EEN FRAAIE L UCHTFOTO VAN DE KA Cadum Zeep WAT DE MIDDELBARE SCHOOL VRAAGT HEEREN-BAAI St. Nicolaas Cadeau lames 5.^ inderkleedii TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 24 NOVEMBER 1928 BLADZIJDE om nooit te vergeten Vatnpyr Stofzuiger VRAGENBUS Brabantsche Brieven De alom gewilde pijptabak Melange van rijpe tabakken f 98.- éeeft een overvloediè roomachtiè schuim. Hetéebruik hiervan voor uw toilet en in het bad is een weelderié éenot. Bovejistaande foto werd tijdens de plechtigheden van Donderdagmiddag genomen vanuit de vliegmachine, die langen tijd om de Kathedraal cirkelde A Het feit dat, na Kerstmis, vele ouders 'en niet minder: de hoofden van scholen' méér dan gewone zorg gaan besteden aan de voorbereiding van hun kinderen (er. leerlingen) die voor de Middelbare School bestemd zijn, was voor de Redactie reden genoeg mij uit te noodigen om over deze voorbereiding een artikel te schrijven. En de omstandigheid, dat nog onlangs een oezorgde vader en een actief hoofd eener school bij mij, in mijn kwaliteit van leeraar, kwamen informeeren, heeft er toe geleid, dat ik een.en-ander eens nader heb overwogen. Ik meen dan ook voldoende toegerust te zijn om belanghebbenden belangstellenden in te lichten aangaande Je eischen en wenschelijkheden die het M.O. t. o. v. zijn aspirant-leerlingen heeft Maaralléén wat betreft het Neder, landsch kan ik mijn kijk daarop geven Toch leide men uit deze beperking niet af, lat het „dus maar een klein onderdeel is ran wat door de M. S. gevraagd wordt. 41 wordt voor de toelating tot de HB.S Gymnasium en Lyceum in vier vakken ge 'xamineerd, het Nederlandsche-Taalge leelte is veruit het uitvoerigste: omvat stijl :n spelling en spraakkunst; waarbij nog :omt „lezen" als ook mondeling moet ge lamineerd worden. En niet alleen hierom néér nog omdat het onderzoek naar het aalkunnen en -kennen een meting is van :e gevorderdheid van den geestelijken groei, :n daaruit reeds, met eenige reserve, te be- iuiten is of de aspirant „rijp" is voor de jneemt in het toelatingsexamen het nederlandsch een eerste plaats in. Het ver. lient die dus evenzeer in de voorbereiding iaartoe op de lagere School, Nu kan wel elk ouder en hoofd voor de ïxameneischen zijn licht opsteken aan het iesbe treffend Koninklijk Besluit, maar aiteraard is dit heel schematisch, en laat laardoor groote speelruimte voor verschil end interpreteeren. Ik zal daarom de in dit i. B. aangegeven eischen preciseeren, en nijn opvatting over den inhoud ervan mede- ieelen. Dit doe ik, geloof ik, het best door uiteen te zetten wat de L. S. niet moet loen; en wat wel. ECHTE FRIESCHE llccdi uana50 ct. per pond 20 cl. per om 10 cl per l/} om NV. DOUWE EGBERTS TABAKSFABRIEKEN /SURE - UTRECHT - AMSTERDAM - DEN HAAI Opgericht 1793 èn .voor hen die voortgezet en middelbaar enderwijs gaan volgen. Van de grootste be. teekenis is, dat de leerstof heel eenvoudig gehouden wordt; men grijpe niet te hoog: naar poëtische taal, of wat daarvoor moet doorgaan 2. Wat het stellen betreft: laat nooit toe dat uw kinderen taal schrijven die boekig is, rhetorisch boekig. Geen verhevenheden als: het bootje op de levenszee, het lachen de landschap met zijn zilveren beekje, dat zoetjes ruischt en kabbelt, of, zich als een zilveren lint door de welige landouwen heen slingert. Dat alles is on-natuur. Voor on- volwassenen