V30UWEMRUBRI EU J DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCPÏE COURANT BLADZIJDE 2 VOOR ZWARE FIGUREN „MOEDER HEEFT GEEN TUD". NIEUWE CORSAGES Onze reclame-patronen HOE DE NAALDEN ONTSTONDEN ALS 'T KORTE HAAR MOET GROEIEN DE CLIVIA T 40 7 9 4082 igarass 1 AAN 3)eN Overname pit deae rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden. Wanneer we onze moeders en groot moeders hooren vertellen van hun huise lijke gewoonten in den „goeden ouden tijd", wanneer we hcoren van al het met de hand genaaide ondergoed, alle zelf geborduurde strooken, wanneer we de ingewikkelde gehaakte of gebreide spreien bekiiken, die we soms bij drie of vier tegelijk van voriee generaties erfden, dan vinden we gewoonlijk maar één zinnetje om onze ererr.en"'de gevoelens" verbazing, meelij en bewondering uit te drukken- „Wê4r baalden die menschen den tijd vandaan?!" t Is inderdaad bijna niet te gelooven Alle huiswerk was handwerk: stofzuigers, gas. e'ectr'rch licht en honderd andere heerliikheden. die ons. hoewel we ze nau- welliks meer tellen, het werk toch zoo enorm verlichten, waren ver te zoeken. Nu. is het wel waar. dat 't in. dien tijd veel gemakkelijker viel, er een of meer dienstboden op na te houden, maar denk eens aan de afwezigheid van naaimachi nes a an de or>"-e1o->felijk ingewikkelde onder- en bovenkleeding. aan de hand- gebreide kousen, aan de thuis behan delde wasch en den uitgebreiden inmaak, die nor Vake'b'k was. wüde men 's win ters ten minste smakelijk eten! We zou den bijna gaan gelooven, dat de dagen destijds tweemaal zoolang duurden als tegenwoordig, wanneer we dis overgeble ven staaltjes bekijken van wat er toen werd afgedaan. En nu? We h°bben duUend hulpmid- de'en en altijd tijd te kort! Wanneer we terugdenken aan voo'n geluidloozen serre- of pviësl-zomerdag van onze grootmoe ders. aan zoo'n winterschen lamp-avond van haar. dan lijken ons dat eindslooze tijdperken van rustige onbewogenheid, vól mogelijkheden voor allerlei werk. echte lange deen zooals we die ons nog wel uit onzen kindertijd herinneren, maar zooals we ze nu al lang niet meer ken nen Onze morgens, middagen en avon den zijn korte, rommelige brokjes tijd we doen even dit en even dat, worden een oogenblikje opgehouden en ze zijn om. Dat bekende moderne jachtige gevoel, waardoor we ons bij geen enkel werk eigenlijk rust gunnen en altijd denken aan wat daarna weer cedoon moet wor den. dat onze groctmooiers volstrekt niet kenden ko? z'm we er eigenlijk mee behept geraakt? Komt het misschien doordat we de waards van den tijd beter hebben W-en kennen don z';? Wanneer we overdenken, hoe zjj alle, al'e avonden van een h°p'en winter besteedden aan een en hetzs'fde peuterborduurwerk, vin den we dat bijna een misdaad. Het werd een cf ander prachtig ragfbn kleedje voor Oyer een nmnVtafelt'e misschien tach tig centimeter in 't vierkant', beoaa'd een juweel11e. Maar wat Is een kleedje en wat is een pronktafeltje in het groove leven? We kunnen ons niet meer vereeni gen met zoo naïef negeeren van alle ver houdingen. En toch. 't is bedenkelijk dat. we dat alles niet meer kunnen, eenvoudig niet meer kunnen. We hopfden immers niet ons heele leven zoo door te brengen ais we 't nog maar kónden, dat contem platief en volmaakt evenwichtig bezig zijn met "n allerhedaardst werkje, dat onver stoorbaar „rustig zitten", bewust van 't langzaam verstreken van den tüd zonder dat overmatig te betreuren. Zullen we rog ooit d'e opd-vaderlandsche trekschui- ten-wi'sheid van „kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen" kunnen apnre- cieeren en in pract'ik brengen, zullen we