DE ONGEZIENE WERELD OF HET LEVEN NA DEN DOOD 1928 CU Buitenlandsch Nieuws Iftynhvutts FEUILLETON •Tjmu/iutaMdim VIERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1928 BLADZIJDE 1 - - - - geen vertrouwen, dat wij gedurende meer dan anderhalve eeuw en in steeds toenemende mate tabak vervaar digen en daarmede voorzien, een steeds grooter wordend aantal rookers door een product te leveren dat door zijn kwaliteit voldoet aan de hoogste eischen was het mogelijkonze positie 175 jaren lang te handhaven en gestadig te versterken. zullen de geur en smaak van onze tabakken ten volle bevredigen. „2n pfiaah oan gewone,ixthak!* Echte Friesche HEEREN-BAAI Was het zijn misdrijf? I XIV Gods Eigenschappen GODS WEZEN IS ALOM TEGENWOORDIG Sa, neemt uw vlucht en vliegt, Gedregen door 't verstand. Tot boven 't hoogste perk Waarin de zonne brandt: Daar zult gij Immer God En 't eeuwig wezen vinden Van Hem, dien ruimte, tijd Noch eeuwe en kan ontbinden. Sa, neergedaald tot in Den afgrond van de zee, Den diepen donkeren duik Van 't zwemmend watervee; Daar zult gij wêeronj God, Met u gedaald, ontmoeten, En zijne al tegenwoor digheid erkennen moeten. Hij is alwaar gij zijt Of niet en zijt; alwaar Gij nimmer komen kunt Noch komen zult, ook daar: Hij is in u, in al Dat is of was begrepen, En door geen wezen, dat Hij zelf en is, omnepen. Hij isWie was er zoo Als Gij zijt, ooit weleer; Wie zal ooit zijn als Gij Des wezens opperheer; Gij onbeslotene, al Besluitende in Uw wezen? 'k En kenne geenen God, Geen anderen God als.... Dezen! Hoe meesterlijk vertolkt hier de Vlaam- sche Priester-Dichter, Gezelle, den Ko ninklijken Profeet David, als deze vol die pen eerbied voor Gods alomtegenwoordig heid in rijken gloed van Oostersche woor denpracht uitroept: Jahwe, waarheen zou 'k uwen geest ont- floopen? Waarheen ontvlieden Uw aangezicht? Steeg ik ten Hemel op, daar zijt Gij; Maakte ik het schimmen-rijk tot mijne [sponde Gij zijt er. Verhief 'k mijn vleugelen bij de morgen- f schemering, En zette ik mij neder aan de grenspalen [der zee, Ook daarheen zou Uwe Hand mij leiden, En Uwe Rechter mij richten (Ps. 138'-7). „Nu ben ik weer thuis," zegt Pater Jac. Schreurs in zijn wonderschoone „Reflexen", „mijn lamp is licht en mijn kamer is koel, en zeker weet ik, nu alles zoo stil en zoo ver is, dat weer dat „vreemde" in mij zal ontwaken: die vreemde pijn, die zoete harts tocht naar U, onzichtbare, goedige God! Ik weet U bij mij en eindeloos ver, in het suizende lamplicht, in de ruischende gren zeloosheid; ik voel U in mij en mij in U bewegen en leven. Soms is 't mij, alsof ik de eeuwigheid hadde geademd en er zelf in verloren ging Als Gij uit de tuinen van het avondrood tot mü gekomen waart, zouden mijn oogen niet méér geblonken hebben; als Gij mij verschijnen wildet aan het venster, zou ik niet verwonderd zijn. Want ik weet, dat Gij hier zijt en deze voortdurende zeker heid heeft mij voorbereid op Uwe komst. En heel eenvoudig zou ik zeggen: „Dag Va der", meer niet." God is alwaar gij zijt, Of niet en zijt; alwaar Gij nimmer komen kunt Noch komen,zult; ook dèi&r! De oneindige God wordt door geen „tijd" gemeten, want Hij is eeuwig en zonder be gin of einde! Hij wordt door geen „ruimte" begrensd, want Hij is onmetelijk en alom tegenwoordig. Zijn onmetelijkheid strekt zich uit tot alle mogelijke ruimten, welke door het scheppen van ontelbare nieuwe werelden zouden geopend worden. „Vul ik niet den Hemel en de Aarde," zegt Hij terecht door den mond van den profeet Jeremias (XXm—24). Reeds Salomon was hiervan innig over tuigd, toen hij bij het inwijdingsgebed van den stralenden tempel, dien hij voor den God van Israël had gebouwd, sprak: „Indien toch