Van Alles en van Overal
Rinnenlandsch Nieuws
ST. JEROEN
Op weg naar het Eucharistisch Congres
te Sydney
DERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
DONDERDAG 16 AUGUSTUS 1928
BLADZIJDE 1
Het aanvullend onderwijs
Voorloopig rapport der Staatscommissie-van Wijnbergen
R. K. Vacantieleergang
in beroepskeuze-voor
lichting
De problemen der rijpere
jeugd
Zijn leven en marteldood
Utrechts' gemeente-
begrooting 1929 sluitend
Olympische ruiters ten hove
Nederlandsch in den
Pullmantrein
VRAGENBUS
RADIONIEUWS.
Nederland - Batavia
Middellandsche Zee, 7 Aug. 1928.
Woensdag 1 Augustus 1928 is een dag
dien ik onthouden zal!
Dien dag, 's middags om 4 uur, verzocht
de directie van De Spaamestad mij even
in de directie-kamer te komen en nauwe
lijks was ik daar binnengestapt of er werd
mij door een der directeuren toegevoegd:
„We zullen u maar dadelijk zeggen waar
het om gaat: we zouden graag zien, dat
u voor de „Nieuwe Haarlemsche Courant"
naar het Eucharistisch Congres in Sydney
ging."
Nu val ik niet gauw onderstboven,
maar toen scheelde het toch niet veel. Nog
niet zoozeer om dat naar-Sydney-moeten,
als wel om het feit dat het Eucharistisch
Congres al zoo spoedig zou plaats hebben
over een maand. En Sydney ligt nu
eenmaal in Australië en Australië een heel
eind van Haarlem af.
Ik antwoordde dan ook: „Dan mag ik
wel drommels gauw plaats gaan bespreken
op een boot, als het ten minste nog niet
te laat is."
„Goed, doet u dat dan maar."
Vijf minuten nadat ik het kantoor van
de directie had betreden was ik er al goed
en wel weer uit; ik sprong op m'n fiets en
reed naar 't station, waar ik nog juistt den
trein van 4.04 naar Amsterdam kon halen.
Naar Amsterdam. Ik redeneerde zoo: Wil
je raar Australië, dan moet je een Engel-
sche boot nemen en wie zal je daaromtrent
beter kunnen inlichten dan een Engelsch
reisbureau. Ik ging dus naar Cook en Co.
Toen ik daar m'n verlangen had ken
baar gemaakt, kreeg ik al dadelijk, zooals
ik v el gevreesd had, ten antwoord: „Dat
zal wel niet meer gaan, zóó gauft loopt ook
eer Engelsche boot niet."
Tcch werden stapels dikke boeken te
voorschijn gehaald, boeken over de Orient
Line en over de P. and O. over de Shaw
Southampton and Albion Line en de Aber
deen and Commonwealth Line, over de
No Ideutsche Lloyd en de H. A. P. A. G.
en o\ er nog verschillende andere.
En ja die hadden wel allemaal booten
wel' e den goeden kant op gingen, maar
óf ze waren al te lang weg en niet meer
te achterhalen, zei mij de Cook-mijnheer,
óf ze vertrokken pas over acht of veertien
dagen en zouden dus veel later in Syd-
ne; aankomen dan ik er zou moeten wezen.
is at die boodschap was ik om kwart voor
vijien weer in de directiekamer waar mijn
me 1 sdeeling twee teleurgestelde gezichten
ere erde.
El fin, er was niets aan te doen, dan
maar niet naar Sydney. Even gauw als
het plan was opgekomen, werd het nood
gedwongen ook weer verlaten.
Den volgenden middag moest ik in Rot
terdam zijn en onderweg daarheen, in den
trein, zag ik voortdurend die twee teleur
gestelde directeurs-gezichten en peinsde op
een middel om die in lachende te verande
ren je directie moet je altijd te viiend
zien te houden, dat kan nooit kwaad.
Maar ik had goed peinzen; wat de in
zulke dingen geroutineerde Cook en Co.
niet kon klaarspelen zou ik wel kunnen?
Het was hopeloos. Maar toch, ik wilde het
onmogelijke probeeren. En ik informeerde
hier en ik informeerde daar, en om half
drie, een uur na m'n aankomst in Rotter
dam, wist ik dat het kon, dat ik de Nar-
kui.da van de P. and O. Cy., die 27 Juli
uit Londen vertrokken was, nog in Mar
seille zou kunnen opvangen, mits ik den
volgenden ochtend van Amsterdam naar
Marseille vloog.
Onmiddellijk telefoneerde Ik naar Haar
lem wat ik gevonden had en voor m'n
geest zag ik de lachende gezichten en door
de telefoon hoorde ik de lachende stemmen.
Om 4.10 Syond ik weer in dc directie
kamer. Ik wist nu, dat de mogelijkheid be
stond, want al begon het Congres ook den
5den September en kwam de „Narkunda"
eerst den 6den in Sydney aan, ik kon iu
Freemantle uitstappen en per trein naar
Sydney verder gaande, een paar dagen
winnen.
Maar nu kwam een andere vraag: Ts er
plaats op de boot en is er plaats in het
Parijsche vliegtuig? Getelefoneerd naar Cook
en getelefoneerd naar de K. L. M. en om
half zes wisten we, dat er wèl plaats was
op de boot, maar niet in het vliegtuig. Daar
zaten we weer! Wat had ik aan een plaats
op een boot in Marseille, wanneer ik niet
tijdig in Marseille kon komen?
