Brieven uit Belgie Binnenlandsch Nieuws VOOR DE HUISKAMER BARON JACQUES DE DIXMUDE f TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT WOENSDAG 5 DECEMBER 1928 BLADZIJDE 1 RECHTSZAKEN Het spoorwegongeluk bij Rijswijk in den nacht van 15 op 16 October 1927 Het werd er voor hem niet beter op De strafzaak der Veendam- mer Hypotheekbank Twee menschen in woeste vaart doodgereden Een aanrijding met doodelijken afloop Staten Generaal Eerste Kamer Tweede Kamer De Staatsbegrooting 1929 De toestand van Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck Achter het gevelmuurtje Hij had zoo dikwijls den dood vóór zich, naast zich gezien, dat hij hem bijna groette als een ouden kennis toen hij voelde en ver nam, dat hij ditmaal met hem mee zou gaan. En kordaat, zooals in de zandvlakten en oerwouden van Congo, en zooals in de moerassen en loopgraven van Vlaanderen, was zijn besluit, onmiddellijk gevolgd door de uitvoering. De ontboden, bejaarde pries ter kwam. De grijze soldaat van het zwaard biechtte aan den grijzen soldaat van het kruis. Hij stierf, zooals hij geleefd had: dapper als mensch, geloovig als christen. Het leven telde een groote minder. De herinnering telde een onsterfelijke Keer. Want lang vóór zijn verscheiden, was die plaats hem in de herinnering reeds voor behouden. H« leek wel een legendarisch figuur, ook nog terwijl hij tusschen ons ver toefde. En zijn open gelaat, zijn immer levendig flikkerende oogen, zijn beweeg lijke mond onder de zware snor maakten telkens zijn verschijnen tot iets lichtends, iets electriseerends, alsof van hem een wils kracht- en geestdriftstrooming uitging, welke heel zijn omgeving doortrilde en bezielde. Hij heeft de glorie niet nagejaagd. De glorie is met hem meegeloopen Hij, de vroom-biddende, maar ook ronde, joviale krijgsman had er zin noch zucht naar, haar naar de oogen te kijken en zich te oefe nen in het buigingen-maken, om haar te behagen. Integendeel: figuurlijk deed hij voor haar, wat hij zekeren dag van een zijner veldtochten in Congo den verbluften Arabieren te aanschouwen gaf. Reeds zoo lang hadden ze het onbeduidend fort be legerd, waarin hij met een zwakke bezetting het tegen hun geweldige overmacht taai uithield, dat ze zijn val onvermijdelijk acht ten, en door seinen, gebaren en geschreeuw te kennen gaven, dat hij de partij verloren had, dat hem niets meer overbleef dan de wapens neer te leggen. Waarop kapitein Jacques, woedend dat iets dergelijks van hém verwacht werd, en in de onmogelijk heid om zijn toorn aan de tartende uit dagers anders te doen blijken op een uit sprong van den vestingmuur klom, den rug naar de huilende bende keerde, zich bukte enhun het lichaamsdeel toonde, waar op niét alleen in Arabië, maar ook elders, voet en stok zekere tuchtiging toepassen. Het was heelemaal geen salongebaar. Doch met keurige maniertjes kwam. men bij die fanatieke slavendrijvers nog minder te recht. Trouwens, ter verklaring en ter ver goelijking van ditbeau geste" dient er aan herinnerd, dat het bij de Arabieren de gewoonte was, op die wijze hun uiterst misprijzen voor iets of iemand te kennen te geven, en dat het hun dus he. duidelijks en afdcendst antwoord bezoigde op aanmaning tot overgave. Neen hij coquetteerde niet met de glorie, gaf haar geen voetjes, beijverde zich met om haar glimlachjes of guustjes te verwer ven Hü bleef de eerlijke, trouwe, niets dan plicht kennende en vervullende soldaat, van toen hij in de krijgsschool studeerde, tot dat hü onverhoeds, na slechts enkele dagen ziekte in