de hemel en de hemelen der hemelen U niet kunnen bevatten, hoeveel minder dit huis, dat ik gebouwd heb" (III Kon vni—27). Ook Sint Paulus leerde in de Koningshal van den Areopagus den Atheners duidelijk, dat God als Geest niet wordt omsloten door vier muren van een tempel: „Mannen van Athene, die God, die de wereld en al wat daarin is, gemaakt heeft, die de Heer van hemel en aarde is, woont niet in tem pels door menschenhanden gemaakt In Hem toch leven en roeren en zijn wij" (Hand.: XVII-24). Ziedaar het feit van 2ftin alomtegen woordigheid! Nu het hoe! Hoe is dan God overal tegenwoordig? Ten eerste, door Zijn macht. De geschapen dingen zijn zóó afhanke lijk van God, dat ze zonder Zijn hulp en tegenwoordigheid geen oogenblik kunnen voortbestaan; trekt God die hulp terug, dan zinkt alles, wat bestaat, terstond terug in het niet. Deze voortdurende bijstand brengt dus vanzelf zijn tegenwoordigheid met zich mede: in Hem leven wij, roeren en zijn wij! Ten tweede door Zijn wetenschap. God ziet alles wat geweest is, wat is, wat zal zijn en wat zou kunnen zijn. Met één blik telt hij de millioenen hemelbollen, die zich wentelen door 't machtig heelal en berekent Hij het oneindig getal zandkorrels aan de verre stranden der oceanen. Met Zijn kennis is Hij alles nabij en tegen woordig. Ten derde door Zijn zelfstandigheid. Gods onmetelijk wezen vult alle plaatsen, doordringt alle stoffelijke en onstoffelijke dingen. God is een Geest en als zoodanig niet uitgespreid over het heelal gelijk bij voorbeeld de lucht over de aarde verspreid is. Omdat Hij een Geest is, daarom wordt Zijn Wezen niet gelijk de lichamen naar deelen en afmetingen door de ruimte om schreven, maar is Hij volledig overal te gelijk en op iedere plaats afzonderlijk te genwoordig. Zoo is bijvoorbeeld ook de ziel volledig in het geheele lichaam en even volledig irf ieder lichaamsdeel tegenwoordig. Terwijl nu de ziel tot een bepaald lichaam be perkt is, zoo is God door niets begrensd of beperkt, maar strekt zich volledig tot alles en tot ieder schepsel afzonderlijk uit. Hieromtrent kunnen we nog drie opmer kingen maken. Ten eerste, al is God overal volledig te genwoordig in alles, Hij wordt toch niet besmet door de onreinheid of het zede lijk bederf Zijner schepselen, evenmin als de blinkende zonnestraal niet verontrei nigd wordt, als nij in drassig water schiet. Vervolgens, al is God overal tegenwoor dig, is er bij Hem geen sprake van plaats verandering, al zeggen wij, dat Hij tot ons komt en ons verlaat, waardoor wij slechts willen aanduiden, de uitdeeling of onttrek king van bijzondere gunsten, waardoor God op bijzondere wijze Zijn tegenwoordigheid aan ons openbaart. Ten slotte, al is God overal volledig te genwoordig door Zijn macht, Zijn weten schap en wezen, is Hij nog op sommige plaatsen op een geheel-bijzondere en bo vennatuurlijke wijze tegenwoordig. Zoo is Hij in den Hemel tegenwoordig omhuld door 't grondeloos licht zijner glorie, als loon Zijner uitverkoren Zaligen, in de zielen der rechtvaardigen door de heiligmakende genade; in het H. Sacra ment des Altaars als God en Mensch te zamen, waar Zijn Godheid op bovenna tuurlijke wijze in de eenheid van den Per soon des Woords met de verheerlijkte menschheid van Christus vereenigd is. Toen Keizerin Eudokia den H. Joannes Crysostomus met ballingschap bedreigde, antwoordde haar de moedige bisschop: „Gij kunt mij alleen dan vrees aanjagen, als ge me kunt verbannen naar een plaats, waar God niet tegenwoordig is." „Vader, open over ons uwe goedige oogen, „en wees ons nabij als een zeer geliefde „geur, goed om te ademen; als de reuk van „rijp fruit in de tuinen van Limburg. Waak „over ons uit de hooge