Binnenlandsch Nieuws Mavrides' Vfa cent Gemengd Nieuws VOOR DE HUISKAMER TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT VRIJDAG 23 NOVEMBER 1928 BLADZIJDE 2 Staten Generaal Eerste Kamer Tweede Kamer EGYPTIAN CIGARETTES Met 1 Coupon bij 10 Sigaretten. In Marken bracht Omar ook z'n PRINCE sigaret, Hij had met de Markers daar reuze veel pret! De verbinding Amsterdam—Boven Rijn Spoorwegpersoneel zonder drinkwater Een mooi geschenk voor de Koningin-Moeder Onnoodig kwetsend De Zuiderzeesteunwet Met de „Oceaan" in den vliegenden storm Ernstige val De nieuwe burgemeester van Borculo A. J. Marcusse Vrij van corruptie Een avontuur Belasting: van nalatenschappen van Nederlanders in het buitenland Onder voorzitterschap van den heer J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, verga derde gisteren de Eerste- Kamer der Staten-Generaal. Behandeld werd het wetsontwerp hou dende bepalingen betreffende de belasting van de nalatenschappen en schenkingen van Nederlanders, die niet zijn ingezetenen der Rijks. Als regeeringscommissaris had mr. Sin- neghe Damsté naast den Minister plaats genomen. De heer DE VOS VAN STEENWIJK (C. H.) constateert, dat 4K maand zijn verloopen sinds de verschijning van de Memorie van Antwoord en prijst zich ge lukkig een woord van aanbeveling te mogen spreken voor dit ontwerp, al ware het oor spronkelijke ontwerp vóór de wijziging door de Tweede Kamer hem liever. De onderhavige belasting wordt door verschillende betrokkenen, wier oordeel spr. er over heeft gevraagd, als rechtvaardig ge voeld. Zü, die er anders over denken, heb ben een versteend hart jegens hun vader land. De heer VAN LANSCHOT (R. K.) zegt, dat de Minister wel over zéér bijzondere welsprekenheid zal moeten beschikken, wil hij spr. overhalen vóór dit ontwerp zijn stem uit te brengen. Spr. acht het ontwerp te lang voor een servet en te kort voor een tafellaken. De Minister wil belastingvluchtelingen treffen en in zooverre heeft hij gelijk. Maar de vraag rijst, of dat op de wijze kan ge schieden als in het ontwerp is voorgesteld. Men introduceert daarmee het beginsel dei- nationaliteit en treft dan allerlei personen, die om andere redenen dan om belastingg- vrees naar het buitenland zijn gegaan. Het argument, dat suikerooms en suikertantes op het laatste moment naar het buitenland vertrekken, om hun neven en nichten een zoo hoog mogelijke erfenis te verzekeren, acht spr. niet steekhoudend; dat wil er bij spr. niet in. De opbrengst van het ontwerp acht spr. problematisch. De heer SLIN GEN BERG (V. D.) sluit zich aan bij hetgeen de heer Van Lanschot heeft gezegd. De opbrengst ligt volkomen in het duister en de Minister heeft de Kamer ter dege in het riet gestuurd; spr. wil niet eens zeggen „met een kluitje". Het ontwerp gaat rechtstreeks in tegen een billijke belastingheffing. Hierna wordt gepauzeerd. Te 1.45 wordt de vergadering heropend. De heer VAN WASSENAAR VAN CAT- WIJCK (C. H.) acht de bezwaren tegen het ontwerp van ernstigen aard. Het grootste bezwaar betreft voor spr., dat het ontwerp lijnrecht ingaat tegen de uitspraak van Genève. Spr. zal zijn stem waarschijnlijk aan dit wetsontwerp niet - geven. De heer GELDERMAN (V. B.) noemt ais grootste bezwaar, dat personen, die om andere, dan fiscale redenen gedwongen worden, in het buitenland te gaan wonen, door dit ontwerp zullen worden getroffen. De heer WIBAUT <S. D. A. P.) zal gaar ne voor het ontwerp stemmen, al had hij het nog liever in den oorspronkelijken vorm gelaten hebben gezien. Het ontwerp brengt een gelijkheid in ons belastingstelsel op een punt, waar tot op heden een ongelijkheid bestaat. De heer MICHIELS VAN KESSENICH 'R. K.) noemt het een bezwaar, dat ande ren dan beiastingvluchtelingen zullen worden getroffen en voorts, dat het in strijd is met hetgeen te Genève werd be sloten. Het zal voorts dubbele belasting niet uitsluiten. De heer BLOMJOE8 (R. K.) meent een waarschuwing Degen aanneming van dit ontwerp niet achterwege te mogen laten. Het zal Juist die Nederlanders, op wier behoud wij prijs stellen, van ons vervreem den. 8pr. kent verschillende Nederlanders, die zich reeds bij de indiening van dit ontwerp in het buitenland hebben laten naturaii- seeren en er zijn er zeker nog tailoozen, die hetzelfde zullen doen, zoodra dit ont werp zal zün aangenomen. Ook zullen er