ÏN MEMORIAM MGR. A. J. CALLIER z. g. 1903 OCTOBER 1928 -»f2a8.-2Si"ÏÏS S ";f!25.-!Kw 150.- S« 5TJKI40.- BUREAUX! NASSAULAAN 49^ DIT NUMMER BESTAAI UIT VIER BLADEN EN HET GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD ZATERDAG 27 OCTOBER 1928 TWEE EN VIJFTIGSTE JAARGANG No. 16997 M t t pfchTFN OFSCHIEUEN UITERLIJK DRIEMAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGE AL Der Haarlemsche Katholieken Vader Eenige levensbijzonderheden ZHm-atfrwnop otoovtme ócowmccmAL otümd 7T WSUCM Bouwheer van de Haarlemsche Kathedraal Bouwheer van „Hageveld" •if Telefoon No. 13866 (drie lijnen) Postrekening No. 5970. ABONNEMENTEN: voor Haarlem en Agentschappen: per week 25 ct.j per kwartaal f 3.25; per post, per kwartaal f 3.58 bij vooruitbetaling. NIEUWE HAARLEMSCHE'COURANT ADVERTENTIEN 35 ct. p. regale VRAAG- EN AANBOD-ADVERTEN TIES, I4 regels 60 ct. p. plaatsing; elke regel meer 15 ct., bij rooruitbel. Bij contract belangrijke korting. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN d tusschcn den tekst 60 ct. per regel, n Alle abonné's op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaaroen tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen: V \vpiftf MOF'! no STPAFFF VAN VfPLJFp VA Levenslange geneeie ongescniütneid tot werken door f750, verlies van belde armen, beide beenen o£ beide oogen; I «IU." doodeiyken afloop; 1AUU.'een voet of een oog bü verlies v. een anderen vinger. Een bleeke herfstzon speelt, terwijl wij deze regels schrijven, over de vergeelde boomtak ken voor ons raam. Een vochtige najaars wind veegt de uitgebloeide bladeren langs den weg bijeen, om ze straks weer naar alle kan ten te verstrooien. De natuur sterft; we zijn na een rijken zomer vol zon en vrucht baarheid genaderd aan het einde van wijn maand. Het kerkelijk jaar sluit straks den gouden ring van feesten met de herdenking van alle heiligen en van allen, die ln Christus gestorven zijn en nog de zaligheld verbeiden. Onder de dierbare dooden, welke wij dit jaar' voor het eerst met „Allerzielen" geden ken zullen, behoort de Man Gods, die bijna een kwart eeuw onze Vader in Christus is geweest en het Haarlemsche diocees met kracht, wijsheid en beleid heeft bestuurd. Vooral heden gaan onze gedachten terug naar den gestorven prelaat, nu de kalender onS 'in herinnering brengt, dat 28 October de 25ste gedenkdag Is van Mgr. Calller's bis schopswijding. Wat hadden wij ons een jaar geleden veel van dit zilveren feest voorge steld! Het jubeljaar was in de Roomsche pers van het diocees met feestartikelen Ingezet. Reeds werden plannen gesmeed voor een waardige viering van zulk een zeldzaam feit. De Haarlemsche Katholieken zouden dien iag laten zien, op hoe hoogen prijs zij het «telden, een kwart eeuw bestuurd te zijn door Mn zoo wijzen en vooruitzienden man, als Mgr. Callier was. Maar God beschikte anders. W* bouwen nog aan het feestgeschenk; reeds wijzen de torens van de kathedraal de lucht ln. De feesteling zelf zal ze echter niet meer met aardsche oogen aanschouwen. Kort na het inzetten van het jubeljaar gaf de dood san Monseigneur de eerste ernstige waarschu wing. Hij, de onverbiddelijke, trof den Man Gods op een dienstreis, midden in den Wijn gaard des Heeren arbeidende. De ziekte duurde lang; weken, maanden. Het was of de krachtige geest niet sterven kon. Maar einde lijk doofde toch de vlam, die zoo helder had Beschenken en op 28 April van dit jaar gaf Haarlems groote Bisschop zijn ziel aan God terug. Wij zijn niet verweesd. God heeft ons een nieuwen Herder, een nieuwen Vader terug gegeven. Hoe blinkt de Voorzienigheid uit juist in de leiding van Christus'Kerk! Weder om staat aan het hoofd van dit zoo belang rijke Haarlemsche diocees een man, zoo ge heel berekend voor zijn moeilijken tijd en zijn zware