al; hoeveel te meer voor kinderen. Toelaten (of erger: bevor taal-van.nu als norm dienen! Dito met het deren) van dergelijke „schoon"schrijverij is, onderscheid henhun. Uit de taalhistorie paedagogisch gezien: cultuur van de on- blijkt, dat men dit onderscheid (kunstma- waarachtigheidstilistisch, door het groeien I tig dus) heeft willen invoeren, dat het van den dwazen waan dat „taal" iets is van- echter in de levende taal nooit is opgenj- buiten-ons: het onderdrukken van oor spronkelijke uiting, van de natuurlijke vrije uiting zelfs, en het levend, groeiend kind gekneld houden in het nauwe en benau wende, meer (leeg-) gewichtig dan met wer- kelijken inhoud. Daarom keure de onder wijzer zelfs betrekkelijke kleinigheden in het woordgebruik: het schrijven van „doch" „reeds", „niettegenstaande", „gij", „schoon tafereel", „daar" (in de beteekenis van „omdat"), „degene" e. d. Af. Wij, vol wassenen >unnen en dan nog alleen in bepaalde soorten van taal dergelijke woorden spreken en schrijven, ze misstaan in de taal van het kind, en hooren niet in opstelletjes over de gewone, alledaagsche onderwerpen. Evenmin constructies als: het bezit mijns vaders, het kind der vrouw, op dat ze ook niet schrijven (historisch; uit een opstel van een 5e klas H. B. S.-erU „de stem der rijksveldwachter". Waarom zouden kinderen en wij wel kunnen zéggen: Truus (d)'r pop, op Jan z'n leeftijd, niks, een heeleboel, maar zou dit te schrij ven taboe zijn? Laten de leerlingen in hun groote-kindertaal schrijven, en over onder werpen die in hun levenssfeer liggen. 3. Aangaande de spelling van het Neder - landseh, de L. S. vermijde de training m „echte" dictee woorden, als daar zijn: het beruchte onmiddellijk, bruisen en ruischen, nochtans en althans, fonkelen en vonkelen, kindsheid en kindschheid. behept, beren en beeren, en nog tientallen meer. De on. derwijzer van de hoogste klas (sen doet goed daarop zoo nu-en-dan, ongezocht, te wijzen; maar voor training in het z.g. zui- ver-schrijven heeft hij andere, straks nog te noemen objecten. Hamér ook niet op ,,gij(!) zoudt" met dtwat nagenoeg nooit gezegd en geschreven wordt; men lette liever op het telkens voorkomend „zond je (u, jullie)" met d en wat haast-de-helft van de nieuwe eerste-klas. sers foutief spellen. Ook de gebiedende wijs-meervoud kan veilig achterwege blijven; tegen méér zoowél als tegen één zegt men schrijf!, werk door! en spelt het zonder „t" Waarom dan „zend het me" tot één gezegd, met d, tegen meer met dt? Wat in vroe ger eeuwen mogelijk gezegd en gespeld werd, kan toch I Verkoophals Cr.Houtstr. 15 TELEFOON 15497 men. Laten kinderen (en volwassenen, doorgaans!) altijd schrijven inpl. v. hen: ze of hun! Dwing ze ook niet, tegen de taalwerkelijkheid in, tot het schrijven van „dan" na een vergrootenden trap. Rijker als is even goed algemeen-beschaafd Ne- derlanösch als dan. Overbodig is het wsch., nu, A. D. 1928, op te merken, dat het Nederlandsch vrij is van de naamvals-n, als uitgang van bijvoeglijke en zelfstandige woorden, en dat men die op de L. S. ook niet aanleeren moet. Wie hieraan beginnen zou, kwam aan geen eind. endit zou alles gaan. ten koste van wezenlijk en aangenaam taalwerk: spre ken, lezen, stellen. Maar niet overbodig, blijkens mijn ervaring op lagere en Mid delbare school, is het geven van den raad om de leesteekens niét