Nederlanders zijn, die, wo nende in het buitenland, bereid zijn, hun Nederlanderschap te laten vervallen ter wille van behoud van familie-eigendom, dat door het wetsontwerp voor een zoo belangrijk deel kan worden aangetast. De heer v. d. LANDE (R. K.) merkt op, dat de bestaande successiewet geen reke ning houdt met de plaats waar het bezit verkregen werd. Nu acht spr. het veel bil lijker, dat betaald wordt van hetgeen in het buitenland wordt geërfd, dan van wat hier werd verkregen. Spr. zal vóór het ont werp stemmen. De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer DE GEER, zegt, een belangrijk deel van de beantwoording der gemaakte op merkingen, nl. die, welke verband houden met Genève, te zullen overlaten aan den regeeringscommissaris, die te Genève de be raadslagingen heeft bijgewoond. Spr. zal, wat het effect van het ontwerp betreft, de eerste zijn om te erkennen, dat dit anders is, dan dat van het ontwerp in den oor spronkelijken vorm. Een nieuw ontwerp is het echter niet. In zooverre staan de leden van de Eerste Kamer er niet anders voor, dan die der Tweede. Nemen de leden der Eerste Kamer een ander standpunt in, dan scheiden zy zich af van de houding van hun partijgenooten in de Tweede Kamer. De regeeringscommissaris, mr. SINNEGHK DAMSTé, wijst er op, dat het enkele feit, dat in Genève eenige maatregelen ten op zichte van belastingen zijn vastgesteld, nog geenszins beteekent, dat die regelen overal toepassing zullen vinden. De stemming over het amendement van spr. te Genève, is geschied bij zitten en op staan. De meerderheid is daarbij blijven zitten, niet omdat zij tegen het amendement was, maar omdat zü de portee ervan niet begreep. Spr. is overtuigd, dat hetontwerp ook thans niet ingaat tegen de beginselen van Geneve. Te 4.25 wordt de vergadering verdaagd tot Vrijdagochtend elf uur. De begrooting van Arbeid, Handel en Nijverheid. In de "ergadeung der Tweede Kamer veld gistermiddag vccitgezet de behandeling van de begrooting van Arbeid, Handel en Nij verheid. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.K.) bespreekt de wettelüke bescherming van de arbeiders in land- en tuinbouw. Hij kan zich wel vereenigen met het inzicht van den minister om die bescherming ge leidelik te doen plaats hebben. Als men die geleidelijkheid wil toepassen, ligt het voor de hand, dat men begint met de bescher ming van vrouwen en kinderen. Wanneer de land- en tuinbouw zich aan dit nieuwe stadium zal hebben aangepast, kan men de strekking der wet. uitbreiden tot volwassen arbeiders. Spr. is bereid tot een eventueele regeling mede te werken, mits deze soepel zü en aan het bedrijf niet te groote lasten oplegt. De heer KUIPER (R.K.) dringt aan op spoedige totstandkoming van het Werktij denbesluit voor winkelbedienden, ook al mocht de winkelsluitingswet niet tot stand komen. Voorts wijst spr. op de uitbreiding met 9 pet. in 1927 van het aantal overwerk- vergunningen en op de verschuiving van ar beid naar den Zondag. Dit gaat den ver keerden kant op. De heer SMEENK (A R.) dringt aan op spoedige wüziging der stuwadoorswet en vraagt of het advies van den Hoogen Raad van Arbeid binnen enkele weken is te wach ten. Wanneer de winkelsluiting er onver hoopt niet komt, hoopt spr., dat de minister het verband met het werkMjdenbesluit zal loslaten, Spr. dringt eveneens aan op betere hei liging van den dag des Heeren. Minister SLOTEMAKER DE BRUINE zegt, dat de wekelijksche rustdag voor chauffeurs en toonkunstenaars bij algemee- nen maatregel van bestuur binnen weinige maanden zal worden vastgesteld. Wanener het advies zal binnenkomen over de Stuwadoorswet, weet de minister niet. Gaarne zal hij overwegen of een sta tistiek is samen te stellen van het aantal gestrafte bakkers. Wat de blindenzorg betreft, zal de A. V. O. deze ter hand nemen. Het valt moeilijk afzetcentrales te bevorderen. Wel wordt de bemiddeling van particulieren bevorderd. Aanvragen komen echter niet in. Inzake het Werktijdenbesluit heeft spr. reeds duidelijk zijn standpunt doen kennen. De meening, dat de arbeid van volwassenen in den land bouw niet geregeld moet worden, deelt de minister geenszins. Over het tempo heeft spr. zich echter niet uitgelaten. In de kwestie der overwerkvergunningen moet men de cüfers goed kunnen lezen: 92 pet. van alle inrichtingen in ons land hebben