zijn hotel der Krijgslaar. te Elsene, overieend. En bij zijn plicht als soldaat, steeds en overal, zijn plicht als christen. Ook gedurende zijn vier campagnes in Congo, waar hfj zoo heerlijk met de missionarissen samenwerkte, dat de kerstening van Bel gisch Congo voor een niet gering deel ook zijn werk is, en dat verleden jaar, toen Z. D. H. Mgr. Roelens, vicaris-generaal van Bel gisch Congo en een der prachtigste pioniers van de christelijke beschaving in dit hel- densch gewest, plechtig gevierd werd in het Paleis der Academieën, ook de gewezen chef van de Belgische expeditie ter bestrij ding va® den slavenhandel in Congo, nu ba ron Jacques de Dixmude, daar gehuldigd werd door de Doorluchten Jubilaris en door de ontroerde dankbare vergadering. Want zoo min van het invoeren en uitbreiden van het Christendom in Congo, als van het vestigen en verstevigen der wereldlijke macht aldaar, kan er gesproken, zonder den naam van dien grooten Belg er met eere bij .te ver noemen. Wat hij geweest was in Afrika: een wel nauwgezet, maar toch goedhartig overste voor zijn ondergeschikten, bleek hij ook tijdens den vierjarigen oorlog, toen hij op volgend te Luik, Visé, Wandre, kórtom heel den door den opmarsch der Duitschers afgebakenden weg tot aan de Yser, zijn sol daten bezielde door zijn onverschrokkenheid, meer nog dan door zijn meesleepend woord. Want ook de meest van schrik verlamden, werden nog opgestriemd, toen hij onder anderen te Haecht, bij het zien, dat zijn troepen gingen wijken, onder den druk van een tienmaal talrijker vijand, uit de gracht sprong vai\, waaruit hij het gevecht leidde, een vluchtend soldaat weerhield, hem zijn geweer ontrukte en tot in het midden van den door het vijandelijk vuur bestreken weg liep, bulderend: „Hier. Terug! Ge ziet immers, dat er geen gevaar is!" Slechts gehoorzaamheid aan het opper bevel, kon hem tot deinzen dwingen. Den langen misèretocht, van het oosten naar het westen, door het verraste en overrom pelde België, moest hij zijn verlangen om stand te houden neervechten, zich voegen naar de orders van de hoogere legerleiding. Doch welk een opluchting, toen hij eindelijk bij Dixmuide mocht stil blijven, niet meer den vluchtenden rug, mara de vooruitko mende borst naar den vijand mocht keeren! En wanneer hij bevel ontvangt de positie te allen prijze te handhaven, ontsnapt hem het eenvoudige woord, dat gansch een ka rakter teekent: „Natuurlijk!" Hij vond het natuurlijk, dat men weer staan zou, ondanks alles, tot den laatsten man. Want hij rekende zichzelf er steeds bij, zich éérst bij degenen, die den dijk zouden vormen, welke den Duitschen spring, vloed moest weerhouden. En hij weerhield dien springvloed. Zoo de vijand er niet in slaagde, spijts ontzaglijke inspanningen en ontzettende opofferingen, op dit uiterst strategisch punt door te breken, dan is het wel in de allereerste plaats te danken aan de 3e divisie, onder bevel van generaal Jacques, die zich door haar schitterende wapenfeiten, den titel toekennen zag van „ijzeren divisie". Alhoewel driemaal ge kwetst wilde Jacques van geen verlaten van zijn post hooren. Het order luidde immers: „Blijven?" Welnu, hij zou 't! Hij was, gewis, de overste. Hij was tevens vooral, de kameraad, de vriend van zijn mannen, „noss Jacques", zooals hij in het Waalsch dialect genoemd werd, zoowei door den simpelen jager, als door den gegalon- neerden officier. Als kameraad en vriend ging hij met hen om, bezocht ze in de voorste loopgraven, en had daarbij soms van die woorden en