ÏN MEMORIAM MGR. A. J. CALLIER z. g.
1903
OCTOBER 1928
-»f2a8.-2Si"ÏÏS S ";f!25.-!Kw 150.- S« 5TJKI40.-
BUREAUX! NASSAULAAN 49^
DIT NUMMER BESTAAI UIT VIER BLADEN
EN HET GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 27 OCTOBER 1928
TWEE EN VIJFTIGSTE JAARGANG No. 16997
M t t pfchTFN OFSCHIEUEN UITERLIJK DRIEMAAL VIER EN TWINTIG UREN NA HET ONGE AL
Der Haarlemsche
Katholieken Vader
Eenige levensbijzonderheden
ZHm-atfrwnop otoovtme
ócowmccmAL otümd
7T WSUCM
Bouwheer van de Haarlemsche Kathedraal
Bouwheer van „Hageveld"
•if
Telefoon No. 13866 (drie lijnen)
Postrekening No. 5970.
ABONNEMENTEN: voor Haarlem en
Agentschappen: per week 25 ct.j per
kwartaal f 3.25; per post, per kwartaal
f 3.58 bij vooruitbetaling.
NIEUWE HAARLEMSCHE'COURANT
ADVERTENTIEN 35 ct. p. regale
VRAAG- EN AANBOD-ADVERTEN
TIES, I4 regels 60 ct. p. plaatsing;
elke regel meer 15 ct., bij rooruitbel.
Bij contract belangrijke korting.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
d tusschcn den tekst 60 ct. per regel, n
Alle abonné's op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaaroen
tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen:
V \vpiftf MOF'! no STPAFFF VAN VfPLJFp VA
Levenslange geneeie ongescniütneid tot werken door f750,
verlies van belde armen, beide beenen o£ beide oogen; I «IU." doodeiyken afloop; 1AUU.'een voet of een oog
bü verlies v. een
anderen vinger.
Een bleeke herfstzon speelt, terwijl wij deze
regels schrijven, over de vergeelde boomtak
ken voor ons raam. Een vochtige najaars
wind veegt de uitgebloeide bladeren langs den
weg bijeen, om ze straks weer naar alle kan
ten te verstrooien. De natuur sterft; we zijn
na een rijken zomer vol zon en vrucht
baarheid genaderd aan het einde van wijn
maand. Het kerkelijk jaar sluit straks den
gouden ring van feesten met de herdenking
van alle heiligen en van allen, die
ln Christus gestorven zijn en nog de zaligheld
verbeiden.
Onder de dierbare dooden, welke wij dit
jaar' voor het eerst met „Allerzielen" geden
ken zullen, behoort de Man Gods, die bijna
een kwart eeuw onze Vader in Christus is
geweest en het Haarlemsche diocees met
kracht, wijsheid en beleid heeft bestuurd.
Vooral heden gaan onze gedachten terug
naar den gestorven prelaat, nu de kalender
onS 'in herinnering brengt, dat 28 October de
25ste gedenkdag Is van Mgr. Calller's bis
schopswijding. Wat hadden wij ons een jaar
geleden veel van dit zilveren feest voorge
steld! Het jubeljaar was in de Roomsche pers
van het diocees met feestartikelen Ingezet.
Reeds werden plannen gesmeed voor een
waardige viering van zulk een zeldzaam feit.
De Haarlemsche Katholieken zouden dien
iag laten zien, op hoe hoogen prijs zij het
«telden, een kwart eeuw bestuurd te zijn door
Mn zoo wijzen en vooruitzienden man, als
Mgr. Callier was. Maar God beschikte anders.
W* bouwen nog aan het feestgeschenk; reeds
wijzen de torens van de kathedraal de lucht
ln. De feesteling zelf zal ze echter niet meer
met aardsche oogen aanschouwen. Kort na
het inzetten van het jubeljaar gaf de dood
san Monseigneur de eerste ernstige waarschu
wing. Hij, de onverbiddelijke, trof den Man
Gods op een dienstreis, midden in den Wijn
gaard des Heeren arbeidende. De ziekte
duurde lang; weken, maanden. Het was of de
krachtige geest niet sterven kon. Maar einde
lijk doofde toch de vlam, die zoo helder had
Beschenken en op 28 April van dit jaar gaf
Haarlems groote Bisschop zijn ziel aan God
terug.