geen overwerkvergunningen verkre gen. Wanneer er meer gewerkt in een be paalden tijd en er word't ook meer over- werkvergunning gegeven, blijft dit relatief hetzelfde. Als er ingehaald moet worden is het vaak noodig, dat dit op Zondag gebeurt. De heer v. d. BILT (R.K.) wenscht ver deren afvoer van rioolwater in zee te IJ- muiden. De MINISTER meent, dat in het voor jaar deze zaak in orde zal komen. Bü de afdeeling arbeidersverzekering be spreekt de heer SANNES (S.D.A.P.) den toestand van de ouden van dagen. Spr. dient de volgende motie in: De Kamer, van oordeel, dat in afwach ting van de resultaten van het volledig doorwerken der wettelijke bepalingen be treffende de ouderdomsvoorziening, een noodmaatregel urgent is krachtens welke een kostelooze rente op den voet der Ouder domswet 1919 wordt toegekend aan de 65- jarigen en ouderen, alsmede aan hen, die in de eerstkomende jaren den 65-jarigen leeftüd zullen bereiken, aan wie ouderdoms rente niet is toegekend of verzekerd, verzoekt de regeering een daartoe strek kende wijziging der Ouderdomswet 1919 aan hangig te maken. Deze motie zal op een nader te bepalen dag behandeld worden. Enkele leden voeren nog het woord. De heer J. B. v. DIJK (R.K.) meent, dat de administratie der Rijksverzekeringsbank die niet in verband staat met het bedrüf, door den Staat moet worden betaald en niet door de verzekerden. Nadat de minister geantwoord heeft, wordt de vergadering geschorst tot 's avonds. In de avond-vergadering kwam weder aan de orde de begrooting van Binnenlandschc Zaken en Landbouw Voortgezet werd de bespreking over de af deeling Werkverschaffing en Steunverlee- ning, waarover verschillende leden het woord voeren. In zijn antwoord neemt de minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw als tekst voor zijn beschouwingen 'n woord van Allard Pierson: regeeren is de noodzakelükheid ver zachten. Voor den hem toegezwaaiden lof brengt spr. een welkomstwoord over aan Minister van Arbeid, die de woningtoestan den In Oostelijk Friesland heeft verbeterd. Spr. zal nog een nader onderzoek naar de toestanden in die streek instellen. De klacht dat er te veel menschen zijn, is zoo oud als de nooden in die streek. Dat geldt ook van Z -O. Drente. Voorts merkt spr. op, dat er verschillende werken zün, waarvoor niet veel animo is om er tewerkgesteld te worden. Thans Is er weer werkgelegenheid bij Brussel, maar spr. ge looft niet, dat daarvan veel gebruik zal wor den gemaakt. Wat de loonen bij de werkverschaffingen aangaat, merkt spr. op, dat deze zoo zijn, dat men er, zijn het dan ook eenvoudig, van kan leven. Naar aanleiding van de opmerking over de wüze van bestemming van de aflossingen van de voorschotten zegt spr., dat hü over deze kwestie reeds overleg had geopend met zijn ambtgenoot van Financiën. In dit ver band kan spr. mededeelen, dat hij juist van ochtend een brief van Minister de Geer heeft ontvangen, waaruit blijkt, dat deze ambtge noot te dezen aanzien op den goeden weg is Echter nog niet zoover als spr. het gaarne zou wensehen en spr. zal naar aanleiding van de thans gehouden besprekingen nog eens opnieuw pogingen in het werk stellen, om minister de Geer nog iets verder te brengen. Voorts zegt spr. ten aanzien van de loo ien, dat het inderdaad wel eens is voorge komen, dat er loonen bü de werkverschaffing .verden verdiend, welke veel te veel van het normale afweken. Deze kwestie is echter een zeer moeilijke, maar er wordt zooveel moge lijk getracht, om gelükheid in de loonen te brengen. Wat aangaat den aandrang om te komen tot mechanische ontvening, verwüst. spr. naar het rapport van een door hem ingestelde commissie, waarin die mechaniseering ontra den wordt, Overigens kan spr. modedeelen, dat aan particuliere verveningen steun wordt verleend om te komen tot een snellere afgraving. Met de uitzending van stedelingen naar het ilatteland zal worden voortgegaan en het ligt in het voornemen, om aan deze uitzen ding geleidelijk uitbreiding te geven. Ten aanzien van de centralisatie van de werkverschaffing merkt spr. op, dat tot dus verre geen behoefte is aan een centraal bu- 20 (Wordt vervolgd) reaü. Ook spr. gevoelt niet veel daarvoor aangezien er toch altijd moeilijkheden zullen blijven bestaan, want een zoodanig centraal bureau kan geen beslissing nemen. Overigens hebben we reeds de