nog ooit tot de ontdekking kunnen komen, dat de wijzers tegen onze ver wachting al naar vijf uur zijn geschoven, zonder dat die ontdekking 'n soort paniek bij ons teweegbrengt? We gunnen ons zelf dat behaaglijk tempo'niet meer. dat eike bezigheid tot een genot maakt: we zien na een dag, waarop niet veel werd uitgericht, niet meer berustend naar onzen gosden wil. maar met onverzoenlijke onvoldaanheid naar 't poovere resultaat. We zijn streng voor ons zelf tegenwoordig: verzachtende omstandigheden nemen we niet in aan merking; de dingen hadden afgedaan dienen te worden, houden we ons ze'.f on verbiddelijk voor, al weten we dat het eigenlijk praciisch onmogelijk voor ons was. Zoo hebben we ons die al te zakelijke, al te systematische manier van werken en werk-indee'.en eigen gemaakt, een soort van methode, waarbij geen snip pertje energie verloren gaat en voor ge noeglijk beuzelen en rondhangen ner gens een plaatsje meer open is. We be seffen de waarde van den tijd tè scherp en te nuchter, we maken ons zv/aar- geladen werkprogram tè lang vooruit om l nog onbekommerd en zonder spijt te kun nen genieten van 'n half uurtje niets doen of van 'n pruts-bezigheid je. dat geen nuttig werken is. We vinden 't „zonde" en onze gedachten werken toch al weer vooruit en deelen in, verlangend naar uit voering. Dat zou allemaal erg practisch en ge schikt zijn a's we niet anders waren dan arbeid-machines, als we geen andere roe ping hadden d?.n": zooveel mogelijk afge dane bezigheden op stapeltjes leggen, zooveel mogelijk tastbaar werk prestee- ren. Maar wanneer we behalve door-en door flinke en handige huisvrouwen, met wie-weet hoeveel interessen en bezighe den nog buitenaf, ook moeders zijn, dan moeten we door onze leuze „opschieten en afdoen" een dikke streeo halen, wil len we niet in plaats van uitmunten heel erg te kort schieten, Het opvoeden, het opkweeken van een kind is geen program met duidelijk omschreven nummer, dat vlot en voortvarend afgewerkt kan wor den, geen reeks grijnbare karweitjes, die één voor één onderhanden genomen en dan met voldoening op het groeiend stapeltje der klaargemaakte stukken ge deponeerd kunnen worden als schoon, versteld waschgoed! De meer stoffelijke moederplichten kunnen op die gelief koosde manier achter elkaar en met een flink vaartje vervuld worden maar er is zooveel meer! En nu brtUe! ik nog met eens het diep gaand en vertrouwelijk bespreken van moeilijkheden met grootere kinderen, en zelfs niet het huiselllk godsdienstonder richt, het inplanten der éerste kennis en het geduldig uitleggen der geloofswaar heden in antwoord op kinderlijk vragen, maar voornamelijk het opkweeken van het heel-jonge en heel-teers gedachte- en gevoe's-leven. een terrein, dat ondanks alle paedagogisch gerafel door de groote menschen en niet 't minst door de moeders nog altijd op klompen be treden wordt. 't Is heel jammer voor de moeders, die bovenal van opschiepen houden, maar 't zieleleven ven 'n klein kind van ook maar eenigszins gevoeligen aard kan een voudig niet gedijen in 'n atmosfeer van jachtige Werklust en ononderbroken ac tiviteit, waar den heelen dag rokken vliezen en vesten stampen met veel meer drukte-vertoon dan noodzakelijk is. waar zelfs de naa'ende of schrijvende moeder uit vre^s voor tiidverlies zóó sterk con centreert, dat alle „gezeur" haar onver draaglijk is. Een voortvarende, ovcr-ener- gielce moeder is een ramn voor 'n klein loopertje dat is volstrekt niet te sterk uitgedrukt. Wat was 't véél beter gediend met de kalm-aan bordurende en makende moeder van ifroeger, die 't kon achterna dribbelen wanneer ze, zonder stofzuiger- gegier of vrees voor al te lang stroom verbruik. vreedzaam neuriënd met haar veger en stofdoek de kamer deed, die 't mocht „helpen" stoffen en ruimen, om dat ze niet bang was een paar minuten te verliezen aan die hulp-van-de-wal-in- de-s!oot of met vroolijke grapjes. 