Binnenlandsch Nieuws
Gemengd Nieuws
FEUILLETON
lMUBUAX%fc
ct
DERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
ZATERDAG 20 OCTOBER 1928
BLADZIJDE 2
Staten Generaal
Tweede Kamer
Een vliegterrein te
Groningen
Prins Leopold van België
naar Ned. Indië
Mr. Dr. Geertsema overleden
Dr. I. H. J. Vos
De Wethoudersvacature te
Amsterdam
UIT ONZE OOST
Hooge douane-ontvangsten
De eerste suppletoire
begrooting voor 1929
Een doekoen vermoord en
in 't 0eheim begraven
Heling van kinabast
FINANCIËN
Een nasleep van de
Broekhuys-affaire
LUCHTVERKEER
Een noodlanding nabij
Aalsmeer
De noodlanding van
Von Hühnefeld
Het overblijfsel van
Amundsen's toestel
Het vliegongeval te
Atlantic City
RECHTSZAKEN
Is een vulcaniseerketel een
stoomketel
Een vechtpartij met
doodelijken afloop
Vier jaar gevangenisstraf
wegens brandstichting
het eerste ooêenblïk
af,dat U Cadum Zeep
êefcruiktzult een
éenot onderdaan,
hetwelk U
waarschijnlijk nooit
tevoren 3ehad heeft
Het groote dok voor
Singapore
Van de derde verdieping
gevallen
Door een zwaren moer-
sleutel getroffen
Omdat ze geen visclije kreeg
De eerste ontmoeting van
Rotterdams nieuwen burge
meester met de politie
Autobotsing en brand
Den nek gebroken
Een autobus te water en
omgeslagen
Geheel Limburg één uur in
de duisternis
Twee autobussen tegen
elkaar gebotst
Doos "tegen Verstopping
Was het zijn misdrijf?
Het mijnrecht
In de vergadering der Tweede Kamer kwam
gisteren aan de orde het wetsontwerp tot
wijziging van de wet van 20 Maart 1920 tot
heffing van een recht op de mijnen (ophef
fing van de schorsing van dit recht en van
toekenning van schadeloosstelling van pro
vinciën en gemeenten).
De heer KRIJGER (C.-H.) merkt op, dat
de huidige toestand van de mijnen nog even
ongunstig is als in 1925, toen de regeering
schorsing van dit recht voorstelde. Voorts
constateerde hij. dat provincie en gemeenten
het mijnrecht niet kunnen missen, zullen zij
niet in groote moeilijkheden komen.
De heer VLIEGEN (S. DAP.) zegt, dat het
hier een lastige zaak geldt, omdat de mijnen
zeggen het recht niet te kunnen dragen. Het
is echter duidelijk, dat deze kwestie niet is op
te lossen zonder dat hier of daar wordt slag
gegeven. Spr. zegt een groot bezwaar tegen
het wetsontwerp te hebben en dat is, dat de
opbrengst van het mijnrecht moet worden
afgetrokken van die der zakelijke bedrijfsbe
lasting. Ook uit staatsrechtelijk oogpunt lijkt
spr. dit weinig verdedigbaar.
De heer KORTENHORST (R. K.) meent,
dat de regeering een zeer breed standpunt in
neemt door niet alleen de opheffing van de
schorsing voor te stellen, maar die opheffing
gepaard te doen gaan met een verlaging van
het recht van 15 tot 10 cent.
Tcch had de regeering deze gelegenheid
moeten aangrijpen om aan de geheele nijn-
rechtheffing een eind te maken.
Waarom moet Juist de mijnindustrie ge
troffen worden om provincie en gemeenten te
steunen? De mijnen zijn geen provinciaal
belang of een gemeentebelang, maar een el-
gemeen Rijksbelang. Spr. geeft in overweging
den bestaanden toestand te handhaven of het
recht te gaan heffen op den grondslag van
1810.
Spr. zou gaarne de meening der Kamer
vernemen of deze niet met hem van meening
is, dat dit wetsontwerp in beraad moet blij
ven totdat een beslissing is genomen inzake
de financieele verhouding tusschen Rijk en
gemeenten.
De heer v. GIJN, (V. B.) meent, dat de
Limburgsche gemeenten steeds royaler behan
deld zijn dan andere gemeenten. De regeering
mo°t niet zoo vriivevig ziiin.