commissie-Zaalberg. In- tusschen is spr. gaarne bereid deze kwestie nog eens nader te overwegen. Naar verlaging van den kostprijs der turf zal zooveel mogelijk worden gestreefd, en ook zal aan verdere mechaniseering in het veen- bedrijf steun worden verleend. Wat verder de ter sprake gebrachte vernie tiging van raadsbesluiten aangaat, zegt spr., dat hij met de overwegingen, welke in de Kon. besluiten voorkomen, kan meegaan, omdat hij niet wil, dat de menschen in de betreffen de gemeenten met steun worden geholpen, doch wel, dat ze gebracht worden in de werk verschaffing. De beraadslagingen over deze afdeeling worden gesloten. Bij de afdeeling Landbouw merkt de heer DECKERS (R. K.) op, dat tal van bedrijven ongunstiger resultaten hebben opgeleverd. Vooral vele pachters hebben slecht geboerd en spr. is van meening, dat niet langer gewacht mag worden met het verleenen van hulp aan deze menschen door herziening van de bepa lingen inzake het pachtvraagstuk, In nauw verband met het streven om te komen tot grootere intensiteit van onzen land- en tuinbouw en met de behoefte aan meer cultuurgrond staat de Quaes tie van den afzet der land- en tuinbouwproducten. Hier voor is een goede buitenlandsche voorlich tingsdienst noodzakelijk en spr. dringt aan op het brengen van meer eenheid in dezen voor lichtingsdienst. Nadat nog de heer WEITKAMP (C.H.) het woord heeft gevoerd, wordt de vergadering tot hedenmiddag verdaagd. Een vergadering te Utrecht Te Utrecht is gisteravond in Tivoli een drukbezochte, door het gemeentebestuur van Utrecht uitgeschreven openbare vergadering gehouden tegen de plannen van den Minister van Waterstaat, beoogende om het Amster damBoven-Rijnkanaal door de Geldersche vallei te laten loopen in plaats van langs Utrecht—Wijk bij Duurstede, waardoor Utrecht als vierde stad des lands haar eeuwen bestaanden internationalen water weg zal verliezen en van het intern, water verkeer zal worden uitgesloten, hetgeen voor handel en industrie een geweldigen slag be teekent. De vergadering stond onder leiding van den burgemeester, den heer J. P. Foekema Andreae. Als sprekers voerden het woord dr. J. P. Foekema Andreae, die de algemeene belan gen voor Utrecht besprak; ir. C. O. A. van Lidt de Jeude behandelde de technische aan gelegenheid; den heer R. Tolman, journalist;, wees op het verlies aan natuurschoon, wan neer het Geldschersche Vallei-plan tot stand komt. De heer G. de Jong, bestuurder der vereeniging Binnenseheepvaartcongres be handelde de scheepvaartbelangen, bij deze kanaalplannen betrokken. De heer K. Kruit hof, voorzitter van het Chr. Nat, Vakverbond belichtte de belangen, die de werknemers hebben bü de totstandkoming van het tracé- Wijk bü buurstede. Laatste spreker was de heer W. Graadt van Roggen, secretaris-ge neraal der Ned. Jaarbeurs, die de aandacht vestigde op de economische belangen voor Utrecht bij het door Utrecht gewenschte tracé. Ten slotte werd eene motie aangenomen, waarin 'n beroep wordt gedaan op de regee ring en de volksvertegenwoordiging om het goede recht van Utrecht en omstreken te er kennen en de voorkeur te geven aan het ka naal over Utrecht en Wijk bij Duurstede. technische zaken bekend is en daarbij ook met den handel kennis maakte, meldtde „Zutph. Crt." In 1921 werd de heer Van Welie bevor derd tot luitenant-kolonel. Als regiments commandant diende hij daarop weder in Indië tot 1923. Toen verkreeg hij op zijn verzoek eervol ontslag met pensioen. De heer Moltmaker heeft aan de Minis ters van Waterstaat en van Arbeid, H. en N. gevraagd Is het den ministers bekend, dat sedert eenige jaren te Susteren een belangrijk spoorwegemplacement is ontstaan, waardoor een talrijk spoorwegpersoneel van onder scheidene groepen uit andere streken des lands aldaar te werk is 'gesteld? Zijn de ministers ook bekend' met het feit, dat dit personeel in hoofdzaak het vanwege de Ned. Spoorw. vóór een aantal jaren ge bouwde woningcomplex bij het Kavinksbosch bewoont, alwaar geen deugdelijk drinkwater wordt verschaft en dat het personeel of zijn gezinsleden immer op een afstand van on geveer tien minuten gaans naar een reser voir, in den vorm van een tank, moeten gaan, ten einde zich van water voor huis houdelijk gebruik te voorzien? Is speciaal de min. van Waterstaat be kend met het standpunt van de dir. der Nederl. Spoorw., die