taak, gelijk Mgr. Callier het was, nu een kwart eeuw geleden. Neen, er ls bij ons geen spijt, geen vertwijfelend vragen; wij voelen ons veilig in Gods hand en onder een nieuw, jong en krachtig, wijs en beleidvol bestuur. Maar de plicht van dankbaarheid gebiedt op een dag als heden eenige oogen- blikken in het verleden terug te gaan en uit die erkentelijke herinnering kracht te putten voor een Innige beleving van het geloof, dat Mgr. Callier als den grootsten schat zoo on verschrokken onder zijn diocesanen heeft be waard; te vernieuwen ook de belofte om voor zijn zielerust te blijven bidden, omdat ons beperkt begrip niet ln staat ls Gods maatstaf te meten voor de zielen, die wachten voor ■de Hemelpoort. Hoe zouden wij vandaag den jubel hebben ingezet, wanneer Mgr. Callier den dag van morgen nog had beleefd! Een kwart eeuw pontificaat in een diocees als het Haarlem sche; een tijd als de eerste decennia van de twintigste eeuw met een ongekende twijfel zucht, een algemeene lichtzinnigheid, een schrikwekkende gezagsondermijning en wilde vrijheidszucht; met een ongekende zedenver wildering, gevolg van een in de historie nooit vertoonden wereldoorlogzulk een regee- ringsperiode, waarin de bestuurder krachtig en ongeschokt bleef staan, leidend en licht gevend, vermanend te juister tijd, steeds be dacht op de meest doeltreffende middelen, zulk een bestuur verdiende terecht dankbaar bejubeld te worden. Wij willen hier niet meer in bijzonderheden van dat zegenrijk bestuur afdalen, maar vra gen enkel de aandacht der ouderen voor den toestand van vijf en twintig jaar terug, ver geleken bij dien van thans. Hoe was het openbaar en het bijzonder Katholiek leven, toen Mgr. Callier in 1803 den bisschopsstaf opnam en hoe is het nu? Augustinus Josephus heeft de begin- en eind punten van een geheel eigen tijdperk om spannen; hij heeft daarop, voor wat zijn groot en moeilijk docees betreft, een krachtig stem pel gedrukt; hij heeft een roemrijk stuk vaderlandsche Katholieke cultuur gemaakt. Bij zijn optreden had Leo XXII zijn machtig woord van sociale rechtvaardigheid in de wereld geplant. Alle volkeren hadden naar Rome geluisterd; maar zeer velen klonk het woord van de zeven heuvelen vreemd in de ooren. De groote Paus had de richtlijnen voor een hervorming der samenleving uit een liberaal-individualistisch systeem, naar een organische maatschappij, gegrond op christe lijke solidariteit, aangegeven. Maar toen „het Licht aan den Hemel" was gedoofd, had de Wereld een erfenis van sociale wetten, welke op papier geschreven, dooh nog onuitgevoerd waren. Aan anderen zou het gegeven zijn de sociale hervorming van Leo XIII ter hand te nemen. Een dier hervormers is Mgr. Callier geweest. Op hoeveel tegenstand, niet enkel bij leeken, maar ook zelfs bü geestelijken, stuitte hij, toen hij met kracht, onverzettelijk en zonder ophouden op Ka tholieke organisatie bleef aandringen. Hij was de groote propagandist voor de sociale vereeniglngen in ons diocees. En wanneer wij nu roemen in een verblijdend georganiseerd Katholiek leger van werk nemers, middenstanders en werkgevers, dan is dat voor een overwegend groot deel aan den taaien ijver van Mgr. Callier te danken. En wanneer wij een oogenblik be denken, wat er van ons openbaar Katholiek leven zou zijn terecht gekomen, wanneer in de stormachtige periode, welke ach ter ons ligt, er geen confessioneele organisaties waren geweest, dan gaan onze gedachten vol dankbaarheid te rug naar den bis schop, die zoo krachtig heeft ge werkt aan het bij eenbrengen van wat bijeen behoort Heeft Mgr. Cal lier de doorvoe ring der sociale hervorming van Leo XIII tot een zijner program punten gemaakt, tegelijkertijd nam hij het parool van Leo's opvolger over: Alles her stellen in Christus! En