DE ONGEZIENE WERELD
OF HET LEVEN NA
DEN DOOD
1928
CU
Buitenlandsch Nieuws
Iftynhvutts
FEUILLETON
•Tjmu/iutaMdim
VIERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1928
BLADZIJDE 1
- - - - geen vertrouwen,
dat wij gedurende meer dan
anderhalve eeuw en in steeds
toenemende mate tabak vervaar
digen en daarmede voorzien, een
steeds grooter wordend aantal
rookers
door een product
te leveren dat door zijn kwaliteit
voldoet aan de hoogste eischen
was het mogelijkonze positie
175 jaren lang te handhaven
en gestadig te versterken.
zullen de geur
en smaak van onze tabakken ten
volle bevredigen.
„2n pfiaah oan gewone,ixthak!*
Echte Friesche HEEREN-BAAI
Was het zijn misdrijf?
I
XIV
Gods Eigenschappen
GODS WEZEN IS ALOM
TEGENWOORDIG
Sa, neemt uw vlucht en vliegt,
Gedregen door 't verstand.
Tot boven 't hoogste perk
Waarin de zonne brandt:
Daar zult gij Immer God
En 't eeuwig wezen vinden
Van Hem, dien ruimte, tijd
Noch eeuwe en kan ontbinden.
Sa, neergedaald tot in
Den afgrond van de zee,
Den diepen donkeren duik
Van 't zwemmend watervee;
Daar zult gij wêeronj God,
Met u gedaald, ontmoeten,
En zijne al tegenwoor
digheid erkennen moeten.
Hij is alwaar gij zijt
Of niet en zijt; alwaar
Gij nimmer komen kunt
Noch komen zult, ook daar:
Hij is in u, in al
Dat is of was begrepen,
En door geen wezen, dat
Hij zelf en is, omnepen.
Hij isWie was er zoo
Als Gij zijt, ooit weleer;
Wie zal ooit zijn als Gij
Des wezens opperheer;
Gij onbeslotene, al
Besluitende in Uw wezen?
'k En kenne geenen God,
Geen anderen God als.... Dezen!
Hoe meesterlijk vertolkt hier de Vlaam-
sche Priester-Dichter, Gezelle, den Ko
ninklijken Profeet David, als deze vol die
pen eerbied voor Gods alomtegenwoordig
heid in rijken gloed van Oostersche woor
denpracht uitroept:
Jahwe, waarheen zou 'k uwen geest ont-
floopen?
Waarheen ontvlieden Uw aangezicht?
Steeg ik ten Hemel op, daar zijt Gij;
Maakte ik het schimmen-rijk tot mijne
[sponde Gij zijt er.
Verhief 'k mijn vleugelen bij de morgen-
f schemering,
En zette ik mij neder aan de grenspalen
[der zee,
Ook daarheen zou Uwe Hand mij leiden,
En Uwe Rechter mij richten (Ps. 138'-7).
„Nu ben ik weer thuis," zegt Pater Jac.
Schreurs in zijn wonderschoone „Reflexen",
„mijn lamp is licht en mijn kamer is koel,
en zeker weet ik, nu alles zoo stil en zoo
ver is, dat weer dat „vreemde" in mij zal
ontwaken: die vreemde pijn, die zoete harts
tocht naar U, onzichtbare, goedige God! Ik
weet U bij mij en eindeloos ver, in het
suizende lamplicht, in de ruischende gren
zeloosheid; ik voel U in mij en mij in U
bewegen en leven. Soms is 't mij, alsof ik
de eeuwigheid hadde geademd en er zelf
in verloren ging
Als Gij uit de tuinen van het avondrood
tot mü gekomen waart, zouden mijn oogen
niet méér geblonken hebben; als Gij mij
verschijnen wildet aan het venster, zou ik
niet verwonderd zijn. Want ik weet, dat
Gij hier zijt en deze voortdurende zeker
heid heeft mij voorbereid op Uwe komst.
En heel eenvoudig zou ik zeggen: „Dag Va
der", meer niet."
God is alwaar gij zijt,
Of niet en zijt; alwaar
Gij nimmer komen kunt
Noch komen,zult; ook dèi&r!
De oneindige God wordt door geen „tijd"
gemeten, want Hij is eeuwig en zonder be
gin of einde! Hij wordt door geen „ruimte"
begrensd, want Hij is onmetelijk en alom
tegenwoordig.
Zijn onmetelijkheid strekt zich uit tot
alle mogelijke ruimten, welke door het
scheppen van ontelbare nieuwe werelden
zouden geopend worden. „Vul ik niet den
Hemel en de Aarde," zegt Hij terecht door
den mond van den profeet Jeremias
(XXm—24).
