MUZIEK FRANZ PETER SCHUBERT (1797-1828) Mm ct DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 17 NOVEMBER 1928 BLADZIJDE Bij het eeuwfeest van zijn dood «J. s. KUNST EN KENNIS Het St. Bemulphusgilde 11 «Mlli -- RECHTSZAKEN Met een stok doodgeslage Verduistering VRAGENBUS het eerste ooèenblü af,dat U Cadura Zeep éebruikt.zult ëen êenot onderdaan, hetwelk U waarschijnlijk nooit tevoren dehad heeft Brabantsche Brieven Den negentienden November zal het hon dera laar geleden zijn. dat de wereldbe roemde Weensche componist Franz Peter Schubert voor immer de oogen sloot. Reeds het geheele jaar door heelt men ln de muziekwereld, waar de door dezen kun stenaar geschapen werken zich nog altijd mogen verheugen in een constante vereering en immer wijder om zich heen grijpende populariteit, het eeuwfeest van zijn verschei den gevierd met uitvoeringen en concerten, vaak geheel gewijd aan de weergave van de composities, waarmeae aeze gemaie compo nist de muziek-literatuur heelt verrijkt. Ook wij willen in onze kolommen ons eenige oogenblikken bezighouden met dezen grooten mensch, wiens werk zulk een levens kracht bezit, dat reeds vier, vijf menschen- generaties zich aan de schoonheid ervan hebben gelaafd, en als uit een onuitputte lijke bron er hun levensvreugde en ge- moedsverrijking uit hebben geput Franz Schubert. Iets uit zijn leven en zijn werken. „Waarlijk, in dezen Schubert leeft de goddelijke vonk!" verklaarde Beethoven in den lapidairen stijl zijner kunstoordeelen. toen hij op zijn sterfbed eenige composities van den jongen Weenschen musicus door bladerde. Tot een intiemer verkeer tusschen beiden is het niet gekomen, waarschijnlijk omdat Schubert door zijn bijna heiligen eerbied voor den Titan zich bescheiden op den achtergrond hield. Toch heeft Schubert uit kunstzinnig oogpunt meer overeenkomst met Beethoven dan eenig ander kunstenaar Hij heeft met bewustzijn ontvangen, maar even bewust was in hem de wil en de over tuiging, zichzelf te zijn. Wij weten op heden, in hoe hooge mate hij het is geweest. Voor ons is hij nog altijd de schepper, en, on danks tallooze andere beteekenende figuren op dit gebied, de meester van het Duitsche lied, waarmee hij aan de Duitsche muziek iets even zeldzaams heeft gegeven als Bach in zijn cantaten, Beethoven in zijn sonaten en symphonieën en Wagner in zijn muziek drama's. En de bijzondere waarde, welke Schubert's kunst vooral kenmerkt, is, wat hij als een onaantastbaar bezit zelfs tegen over de grootsten rijk is, de jeugd. De muziek van Schubert is de verper soonlijkte jeugd: schoon als zij, vroolijk, blij, en vol van die natuurlijke plechtigheid van een nog niet ontgoocheld idealisme, welks trekken door de aanraking met den strijn van het leven nog niet zijn verhard. Zulke menschen moeten jong sterven, om hun bijzondere schoonheidswaarde voor de we reld te kunnen uitstallen. Grillparzer, wien dit jeugdige karakter al tijd heeft ontbroken, schreef voor Schubert's grafsteen de volgende regelen: „De dood be groef hier een rijk bezit, maar nog schoone- re verwachtingen." Wat zou men dan nog schooners kunnen hopen dan hij gegeven heeft? Neen, voor de betrokkenen moge hei hard zijn op zoo jeugdigen leeftijd te ster ven, maar het behoort tot de sterkste voe dingssappen van het idealisme. Schubert zeil neeft zeker niet onder zijn vroegen dood ge beden, evenmin als d'e lentebloesem lijdt, welke door de Meivorst wordt