paleizen van uw „avond en laat de stilzwijgende ruimten „vervuld zijn van Uwe aanwezigheid! „Als wij opzien naar de sterren, geef onze „oogen te ontwaren de glanzingen van Uw „glorierijk Wezen en onze ooren de verre „echo's van Uw almachtige voeten! „Spreid Uw lieve aandacht uit over ste- „den en dorpen, zedig gezeten onder de „groene looverhuizen van den grooten zomer, „op de oevers van den schoonen stroom; en „zegen wie daar wonen en wandelen de „witte wegen naar een doel. „Laat Uw dauw over ons geboren worden, „weinig later dan Uw heilige sterren en laat „Uw avondwind voor elk de bode zijn van „een goed bericht. „Luister met ons naar het verhaal van „een oud man, 's avonds op het dorpsplein: „Zijn stem klink als uit een gouden diepte; „Zijn woorden hebben den geur van lieve her inneringen en den klank van schoone ver pachtingen. „Groet de kranke Lia aan haar venster „met Uwe hand en den eenzamen tolman in „zijn huis bij de rivier. „Luister aan het lage raam als de kinde ken met U praten in hun droom, en troost „de schamele moeder, die wachtend aan „den gevel van haar woning staat. „Roep den verloren zoon uit de taveerne, „want de appelroode maan loert reeds hei- „melijk door het loof en blinkt oranjegeel „op den laten landweg." (Jac. Schreurs: Reflexen) C. VIS, Rector. "Vanaf 50ctp.l/2pd. 20 clp.ons, 10 ctp.'l2on$ N.V. Douuie Egberts Tabaksfabrieken foure-Utrecht Amsterdam-den Haag. - Opgericht 1753. kalmeeren en worden gesterkt door Buii,e 75ct Bij Apoth en Dropten HET PACT VAN DE OOSTELIJKE MIDDELLAND SCHE ZEE Tijdingen, die tegelijk uit Griekenland en uit Turkije komen, toonen aan, dat de plannen schijnen te worden verwezenlijkt, die in December van het vorige jaar zij-a ingéleid bij een bezoek van den toenmali- gen Griekschen minister van Buitenland- sche Zaken, Michalakopoelos, in Rome. In zijn eerste openbare program-rede heeft Venizelos laten doorschemeren, dat hij eveneens sympathiseerde met de be moeiingen, die van Italië zijn uitgegaan, om een pact-systeem te scheppen tusschen Rome, Athene en Angora. Dit'wordt nu bevestigd: er zal binnen kort een niet-aanval- en vriendschapsver drag worden onderteekend tusschen Grie kenland en Italië. De Joegoslavische regeering heeft in Athene laten weten, dat ze bereid is te on derhandelen over, de kwesties, dia nog tus schen de beide landen zwevende zijn. (Deze stammen 'deels nog uit den oorlog, deels uit een concessie van een Joego-Slavische vrijhaven in Saloniki en gedeeltelijk ook uit andere bevolkings- en grensproblemen en financieele aangelegenheden. Voor het tot-stand-komen van genoemd pact-systeem is echter de definitieve rege ling van de GriekschTurksche kwesties van nog meer belang. ia- Deze omvatten in de eerste plaats de ver huizing van de Turken en Grieken, zocals indertijd in het vredesverdrag van Lau sanne is vastgesteld. Met de ge i hier van heeft o.a. ook het Haagsche scheidsge rechtshof zich herhaaldelijk moeten bezig houden en heeft onlangs in een kwestie, die op zichzelf niet veel te beteekenen had, een oordeel geveld ten gunste van Turkijs. Daardoor is de positie van dit land voor komende onderhandelingen zóó versterkt, dat men in Angora, waar men trou wens door een vriendschaps- en scheids gerechtsverdrag met Italië de facto reeds is ingegaan op het streven van de Middel- landsche- Zee - politiek in Rome, nu ook ge negen schijnt, een verdrag te sluiten met Athene. In den laatste tijd moet Venizelos in een schrijven aan de Turksche regeering den wensch hebben uitgespoken, dat de bestaande geschillen spoedig zullen worden geregeld en dat de twee voormalige tegen standers elkaar meer zullen naderen. In ieder geval schijnt men aan beide kanten