grammatisch, naai de ontleding van den zin, te piaatsen. Hoe- velen niet beginnen eiken „bij"zin met een komma, terwijl dikwijls toch zoo'n teeken het ineens.goed lezen belemmert. Geen komma (na man) in „De man die zijn vrouw slaat, is een laag mensch" (restric. tieve bijzin)maar wél in „De man, die van nature sterker is dan de vrouw, is daarom meer geschikt tot zwaren arbeid" (explicatieve bijzin). Dat dit meer is dan een gewoon spelling-regeltje springt in net oog: slecht lezen, herhaald lezen, niet pre cies verstaan, is het gevolg van zoo'n wijze van interpunctie, die helaas in heel veel school- (en andere) boeken gevolgd wordt. derstellen. De L. S. make zich daarom niet druk over de ontleding van ingewikkelde zinnen en over „twijfelgevallen"! Men dis- puteere er niet over of in den zin „hij is goed dokter" het laatste woord bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord is; en of „uit" in „het spel is uit" bijvoeglijk naamwoord dan wel bijwoord is. De professor in Neder, landsch keurt beide benoemingen goed, en éven goed! Ten opzichte van de ontleed, materie kan ik geen beter advies geven aan: neem zoo 'ns ééns in de Week een paar onnoozele, nietszeggende zinnetjes onder het ontleedmes. Ontleed die z.g. taal- en redekundig, maar zonder eenig getheoreti seer. Mechanisch-weg, als een sportief in termezzo tusschen ernstige bezigheden En, „naamvallen", „geslacht" van zelfstan dige naamwoorden, de gebiedende-wijs meervoud, hierover zwijge men als het graf! (Slot volgt) 4. Als laatste onderdeel van het Neder landsch komt „woordbenoeming" en „zins ontleding". Door het Koninklijk Besluit niet voor dj5 veranderde i worden ze nog genoemd: de M. S. moet beide daarom, alléén daarom, eischen. Ge lukkig vordert het K. B. maar weinig, zoo dat de moderne taalleeraar, die liever niets daarover zou vragen, bij de candidaten M. S. slechts een minimum van kennis wil veron- Vraag: Augustus 1916 heb ik een Hol- landsch 15 aandeel gekocht. Dat aandeel is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 22 September 1904 No. 24. Ik heb het op maandeiijksche afbetaling van 1 per maand. De kwitanties hiervan zijn mij geregeld toegezonden door het Admini stratiekantoor voor Effecten, Heeren gracht 231, Amsterdam. Tijdens de afbetaling wordt mij na elke trekking, die 6 maal per jaar plaats heeft en hooge en lage geldprijzen uit loot, een trekkingslijst gezonden. Daarna heb ik er niets meer van vernomen. Dat kantoor is daar niet meer gevestigd. Het is mij niet bekend, waar het thans geves tigd is. Zoudt u voor mij kunnen nagaan of mijn lot Hollandsch 15 aandeel, serie 65628 No. 12 is uitgeloot, als het nog waarde heeft, of waar ik hier naar informeeren kan? Hoeveel jaren kan zoo'n loterij duren? Aantw.:. Bedoeld stuk is waardeloos; directie dier maatschappij is niet meer bekend. Vr.: 1. Mag bij pandoeren het ge vraagde troef-aas op een vreemde kleur vallen, of moet dat aas ook op een troef blad vallen? 