gebaren, welke, komend uit en ingegeven door het hart, een aureool doen opglanzen van goedheid. Zekeren dag inspecteerde de generaal de eerste vuurlijn, rookte daarbij smake lijk een prachtige pijp, hem door koningin Elisabeth, die hem hoog waardeerde, ge schonken. Bij den akelig-beruchten „Borgau de la mort" stuitte hij op een Waalschen schildwacht, begon gezellig met hem praten, zoo ongedwongen, zoo gemoedelijk, dat de arme drommel welhaast alle schuch terheid kwijt was, en zijn bewondering voor de mooie pijp uitsprak. „Ge rookt, mijn jongen?" „Ja, mon général." „Wel, dan is de pijp voor u. Daar." Denonthutsten soldaat de pijp in de hand duwend trok hij glimlachend verder, en zei vertrouwelijk tot den hem verge zellenden officier: ,,'k Zal aan Hare Majesteit zeggen, dat Ik "geen pijp meer heb. Zij zal mij wel een andere geven." „Dan gaat die zeker weer denzelfden weg in," deed de officier schalksch opmer ken. „Maar zeker," bekende de veldheer. ,-;Die mannen geven ons wel hun leven Dit feit en dit antwoord teekenen den man ten voeten uit. Meer nog naar den ziel, dan naar het hart. Meer nog naar het hart, dan naar het verstand. Hij was, in waarheid de vaderlijke overste, die alles van zijn jongens mocht vragen, omdat hij alles voor hen overhad. Soms vergde hij van hen ontzettend veel. Doch dan was het telkens, omdat het niet anders kon, omdat het niet anders mocht, omdat hij aan het bloedsacrificie van honderden van duizenden zijner mannen, het heil van het volk, van de volken verbonden zag. Maar niet zoodra ontwaarde hij de mogelijkheid, om het aan zienlijke van dit bloedsacrificie eenigszins te verminderen, of hij waagde er zijn roem, zijn prestige aan, stelde de verbaasd en wan trouwend opkijkende legerleiding voor, de bezetting der loopgrachten van de eer ste vuurlijn te verminderen, om een deel der levens te sparen, die in het verwoede artillerieduel dagelijks verloren gingen. Op de bedenkingen en bezwaren, door het hoofd kwartier opgeworpen., verklaarde hij een voudig, doch beslist: „Zoo de Duitschers over de Yser komen, zal er geen enkel er levend terug over ge raken." En hij verkreeg de vermindering van effectief. En hij bleef den vijand in bedwang hou den. Ook werd hij door zijn gezellen geacht, door zijn minderen vereerd, als niet één. En algemeen is derhalve de rouw van het leger, dat in hem een zijner zuiverste glories, van het land. dat in hem een zijner degelükste krachten verliest. Want mocht hij en kon hij bevelen, hij wist ook te beminnen, zich te doen beminnen. Al gaarde hij zijn roem in de sfeer van het geweld, het doodde bij hem datgene niet, wat als kostbaarste eigen schap van het gemoed den mensch adelt tusschen de menschen: het gevoel. Hij was een groot krijgsman. Hij was een edel mensch. Hü was een kranig christen. E. in de dagvaarding is omschreven, het gevaar niet heeft doen ontstaan. De reeks van oor zaken van het gevaar zün een onverbreek bare schakel. Zonder de fout van de een, was die van den ander niet voorgekomen. Het is aan de gezamenlijke schuld van de verdachten te wijten geweest, dat het gevaar is ontstaan. Daarvoor zijn zij echter niet gedagvaard. PI. meende op juridische gron den tot vrijspraak te moeten concludeeren. Verder zette pl. uiteen, dat ook feitelijk z.i. geen grove schuld van de zijde van dezen verdachte is komen vast te staan. Zeer sub sidiair drong pl. aan op oplegging van een lichte boete of van een voorwaardelijke straf. Ten slotte heeft terecht gestaan een sta tionsambtenaar uit Den Haag. Deze verdachte