Wij zijn niet verweesd. God heeft ons een
nieuwen Herder, een nieuwen Vader terug
gegeven. Hoe blinkt de Voorzienigheid uit
juist in de leiding van Christus'Kerk! Weder
om staat aan het hoofd van dit zoo belang
rijke Haarlemsche diocees een man, zoo ge
heel berekend voor zijn moeilijken tijd en
zijn zware taak, gelijk Mgr. Callier het was,
nu een kwart eeuw geleden. Neen, er ls bij
ons geen spijt, geen vertwijfelend vragen;
wij voelen ons veilig in Gods hand en onder
een nieuw, jong en krachtig, wijs en beleidvol
bestuur. Maar de plicht van dankbaarheid
gebiedt op een dag als heden eenige oogen-
blikken in het verleden terug te gaan en uit
die erkentelijke herinnering kracht te putten
voor een Innige beleving van het geloof, dat
Mgr. Callier als den grootsten schat zoo on
verschrokken onder zijn diocesanen heeft be
waard; te vernieuwen ook de belofte om voor
zijn zielerust te blijven bidden, omdat ons
beperkt begrip niet ln staat ls Gods maatstaf
te meten voor de zielen, die wachten voor
■de Hemelpoort.
Hoe zouden wij vandaag den jubel hebben
ingezet, wanneer Mgr. Callier den dag van
morgen nog had beleefd! Een kwart eeuw
pontificaat in een diocees als het Haarlem
sche; een tijd als de eerste decennia van de
twintigste eeuw met een ongekende twijfel
zucht, een algemeene lichtzinnigheid, een
schrikwekkende gezagsondermijning en wilde
vrijheidszucht; met een ongekende zedenver
wildering, gevolg van een in de historie nooit
vertoonden wereldoorlogzulk een regee-
ringsperiode, waarin de bestuurder krachtig
en ongeschokt bleef staan, leidend en licht
gevend, vermanend te juister tijd, steeds be
dacht op de meest doeltreffende middelen,
zulk een bestuur verdiende terecht dankbaar
bejubeld te worden.
Wij willen hier niet meer in bijzonderheden
van dat zegenrijk bestuur afdalen, maar vra
gen enkel de aandacht der ouderen voor den
toestand van vijf en twintig jaar terug, ver
geleken bij dien van thans.
Hoe was het openbaar en het bijzonder
Katholiek leven, toen Mgr. Callier in 1803
den bisschopsstaf opnam en hoe is het nu?
Augustinus Josephus heeft de begin- en eind
punten van een geheel eigen tijdperk om
spannen; hij heeft daarop, voor wat zijn groot
en moeilijk docees betreft, een krachtig stem
pel gedrukt; hij heeft een roemrijk stuk
vaderlandsche Katholieke cultuur gemaakt.
Bij zijn optreden had Leo XXII zijn machtig
woord van sociale rechtvaardigheid in de
wereld geplant. Alle volkeren hadden naar
Rome geluisterd; maar zeer velen klonk het
woord van de zeven heuvelen vreemd in de
ooren. De groote Paus had de richtlijnen
voor een hervorming der samenleving uit een
liberaal-individualistisch systeem, naar een
organische maatschappij, gegrond op christe
lijke solidariteit, aangegeven. Maar toen „het
Licht aan den Hemel" was gedoofd, had de
Wereld een erfenis van sociale wetten, welke
op papier geschreven, dooh nog onuitgevoerd
waren. Aan anderen zou het gegeven zijn de
sociale hervorming van Leo XIII ter hand te
nemen. Een dier hervormers is Mgr. Callier
geweest. Op hoeveel tegenstand, niet enkel
bij leeken, maar ook zelfs bü geestelijken,
stuitte hij, toen hij met
kracht, onverzettelijk en
zonder ophouden op Ka
tholieke organisatie bleef
aandringen. Hij was de
groote propagandist voor
de sociale vereeniglngen in ons diocees. En
wanneer wij nu roemen in een verblijdend
georganiseerd Katholiek leger van werk
nemers, middenstanders en werkgevers,
dan is dat voor een overwegend groot deel
aan den taaien
ijver van Mgr.