De heer HERMANS (R. K.) meent, dat
het mijnrecht wel degelijk een rechtsgrond
heeft. Het mijnbedrijf verschilt economisch
en principieel van andere bedrijven en de
gemeenten in de mijnstreek hebben Juist
door de aanwezigheid der mijnen veel hoo-
gere uitgaven dan andere gemeenten. In
alle landen, waar een mijnbedrijf wordt ge
ëxploiteerd, bestaat dan ook een speciale
mijnbelasting.
Met de verdeeling van het mijnrecht, zoo
als de minister die voorstelt, kan spr. zich
echter niet vereenigen. Totstandkoming van
dit wetsontwerp zou de financiën van de
provincie Limburg totaal ontwrichten, mede
in verband met de hooge uitgaven, die Lim
burg heeft te doen op cultureel en sociaal
gebied. Het Rijk heeft daarentegen geen
extra-sociale lasten ten gevolge van het
mijnbedrijf te dragen. Het mijnrecht zou
verhoogd kunnen worden tot 12 cent per
ton. ten einde de provincies in het aandeel
te laten deelen.
Nadat nog de heer OUD (V.D.) het woord
heeft gevoerd, antwoordt de minister van
Financiën.
V/at de aftrek van de zakelijke bedrijfs
belasting betreft, erkent spreker, dat er
practisch wel eenig bezwaar is. Spreker
zou wel iets voelen voor het inmiddels in
gediende amendement-Hermans, dat ook
tegemoet komt aan den wensch van den
heer Vliegen. Het mijnrecht wordt dan
12'A ct. per ton en de aftrek van de za
kelijke bedrijfsbelasting wordt gehand,
haafd.
Na re- en dupliek worden de algemeene
beschouwingen gesloten.
Op de artikelen 4 en 5 verdedigt de heer
HERMANS (R.-K.) een amendement om
de provincie in te schakelen, het mijnrecht
te verhoogen tot 12 'A cent per ton en daar
van 20 pet. uit te keeren aan de provin
cies.
De MINISTER laat de beslissing aan de
Kamer.
De stemming over dit amendement woidt
aangehouden tot Dinsdag.
Gistermiddag is te Groningen een verga
dering gehouden door een commissie uit de
Kamer van Koophandel om te geraken tot
oprichting van een vliegterrein te Groningen
voor een dienst GroningenAmsterdam vice
versa.
Verschillende organisaties uit handel en
industrie waren hiervoor uitgenoodigd. De
K. L. M. had als vertegenwoordiger gezon
den den heer F. Elout uit Den Haag.
Na algemeene bespreking (men taxeert
voor een proefneming van drie jaar een be-
noodigd kapitaal van 35.000 gulden) werd be
sloten binnenkort weer te vergaderen om zoo
mogelijk een naami, vennootschap op te
richten.
De twee terreinen waarop men oog heeft
liggen te Eelde en te Midlaren, gemeente
Zuid-Laren.
Belga seint uit Brussel:
Prins Leopold zou het voornemen hebben
binnenkort een studie-reis te maken naar
Ned.-Indië. Er is echter in deze nog niets
definitief besloten.
Te Wiesbaden, waar hij tot herstel van ge
zondheid vertoefde, is op 85-jarigen leeftijd
overleden mr. dr. Carel Coenraad Geertsema
oud-Commissaris der Koningin in de pro
vincie Groningen en President-Curator der
Rijksuniversiteit aldaar.
Mr. dr. Geertsema werd in 1843 te Gro
ningen geboren. Hij promoveerde aan de Uni
versiteit aldaar tot doctor in de beide rech
ten en was sedert 1892 Commissaris der Ko
ningin in de provincie Groningen. De over
ledene was Ridder in de Orde van den Ne-
derlandschen Leeuw, Ridder in de Orde van
Oranje Nassau en Ridder in de Orde van de
Kroon van Pruisen.
Op 9 Juni J.l. vierde mr. Geertsema nog
zijn 85sten verjaardag en het zou 16 Januari
a s. juist 25 jaar geleden zijn, dat de thans
ontslapene benoemd werd tot President-Cu
rator aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
Dr. I. H. J. Vos heeft gisteren ontslag
genomen als wethouder van Amsterdam, in
verband met zijn benoeming tot Tweede
Kamerlid.
De burgemeester van Amsterdam, heeft
den gemeenteraad bijeengeroepen tegen
Woensdagmiddag en zoo noodig ook des
avonds, ter benoeming van een wethouder
in de vacature, ontstaan door het bedanken
van dr. I. H. J.- Vos.
