mmm
'TEERSTE LUSTRUM DER R.K. UNIVERSITEIT TE NIJMEGEN
1923 17 OCTOBER 1928
Een verklaring van Z.H. Paus
Pius XI
Een gelukwensch van Z.Exc.
Mgr. Lorenzo Schioppa
tweede blad
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
ZATERDAG 13 OCTOBER 1928
BLADZIJDE 1
'mm*
Tijdens een audiëntie voor de Nederlanders, ter gelegenheid van de
Heiligverklaring van Fetrus Canisius, op 20 Mei 1925, heeft Z.H
Paus Pius XI de volgende verklaring afgelegd
„Gij hebt door de stichting der Universiteit een groot werk verricht,
maar gedaan is het werk nog niet. Rien n est fait, s il reste quelque
chose d faire,en aan Uwe Universiteit ontbreken nog twee faculteitent
die der Wiskunde en der Medicijnen.
Nu staan de Nederlanders bekend als goede werkers, vasthoudend,
volhardend en taai, en zij zullen ook dit werk der Katholieke Universi
teit voleinden. Niettemin eischt het al Uw inspanning, maar het is
mijn innige en vurige wensch, dat gij dit groote werk van zoo n ver
strekkend belang voor Uw land en Uw geloof, tot een goed einde zult
brengen.
Z. Exc. Mgr. Schioppa, Pauselijk Internuntius, heeft aan de R.K
Universiteit den volgenden gelukwensch doen toekomen
„Bij gelegenheid van de feestelijke viering van het eerste lustrum
van de stichting der Katholieke Universiteit te Nijmegen smeeken
Wij, als vertegenwoordiger van den H. Vader, Die zoo edelmoedig dit
verheven wetenschappelijk Instituut heeft aangemoedigd, van ganscher
harte de innigste zegeningen van den God der Wetenschappcn a over
allen, die op eenige wijze meewerken tot den bloei dezer Katholieke
Universiteit. Mede-arbeiden aan de verbreiding der Katholieke
Wetenschap is de hoogste godsdienstige en sociale zending."
denken wat de Bisschoppen en het katho
lieke Nederland van heden met dit groote
werk voor hen hebben gedaan.
Het jaarboek 1928 der
St. Radboudstichting
De viering van het eerste
lustrum
Onbetwistbaar bestaat er een nauw en on
verbreekbaar verband tusschen het wezen en
het werken der katholieke Universiteit en
het Koningschap van Christus, het onder
werp dit jaar behandeld op den Katholie-
kend'ag te Maastricht, waar, naar het in
leidend woord van den voorzitter, Christus'
Koningschap ons zou worden voorgehouden
op sociaal en politiek terrein en wij daarbi)
meer dan elders wellicht zouden gevoelen
de groote verantwoordelijkheid die op ons
rust.
„De groote verantwoordelijkheid die op
ons rust", die gedachte spreekt wel luide en
scherp in de rede van professor Barge: „Het
Koningschap van Christus in de weten
schap". Onbeschroomd heeft deze hooglee
raar, door den voorzitter een sieraad der
Leidsche Hoogeschool genoemd, er op ge
wezen, wat ons katholieken, nog op het ge
bied der wetenschap te doen staat, hoe wij
in Nederland niet de plaats innemen, welke
wij daar naar evenredigheid dienden in te
nemen.
Maar daarbij wees hij op de hoogst ge
wichtige taak die onze Universiteit heeft te
vervullen door er naar te streven ook
Christus in de wetenschap te doen heer-
schen in ons vaderland, waar na eeuwen
van smaad en achteruitzetting oorzaken
voor ons tekort wij wederom eervol en
gezaghebbend optreden in het Staatsbestel
en bij zijn maatschappelijken en economi-
schen arbeid. Want zonder woordvoerders
in de republiek der letteren wordt geen volk
mondig, zegt prof. Ger. Brom in zijn bro
chure „Een eigen Hoogeschool" en hij voegt
daaraan toe het woord van den Profeet:
Daarom is mijn vollk gevangen omdat het
geen wetenschap heeft.
neer dat licht weder volledig op den kan''
delaar zal zijn geplaatst, dan moet het
aanzien, daardoor aan den naam katholiek
geschonken, ons allen ten goede komen.