Callier te danken.
En wanneer wij
een oogenblik be
denken, wat er
van ons openbaar
Katholiek leven
zou zijn terecht
gekomen, wanneer
in de stormachtige
periode, welke ach
ter ons ligt, er
geen confessioneele
organisaties waren
geweest, dan gaan
onze gedachten vol
dankbaarheid te
rug naar den bis
schop, die zoo
krachtig heeft ge
werkt aan het bij
eenbrengen van
wat bijeen behoort
Heeft Mgr. Cal
lier de doorvoe
ring der sociale
hervorming van
Leo XIII tot een
zijner program
punten gemaakt,
tegelijkertijd nam
hij het parool van
Leo's opvolger
over: Alles her
stellen in Christus!
En wat viel er
veel te herstellen,
ook in het Haar
lemsche diocees,
waar de nieuwe
tijdgeest het volk
van het platteland
naar de groote
steden joeg en
daar het eenvou
dige geloof der va
deren ondermijn
de. De zorg voor
heel de gemeente
moet dezen Haar-
lemschen Apostel
nacht noch dag
verlaten hebben;
de ijver voor het
zielenheil moet in
hem wel vurig ge
gloeid hebben, dat
hij steeds nieuwe
middelen wist te
vinden, om het
godsdienstig leven aan te wakkeren en het
kwijnende geloofsleven op te wekken. Wan
neer wij die machtige dadenrij van den over
leden bisschop nu nog even als een film voor
onzen geest laten voorbij trekken, dan lijkt
het haast onbegrijpelijk, hoe een en dezelfde
mensch zoo talrijke werken kon aangrijpen en
alle met telkens nieuwen ijver en frisschen
moed kon ondernemen of aanprijzen. Daar
waren de nieuwe parochies, die hij met voor
uitzienden blik ontwierp en met de stout
moedigheid van een Godsvertrouwer met
tientallen doorzette. Meer dan 60 kerken
stichtte deze kerkenbouwer. Daar waren de
retraites en de retraitehuizen, welke hij met
een warmte aanbeval, als was er geen beter
werk denkbaar. Daar waren de scholen en
patronaten, de jeugdvereenigingen, de liefde
werken voor de verwaarloosde jeugd, die on
der de wijding van zijn bisschoppelijke hand
overal een rijk leven ontplooiden. Daar was
de Katholieke pers, die door den steun en de
aanmoediging, ja, door de vurige bisschoppe
lijke propaganda in het Haarlemsche diocees
tot een omvang en bloei kwam, dat heel de
wereld zich daarover nu nog verbaast en zich
afvraagt: hoe was dat mogelijk in zulk een
klein land?
Maar laten wij niet in bijzonderheden tre
den. Een onuitputtelijken schat van herinne
ringen heeft de groote bisschop, Mgr. Callier,
ons nagelaten, herinneringen, welke alle naar
deze ééne, groote gedachte heenwijzen: zielen
redden en behouden voor Christus en Diens
Kerk.
Vol dankbaarheid blikken wij dan ook he
den terug in dat rijke verleden. Neen, wij
treuren niet, dat het Mgr. Callier niet meer
gegeven werd den dag van morgen, welke on
getwijfeld een glorievolle jubeldag zou zijn
geweest, te beleven. Wij prijzen God, den
Gever van alle gaven, Die den grooten bis
schop, Zijn dienaar, tot Zich nam op den
dag en het uur van Zijn welbehagen. Maar
plicht van erkentelijkheid dringt ons op dezen
gedenkwaardigen datum ons te herinneren,
wat God ons in Mgr. Callier heeft gegeven,
hoezeer Hij het Bisdom Haarlem gezegend
heeft met het bezit van zulk een Herder ge
durende bijna een kwart eeuw.