Aneta seint uit Batavia:
Aneta verneemt, dat de perceptie der
douane over geheel Indië in de eerste acht
maanden van 1Ö23 Ongeveer elf en een half
millióen gulden méér heeft opgebracht dan
de ramingscijfers üit de begrooting. De to
tale ontvangst over den invoer is zes en een
half millióen gulden boven het overeenkom
stige tydvak van het vorige jaar, terwijl de
accijns op petroleum is opgeloopen van 14.9
millióen tot 17 9 millióen.
De uitvoer is daarentegen acht ton terug-
geloopen, zoodat de totale vermeerdering
boven het vorige jaar bijna negen mil
lióen gulden bedraagt, terwijl de totaal
perceptie over het genoemde tijdvak onge
veer 97 millióen bedraagt. Dit hoogere ont-
vangstcijfer is niet alleen een gevolg van de
opleving in den handel, maar ook van de
Intensievere toepassing der douanebepalin
gen.
De daling der rubber- eri tinprijzen
Aneta seint uit Batavia:
In eene nadere toelichting op de eerste
suppletoire begrooting voor 1929 worden
onder anderen nieuwe uitgaven vermeld voor
de bestuurshervorming in 1929, welke ge
dekt moeten worden uit het geraamd over
schot ad 2.2 millióen, ten bedrage van
1.140.270. Het resteerend bedrag en de
ruimte verkregen doordat het noodzakelij
bleek den te laag geraamden post der mid
delen te verhoogen en de raming van der.
post der rente en vlottende schuld te ver
lagen, gaven een totaal van rond twee mil
lióen voor andere maatregelen ten laste van
den gewonen dienst, tot een nagenoeg gelijk
totaalbedrag waarvan het onvermijdelijk ka
rakter vaststaat.
De regeering heeft zich de vraag gesteld
of, gezien de daling der rubber- en tinprij-
zen, de begrooting voor 1929 in zoo sterke
mate, namelijk tot een bedrag van twaalf en
een half millióen, in ongunstigen zin wordt
beïnvloed, dat er aanleiding toe bestaat om
hiermede rechtstreeks verband houdende ra
mingen te herzien. Bij een duidelijken om
mekeer op de markt zou het aanbeveling
verdienen hieraan thans aandacht te schen
ken, opdat de invloed der prijsdaling relatief
absoluut te groot is geweest om een even
tueel spoedig herstel buiten het financieel
perspectief en buiten de begrooting der uit
gaven te laten. Van een zoodanigen omme
keer is, naar het inzicht van de regeering
nochtans geen sprake. Na de opheffing der
rubberrestrictie is een verhooging der rub-
berprijzen niet te verwachten. De tinprijzen
bewegen zich om het niveau waarmede reke
ning is gehouden in de raming voor 1929. De
terughoudendheid van de suikermarkt is een
ongunstig element. Hoewel zulks niet in
cijfers kan worden uitgedrukt is er toch
allerminst reden tot optimisme voor hetgeen
betreft de vooruitzichten voor 1929.
Aneta seint uit Bandoeng:
Het „A.I.D. de Preangerbode" meldt, dat
een doekoen in het Koeningansche een oud
patiënt van hem weigerde te behandelen naar
aanleiding van moeilijkheden, die hij bij een
vorige gelegenheid had ondervonden. Toen
de patiënt overleed, beweerde de bevolking,
dat deze door den doekoen was behekst om
welke reden de doekoen door de desa-men-
schen werd vermoord en begraven alsof niets
gebeurd was.
Het gebeurde werd anoniem aan de betrok
ken autoriteiten gemeld. Een onderzoek
volgde, waarna tot de arrestatie van acht
tien personen werd overgegaan.
Aneta seint uit Semarang:
In de zaak tegen den employé, die beschul
digd was van voortgezet misdrijf van he
ling van kinabast, werd voor den Raad van
Justitie alhier tegen beklaagde een voor
waardelijke gevangenisstraf geëischt van
zes maanden met een proeftijd van drie jaar.
De uitspraak is bepaald op 25 October a.s.
Onverwachte nitkecring.
De tijd dat de heer Willem Broekhuys
steeds weer nieuwe premie-obligaties uitgaf
en half Nederland op zeer handige wijze
bij den neus wist te nemen, is lang voorbij.