„En als ik nu vanavond eens den Pa-
rijschen trein nam?" Bij navraag bleek die
den volgenden ochtend aansluiting te heb
ben met de P. L. M.-treln naar Marseille
die daar 2% uur vóór het vertrek van de
boot moest aankomen.
Het ging dus.
Maarom den Parijschen trein in den
Haag te halen, moest ik om 8.01 al in den
trein zitten en het was nu half zes! En in
dien tusschentijd moest ik eerst nog mijn
vrouw vertellen, dat ik voor een maand of
drie, vier door m'n directie het land werd
uitgestuurd en ze dus in al dien tijd niet
voor me hoefde te zorgen u ziet, vrou
wen kunnen ook wel eens boffen en ten
tweede alles nog pakken.
Voor een reis naar Australië heb je meer
noodig dan een verschooning en een paar
extra-zakdoeken, dat zult u snappen, maar
het lukte, om 8.01 was ik weg.
Tusschen toen en nu is me gebleken dat,
hoewel we met z'n drieën m'n vrouw, de
dienstbode en ik ons in dien korten tijd
half naar en heelemaal in het zweet „ge
pakt" hadden, er nog heel wat vergsssn is.
Verwondert het u?
Mij niet.
De treinreis duurde, met inbegrip van een
half uur te laat aankomen, 26 Y, uur' aan
een stuk en ik kwam dus, juist twee uren
voor middernacht Vrijdag, op welk tijdstip
de boot zou vertrekken, in Marseille aan.
Cook had me de verzekering gegeven dat
hij voor alles gezorgd had, dat er met Mar
seille getelefoneerd was en dat m'n pas
sage-biljet op het kantoor der P. and O.
daar zou klaar liggen als ik er kwam.
Maar jawel. Niemand wist er iets van een
passage-biljet en nog veel minder van een
Hollander die naar Australië wilde. Men
verwees mij naar een zekeren mijnheer Ro
bert d'Or, en toen ik die, na maar even
tjes 50 francs vertaxied te hebben, had ge
vonden, bleek hij alles behalve „van goud"
te wezen. Hij mopperde geweldig, dat ik
hem zóo laat op den avond kwam storen;
de bureau-uren waren tot 6 uur en niet tot
's avonds kwart voor elven enz. En of ik
hem nu al de zaak uitlegde, hij bleef mop
peren en nijdig doen. Hij wist dat ik zou
komen, zei hij, had ook voor een plaats
op de boot gezorgd, maar niet voor een
biljet. Dat had Cook maar moeten doen.
Toen opeens: „Hebt u een pas?"
„Ja, natuurlijk;" En ik produceerde het
ding.
„Maar die deugt niet, daar staat geen
visum van een Australischen Consul op,
al zou ik nu ook willen, op zoo'n pas mag
ik u geen passage-biljet geven."
Daar stond ik weer. Aan dat visum, dat
voor zooveel landen al niet meer noodig is,
had in Haarlem niemand gedacht, of beter
gezegd, niemand zou, evenmin als ik, gewe
ten hebben dat dat noodig was en trouwens,
al hadden we er allemaal te gelijk aan ge
dacht, dan zouden we het in de beschik
bare 2 lA uur toch niet meer hebben kunnen
krijgen.
Het was inmiddels half twaalf en overal
aangeplakte groote plakkaten herinnerden
me er elkens aan, dat de boot om 12 uur ver
trekken zou. En de gouden meneer was on
vermurwbaar. Tot ik er hem toe kreeg, hoo-
geren dan hij zelf was, op te bellen.
Toen hij uit de telefooncel terugkwam
vroeg hij: „Hebt u geld bij u?"
„Allicht, maar het biljet is al aan Cook
betaald, zooals u ziet aan de kwitantie, die
ik tegen een passage-biljet moest inwisse
len."
„Weet ik wel, daar is het niet voor, hebt
u veel geld?"
„Schikt nogal."
„Veertig pond?"
„Als ik niet meer had zou ik liever niet
naar Australië gaan."
„Goed. Als u dan 40 pond wilt deponesren
en mij bovendien een schriftelijke ver
klaring geeft, dat u daartoe bereid is,
dan zal ik u een passage-biljet geven."
Het was vijf minuten voor twaalven, twee
van de drie landingsbruggen, waarover de
passagiers aanboord waren gegaan, ware.-i al
ingehaald, ik vroeg dus maar niet meer,
verklaarde me bereid die 40 pond te storten
en kreeg m'n biljet.
Eén minuut voor twaalven slapte ik aan
boord.
Door al die soesa na de lange treinreis in
een afschuwelijke hitte het was 's mid
dags maar eventjes 106 gr. in de coupé
was ik wel een klein beetje doodop en het
eerste wat ik deed, was vragen om een bad.
En toen ik dat gehad had, kroop ik öape-
lijk in m'n kooi en vijf minuten later sliep
ik.
Toen ik den volgenden morgen om half
zeven wakker werdlag de boot nog
stil. Ik kleedde mij en toen ik aan dek
kwam, werden juist de laatste touwen los
gegooid. Om zeven uur was de „Narkunda"
onderweg naar Sydney.
Toen ik dacht aan die plakkaten waarop
stond, dat het vertrek zou plaats hebben
om middernacht, zooals ik trouwens ook al
in Nederland gehoord had, werd ik nijdig
had ik me daarvoor nou den vorigen avond
zoo ongerust gemaakt?
Maar m'n nijdigheid was gauw weerover
en ik keek naar Marseille, dat langzaam uit
het gezicht verdween.