heeft aan de beide vorige verdachten order gegeven door onveilig sein bij de Vaillant- laan te Den Haag, heen te rijden, wat ten gevolge heeft gehad, dat trein 1145 op ver keerd spoor is terecht gekomen. Verdachte voerde tot zijn verdediging aan, dat de seinhuiswachter hem telefonisch had doen weten, dat hij den trein maar moest laten komen. Verdachte gaf toe, dat hij gehan deld heeft tegen een dienstorder van den stationschef. Dit gebeurde onder dergelyke omstandigheden meermalen. Mr. Rijkens eischte tegen dezen verdachte twee weken hechtenis. Verdachte's raadsman, mr. Witlox uit 's-Hertogenbosch, betoogde, dat dezen ver dachte in het geheel geen schuld heeft en hü weer er op, dat de commissie van onder zoek tot de conclusie is gekomen, dat er van den kant van verdachte slechts sprake is van een fout. Ook de directie der spoorwegen heeft blijkbaar die meening gedeeld en heeft verdachte dan ook maar zeer licht discipli nair gestraft. Pl. concludeerde tot vrijspraak Uitspraak 18 dezer. Behandeling van drie zaken voor de Haagsche rechtbank Voor de Haagsche rechtbank zfjn gister middag drie zaken behandeld tegen verdach ten, aan wier schuld het te wüten zou zijn geweest, dat in den nacht van 15 op 16 Oct. 1927 nabü Rijswük twee electrische treinen zijn op elkaar geloopen. Het eerst stond terecht een gep. hoofdcon ducteur der Nederl. Spoorwegen uit Rotter dam; hem was en laste gelegd „dat het aan zün grove schuld te wijten zou zün geweest, dat in genoemden nacht te Rüswük gevaar is ontstaan voor het verkeer door mechani sche kracht op een spoorweg, door hoogst roekeloos, onvoorzichtig en onachtzaam als hoofdconducteur op den electrischen trein 1145, welke trein vertrokken was van het Holl. Spoorstation te Den Haag naar Rot terdam via Delft, en zich bevindende op het voorbalcon, terwül hü bemerkte, dat de trein op verkeerd spoor reed, waartoe hü geen schriftelüke lastgeving had ontvangen en evenmin een aanschrüving daartoe had ge lezen, zün trein niet onmiddellük tot stil stand te doen brengen, althans geen andere afdoende veiligheidsmaatregelen te nemen, zünde tengevolge daarvan een botsing ont staan met den van Rotterdam komenden electrischen trein 1144". Verdachte gaf de feiten toe, behoudens dan, dat hem hier grove schuld zou treffen. Hü heeft niet eerder order gegeven om den trein tot stilstand te brengen, hoewel hij wist, dat de trein op verkeerd spoor reed, totdat hij de koplichten van den anderen kant komenden trein voor zich zag. Een botsing was toen evenwel niet meer te voorkomen. Verdachte voegde daaraan toe, dat hü in de war was met een aanschrüving, welke hü gelezen had, doch die niet op het onderhavige rüden van toepassing was. Tengevolge van de botsing is vrü grootë materieele schade ontstaan en zijn verschil lende reizigers verwond. De verschillende feiten werden door eenige getuigen bevestigd. Het O. M., waargenomen door mr. Rükens, eischte een maand hechtenis. Ir. mr. Smalhout, verdachte's verdediging voerende, betoogde, dat feitelijk een sein huiswachter de fout gemaakt heeft, waaruit ten slotte al het andere is voortgevloeid. De drie gedagvaarde verdachten hebben mis schien ook fouten gemaakt, maar naar pl.'s meening is deze wachter de eenige, die het gevaar heeft doen ontstaan, waardoor het ongeluk is geschied. In verband met het groote aantal aan- schrüvingen van allerlei aard, waarmede de hoofdconducteur te maken heeft, stelde pl. de vraag of het wel zoo verwonderlük is, dat zoo'n man eens twüfelt. Pl. concludeerde, dat z.i. verdachte