Willem Bi'oekhuys leeft niet meer en zijn
epigonen hebben nimmer dat succes kun
nen oogsten dat hem ten deel ls gevallen,
ook al zijn er herhaaldelijk tal van men-
schen door hem gedupeerd. Onder de uit
giften welke Broekhuys een jaar of zeven
geleden liet doen, behoorden ook premie
obligaties van 10 gulden, van de Holland-
sche Credietbank. Deze bank ging failliet
en cTe meeste houders van deze obligaties
verscheurden hun papiertjes na verloop
van tijd, omdat ment het buiten twijfel
achtte, dat ze waardeloos zouden zijn.
Een klein deel der houders heeft zich
echter, nadat het faillissement was uitge
sproken, aangemeld, zoodat later kon wor
den vastgesteld, dat er voor 28 mille con
tante waarden in dit faillissement aan obli
gaties was binnengekomen. Na allerlei we
derwaardigheden bleek, zoo meldt de Msb.,
dat de Hollandsche Credietbank dus niet
de nalatenschap van Broekhuys nog on
geveer 14 mille aan vorderingen had, zoo
dat, na aftrek van de kosten aan de obli
gatiehouders, die zich destijds aanmeldden,
dezer dagen per circulaire kon worden me
degedeeld, dat zij ongeveer 40 procent van
de waarde terug zullen krijgen. Een on
verwachte bof, die échter alleen daarom
een meevaller is, daar slechts een betrek
kelijk gering percentage van obligatiehou
ders zicli in dit faillissement aanmeldde.
Hadden allen het gedaan, dan zou de buit
thans heel wat geringer zijn.
Gistermiddag heeft een vier-motorig Ja-
biru Farman-vliegtuig, dat van Amsterdam
naar Parijs was vertrokken, nabij Aalsmeer
wegens een motordefect een noodlanding ge
maakt. Het vliegtuig is bij het uitloopen in
een sloot terecht gekomen en ernstig be
schadigd. De inzittenden, de bestuurder en
twee mechaniciens bekwamen geen letsel.
N. T. A. seint uit Tokio:
Omtrent de noodlanding van de „Euro-
PUROL bij Brand- en Snjjwonden
pa" wordt thans vernomen, dat de vlie
gers Von Hühnefeld en Lindner op hun
vlucht van Sjanghai een grooten omweg
maakten om de mogelijkheid van een bot
sing met in stormwolken gehulde bergen te
vermijden. Zij bereikten ten slotte Tokio,
doch konden niet op het vliegterrein lan
den, daar d'e benzine op was. Zij zagen
zich derhalve gedwongen aan den rand dei
stad een noodland'ing te doen. Naar ge
bleken is, is het toestel slechts licht be
schadigd.
In Moskousche luchtvaartkringen is men
van meening, dat het vinden van het reser
voir, dat een overblijfsel van de „Latham"
ls, den dood van Amundsen en zijn met
gezellen bevestigt. In sommige kringen
spreekt men als zijn meening uit, dat de be
manning van de „Latham" niet tijdens de
vliegramp om het leven is gekomen en in
elk geval nog vrü lang In leven moet zijh
gebleven.
De oorzaak
Vólgens een mededeeling van de directie
der Junkersfabrieken ls het vliegongeval
te Atlantic City veroorzaakt doordat een pas
sagier de 'stuurinrichting vastgreep en deze
niet meer los liet.
Ten einde deze vraag zoo mogelijk door
ons hoogste rechtscollege beantwoord te
krijgen, had de Inspectie van het Stoomwe
zen een tandarts te Tlel, die een dergelijken
ketel gebruikt bij de vervaardiging van kunst
gebitten, voor het kantongerecht gedaagd, op
grond van overtreding van de Stoomwet. De
kantonrechter ontsloeg echter bekl. van
rechtsvervolging.
De Bossche rechtbank heeft behandeld de
zaak tegen J. V., landbouwer te Andel, 35
jaar, gedagvaard ter zake dat hij op 18 Juni
1928 te Giessen J. van Tilborg van het leven
heeft beroofd, door hem opzettelijk, geweld
dadig met een mes te steken. Tengevolge
van de zwaar lichamelijk toegebrachte ver
wonding is het slachtoffer spoedig overleden.
Verdachte bekende, doch zeide uit nood
weer gehandeld te hebben.
Uit het getuigen verhoor bleek dit nader,
waarom het O. M. dan ook concludeerde tot
vrijspraak.
De verdediger mr. E. van ZinnicqBerg-
mann sloot zich bij dit requisitoir aan.