ARTHUR TERVOOREN.
deze hoofdbeginselen kunnen ontwikkelen,
dan is een groote mate van vrijheid noodig.
Kwellende wettelijke banden en onjuiste op
vattingen omtrent het onderwijs aan de
rijpere jeugd hebben het herhalings- en
vervolgonderwijs grootendeels doen misluk
ken.
Alleen bij zoodanige vrijheid is algeheele
aanpassing aan de steeds wisselende behoef
ten van het maatschappelijk leven mogelijk.
De Commissie deelt de opvatting, door
den Minister van Onderwijs bij de instal
latie der Commissie uitgesproken, dat een
heid van regeling ten aanzien van de sub-
sidieering uit de openbare kassen voor hst
aanvullend onderwijs noodzakelijk is.
De eischen, die thans aan het nijverheids-
avondonderwijs en het handelS-avondonder-
wijs worden gesteld, zijn dezelfde als die
voor het dagonderwijs gelden.
Deze eenheid van regeling acht de Com
missie ongewenscht. Het aanvullend onder
wijs heeft behoefte aan een grootere vrij
heid, om zich ten volle te kunnen ont
plooien. Het moet zich in elk opzicht vol
komen kunnen aanpassen aan de plaatse
lijke behoeften. In het bijzonder ten aan
zien van de keuze der leervakken zijn hier
soepele bepalingen noodig.
Naar het oordeel der commissie zal dan
ook getracht moeten worden, voor het aan
vullend onderwijs een zoodanige financieele
basis te vinden, dat aan dit onderwijs de
zoo noodzakelijke uitbreiding kan worden
gegeven, zonder dat eenerzijds de kosten
te hoog oploopen, en anderzijds het peil van
het onderwijs wordt geschaad.
Naar het eenparig oordeel der commissie
kunnen de bestaande regelingen voor het
aanvullend onderwijs niet onveranderd wor
den gehandhaafd. Een ingrijpende herzie
ning zal noodig zijn om de vroeger bespro
ken bezwaren afdoende te ondervangen.
De commissie acht het gewenscht, dat
de gelegenheid om aanvullend onderwijs te
ontvangen zoo ruim mogelijk wordt open
gesteld, opdat vele kinderen van dit onder
wijs zullen kunnen profiteeren. In iedere
plaats van Nederland moet dit onderwijs
kunnen worden gegeven. In verband hier
mede is de regeling zeer eenvoudig gehou
den. Ook de kosten van het onderwijs mo
gen niet zoo hoog worden opgedreven, dat
deze een belemmering vormen voor de uit
breiding er van.
Uit dien hoofde is bepaald, dat het aan
vullend onderwijs wordt gegeven in cursus
sen. Deze cursussen zullen meestal in be
staande gebouwen kunnen worden onderge
bracht.
Als regel is aangenomen, dat het onder
wijzend personeel in het bezit moet zijn
eener wettelijke bevoegdheid.
De eenvoudigste bevoegdheid is echter
voldoende geacht, opdat ook te platten
lande steeds de noodige leerkrachten zal
kunnen vinden. Bovendien is in het ontwerp
een bepaling opgenomen, die het verleenen
van dispensatie van den eisch der wettelijke
bevoegdheid mogelijk maakt.
De commissie draagt een subsidieregeling
voor die uitgaat van de gedachte, dat het
cursusonderwijs van Rijkswege moet wor
den aangemoedigd en bevorderd, door het
verleenen van een bijdrage in de kosten
onderwijs.
Stelt men nu het aantal lesuren per cur
susjaar gemiddeld op 175 dan komt men,
wanneer het getal van 200.000 leerlingen
eenmaal zal zijn bereikt, zonder met de ver
zuimen te rekenen, tot een totaal van
35.000.000 leerlinguren. Subsidieert het Rijt
gemiddeld met 0.12 'A per leerlinguur, dan
bedragen de totaalkosten voor 's lands
schatkist 4.375.000.
Mocht de regeering voor dit bedrag terug
schrikken, dan kan piet een lager subsidie
bedrag worden begonnen, bijv. van 0.07
of 0.10 per leerlinguur.
Verschenen is het voorloopig rapport van
de Staatscommissie-Van Wijnbergen, inge
steld 7 Maart 1927.
Do commissie heeft haar werkzaamheden
aangevangen met een onderzoek naar de
thans geldende bepalingen op het terrein
van het aanvullend onderwijs. Vervolgens
heeft zij nagegaan, welke bezwaren er in
het algemeen aan de tegenwoordige rege
lingen zijn verbonden. Om de naar voren
gekomen bezwaren te ondervangen, heeft
de commissie één nieuwe, algemeene wet
ontworpen, die het geheele aanvullend on
derwijs kan omvattend.
In het le hoofdstuk van haar voorloopig
verslag geeft de commissie een uitvoerig
overzicht van den huldigen stand van het
aanvullend onderwijs.
Aan de hand van verschillende cijfers kan
men globaal genomen constateeren, dat van
de Nederlandsche rijpere jeugd 575.000 per
sonen of wel 64 pet. van het aantal der ge
heele bevolking van 13—18 jarigen leeftijd,
na volbrachten leerplicht van verder onder
wijs blijft verstoken. Neemt men daarbij in
aanmerking, dat het onderwijs op de lagere
school bij velen in het algemeen niet vol
doende blijvende resultaten oplevert en dat
in het maatschappelijk leven zich een steeds
stijgende behoefte aan kennis en ontwikke
ling openbaart, dan kan men dezen toe
stand niet anders dan onvoldoende noemen.