gedood. De goddelijke vonk in hem werd' tot een vlam. welke hem verteerde, om zoo heerlijk en warm te kunnen branden. Franz Peter Schubert werd den 31en Ja nuari 1797 als zoon van een armen school meester in Lichtental, een voorstad van Weenen, geboren. De vader had', met een salaris van vierhonderd gulden 'sjaars, in zijn veertien kinderen $ven zooveel helpers m den nood. Desondanks werd' er bij de op voeding der kinderen niets verzuimd, en de Kleine Frans, die reeds vroeg muzikale be gaafdheden bleek te bezitten, genoot bij zondere zorg. Veel echter bleek ook daar niet voor noodig, men behoefde slechts de natuur haar werk te laten doen. Op achtjarigen leeftijd reeds werd hij koorknaap in de keizerlijke hofkapel en kreeg daardoor het voorrecht om gymnasiale stu diën te maken. Zijn leermeester, de koor dirigent Michael Holzer, verklaarde van hem en dit is zeker wel teekenend voor zijn bij zondere begaafdheid: „Als ik hem iets wilde leeren, wist hij het echter alreeds. Daarom heb ik hem eigenlijk nooit onderricht ge geven, maar alleen maar wat met hem ge sproken en hem vaak in zwijgende verwon dering aangestaard." Zijn gunstigste en ge wichtigste indrukken kreeg hij echter in het vaderlijke huis, waar men uiterst muzikaal was, waar de beoefening der kamermuziek tot de dagelijksche gewoonten behoorde, en muziek het vaak nooddruftige leven veraan genaamde en vermooide. Daarvandaan dan ook het besloten karakter van Schubert's kunst, welke eigenlijk als een musiceeren voor zich en zijn vrienden was, daarvan daan de zachte behaaglijkheid en speelsch- heid, de ongedwongenheid, in deze muziek zonder pretentie, vaak zonder vasten vorm in den opbouw, maar met haar liefde vooi het eenvoudige, het spontane. Grafmonument van öcnuoert op net Cen traal Kerkhof te Weenen. 1815 toch vallen 6 opera's en zingspelen, 2 missen, 1 symphonie, 4 sonaten en meei dan 130 liederen. Goethe, Duitschlands groo- te dichter, had in den jongen schoolmeester een liederen-lente gewekt, welker bloeikracht uit het paradijs leek te stammen. Het ge beurde meermalen dat verschillende liederen op één dag het licht zagen. Op den negen tienden Augustus van het jaar 1815 bij voorbeeld, Schubert was toen achttien jaar, ontstonden: „Heidenröslein" een lied van wereldbekendheid, „Schatzgraber", „Ratten- fanger", „An den Mond" en „Bundeslied". Op de twee daaropvolgende dagen schreef hij: „Wer kauft Liebasgötter", „Wonne der Wehmuth" en „Meeresstille". Wel kennen wij ook bij Hugo Wolf der gelijke perioden van groote vruchtbaarheid, maar deze worden dan afgewisseld door lange tusschenpoozen van volkomen dorheid. Om het kunstenaarschap van Schubert volkomen te begrijpen, ziin verschillende brieven van zijn vrienden, vooral van z'n vriend Spaun, van groot gewicht. Daaruit toch komt duidelijk uit, hoe de muziek in hem werkte als een geheime natuurmacht „Zij die Schubert kenden," zoo schreef deze tijdgenoot, „weten, hoe diep hij door zijn scheppingen werd aangegrepen, en hoe deze in smarten werden geboren." Zoo bericht hij over het ontstaan van het „Erlkönigslied", dat mede tot de meest bekende werken van soft def T>vhhnj «//- kündesj, Y/o wird i'ctiSi* jinden,"ti'yf H'efy Aldus werd Schubert's muziek een mu ziek voor de binnenkamer in haar hoogste oeteekenis, zooals die van Bach thuis hoort in het kerkgebouw, die van Mozart in concertgebouw en opera, en zooals die van Beethoven geschapen lijkt voor