wat viel er veel te herstellen, ook in het Haar lemsche diocees, waar de nieuwe tijdgeest het volk van het platteland naar de groote steden joeg en daar het eenvou dige geloof der va deren ondermijn de. De zorg voor heel de gemeente moet dezen Haar- lemschen Apostel nacht noch dag verlaten hebben; de ijver voor het zielenheil moet in hem wel vurig ge gloeid hebben, dat hij steeds nieuwe middelen wist te vinden, om het godsdienstig leven aan te wakkeren en het kwijnende geloofsleven op te wekken. Wan neer wij die machtige dadenrij van den over leden bisschop nu nog even als een film voor onzen geest laten voorbij trekken, dan lijkt het haast onbegrijpelijk, hoe een en dezelfde mensch zoo talrijke werken kon aangrijpen en alle met telkens nieuwen ijver en frisschen moed kon ondernemen of aanprijzen. Daar waren de nieuwe parochies, die hij met voor uitzienden blik ontwierp en met de stout moedigheid van een Godsvertrouwer met tientallen doorzette. Meer dan 60 kerken stichtte deze kerkenbouwer. Daar waren de retraites en de retraitehuizen, welke hij met een warmte aanbeval, als was er geen beter werk denkbaar. Daar waren de scholen en patronaten, de jeugdvereenigingen, de liefde werken voor de verwaarloosde jeugd, die on der de wijding van zijn bisschoppelijke hand overal een rijk leven ontplooiden. Daar was de Katholieke pers, die door den steun en de aanmoediging, ja, door de vurige bisschoppe lijke propaganda in het Haarlemsche diocees tot een omvang en bloei kwam, dat heel de wereld zich daarover nu nog verbaast en zich afvraagt: hoe was dat mogelijk in zulk een klein land? Maar laten wij niet in bijzonderheden tre den. Een onuitputtelijken schat van herinne ringen heeft de groote bisschop, Mgr. Callier, ons nagelaten, herinneringen, welke alle naar deze ééne, groote gedachte heenwijzen: zielen redden en behouden voor Christus en Diens Kerk. Vol dankbaarheid blikken wij dan ook he den terug in dat rijke verleden. Neen, wij treuren niet, dat het Mgr. Callier niet meer gegeven werd den dag van morgen, welke on getwijfeld een glorievolle jubeldag zou zijn geweest, te beleven. Wij prijzen God, den Gever van alle gaven, Die den grooten bis schop, Zijn dienaar, tot Zich nam op den dag en het uur van Zijn welbehagen. Maar plicht van erkentelijkheid dringt ons op dezen gedenkwaardigen datum ons te herinneren, wat God ons in Mgr. Callier heeft gegeven, hoezeer Hij het Bisdom Haarlem gezegend heeft met het bezit van zulk een Herder ge durende bijna een kwart eeuw. En onze gebeden zullen morgen zeker zeer in het bijzonder opstijgen tot den Allerhoog ste, opdat, wanneer Gods rechtvaardigheid nog niet geheel mocht zijn voldaan, de dui zenden smeekbeden de ziel van den eens zoo beminden Herder mogen brengen in de eeuwi ge rust en den nooit eindigenden jubel voor Gods troon. Z. D. H. Mgr. Augustinus Josephus Cal lier werd den 29sten Mei 1849 te Vlissingen geboren uit een vroom en braaf geslacht. Zijn vader oefende het ambacht uit van loods, om schepen, die uit de Noordzee kwamen, te loodsen naar de haven van Antwerpen. Gevolg gevende aan zijn ideaal, eens te mogen arbeiden aan het zielenheil, trad hij als leerling de gewijde muren binnen van het Seminarie „Hageveld", waar de vrome knaap al spoedig in wijsheid en wetenschap uitblonk boven zijn medeleerlingen en ten duidelijkste de karaktertrek naar voren tradt begaafd te zijn met doorzettingsver mogen en wilskracht Na voleinding zijner lagere studies, deed hij zijn intrede in het Groot-Seminarie te Warmond, voleindde op schitterende wijze zijn studie voor het Priesterschap en werd op 15 Augustus 1872 door wijlen Mgr. J. P. Wllmer te Haarlem priester gewijd. Na een kortstondig verblijf in Volendam werd hij overgeplaatst naar Amsterdam, naar de parochie