Uitspraak over 14 dagen.
Gisteren heeft de rechtbank te Assen een
verpleegde te Veenhuizen, thans gedetineerd,
wegens opzettelijke brandstichting ln een
der gebouwen aldaar, waardoor een schade
van 1500 is aangericht, tot vier jaar ge
vangenisstraf veroordeeld. De eisch van het
O. M. was zes jaar.
Van
Een hard stuk
zeep.dattothet
laatste vliesje
éebruikt kan
wordea
21
Het hoofdbestuur van de Vereeniging
„Oost en West" te 's-Gravenhage zond den
gezagvoerder der sleepboot „Roode Zeee"
een der booten, die de deelen van het drij
vende, voor Singapore bestemde dok naar
hun bestemming sleepte het volgende tele
gram:
„Hulde, gelukwensch aan gezagvoerders
bemanningen schitterend succes, waardoor
opnieuw Ned. vlag hooggehouden door
bekwaamheid en kloeke zeemanschap."
In de Minahassastraat te Amsterdam, ls
een giazenwasscher van een ladder gevallen,
waarop hij ter hoogte van de derde ver
dieping van een woonhuis aldaar bezig was,
werkzaamheden te verrichten.
Ernstig gewond werd hij per auto van den
G. D. naar het O. L. Vrouwegasthuis ver
voerd.
Te Rotterdam is gisteren de bootwerker
J. C. L. aan boord van de in gemeentedok
IV liggende „Indrapoera", toen hij in de
machinekamer bezig was met het demontee-
ren van motoren, door een 12 K.G. zwaren
moersleutel op het hoofd getroffen, doordat
de sleutel van een zes meter hooger gelegen
bordes afviel. Hij bekwam een schedelbreuk
en werd in ernstigen toestand in het zieken
huis ter verpleging opgenomen.
Te Leiden was dezer dagen de 92-jarige
dame J. S„ in haar woning in de Poelgeest-
straat bezig met het bakken van visch.
Haar poes was het echter blijkbaar niet
naar haar zin, dat zij geen vischje deelachtig
werd en vloog plotseling de oude dame aan,
beet haar verschillende malen In den arm
en bracht haar bovendien eenige formida
bele krabben in het gelaat toe.
De dame ls in het Aêademisch Ziekenhuis
verbonden.
Het gebeurde Woensdagmorgen te Rotter
dam, vertelt de „Msb.".
Op het politiebureau in de Raadhuisstraat
is een kranige kerel bezig zijn uitrusting in
orde te maken voor de komende uren. die
hij zal hebben door te brengen aan den
ingang van het stadhuis aan den kant van
de Doele.
Gewapend met helm, sabel en revolver,
staat hij promt negen uur voor den ingang.
Rijtuigen passeeren, lieve bruidjes stappen
uit. Van tijd tot tijd krijgen de koetsiers een
reprimande, omdat zij geen orde weten te
houden onder hun paarden, maar verder
heeft de agent van politie op zoo'n derde
klas trouwdag, een bijzonder gemakkelijk
baantje. Van het publiek heeft hij weinig
last. Ieder rechtgeaard burger weet, dat hij
op een dergelijken dag, aan de zijde van de
Doele, tot het stadhuis geen toegang heeft.
Slechts een enkeling vliegt vlug het nauwe
straatje in, om even te zien hoe het bruidje
ls gekleed. En zoodra is het visioen niet ver
dwenen of ze zien tusschen paraden en rij
tuigen door, de Stadhuis-omgeving weer
vlug te verlaten
Nauw heeft de Stadhuistoren tien doffe
slagen doen hcoren, of daar komt een heer
aangewandeld met een zware actentasch
onder den arm, ietwat schuchter kijkend
naar de wachtende rijtuigen,-stapt hij regel
recht het bewuste straatje binnen, dringt
zich door het cordon koetsiers heen en
zwaait de Stadhuispoort binnen.
De agent van politie, die juist aan een
juffrouw stond uit te leggen, waar ze het
kindje van der schoonzus moest aangeven,
ziet nog bijtijds het ongewoon gebeuren en
roept den mijnheer na:
Hé, daar, wat mot dat!
De heer, die niet kan denken, dat het
tegen hem is bedoeld, loopt gemoedelijk
door.
Hé, kom es hier! echo 't het in de
ruimte, maar mijnheer is zich van geen
kwaad bewust en gaat zijn weg.