een bijna ongenaakbare eenzaamheid. Er wordt ons in sprookjes wel eens ver haald van iemand, in wiens handen alles, wat hij aangrijpt, in goud verandert. Dit zouden we ook van Schubert kunnen zeg gen; wat hij aanraakt, dat wordt tot gouden muziek. Schumann, een zijner navolgers heeft eens van hem gezegd: „Deze vlijtigs.e van alle kunstenaars zou, indien hij nog langer geleefd had, spoedig de heele Duit sche literatuur op muziek hebben gezet." Wonderlijk gemakkelijk maakt hij zich reeds als kind vertrouwd met de techniek der kunst, en beproeft hij alle soorten com posities. De stemwisseling noodzaakte hem in 1813 naar het vaderlijk huis terug te keeren, waar hij de hulp van zijn vader werd. Twee jaren houdt hij het daar uit: dan vlucht hij naar Weenen om van dat oogenblik af alleen van zijn kunst te leven. Wat hem nog zoo lang <Je knellende banden hielp verdragen van zijn beroep, was het medeleven van zijn vrienden met hem en zijn kunst, de muziek Het is eigenlijk bijna niet te begrijpen, hoe en wanneer omtrent dezen tijd de compo sities van Schubert zijn ontstaan. In het jaar den grooten toonkunstenaar benoort, het volgende: „Op een namiddag stapte ik met Mayrhofer naar Schubert, die toen bij zijn vader aan de Hemelspoort woonde. Daar troffen we Schubert aan, vol vuur het ge dicht uit een boek d'eclameerend Hij liep met het boek op en neer, en dan zette hü zich plotseling neer, en in den kortst denk baren tijd, zoo snel men maar denken kan. stond de heerlijke ballade op het papier. We liepen met het manuscript, 'wijl Schubert geen klavier bezat, naar het klooster, en daar werd de „Erlkönig" nog denzelfden avond gezongen en met begeestering be groet." echter de vriendschap. Hij was omringd door een kring uiterst begaafde jonge menschen waaronder wij een van Spaun, een Mayer- hofer, een Kunelwieser, een Grillparzer, een Schwind en een Lachner als de voornaamste noemen, die bijeenkwamen voor de zoogenaam de „Schubertiaden" waar in jeugdige onge bondenheid gedronken, gerookt, gestreden gelachen, gelezen, gedroomd en voor aller gezongen werd. Hier gevoelde Schubert zich thuis; ander gezelschap zocht hij, ook al had men hem daar gaarne opgenomen, weinig op, misschien ook omdat hij er zich wegens zijn bijziendheid minder thuis gevoelde. Over het algemeen bekommerde men zich overigens in de muzikale wereld weinig om hem. Den 14en Juni 1820 was hij in het Karntnertor-theater met een vrij zwak zangspel „Die Zwillinge" in het openbaai muziekleven opgetreden. Maar in hetzelfde jaar had hij uitbundig succes met zijn als Opus I gedrukte compositie „Der Erlkönig". Wijl er echter geen uitgever voor kon wor den gevonden, was het door zijn vrienden bij inteekening uitgegeven; dit geschiedde nog met elf andere liederenbundels. Nadruk ken was toentertijd nog niet bij de wet ver boden en ongetwijfeld goedkooper! Intusschen hoopte zich de productie op zoo sterk dat de kunstenaar, die niets ver diende, zelfs geen papier meer koopen kon om zijn scheppingen neer te schrijven. In het jaar 1824 was Schubert een ge broken man, men kan wel zeggen, verteerd door zijn kunst. Een langer verblijf op het slot Zelez deed hem weer wat opleven. Hier in Hongarije heeft hij den zigeuners hun breed opgezette gezangen toe. De man die het „Heidenröslein" plukte, trotseert met ..Prometheus" de wereld, en openbaart mei een heilige huivering de „Grenzen de: menschheid". Tegenover zulk een