VERKEERSVRAAGSTUKKEN EN EN OM HAARLEM DE WAERELD ROND 'tweede blad" NffiÜWË HAARLEMSCHE COURANT VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1928 BLADZIJDE 1 IP I liftït qwg' •yv.- ■WMpwpH^ptorjf. rriw,Tsm*y:"*. mm «1 HET OUDSTE MISSIETIJDSCHRIFT „De Katholieke Missiën", het voornaamste Drgaan van het Pauselijk Liefdewerk tot Voortplanting des Geloofs in Frankrijk, vier de dit jaar den 60sten verjaardag van haar uitgave. In 1868 te Lyon opgericht, werd dit blad de voorlooper van talrijke missie-tijd schriften die thans verschijnen. Ter viering van dezen gedenkdag verscheen een speciaal Jubileum-nummer, waarin het begin van de lange en moeitevolle loopbaan van deze uit gave wordt geschetst en waarin de geluk- wenschen van den Heiligen Vader zijn opge nomen in een missive door hem zelf geschre ven. Gezaghebbende personen der Katholieke missiebeweging in Frankrijk brengen een sa luut aan de groote diensten die dit orgaan heeft bewezen. Sinds 1822 worden de „Annalen van het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs" te Lyon uitgegeven. Om met meer zekerheid de gewichtige berichten te verkrijgen die door de missies uit alle deelen der wereld worden uitgezonden, riepen de Centrale Co- mité's van Lyon en van Parijs de hulp in van Rev. Stanislaus Laverrière voor het oprich ten van déze uitgave. Rev. Laverrière toonde zich een bekwaam redacteur, en toen hij zich in 1879 genoodzaakt zag zijn taak om ge zondheidsredenen neer te leggen, ging dit tijdschrift een zekere toekomst tegemoet. Zijn opvolger Mgr. Theodore Joachim Morel was een eminent geleerde en een groot re denaar, hij had gedurende 40 jaar de leiding. Thans is redacteur Rev P. Penei: hij heeft de schoone traditie van dezen prins dör tijd schriften weten hoog te houden. Een teeke nend feit in verband met de eerste geschiede nis der „Katholieke Missiën" doet zich ken nen in het aantal vertalingen, dat men er van maakte in het buitenland. De meeste hiervan verschijnen thans in den vorm van onafhankelijke uitgaven, maar toch blijven er eenige doorgaan met zich te basseeren op het te Lyon aangevangen systeem. Het eerst ver scheen 'n Italiaansche uitgave, den 6en April 1872, daarna volgde 'n Spaansche in 1873 in April en daarna in Juli van datzelfde jaar Duitsche. De Hollandsche vertaling zag den 15en Januari 1874 het licht. Later volgden nog drie andere talen, het Hongaarsch in 1881, het Poolsch in 1882 en de Engelsche vertaling in 1885. Iedere Paus en Prefect der H. Congregatie der Propaganda heeft sinds 1868, onder een of anderen vorm de waarde van deze revue voor de uitbreiding van 't Evangelie erkend. Het speciale Jubileum-nummer kon er verze kerd van zijn als dienaar der kerk uit alle deelen der katholieke wereld de verschul digde hulde tot zich te trekken. SEPTEMBER-GEDACHTE September is de ballade van de matheid, 't afgeleefde. September is vergaan, stil worden. September is een klank, die denken doet aan invallenden avond, na een langen, zon- nigen dag. Aan rust, na vele dagen van in spanning. September is synoniem met waarheen? Ik zie vogels trekken. Drommen zwarte spreeu wen en troepen grauwe roeken. Ik zie wol ken jagen. Wandelaars gaan langs zonnige, eenzame wegen. Herfstdraden hechten zich aan hagen en boomtakken en trachten ver geefs zich los te werken, om hun reis naar onbekende verten te kunnen voortzetten. Waarheen? Waarheen verglijdt de tijd? Naar den vochtigen, killen herfstnacht, naar de wintersche sneeuw, naar korte, donkere dagen. September is de tijd om te gaan denken aan drensende, kille