straf- rechtelük niet schuldig is. Vervolgens had zich te verantwoorden een wagenlichter bü de Ned. Spoorwegen, wo nende te Leidschendam, die als wagenbe stuurder op trein 1125 heeft dienst gedaan in den nacht van 15 op 16 October 1927. Aan dezen verdachte was dezelfde grove schuld aan het ongeluk ten laste gelegd ale aan den eersten verdachte. Verdachte gaf toe, dat hij wist, dat hü nlede voor de veiligheid van het verkeer verantwoordelük was, al stond de hoofdcon ducteur ook naast hem. Hij is echter heel op dezen afgegaan en deze bleek het niet verontrustend te vinden, dat de trein op verkeerd spoor reed. Ook in deze zaak achtte het O. M. de schuld van den verdachte bewezen, al is deze hier geringer door het optreden van den hoofdconducteur, waardoor verdachte beïnvloed is. Eisch drie weken hechtenis. Mr. Ter Laan uit Utrecht trad als verde diger voor dezen verdachte op. Pl. betoogde, te dat de fout van dezen verdachte, zooals deze Gisteren heeft het Amsterdamsch Ge rechtshof uitspraak gedaan in de strafzaak tegen den deurwaarder J. Schouten te Slie- drecht, die door de Rechtbank te Dordrecht en het Gerechtshof te 's-Gravenhage dat het vonnis bevestigd'e, veroordeeld werd tot veertien dagen gevangenisstraf wegens op lichting, doch wiens zaak door den Hoogen Raad naar het Amsterdamsche Hof verwezen werd. Verdachte zou zich aan het volgende heb ben schuldig gemaakt: Hij had voor een cliënt, een behanger te Dordrecht, een schade met een verzekeringsmaatschappij te regelen. Met den cliënt kwam hij overeen, dat deze genoegen zou nemen met f 50 en wat hü meer ontving een belooning voor zijn bemoeiingen zou zijn. Hoewel hij f 75 ontving, gaf hü voor slechts f 50, resp. f 40 ontvangen te hebben; hij overreedde den man met dat bedrag genoegen te ne men, daar procedeeren met de verzekerings- maatschappü een te dure geschiedenis zou wezen en stelde hü den man ten slotte, na aftrek der kosten, f 35 ter hand. De advocaat-generaal had bevestiging van het vonnis gevorderd. Het Hof vernietigde het vonnis der Recht bank. Opnieuw rechtdoende, verklaarde het verdachte schuldig en legde hem, gezien den ernst van het feit, veertien dagen ge vangenisstraf op. Gemeld wordt, dat J. J. Wolt-man Sr., een der veroordeelden in de strafzaak der Veendammer Hypotheekbank, in het arrest van het Amsterdamsch Gerechtshof heeft berust. Ook zijn zoon de heer J. Ph. Woltman, die tot negen maanden gevangenisstraf met aftrek van negen maanden preventieve hechtenis is veroordeeld, zal vermoedelijk in dit vonnis berusten. Omtrent de houding van den derden ver dachte, den heer A. C. Möhring, is nog niets bekend. Be dader voor de Rotterdamsche rechtbank Voor de rechtbank te Rotterdam heeft gisteren terecht gestaan de autohandelaar P. P. M. K., 37 jaar, te Amsterdam, wien ten laste was gelegd, dat hü op 28 April 1928 in den avond als bestuurder van een auto, daarmee rijdende op den Rotterdam- schen Rijweg, onder Overschie, hoogst roe keloos, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, met het gevolg, dat hü in een bocht op eenige menschen, die daar bij de tramhalte stonden te wachten, is ingere den. Twee der wachtenden, de heer J. Groen huizen en diens echtgenoote waren door den auto aangereden. Mevrouw Groenhuizen werd zoo ernstig gekwetst, dat zij denzelf den avond ter plaatse is overleden. De heer Groenhuizen werd ernstig gewond naar het ziekenhuis te Rotterdam gebracht. In deze inrichting is de heer Groenhuizen den 3en Mei d.a.v. overleden. Verschillende getuigen werden