Reeds Salomon was hiervan innig over
tuigd, toen hij bij het inwijdingsgebed van
den stralenden tempel, dien hij voor den
God van Israël had gebouwd, sprak:
„Indien toch de hemel en de hemelen der
hemelen U niet kunnen bevatten, hoeveel
minder dit huis, dat ik gebouwd heb" (III
Kon vni—27).
Ook Sint Paulus leerde in de Koningshal
van den Areopagus den Atheners duidelijk,
dat God als Geest niet wordt omsloten
door vier muren van een tempel: „Mannen
van Athene, die God, die de wereld en al
wat daarin is, gemaakt heeft, die de Heer
van hemel en aarde is, woont niet in tem
pels door menschenhanden gemaakt
In Hem toch leven en roeren en zijn wij"
(Hand.: XVII-24).
Ziedaar het feit van 2ftin alomtegen
woordigheid!
Nu het hoe!
Hoe is dan God overal tegenwoordig?
Ten eerste, door Zijn macht.
De geschapen dingen zijn zóó afhanke
lijk van God, dat ze zonder Zijn hulp en
tegenwoordigheid geen oogenblik kunnen
voortbestaan; trekt God die hulp terug,
dan zinkt alles, wat bestaat, terstond terug
in het niet. Deze voortdurende bijstand
brengt dus vanzelf zijn tegenwoordigheid
met zich mede: in Hem leven wij, roeren
en zijn wij!
Ten tweede door Zijn wetenschap.
God ziet alles wat geweest is, wat is, wat
zal zijn en wat zou kunnen zijn. Met één
blik telt hij de millioenen hemelbollen,
die zich wentelen door 't machtig heelal en
berekent Hij het oneindig getal zandkorrels
aan de verre stranden der oceanen. Met
Zijn kennis is Hij alles nabij en tegen
woordig.
Ten derde door Zijn zelfstandigheid.
Gods onmetelijk wezen vult alle plaatsen,
doordringt alle stoffelijke en onstoffelijke
dingen. God is een Geest en als zoodanig
niet uitgespreid over het heelal gelijk bij
voorbeeld de lucht over de aarde verspreid
is. Omdat Hij een Geest is, daarom wordt
Zijn Wezen niet gelijk de lichamen naar
deelen en afmetingen door de ruimte om
schreven, maar is Hij volledig overal te
gelijk en op iedere plaats afzonderlijk te
genwoordig.
Zoo is bijvoorbeeld ook de ziel volledig in
het geheele lichaam en even volledig irf
ieder lichaamsdeel tegenwoordig. Terwijl
nu de ziel tot een bepaald lichaam be
perkt is, zoo is God door niets begrensd of
beperkt, maar strekt zich volledig tot alles
en tot ieder schepsel afzonderlijk uit.
Hieromtrent kunnen we nog drie opmer
kingen maken.
Ten eerste, al is God overal volledig te
genwoordig in alles, Hij wordt toch niet
besmet door de onreinheid of het zede
lijk bederf Zijner schepselen, evenmin als
de blinkende zonnestraal niet verontrei
nigd wordt, als nij in drassig water schiet.
Vervolgens, al is God overal tegenwoor
dig, is er bij Hem geen sprake van plaats
verandering, al zeggen wij, dat Hij tot ons
komt en ons verlaat, waardoor wij slechts
willen aanduiden, de uitdeeling of onttrek
king van bijzondere gunsten, waardoor God
op bijzondere wijze Zijn tegenwoordigheid
aan ons openbaart.
Ten slotte, al is God overal volledig te
genwoordig door Zijn macht, Zijn weten
schap en wezen, is Hij nog op sommige
plaatsen op een geheel-bijzondere en bo
vennatuurlijke wijze tegenwoordig.
Zoo is Hij in den Hemel tegenwoordig
omhuld door 't grondeloos licht zijner
glorie, als loon Zijner uitverkoren Zaligen,
in de zielen der rechtvaardigen door de
heiligmakende genade; in het H. Sacra
ment des Altaars als God en Mensch te
zamen, waar Zijn Godheid op bovenna
tuurlijke wijze in de eenheid van den Per
soon des Woords met de verheerlijkte
menschheid van Christus vereenigd is.
Toen Keizerin Eudokia den H. Joannes
Crysostomus met ballingschap bedreigde,
antwoordde haar de moedige bisschop: „Gij
kunt mij alleen dan vrees aanjagen, als ge
me kunt verbannen naar een plaats, waar
God niet tegenwoordig is."