op herhaalde en drin gende verzoeken der Nederl. Ver. van Spoor- en Tramwegpers. blijft antwoorden, dat het niet op haar weg ligt in bedoelde woningen voor deugdelijk drinkwater zorg te dragen, doch dat deze plicht op de gem. Susteren of de prov. Limburg rust? Is dezelfde minister niet de meening toe gedaan, dat, bij nalatigheid van provincie en gemeente, de dir. der Nederl. Spoorw. zich deze belangrijke zaak. der watervoorzie ning moet aantrekken? Achten beide ministers den toestand, waar in ten deze de bevolking van Susteren en in het bijzonder het daarheen gedirigeerde spoorwegpersoneel verkeert, niet zeer onge- wenscht? Achten beide ministers het dan niet hun taak om gezamenlijk ten spoedigste in te grijpen en er zorg voor te dragen, dat aan dezen zeer schadelijken zoowel als hinderlij ken toestand zoo ras mogelük een einde komt? H. M. de Koningin-Moeder heeft er in toe gestemd. bi.i wijze van geschenk ter gelegen heid van haar 50-jarig jubileum als Nèd. Staatsburgeres, van het comité der Ned. Vrouwen te aanvaarden den aanleg van een volledige electrische lichtinstallatie in haar particulier paleis te Soestdijk. Met de uitvoering van het werk, dat voor de som van ruim 35.000 aan de N V Groe- neveld van der Poll en Co.'s electr. techn. fabriek te Amsterdam is opgedragen, werd bereids deze week een aanvang gemaakt. De heer Hermans heeft den Minister van Justitie gevraagd: Herinnert de Minister zich, dat hü on langs bü büzondere gunstbeschikking een gevangene, behoorende tot den Joodschen godsdienst en verblijf houdende in de straf gevangenis te Leeuwarden, toegestaan heeft tegenwoordig te zijn bij de ritueele hande ling, die, naar Joodsch godsdienstig ge bruik, aan de begrafenis voorafgaat? Is het den Minister bekend, dat deze ge vangene per celauto naar het gebouwtje in de Nieuwe Kerkstraat te Amsterdam is ver voerd en hij daarbü begeleid is door drie rüksveldwachters In uniform? Is het den Minister bekend, dat een der Rijksveldwachters eten gevangene vergezelde tot in het lokaal, waar in tegenwoordigheid der lamilieleden de ritueele handeling plaats vond en dat tijdens deze handeling bedoelde Rüksveldwachters den gevangene, die aan één hand geboeid was, voortdurend vasthield? Acht de Minister deze wijze van uitvoe ring niet onnoodig wreed en kwetsend en geheel in tegenspraak met het menschlie- vend karakter van zijn gunstige beschik king? Vragen van het Kamerlid Duymaer van Twist aan den minister van Waterstaat Het Tweede Kamerlid, de heer Duymaer van Twist, heeft aan den minister van waterstaat gevraagd 1. Heeft de minister reeds het advies van de generale commissie, bedoeld in art. 3 der Zuiderzeesteunwet, ontvangen, ter zake van de onvoldoende regeling in deze wet van de tegemoetkoming wegens waardevermindering der eigendommen en van de uitkeeringen van geldelijken steun? 2. Zoo ja, heeft de minister dan gevolg ge geven aan zijn toezegging, in de vergadering van de Tweede Kamer van 16 Mei 1928 ge daan. dat, zoodra de minister het advies der commissie had, hü zou handelen, zooals hij meende te moeten handelen? 3. Wordt de tweede vraag bevestigend be antwoord, tot welke handeling heeft het ad vies van de generale commissie den minister geleid? Is met de voorbereiding van een her ziening van de Zuiderzeesteunwet reeds een aanvang gemaakt? Tegen welk tüdstip kan het desbetreffend wetsontwerp bij de Kamer inkomen? Hóllandsche jongens „Guusje varen" Als het stormt en de schepen geven nood seinen beseft de „landrot" niet half wat er op de kust gebeurt. Hij weet ook niet, al leest hij met nog zooveel belangstelling in zijn krant van heldhaftige daden, wat er voorvg.lt bij mislukte reddingspogingen, en hij geeft er zich, veilig in zijn huis, geen reken schap van, dat bij noodweer en doodsgevaar de echte knoestige aard der Hollanders zich weer manifesteert, en dat er op honderdlei manier bewezen wordt hoeveel onverzette- lüke wil en doodsverachting er nog altijd schuilt in ons volk. Dat overwogen we, aldus schrijft het :,Hbld.", toen wij een brief ter inzage kre gen van een leerling der zeevaartschool op Terschelling, een jongen van zestien jaar wiens onopgesmukt verhaal van wat hij bij den laatsten Zuidwesterstorm beleefde, hier gedeeltelijk moge volgen. Hij schrijft: „Ik heb een heeleboel te vertellen, waar over 't