't Zit werkelijk niet in het zich voort durend op het kind concentreeren, of in 'n opzij zetten van allerlei bezigheden, maar alleen in de koesterende vertroe teling van die rust-sfeer, die 't kleintje zoo broodnoodig heeft om zich harmo nisch en gezond te kunnen ontwikkelen. „Moeder heeft geen tijd" is een leelijke vloek, die In de huiskamer nooit gehoord mocht worden. En moeder mag niet al leen niet zoo hardop vloeken, ze mag zelfs niet laten merken, dat ze haast heeft, niet met gerimpeld voorhoofd en jachtige grijphanden van hier naar daar hollen. De vraag, of ze er morgen komt of vandaag, is van veel minder belang i dan die, of de kleuters zitten spelen en peinzen en opmerken in 'n behaaglijke vredige omgeving dan of ze misschien lijden onder die ellendige, egoïstische ac- tiviteit van hun moeder, die resultaten wil zien en op praestaties moet kunnen bogen om haar levens- en werklust te kunnen behouden. Een met de peuters verbabbelde en verknutselde middag is geen verloren tijd. en een leuterende, treuzelende vrouw doet altijd nog tien maal nuttiger werk dan een jaehtig-prac- tische, wanneer ze moeder van zulke peuters is! MACHTELD Zooals we laatst beschreven, best«at de nieuwste corsage uit een bloempje of gar- neerseltia van dezslfsie stof van den man tel of van de garneerende stof van den mantel gemaakt. Fig. I en II toonen ons een paar van die eenvoudige te maken corsages. Het is aardig fig. I van twee verschillende stof jes te maken, b.v. geruite en effen stof. Op onze teekening zien we, hoe de ver schillende figuurtjes op elkander gelegd worden. Fig. II zijn ronde cirkel Hes van stof, die reeds kleiner geknipt zijn; deze naaien ws op elkaar met in 't midden b.v. een aardig fantasie-steentje. Nu knippen we alle lapjes in reepjes, zooals de teekening aangeeft. Voor deze corsage is het aardig de lapjes in verschillende harde kleuren te nemen. G. L. LÏ- Deze drie modellen zijn zeer geschikt voor eenigszins corpulente dames, daar de gehcele snit zoowel als de valling en het beloop .der gamsering er op berekend zijn, een zoo slank mogelijken indruk te mal en. Als regeï moeten de verticale lijnen de overhand hebben, zoodat het ga- weriseht is 'veer dergelijke klceding cle dwarsnaden en ceintuurs zoo weinig moge lijk te la.fen opvallen. T 4073 is een japon van foulardzilde De tuniek valt klokkend over den onder rok. T 402 is een tailleurmantel van Engel- sche fantasiestof met een stolpplooi in den rug. T 4Ö33"kan van wollen of zijden ribs ge maakt worden. De kraag en garneermg zijn van bijpassende zijde gedacht. Van bovenstaande kostuum-modellen (met con T voor het nammcr) zijn voor onze abonné's tegen den rcclamc-prijs van slechts 0.25 per stak patronen ver krijgbaar. De patronen zijn voorradig in de ma ten 83, 06 en 104 c.M. bovenwijdte. Deze maat neemt men rondom het lichaam vlak onder de armen door; de centimeter moet glad cm het lichaam liggen, duo zonder ruimten. Men bestelt dan het patroon, hetwelk het meest deze maat nabij komt; voor het verkleinen of ver- grooten kan men de bijgevoegde hand leiding raadplegen. Dij bestelling gelieve uien duidelijk naam en adres, nummer en maat van het patroon op te geven en het bedrag In postzegels of per postwissel te vol doen aan PEREBOOM'3 PATRONEN- HUIS, Rozengracht 235, Amsterdam C. GEKOOKTE ROODE POON MET HOLLANDSCHE SAUS Roode poon Is eind Augustus, Sep' tember tot half October vrij overvloedig. 