geniaal vermogen is het bijna wel niet mogelijk, nog aan die grenzen te gelooven, al bestaan ze voor onze reëele godsdienstige overtuiging. Maar, wat er van de producten der menschheid ook moge verwelkt zijn, in Schu bert kwam toch een harer schoonste bloe- semdroomen der menschheid tot bloei en eeuwigheidswaarde. Najaarsvergadering De najaarsvergadering van het St. Ber- nulphusgilde is te Utrecht gehouden in het Aartsbisschoppelijk museum, bij wei re gelegenheid in de bovenkapel van he, Museum de tentoonstelling „De Sacristie- geopend werd. Hierbij hield de Zeereerw pastoor A. E. Rientjes van Hellendoorn een korte inleiding, waarbij hij de bijzonder, aandacht vestigde op de aanwezigheid var V/iv 7.' '"'Li dMt-dSlt/h'' Öehubert's geboortehuis te Weenen. wilde melodieën afgeluisterd, welke hij zoo kunstig wist te verwerken in zijn composi ties. Zoo heeft hij ook op zijn omzwervingen door de omgeving van Weenen, op zijn uit stapjes naar Boven-Oostenrijk en Stiermar ken de frissche woud-, veld- en heide bloempjes der volksmuziek met gretige han den vergaard. In zijn dansen heeft hij er als het ware een ruiker van saamgebonden in zijri liederen is het beste verzameld wat er aan schoonen volkszang bestaat, vol van levendige kracht, maar ook vol edelen een voud. Van geen enkelen componist maken de werken den indriik, zoozeer openlucht scheppingen te zijn. op de wandeling opge vangen, op de wandeling tot wezen geko men. Vreugde en leed leven zich uit in zijn werken, het laatste door schoonheid zóo hoog verheven en verlicht, dat wij gemak kelijk vergeten, in welke smarten ze werden geboren. Het jaar 1826 was voor Schubert een droe IllUhtlftWC VU1I ÖCUUUCf l S COUipobfWt „ütl uitKUUig ^WUOl'üCb schildery van von Schwind. uufctijC) Isa**! een Men kan zich dat zoo voorstellen. Zoo kon dus de componist van de „Erl könig" zich niet eens de weelde veroorlo ven, een klavier te huren. Indien de nood welke, ondanks de hulp zijner vrienden, zijn dagelijksche gezel was, hem in boeien hao weten te slaan, dan zou het een zwaar u dragen tyrannie zijn geworden. Maar Schu bert leed onder de aardsche zorgen slecht./ weinig, en Goethe's beeldspraak van den zanger, die „als een vogel zingt" past we: op niemand beter dan op Schubert. Ketenen al waren ze van goud geweest, zou hü niet hebben kunnen dragen. Zeker, hij neeft wet eens moeite gedaan om een goede betrekking te verkrijgen, al slaagde hij daarin niet. maar werkelijk hard er voor gewerkt heeti hij toch nooit. In den voor-zomer van 1818 ging bij ah muziekmeester naar graaf Karei Esterhazy te Zelez in Hongarije. Maar, hoe goed hei hem hier ook ging. lang hield hij nel e niet uit. Reeds in den herfst was hij wee, in Weenen terug. Het is ongetwijfeld eer sprookje, dat het een ongelukkige liefde was, voor een der jonge gravinnen, welke hen, weer naar Weenen terugdreef. De liefde vooi de vrouw heeft in het leven van Schubert nooit een groote rol gespeeld; des te meer vig jaar Toch zagen in dat jaar behalvt- den cyclus „Winterreise" nog de beide strijk kwartetten in d-moll en G-dur (opus 161, en het B-dur Trio het licht. Den 26en Maart 1828 vierde hij dan ein delijk den triomf zijns levens met een con cert van zijn eigen werken. Maar tegen den herfst van dat zelfde jaar begon hij te suk kelen; even trad een korte verbeteiing in maar den 19 November 1828 verwisselde hij net tijdelijke met het eeuwige. Zijn laatste wensch. in