van O. L. Vr. Onbevlekt Ontvangen. In 1875 mocht de residentie-stad 's-Gra- venhage hem zien als kapelaan aan de pa rochie van St. Jacob. Den 13en October van hetzelfde jaar werd hem de zware taak opgedragen de jonge lingen in te wijden in de eerste wetenschap voor het Priesterschap; hij aanvaardde het professoraat aan het Seminarie „Hage veld". Daar heeft hij met vrucht bijna 17 jaren gearbeid. Zestien jaren reeds had „Hageveld" 't ge luk, zijn gevierde leeraar te beziten. Reeds was g'eruimen tijd het tijdstip voorbij, waar op Hageveld's leeraren het Seminarie ver wisselen voor het pastoreele arbeidsveld. Op 7 Maart 1892 riep de Heer des Levens en des Doods zijn vromen, trouwen dienaar, Mgr. J. F. Vregt. Vicaris-Generaal van Haarlems Diocees, ter eeuwige belooning. In den morgen van den 18en Maart d.a.v. voer Mgr. Bottemanne onverwachts naar „Hageveld", wachtte tot Mijnheer Callier 7.'*n lessen had geëindigd, riep hem tot zich en benoemde hem tot zijn Vicaris-Generaal, medebestuurder van het Bisdom Haarlem. Het „Vicarishuis" in de Jansstraat, waar nu de R. K. Leeszaal ls, was ruim 11 jaar de woning van Vicaris-Generaal Mgr* Callier. Ruim 11 jaren reeds stond de Hoogwaar dige Vicaris Mgf: Bottemanne in het bestuur van Haarlems Bisdom ter zijde. De krachtige Prins der Krtk. de kloeke Kerkvorst, de forsche regeerder, die bijna 20 jaren tot zegen j zijner kudde den herdersstaf voerde, voelde het einde zijner dagen naderen en Vrijdag den 22en Mei 1903, des namiddags ten half drie, verloor Haarlems Bisdom zijn grooten Kerkvoogd. Meer dan vier maanden bleef de Bisschop pelijke troon onbezet. Op 11 September kwam de Pauselijke Brevt waarbij Mgr. Callier tot Bisschop van Haar lem werd benoemd. Een rijk priesterleven is op dezen dag afgesloten en geen beter slot van deze be schouwing zouden wij kunnen wenschen dan de teekening, die Mgr. zelf eenmaal van zijn priesterlijken arbeid gaf. „Ik heb het nog nooit verklapt," zei Mgr. Callier, eens bij zijn bezoek aan „Bethanië te Bloemendaal, „maar op den dag van mijn priesterwijding heb ik iets goeds en iets kwaads gedaan: iets goeds, omdat ik God toen gevraagd heb mij als werktuig te gebrui ken, om 'n bepaald aantal zielen te brengen in zijn schaapsstal, iets kwaads, omdat Ik zóó weinig op Gods groote goedheid vertrouwde, dat ik dat getal veel en veel te laag hield. Immers in m'n eigen kapelaans jaren," zoo vervolgde Mgr., „kwam ik al boven de gehoopte som uit, en wat sedert dien ge beurd is. maakt mij verlegen, om Gods over- groote barmhartigheid. Als bisschop heb ik in mijn diocees jaarlijks het aantal volwas sen bekeerlingen mogen zien groeien en groeien, tot het de laatste jaren telkens het getal duizend te boven gingDat was derhalve het ideaal van den jongen priester dat was nog het ideaal van den grijzen Bisschop: zielen te brengen tot God. Mgr. Callier en Warmond Mgr. H. J. Taskin, president van het Groot Seminarie, schreef in ons nummer van 28 April 1928 het volgende: Monseigneur had hooge veneratie voor Z. H. Paus Pius X. Een trek, dien Mgr. Cal lier met Plus X gemeen had, was zijn groote zorg voor het Seminarie. Toen Plus X nog patriarch van Venetië was, schreef hij dat hü zijn Seminarie liefhad als den appel van Niet ver van Zijn Bisschoppelijke residen tie, op het terrein ,,'t Groot Clooster" te Heemstede, door een Roomsche voorgeschie denis daartoe als 't ware bestemd, verrijst het derde Hageveld. dat luide verkondigt en aan het nageslacht verkondigen zal, hoe Mgr. Callier Zijn hoogen plicht heeft opge vat en ten uitvoer gelegd omtrent Zijn zorg voor de kweekplaats Zijner toekomstige gees telijkheid. Mgr. Callier en de Kathedraal De heer Th. Cuypers liet zich in ons blad als volgt uit over Mgr. Callier bij diens gou den priesterfeest: Vanaf