2. Mag bij misère een vreemde kleur troef gemaakt worden of moet men troef in de kaart hebben? Antw.: 1. Het is geoorloofd en wordt ook algemeen gespeeld, dat men troef-aas op een willekeurige baart mag vragen, a. U bedoelt waarschijnlijk te vragen, of u een kleur troef mag maken, waarvan u geen kaarten in de hand hebt. Dat mag. Vr.: Kunt u mij het juiste adres opgeven van het „Handelsblad" uit Canada, voor het adverteeren in dit blad voor bloem bollen? Antw.: Uit Canada is ons geen spe ciaal tuinbouwblad bekend, geschikt voor het adverteeren van bloembollen. Wilt u Amerikanen bereiken met uw advertenties, dan kunt u bijv. adverteeren in „Flowers Review", dat te Chicago verschijnt. Vr.: De Kerk is in het bezit van een premieaandeel van de Hollandsche Grond- kredietbank, groot 15, serie 27582, No. 39. Kunt u mij ook zeggen of dit reeds is uitgeloot? Antw.: Niet uitgeloot. Vr.: Hoe is het adres van den Haven dienst te Amsterdam? Antw.: Wend u tot het kantoor van den Havendienst, Schreierstoren, Prins Hen drikkade, Amsterdam. 1. Ten opzichte van het lezen: de onder, «ijzer (in het bijzonder die van de hoogste das) zorge ervoor dat leelijk- en onjuist- leden als het laten hooren van eene, :enen, den hem (voor het geval het 'm is), nyn (voor m'n), in de klas radicaal onder - irukt worden. Ook, dat wat als zin of zins- leel bijeenbehoort, als zoodanig gelezen vordt. Te veel komen er op de M. S. die ezen (en déar tot in de hoogste klas toe) vat-doet-het-er-toe, in plaats van het in •emeenzaam-beschaafd Nederlandsch ge. joorde „(w)(a) doeteretoe"; „Ik-leef-daar" roor „kleevdaar" enz. Het lezen naar de letters en naar de losse) woorden mag niet voorkomen bij :andidaten-M. O. In de vierde klasse van :en goede lagere school leest de gemiddelde leerling immers al zóó dat het een natuur, ijk-weg préten is. Ook moet de kwaliteit ,-an het lezen niet te zeer gezocht worden m het .Jangzaam en mooi" lezen. Het is ?en kleine minderheid van lessen die een langzaam tempo vereischt. De meeste les. sen moeten sneller (wat volstrekt niet dentiek met afraffelen hoeft te zijn!) ge- ezen worden dan meestal op de L. S. ge- ieurt. Het gewoon-verhalende vraagt om ?en tempo dat het vlugge en vlotte spreken nabij komt. Daarenboven: voorwaarde tot Vlug lezen is vlug overzien, en de vaardig- leid hierin beteekent een enorme tijdsbe- iparing bij het leeren van lessen, ook in andere vakken. Als snellezen samengaat net verstandelijk lezen: de leerlingen ge noodzaakt worden zich rekenschap te ge ven van den inhoud van het gelezene, dan heeft de school die dat bereikt een heel nuttig stuk werk verricht: èn voor de kin. leren voor wie het L. O. eind-onderwijs is. Een hard «tuk zeep.dat tot het Va fjt laatste vliesje Jff debruikt kan ff aI worden Bmg ty JH Ulvenhout, 20 November '28 Menier, Wa-d-'nen stürm is me da van deus week gewist, hé! Heel de mederne iisjietectuur is om gewaaid! Want as ge de kraanten d'r goed op naleest, dan zijn 't alle maal spikspllnter- huuwe huizen en viela's die de stürm üit mekaar ee ge blazen. In Gouda zijn effetjes twalef van die bouwsels tot „luchtkasteel" verheven. In Amsterdam zweefden in één straat 'n 'Uiuwe straat, amico alle veranda's gelijk We8- Een zo'n dlngeske piepte-n-'m van 'n tierde etazie en kwam terecht bij d'n over buurman m z'n bed. In Enkhuizen gong 'n Vle'a tot poeier, ok 'n nuuwe, en de viela -Aaksternest" in den Haag, ok zoo goed as pas-gebakken, veranderde in 'nen kstemest! En as ik alle weggestoven- "ederne-arsjietekten-kuren moes opsom- Ik' ia" was Jouw kraant te klem, amico! k zal 't dus hierbij maar laten, want jouw as \,1S 0k nie in de wereld Seschupt om kunst mand dienen van de medérne Keb kennissen in de stad, die wonen ok in zo'n