De invoering van het verplichte zevende
leerjaar brengt eenige verbetering, doch
deze heft geenszins de behoefte aan aan
vullend onderwijs na den leerplichtigen
leeftijd op.
Dankbaar moet worden erkend, dat in
verschillende gemeenten particulieren en
overheid getracht hebben in de bestaande
leemten te voorzien.
De Commissie is met een vroegere Staats
commissie ook thans nog van oordeel, dat
het overgroote deel der oudere jeugd geheel
onvoldoende voorbereid het maatschappelijk
leven Intreedt, en zij is dan ook van mee
ning, dat de gelegenheid om aanvullend on
derwijs te ontvangen in ruimere mate, dan
zulks tot dusverre het geval is, zal moeten
worden opengesteld, ook en vooral ten
plattelande. Daarnevens zal met doelmatige
middelen getracht moeten worden het aan
tal leerlingen bij dit onderwijs zoo hoog
mogelijk op te voeren.
De methode van het aanvullend onder
richt moet minder schoolsch zijn, dan die
der lagere school en moet meer aanpassen
aan de geaardheid van den zich zelf bewust
wordenden adolescent.
Zal het aanvullend onderwijs zich volgens
Eerste dag
Gisteren is de R. K. Vacantieleergang in
Beroepskeuzevoorlichting begonnen in het
St. Antonius-parochiehuis te Utrecht. Tal
rijke deelnemers, priesters, religieuzen en
leeken waren den eersten dag tegenwoordig-
Vele personen merkten wij ook op, die op
sociaal en paedagogisch terrein als de voor
mannen worden genoemd. Op het podium,
waar de bestuursleden en sprekers hadden
plaats genomen, prijkten verschillende
bloemstukken.
Het openingswoord
Professor Dr. F. Roels, directeur Centraal
Zielkundig Beroepskantoor riep allen wel
kom toe op dezen tweeden Leergang, in het
bijzonder den heeren lesgevers.
Spr. wees erop, dat de jeugd veel ver
trouwen stelt in hen, die haar begrijpen. En
om de taak als opvoeder of opvoedster be
ter te begrijpen, wordt hier aan opvoeders
voorlichting gegeven.
Van zeer veel belang is het nu, dat hier
behandeld wordt het vraagstuk der beroeps
keuze voor de rijpere jeugd, want voor de
rijpere jeugd is de beroepskeuze een inte
greerend deel van het complex van aanpas
singen voor het individu, dat voor de pu
berteitsjaren staat.
Spr. opende ten slotte den Leergang met
den Christelijken groet.
Daarna hield Pr. Dr. F. Roels een inlei
ding op het thema:
De Psychologie der Rijpere Jeugd
en het vraagstuk der Beroeps
keuze
Voornamelijk behandelde prof. Roels de
levenswaarde der puberteit, die de gevoelige
periode Is voor allerlei levensvoorwaarden,
maatschappelijke, ethische en religieuze.
Spr. ging de beteekenis der puberteit na.
De zin voor beroepskeuze begint zich te
openen. Goed dient in het oog gehouden te
worden, dat de psychologie der rijpende
jeugd, die de industrie ingaat, geheel an
ders is dan de psychologie der rijpende
jeugd, die niet de industrie ingaat. Spr. be
handelt dan de psychische veranderingen
in het individu. Men heeft bij de rijpende
jeugd drie phasen en wel de negatieve
phase, de dweper-phase en de adolescante
phase.
Wie eerbied heeft voor den rijpenden
mensch en voor de vrijheid van dezen
mensch, zal zich er wel voor wachten, dat
individu de levensproblemen van den vol-1
wassen mensch op te plakken, maar zal zich
bepalen bij leiding. Leiding immers is de
beste vorm van jeugdzorg.
Nadat vijf minuten was gepauzeerd, be
klom Dr. L. Berger het spreekgestoelte tot
het houden van zijn inleiding over:
De psychologie der rijpere jeugd
en het vraagstuk der beroeps
keuze van de sociale zijde.
Vreugde en kennis bij het beroep is voor
het kind van groot belang. Spr. lichtte dit
nader toe en wees vervolgens op de arbeids-
afschuw, die ook bestaat en de middelmatig-
1 held van gevoelens, die in de puberteit op-
treden in allerlei gebied. De juiste richting
der keuze van beroep in de puberteitsjaren
is van groot gewicht.
Ook met de instabiliteit van het karakter
heeft men met het uitoefenen van het be-
J roep te doen. Daarnaast is in de puberteit
I een versterkte neiging, als d e aanwezig is,
tot criminaliteit. Een feit is, dat de jeugdige
crimineelen, die voor den rechter geleid
worden, voor een zeer groot deel een beroep
uitoefenen, waarvoor geen opleiding noodig
I is. We krijgen d-us in het algemeen een in-
I vloed op sociale gezindheid. Bij beroepsuit
oefening hebben we noodig een sociale ge
zindheid. In de puberteitsjaren moet de
sociale opvatting van het beroep aange
kweekt worden.
Spr. gaf vervolgens een beschouwing van
de sociale verhoudingen van het kind in de
verschillende groepen en besprak hoe de ver
houding moet zijn van den opvoeder tegen
over het kind. Afzonderlijk beschouwde spr.
de sociale gezindheid in het gezin en het
gesticht en deed daarbij een beroep voor het
sociale werk op de ouders van de huisge
zinnen, door niet avond aan avond voor een
vergadering uit te gaan.