Dat wordt den agent te machtig. Hij laat
de vrouw met d'r kindje van haar schoonzus
in den steek en holt den schijnbaar dooven
man achterna, houdt hem staande en bromt
hem zooiets toe van: „Wat mot je hier
doen!"
„Ik moet op het stadhuis wezen", zegt de
bewuste heer heel gedwee en wilde weer
doorloopen.
Hebben, denkt de agent en zijn vingers
vroeten zich in den kraag van den man, die
onverbeterlijk blijkt.
Daar heb ik niks mee uit te staan; op
het oogenblik mag ik hier geen publiek toe
laten; den ingang is om den hoek.
En de daad bij het woord voegend, brengt
de agent den heer buiten het stadhuis.
Er zit niets anders op, dacht de heer bij
zichzelf, dan een anderen ingang van het
stadhuis te zoeken, waar het publiek wel
wordt toegelaten. Hij schiet dan ook het
straatje uit en bereikt over den Coolsingel
de Raadhuisstraat, waar hem een betere ont
vangst is bereid. De portier achter de draai
deur neemt netjes zijn pet af en zegt met
een buiging: „Goeden morgen, mijnheer de
burgemeester", want de heer die zoo juist
aan de andere zijdè van het stadhuis was
uitgezet was de nieuwe burgemeester in
eigen persoon
Op zijn kamer gekomen, zal de burgemees
ter nog wel eens hebben nagedacht over zijn
eerste ontmoeting met de Rotterdamsche
politie.
Op den hoek Eerste Jan Steenstraat en
Sarphatipark te Amsterdam zjjn twee auto's
tegen elkaar gebotst.
De beide wagens bekwamen ernstige
schade. De benzine-tank van een der wa
gens geraakte zelfs lek waardoor de benzine
op de straat vloeide. Plotseling is de benzine
toen in brand gevlogen, vermoedelijk door
dat een voorbijganger er een brandenden
lucifer in liet vallen.
Het vuur tastte ook den auto van den heer
H. aan.
De brandweer, die onmiddellijk werd ge
waarschuwd, trachtte het vuur te blusschen,
doch toen zij hierin geslaagd was, bleek de
auto toch reeds grootendeels door het vuur
verwoest te zijn.
Dezer dagen kwam een 40-jarige schoor
steenveger te Amsterdam dronken thuis. De
man woonde op een bovenhuis in de Baan-
straat, en moest, wilde hij zijn appartemen
ten bereiken, een tweetal steile trappen be
klimmen. Bijna was hij boven aangekomen
toen hij zijn evenwicht verloor en in het
benedenportaal stortte.
Toen de buren op het gestommel op de
trap kwamen toeloopen, vonden zij hem ln
het portaal liggen. De man was reeds dood.
Vermoedelijk heeft hij in den val zijn nek ge
broken.
De inzittenden slechts licht gewond
Nabij Zevenbergen is gisteren een der
groote autobussen van den ondernemer T.
te Zevenbergen, tengevolge van de gladheid
van den weg, in den Langewegvliet nabij de
kom der gemeente geraakt. De bus kantelde
daarbij geheel om. De drie inzittende pas
sagiers, waaronder een geestelijke, en de
chauffeur kwamen er met lichte kwetsuren
af. Onmiddellijk werden pogingen in het
Wérk' ésteld, het gevaarte Wederom op'het
droge te brengen, hetgeen met groote moei
lijkheden gepaard ging, daar de vliet têr
plaatse zeer diep is.
Donderdagavond omstreeks 6 uur ging in de
geheele provincie Limburg plotseling het elec-
trische licht uit. Het bleek dat de Centrale in
Hoensbroek defect was. Ruim één uur was de
geheele provincie in duisternis gehuld.
De storing werd veroorzaakt door een ka
beldefect te Heerlerheide tengevolge van ver
zakking in het mijngebied. Bij het weder in
bedrijf stellen van het net geraakte in het
schakelstation te Heerlen een schakelaar de
fect. Daar hierdoor brandgevaar ontstond,
moesten eerst eenige maatregelen genomen
worden, wat tot gevolg had, dat in Heerlen
en omgeving de duur der onderbreking nog
werd verlengd.
De tramwagens der Limburgsche Tramweg
Mij. konden hun tocht geruimen tyd niet
voortzetten.