Aldus in een geestdriftig artikel in de
Maasbode destijds.
Ook hier geldt voor ons de fiere leuze door
Broere en zijn mede-hoogleeraren van War
mond aangeheven: Handhaven wij het erf
deel onzer vaderen. In de zitting der Twee
de Kamer van 10 Dec. 1926 had ds. Lang-
man, christeltjk-historisch predikant, be
weerd dat hij en zijn geestverwanten op
kwamen voor onze nationale instellingen,
waarmede de Rijksuniversiteiten werden
bedoeld. In die bewering lag een verwijt
opgesloten aan de anti-revolutionnairen en
katholieken, die eigen Universiteiten hebben
opgericht. Ik moet dat verwijt terugwijzen,
anwoordde de heer Van Wijnbergen, omdat
er eenigermate uit af te leiden zou zijn dat
genoemde groepen bij de christeiyk-histori-
schen ten achter staan. Ik aanvaard dat
niet en zou bewijzen er van geleverd willen
zien. Heusch, wij mogen daarover, ging hij
voort, onder luide instemming van zijn po
litieke vrienden, ietwat met fierheid spre
ken omdat wij heel wat langer op dezen va-
derlandschen bodem verkeeren dan de
christelijk-historischen.
Herinnerd moge worden dat tusschen de
jaren 1100 tot 1300, de jaren van een alge-
heele omvorming der Maatschappij, waarin
een Derde Stand ontstond, naar voren trad,
zich zijn plaats onder de zon veroverde en
leiding nam in het Staatsbestel, dat in die
zelfde jaren in Europa 46 universiteiten wer
den gesticht met zoo innerltjk-krachtige le-
.venskem, dat zij nagenoeg alle nog heden
bloeien. En zonder onderscheid werden zij
De R. K. Universiteit aan het Keizer Karelplein te Nijmegen
De katholieke Universiteit, zoo luidde het
bij haar oprichting, zal zijn als 'n verzamel
plaats van katholieke geleerdheid, waar de
gewijde en ongewijde wetenschappen de
heerlijke harmonie en genade zullen her
nieuwen, waar katholieke overtuiging onbe
lemmerd zal uitleven in volle breedte en de
sfeer vullen met Roomsche lucht en kracht;
waar de katholieke leeraren en leerlingen
zullen leven in het' hun eigen en hun noo-
dig klimaat om er uit te groeien tot ge
loofsapostelen.
Welk een apostolische schaar zal er uit
gaan van deze Pinksterzaal, de wereld in,
bezield van den geest Gods die daar daalde
over hunne hoofden, ontgloeid aan den
haard van de geloofswetenschap, om als
met .tongen van vuur geestdriftig te getui
gen voor den Christus onder de menigte
daarbuiten, in de vergaderzalen des lands en
voor de gerechtshoven, op kansels en ka
theders, in boeken en tijdschriften en cou
ranten, bij de wording en groei van het le
ven, bij ziekbed en dood, in alle sferen van
de samenleving, waar aan God de eere
plaats weer moet worden gegeven, die den
Gever van alle goed toekomt.
Vergeet hierbij niet dat de schare, die uit
de Pinksterzaal eener Katholieke Universi
teit zal uitgaan, het Pinkstervuur niet al
leen zal doen uitschitteren over onze eigen
menschen. Neen, neen. Dat vuur zal ook op
laaien en schitteren gaan in de oogen van
hen, die men niet vlakweg onze tegenstan
ders kan noemen, doch aan wie ze geslo
ten zijn voor de waarheden des geloofs en
voor de „Heerlijckheid der Kercke" zooals
Vondel een van zijn fraaie gedichten noemt.
Het is toch duidelijk dat als de katholie
ke Universiteit zal zijn een vergaderplaats
van katholieke geleerdheid, waar de gewijde
en ongewijde wetenschap de heerlijke har
monie van natuur en genade zullen her
nieuwen, dat dan die geleerdheid de aan-
dRcht moet trekken van de niet-katholie-
ken en hen eerbied ervoor inboezemen.