Verder bracht spr. naar voren, dat vak
opleiding van groot belang is.
Daarna werd de sociale opvoeding en het
jeugdwerk besproken.
Ten slotte kwam spr. tot zijn conclusie,
welke is, dat in de sociale opvoeding feitelijk
de geheele opvoeding besloten ligt.
Nadat wederom eenigen tijd gepauzeerd
was, verkreeg dr. M. Verhoeven, uit Tilburg,
het woord, die sprak over:
Be Psychologie der Rijpere
Jeugd en het Vraagstuk
der Beroepskeuze van dc eco
nomische zijde
Spr. liet daarbij duidelijk uitkomen de so
ciaal-economische taak der adviseurs inzake
beroepskeuze, waarbij hij tot deze conclusies
kwam: Opwekken en benutten der nog slui
merende geestelijke, zedelijke en economische
krachten ter bevordering der volkswelvaart
is noodig, evenals inschakeling der rijpere
jeugd in het sociaal-economisch leven ter be
reiking van haar levensdoel.
Ook behandelde spr. het moment der be
roepskeuze in verband met de economische
we'vaart.
Pater Paschasius O. M. Cap. uit Langeweg
hield nu zijn Inleiding, waarbij hij de vol
gende stellingen poneerde.
De Psychologie der rijpere jeugd en het v
De Psychologie der Rijpere
Jeugd en het Vraagstuk der
Beroepskeuze van de reli-
gieus-moreele zijde.
Bij beroepskeuze dient zeer ernstig reke
ning te worden gehouden met de zedelijk-
godsdienstige geaardheid en het principieel
zedelijk-godsdienstig en gesteld zijn van de
beroepskiezende jeugd, in verband met de
eischen, die beroepsopleiding, beroepsaard en
beroepsmilieu aan den mensch, als zedelijk-
godsdienstig wezen, stellen, daar 't beroep
een zedelijk-godsdienstige persoonlijkheid
vereischt, wil men zich naar plicht en ge
weten met opgewekte lust kwijten van z'n
beroepstaak, hetzy deze aan ons aangepast
is of niet; ook omdat het beroep zelf de
zedelijke-godsdienstige persoonlijkheid beïn
vloeden kan ten goede en ten kwade, en de
puvberteits-jeugd juist in haar labielen aard
en nog onvaste richting in gemoeds- en
denkleven aan die beïnvloeding dubbel bloot
staat; verder omdat 't beroeps-milieu de pu-
perteits-jeugd tot in merg en been naar
geest en hart bederven kan en ook tot prin-
cipieele en militante katholieken kan doen
uitgroeien.
De aanwezigheid van beroepskundigheid,
beroepsliefde en beroepsgenot waarborgt nog
geenszins de aanwezigheid van 'n beroeps-
ethische instelling van den mensch, zonder
welke nochtans geen gerantie aanwezig is
voor 'n richtige vervulling van z'n beroep,
getuigen de vele beroepsgeneigden en be-
roepsbekwamen die door gebrek aan zedelijke
zelfbeheersching Jammerlijke beroeps-mis
lukkingen werden. Weshalve moet de nog
sterk geldende practijk van ouders en op
voeders om bij de beroepskeuze der rijpere
jeugd eenzijdig te letten of actueelen zin voor
en intellectueele of technische begaafd
heid voor 'n beroep van moreel standpunt
bezien, ernstig worden veroordeeld.
Na gedachtenwisseling naar aanleiding van
het gesprokene werd de vergadering ge
sloten. Om half negen kwamen weer eenige
deelnemers in de zaal bijeen, waar een ge
zellige bijeenkomst werd belegd ter gelegen
heid van het tien-jarig bestaan van het
Centraal Zielkundig Beroepskantoor.
Medewerking werd verleend door het zang
koor der St. Antonlus-parochie onder leiding
van den heer G. A. van Kooten, en door
The all round musicals.
„Zoo oud is reeds de vereering van den Nothbodo echter verlangde nog meer ze-
H. Jeroen, of, zooa'.» enkelen schrijven: St. i kerheid en duidelijker bewijzen, dat de op-
Hieron, priester en martelaar," aldus begin- dracht door den Heilige zelf gegeven was;
nen de Bollandisten 1) het levensverhaal daarom bad.hij om een tweede verschijning,
I van dezen Heilige, „dat het sterk verwondert j Zijn gebed werd verhoord; St. Jeroen ver-
dat zijn naam, die wel voorkomt in de oude scheen hem wederom en zeide: „Doe wat u
Martelaren-boeken, niet genoemd wordt in duidelijk is geopenbaard."
het herziene Romeinsche. I Zelfs deze formeele opdracht voerde Noth-
De voornaamste onder de schrijvers, uit I bodo niet uit, nog steeds in twijfel verkee-
wier werken de gegevens over de vereering rend of de verschijning van den Hemel
van St. Jeroen zijn verzameld, is Molanus,
die in zijn „Feestdagen (geboortedagen) der
Heiligen van België" by dezen dag (d.i. 17
Augustus, feestdag van St. Jeroen) aantee-
kent: „Feestdag van St. Jeroen van Eg-
mond, priester en martelaar, die uit een
adellyk geslacht in Schotland werd geboren.
Ofschoon hy de eenige zoon van zijn ouders
was (en hy dus ongestoord het leven kon
genieten), konden de genietingen van deze
wereld hem niet verlokken; hy sloot zich
aan by priesters en kloosterlingen en legde
zich toe op de navolging van hun deugden."