lief-medern-hartiestiek gedoeike en 't hiet: „viela" (teugeswoorig liiet alles „viela", zooas elk getrouwd wefke. „me vrouw), „Transtop". Keb al gezeet: „ge mot 't maar omkeeren! Dan bende dichter bij de waarheid. As m'nen amico, die dan dar in die viela de „Potsnert" woont, 'n spijkerske in d n muur slaat, om 'n spiegel tje of 'n ander prulleke d'r aan te hangen. dan spijkert ie z'n buurvrouw in d'r'k zal maar zeggen: rug. As 't 's nachts regent, lee-t-ie mee de pèrepluu-öp in bed. As-t-ie niest, dan vallen bij de buurvrouw de poppekes van de schouw en as 't er 'n bietje wind staat buiten, dan waait binnen bijna de illektrische lamp uit. Z'n ramen staan dwars in den gevel en 't inteerejeur is net geverfd as 'n bioskoop. 'n Gezellig huiske. As ge 'n bietje hard i lacht, val 't behang van d'n muur af en elke week mot ie gras knippen tusschen de S'ileeten van d'n vloer. Zebben dan ok d'ren stofzuiger omgeruild voor 'n grasmaai- mesjieneke. En as hier vandaag of mergen 'nestürm komt spoken, zooas da-d-in I Holland lanst de zee wel gebeurt, nouw amico, dan waait de „Potsnert" zóó zeker tot kruimeltjes, zóó zeker, as Trui d'r neus druppelt. Da's nouw 'n predukt (nie Trui d'r neus. horre!) van de medérne kunst. As Piet d'n harsietekt 'n bouwvalleke ee neer gekwakt, dan schrjjf Jan: „Piet z'n leste kwakske is een openbaring." En as Jan d'n harsietekt zo'n kasteel ee gebrouwen, dan schrijft Piet: „Jan z'n brouwsel is 't letste wèreldwonder". En amico ze zijn op die manier beroemd nog veur d'r werk om gewaaid is! Ze kunnen zeggen wa ze wil len, maar één zo'nen stürm doe meer veur de kunst as alle schoonheidskemissies bij mekaren; wa gij? Maar laat ik er nouw maar over ophouwen, de arsjetektuur van de leste jaren is nouw bijmekaar geveegd en 'i wachten is nouw op 'nen muzekalen stürm, die alle Jesbenden kist. Basta! Want anders zou m'n vel heelemaal vol zijn vóór ik oew nog wa verteld had van die rechtszaak, waar 'k oew verleejen week over schreef. 't Liep dan hierover asda 'k 'nen haas z'n 'ichtje uit had geblazen op m'nen eigen grond, mee m'n eigen geweer en 'n haas, die gevoerd was mee mijn eigen gruuntes. En toen 'k dacht 'm nog eigener aan me te maken, deur 'm op 't vuur te zetten, toen gong ik op d'n bon veur strooperij. Affijn, om kort te zijn, ik kreeg 'n uit- noodiging uit naam van ons Koningin zeilevers, om ten 10 ure v.m. te verschijnen op 't trimmenaal. „Ik gaai mee," zei Trui „Gij blijft thuis," zee ikke weer. ,,Ik heb r.ouw 'nen naas geschoten, gij hoeft er nog nie 'n paar bokken bij te schieten, want dan wor-et 'n schietpartij, waar d'n wereld oorlog nog 'n klein beesje bi) is en dan draai ik heelemaal de pèrepluu in!" 'k Gong dus alleen. En ik was op tijd. 'k Docht as ze mijn daar laten komen namens de Koningin, dan mot ik op tijd zijn, want dan zullen ze daar ok wel medèl zijn. Maar jawel, da was al zóó mis. 