1 Gekookt Is ze zeer smakelijk en "voed zaam. Maak de visch op de bekende wijze schoon en kook haar met ruim kokend water met veel zout gaar, zooals schel- visch ook gekookt wordt. Voor de saus: 3 a 4 eidooiers 200 gram gesmolten boter 1Y, d.L. bouillon zout - peper citroensap Bereiding: Roer de eidooiers flink met wat zout en peper. Voeg de gesmolten boter toe, de bouillon en laat ze samen au bain Ma rie, di. in een pan met kokend water, roerende dik worden. Maak de saus op smaak af met een paar druppeltjes ci troensap, zoo noodig nog zout en wat peper. RÏJSTSCHOTELTJE MET LEVOt EN TOMATEN 3 ons lever (kalfslever) 250 gram rijst V/, pond tomaten stukje boter een paar takjes peterselie een paar peperkorrels stukje foelie laurierblaadjes stukje ui paneermeel Bereiding: Wasch de lever, zet ze op met koud wa ter, breng dit aan de kook en 'giet het af. Zet ze opnieuw op met ruim koud water, wat zout en alle kruiden en kook haar gaar in pl.m. yt uur. Wasch de rijst, zet ze op met' L. bouillon van de lever en kook ze gaar. Wasch de tomaten, snijd ze in vieren en smoor ze gaar met een stukje boter. Wrijf ze vervolgens door een zeef ,-an •paardenhaar. Doe de tomaten bij de gaar gekookte rust. eveneens de in dobbel steentjes gesneden lever. Voeg zoo noodig nog wat zout toe. Doe de massa in een vuurvasten schotel, strooi er paneermeel over, leg hier en daar een kluitje boter en laat er in den oven een lichtbruin korstje op komen. ROZIJNENTAART 250 gram zelfrijzend bakroec' 100 gram boter *150 gram suiker '- 125 gram sumnaid-rozijnen 3 eieren 1 d.L. melk Bereiding: Roer of klop de eidooiers lang mot de; suiker en iets zout, tot ze dik en luchtig;! zijn geworden. Voeg hierbij de •gewas-I; schen en even gedroogde rozijnen, ètfeh-l eens de gesmolten maar afgekoelde1 bo-j ter. Vermeng in een paar slagen mefcMezeij massa de gezeefde bloem, vervolgens de melk en ten slotte het stijfgeslagen eiwit, dat er luchtig doorheen geschept moet worden. Doe de massa over in een spring- of taartvorm, die met boter is ingesmeerd en met bloem bestrooid is en bak de taart in een matig warmen oven gedu rende a 1 uur. Indien de taart dreigt te donker te v/orden, bedek haar dan met een stuk pc nier. dat aan één kant met boter is bestreken en dat met den beboterden kant naar boven gelegd moet worden. De boter dient slechts om 't branden van 't papier te voorkomen. GEBAKKEN BROOD MET ANANAS (4-pers.) 8 sneetjes oud brood lichte basterdsuiker stukje boter een jilik ananas d.w.z. een blik ananas schijven Bereiding: Snijd van het brood de korstjes af en besmeer ze met boter. Rooster (d.i. ge deeltelijk bakken) ze in den oven, mooi goudbruin van kleur. Bestrooi ze met wat lichte basterdsuiker en leg op elke plak een schjjf ananas. VISCHGEÏIAKT (van alle soorten visch) 500 gram vischresten zonder graat 300 gram gekookte aardappelen 50 gram boter peper, zout, citroensap bouillon van een maggiblokje 1 eptlepel fijngehakte peterselie Bereiding: Neem het vischvleesch van de graat (dit gaat het gemakkelijkst wan neer de visch nog warm is). Verwijder vel en graten. Voeg hierbij de fijngemaakte aardappelen, ds gesmolten boter, peper, zout, citroensap naar smaak. Meng alles goed dooreen met de fijngehakte peter selie. Vul met deze ma—a de uitgeholde komkommers. Stoof z, gaar met wat bouillon of giet er tomatensaus over. TOMATENSAUS VAN VERSCHE TOMATEN 14 L. bouillon van 1 bouillonblokje en A L. water I pond tomaten stukje ui laurierblad - foelie een paar peperkorrels - kruidnagels worteltje