gehoord, waarna de rechtbank de verdere behande ling der zaak aangehouden heeft tot Don derdag 6 December, tot het hooren van enkele andere getuigen-deskundigen. Een 27-jarige chauffeur-slager heeft gis termiddag voor de Vierde Kamer der Recht bank te Amsterdam terecht gestaan terzake dat de dood van zekeren Roelof H. S. aan zün schuld te wüten is doordat hij op 8 Maart 1.1., toen hij als bestuurder van een vrachtauto op den Zeeburgeidijk in de rich ting van de Indische buurt reed, hoogst roekeloos en onvoorzichtig, onachtzaam en lichtzinnig heeft gehandeld, waardoor hij met dezen wagen op of ter hoogte van het rechtertramspoor genoemden S., die zich op zijn fiets in dezelfde richting voortbewoog, heeft aangereden. Het slachtoffer liep zoo danige schedelverwondingen op, dat het 1 ten gevolge daarvan is overleden. Verd. verklaarde, dat hij het ongeluk on mogelijk heeft kunnen voorkomen. Er werden 17 getuigen charge en a décharge gehoord. I Het O. M., mr. Van Arkel, wees er op, j dat het ongeval vooral is veroorzaakt door het te snel rijden van verd. In 1926 is verd. I al eens door den kantonrechter tot 50 I boete veroordeeld wegens het in gevaar bren- gen van de veiligheid van het verkeer. Een voorwaardelijke veroordeeling of een boete achtte spr. dan ook niet gerechtvaardigd, gezien de gestadige toeneming van verkeers ongevallen eischte de officier één maand hechtenis. De verdediger, mr. A. Hilbringh Prins, be toogde, dat juist wat betreft de door verd. gebezigde snelheid geen enkele positieve me- dedeeling is gedaan, zoodat veroordeeling op 1 grond daarvan niet opgaat. Spr- vroeg vrü- spraak subs, het opleggen van een geldboete. Uitspraak 18 December ».«- te half twee. In de vergadering der Eerste Kamer deel de gisterenavond de voorzitter, de heer J. J. C. Baron van Voorst tot Voorst mede, dat het zijn voornemen is de Kamer weer bij een te roepen tegen Dinsdag 18 December, des avonds te half negen. Aan de orde waren zestien kleinere wets, ontwerpen, die allen zonder discussie en zonder hoofdelüke stemmnig werden aan genomen. Onder die wetsontwerpen was o.m. Onteigening voor verbetering van den Rijksweg van de Haagsche Schouw naar de Noord-Hollandsche grens ter weerszijden van de brug over de Hillegommerbeek te Hille- gom en voor verbetering van die brug. In de vergadering der Tweede Kamer ver zocht gistermiddag mevr. DE VRIES- BRUINS (S.D.A.P.) verlof te mogen inter- pelleeren over de hygiënische en medische verzorging aan boord van schepen naar aan leiding van de voorgekomen ziektegevallen aan boord van de „Insulinde Over dit verzoek zal heden beslist worden. Vervolgens was aan de orde de begrooting van Onderwüs, Kunsten en Wetenschappen. De heer ALBARDA (S.D-A.P.) meent, dat deze Minister in een berujdenswaardige po sitie is geweest. Hü behoefde zich niet af te vragen wat hem te doen stond toen hü optrad. Dr. de Visser had zich als Minister van Onderwüs genoodzaakt gezien (Verschil lende maatregelen, welke hijzelf tot stand had gebracht, weder af te breken. Toen Mi nister Waszink optrad, waren er reeds over schotten op het Staatsbudget; er was dan alle aanleiding om de groote schade, aan het onderwijs toegebracht, eenigszins te herstellen. De wensch, dat dit zou gebeu ren, leefde ook in de Kamer. Vrijwel niets heeft de Minister tot stand gebracht. Spr. noemt o.m. het nijverheidsonderwijs, het voorbereidend hooger onderwijs aan schip perskinderen enz., welke takken van onder wijs nog steeds in de crisisbanden zitten. Wat hij deed voor het zevende leerjaar, deed hij anderhalf jaar te laat. Onze tü'd steld hooge eischen aan de volksontwikke ling en het is noodig dat aan deze eischen wordt voldaan. Mej. WESTERMAN (V.B.) somt ook een aantal maatregelen op, welke zij tot stand wenscht gebracht te zien. De voorzichtig heid van den minister ten aanzien van het nijverheidsonderwijs juicht zü toe. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.R.) herinnert aan zijn nota betreffende de op richting van een leerstoel in cTe homoeo pathic. De houding van den minister, om die nota naast zich neer te leggen, noemt spr. een houding van onwellevendheid, waarvan hem in de parlementaire geschie denis geen tweede voorbeeld bekend is. De minister moet niet meenen, dat hij er nu af is door te verwijzen naar stukken, die ter griffie zün neergelegd. Dit acht spr. ontoelaatbaar en ongepast. De minister heeft zich niet te verschuilen achter ad viezen, maar heeft zelf zün meening ken baar te maken. De heer OUD (V.D.) sluit zich aan bü wat de heer Albarda zeicfe over de Friesche taal. Het beleid van dezen minister is voor spr. geweest één groote teleurstelling. De heer MOLLER (R.K.) sluit zich voor een deel aan bü de geuite klachten. De minister is te optimistisch geweest toen hü zitting nam iu dit kabinet. De minister is optimistisch gebleven en dit heeft hem te leurstelling op teleurstelling gebracht. De minister kon het blijkbaar met zün verant woordelijkheid overeenbrengen, ondanks de sterke rem van „financiën" in het kabinet te blüven. Spr. betoogt dat het blindenonderwijs ge bukt gaat onder veel te zware subsidie voorwaarden. Hetzelfde geldt voor het doof- stommenonderwüs. Met bezuiniging zou op het gebied van het middelbare onderwüs en uJ.o. veel meer te bereiken zijn. In kleine gemeenten zün veel te veel scholen. Spr. sluit zich aan bü de wenschen betreffende het Friesch, doch wüst op het Oost-Neder- Frankisch in Limburg, het West-Vlaamsch in Zeeuwsch-Vlaanderen, de taal in het Saksische gedeelte van ons land, waar de moedertaal eveneens verzorgd moet worden, ook in het belang van de resultaten van het onderwüs. Ter» slotte dringt hü aan op oplossing van het spellingvraagstuk. Het gaat niet aan op de examens alleen de spelling van de Vries en De Winkel voor geldend te verklaren. Men houdt de ver eenvoudigde spelling toch niet tegen. De heer HEEMSKERK: Een vrijbrief om fouten te maken! De heer MOLLER: Dit is een dwaze op merking. Als spr. de leden dezer Kamer eens ging examineeren op De Vries en Te Winkel, wat zouden er legio fouten gemaakt worden De heer ZEILSTRA (A.R.) betoogt dat vervulling van alle wenschen, die zün ge uit, voor geen enkel kabinet mogelük zou zün geweest. Ook spr. betwüfelt sterk of in deze par lementaire periode nog een regeling van het middelbaar onderwüs tot stand gebracht kan worden. De heer TILANUS (C.H.) erkent, dat een minister van onderwüs niet gemakkelük bevrediging kan schenken. Die bevrediging kan nog komen met de voorgestelde regeling van het middelbaar- en aanvullend onder wüs. Intusschen acht spr. het niet waar- schünlük, dat dit laatste ontwerp nog in deze parlamentaire periode kan worden be handeld. Te betreuren is, dat het hooger handelsonderwüs nog niet wettelijk is ge regeld. De heer KERSTEN (S. G. P.) protesteert tegen de uitingen van lof ten aanzien van de openbare school. De heer SCHAPER (S. D. A. P.) acht de Friesche beweging in haar beteekenis fu nest en belachelük. Overal ziet men den strijd om en over de taal. Aanwakkering van den taalstrüd in ons land mag niet