En onze gebeden zullen morgen zeker zeer
in het bijzonder opstijgen tot den Allerhoog
ste, opdat, wanneer Gods rechtvaardigheid
nog niet geheel mocht zijn voldaan, de dui
zenden smeekbeden de ziel van den eens zoo
beminden Herder mogen brengen in de eeuwi
ge rust en den nooit eindigenden jubel voor
Gods troon.
Z. D. H. Mgr. Augustinus Josephus Cal
lier werd den 29sten Mei 1849 te Vlissingen
geboren uit een vroom en braaf geslacht.
Zijn vader oefende het ambacht uit van
loods, om schepen, die uit de Noordzee
kwamen, te loodsen naar de haven van
Antwerpen.
Gevolg gevende aan zijn ideaal, eens te
mogen arbeiden aan het zielenheil, trad hij
als leerling de gewijde muren binnen van
het Seminarie „Hageveld", waar de vrome
knaap al spoedig in wijsheid en wetenschap
uitblonk boven zijn medeleerlingen en ten
duidelijkste de karaktertrek naar voren
tradt begaafd te zijn met doorzettingsver
mogen en wilskracht
Na voleinding zijner lagere studies, deed
hij zijn intrede in het Groot-Seminarie te
Warmond, voleindde op schitterende wijze
zijn studie voor het Priesterschap en werd
op 15 Augustus 1872 door wijlen Mgr. J. P.
Wllmer te Haarlem priester gewijd.
Na een kortstondig verblijf in Volendam
werd hij overgeplaatst naar Amsterdam,
naar de parochie van O. L. Vr. Onbevlekt
Ontvangen.
In 1875 mocht de residentie-stad 's-Gra-
venhage hem zien als kapelaan aan de pa
rochie van St. Jacob.
Den 13en October van hetzelfde jaar werd
hem de zware taak opgedragen de jonge
lingen in te wijden in de eerste wetenschap
voor het Priesterschap; hij aanvaardde
het professoraat aan het Seminarie „Hage
veld". Daar heeft hij met vrucht bijna 17
jaren gearbeid.
Zestien jaren reeds had „Hageveld" 't ge
luk, zijn gevierde leeraar te beziten. Reeds
was g'eruimen tijd het tijdstip voorbij, waar
op Hageveld's leeraren het Seminarie ver
wisselen voor het pastoreele arbeidsveld.
Op 7 Maart 1892 riep de Heer des Levens
en des Doods zijn vromen, trouwen dienaar,
Mgr. J. F. Vregt. Vicaris-Generaal van
Haarlems Diocees, ter eeuwige belooning.
In den morgen van den 18en Maart d.a.v.
voer Mgr. Bottemanne onverwachts naar
„Hageveld", wachtte tot Mijnheer Callier
7.'*n lessen had geëindigd, riep hem tot zich
en benoemde hem tot zijn Vicaris-Generaal,
medebestuurder van het Bisdom Haarlem.
Het „Vicarishuis" in de Jansstraat, waar
nu de R. K. Leeszaal ls, was ruim 11 jaar
de woning van Vicaris-Generaal Mgr*
Callier.
Ruim 11 jaren reeds stond de Hoogwaar
dige Vicaris Mgf: Bottemanne in het bestuur
van Haarlems Bisdom ter zijde. De krachtige
Prins der Krtk. de kloeke Kerkvorst, de
forsche regeerder, die bijna 20 jaren tot zegen
j zijner kudde den herdersstaf voerde, voelde
het einde zijner dagen naderen en Vrijdag
den 22en Mei 1903, des namiddags ten half
drie, verloor Haarlems Bisdom zijn grooten
Kerkvoogd.
Meer dan vier maanden bleef de Bisschop
pelijke troon onbezet.