Als dan de katholieken ook in de weten
schap, de plaats zullen hebben ingenomen,
eigen wetenschap en onze eigen kunst_ wan
neer zij den andersdenkenden eerbied' en
ontzag zullen hebben ingeboezemd voor onze
eigen wetenschap en onze eigne kunst, wan-
door de Pausen in het leven geroepen of
ontleenden zij aan Pauselijke handvesten
hun rechten en hun voorrechten met de
zekerheid van hun bestaan. Inderdaad wij
hebben wel oude brieven. Doch dat legt ons
den plicht op, nu de omstandigheden het
wederom toelaten van het ontnomen erfdeel
der vaderen te heroveren.
Evenwel daarvoor moet worden gewerkt.
Luisteren wij daarom naar de stem onzer
Bisschoppen zooals die tot ons klinkt in het
Jaarboek der St. Radboudstichting van 1928.
Wij willen van de gelegenheid die het
lustrum ons biedt gaarne gebruik maken,
om in dit Jaarboek, dat vooral beoogt het
contact tusschen Universiteit en volk le
vendig te houden en te bevorderen, het
woord te richten tot hen, „die door ge-
stadigen persoonlijken arbeid en financiee-
len steun het voortbestaan onzer eigen Uni
versiteit mogelijk maken. Wij zijn immers,
om de uiterst geringe tegemoetkoming van
rijkswege, nagenoeg geheel aangewzen op
de vrije milddadigheid van ons katholieke
volk."
Het gevraagde stichtingsfonds, wij geden
ken het dankbaar, kwam bijeen. Maar de
jaarlijksche som moest uiteraard blijven een
zaak van vertrouwen op uw biyvenden, vol
hardenden goeden wil. Gode zij dank. Wij
zijn tot nog toe niet teleurgesteld In dit
vertrouwen. Wij mogen deze gelegenheid
van het eerste lustrum niet laten voorbij
gaan zonder daarvoor aan u allen onze in
nige dankbaarheid te betuigen. Zeker, de
Universiteit is niet alleen het belang uwer
Kerkelijke Overheid, maar ook en evenzeer
dat van de geheele katholieke gemeenschap;
gij hebt dus in zooverre uw eigen geestelijk
en kultureel belang begrepen en gediend.
Namen kunnen wij niet noemen, er zijn
zoovelen, die zich verdiensten verwierven,
talrijke propagandisten en ijveraars hebben
jaar in jaar uit krachten en tijd beschik
baar gesteld, talloozen offerden en bleven
offeren hun ruime bijdrage of het nog
hooger te waardeeren penningske in hun
nood afgezonderd. „Uw Vader, die het ver
borgene doorziet, zal het u vergelden" vol
gens het onfeilbare Woord van den Godde-
lijken Meester.
Wij moeten echter met den meesten aan-
Een kijkje in de Universiteitsbibliotheek
stig gevolg afgelegd, ln het derde jaar 52,
waaronder 12 voor doctoraal, in het vierde
jaar 84, waarvan 30 voor doctoraal en in
het vijfde jaar 64. waarvan 14 voor docto
raal. In het geheel werden dus 257 examens
met goed gevolg afgelegd, waarvan 60 doc
torale.
Onder de hooge gasten, die in den loop
der jaren de Universiteit met een bezoek
wilden vereeren, mogen in herinnering ge
bracht worden twee der vier Chineesche
Bisschoppen door Z. H. Paus Pius XI als
eerste inlandsche bisschoppen gewijd, n.l.
Mgr. Philippus Tchao en Mgr. Aloysius
Tch'en.
In December 1924 werd door het Door
luchtig Episcopaat aangekocht een terrein,
binnengekomen. Uitgekozen is het gedicht
van Rev. J. Tesser S.J. litt. stud. Het is op
muziek gezet door prof. Baader. De beid»
eerste liederen en het laatste zullen worden
begeleid door de Canisiusharmonie onder di
rectie van den heer Broeder.
Na de academische plechtigheden zal dooi
den Senaat receptie worden gehouden.
Van meerdere zijden is de vraag gesteld ol
bij gelegenheid van het lustrum niet eenlg
eeredoctoraat zou worden verleend. Er kan
worden medegeedeld, dat de Faculteiten en
de Senaat zich daarover ernstig hebben be
raden. Men heeft gemeend zich te moeten
onthouden, omdat aan de jonge Universiteil
nog slechts een gering aantal promoties heb
ben plaats gehad.