regens. En winden, die een wild spel spelen met het vallende blad. Aan de huiskamer, waarin het licht al vroeg opgaat en die aan warmte en intimiteit ver goedt, wat de herfststemming ons ontnam September was, toen wij burgers, loon trekkers en gevangenen nog nomaden waren, de tijd van opbreken en trekken. De tijd van roof en jacht. In 't stille woud weerklinkt hoorngeschal en knallen schoten, blaffen, eentonig-vermoeiend, de honden. September is de maand, waarin de lucht die eigenaardig blauwe tint aanneemt. Het vale, matte, wazige blauw. Op forschen stengel prijken nog tal van bloemen: herfstasters, dahlia's, een late bloei van stokrozen. En niet te vergeten de zonnebloemen, die gebogen als oude men- schen, zwijgend en stil bijeenstaan. De laat ste kracht, het laatste bloed, dat de inslui merende aarde uitzendt. Tot de koude nach ten met hun witten, verstijvenden adem de pracht van dezen laatsten bloei rooft. Septemberdat is de zomer, die zich gereed maakt voor d'eigen uitvaart POT EN KETEL De vreemdelingen in Nizza vinden tn .de grootste straten daar opvallende plakkaten en transparanten, die den toeristen een in druk schijnen te moeten geven van de deugdzaamheid der Nizza-ërs. De plakkaten geven den indruk van menschenliefde en vroomheid, maar zijn in werkelijkheid slechts een uiting van broodnijd. De platen stellen het Casino van Monte Carlo voor met de prachtige tuinen; daarvóór staat een man in avondkleeding, die de revolver gereed houdt om zich voor het hoofd te schieten. Een onderschrift maakt duidelijk wat de bedoeling is: „Monte Carlo is het bederf van den speler. Monte Carlo is de ondergang van het volk." Het geval is slechts een staaltje van min of meer unfairen concurrentiestrijd. In Nizza is n.l. kort geleden een luxueus Casino gebouwd, vooral van buitenlandsch geld. De speelbank is echter nog niet bekend, terwijl Monte Carlo bekend en berucht is in geheel Europa of Amerika. De speelbank is een buitengewoon voordeelige zaak, zoodat men zich in Nizza begon af te vragen waarom alle „winst" in Monte Carlo moest blijven. Nizza is minstens even mooi en luxueus als de hoofdstad van Monaco, en men dacht veel rijke toeristen te trekken als er een speelbank was. Maar de bank heeft geen concessie voor 't edele beroep gekregen. Het prachtige gebouw staat er nu nutteloos en zij die den bouw hebben gefinancierd, ge bruiken nu insinuaties als bovengenoemde platen om den geldstroom naar Monte Carlo te stuiten. Behalve dat het een tame lijk laagstaand strijdmiddel is, zal het onge twijfeld geen resultaat hebben. De treurige vermaardheid van Monte Carlo is te groot. Ook de man mèt den revolver zal de spelers niet weerhouden hun fortuin en geluk aan de roulette te vergooien. EEN GOED VERSTAANDER De pastoor van Villeneuve St. Georges, in het bisdom Versailles, plaatste in zijn pa rochieblaadje de volgende mededeeling: „Uw herder kent, evengoed als wie ook, de lasten van het dure leven en van de dure kleeding. Hij koestert het diepste medelijden voor de smart der jonge meisjes, die voor haar huwelijksdag maar een half costuum kunnen koopen, een blouse, die aan dén hals veel te kort is en de armen onbedekt laat. „Uw pastoor heeft derhalve een zeer fjjne sjaal van witte wol gekocht, welke in de sacristie beschikbaar wordt gehouden en welke hij zal aanbieden aan alle jonge brui den, die te dun gekleed zijn en die gevaar zouden loopen kou te vatten in onze kerk." VROUW, MEVROUW EN GEMALIN De bekende D. Strausz heeft eens de betee- kenis van vrouw, mevrouw en gemalin uit eengezet. Als