„Onder ingeving van de genade van den
H. Geest", leest men verder in zijn levens
beschrijving, „werd hem by het ontvangen
van het H. Doopsel de naam Jeron (Je
roen) gegeven, opdat zelfs in zyn naam de
heiligheid van zyn leven zou uitkomen."
(Jeron, of het Grieksche woord Hieron be-
teekent nX geheel heilig).
zyn ouders gaven de grootste zorgen aan
zyn opvoeding. De oude biografen schrijven
over hem, wat In het Evangelie over Chris
tus is opgeteekend: met zijn leeftyd nam zijn
wijsheid en heiligheid toe. („En J.ezus nam
toe in wysheid en leeftyd, en behageiykheid
by God en de menschen." Luc. II, 52).
Hy gaf dan ook biyk van een deugdbe
oefening en een ernst, die men by kinderen
van zijn leeftijd gemeenlijk niet aantreft.
kwam.
Eenigen tyd later werden drie paarden van
Nothbodo gestolen. Met eenige knechten
toog hy op onderzoek in den omtrek. Des
avonds sloegen zy hun kamp op in het te
genwoordige Noordwijk, dicht by het graf
van St. Jeroen, dat Nothbodo uit zijn visioe
nen herkende. Des nachts verscheen de Hei
lige aan een der knechten en droeg hem op:
„Zeg aan uw meester Nothbodo dat hy myn
bevel niet langer verwaarloost en mijn
lichaam overbrengen moet naar Egmond.
Maar omdat ongeloovigen een teeken noodig
hebben: ga in het woud hier in de nabyheid,
zoek daar en ge zult er de gastolen paarden
vinden".
Vroeg in den morgen vertelde de knecht
aan Nothbodo over de verschijning. Onmld-
deliyk gingen zy naar het woud, waar zy
Inderdaad de gestolen paarden vonden. Noth
bodo had nu alle zekerheid dat de opdracht
van den Heilige zelf kwam. Hij vertelde
alles aan de geestehjkheid en spoedig daarna
werden de overbiyfselen van St. Jeroen door
bisschop Balderic van Utrecht in het ge
opende graf gevonden. Een zoete geur steeg
op, zoodra het graf was opengelegd. In een
weidsche processie, met talrijke priesters,
hoogwaardigheidsbekleders en ridders, wer
den de reliquiën naar Egmond overgebracht
en daar geplaatst in de kapel. Omstreeks
Zelden speelde hy of gunde zich tijd voor j 1300 werd de kapel cjoor een betere en groo-
ontspanning met andere kinderen. Hy toonde tere kerk vervangen. De gaven en offers der
groote voorliefde voor het gebed, zoodat het vele processiegangers en vereerders van den
geen verwondering wekte dat hü, bij het kie
zen van een levensstaat, zyn verlangen te
Heilige maakten het mogelijk de kerk zoo
kostbaar mogeiyk te versieren, en er een to-
kennen gaf, priester te willen worden en wel ren op te bouwen. De bekende Jac. Corne-
priester-misslonaris. Hij volgde zijn roeping liszn. van Oostzaan schilderde aan het ge
en zyn verlangen en scheepte zich na zijn welf den marteldood van St. Jeroen.
H. Priesterwyding naar het Oosten in, „Ge- j Bij de verwoesting van de heiligdommen
leid door de Goddeiyke genade vertrok hy van Egmond onder den geuzenaanvoerder
van Engeland en kwam in Holland en Fries- Sonoy konden de reliquiën van St. Jeroen
land". met groote moeite in veiligheid worden ge-
Hij vond er een volk. dat gebonden was bracht. De schedel ging toen echter verlo-
in de, dwalingen en misbruiken van den af- ren. De reliquiën werden naar Haarlem over-
godendienst; de priesters der afgoden oefen
den er groote macht uit. De heilige onder
nam echter, vol vertrouwen op Gods hulp,
de sehynbaar hopelooze taak. Onvermoeid
gebracht en daar in bewaring gegeven aan
den als trouw Katholiek bekend staanden J.
Wolbrandts omdat men 'n dergelijken kostba
ren schat eerder in kloosters en by priesters
trok hy door de veelal woeste gebieden van I zou zoeken dan by leeken. Aartsbisschop
deze streken om het H. Evangelie te predi- f Sasbout Vosmeer schonk de reliquiën in 1592
ken; als een ware Apostel ging hy naar alle aan de Haarlemsche geestelijkheid terug. In
1851, toen de St. Bernarduskerk werd opge
heven, werden de reliquiën het bezit van de
kerk aan het Bagijnhof In Haarlem.
De Bisschop van Haarlem meende echter
dat de bedevaartplaats Noordwyk in eere
plaatsen en nederzettingen en leerde er
Christus en zyn liefde. Ofschoon niets ver
meld is van minder goede bejegening of mis
handelingen, is het niet moeiiyk aan te ne
men dat St. Jeroen en zyn gezellen niet
overal even gastvrij werden ontvangen, dat hersteld moest worden. Met groote plechtlg-
vooral de priesters hem ongaarne zagen ver- heid werd de rellqui daarom ln 1892 naar
schijnen en alles hebben gedaan om zyn Nqq~1—óvergebracb: r-r de heilige
werk te bemoeilijken, waarbij vooral het apostel en martelaar den .noot. aal gevonden,
feit, dat de heilige een vreemdeling was. De feestdag van St. Jeroen werd in Utrecht
hun woorden kracht gaven. Zyn werk bleef
echter niet zonder resultaat, en in betrek-
keiyk korten tijd overwon hy de bezwaren
en moeilijkheden der heidenen en bracht
het volk tot den dienst van God.