„Vader, open over ons uwe goedige oogen,
„en wees ons nabij als een zeer geliefde
„geur, goed om te ademen; als de reuk van
„rijp fruit in de tuinen van Limburg. Waak
„over ons uit de hooge paleizen van uw
„avond en laat de stilzwijgende ruimten
„vervuld zijn van Uwe aanwezigheid!
„Als wij opzien naar de sterren, geef onze
„oogen te ontwaren de glanzingen van Uw
„glorierijk Wezen en onze ooren de verre
„echo's van Uw almachtige voeten!
„Spreid Uw lieve aandacht uit over ste-
„den en dorpen, zedig gezeten onder de
„groene looverhuizen van den grooten zomer,
„op de oevers van den schoonen stroom; en
„zegen wie daar wonen en wandelen de
„witte wegen naar een doel.
„Laat Uw dauw over ons geboren worden,
„weinig later dan Uw heilige sterren en laat
„Uw avondwind voor elk de bode zijn van
„een goed bericht.
„Luister met ons naar het verhaal van
„een oud man, 's avonds op het dorpsplein:
„Zijn stem klink als uit een gouden diepte;
„Zijn woorden hebben den geur van lieve her
inneringen en den klank van schoone ver
pachtingen.
„Groet de kranke Lia aan haar venster
„met Uwe hand en den eenzamen tolman in
„zijn huis bij de rivier.
„Luister aan het lage raam als de kinde
ken met U praten in hun droom, en troost
„de schamele moeder, die wachtend aan
„den gevel van haar woning staat.
„Roep den verloren zoon uit de taveerne,
„want de appelroode maan loert reeds hei-
„melijk door het loof en blinkt oranjegeel
„op den laten landweg." (Jac. Schreurs:
Reflexen)
C. VIS, Rector.
"Vanaf 50ctp.l/2pd. 20 clp.ons, 10 ctp.'l2on$
N.V. Douuie Egberts Tabaksfabrieken foure-Utrecht
Amsterdam-den Haag. - Opgericht 1753.
kalmeeren en worden
gesterkt door
Buii,e 75ct Bij Apoth en Dropten
HET PACT VAN DE OOSTELIJKE
MIDDELLAND SCHE ZEE
Tijdingen, die tegelijk uit Griekenland en
uit Turkije komen, toonen aan, dat de
plannen schijnen te worden verwezenlijkt,
die in December van het vorige jaar zij-a
ingéleid bij een bezoek van den toenmali-
gen Griekschen minister van Buitenland-
sche Zaken, Michalakopoelos, in Rome.
In zijn eerste openbare program-rede
heeft Venizelos laten doorschemeren, dat
hij eveneens sympathiseerde met de be
moeiingen, die van Italië zijn uitgegaan,
om een pact-systeem te scheppen tusschen
Rome, Athene en Angora.
Dit'wordt nu bevestigd: er zal binnen
kort een niet-aanval- en vriendschapsver
drag worden onderteekend tusschen Grie
kenland en Italië.
De Joegoslavische regeering heeft in
Athene laten weten, dat ze bereid is te on
derhandelen over, de kwesties, dia nog tus
schen de beide landen zwevende zijn. (Deze
stammen 'deels nog uit den oorlog, deels
uit een concessie van een Joego-Slavische
vrijhaven in Saloniki en gedeeltelijk ook
uit andere bevolkings- en grensproblemen
en financieele aangelegenheden.
Voor het tot-stand-komen van genoemd
pact-systeem is echter de definitieve rege
ling van de GriekschTurksche kwesties
van nog meer belang. ia-
Deze omvatten in de eerste plaats de ver
huizing van de Turken en Grieken, zocals
indertijd in het vredesverdrag van Lau
sanne is vastgesteld. Met de ge i hier
van heeft o.a. ook het Haagsche scheidsge
rechtshof zich herhaaldelijk moeten bezig
houden en heeft onlangs in een kwestie,
die op zichzelf niet veel te beteekenen had,
een oordeel geveld ten gunste van Turkijs.
Daardoor is de positie van dit land voor
komende onderhandelingen zóó versterkt, dat
men in Angora, waar men trou
wens door een vriendschaps- en scheids
gerechtsverdrag met Italië de facto reeds
is ingegaan op het streven van de Middel-
landsche- Zee - politiek in Rome, nu ook ge
negen schijnt, een verdrag te sluiten met
Athene.