het oogenblik dat door de herstel ling der kerkelijke hiërarchie in Nederland Haarlem weder in volle werkelijkheid tot Bisschopszetel was geworden in het jaar ÏSS», hadden de opvolgende bisschoppen de wen- schelijkheid ingezien, om vroeg of laat voor dezen Bisschopszetel een nieuwe Kathedrale Kerk te bouwen. Immers de St. Josephkerk welke als dusdanig dienst deed, kon slechts voor den overgangstoestand ln aanmerking zomen. Toen ln 1892 Mgr. Bottemanne het besluit genomen had ten Westen van de Leidsche- vaart een terrein te koopen en door der bouw eener Kathedraal tevens voor een nieuwe parochie een kerk te stichten, was De kiek hierboven geeft het fraaie voorplein van „Hageveld", gezien vanaf den hoofd ingang. Daarboven een foto van het voorfront. zijn oog. Mgr. Callier kon het hem nazeggen. Het Groot-Seminarie heeft hierom vooral zijn bijzondere zorg gehad, omdat ten slotte vandaar de werkkrachten moesten komen, die in den heerschenden priesternood zou den voorzien. Het spreekt van zelf, dat voor de toekomst al zijn verwachting uitging naar het Groot- Seminariea Daaruit toch moesten zij komen de arbeiders, zoo vurig verlangd, die hij zou kunnen zenden naar de wit staande oogst- vëlden. Menigmaal stelde hü mü de vraag op hoe veel nieuwe priesteïs hü zou kunnen rekenen bij de eerstvolgende wüdlng. En als het getal, dat ik noemde nog niet in verhouding was met de bestaande behoeften, verzuchtte hij steeds: Wanneer zullen er grootere klassen komen? Het ligt in denzelfden gedachtengang dat Monseigneur er voortdurend op zon, hoe het Groot-Seminarie kon verruimd worden om de van Hageveld komende studenten allen te kunnen huisvesten. Verschillende plannen werden hem voorgelegd, en door hem over wogen. Ten slotte, toen niet langer kon wor den uitgesteld, besliste hü, dat aan het be staande seminarie een aanzienlüke verbou wing zou geschieden, die voor de behoeften der eerstvolgende generatie zeker voldoende zal zün. Deze verbouwing is nu voltooid. Zoo dikwüls hü bü zün bezoeken aan het Seminarie tot de studenten een vaderlük woord van vermaning richtte, ging dit altijd over hun hoogsten en voornaamsten plicht: zich toe te leggen op die volmaaktheid en deugd, welke de priester later ln zün werk kring van noode heeft. De wetenschappelüke ontwikkeling der Seminaristen ging hem niet minder ter harte. Alles wat hem in deze richting werd voorgesteld, beoordeelde hü nauwgezet en juist: en als het zün goedkeuring wegdfoeg, moest het onverwüld worden Ingevoerd. Dit blükt oa. uit het merkwaardige feit, dat hii de eerste bisschop is, die de studie der sociologie als apart vak in zün seminarie verplichtend heeft gemakt. Mgr. Callier en Hageveld De Hoogeerw. heer F. Ebblnkhuyzen, aan züner priesters als raadsman schonk, bü het gouden priesterfeest van Mgr. Callier: De beroemde Kerkvergadering van Trente, gehouden in de eerste troebele tüden der Reformatie heeft, voorgelicht door den H. Geest, Die volgens Christus' onfeilbare be lofte de Kerk bestuurt, een maatregel geno men van vérstrekkende beteekenis. Zü heeft de oprichting gelast van Seminaries, waar de jongelingen, die zich getrokken gevoelden tot den priesterlüken levensstaat zouden worden opgeleid tot dat verheven ambt. Dit hoogst belangrijk feit komt ons, als vanzelf ln den geest bü het jubilé van onzen hoogvereerden Bisschop, herinnert ons aan hetgeen Mgr. Callier voor het Klein-Semina- rie geweest is. Sinds Zün verheffing tot Bisschop in 1903, is Hü zich bewust geweest, dat de zorg voor het Seminarie een Züner voornaamste zor gen is. Bü het voortgaan der jaren en het toene men van het aantal Seminaristen groeiden ook Zün zorgen. Hoe klom Zün bezorgdheid omdat Hageveld, dat in 1917 zün honderd jarig bestaan vierde, allengs te klein werd om het