de nabijheid van Beethoven te worden begraven, ging in ver vulling. Zijn muzikale nalatenschap bestaat uit 4o oanden van de heerlijkste scheppingen in het ,'Vjk der toonkunst. Hij schreef bijna 20 zang spelen zes Missen, een groot aantal vrou wen- en mannenkoren, symphonieën, een wintlgtal kamermuziekwerken, 'n groot aan- al composities voor twee- en vierhandig kla vier en een liederencyclus met een rijkdom van 600 liederen. Deze liederen omsluiten een wereld, van net eenvoudige volkslied af, (men denke slechts aan „Sah ein Knab' ein Röslein stehn") tot een philosifische levensbeUjdems. van de eenvoudige volkswijs tot de vrije rhapsodic, de kleurige ballade (Erlkönig! en den beroemden paramentenschat der St. Le buinuskerk te Deventer, welke een laat-go- fhische naaldkunst toont en die sinds korter tijd door schenkingen eigendom is gewordei /an het Aartsbisschoppelijk Museum. Daarna gaf de conservator van het Mu seum, de heer J E Brom over de Pa™™" ten uit Deventer een nadere korte toelich ting, waarna de paramenten werden bezich tigd. Te 3 uur werd in de benedenkapel de "ulE^ .loudeiyke vergadering gehouden Deze wero oeopend door den Zeereerw. pastoor Rien tjes die onder applaus kon mededeelen. da Z D. H. Mgr J. D. J. Aengenent, bisscho; van Haarlem, het beschermheerschap var iet Gilde heeft willen aanvaarden. De voorzitter deelde voorts mede, dat d ïilde-reis in het afgeloopen jaar door om- Jandlgheden niet is kunnen doorgaan Overigens vestigde spr. de aandacht op d Petra-verlotingscommissie en merkte naa) tanleiding van het 60-jarig bestaan van he Gilde in 1929 op, dat in artistieke uitgavi -en gedenkschrift het licht zal zien waar alle werken op het gebied der kerkelijk, lumst. in de laatste 10 jaren vervaardigd zullen worden opgenomen Een commissie voor de samenstelling van dat gedenkschrift zal nog worden b"noemd en den leden zal gevraagd worden, door een vrijwillige bij lrage deze uitgave mogelijk te maken Daar bij rekent men op den verkoop van het boek ook buiten den kring der leden I> omvang zal zijn twee afleveringen van h» Gildeboek; daardoor zullen de derde er vierde uitgave van het Gildeboek in 1929 ver vallen Ook op kerkelijke wijze zal het fees worden herdacht, terwijl het bestuur er ook een feestavond aan zal verbinden. Verder zal 't bestuur zich met personen, die het daartoe bevoegd acht. in verbinding stellen om een reis naar Spanje te organiseeren 'oor het volgend jaar. Daarna hield prof J. J Henneman. profes sor aan het Seminarie Hageveld te Heem stede. een voordracht over „De sacristie en hare omgeving." welke voordracht met licht beelden geïllustreerd werd. Vervoieens beeft de m!d°-rteken paston'- A. E Rientjes, nader toegelicht de vroegere -muvsche sacriti" -venelUSn hnt mi- kruis het z.g. Ziekenkruis. den Sacristie- niegel. de Liturgische '"an e d.. welke voor •vemen a"e getoond werden. Na rondvraag volgde sluiting der vergade ring. Vr. Een Rijksambtenaar krijgt op d tienden der maand bericht, dat hij met gang van den eersten der volgende maa~ is overgeplaatst naar een andere standD Hiervan heeft hij dadelijk de verhuurder zijne woning kennis gegeven Van dezen ving hij bericht, dat hij over de eersivo:ge de maand nog de volle huur verschuld was. Het contract van huring vermeldt van een opzeggingstermijn, enkel staat d in vermeld, dat de huur maandelijks vooruitbetaling moet worden voldaan. H" de huurder nu toch het recht over de gende maand de huur te vorderen? 