In den laatste tijd moet Venizelos in
een schrijven aan de Turksche regeering
den wensch hebben uitgespoken, dat de
bestaande geschillen spoedig zullen worden
geregeld en dat de twee voormalige tegen
standers elkaar meer zullen naderen. In
ieder geval schijnt men aan beide kanten
bereid te zijne om ernstig te onderhande
len Het sluiten van de Italiaansch-Griek-
sche overeenkomst, wat alleen was ver
traagd door de politieke gebeurtenissen
van de laatste maanden in Athene, wijst
tezamen mett deze berichten op een ver
sterkte en succesvolle activiteit van Italië
in de Oostelijke Middellandsche Zee.
Dit en de gebeurtenissen in Albanië en
dan kleinere symptonen, zooals de versterk
te behandeling van de Tunesische Grava
mina door Italië, de aanleg van een onder
zeeboot-basis in Sardinië, enz., deze heele
activiteit wordt verklaard als een reactie op
de jongste Engelsch-Fransche overeen
komst. Maar men moet niet vergeten, dat
de plannen voor het pact van de Oostelijke
Middellandsche Zee al lang waren ingeleid
en voorgeteekend, voor de EngelschFran-
sche overeenkomst is bekend geworden,
waarschijnlijk zelfs vóér de onderhandelin
gen hiervoor waren begonnen.
GRAAF GRAVINA DEFINITIEF BENOEMD
TOT VOLKENBONDSCOMMISSARIS
TE DANZIG
GENèVE, 21 September De Raad van
den Volkenbond heeft Vrijdagmiddag beslo
ten in plaats van den heer Van Hamel den
Italiaanschen fregat-kapitein Graaf Gra
vina tot Volkenbondscommissaris te Danzig
te benoemen. Het mandaat van Van Hamel
loopt 22 Februari 1929 af, maar hij zal zijn
ambt formeel blijven vervullen tot 22 Juni
1929. De benoeming van Graaf Gravina
zal te Danzig waarschijnlijk met instemming
begroet worden. In verband hiermede, wordt
er op gewezen, dat de besluiten van Van
Hamel den laatsten tijd noch in Danzig,
noch door de Poolsche regeering goedge
keurd worden. De Raad van den Volkenbond
en het Internationale of van Arbitrage te
Den Haag waren dan ook vaak gedwongen
in hoogste instantie voorzieningen te tref
fen, die vaak niet in overeenstemming wa
ren met de beslissingen, die Van Hamel in
eerste instantie genomen had. In den Raad
van den Volkenbond hebben echter zoowel
Polen als Danzig zich ertegen verzet, dat
Van Hamel zou aftreden. Staatssecretaris
Von Schubert wist den Raad evenwel tot
zijn overtuiging te brengen, dat een nieuwe
bezetting van deze functie noodzakelijk w^s.
Graaf Manfredo Gravina, die nu defini
tief benoemd is tot Volkenbondscommissaris
te Danzig, is marine-officier en reeds langen
tijd werkzaam in den Italiaanschen dipio-
matieken dienst. Hij is marine-attaché te
Stockholm en lid van verscheidene interge-
allieerde commissies geweest. Sedert gerui-
men tijd ook is hij reeds lid van de Italiaan-
sche Volkenbondsdelegatie als specialiteit
voor Oostersche kwesties. Verder is hij se
cretaris van de Italiaansche groep van de
„Federation Internationale des Unions In-
tellectuelles". Hij is vleugel-adjudant van
den Koning van Italië en een kleinzoon van
Franz Liszt. Zijn moeder en een van zijn
broeders wonen in Duttschland. Verder is
hij op journalistiek gebied op den voorgrond
getreden als medewerker aan de „Corriere
della Sera". Hij spreekt Duitsch en Engelsch.
DR. LUTHER NEEMT ONTSLAG BIJ
DE RIJKSSPOORWEGEN
BERLIJN, 21 Sept. Officieel wordt mede
gedeeld:
Aan het einde van dit jaar zullen perio
diek uit den Bestuursraad van de Duitsche
Rijksspoorwegmaatschappij treden drie van
de door de Rijksregeering benoemde leden;
n 1 prof. dr. Blum, dr. Ott en kapitein
Buck en drie leden, aangewezen als
trustees voor het nakomen der herstellings
verplichtingen, n.l. generaal Mance, Mar-
got en Habich.
Thans heeft de vroegere Rijkskanselier
dr. Luther doen weten, dat hij aan het
einde van dit jaar, terwijl zijn mandaat
nog slechts twee jaar cud is, zijn mandaat
als lid van den Bestuursraad zal neer
leggen.