Te Schipluiden is een zware autobus vai,
den V. I. O. S.-dienst DelftNaaldwijk, met
groote snelheid tegen een zes-wielige Ford
autobus van de Westlandsche Stoomtram
gereden. De V. I. O. S.-bus drong in de an
dere autobus. Eenige passagiers werden door
glasscherven verwond. Zij werden in een na
bijgelegen fabriek verbonden. Beide bussen
werden zwaar beschadigd.
6 Oct. SEffiffiraMfflHSMSWEE.'SMMXCI
(Naar het Engelsch)
19
„Maar, mijnheer Barnes,-het is weer ge
beurd."
„Hoe bedoelt u dat?"
„Wel, zij kan niet in of uitgaan, zonder
door uw spionnen te worden gevolgd."
Barnes beet zich op de lippen, nu hij zag,
hoe deze man al zijn plannen doorgrondde,
maar antwoordde toch terstond:
„U vergist zich, mejuffrouw Remsen wordt
in 't geheel niet gevolgd voor de zaak,
waarover ik beloofde, haar niet te zullen las
tig vallen. Het gebeurt voor een andere
zaak."
„Wat voor een zaak dan?"
„Een ontvoering."
„Een ontvoering? Wat een onzin."
„Van de kleine Rose Mitchel."
„En wie is die kleine Rose? Een dochtertje
van de vennoorde vrouw?"
„Dat weet ik niet."
„O zoo, dus dat weet u niet, en waarheen
is ze dan getracht?"
Barnes zweeg
„Dus dat weet u ook niet", vervolgde Mit
chel, ,.u weet heelemaal niet, wie voogd of
verzorger is van dat kind; u weet niet waar
ze zich thans bevindt en of dat met toestem
ming der bevoegde personen is geschied en
u spreekt maar terstond van een ontvoe
ring?"
„Zeker mijnheer Mitchel. Want het meisje
wordt verborgen gehouden en daaruit blijkt
al ten duidelijkste, dat er een reden be
staat, om haar verblijfplaats niet te ver
raden. Wij mogen daaruit het vermoeden op
maken, dat er iets niet in den haak is en
ontleenen daaraan het recht, u na te gaan.
en ook mejuffrouw Remsen, die er by be
trokken is."
„Goed, dat recht hebt u. Maar voordat
zij was weggevoerd, hebt u Lucette gestuurd
om te splonneeren. Toen was dat toch ner
gens voor noodig."
„Wie zegt u, dat ik Lucette heb gestuurd?"
„Meent u dan," vroeg Mitchel lachend,
„dat lk uw heel splonnage-systeem niet ter
stond heb ontdekt?
Ik dacht wel, dat u zoo Iets zou doen en
daarom begon ik- met eenige malen op de
luchtspoorweg heen en weer te reizen, waar
door ik er spoedig achter kwam, wie het was,
die mij steeds volgde.
Vervolgens dacht ik wel, dat u nog een
tweeden spion zoudt uitsturen, om mij te
volgen, als de eerste zijn spoor kwijt was. Ik
dacht eigenlijk alleen aan een man, maar
zag spoedig, dat het een vrouw was.
„Maar mag ik u eens vragen, of u haar
had bevolen, in den trein tegenover mij te
gaan zitten?"
Barnes antwoordde niet, maar verwensch-
te in stilte Lucette's onvoorzichtigheid.
Mitchel ging voort:
„Zij was zeer onvoorzichtig. Want ik was
den heelen trein van voren tot achteren
doorgeloopen, allerlei leege banken passee-
rend, totdat ik eindelijk in den laatsten
coupé plaats nam. Daar was maar één
plaatsje meer open, en dat nam zij. Dat
moest natuurlijk mijn argwaan wekken, zoo
dat ik haar goed opnam. Zij was slim ge
noeg, om niet met mij uit te stappen, maar
toch herkende ik haar terstond, toen zij
Eniilie's kamermeisje werd."
„Maar, mijnheer Mitchel, zegt u mij eens,
wie ls dat meisje, die Rose Mitchel?"
„Daar kan lk niet op antwoorden."
„Ziet u dan niet, dat u door die weigering
alweer oorzaak zijt, dat er bij mij allerlei
kwade vermoedens ontstaan?"
„Kwade vermoedens deren mij niet, mijn
heer Barnes, zoolang men maar zijn geweten
rein houdt. Hebt u iets tegen mij, zeg het
dan openlijk en ik zal uw verdenkingen
ontzenuwen."
'„Welnu, lk verdenk u, den diefstal op het
gemaskerd bal te hebben bedreven."
„Mij??"