bereid te zijne om ernstig te onderhande len Het sluiten van de Italiaansch-Griek- sche overeenkomst, wat alleen was ver traagd door de politieke gebeurtenissen van de laatste maanden in Athene, wijst tezamen mett deze berichten op een ver sterkte en succesvolle activiteit van Italië in de Oostelijke Middellandsche Zee. Dit en de gebeurtenissen in Albanië en dan kleinere symptonen, zooals de versterk te behandeling van de Tunesische Grava mina door Italië, de aanleg van een onder zeeboot-basis in Sardinië, enz., deze heele activiteit wordt verklaard als een reactie op de jongste Engelsch-Fransche overeen komst. Maar men moet niet vergeten, dat de plannen voor het pact van de Oostelijke Middellandsche Zee al lang waren ingeleid en voorgeteekend, voor de EngelschFran- sche overeenkomst is bekend geworden, waarschijnlijk zelfs vóér de onderhandelin gen hiervoor waren begonnen. GRAAF GRAVINA DEFINITIEF BENOEMD TOT VOLKENBONDSCOMMISSARIS TE DANZIG GENèVE, 21 September De Raad van den Volkenbond heeft Vrijdagmiddag beslo ten in plaats van den heer Van Hamel den Italiaanschen fregat-kapitein Graaf Gra vina tot Volkenbondscommissaris te Danzig te benoemen. Het mandaat van Van Hamel loopt 22 Februari 1929 af, maar hij zal zijn ambt formeel blijven vervullen tot 22 Juni 1929. De benoeming van Graaf Gravina zal te Danzig waarschijnlijk met instemming begroet worden. In verband hiermede, wordt er op gewezen, dat de besluiten van Van Hamel den laatsten tijd noch in Danzig, noch door de Poolsche regeering goedge keurd worden. De Raad van den Volkenbond en het Internationale of van Arbitrage te Den Haag waren dan ook vaak gedwongen in hoogste instantie voorzieningen te tref fen, die vaak niet in overeenstemming wa ren met de beslissingen, die Van Hamel in eerste instantie genomen had. In den Raad van den Volkenbond hebben echter zoowel Polen als Danzig zich ertegen verzet, dat Van Hamel zou aftreden. Staatssecretaris Von Schubert wist den Raad evenwel tot zijn overtuiging te brengen, dat een nieuwe bezetting van deze functie noodzakelijk w^s. Graaf Manfredo Gravina, die nu defini tief benoemd is tot Volkenbondscommissaris te Danzig, is marine-officier en reeds langen tijd werkzaam in den Italiaanschen dipio- matieken dienst. Hij is marine-attaché te Stockholm en lid van verscheidene interge- allieerde commissies geweest. Sedert gerui- men tijd ook is hij reeds lid van de Italiaan- sche Volkenbondsdelegatie als specialiteit voor Oostersche kwesties. Verder is hij se cretaris van de Italiaansche groep van de „Federation Internationale des Unions In- tellectuelles". Hij is vleugel-adjudant van den Koning van Italië en een kleinzoon van Franz Liszt. Zijn moeder en een van zijn broeders wonen in Duttschland. Verder is hij op journalistiek gebied op den voorgrond getreden als medewerker aan de „Corriere della Sera". Hij spreekt Duitsch en Engelsch. DR. LUTHER NEEMT ONTSLAG BIJ DE RIJKSSPOORWEGEN BERLIJN, 21 Sept. Officieel wordt mede gedeeld: Aan het einde van dit jaar zullen perio diek uit den Bestuursraad van de Duitsche Rijksspoorwegmaatschappij treden drie van de door de Rijksregeering benoemde leden; n 1 prof. dr. Blum, dr. Ott en kapitein Buck en drie leden, aangewezen als trustees voor het nakomen der herstellings verplichtingen, n.l. generaal Mance, Mar- got en Habich. Thans heeft de vroegere Rijkskanselier dr. Luther doen weten, dat hij aan het einde van dit jaar, terwijl zijn mandaat nog slechts twee jaar cud is, zijn mandaat als lid van den Bestuursraad zal neer leggen. HET VRIENDSCHAPSVERDRAG TUSSCHEN ITALIË EN GRIEKENLAND ROME 21 Sept. Het vriendschapsver drag tusschen Italië en Griekenland, dat morgen onderteekend