HET VRIENDSCHAPSVERDRAG
TUSSCHEN ITALIË EN GRIEKENLAND
ROME 21 Sept. Het vriendschapsver
drag tusschen Italië en Griekenland, dat
morgen onderteekend zal worden, roept gun
stige commentaren te voorschijn in de Itali
aansche pers. Het pact bestaat uit 30 arti
kelen. Men verwacht, dat het de politieke
toestand tusschen de beide volkeren zal re
gelen in het Oosten van de Middellandsche
Zee en den Balkan. De officieele Tribuna
merkt op, dat Italië steeds gunstig gestaan
heeft ten opzichte van den vrede in d<m
Balkan en dus ten opzichte van den vrede
in Europa.
Mussolini's overeenkomst met Turkije die
een van de mijlpalen vormde in de politiek
van Mussolini, bewees dit. De conventie van
Zaterdag kan de logische en nuttige ontwik
keling genoemd worden van deze vredespo
litiek. Het „Giorrale d'Italia" merkt op, dat
dit pact het eerste van dien aard is, dat
Griekenland sluit met 'n groote natie. Rome
is de eerste Europeesche hoofdstad, die door
Venizelos bezocht wordt. Het pact zal over
eenkomstig het Volkenbondspact te Genève
ter registratie aangegeven worden.
FAMILIEDRAMA TE WEENEN
Het onderzoek in het familiedrama heeft
een verrassende wending genomen. Terwijl
aanvankelijk werd aangenomen, dat ^Vrtmann
door zijn vrouw was gedood, heeft later de
16-iarige zoon bekend, dat hij zich in den
strijd tusschen zijn ouders heeft gemengd en
bij een worsteling met zijn vader deze den
doodeliiken steek heeft toegebracht.
De jongeman is gearresteerd.
WEENEN, 21 Sept. Het onderzoek in
het familiedrama heeft Vrijdagavond op
nieuw een keer genomen. De jonge Artmann
herriep zijn bekentenis, dat hij zijn vader
uit noodweer zou hebben neergeschoten. Hij
verklaarde, dat hij deze bekentenis gedaan
had uit liefde tot zijn moeder, om haar van
de schuld aan een moord vrij te pleiten.
WEENEN, 21 Sept. Het onderzoek in
het familiedrama, dat hier plaats vond, heb
ben zeer bezwarende verklaringen tegen den
16-jarigen zoon Ferdinand Artmann tot re
sultaat gehad. In de eerste plaats zijn zijn
eigen verklaringen, dat hij n.l. uit noodweer
zou gehandeld hebben, toen hij den doode-
lijken steek toebracht aan zijn vader, onge
loofwaardig. In de woning bevonden zich
twee vuurwapens, waarvan het eene onaan
geroerd op de waschtafel gelegen had, ter
wijl uit het andere, een Styer pistool, 6 scho
ten zijn gelost. Volgens verklaringen van den
zoon had de moeder dit pistool reeds gerui-
men tijd in een lade verborgen en droeg zij
den sleutel altijd bij zich. ^ij het onderzoek
van den bed-divan werd door de gerechte
lijke commissie eean schotkanaal gevonden.
Het is onwaarschijnlijk, dat de moeder dit
schot op zich zelf gelost heeft.
Het mes waarmee de moord gepleegd is
De Duitsche buitenlandsche politiek oriën
teert zich naar het Oosten.
De Sowjet-commissaris van buitenlandsche
zaken, Tschitscherin, die in de eerstvolgende
dagen naar Duitschland komt, om met
Stresemann te onderhandelen.
lag op de waschtafel naast de revolver. De
commissie van onderzoek vond het opvallend
dat vader en moeder de steken precies op
dezelfde plaats hadden, waaruit de moge
lijkheid afgeleid wordt, dat de steken door
denzelfden dader toegebracht zijn. Als reden
voor den daad neemt men aan, dat de jonge
Artmann zich in het bezit van een vermogen
van zijn ouders wilde stellen. Regierungsrat
Artmann had zijn leven verzekerd voor 70
duizend Kronen. De zoon droeg kennis van
het afsluiten van deze verzekerig en heeft
dit in den loop van het verhoor bekend.
EEN SAMENZWERING TEGEN ACHMED
ZOGOE BLOEDIG ONDERDRUKT?
WEENEN, 21 Sept. Het hier verschijnen
de blad „Balkan.Korrespondenz" bevat een
berciht van de AlbaanscheJoegoslavischa
grens, volgens hetwelk te Tirana een sa
menzwering tegen het leven van koning
Zogoe is ontdekt en bloedig onderdrukt.