men uit liefde trouwt, wordt men man en vrouw, doet men 't uit bereke ning, dan wordt men „mijnheer en mevrouw" gebeurt het om andere verhoudingen dan wordt men „gemaal en gemalin". Men wordt bemind door zijn „vrouw", ontzien door „mevrouw" en geduld door zijn „gemalin". De „vrouw" verzorgt het huishouden, „mevrouw" gaat over haar huis, de „ge malin" zorgt voor den goeden toon. Als de man ziek is, vernleegt hem zijn „vrouw", bezoekt hem „mevrouw", laat de „gemalin" naar hem informeeren. Onze zorgen deelt de „vrouw", ons geld „mevrouw", onze schulden de „gemalin". Zijn wij dood, zoo beweent ons onze „vrouw", beklaagt ons „mevrouw", en gaat de „gemalin" in den rouw. MISVERSTAND Mevrouw, die haar nieuwe bont aan een vriendin laat zien: Eigenaardig, dat we zoo'n prachtig bont krijgen van zoo'n nietig onbeteekenend wezen. Echtgenoot: Ho, hoik ben niet op dank gesteld, maar een klein beetje respect verlang ik toch weL De vijfde kolom HELP U ZELF Een reiziger, die reeds vijf groote spoor wegongelukken heeft meegemaakt, geeft in een Duitsch blad eenige raadgevingen en practische wenken voor hen, die bij trein rampen met dood en Verminking worden be dreigd. Het is geen opwekkende lectuur en niet zeer geschikt voor zenuwachtige men- schen, die na lezing van de„gedragslijii bij spoorwegrampen", wel te bang zullen zijn voor een treinreis, maar de schrijver handelt waarschijnlijk in de beste bedoelingen en wil zijn medemenschen zooveel mogelijk voor ongelukken behoeden. Als man van onder vinding vijf spoorwegongelukken is hij de aangewezen voorlichter, te meer daar hij bij geen enkel ongeluk verwondingen schijnt te hebben opgeloopen. Zijn eerste advies is op de banken staan. Wanneer men in den trein bemerkt, dat er een botsing op komst is, is het raadzaam niet te blijven zitten, maar op de banken te gaan staan en zich vast te houden het bagagenet, omdat er bij botsingen altijd groote kans bestaat, dat wagons in elkaar worden geschoven en de beenen der reizigers tusschen de banken worden afge- kneld. Indien mogelijk is het nog beter in het bagagenet té klimmen. Ten tweede moet men maatregelen nemen om te voorkomen, dat men na het ongeluk in den coupé wordt opgesloten; dus: ramen openen. In D.-treinen verdient het aanbe veling de deur te openen en in de loopgang te springen. Het gevaar is daar geringer en bovendien is men dicht bij de kast waarin zaag en bijl worden bewaard. Slaagt men er in te ontkomen aan het gevaar van in elkaar geschoven coupè's, dan dient men nog te letten op de bagage. Natuurlijk is er alle kans, dat bij een bot sing de bagage uit het net valt, terwijl zware handkoffers ernstige verwondingen kunnen toebrengen. Daarom is het aan te bevelen onmiddellijk bij het instappen, zich er van te overtuigen, dat de bagage stevig in het net ligt, om te voorkomen, dat bij ongelukken en bij plotseling remmen, de kol- fers naar beneden rollen. Dan is er de vraag: Wat is de veiligste plaats in den trein? Bij botsingen van twee elkaar tegemoet rijdende treinen, worden de voorste wagens het meest beschadigd; en bij achterop rijden de achterste wagens (b.v. een sneltrein op een boemeltrein). Het veiligst zit men dus in het middelste ge deelte van den trein en in de middelste coupé's. De statistiek heeft verder aange toond, dat de rechtsche plaatsen de ge vaarlijkste zijn; het is bewezen, dat 80 pet. van verongelukte en gewonde reizigers, rechts in den coupé zaten. Als laatste redmiddel geeft de ondervin- dingrijke reiziger aan: uit den trein sprin gen. Dat middel heeft echter alleen