Op 11 September kwam de Pauselijke Brevt
waarbij Mgr. Callier tot Bisschop van Haar
lem werd benoemd.
Een rijk priesterleven is op dezen dag
afgesloten en geen beter slot van deze be
schouwing zouden wij kunnen wenschen dan
de teekening, die Mgr. zelf eenmaal van zijn
priesterlijken arbeid gaf.
„Ik heb het nog nooit verklapt," zei Mgr.
Callier, eens bij zijn bezoek aan „Bethanië
te Bloemendaal, „maar op den dag van mijn
priesterwijding heb ik iets goeds en iets
kwaads gedaan: iets goeds, omdat ik God
toen gevraagd heb mij
als werktuig te gebrui
ken, om 'n bepaald aantal
zielen te brengen in zijn
schaapsstal, iets kwaads,
omdat Ik zóó weinig op
Gods groote goedheid
vertrouwde, dat ik dat getal veel en veel te
laag hield. Immers in m'n eigen kapelaans
jaren," zoo vervolgde Mgr., „kwam ik al boven
de gehoopte som uit, en wat sedert dien ge
beurd is. maakt mij verlegen, om Gods over-
groote barmhartigheid. Als bisschop heb ik
in mijn diocees jaarlijks het aantal volwas
sen bekeerlingen mogen zien groeien en
groeien, tot het de laatste jaren telkens het
getal duizend te boven gingDat was
derhalve het ideaal van den jongen priester
dat was nog het ideaal van den grijzen
Bisschop: zielen te brengen tot God.
Mgr. Callier en Warmond
Mgr. H. J. Taskin, president van het Groot
Seminarie, schreef in ons nummer van 28
April 1928 het volgende:
Monseigneur had hooge veneratie voor
Z. H. Paus Pius X. Een trek, dien Mgr. Cal
lier met Plus X gemeen had, was zijn groote
zorg voor het Seminarie. Toen Plus X nog
patriarch van Venetië was, schreef hij dat
hü zijn Seminarie liefhad als den appel van
Niet ver van Zijn Bisschoppelijke residen
tie, op het terrein ,,'t Groot Clooster" te
Heemstede, door een Roomsche voorgeschie
denis daartoe als 't ware bestemd, verrijst
het derde Hageveld. dat luide verkondigt en
aan het nageslacht verkondigen zal, hoe
Mgr. Callier Zijn hoogen plicht heeft opge
vat en ten uitvoer gelegd omtrent Zijn zorg
voor de kweekplaats Zijner toekomstige gees
telijkheid.
Mgr. Callier en de Kathedraal
De heer Th. Cuypers liet zich in ons blad
als volgt uit over Mgr. Callier bij diens gou
den priesterfeest:
Vanaf het oogenblik dat door de herstel
ling der kerkelijke hiërarchie in Nederland
Haarlem weder in volle werkelijkheid tot
Bisschopszetel was geworden in het jaar ÏSS»,
hadden de opvolgende bisschoppen de wen-
schelijkheid ingezien, om vroeg of laat voor
dezen Bisschopszetel een nieuwe Kathedrale
Kerk te bouwen. Immers de St. Josephkerk
welke als dusdanig dienst deed, kon slechts
voor den overgangstoestand ln aanmerking
zomen.
Toen ln 1892 Mgr. Bottemanne het besluit
genomen had ten Westen van de Leidsche-
vaart een terrein te koopen en door der
bouw eener Kathedraal tevens voor een
nieuwe parochie een kerk te stichten, was
De kiek hierboven geeft het fraaie voorplein van „Hageveld", gezien vanaf den hoofd
ingang. Daarboven een foto van het voorfront.
zijn oog. Mgr. Callier kon het hem nazeggen.
Het Groot-Seminarie heeft hierom vooral
zijn bijzondere zorg gehad, omdat ten slotte
vandaar de werkkrachten moesten komen,
die in den heerschenden priesternood zou
den voorzien.