zal worden, roept gun stige commentaren te voorschijn in de Itali aansche pers. Het pact bestaat uit 30 arti kelen. Men verwacht, dat het de politieke toestand tusschen de beide volkeren zal re gelen in het Oosten van de Middellandsche Zee en den Balkan. De officieele Tribuna merkt op, dat Italië steeds gunstig gestaan heeft ten opzichte van den vrede in d<m Balkan en dus ten opzichte van den vrede in Europa. Mussolini's overeenkomst met Turkije die een van de mijlpalen vormde in de politiek van Mussolini, bewees dit. De conventie van Zaterdag kan de logische en nuttige ontwik keling genoemd worden van deze vredespo litiek. Het „Giorrale d'Italia" merkt op, dat dit pact het eerste van dien aard is, dat Griekenland sluit met 'n groote natie. Rome is de eerste Europeesche hoofdstad, die door Venizelos bezocht wordt. Het pact zal over eenkomstig het Volkenbondspact te Genève ter registratie aangegeven worden. FAMILIEDRAMA TE WEENEN Het onderzoek in het familiedrama heeft een verrassende wending genomen. Terwijl aanvankelijk werd aangenomen, dat ^Vrtmann door zijn vrouw was gedood, heeft later de 16-iarige zoon bekend, dat hij zich in den strijd tusschen zijn ouders heeft gemengd en bij een worsteling met zijn vader deze den doodeliiken steek heeft toegebracht. De jongeman is gearresteerd. WEENEN, 21 Sept. Het onderzoek in het familiedrama heeft Vrijdagavond op nieuw een keer genomen. De jonge Artmann herriep zijn bekentenis, dat hij zijn vader uit noodweer zou hebben neergeschoten. Hij verklaarde, dat hij deze bekentenis gedaan had uit liefde tot zijn moeder, om haar van de schuld aan een moord vrij te pleiten. WEENEN, 21 Sept. Het onderzoek in het familiedrama, dat hier plaats vond, heb ben zeer bezwarende verklaringen tegen den 16-jarigen zoon Ferdinand Artmann tot re sultaat gehad. In de eerste plaats zijn zijn eigen verklaringen, dat hij n.l. uit noodweer zou gehandeld hebben, toen hij den doode- lijken steek toebracht aan zijn vader, onge loofwaardig. In de woning bevonden zich twee vuurwapens, waarvan het eene onaan geroerd op de waschtafel gelegen had, ter wijl uit het andere, een Styer pistool, 6 scho ten zijn gelost. Volgens verklaringen van den zoon had de moeder dit pistool reeds gerui- men tijd in een lade verborgen en droeg zij den sleutel altijd bij zich. ^ij het onderzoek van den bed-divan werd door de gerechte lijke commissie eean schotkanaal gevonden. Het is onwaarschijnlijk, dat de moeder dit schot op zich zelf gelost heeft. Het mes waarmee de moord gepleegd is De Duitsche buitenlandsche politiek oriën teert zich naar het Oosten. De Sowjet-commissaris van buitenlandsche zaken, Tschitscherin, die in de eerstvolgende dagen naar Duitschland komt, om met Stresemann te onderhandelen. lag op de waschtafel naast de revolver. De commissie van onderzoek vond het opvallend dat vader en moeder de steken precies op dezelfde plaats hadden, waaruit de moge lijkheid afgeleid wordt, dat de steken door denzelfden dader toegebracht zijn. Als reden voor den daad neemt men aan, dat de jonge Artmann zich in het bezit van een vermogen van zijn ouders wilde stellen. Regierungsrat Artmann had zijn leven verzekerd voor 70 duizend Kronen. De zoon droeg kennis van het afsluiten van deze verzekerig en heeft dit in den loop van het verhoor bekend. EEN SAMENZWERING TEGEN ACHMED ZOGOE BLOEDIG ONDERDRUKT? WEENEN, 21 Sept. Het hier verschijnen de blad „Balkan.Korrespondenz" bevat een berciht van de AlbaanscheJoegoslavischa grens, volgens hetwelk te Tirana een sa menzwering tegen het leven van koning Zogoe is ontdekt en bloedig onderdrukt. Talrijke arrestaties zouden hebben plaats gehad en vier personen, die den aanslag