Het standbeeld van Petrus Canislos
J. B. VAN DIJK,
Voorzitter van het Centraal Comité
der St. Radboudstichting.
Er is reden by het eerste lustrum der
R.K. Universiteit te jubelen, want de ta
lenten van het Katholieke Volk beginnen
hun vruchbaren intrest af te werpen.
Aldus wyst de schryver van het voor
woord in het jaarboek 1928 der St. Rad-
boud-stichting, op de beteekenis van dit
eerste herdenkingsfeest.
Dit biyde herdenkingsfeest, aldus vervolgt
hy, is de belooning van den goeden rent
meester, die zyn talenten niet steriel in den
grond verstopte, maar nyver handel dreef
om wille van het Ryk der Hemelen.
Het byzondere karakter van dit vijfde
Jaarboek openbaart zich het feesteiykst in
de eerbiedwaardige aanwezigheid der verhe
ven prelaten, die met hun ornaat en hun
patronaat luister geven aan de jubileeren-
de Universiteit.
Vele interessante bydragen, verlucht met
tal van foto's, vormen het voornaam ca
chet van het ïyvig boekdeel, dat de lotge
vallen verhaalt van onze R.K. Universiteit,
die Woensdag 17 October jubileert.
Naast het schryven van het Doorluchtig
Episcopaat, waarvan wij reeds eerder gewag
maakten, heeft ook Z.Em. Kardinaal van
Rossum aan de redactie van het Lustrum-
Jaarboek der St. Radboud-stichting een ge
lukwensch gericht, aan het einde waarvan
Z. Em. het volgende opmerkt:
„Twee dingen willen Wij nog aanstippen:
vooreerst, dat er naar gestreefd worde, om
onder de Katholieken de liefde voor de we
tenschap als bron van diepere geloofsover
tuiging en van apostolaat zoo te doen stij
gen, dat er niet alleen universitaire studies
worden gemaakt, maar dat ook na de Uni
versiteit deze studies nog worden doorgezet.
Vervolgens, dat in geheel deze zaak de
machtige factor van het gebed niet vergeten
worde: aan Gods zegen is alles gelegen, en
deze zegen wordt alleen door veel en ver-
trouwvol gebed verkregen."
Prof. J. Hoogveld geeft in zyn „terugblik"
een overzicht van de voornaamste gebeurte
nissen en den groei der Universiteit, waar
aan wy het volgende ontleenen:
In 't geheel volgden 679 personen de uni
versitaire college's. In het eerste jaar wer
den 22 examens met gunstig gevolg afge
legd, waaronder één doctoraal examen. Er
had één promotie in de klassieke letteren
plaats. In het tweede jaar werden 35 exa
mens, waaronder drie doctorale, met gun-
aan de v. Schlichtenhorststraat voor het
bouwen van een convict voor priesterstu
denten. Op 16 September 1926 werd het
door Mgr. A. F. Diepen plechtig ingewyd.
Door de Zusters van O. L. Vrouw vas
Amersfoort werd voor meisjes-studenten eer
pension „Stella Maris" ingericht.
Bibliotheek en Instituten ondergingen eei
aanzienlijke uitbreiding, die binnenkort vol
tooid zal zyn. De inventaris beloopt than
72.000 deelen, terwyi 400 tydschriften gera
geld ter lezing liggen en de Leeszaal ruir
2000 deelen bevat aan werken van algemee
nen aard als encyclopedieën, woordenboe
ken_ handboeken, biographieën en bibliogra
phiêën.
Zoo mag de „Carolina" by haar eerst
lustrum terugzien op een periode van rus
tige en gestadige ontwikkeling, die eel
waarborg is, dat Katholiek Nederland ni»
te leur gesteld zal worden in de verwach
ting, die het van zyn Universiteit heeft.
Vivat, Crescat, Floreat!
De viering van het eerste lustrum der R.1C.
Universiteit op 17 October as zal wat bree
der zyn dan die van den gewonen jaarljjk-
schen dies natalis, maar toch binnen zeel
bescheiden perken worden gehouden.