Zoo kwam St. Jeroen op een van zyn
missiereizen in de omgeving van het tegen
woordige Noordwyk, waar de tot het Katho-
reeds in 1429 op 17 Augustus gevierd. By-
zond?re aflaten kon men op dien dag ver
dienen. In Noordwyk werd het feest vroeger
tweemaal in het jaar gevierd, terwijl alle
Woensdagen een H. Mis werd opgedragen.
Onder de schrijvers, die St. Jeroen bewon
derd en bekend gemaakt hebben, noemen wy
nog den monnik Willem Herman in Gouda.
llcisme bekeerde heidenen een kerkje had- 'die een groot gedicht over den Heilige heeft
den gebouwd. Het was ln het jaar 856, in geschreven. Een Passionaal uit de 15e
den tyd dat de Noormannen in hun roof- eeuw verhaalt nog een wonder dat op voor
schepen van Scandinavië naar deze gewes- spraak van den heilige is geschied; een man
ten afzakten, plunderend en moordend door nX, wiens rechterhand door zyn vyand byna
het land trokken, steden en dorpen ver
woestten, mannen en vrouwen vermoordden,
brandschatting oplegden, in één woord wa
ren een schrik voor de bewoners van Hol
land en Friesland, die vluchtten op de eer
ste tyding van hun komst en in de Litanie
geheel was afgehouwen, nam zijn toevlucht
tot St. Jeroen en verkreeg onmiddeliyk vol
komen genezing; slechts een lidteeken bleef
zichtbaar.
1) Bollandisten is de neon van een groep
Jezuiëten die de „Levens der Heiligen" heb-
alle Heiligen baden: „Van de woede ben geschreven; de eerste was J. Bolland.
B. en W. zyn er in geslaagd de gemeente
begrooting 1929 sluitend te maken zonder
'oelastingverhooging en zonder hun toevlucht
te nemen tot zulke ingrypende bezuinigings
maatregelen als verleden jaar noodig bleken
te zijn. Van vermindering der belastingen
is overigens geen sprake, behalve dan de ver
mindering van 130 tot 150 opcenten op de
personeele belasting, waartoe reeds eerder
is besloten, maar waaromtrent B. en W. nog
een progressieschaal zullen opmaken. Verla
ging of afschaffing der zakeiyke bedryfsbe- j
lasting ligt overigens niet in de bedoeling van I
B. en W.
Inmiddels wyzen B. en W. op de straks
noodzakeiyke regeling van het in de mil-
lioenen loopend tekort op het Pensioenfonds.
Aan de tafel van H. M. de Koningin zaten
gisteravond ten Paleize Het Loo, met H. K.
H. Prinses Juliana en Haar gevolg aan de
majoor Van Reede, commandant van de Rij
school, de ritmesters jhr. Godin de Beau
fort, Camerling Helmoit en jhr. De Marees
van Swinderen instructeurs aan de Ryschool
en de équipe Nederlandsche officieren eersfce-
luitenant Pahud de Mortanges en Van der
Voort van Zqp en ritmeester De Kruyff, de
prijswinnaars der Olympiade
Een Vlaamsch lid van de Belgische Ka
mer had, naar de correspondent van de
„N. R. Crt." te Brussel meldt, onlangs ge
klaagd over het feit, dat het personeel der
Pullmantreinen op het Belgische traject
althans, geheel uit Nederlandsch-onkundi-
gen blijkt te bestaan.
De Belgische minister van spoorwegen
heeft nu, aan dit Kamerlid schriftelijk
geantwoord, dat de Nationale Maatschap
pij van Belgische Spoorwegen de noodige
maatregelen heeft getroffen, ondat in al:P
Pullman- en andere treinen, rydende tus
schen Nederland en Parijs en omgekeerd,
de contröle voortaan verzekerd kunne wor
den door bedienden die ook de Nederland
sche taal spreken.
van
der Noormannen, verlos ons Heer!"
j St. Jeroen had op den feestdag van O. L.
I Vrouwe Hemelvaart van dat jaar de piech-
jtigheden in het kerkje geleid en de geloovi-
i gen toegesproken, toen het ontstellende be-
j richt kwam dat de Noormannen naderden
en reeds het strand hadden bereikt. Vluch-
i ten was byna niet meer mogeiyk; St. Je
roen vreesde de rooverbenden ook niet en
verheugde zich er op voor Christus smaad en
smart te verduren. Biddend voor zyn vijan
den werd hy weldra door de woeste Vikingen
gegrepen en voor den hoofdman der bende
gevoerd.
De hoofdman bood hem leven en zyn
gunst, indien hy zyn God wilde afzweren.
De weigering van den Heilige, die zijn geloof
beleed en zeide gaarne te willen sterven voor
de Eeuwige Waarheden, was het sein voor
de Noormannen om hem te beleedigen en te
folteren.
Het volk raasde en tierde en wilde steeds
meer en scherper pynigingen zien, in de
hoop, dat de marteling van den Apostel
voor de christenen een afschrikwekkend
voorbeeld zou zyn, dat hen tot afval zou
bewegen.
Na een dag van beleedigingen en pijn werd
St. Jeroen in een donkeren kerker opgeslo
ten. Biddend bracht hy grootendeels den
nacht door, tot hy den volgenden morgen
weder voor den hoofdman werd gebracht.