zouden moeten plegen, zouden op de markt te Tirana zijn terechtgesteld. De lijken zouden als afschrikwekkend voorbeeld drie dagen tentoongesteld zijn. Volgens het blad, is het bericht doac vreemdelingen bevestigd. RAMSAY MACDONALD TERUG Ramsay MacDonald, de arbeidersleider, iS van zijn vrij langdurige reis naar Canada tot herstel van gezondheid te Londen terug gekeerd. Hjj heeft met belangstelling van het industrieele en economische leven in Canada kennis genomen en thans in een interview verklaard, dat de emigratie van Britten naar Canada het Britsche werkloos heidsprobleem nóch geheel kan oplossen, nóch zelfs kan verlichten. Op een vraag of het bezoek aan Berlijn van Sir Henry Thornton, den president van de Canadeesche Spoorwegen, niet ten doel heeft de emigratie van Duitsche arbeiders naar Canada, welke de Canadeesche regee ring gaarne ziet, te regelen, zeide MacDo nald, dat de emigratiemogelijkheden in Ca nada zeer groot zijn, doch dat Canada als het er op aan komt aan Britsche werk krachten de voorkeur geeft. Er is nog veel land onbewoond en de nederzettingen dienen jaarlijks stelselmatig te geschieden. Onmiddellijk na de conferentie der Arbei derspartij te Birmingham, over veertien da gen, zal MacDonald zich naar Weenen, Praag en Berlijn begeven om den toestand in Centraal-Europa te bestudeeren. HUGO STINNES OP VRIJE VOETEN Naar de Duitsche bladen melden, zal Hugo Stinnes Jr. hoogstwaarschijnlijk Dinsdag a.s. uit de voorloopige hechtenis worden ont slagen. Het vooronderzoek is afgeloopen, en men behoeft dus niet meer te vreezen, dat hij zijn herkregen vrijheid zal gebruiken om getuigen te beïnvloeden. De invrijheidstelling van Stinnes zal ge schieden tegen een aanzienlijke borgstelling om het gevaar voor ontvluchting tegen te gaan. Het onderzoek betreft nog in hoofdzaak de vraag, wanneer Stinnes op de hoogte is gekomen van de onwettigheid van het be- drijf en wat hij toen heeft gedaan om de reeds genomen maatregelen ongedaan te maken. Stinnes verklaart n.l., dat hij er zich nimmer mee bezig zou hebben gehou den. indien hij had geweten, dat ze onwettig waren. Dit had hij eerst later vernomen. De justitie is echter van oordeel, en zU tracht dit aan te toonen, dat Stinnes al heel spoedig van de onrechtmatigheid op de hoogte is geweest, in elk geval op een oogen blik, waarop het nog zeer goed mogelijk was terug te keeren. 7 OCTOBER TE WIENER NEUSTADT De onderhandelingen van den „Landes- hauptmann" van Neder-Oostenrijk dr. Bu- resch met vertegenwoordigers van de Heim- wehren en den republikeinschen Schutz- bund, met het doel een kalm verloop der op 7 October te Wiener-Neustadt te houden betoogingen te verzekeren, leverden groote moeilijkheden op. De vertegenwoordigers der soc.-dem. ver langden, dat de betooging der Heimwehren, althans het houden van een optocht in het stalsgedeelte van Wiener-Neustadt zou wor den verboden, terwijl de leiders der Heim wehren verklaarden, daarvan niet te willen afzien. Ook voorstellen om de beide demonstraties op verschillende plaatsen en tijden te doen houden, werden als technisch onuitvoerbaar verworpen. Bovendien verklaarden de leiders der Heimwehren, dat zij met het oog op de uit dagende houding der soc.