gaat, begrijpen jullie natuurlijk wel. Over 't stormweer en de schepen, die er bij ons op de kust zijn vergaan Je krijgt t nieuws uit den besten bron, want zooals je wel in de krant zult hebben gelezen, is de Oceaan „ter assistentie vertrokken" maar daaronder moet je maar verstaan „Guusje". (Als een schip in nood zit, kunnen de strandbewoners een aardig bedrag verdie nen als zij helpen met het bergen van de lading, en op Terschelling is het de ge woonte dit elkaar te doen weten door „guusje" te roepen. Wat in de krant heet „ter assistentie de haven verlaten," heet onder de eilandbewoners „guusje varen". Ik zal alles vertellen, zooals 't gebeurd is als een boek. Zaterdags heb ik vrij, dus lag ik om half negen nog heerlijk te slapen, toen ik opeens een geweldig gebons op m'n deur hoorde. „George, George, guusje!" riep Jan. Ik schiet in m'n broek van m'n werkpak, gooi m'n trui over m'n hoofd en doe m'n jas aan, en ren met hem, die ook net uit z'n bed kwam, weg, zonder eten en wasschen. Komen we aan de haven, ligt de „Oceaan" op stoom. Maar 't was vliegend stormweer, de Terschellingers durfden niet best mee, maar ten slotte heb ben we zoowat 20 man bü elkaar gekregen als deklui, waaronder Jan de Graaf, Arie Rotlieb en mijn persoon. Ik noem die namen, omdat ik ze ir. de rest van m'n verhaaltje nog wel noodig zal hebben. Wij gingen om kwart voor negen weg in de richting van 't vuurschip. Komen we een eind voórbij t vuurschip (30 mül uit de kust), dreef daar een groote houtboot rond, vol met hout. Een schuit van 5000 ton. 't. Stormde flink en dat schip ging geweldig te keer Na ontzettend veel moeite gelukte het ons den sleeptros uit te brengen, zeven keer hebben we 'n lijn opgegooid, en den ze vende keer zaten we met die holle zee tegen dat' schip, We deden een gebed, want we dachten: we gaan naar den kelder, tóen een ontzettend golf over boord sloeg, en ons van het schip vandaan haalde. De sleeptros zat eindelijk om acht uur 's avonds vast, en we begonnen te trekken. Eerst zoudèn we naar Rotterdam, toen naar Amsterdam gaan, maar dat kon niet door wind en stroom. In Delfzijl was geen helling groöt genoeg o'th hem vast te maken, dus zouden we hem naar Emden in Duitschland sleépen. 'i Was intusschen een uur of tien geworden. Toen werden we afgelost, en kon den wij naar de kooi voor acht uur. Maar wü zouden geen acht uur slapen. Arie, Rötlieb en Jan de Graaf lagen doodziek neer. Arie en Jan de Graaf, hebben vier en twintig uur doodziek in de badkamer heele- maal nat in 't bed gelegen, Rotlieb beneden. Ik was de eenige, die nog goed was. Om tien uur at ik 'n zeekaak, 't Eerste eten, dien dag. Maar dat kon ik niet verdragen. Wij waren dus naar de kooi en worden eensklaps gewekt. Wij denken niet anders dan dat het zes uur is. Maar wat hooren we? De sleeptros gebroken! Er is een orkaan opgestoken, zooals je het wel in de krant hebt gelezen. Wij aan dek. Komt een golf als een huis over ons heen en we worden nu met z'n allen in een hoek gekwakt. We hebben God gedankt, dat we niet overboord waren. Intusschen stonden we maar weer; er joeg een orkaan, en wat voor golven er stonden, kan je je het best voorstellen als ik je vertel, dat, we er recht tegenop keken. Het weer was te slecht, een sleeptros konden we niet op nieuw uitbrengen. We hebben toen zes uur rond 't schip gezwalkt zonder te varen. Door en door nat, telkens wees- golven over je heen, hongerig en koud stonden we met z'n tienen op wacht. We hadden de anderen maar weer naar de kooi laten gaan, want die waren na twee uur staan te moe om op te blijven. Om drie uur stonden we echter met z'n twintigen allemaal aan dek te be raadslagen wat we doen zouden. We besloten tot dag te blijven drijven, 't weer af te wach ten, en dan 't schip op te zoeken en küken of we 't konden medenemen. Om zes uur was 't dag, en wat zien we? 