2. Mag hij op den eersten der maand woning verlaten of moet bij deze voor d eersten ontruimd hebben? Antw. 1. Als u per maand betaalt, moet per maand opzeggen. 2. Als dit niet in h contract staat, wordt dit veelal onderl geregeld. Vr. Ik ben aangeslagen in de plaatsellj inkomstenbelasting naar een inkomen v f 1478 en moet betalen f 109.77. Ik heb ge kinderen onder de 14 jaar meer. Antw. In welke gemeente woont u. aanslag lijkt ons wei wat hoog. doch, :en juiste berekening te maken, dienen ie gemeente te kennen, waaru in de asting wordt aangeslagen. Vr. Is het volgende lot al uitgeloot? Ser (376 no. 10 van 's Lands Weerbaarheid. Antw. Nog niet uitgeloot. Vr.: Mijn moeder is overleden en nu zij mijn vader en zeven kinderen over. zij allemaal getrouwd. Ais mijn vader nu ko te sterven, wie heeft dan het recht, om d boedel te schikken, de oudste dochter of oudste zoon? De dochter is net oudste kin Antw.: Als er een testament is. daarin gewoonlijk aangegeven, wie de zak. regelt. Is er geen testament, dat moet u onderling regelen. Vr.; Bestaat er. gelegenheid een avond cursus te volgen in het herstellen v automobielmotoren Antw.: Voor zoover ons bekend, bes een dergelijke cursus niet. Het gerechtshof te Arnhem neeft de zaai behandeld tegen den boerenknecht R. J. B. te Welsum (gemeente Olst). die door d rechtbank te Zutphen, wegens mishandelt' den dood tengevolge hebbende, tot zes wek gevangenisstraf was veroordeeld. Tijdens een bruiloft te Heerle had verdachte in den nacht van 14 op 15 Jul een zekeren Tervelde met een stok een zoo- danigen slag op het hoofd gegeven, dat dezt den volgenden dag overleed. De procureur-generaal, mr. Cnopi achtte de stral te germg en eischte ver nietiging van het vonnis en opnieuw ver oordeeling van verdachte tot zes maanden gevangenisstraf. De 21-jarige loopknecht J. P., kreeg oi 29 November 1.1. van zijn patroon te Am sterdam opdracht, bij een firma in de Kalverstraat een kwitantie te Innen ten drage van 260.20. p voerde deze opdracht slechts ten de uit, d. w. z. nij inde het geld. maar k niet naar zijn patroon terug om het af te dragen. Deze deed natuurlijk aangifte b{J de po litie en P.'s arrestatie en insluiting in b't Huis van Bewaring waren het gevolg. Gisteren had hij zich ter zake van v duistenng te verantwoorden voor de Vierde Kamer der amsterdamsche Recntbank. Hl) zeide uit armoede te üebben gehan deld. „Wat het niet uit baloorigheid?" con- geerde president mr. Huyzinga, verd mededeeiing ,.U hebt het geld in elk geval verbrast." „Negen maanden geve neenisstraf," lu'dd/ de e.sch van het O. M„ mr. De Blécourt. De verdediger, mr A. Zeldenrust mee ode Vr. 1. Zijn de volgende loten van 's Lands Weerbaarheid al uitgeloot? Serie 6576 no. 28 serie 6577 no 28. serie 6578 no. 28. serie 6579 r;o 28. serie 6641 no 18. 2 Kan ik van deze loterij ook een trek- kingslijst krijgen? Antw. 1. Niet uitgeloot. 