Het spreekt van zelf, dat voor de toekomst
al zijn verwachting uitging naar het Groot-
Seminariea Daaruit toch moesten zij komen
de arbeiders, zoo vurig verlangd, die hij zou
kunnen zenden naar de wit staande oogst-
vëlden.
Menigmaal stelde hü mü de vraag op hoe
veel nieuwe priesteïs hü zou kunnen rekenen
bij de eerstvolgende wüdlng. En als het getal,
dat ik noemde nog niet in verhouding was
met de bestaande behoeften, verzuchtte hij
steeds: Wanneer zullen er grootere klassen
komen?
Het ligt in denzelfden gedachtengang dat
Monseigneur er voortdurend op zon, hoe het
Groot-Seminarie kon verruimd worden om
de van Hageveld komende studenten allen te
kunnen huisvesten. Verschillende plannen
werden hem voorgelegd, en door hem over
wogen. Ten slotte, toen niet langer kon wor
den uitgesteld, besliste hü, dat aan het be
staande seminarie een aanzienlüke verbou
wing zou geschieden, die voor de behoeften
der eerstvolgende generatie zeker voldoende
zal zün. Deze verbouwing is nu voltooid.
Zoo dikwüls hü bü zün bezoeken aan het
Seminarie tot de studenten een vaderlük
woord van vermaning richtte, ging dit altijd
over hun hoogsten en voornaamsten plicht:
zich toe te leggen op die volmaaktheid en
deugd, welke de priester later ln zün werk
kring van noode heeft.
De wetenschappelüke ontwikkeling der
Seminaristen ging hem niet minder ter
harte. Alles wat hem in deze richting werd
voorgesteld, beoordeelde hü nauwgezet en
juist: en als het zün goedkeuring wegdfoeg,
moest het onverwüld worden Ingevoerd. Dit
blükt oa. uit het merkwaardige feit, dat hii
de eerste bisschop is, die de studie der
sociologie als apart vak in zün seminarie
verplichtend heeft gemakt.
Mgr. Callier en Hageveld
De Hoogeerw. heer F. Ebblnkhuyzen,
aan züner priesters als raadsman schonk,
bü het gouden priesterfeest van Mgr. Callier:
De beroemde Kerkvergadering van Trente,
gehouden in de eerste troebele tüden der
Reformatie heeft, voorgelicht door den H.
Geest, Die volgens Christus' onfeilbare be
lofte de Kerk bestuurt, een maatregel geno
men van vérstrekkende beteekenis. Zü heeft
de oprichting gelast van Seminaries, waar de
jongelingen, die zich getrokken gevoelden tot
den priesterlüken levensstaat zouden worden
opgeleid tot dat verheven ambt.
Dit hoogst belangrijk feit komt ons, als
vanzelf ln den geest bü het jubilé van onzen
hoogvereerden Bisschop, herinnert ons aan
hetgeen Mgr. Callier voor het Klein-Semina-
rie geweest is.
Sinds Zün verheffing tot Bisschop in 1903,
is Hü zich bewust geweest, dat de zorg voor
het Seminarie een Züner voornaamste zor
gen is.
Bü het voortgaan der jaren en het toene
men van het aantal Seminaristen groeiden
ook Zün zorgen. Hoe klom Zün bezorgdheid
omdat Hageveld, dat in 1917 zün honderd
jarig bestaan vierde, allengs te klein werd om
het voortdurend stügend aantal studenten
te kunnen opnemen. Veel heeft Hü over die
moeilükheden nagedacht, dikwüls er met
anderen over beraadslaagd, totdat na gebed
en overleg Zün overtuiging vaststond; voor
een geschikte opleiding der Seminaristen en
voor het belang der Bisdom, is het noodig,
dat er een ander, geheel nieuw Seminarie
komt. En met onverdroten moed en onver
zwakte kracht sloeg dé meer dan zeventig-
Jarige Bisschop de hand aan het werk.
Mgr. Callier als vicaris-generaal belast met
de taak, uitvoering aan dit besluit te geven.