-dem. niet met hen wilden onderhandelen, v Dr. Bueresch wil in weerwil hiervan Maan dag de onderhandelingen voortzetten, daar dien dag dr. Steidle, de aanvoerder der Heimwehren, te Weenen wordt verwacht. Ook heeft de communistische partij tegen 7 October een bijeenkomst te Wiener-Neu stadt belegd en wel op dezelfde plaats en denzelfden tijd als de beide andere betoo gingen. EEN VERKLARING VAN GOUVERNEUR S3IITH Gouverneur Smith, de democratische can- didaat voor het presidentschap, heeft te Oklahoma City een rede gehouden, waarin hij poogde de vooringenomenheid tegen zijn persoon, omdat hij tot de Roomsch-Katho- lieke kerk behoort, te bestrijden. Hjj ver klaarde niet te wenschen dat de katholieken voor hem zouden stemmen wegens zijn gods- (Naar het Engelsch) 5) De heer Barnes echter lette op hen met veel; hij hield het achtste compartiment in het oog, waar de man van de weddenschap zich bevond. Eindelijk kwamen zij te voor schijn: een knappe man van bijna vijftig jaar en één, die veel jonger scheen. Zü gin gen naar den rookcoupé en staken een sigaar op. De conducteur ging naar hen toe. ver telde hun het geval en verzocht ook hen te mogen onderzoeken. De man was hoogst ver baasd, toen de jongste van het tweetal, een jongmensch met een zeer aristocratisch uiterlijk, bij dit verzoek blijkbaar onrustig werd. „Bob," riep hij, op zijn vriend toe gaand en dezen strak aanziende, „Bob, er is •en diefstal gepleegd." „Wat zei je?" vroeg deze kalm, schijnbaar onverschillig. „De conducteur wil ons fouilleeren!" „Nu laat hem zijn gang g^an, jij bent de dief toch niet, is 't wel?" „Neen, ik niet. maar „Wat maar? Als je 't niet hebt credaan, laat je dan onderzoeken!" Zijn vriend zag hem aan met een uit drukking van verbazing en angst, die nie mand begreep, behalve Barnes, die aan de stem had gehoord, dat Bob degene was, die zich beroemd had, de politie te kunnen ont- loopen. Zijn vriend verdacht hem blijkbaar van dezen diefstal reeds en vreesde, dat Bob misschien de stellen in zijn kleeren had verstopt, om alle verdenking van zich te kunnen werpen. De jonge man begon dan ook, tot vermaak van Barnes, zichzelf ang stig te betasten en werd niet geruster, voor dat hij geconstateerd had, dat in zijn klee ren ten minste niets was te vinden. Nu zag hij weer met bezorgdheid naar zijn vriend, die kalm glimlachend hem aan zat te kijken. „Kom, conducteur, onderzoek ons eens; eerst hem daar, want hij doet zoo vreemd „Ja, conducteur, u zult wel denken, dat ik me erg vreemd gedraag, maar ikik kan 't niet allemaal uitleggen, maar ik verzoek u dringend ml) toch goed te onderzoeken, zoo streng mogelijk als 't u belieft." Dat geschiedde, maar er kwam niets ver dachts te voorschijn. „Hier is mijn kaartje. Ik ben Arthur Ran dolph van 't bankiershuis Randolph Zn." De conducteur, hoewel nog niet wetend, waaraan het vreemde gedrag van zooeven toe te schrijven, begreep toch, dat zijn ver denking ongegrond was. De heer Randolph vervolgde: „En deze heer is mijn vriend, Robert Leroy Mitched, voor wien ik insta." Bij het hooren van dezen naam schrok Barnes op. Het was dezelfde, als door de bestolen dame was opgegeven. De heer Mit- chel, een man van vijf en veertig jaar, ant woordde: „Ik dank je, Arthur, maar ik wil voor me zelf instaan." De hoofdconducteur aarzelde een oogen- blik, maar toen zeide hij tot den heer Mit- chel, die hem afwachtend aankeek. Het spijt me, mijnheer, dat de noodzake lijkheid mij dwingt, om u te onderzoeken, maar het is mijn plicht." Mijn waarde heer, ik begrijp volkomen, dat het uw plicht is, en ik neem het u vol strekt niet kwalijk, maar toch weiger ik beslist." „U weigert?" riepen de drie mannen tegelijk. Het was moeilijk te zeggen, wie der dne het meest verrast was. Randolph werd bleek en leunde tegen den deurpost. „Dat is een bekentenis van uw schuld," zeide de heer Barnes op levendigen toon; „alle andere reizigers zijn onderzocht en er is nog niets gevonden, dus Het antwoord van Mitchel was weer geheel onverwacht en verrassend: „Dat verandert de kwestie Als ze zich al len hebben laten onderzoeken, zal ik me ook onderwerpen." En zonder verder een woord te spreken, trok hij zijn jas uit, die