voortdurend stügend aantal studenten te kunnen opnemen. Veel heeft Hü over die moeilükheden nagedacht, dikwüls er met anderen over beraadslaagd, totdat na gebed en overleg Zün overtuiging vaststond; voor een geschikte opleiding der Seminaristen en voor het belang der Bisdom, is het noodig, dat er een ander, geheel nieuw Seminarie komt. En met onverdroten moed en onver zwakte kracht sloeg dé meer dan zeventig- Jarige Bisschop de hand aan het werk. Mgr. Callier als vicaris-generaal belast met de taak, uitvoering aan dit besluit te geven. Hier ontbreekt de gelegenheid om een nauwkeurige beschrüving te geven van den arbeid op theologisch en symbolisch terrein en het overleg met den bouwmeester dat ge durende de zeven jaren, in twee tüdperken verdeeld, door Mgr. Callier werd volbracht ten behoeve van den Kathedraalbouw. Mgr. Callier besteedde elke week minstens een namiddag voor een bezoek aan den bouw. Dan werd in de bouwkeet de studie van alle onderdeelen met hunne symboliek besproken en werd daarbü ook reeds aandacht geschon ken aan later aan te brengen verdere versie ring. Mgr. Callier en de R. K. Middenstand De heer C. J. G. Struycken, voorzitter der „Hanze" In het bisdom Haarlem, schreef in onze courant bü het gouden Priesterfeest: Mgr. Callier voorzag dat het noodig was. dat de Roomsche Middenstanders hun neu trale vereeniglngen verlieten en zich vereeni gen zouden in een Roomsche organisatie. Waren ze geen lid van een dergelijke vereeni- ging, dan toetreden allen tot de Roomsch- Katholleke, vandaar dat Mgr. Callier op den Delftschen Katholiekendag sprak: „Het is mün wensch, dat alle Middenstan ders zich in een R.-K. Middenstandsvereeni- ging organiseeren. Mgr. Callier en de R. K. Arbeidersbeweging De maatschappelüke nooden, de standsbe- langen kortom de geheele sociale vraag, ont ging de aandacht niet van Mgr. Callier. Hü omvatte allen in Zün Vaderlüke zorg en liefde: de R. K. Volksbond, dien Hü van stad tot stad, van dorp tot dorp zoo krachtig propageerde en de vakorganisaties der werk lieden, wien Hü ten bewüze zü'ner zorg elk een züner priesters als raadsman schonk, zullen Hem eenparig moeten loven en dan ken voor zün hooge wüsheid en strenge, strikte rechtvaardigheid, aldus schreven wü in het Bisschopsnummer van 15 Augustus 1922. J. W. Smit, oud-centraal president van den Ned. R. K. Volksbond, schreef ln ons jubi leumnummer van 15 Augustus 1922 o.m. het volgende: „Wat deed het ons goed, Mgr. bü het aanvaarden van het beschermheerschap in den Stadsschouwburg te Amsterdam te hooren spreken van „MIJN Volksbond." Wat Mgr. Callier gedaan heeft Het büna vüfentwintig-jarig Pontificaat van Z. D. H. Mgr. A. J. Callier heeft zich gekenmerkt door een groote werkzaamheid. Hoe zegenrük zün bestuur is geweest, blükt duidelük, wanneer men nagaat, hoe Mgr. Callier de grooter wordende nooden en be hoeften van het Haarlemsche diocees heeft begrepen en er in heeit voorzien. Het bisdom telde bü zün dood 793.000 katholieken, verdeeld over 287 parochies. Hiervan waren er niet minder dan 61 door M~r. Callier opgericht. Aan büna 400.000 personen werd het H. Sacrament des Vormsels toegediend. Mgr. Callier heeft 464 priesters gewüd, d.i. büna de helft van het aantal priesters van het bisdom, en heeft 86 kerken geconsacreerd ongerekend het aantal altaarwüdingen. Ook het getal van hen, die tüdens het Pon tificaat van Mgr. Callier tot den R. K. Gods dienst overgingen, stemt tot verheugenis, in de laatste jaren was dit gemiddeld 1000 per jaar. Vicarissen van Mgr. Callier waren achter eenvolgens Mgr. Brouwer en Mgr. M. P. J. Möllmann. De naam van Z. D. H. Mgr. A. J. Callier zal vooral in het bisdom voortleven door twee groote werken, dte door hem zün gesticht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 1