Talrijke arrestaties zouden hebben plaats
gehad en vier personen, die den aanslag
zouden moeten plegen, zouden op de markt
te Tirana zijn terechtgesteld. De lijken
zouden als afschrikwekkend voorbeeld drie
dagen tentoongesteld zijn.
Volgens het blad, is het bericht doac
vreemdelingen bevestigd.
RAMSAY MACDONALD TERUG
Ramsay MacDonald, de arbeidersleider, iS
van zijn vrij langdurige reis naar Canada
tot herstel van gezondheid te Londen terug
gekeerd. Hjj heeft met belangstelling van
het industrieele en economische leven in
Canada kennis genomen en thans in een
interview verklaard, dat de emigratie van
Britten naar Canada het Britsche werkloos
heidsprobleem nóch geheel kan oplossen,
nóch zelfs kan verlichten.
Op een vraag of het bezoek aan Berlijn
van Sir Henry Thornton, den president van
de Canadeesche Spoorwegen, niet ten doel
heeft de emigratie van Duitsche arbeiders
naar Canada, welke de Canadeesche regee
ring gaarne ziet, te regelen, zeide MacDo
nald, dat de emigratiemogelijkheden in Ca
nada zeer groot zijn, doch dat Canada als
het er op aan komt aan Britsche werk
krachten de voorkeur geeft. Er is nog veel
land onbewoond en de nederzettingen dienen
jaarlijks stelselmatig te geschieden.
Onmiddellijk na de conferentie der Arbei
derspartij te Birmingham, over veertien da
gen, zal MacDonald zich naar Weenen,
Praag en Berlijn begeven om den toestand
in Centraal-Europa te bestudeeren.
HUGO STINNES OP VRIJE VOETEN
Naar de Duitsche bladen melden, zal Hugo
Stinnes Jr. hoogstwaarschijnlijk Dinsdag a.s.
uit de voorloopige hechtenis worden ont
slagen. Het vooronderzoek is afgeloopen, en
men behoeft dus niet meer te vreezen, dat
hij zijn herkregen vrijheid zal gebruiken om
getuigen te beïnvloeden.
De invrijheidstelling van Stinnes zal ge
schieden tegen een aanzienlijke borgstelling
om het gevaar voor ontvluchting tegen te
gaan.
Het onderzoek betreft nog in hoofdzaak
de vraag, wanneer Stinnes op de hoogte is
gekomen van de onwettigheid van het be-
drijf en wat hij toen heeft gedaan om de
reeds genomen maatregelen ongedaan te
maken. Stinnes verklaart n.l., dat hij er
zich nimmer mee bezig zou hebben gehou
den. indien hij had geweten, dat ze onwettig
waren. Dit had hij eerst later vernomen.
De justitie is echter van oordeel, en zU
tracht dit aan te toonen, dat Stinnes al heel
spoedig van de onrechtmatigheid op de
hoogte is geweest, in elk geval op een oogen
blik, waarop het nog zeer goed mogelijk
was terug te keeren.
7 OCTOBER TE WIENER NEUSTADT
De onderhandelingen van den „Landes-
hauptmann" van Neder-Oostenrijk dr. Bu-
resch met vertegenwoordigers van de Heim-
wehren en den republikeinschen Schutz-
bund, met het doel een kalm verloop der op
7 October te Wiener-Neustadt te houden
betoogingen te verzekeren, leverden groote
moeilijkheden op.
De vertegenwoordigers der soc.-dem. ver
langden, dat de betooging der Heimwehren,
althans het houden van een optocht in het
stalsgedeelte van Wiener-Neustadt zou wor
den verboden, terwijl de leiders der Heim
wehren verklaarden, daarvan niet te willen
afzien.
Ook voorstellen om de beide demonstraties
op verschillende plaatsen en tijden te doen
houden, werden als technisch onuitvoerbaar
verworpen.
Bovendien verklaarden de leiders der
Heimwehren, dat zij met het oog op de uit
dagende houding der soc.-dem. niet met hen
wilden onderhandelen, v
Dr. Bueresch wil in weerwil hiervan Maan
dag de onderhandelingen voortzetten, daar
dien dag dr. Steidle, de aanvoerder der
Heimwehren, te Weenen wordt verwacht.
Ook heeft de communistische partij tegen
7 October een bijeenkomst te Wiener-Neu
stadt belegd en wel op dezelfde plaats en
denzelfden tijd als de beide andere betoo
gingen.
