplicht, my dit geld uit te betalen? Antw.: Indien die derde dag uw vaste werkdag was, ja. Vr. Ik heb. wagensmeervlekken op een gabardine-regenmantel gekregen. Hoe kan ik die verwyderen? Antw. Wrijf de vlek met reuzel in, zeep haar in en laat den mantel, na de vlek aldus behandeld te hebben, eenigen tyd liggen. Daarna met water en terpentijnolie afwisselend ultwasschen. Aneta seint uit Bandoeng: Volgens het „A. I. D." de Preangerb-de" overweegt de P.T.T. de telefoon en de telegraaf en het doorgeven van 't radioverkeer van Bandoeng naar Batavia langs een ondergrondschen ka bel te leiden, waarvoor reeds van vers :hillen- de fabrieken prysopgaaf is gevraagd. De kos ten van den kabel worden geraamd cp 2.3 tot 2 y, millioen gulden. De bestaande toestand wordt onbevredigend geacht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 9