2. Wendt u tot een bankinstelling. Van Een hard stuk zeep.dat tot het laatste vliesje éebruikt kan worden 25 ULVENHOUT, 13 November 1928 Menier, „Hier. Baron," zei Trui van de week teugen me. en ze lee 'n briefke neer naast m'n pan gebakken spek 's mèrgens bij 't ontbijt. Ik lekte m'n vingers af. (want as ge zóó aangesproken wordt, amico, dan motte-ok in den stijl blijven!), en ik see: „da-ge bedankt zfjt. da witte. Gra vin." En ik las 't volgende: „Den Haag, 9/11 28." Ge ziet. keb al vrienden in de Residentie ok en de motte nie uitvlakken! Want eer 'nen Hageneer „amico' zeet of schrijft aan 'nen Ulvenhouter. wel. dan mot te veuj deftigheid op zij kunnen zetten, zeg ik maar! En d'n deuzen noem z'n eigen m'nei. amico. Maar, om op da briefke trug te komen, daar strng dan in: „Aan Dré den schrijver der Brabantsche Brieven. Amico, 't staat er en 't- blijft er staan want vrinden zijn wij, nietwaar? Ik althans, („althans" as da ginnen advekaat is, ben ik er eenen!), voel mi, een vriend van u en als trouw lezer van uw oubollige brieven, is die vriendschap ongetwijfeld wederkeerig i&s-ie tenminsu maar gin advekaat is). Doch dit slechts ter inleiding. (Ge zou zeggen, van wél! Wat ik u eigenlijk schrijven wilde, is dit dat ik u heden als drukwerk een uitgave van ons („ons" oppassen, nieuw!| toe zend over het weldra verdwijnend oude Westlandsche zeedorp Ter Heijde. Da boekje zal u interesseeren, Dré! En maak er maar gauw met Trut ex uwen zoon den kunstschilder (wat is dieëi kérel fermielie-ziek!) een uitstapje heen vóór 't te laat is! Met handdruk, R. J. Goddard t Boekske heet-ie gestuurd, amico. maa jin reisgeld Affijn, de boekskes schijnt u "elvers te maken, en daar bende dan van -.ellevers wa scheutiger mee. Ik kijk ok nu <p nen savoojen kool. Maar 't mot gezeed zijn: 't is "n schooi ooekske. En de plotjes, geteekend en var. nout *gesnejen deur 'nen zekeren Krug nen keieega van Dré-den-verver, denk ik schoon genogt om stuk veur stuk m n lijsje te hangen. Maar m'n pronkkamer ls al 'n muzeejum. dus ik wacht er nog effekes mee As ge 'nen kunstschilder in de fermielip het. dan gebruiken z'oew muren kompleet veur aanplakvlaktes en van 't schoone be- nang is gin blommeke meer te zien Potver- koffie. behang van 37cent d'n rol! Maar allee, keb teugen Trui. de Gravin, ai zoo dikkels gezeet: „ik hang mijn preduk- ten, de bossen peeën, toch ok nie aan 'n ander z'nen muur. as stillevens," maar daar kan 'k alleen maar woorden over krij gen en bleef 't dan maar bij woorden, maar t worren soms heele boeken, die mee kaft en al om m'nen kop vliegenNouw. da s mijn alle verf van de wèreld nie wèèrd! Maar t. schijnt dan, da ze na nieuwejaar da Ter- Ueye. daar bij den Haag, heelemaal af gaan breken. Alleen 't kerkske laten ze staan, de rinneweerders Ze willen zeker 'n tweede, 'n Nederlandsch Diksmuiden d'r op na gaan nouwen Webben oorlogshelden en mobleza- sle-gedikkereerden allemaal zonder oorlog Goddank!) en nouw n „platgeschoten" durp tonder oorlog "n Soort van .aangenomen- undje' dus! In ieder geval, 't is 'n goei idee om er n ooekske van te maken veur 't puinhoopen jijn. en as ze die liefhebberij nog n bietje deurzetten. dan zal Nederland gauw veran derd zijn tn"n boekenkast. En de uitgevers worren dan burgemees ters! Over burgemeesters gesproken: daar ee boer Braat in de Kamer 'n boekske ovei opengedaan deus dagen. Hij zee as dat de benoemingen van burge meesters teugeswoorig dikkels d n lachlust opwekken! 