't Schip op 't Ameland strand geslagen, drie man verdron ken, de brug er nu heelemaal af en wü zelf vlak onder de kust. Nu konden we niets meer voor die menschen doen, dus besloten we naar huis te gaan. Om 9 uur in den morgen, nog altijd storm de 't, raakte de stuurinrichting onklaar. Daar dreven we nu zelf hopeloos rond. We hebben 't weer voor elkaar geprutst, en stoomden verder. Als we den gang erinhlet- den, zouden we binnen kunnen loopen. An ders kwamen we te laat met 't tü. Zijn we in 't Stortemelk, dat is een plaats water daar, en lig ik in de kooi, komt er een gewel dige golf over, slaat de luiken kapot en komt 't logies binnen, de tafel de banken worden ondersteboven geslagen en een petroleum lamp valt bij mij in de kooi, alle petroleum ovea- m'n hoofd. Ik stink een uur in den wind. De bedden doordrenkt en wij d'r maar weer uit. Opeens een geroep van: stokers gevraagd. De stokers hadden 24 uur achter t vuur gestaan, en waren ziek neergevallen- We hadden geen stoom genoeg; zoodat we dus niet binnen zouden kunnen loopen. Toen zijn een paar Terschellingers gaan stoken, en zoo zijn we toen verder gegaan, 's Zater dags kwart voor 9 uur waren we weg gegaan, den buit hadden we verspeeld en 's Zondags middags 10 min. over 1 uur kwamen we terug. Nat, koud en vuil, in 30 uur hadden we niet geslapen en niet gegeten. We zijn naar huis gehold, dwars door de menschen heen! Ik heb me gewasschen en verkleed, 'heb gegeten, en ben een paar uur gaan slapen, 's Avonds om 10 uur ging ik weer naar de kooi, den volgenden dag om half twee werd ik wakker, en ben de andere jongens op gaan kloppen, die ik zag In bed liggen. Ik heb nooit veel gegeven om kran tenberichten van tien menschen, zus en zoo verdronken, maar toen we hoorden, dat er 's nachts buiten den dijk in 't zicht van de haven een tjalk was gezonken met 10 kin deren en man en vrouw, was dat beroerd om te hooren. En dat er van die kerels die we gezien hadden, en die juichten, dat we ze kwamen halen, ook nog 3 naar den kelder gegaan zijn, is verschrikkelük'als je dat mee maakt." i Te Nümegen is de aannemer M. M. bü een bouwwerk aan den Daalschen weg van een steiger in den kelder gevallen. Hü werd ern stig gewond aan hoofd en handen en klaagde over pijnen In den rug. Per auto werd d« jonge man naar het ziekenhuis vervoerd Zijn toestand is ernstig. M. van Welie Bü Kon. Besl. is de heer M. van Welie, te Oosterbeek, benoemd tot burgemeester van Borculo, als opvolger van jhr. ir. R. R. L. de Muralt. De "heer Van Welie ontving zijn opleiding aan de Kon. Militaire Academie te Breda In 1896 vertrok hij als officier naar Ned.- Indië, waar hij een eervolle loopbaan door maakte. Behalve ln de actieve diensten, waarbij hij werd geplaatst, was hij o.a. vele jaren werkzaam bij de Constructie-werk- plaatsen te Soerabaja, zoodat hij met vele Ridder in de Ordé van Oranje Nasau De heer A. J. Marcusse, hoofdcommissaris van politie te Amsterdam heeft gisteren zün laatste ambtelijk bezoek aan den burgemees ter gebracht. De heer De Vlugt heeft tijdens dit bezoek aan den heer Marcusse medege deeld, dat H.M. de Koningin hem had be- noemd tot ridder in de Orde van den Neder- landschen Leeuw. De secretaris van de gemeente Doetinchem, de heer R. J. de Vrieze, heeft van den Offi cier van Justitie bericht ontvangen, dat hü in verband met de tegen hem ingebrachte beschuldigingen van alle rechtsvervolging is ontslagen. 1 Zoóals men zich zal herinneren, had de raadscommissie inzake corruptie ook verschil lende ernstige beschuldigingen tegen den secretaris ingebracht, die den raad in zün vergadering van 23 Augustus met 8—7 stem men deed besluiten deze beschuldigingen in handen der jusitie te stellen en hangende dit onderzoek dezen ambtenaar in zijn functie te schorsen. Eens op een avond, zoo begon een En- gelsch officier zijn sensationeele vertelling over zijne Aziatische jachtavonturen, leidde Amir, mün dienaar, me over enge djungel- paden naar een steile kloof vol rotsblokken e;i klein struikgewas en aan beide kanten riet. Onderweg maakte hij dikwijls halt en wees me dan op reuzengroote voetsporen, die duidelijk zichtbaar waren op de moerassige paden. Uit de diepte der indrukken en de groote ruimte tusschen voor- en achter poot, vooral als een dier over 'n waterplas moest, kon men zich niet anders dan met ontzetting de kracht en grootte van de beren, die hier geloopen hadden, voorstellen. We gingen heel stil tusschen eenige rotsen zitten, van waaruit we juist in de kloof kon den kijken en, nadat we anderhalf uur ge wacht hadden, hoorden we beneden in 't struikgewas het welbekende grommen. - Dat is een oogenbhk van vreugde en vrees tege lijk en er is wel geen hart, dat niet z°u be ginnen te bonzen. Amir stond heel zacht en langzaam op, om mij te wenken. Ook ik richtte mij heel voorzichtig