Zooals by iederen dies, zijn de plechtig
heden openbaar, waartoe alle belangstellen
den vanzelf zyn uitgenoodigd. Byzondere
uitnoodigingen zullen zich beperken tol
personen, die op een of andere wyze on-
middeliyk met de Universiteit in verband
staan.
's Morgens om half tien zal Z. D. H.
Mgr. Arnold Frans Diepen een pontificale
H. Mis van dankzegging opdragen in de
St. Augustinuskerk, geassisteerd door eerw.
hoogleeraren en studenten. Een koor van
studenten zal ook de gezangen uitvoeren
onder leiding van Rev. H. Fortmann, theoL
student.
Na de H. Mis heeft de pontificale inze
gening plaats van de gebouwen der Biblio
theek en der Instituten.
Om 2.45 namiddags zal een plechtige aca
demische zitting worden gehouden. Na hel
zingen van „Aan U, o Koning der Eeuwen"
by de binnenkomst der autoriteiten en van
„Io Vivat" by die der professoren, zal de zit
ting worden geopend met gebed: „Venl Sanc-
te Spiritus" muziek van Frey, te zingen door
het koor der St. Franciscuskerk onder leiding
van den heer Bartels.
Vervolgens zal de rector-magnificus een
rede uitspreken, waarna het genoemde kooi
't 7-stemmig „Exultate Deo" van Palestrina
zal uitvoeren. Na een inleidend woord vaij
den rector zal door alle aanwezigen worden
gezongen het nieuwe universiteitslied „Laeta
flores". Op de prüsvraag, dezen zomer voor
dit lied uitgeschreven, zyn zeven antwoorden
drang vragen om allereerst zorg te dragen,
dat de jaariyksche inzameling op peil biyft.
Maar als allen eendrachtig samenwerken,
dan kan de steun nog aanzienlek opgevoerd
worden. Waar een wil is, is een weg.
Toen 20 Mei 1925, by gelegenheid dei-
heiligverklaring van Sint Petrus Canisius,
de Nederlandsche pelgrims om den Pause-
ïyken Troon stonden geschaard zegde de
Heilige Vader onder' meer: „De Nederlan
ders staan bekend als goede werkers, vast
houdend, volhardend en taai en zullen ook
dit werk der katholieke Universiteit vol
einden. Niettemin eischt het al uw inspan
ning, maar het is Myn vurige wensch, dat
gy dit groote werk van zoo'n vérstrekkend
belang voor uw land en voor uw geloof, tot
een goed einde zult brengen."
Aan dit Hoogepriesteriyk woord valt wei
nig toe te voegen.
Moge breedheid van opvatting met een
goed, een Juist, een scherp inzicht in ons
zoo veelzydig en zoo ryk maatschappeiyk en
staatkundig katholiek leven het deel zyn
der hoogleeraren met de erkenning dei
groote gevaren, die het geloof van ons volk
bedreigen door de woedende en aanhouden
de aanvallen van het ongeloof, vaak in zoo
bedriegiyken en misleidenden vorm gedaan.
Dat zij ons voorgaan in trouw en verknocht
heid aan onze Bisschoppen, gepaard aan
een geest van waardeering voor den door
Hen in bovenvermelde woorden zoo moei
zaam geschetsten arbeid van de comité's,
waarvan vaak zoo weinig naar buiten
biykt en voor de betoonde offervaardigheid.
By onze hoogleeraren en by ons katho
lieke volk in alle zyne geledingen moet
de overtuiging diep zyn gevestigd en moet
men wederzyds er steeds het oog op hou
den gevestigd, dat het voortbestaan en de
verdere ontwikkeling der Universiteit slechts
dan verzekerd is, wanneer er tusschen bei
de een geest van groot vertrouwen en in
nige saamhoorigheid bestaat. Is die overtui
ging aanwezig, is dat besef levendig, dan
zal de geestdrift waarmede de stichting ge
schiedde en waarmede die werd begroet tot
in verre tyden bhjven voortbestaan; dan
zullen zy die na ons komen dankbaar her-
Sedes Sapicntiae, de Zetel der Wijsheid.
Het beeld, een schenking van mgT. Diepen, is in de hal van het
Universiteitsgebouw opgericht