EEN VERKLARING VAN GOUVERNEUR
S3IITH
Gouverneur Smith, de democratische can-
didaat voor het presidentschap, heeft te
Oklahoma City een rede gehouden, waarin
hij poogde de vooringenomenheid tegen zijn
persoon, omdat hij tot de Roomsch-Katho-
lieke kerk behoort, te bestrijden. Hjj ver
klaarde niet te wenschen dat de katholieken
voor hem zouden stemmen wegens zijn gods-
(Naar het Engelsch)
5)
De heer Barnes echter lette op hen met
veel; hij hield het achtste compartiment in
het oog, waar de man van de weddenschap
zich bevond. Eindelijk kwamen zij te voor
schijn: een knappe man van bijna vijftig
jaar en één, die veel jonger scheen. Zü gin
gen naar den rookcoupé en staken een sigaar
op. De conducteur ging naar hen toe. ver
telde hun het geval en verzocht ook hen te
mogen onderzoeken. De man was hoogst ver
baasd, toen de jongste van het tweetal, een
jongmensch met een zeer aristocratisch
uiterlijk, bij dit verzoek blijkbaar onrustig
werd. „Bob," riep hij, op zijn vriend toe
gaand en dezen strak aanziende, „Bob, er is
•en diefstal gepleegd."
„Wat zei je?" vroeg deze kalm, schijnbaar
onverschillig.
„De conducteur wil ons fouilleeren!"
„Nu laat hem zijn gang g^an, jij bent de
dief toch niet, is 't wel?"
„Neen, ik niet. maar
„Wat maar? Als je 't niet hebt credaan,
laat je dan onderzoeken!"
Zijn vriend zag hem aan met een uit
drukking van verbazing en angst, die nie
mand begreep, behalve Barnes, die aan de
stem had gehoord, dat Bob degene was, die
zich beroemd had, de politie te kunnen ont-
loopen. Zijn vriend verdacht hem blijkbaar
van dezen diefstal reeds en vreesde, dat Bob
misschien de stellen in zijn kleeren had
verstopt, om alle verdenking van zich te
kunnen werpen. De jonge man begon dan
ook, tot vermaak van Barnes, zichzelf ang
stig te betasten en werd niet geruster, voor
dat hij geconstateerd had, dat in zijn klee
ren ten minste niets was te vinden. Nu zag
hij weer met bezorgdheid naar zijn vriend,
die kalm glimlachend hem aan zat te kijken.
„Kom, conducteur, onderzoek ons eens;
eerst hem daar, want hij doet zoo
vreemd
„Ja, conducteur, u zult wel denken, dat ik
me erg vreemd gedraag, maar ikik kan
't niet allemaal uitleggen, maar ik verzoek u
dringend ml) toch goed te onderzoeken, zoo
streng mogelijk als 't u belieft."
Dat geschiedde, maar er kwam niets ver
dachts te voorschijn.
„Hier is mijn kaartje. Ik ben Arthur Ran
dolph van 't bankiershuis Randolph Zn."
De conducteur, hoewel nog niet wetend,
waaraan het vreemde gedrag van zooeven
toe te schrijven, begreep toch, dat zijn ver
denking ongegrond was.
De heer Randolph vervolgde: „En deze
heer is mijn vriend, Robert Leroy Mitched,
voor wien ik insta."
Bij het hooren van dezen naam schrok
Barnes op. Het was dezelfde, als door de
bestolen dame was opgegeven. De heer Mit-
chel, een man van vijf en veertig jaar, ant
woordde: „Ik dank je, Arthur, maar ik wil
voor me zelf instaan."
De hoofdconducteur aarzelde een oogen-
blik, maar toen zeide hij tot den heer Mit-
chel, die hem afwachtend aankeek.
Het spijt me, mijnheer, dat de noodzake
lijkheid mij dwingt, om u te onderzoeken,
maar het is mijn plicht."
Mijn waarde heer, ik begrijp volkomen,
dat het uw plicht is, en ik neem het u vol
strekt niet kwalijk, maar toch weiger ik
beslist."
„U weigert?" riepen de drie mannen
tegelijk.
Het was moeilijk te zeggen, wie der dne
het meest verrast was. Randolph werd bleek
en leunde tegen den deurpost.
„Dat is een bekentenis van uw schuld,"
zeide de heer Barnes op levendigen toon;
„alle andere reizigers zijn onderzocht en er
is nog niets gevonden, dus
Het antwoord van Mitchel was weer geheel
onverwacht en verrassend:
„Dat verandert de kwestie Als ze zich al
len hebben laten onderzoeken, zal ik me ook
onderwerpen."