Mitchel scheen werkelijk verbaasd.
„Ja u."
„Maar mijnheer Barnes, ik lig hier sinds
eenige dagen ziek te bed."
„Mijnheer Mitchel, ik betrap u op een leu
gen: op het oogenblik dat de diefstal werd
gepleegd, was u hier niet."
„Mijnheer Barnes, het spijt mij, dat ik u
een illusie moet ontrooven, maar ik kan u
verzekeren, dat ik sedert vijf dagen dit ver
trek niet heb verlaten."
.„En ik deel u mede, dat een van mijn
agenten hier is geweest, in de kamer hier
naast heeft geslapen en 's nachts de tus-
schendeur heeft geopend. Hy heeft toen ge
constateerd, dat u er niet was."
„Dat is een aardig verhaal," zei Mitchel
doodkalm, „maar zoudt u nu eens willen
aanwijzen, welke tusschendeur hij heeft ge
opend?"
Barnes zag rond: er was in 't heele ver
trek maar één deur en die kwain uit op de
gang. Zou die agent zich dan zoo hebben
vergist.
Plotseling kreeg hij een denkbeeld: „U ls
van kamer verwisseld sinds dien tijd: u was
eerst op no. 234."
„En hier is No. 342, maar toch ben ik niet
van kamer veranderd. Ik zal u echter eens
uitleggen, hoe uw man zich heeft kunnen
vergissen. Ik wist, dat er mij wel iemand
zou volgen, en dat gespionneer verveelde me.
Daarom vroeg ik den oberkellner, mij op een
ander nummer te willen inschrijven, opdat
ik niet door ongewenscht bezoek zou worden
gestoord. De man deed dat. Toen nu uw
agent kwam en een kamer naast de mijne
vroeg, is hem een kamer naast No. 234 ge
geven, terwijl ik No. 342 had betrokken."
Barnes was uit 't veld geslagen.
Hij bespeurde bovendien, dat Mitchel hevig
verkouden was en hoorde later van den dok
ter, dat deze zijn patiënt dagelijks had be
zocht, zoodat er aan de waarheid van Mit-
chel's beweringen niet meer te twijfelen
overbleef.
„Nu begrijp ik er totaal niets meer van,"
dat was de slotsom zijner overwegingen, toen
hij per expres naar New-York terugkeerde.
XII.
Barnes gaat nu in een andere richting
zoeken
Barnes besloot nu meer systematisch
te werk te gaan en om te beginnen, een on
derzoek in te stellen naar het verleden van
den heer Alphonse Thaurot.
Het eerste wat hem bleek, was, dat Thau-
ret nu een maand geleden, per mail uit
Europa was gekomen. Dit stond vast, want
de man werd opgespoord, die zijn bagage
van de boot naar 't hotel had gedragen. Deze
verklaarde stellig, van welke boot de heer
Thauret, dien hij nog goed herkende, was
gekomen, maar bij onderzoek bleek, dat zijn
naam niet voorkwam op de passagierslijst.
Daaruit bleek, dat de naam Thauret waar
schijnlijk een pseudoniem was, of dat hij op
de boot een valschen naam had opgegeven.
Barnes maakte van de passagierslijst een
copie, om die mee te nemen.
Hij begon daarop een reeks van nasporin
gen, om te weten te komen, met welke boot
Rose Mitchel naar Amerika was overgeko
men, maar dit onderzoek bleef geheel zonder
resultaat, zoodat mocht worden aangenomen,
dat ook zif anders heette, een vermoeden,
dat door het uitsnijden der namen uit haar
kleederen werd bevestigd.
Barnes vermoedde, dat Thauret in corres
pondentie met vreemdelingen zou zijn en
liet zich daarom door zijn agenten afschrif
ten in handen spelen van alle enveloppen
der brieven, die hij ontving. Maar hoewel
ook de houder van het hotel, waar Thauret
logeerde, in den arm genomen werd, kwam
er geen enkele brief, die iets beteekende.
Geld scheen de man ln overvloed te heb
ben, hij betaalde zijn rekeningen steeds- op
tijd, en had bij een naburige bank een flinke
som gedeponeerd.
De slotsom was dus, dat Barnes eigenlijk
nog niets van Thauret wist, dan dat hij
waarschijnlijk onder een aangenomen naam
den Oceaan was overgestoken, wat op zich
zelf nog niet tegen hem getuigde, daar dit
wel vaker geschiedde.
(Wordt vervolgd)