Deze trachtte opnieuw St. Jeroen te bewegen
tot aanbidding van de afgoden en dreigde
hem, toen de Heilige standvastig bleef, met
nog vreeseiyker martelingen, waarop hy ech
ter ten antwoord kreeg: „De beulen hebben
my smart veroorzaakt, maar zy hebben my
ook sterker gemaakt, want er is geschreven:
Naarmate de menigvuldigheid van mijn py-
nen, heeft Uw troost myn ziel verbiyd." Op
alle overredingen en bedreigingen, ant
woordde de Heilige slechts met een korte be-
ïydenis van zyn geloof en met de verzeke
ring dat hy nooit het hoofd zou buigen voor
de valsche goden, maar dat hy trouw bleef
aan den God, Dien hy vanaf zyn jeugd
diende en eerde. „Met dwaasheid tracht gy
my te overreden en onzeker is wat gy mij
belooft" was het antwoord op alle beloften
van eer en rykdom. Ten slotte beval de
hoofdman hem te dooden; na verschillende
folteringen onthoofdden daarop de beulen
den Heilige, „zy sleepten hem voort tot zy
gekomen waren ter plaatse waar nog een
holle weg, vroeger de Lydensweg, thans de
St. Jeroensweg geheeten, voert langs een
laag, door kreupelhout verborgen poortje, dat
by iedereen als het St. Jeroenspoortje be
kend staat" (Neerland's Heiligen, van pater
J. A. F. Kronenburg C.s.s.R.). Het lichaam
van den martelaar werd daar door de chris
tenen begraven.
Wonderen
Het lichaam van St. Jeroen bleef daar
rusten, tot de Heilige zelf beval het naar een
waardiger rustplaats over te brengen. In het
jaar 955 verscheen de heilige des nachts
aan Nothbodo, een landbouwer in de omge
ving van Noordwyk. „Ik ben Jeroen", hoorde
Nothbodo de verschyning spreken, „een mar
telaar des Heeren". Hy verhaalde vervolgens
aan den landbouwer, die het kruisteeken had
gemaakt om te onderkennen of de verschy
ning van God dan wel van den duivel was,
van zyn marteldood en zyn graf in Noord
wyk en droeg hem op zyn lichaam over te
brengen en te plaatsen in het heiligdom van
St. Adelbert.
wy hebben ons aan hun documenten gehou
den, omdat zij de volledigste geschriften heb
ben samengesteld en hun gezag en geloof
waardigheid voor iedereen onomstootelyk
vaststaat.
Vr.: Welke is de kortste weg per auto van
Heemstede naar Roermond? Hoeveel K. M.?
Antw.: Heemstede, Haarlem, Halfweg, Am
sterdam, Duivcndrecht, Abcoude, Baam-
brugge, Loenersloot, Loenen, Nieuwersluis,
3reukelen, Maarssen, Utrecht, Houten,
Schalkwijk, Culemborg, Buurmalsen, Gelder-
malsen, Meteren, Waardenburg, Tuil, Zalt-
bommel, Hedel, 's-Hertogenbosch, Vught,
Boxtel, Eindhoven, Geldrop, Heeze, Leende,
Maarheeze, Weert, Keipen, Baexem, Horn,
Roermond. Afstand 198 K. M.
De prijs van den gierpont op Culemborg
bedraagt 2 ets. per persoon, overigens kos
teloos.
Het veer over de Waal naar Zalt-Bommel
kost 4 ets. per persoon, overigens kosteloos.
By hoog water en 's nachts verhoogd tarief.
Vr.: Welke is de kortste weg van Hillegom
naar Doesburg? Hoeveel K. M.?
Antw.: Hillegom, Hoofddorp, Aalsmeer,
Kudelstaart, de Kwakel, Uithoorn, Mi1dre<#it,
Wilnis, Ruwiel, Breukelen, Utrecht, de Bilt,
Zeist, Rysenburg, Driebergen, Doom, Leer-
sum, Amerongen, Eist, Rhenen, de Grebbe,
Wageningen, Renkum, Heelsum, Oo. erbeek,
Arnhem, Velp, de Steeg, Ellecom, Doesburg.
Afstand 135 K. M.
Vr.: Ik ben werkster. Nu heeft myn juf
frouw uit myn werkhuis vacantle gegeven
voor 2 dagen in de week, maar nu is ze
zonder my te schrijven, den 3den dag niet
thuis gekomen. Ik ben er voor vast 2 keer
in de week. Is men verplicht, my dit geld uit
te betalen?
Antw.: Indien die derde dag uw vaste
werkdag was, ja.
Vr. Ik heb. wagensmeervlekken op een
gabardine-regenmantel gekregen. Hoe kan
ik die verwyderen?
Antw. Wrijf de vlek met reuzel in, zeep
haar in en laat den mantel, na de vlek
aldus behandeld te hebben, eenigen tyd
liggen. Daarna met water en terpentijnolie
afwisselend ultwasschen.
Aneta seint uit Bandoeng: Volgens het
„A. I. D." de Preangerb-de" overweegt de
P.T.T. de telefoon en de telegraaf en het
doorgeven van 't radioverkeer van Bandoeng
naar Batavia langs een ondergrondschen ka
bel te leiden, waarvoor reeds van vers :hillen-
de fabrieken prysopgaaf is gevraagd. De kos
ten van den kabel worden geraamd cp 2.3 tot
2 y, millioen gulden. De bestaande toestand
wordt onbevredigend geacht.