peterselie peper - zout paar druppeltjes citroensap 4 lepels melk 45 gram bloem 50 gram boter Bereiding: Wasch de tomaten, verwij der de kelkbladen, snijd ze in vieren en smoor ze gaar met iets van de boter en alle kruiden, gesnipperd worteltje en een paar: takjes peterselie. Wrijf de tomaten door een zeef van paardchaar. Roer boter en bloem glad, voeg langzamerhand steeds roerende de gezeefde tomaten en de bouillon toe. Laat ■ds saus 5 A 10 minuten doorkoken. Voeg de melk toe, maak haar op smaak af met zout, peper en citroensap. CATHARINA Het ls vanouds af, dat de vrouw zich met het vervaardigen van. kleederen en naaldwerk bezig hield, en niet alleen voor het noodwendige, njaar cok voor praal en versieringeh. In de oude tijden, toen de kleeding zeer eenvoudig was en bijzonder lijk uit vellen bestond, was die arbeid mg al zwaar en het ging zoo gemakkelijk niet als thans met naai- en breimachinen te werken. De huidenkleeding vergde ook den fijnen naad; huiden werden samengehccht met vezels en koordjes, die er doorgetrokken werden door middel van vooraf gemaakte gaatjes. Zeer oude naalden zijn er ontdekt, van hoorn en been verwaardigd. Zoo vindt men in de voorhistorische tij den naaiden, die uit gekloven beenderen gemaakt werden. Deze gekloven staafjes werden zeer fijn en glad geslepen of ge wreven, den eenen kant scherp en den achterkant met een gaatje doorboord, en zoo werd de naald tot gebruik gereed. TM openingen, door deze breede naald veroor zaakt. werden terug klein getrokken. Oorspronkelijk gebruikte men ook naal den vervaardigd uit doornen, vischgraten, hoorn, beenderen en hertsgewei. Het gebruik der metalen naalden was reeds bij de Babvloniërs, Grieken, Romei nen en Kelten bekend. Veel der eerste naalden hadden hst oog in het midden, dit was bijzonder om op borduurramen te werken. De Romeinen gaven de benaming van „acus", zoowel aam de naainaalden als aan de spelden; zij werden, volgens be waarde afbeeldingen, in open vaasjes ge plaatst. In de elfde eeuw, toen het ijzer- draadtrekken uitgevonden was, nam het naalden maken toe. In 1370 bestond er te Neurenberg reeds een'groote fabriek. Eerst in de 19e eeuw kwam deze tot groote volmaking door het uitvinden van auto matisch werkende machines. Naalden- en speldenmakers worden vermeld in de stadsboeken van 150515741578 en 1885. Vroeger schijnen de naalden niet 'zoo goedkoop geweest te zijn. Een bewijs daar van is, dat er vroeger zeer mooie naaldsn- kokers gemaakt werden die slechts éöne naald konden bergen. Deze bestonden reeds in de XVe eeuw en waren uit ivoor, hoorn of metaal vervaardigd. Zij dienden dan dikwerf als sieraad en werden aan de gordels gehangen. VÏolet-le-Duc geeft er een weder, die den vorm heeft van een vrouwenbeeldje en in t midden opengaat. Tegenwoordig zijn er verschillende fa brieken, welke eene overgepote, hoeveel heid naalden maken; daardoor kunnen zij tot zeer lage prijzen in den handel ge bracht worden. Vooraleer er eene naald geheel afge maakt is, gaat zij door 33 h 40 handen en er worden per dag ongeveer 720.000 in een fabriek vervaardigd. Er waren ook naalden waarvan het oog gesplitst was, zoodat een blinde den draad in de naald kon stoken. Deze naal den waren zeer practisch maar niet sterk; de oogen braken gemakkelijk. Dit is mis schien de oorzaak dat ze niet in gebruik bleven. Op dit gebied heeft onze moderne indus trie niet veel vooruitgang gemaakt; vroe ger was men veel vernuftiger. Vroeger v/as er geen kans dat de bobijnen garen cp den grend zouden vallen en tijd doden verliezen mot zoeken.. Evenmin bestond er verwarring in de verschillende k'euren en