Hier ontbreekt de gelegenheid om een
nauwkeurige beschrüving te geven van den
arbeid op theologisch en symbolisch terrein
en het overleg met den bouwmeester dat ge
durende de zeven jaren, in twee tüdperken
verdeeld, door Mgr. Callier werd volbracht
ten behoeve van den Kathedraalbouw. Mgr.
Callier besteedde elke week minstens een
namiddag voor een bezoek aan den bouw.
Dan werd in de bouwkeet de studie van alle
onderdeelen met hunne symboliek besproken
en werd daarbü ook reeds aandacht geschon
ken aan later aan te brengen verdere versie
ring.
Mgr. Callier en de R. K. Middenstand
De heer C. J. G. Struycken, voorzitter der
„Hanze" In het bisdom Haarlem, schreef in
onze courant bü het gouden Priesterfeest:
Mgr. Callier voorzag dat het noodig was.
dat de Roomsche Middenstanders hun neu
trale vereeniglngen verlieten en zich vereeni
gen zouden in een Roomsche organisatie.
Waren ze geen lid van een dergelijke vereeni-
ging, dan toetreden allen tot de Roomsch-
Katholleke, vandaar dat Mgr. Callier op
den Delftschen Katholiekendag sprak:
„Het is mün wensch, dat alle Middenstan
ders zich in een R.-K. Middenstandsvereeni-
ging organiseeren.
Mgr. Callier en de R. K.
Arbeidersbeweging
De maatschappelüke nooden, de standsbe-
langen kortom de geheele sociale vraag, ont
ging de aandacht niet van Mgr. Callier.
Hü omvatte allen in Zün Vaderlüke zorg
en liefde: de R. K. Volksbond, dien Hü van
stad tot stad, van dorp tot dorp zoo krachtig
propageerde en de vakorganisaties der werk
lieden, wien Hü ten bewüze zü'ner zorg elk
een züner priesters als raadsman schonk,
zullen Hem eenparig moeten loven en dan
ken voor zün hooge wüsheid en strenge,
strikte rechtvaardigheid, aldus schreven wü
in het Bisschopsnummer van 15 Augustus
1922.
J. W. Smit, oud-centraal president van den
Ned. R. K. Volksbond, schreef ln ons jubi
leumnummer van 15 Augustus 1922 o.m. het
volgende:
„Wat deed het ons goed, Mgr. bü het
aanvaarden van het beschermheerschap in
den Stadsschouwburg te Amsterdam te
hooren spreken van „MIJN Volksbond."
Wat Mgr. Callier gedaan heeft
Het büna vüfentwintig-jarig Pontificaat
van Z. D. H. Mgr. A. J. Callier heeft zich
gekenmerkt door een groote werkzaamheid.
Hoe zegenrük zün bestuur is geweest, blükt
duidelük, wanneer men nagaat, hoe Mgr.
Callier de grooter wordende nooden en be
hoeften van het Haarlemsche diocees heeft
begrepen en er in heeit voorzien.
Het bisdom telde bü zün dood 793.000
katholieken, verdeeld over 287 parochies.
Hiervan waren er niet minder dan 61 door
M~r. Callier opgericht.
Aan büna 400.000 personen werd het
H. Sacrament des Vormsels toegediend. Mgr.
Callier heeft 464 priesters gewüd, d.i. büna
de helft van het aantal priesters van het
bisdom, en heeft 86 kerken geconsacreerd
ongerekend het aantal altaarwüdingen.
Ook het getal van hen, die tüdens het Pon
tificaat van Mgr. Callier tot den R. K. Gods
dienst overgingen, stemt tot verheugenis, in
de laatste jaren was dit gemiddeld 1000 per
jaar.
Vicarissen van Mgr. Callier waren achter
eenvolgens Mgr. Brouwer en Mgr. M. P. J.
Möllmann.
De naam van Z. D. H. Mgr. A. J. Callier zal
vooral in het bisdom voortleven door twee
groote werken, dte door hem zün gesticht.