overeind, sloop naar hem toe en zag in de richting, die hü wees. Ongeveer Vüf en zeventig meter dieper ont waarde ik een glanzenden zwarten pels. Een berin en een jong, fluisterde Amir; direct na het vuren weer laden! Ik zocht een vasten stand, richtte recht op den zwarten pels en schoot. Het knallen van de zware buks klonk door 't heele dal: dan werd het plotseling stil. De terugstoot had mij achteruit geworpen, maar Amir riep opgewonden: Zij is getroffen, kijk maar! Ik stond op, laadde opnieuw en wachtte den aanval van het woedende dier af; maar het kwam niet, en zoo gingen wij dan tred voor tred naar beneden, 't Was duidelijk dat wü Het dier getroffen hadden, want we vonden Het struikgewas vertrapt en plat, den grond losgewoeld en zagen bloedvlekken. Voor dezen avond echter was het te laat ge worden om het gewonde dier nog te achter volgen. Den volgenden dag begonnen we weer met onze drijfjacht. Op den namiddag hadden we een grooten waterstroom bereikt met een rij groote rotsblokken in 't midden van 't dichtste riet. Op 'n klein, kaal plekje zetten Amir en ik ons neder. Hij zat links van mij, hield mün jachtbuks tusschen zijn knieën en steunde tegen een jongen boom. Dit boompje zou ons het leven redden. De linie der drijvers kwam dichterbü, 't schreeu wen en roepen en slaan der stokken werd steeds luider. Plotseling begonnen allen vree- selijk te brullen en krijschen Ik richtte mijn geweer op de vrü droge plek steenen voor me, klaar te vuren en weer te laden, zoo gauw als de groote zwarte gestalte zicht baar werd. Daar schreeuwde Amir verschrikt; 1 „Mün God!" en schoot de beide loopen van mijn jachtgeweer in de lucht af. Toen ik opkeek, zag ik een grooten zwarten beer op zijn achterpóoten staan, die probeerde, zich met zün klauwen op ons te werpen. Alleen de jonge boom belette hem dit; toen Amirs schoten afgingen, draaide het dier om. Het viel en rende daarna terug het struikgewas Amir zag er uit als een bezetene; de aderen zwollen op zijn haviksgezicht. Haar na, Sahib! hijgde hij; ze zal min stens drie menschen ombrengen. 't Was een groote consternatie en paniek, de drijvers drongen samen, hoewel we schreeuwden als gekken, dat ze moesten op passen. Ik zag, dat een tragisch einde dreigde, want ieder oogenblik kon het woe dende dier zich op eenigen van onze man schappen storten, Derhalve nam ik mün ge weer stevig vast en hield mün dienstrevolver in mün tascn gereed voor een gevecht. Amir had mün geweer weer geladen. Daar stormde bliksemsnel het zwarte gedaante ter züde 't bosch ln en verdween naar be neden, waar 't ook Vandaan was gekomen. Ik liep uit alle macht, om het den voor sprong te ontnemen. Juist stond ik in 'n kleinen kuil, toen de berin boven mijn hoofd opdook, zoo dicht, dat ik haar met een lans had kunnen raken. Ze stond stil, en ik zag door de bladeren juist haar zü en vuurde er midden in. Wederom rende ze weg, en wij volgden haar over nauwelijks begaanbaar terrein zoo nabij als we konden, ons rich tende naar de bloedvlekken op steen en struik.'Eenmaal waren wij het spoor bijster en overlegden 'n paar minuten; daar stiet Amir een kreet uit, en we renden weer voor uit. We waren bij een kloof gekomen, en hier zag ik eindelijk, omhoog kijkend, mün vüand van aangezicht tot aangezicht. Nog nooit heb ik een blik, zoo vol haat en woede gezien als dien, welke de berin op mij richtte. Ik gaf haar nog een boon ln d'r nek, die iéder dier ineens gedood zou heb ben. Maar zij liet haar tanden zien en richtte haar starren blik op mij en deed nog moeite om op te komen. Ik zag, dat ze spoe dig bü mij zou zijn, want alles was tamelijk steil afloopend en ze was maar twintig me ter van me verwijderd; derhalve trok ik mün geweer nog eens en in wanhopigen ba-ast en voorzorg gaf ik haar een pit in d'r kop, juist onder 't oor. Haar kop viel tusschen haar voorpooten. De aanloop, dien ze juist wilde nemen, wierp haar hals over kop naar voren en ze kwam als een groote, kolossale, wollen bal naar beneden rollen. Ze suisde langs me af en bleef tegen eenige boomen 'iggen Nu kwamen de inboorlingen onder luid gejubel over den dood van de berin te voorschyn, die hun zooveel schade had be rokkend. Het was een buitengewoon ghoot dier, oud en ervaren, dat zeker al menigen valstrik ontsnapt was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 8