't Is maar wa ge lachlust noemt Hij had meschient beter kunnen zeggen da /e dikkels van die benoemingen de tranei. Fn oew oogen krijgt. Maar allee, hij zal el wel goed bedoeld emmen. Hij bedoel et wel s meer veul beter as dat ie het zeet. Hij ee-g- et ok g'ad over 't achteruitstellen van 't plat teland5' deur de Regeeringen en da-d-amico das 'n waarheid as twee koeien boven op mekaren. Hij ee ze daar in de Kamer effetjes veui- gerekend dat de visscherij en landbouw 't Land ruim 55 miljoen in 't laaike brengt Wij landbouwen en visschen bij mekaren 'n dikke 65 miljoen en ze beste jen aan ons d maar negen! As da waar ls en da zal wej want Braat kan allicht veul beter tekenen as spietsen daar is-ie ok boer veur dan zeg ik mee hem, asda-d-et 'n jngeperrementeerd schedaal is da wij tot rnzen nek ln d'n modder stappen as me de deur uitkomen; da me mee ons harsens Deu gen de boomen aanloopen 'saves omdat er gin lantéèrns staan op de buitenwegen, da me water uit de putten motten slurpen, om- da er gin waterleiding is enen da-d-ee Braat nie gezeet en das nog 't ergste van illemaal: da me de hazen te vreten motten geven zonder da me d'r op meugen schieten! As ge toch nagaat, amico. m'nen grond is hapseluut m'nen vollen eigendom. Ginnen rooien cent hiepeteek staat er op. (As ik dus „Gravin" teugen Trui zeg is da nog zoo gek me, want d'r zijn Gravinnekes genogt die heel wa minder grond bezitten as Trui en ■ioms niks anders as wa zand da-d-aan d'r looge hakskes plakt!) Ginnen rooien ceni. Slke klont zand is d'n mijne. En wat er op groeit, amico, nouw da groeit in ons zweet! Sn nouw wil de wet asda-d-ik m'n buks on der de schouw lot staan verroesten en dt- nazen vetmest mee mijn spullen om ze deur n ander te laten schieten Zemmen mijn 's ip d'n bon gedrukt omda'k zo nen haas 't vagevuur inschoot en da's 'n rechtzaak ge- vorren. Die rechtszaak, daar koom ik nog wel 's op trug, da's te lank om da-d-eele- maal in dit briefke te verhaandelen. Maar fitte kan 'k oew wel in oew ooren blazen -maar 't blijft onder ons!) as ge van haas houdt, dan schrljide maar 's 'n briefke. Ge kunt 'm mee 'n gerust hart opeten, ge doet, er'gin zonde mee amico. (as g'r> -enmlnste maar nie op Vrijdag it) want gs Krijgt 'm van mijn en z'n vet ls mijnen boe- /enkool. Maar m leder geval, daar had Braat n ooekske van open kunnen doen dat et alle maal donderde en bliksemde en da-d-ls-u vergeten. As ik Kamerlid was gewiest vleejen week. dan ha'k nen kruiwagen mee afge knaagde boerenkool veur d'n veurzitter z'n neus geleed, da-z-'m niemeer had kunnen zien zitten en ha'k gezeet; „Menier de veur zitter, hekselensies, keleegaas! Ziede dieën afgekloven boerenkool daar leggen? (geroep: ja!) Da's 'n bewijs, Heeren, da ge gin essete» in oew oogen het! En laat ik oew nouw effe tjes vertellen, da'k verhuiswagens vol mee da-d-afgeknaagd goed heb. Zouwen jullie ditte lusten? (geroep: neeë!) Zouwen jullie vijftig serpenten, pardon persenten, die rom mel van me koopen? (geroep: neeë). Menier de veurzitter. dan zijn me-d-r! Dan hoef ik niks meer te zeggen!" Maar, amico, dan begon ik pas goedDan gaf ik 'm van jetje. En ik schee (fr nie al en ik gong nie naar Ulvenhout terug mee m'n eerste klas abonnement op t spoor, veur da ze da strooperswetje d'n nek omgedraaid hadden. En dan? Wel dan liet ik d'n bode m'nen anderen kruiwagen mee .stukken" ge ven en ik deelde honderd hazen uit onder 't gezelschap. Niks veur niks! Wa gij? Zemmen me weer gevraagd (da's nouw d'n cfuuzendsten keer al ongeveer om lid te wor- len van d'n Raad. Veur 't volgende jaar deschient doei ik 't nouw Al is 't maar vooi die hazen 'n pee te stoven Keb 't ra öeraaa Ge hoort er wel meer van, da snapte. Ok /an die rechtszaak. Amico, ik schei d'r af. Ontvang de 黫ste groeten van de Gravin en gin horke minder van oewen toet a voe Dré.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 9