soorten van garen. Daar bestond een stel voor, waarin men alles samen aantrof. Men had cok geen helper noodig, om sa jet op te winden, daarvoor bestond reeds in do middeleeuwen de haspel, welke tot nu toe onverbeterd gebleven is. Voor den naad werden er niet alleen naalden gebruikt, maar wel naaimachinen. De eerste naaimachine werd in 1790 d or den Engelschman Thomas Saint uitge vonden, maar genoot door hare onvol maaktheid weinig bijval. In 1804 waren het nogmaals Engelschen, Thomas Stone en James Henderson, die een volmaakte machine vervaardigden. Jo zef Madespergen, van Wcenen, vond een nieuw stelsel uit, doch ingewikkeld, biige- volg even onpractisch. De machine, door Bartheld Thimcnnier in 1839 met haak- naclel vervaardigd, was ook nog gebrekkig; verscheidene anderen brachten verbeterin gen aan, doch zender werkelijk te s'agen, tot eindelijk Elias Home van Spencer, ln 1849 een volmaakte naaimachine ver vaardigde, die sinds dan in. algemeen ge bruik kwam. De latere verbeteringen en fabrikaten zullen wij niet verder vermel den. Aan het einde der XlXe eeuw zond Amerika reeds 1.500.000 naaimachines jaarlijks de wereld in. Na de naald komt de vingerhoed als een behoefte voor. Toch wordt er nergens over gesproken, maar zeker in de middeleeuwen bestond reeds de vingerhoed. De eerste waren boven open, later werden ze geheel gesloten. Voor zwaar werk zijn thans de naalden driekantig, de vingerhoed is dan vervangen door een band, rond de hand bevestigd, waarin te midden van de hand een duwplaatje aangebracht is. Wanneer de sehar.r uitgevonden is, heb ik niet kunnen achterhalen. Vóórdat deze bestond gebruikte men zéér eenvoudig een mes, dat in vele gevallen de schaar ver vangen kan. De dubbele schaar bestond toch al in de middeleeuwen, maar was weinig gebruikt. De veerschaar is nu nog altijd en bij verschillende ambachten in gebruik. Vrouwen gebruikten ze voor hun fijn werk nog stoeds bij het einde der XVIIe en den aanvang der XVTlls eeuw. Deze waren zeer netjes gemaakt en wer den bewaard in gegraveerde of ingelegde stalen kokertjes of scheden. 't Zijn meestal tyrannieke echtgenoo- ten of toekomstige echtgenooten, conser vatief zoowel wat hun smaak in vrouwe lijk schoon als wat hun opvatting over vrouwelijken onderwerpingsplicht betreft, die de oorzaak zijn van zulke problemen. Wie eenmaal kort haar heeft, verlangt soms wel eens, 't er met één slag weer te kunnen aanlijmen, maar waar dit nu eenmaal ondoenlijk blijkt, stellen we ons gewoonlijk voor, tot in onzen ouderdom en grijsheid met korte, desnoods zilver witte manen te blijven rondwandelen. De bijzonder onaantrekkelijke periode van aangroeien schrikt ons allen af, en zoo blijven we maar, met een kleine schei ding- en ponny-verandering jaar in en jaar uit de gevolgen dragen van wat we in een onbewaakt oogenblik zelf gekozen hebben. Wie echter toch heel moedig willen doorzetten, hetzij dan uit eigen verkiezing of op hoog bevel van een onpractischen heer en meester, komen soms. voor lastige vraagstukken te staan, wanneer ze ten minste niet al te veel op vogelverschrik kers willen gaan lijken. De tegenwoordige zoogenaamde „lange shingle" (die hier echter nog niet zoo veel ingang heeft ge vonden als b.v. in Engeland) die ook godragen wordt door dames, die niet de bedoeling hebben, het haar geheel te ia- ten aangroeien, kan hier een welkome uitkomst brengen. Het haar wordt daarbij achterover gekamd en achter de ooren weggestreken. Boven op het hoofd wordt het licht geonduleerd en laag in den nek sterk omgekruld. Op die manier kan men, onder steeds zorgvuldiger krullen, het haar zóó lang laten