En zonder verder een woord te spreken,
trok hij zijn jas uit, die hij aan den hoofd
conducteur overhandigde. Er werd evenwel
niets gevonden, evenmin als in de bagage der
beide reizigers. De conducteur wierp een
wanhopigen blik op den detective, maar deze
zag uit het venster. Wie den heer Barnes
kende, kon aan het bijten op zijn snor zien,
dat hij boos was.
„We zijn hier aan het centraal-station
aangekomen," zei Mitchel, „zijn we vrij om
uit den trein te gaan?"
Op een teeken van toestemming gingen
de twee vrienden naar hun wagon terug.
De heer Barnes stond plotseling op en
sprong zonder een woord te spreken, op het
perron, terwijl de trein nog niet stilstond. Hij
liep op een persoon toe, met wien hij zacht
eenige woorden wisselde, waarop beiden op
den trein toegingen. Een- oogenblik later
kwam hem de dame voorbij, die bestolen
zeide te zijn en toen zij wegging, liep de
kennis van den heer Barnes haar achter
na. Ook hü zelf wilde heengaan, teen hij
een tik op zijn schouder voelde; hij keer
de zich om: 't was Mitchel.
„Mijnheer Barnes," zei deze, „ik heb u
iets te zeggen, gaat u met mij ontbijten?"
„Hoe weet u, dat ik Barnes heet?"
„Ik wist het niet, maar weet het nu."
Hij lachte bij deze woorden fijntjes, wat
Barnes verbitterde. Deze voelde, dat die
man tegen hem opgewassen was, en hij
vatte te vaster het besluit, hem in de val
te laten loopen. Hij besloot de uitnoodi-
ging om mee te gaan ontbijten aan te
nemen, daar hij bij een nadere kennis
making met Mitchel niets te verliezen had
en veel kon winnen.
Zij gingen de restauratiezaal binnen,
waar ze aan een tafeltje plaats namen,
terwijl Mitchel een goed ontbijt voor hen
beiden bestelde.
„Zou het niet goed zijn. mijnheer Bar
nes, als we elkaar van 't begin af goed
verstonden?"
„Ik begrijp niet, wat u wilt zeggen."
„Ik denk, dat u 't wel begrijpt. U hebt
mij zooeven gevraagd hoe ik uw naam wist.
Zooals ik u zeide, kende ik dien eigenlijk
niet, maar ik heb hem geraden. Zal ik u
zeggen, hoe?"
„Goed, als u dat wilt."
„Misschien ben ik dom, met u op den
eersten dommen zet te wijzen, in de par
tij, die u tegen mij wilt spelen, maar nu
mijn vriend er niet bij is, kan ik de be
koring niet weerstaan."
„Wacht even, mijnheer Mitchel, ik ben
niet zoo dom als u wel denkt: ik weet wat
u wilt zeggen."
„Zoo, dat zou zeer merkwaardig zijn."
„U wilt zeggen, dat ik zoo straks een
ezel was met te spreken, toen u weigerde
om u te laten fouilleeren."
„Ik zou me niet zoo kras hebben uitge
drukt,# maar een feit is, dat mijn argwaan
werd opgewekt, toen u mijn vriend Ran
dolph zoo nauwkeurig bespieddet. Daarom
besloot ik als de conducteur mij wilde on
derzoeken dat onderzoek te weigeren, om te
zien, welke uitwerking dat op u had en het
resultaat daarvan kon niet anders dan mijn
vermoedens bevestigen. Ik wist, dat u detec
tive was en had toen geen bezwaar meer,
mij door den conducteur te laten onder
zoeken."
„Ik stem toe dat ik een ezel was. maar
ik heb een waarschuwing niet noodig; ik
beloof u dat het mij niet meer zal over
komen."
„Ah, ik zie nu, dat u ons gesprek van
den vorigen nacht hebt gehoord; en u ver
denkt mij natuurlijk van den diefstal die
is begaan. Maar waarom hebt u dan nie*
den heelen nacht op mij gelet?"
Barnes antwoordde niet.
„Ik heb u een gunst te verzoeken."
„Wat dan?"
„Dat u aan niemand iets van de wed
denschap vertelt. U is natuurlijk vrij mij
overal te volgen en mijne schuld te bewij
zenals u kunt."
„Geloof me, mijnheer, als u ook maar
iets bijzonders doet, dat ik het zal weten
te ontdekken dat verzeker ik u. Het zal
misschien in mijn belang zijn, niet over
de weddenschap te spreken, maar iets be
loven kan ik u niet. Ik wil vrij zijn, om
naar omstandigheden te handelen."
Wordt vervolgd.