hij aan den hoofd conducteur overhandigde. Er werd evenwel niets gevonden, evenmin als in de bagage der beide reizigers. De conducteur wierp een wanhopigen blik op den detective, maar deze zag uit het venster. Wie den heer Barnes kende, kon aan het bijten op zijn snor zien, dat hij boos was. „We zijn hier aan het centraal-station aangekomen," zei Mitchel, „zijn we vrij om uit den trein te gaan?" Op een teeken van toestemming gingen de twee vrienden naar hun wagon terug. De heer Barnes stond plotseling op en sprong zonder een woord te spreken, op het perron, terwijl de trein nog niet stilstond. Hij liep op een persoon toe, met wien hij zacht eenige woorden wisselde, waarop beiden op den trein toegingen. Een- oogenblik later kwam hem de dame voorbij, die bestolen zeide te zijn en toen zij wegging, liep de kennis van den heer Barnes haar achter na. Ook hü zelf wilde heengaan, teen hij een tik op zijn schouder voelde; hij keer de zich om: 't was Mitchel. „Mijnheer Barnes," zei deze, „ik heb u iets te zeggen, gaat u met mij ontbijten?" „Hoe weet u, dat ik Barnes heet?" „Ik wist het niet, maar weet het nu." Hij lachte bij deze woorden fijntjes, wat Barnes verbitterde. Deze voelde, dat die man tegen hem opgewassen was, en hij vatte te vaster het besluit, hem in de val te laten loopen. Hij besloot de uitnoodi- ging om mee te gaan ontbijten aan te nemen, daar hij bij een nadere kennis making met Mitchel niets te verliezen had en veel kon winnen. Zij gingen de restauratiezaal binnen, waar ze aan een tafeltje plaats namen, terwijl Mitchel een goed ontbijt voor hen beiden bestelde. „Zou het niet goed zijn. mijnheer Bar nes, als we elkaar van 't begin af goed verstonden?" „Ik begrijp niet, wat u wilt zeggen." „Ik denk, dat u 't wel begrijpt. U hebt mij zooeven gevraagd hoe ik uw naam wist. Zooals ik u zeide, kende ik dien eigenlijk niet, maar ik heb hem geraden. Zal ik u zeggen, hoe?" „Goed, als u dat wilt." „Misschien ben ik dom, met u op den eersten dommen zet te wijzen, in de par tij, die u tegen mij wilt spelen, maar nu mijn vriend er niet bij is, kan ik de be koring niet weerstaan." „Wacht even, mijnheer Mitchel, ik ben niet zoo dom als u wel denkt: ik weet wat u wilt zeggen." „Zoo, dat zou zeer merkwaardig zijn." „U wilt zeggen, dat ik zoo straks een ezel was met te spreken, toen u weigerde om u te laten fouilleeren." „Ik zou me niet zoo kras hebben uitge drukt,# maar een feit is, dat mijn argwaan werd opgewekt, toen u mijn vriend Ran dolph zoo nauwkeurig bespieddet. Daarom besloot ik als de conducteur mij wilde on derzoeken dat onderzoek te weigeren, om te zien, welke uitwerking dat op u had en het resultaat daarvan kon niet anders dan mijn vermoedens bevestigen. Ik wist, dat u detec tive was en had toen geen bezwaar meer, mij door den conducteur te laten onder zoeken." „Ik stem toe dat ik een ezel was. maar ik heb een waarschuwing niet noodig; ik beloof u dat het mij niet meer zal over komen." „Ah, ik zie nu, dat u ons gesprek van den vorigen nacht hebt gehoord; en u ver denkt mij natuurlijk van den diefstal die is begaan. Maar waarom hebt u dan nie* den heelen nacht op mij gelet?" Barnes antwoordde niet. „Ik heb u een gunst te verzoeken." „Wat dan?" „Dat u aan niemand iets van de wed denschap vertelt. U is natuurlijk vrij mij overal te volgen en mijne schuld te bewij zenals u kunt." „Geloof me, mijnheer, als u ook maar iets bijzonders doet, dat ik het zal weten te ontdekken dat verzeker ik u. Het zal misschien in mijn belang zijn, niet over de weddenschap te spreken, maar iets be loven kan ik u niet. Ik wil vrij zijn, om naar omstandigheden te handelen." Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 13