worden, dat het ten slotte om een van de bekende half-cir- kelvormige kammen gewikkeld kan wor den en zóó in een rol rondom het hoofd opgestoken. Voor wie niet houdt van die lange, om den rand van den hoed opkrullende lok jes, ziin er nog wel andere mogelijkhe den. We houden het achterhaar gewoon kort en laten alleen de zijlokjes groeien, die we sterk opkrullen, zocdat ze niet opvallend laag hangen. Het overige haar moet dan natuurlijk óók geonduleerd zijn, om niet te veel af te steken. We laten deze zijlokjes doorgroeien tot ze lang genoeg zijn om van achteren bijeen te komen, zonder dat we ze al te strak behoeven weg te trekken. Dan binden we ze daar met een bandje samen en bedekken dat met een langwerpige sierknip. Daaronder laten we dan het achterhaar rustig groeien, het geleidelijk oprollend en de pieken onder de speld wegwerkend tot we het gewoon kunnen opmaken. Velen van ons hebben hun eigen afge knipte lokkenpracht zorgvuldig bewaard, en daar kunnen we ook een dank baar gebruik van maken in de lastige periode van het aangroeien. We laten het door den kapper bijeenvatten tot een steviger» bos; dit zelf te doen is niet ge raden, daar het dan toch telkens losraakt en er veel van verloren gaat. We binden ons achterhaar ln 't midden tot een bosje bijeen, 't behoeft daarvoor in 't begin niet zoo heel veel langer te zijn dan we 't gewoonlijk dragen en maken er den bos or.d haar aan vast. V/e maken dat op in een stijve, vrij lange rol van oor tot cor, die we meer met knippers dan met haarspelden bevestigen, heel stevig. De zijlokjes, steken we, naarmate ze groeien, opzij bij, hot achterhaar- groeit onder de rol aan, die steeds gemakkelijker te be vestigen is, naarmate dit langer wordt. EVA Als de bladeren van de clivia geel wor den, is 't een bewijs, dat de plant niet in goede conditie is. Verdunde koemest is eten en drinken voor de plant. Vooral in de zomermaan- dan kan men den pot verscheidene koeren gieren (we gebruiken geen kunstmest). De koemest wordt met water verdund, omdat de plant anders zou verbranden. Als dit gieren eenige keeren herhaald wordt, zal de plant na eenigen tijd weer frisscher worden en beter groeien. Een goed gezonde clivia heeft donker groene en glimmende bladen. Bladen, die eenmaal geel zijn, vallen af. Heeft men echter de punt van een blad geknakt, dan kan dikwijls het ver dere blad nog behouden blijven, door de punt tot voorbij den knak af te knippen en het blad van onder naar boven tus- schen twee zachte doeken te druM-en. totdat 't sap aan het afgeknipte gedeel te komt. In den zomer krijgt de plant zoo ongeveer om de twee dagen water. Be aarde mag geregeld vochtig z;jn, maar vooral niet nat. Na October minder wa ter, totdat de bloemsfengel zichtbaar wordt;-dan geven we weer meer. Is de bloem uitgebloeid, dan laten we den stengel zitten, totdat deze slap wordt en trekken haar dan met een rukje uit. Als men stekken van de oude plant wil scheiden, dan haalt men de plant uit den pot, maakt de stengels bloot en breekt de stek van de moederplant af, zorgende dat er genoeg stengels aan de stek over blijven. Met zet de stek in een pot met nieuwe aarde (bladaard is goed) en ge ve haar geregeld water; later met koe mest gieren. Het is aan te raden de clivia om de drie jaar te verpotten, 's zomers in een licht, frisch vertrok en 's winters in een verwarmde kamer, niet te dicht bij de kachel te zetten en vooral op te passen voor vorst. Wil men do bladeren goed schoon hou den, dan lapt men eeno in de week de bladen van onder naar boven met spons en zeem af. G. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 10