succes, wanneer men het op de goede manier en op den julsten tijd doet. Men moet springen in dezelfde richting als de rijdende trein, dus niet achteruit en daarbij de beenen voor waarts strekken. Het lijkt ons twijfelachtig of deze raad gevingen practische waarde hebben. Een treinbotsing kondigt zich niet van te voren aan. Maar zelfs als men bijv. een ontspo ring bemerkt door het hevige schokken van den wagon, zullen geen negen van de tien reizigers er aan denken om kalm hun voor zorgsmaatregelen te nemen. Hoogstens zal iemand aan de noodrem trekken. Meer waar schijnlijk is, dat allen zich zullen verdringen om uit de coupé te komen, waarbij allen elkaar natuurlijk belemmeren, zoodat reeds een pa- paniekje ontstaat, vóórdat er een ongeluk ge beurt. De zinnelooze angst voor een nade rende treinramp, die misschien vele dooden en gewonden zal vragen, zal natuurlijk zoo groot zijn, dat niemand zijn tegenwoordig heid van geest kan bewaren. EEN BLUNDER! Hm, kuchte de dokter, een van do oogen van z'n patiënt bekijkende, het is gemakkelijk genoeg vooi mij om te coa- stateeren, wat u scheelt! Dat is niet alleen een oogziekte, u hebt ook een aandoening van het zenuwstelsel. Ik zie verder al de symptomen van een leverkwaal, van hart- gebreken en een slechten bloedsomloop. Het eenige wat ik U daarvoor kan aanra den is.... Hou op, hou cp, riep de patiënt. Kijk nou eens in mijn andere oog, dat eerste i* van glas. AFKOELING. Natuurliefhebber: O statige eik! Wai zoudt gij mij niet kunnen vertellen zoo gij kondt spreken! Boschwachter; Hij zou u hoogstwaar schijnlijk zeggen dat-ie geen eik, maar een beuk was! Deze heirbaan is de verbinding tusschen Haarlem en de Zaanstreek! Rechts gaat de weg naar Halfweg. Water, bochten en bruggetjes in overvloed! Door de smalle Anthoniestraat wringt zich het verkeer van tram, auto, rijwiel en voetganger naar de Amsterdamsche buurt en den rijksweg naar Amsterdam. Vooral wanneer de Lange Brug open is geweest, is het geval vrijwel hopeloos. Bij de Schoterbrug komt het verkeer bijeen uit vier richtingen, waarvan er twee loodrecht op de twee andere staan. De twee doorgangen onder het viaduct, de brug en de scherpe bocht maken het verkeersvraagstuk hier nog lastiger. ICcn van de moeilijkste en drukste punten in Haarlem is de kruising Krocht-Kruisstraat. Om van de Krocht naar de Kruisstraat te rijden moet men, zooals de foto laat zien, dwars door het verkeer breken. De vluchtheuvels verbeteren den toestand geenszins. Een lastig geval zooals er lederen dag vele zijn op het bruggetje bij de werf Conrad aan den Spaamdammerwcg te Haarlem. Het bruggetje is te smal voor twee auto's, ea de twee brug-deelen loopen zoo steil op, dat meermalen een auto in het midden blijft staan. Om vanuit de Groote Houtstraat ln de richting Amsterdam te gaan, moet men van af de smalle brug met een vervaarlijken-scherpen hoek en een flinke helling, den smallen Gasthuissingel oprijden, en daarbij tusschen trams, auto's en fietsen manoeuvreeren. De verbindingsweg tusschen Haarlem, via Bloemendaal, Velsen, Beverwijk en verder, maakt bij Jan Gijzenvaart een hoek van bijna 90 gr., zoodat men niets van het tegemoet komende verkeer kan zien. De spiegel op dit gevaarlijke punt lost de moeilijkheid slechts gedeeltelijk op. Hierboven het punt van Bloemendaal af. Een doolhof-puzzle: de weg door Haarlem tusschen Overveen en Amsterdam. De verbindingsweg tusschen Haarlem, via Bloemendaal, Velsen, Beverwijk. Hierboven: nog een foto, van uit de richting Santpoort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 5