'k Moest wachten in 'n kamer, waar nog meer van die klaanten zaten, die der porsie kwamen halen. De masjesee, die mijn die loer had gedraaid, was er ok. „Zoo, Dré;" zee-'t-ie, „gij kom zeker veur die strooperij?" „Bende nouw heelemaal besjokke," vroeg ik aan die berenmuts, „ik koom maar 's kijken noe gij 't zooal mokt teugeswoordig." „Uitste kend," zee-t-ie, „uitstekend; dank je Dré." „Ge hoef me veur m'n belangstel ling nie te bedanken, beste jongen." gong ik verder, „\Vant da vin ik jammer genogt." En zoo, m aangenaam gesprek, was 't twalef uren veur ik 't wist, zoo gezellig was net en toen moes ik op de proppen komen. De deurwéèrder diende me-n-aan: 't gaat dar allemaal sjiek, amico. D'r waren 'nen president, 'n stuk ol wa rechters, 'nen grifvier en 'nen officier. Maar zoo aan d'n buitenkant zien z'er allemaal net eender uit: 'nen zwarten soepjurk, 'n wit slabbeke en 'n zwart metrozenpetje op. „Ben je al eens meer vereurdeeld?" vroeg de órezident. „Nimrne nie kwalek, menier de veurzit- ter," antwoordde-n-ik, „da's gin vraag aan 'nen mensch, die ge veur 't eerst van oew leven sprikt!" „Antwoordt," zee-t-ie. „Neeë, zee ik. ,,Of, ja tóch; eenen keer pas en toen hè'k levenslang gekregen, meneer d'n Rechtbank." Ze begonnen allemaal te lachen en d'n grifvier dee 't in z'nen jurk. „De heeren zijn zekers ok allemaal ge trouwd?" vroeg ik toen en de president z'n brllleke viel toen van z'n neus. Daar had ik op staan loeren, amico, want da ding stong nét op 't alleruiterste topke. „Mijnheer hihl de Griffier hihi leest u de hihahi de dagvaerding veur, sielvoeplee?" zee-t-ie toen. En die roefelde toen 'n stuk Nederlandsche taal af, amico, waar 'nen perfester in 't Nederlandsch, gin touwke aan vast kos knoopen. „Is dat zoo?" vroeg toen Hi Ha weer. „As da-d-allemaal zeggen wil, da'k 'nen haas in z'nen raap heb geschoten, ja," zee ik: „Maar navenaant da jullie hier zoo kort en bondig aangeleed zfjt as 'nen kur- peraal van de infantrie, konde da smoesje van d'n grifvier ok wel 'n bietje vlugger en begrijpelijker op pepier zetten, president." „Houdt je bek," vroeg ie beleefd. „Ja Trui," zee ik. „Wat? Wa-a-at zeg je daer?" „Purdon president, maar as ik afgesnauwd wor, dan denk ik altij da m'n vrouw aan 't woord is!" De masjesee moes ok veurkomen. „Herkent gij in dien verdachte (da was ik) denzelfde, dien gij hebt verballezeerd wegens strooperij, toen en toen?" vroegen ze aan da merakel. En toen keek ie me aan van boven tot onderen of ie me nog nooit gezien had. „Jo, kek me niet zoo aan," zei ik, „ge wit best wie ge veur oew het, kemeedie- jant." „Zwijg, kérel!" riep Hiha weer en de grivier z'n oogen zeeën: „ja Trui." Ik knipte 'n ogske naar 'm en hield m'nen muil dicht. Ik docht: as Hiha zóó gaat praten, ga-g-et m'n centen kosten. „D'n officier „vroeg" vijf en twintig gul den boete. „Wat heb je daarop te zeggen?" vroeg d'n baas toe. Ik zee: „Asda-d-et vijf en twintig pop teveul is! Dieën haas is van gin mensch! En die frit mjjn spullen op. As ik aan 'm vragen zou: menier de Haas zoude as te- blieft bij d'n president van de Rechtbank de boel op willen gaan freten, dan zou ie da nie doen president, want 'nen haas wit ok wel, waar ze 't beste opscheppen! Ik vraag dus vrijspraak." „Uitspraak heden over veertien daegen", zee-t-ie-toen en da wou zooveul zeggen as: huppel maar op. Keb tien gulden d'r uit overgehouwen, amico, en nouw schiet ik natuurlijk nooit 'nen haas meer. Nooit meer, kek maar naar m'n gezicht! Pst, stil zeg, wil-er eenen emmen veur de Kerssemus? Nie over zeeveren, amico, dan krijgd-er eenen. Of twee? Ok goed! Ik stuur er d'n president ok eenen en dieën masjesee krijgt „de vellen". Amico, ontvang, as alty, de beste groeten van Trui en gin horke minder van oewen toet a voe DRé

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 5