plaats hebben. De heer VISSCHER (A. R.) betoogt, dat het lager onderwijs te veel regeeringszaak is geworden en te weinig wordt geregeld door het volk zelf. De regeering dient meer te streven naar soepelheid, waardoor de volksbelangstelljng in het onderwüs zou toenemen! Nog enkele leden bespreken de Friesche taalbeweging, waarna de vergadering tot des avonds geschorst wordt. Avondvergadering In de avondvergadering werd de behande ling der begrooting van Waterstaat voort gezet. De minister van Waterstaat, de lieer VAN DE VEGTE, zette zijn rede voort. Naar aanleiding van den tol te Muiden. merkt spr. op, dat hij reeds lang bezig was met pogingen om dezen tol op te ruimen, voordat het „lawaai" begon. Spr. heeft zich in het geheel niet aan dat lawaai gestoord, en hij acht juist de opvatting van hen die tegen de ingestelde actie opkwamen. In tusschen verheugt het spr. dat hij heeft kunnen medewerken om den tol te Muiden opgeheven te krijgen en daarbij heeft spr. steun ondervonden van drie verkeerslicha- men, aan welker optreden hü alle hulde brengt. Spr. kan voorts mededeelen. dat getracht zal worden, tot geleidelijke afschaffing van de overige tollen te geraken. Daarbü komt spr. tot de kwestie van het lawaai, dat de autobussen speciaal in Ne derland, maken. Dezer dagen is een com missie van deskundigen ingesteld en spr. zal niet nalaten de aandacht van deze commis sie op dat vraagstuk te vestigen. Wat de verbinding AmsterdamRijn aan gaat, hoopt spr. spoedig een plan bü de Kamer in te kunnen dienen, en dan hoopte spr. dat nog in dit zittingsjaar over de zaak zal kunnen worden beslist. Vervolgens komt spr. tot het autobusvraag- stuk. Spr. heeft getracht een weg te vinden, welke voor den Raad van State en het De partement het innemen van eenzelfde standpunt zou mogelijk maken. Het onderzoek daarnaar is echter op niets uitgeloopen, en toen den eersten keer van een verschillende opvatting bleek, was spr. bevreesd voor de talrüke moeilijkhe den, welke daaruit zouden kunnen voort vloeien. Het resultaat van de bestaande regeling echter is geweest, dat op de meer dan 300 ingestelda beroepen niet meer dan 21 con traire beslissingen zijn voorgekomen. Hier- varf zijn 7 genomen geheel overeenkomstig de opvattingen van Ged. Staten der be treffende provincie. Verder zijn er 10 be sluiten, waarbü ten aanzien van de voor waarden eenigszins is afgeweken van de meening van Ged. Staten, terwijl de 4 ove rige zijn genomen zoowel in strijd met de zienswijze van Ged. Staten, als met het advies van den Raad van State. Aangaande de vraag, wat gedaan zal wor den, wanneer een nieuwe aanvraag inkomt van een onderneming, aan welke reeds con cessie is geweigerd, zegt de minister, dat hü dan, met nog meer ernst dan den eersten keer zal onderzoeken, welke de motieven zün welke aan het verleenen van een vergun ning in den weg stonden. Verder deelt spr. mede, dat hü de laatste maanden, zijn gedachten reeds heeft laten gaan over de wenschelükheid van de in stelling eener commissie, welke zal hebben na te gaan, welke de juiste verhouding moet zün tusschen spoor, tram, autobus en andere middelen van vervoer. Ten slotte behandelt de minister de re organisatie van den Rükswaterstaat. In de laatste jaren is de behoefte opgekomen om in den Rükswaterstaatsdienst wijziging te brengen en kort na sprekers optreden ver scheen het rapport van de commissie-Ro- senveld. In 1926 is dit rapport naar de Bezuini gingscommissie gezonden en deze commissie heeft het rapport ruim een jaar onder handen gehad. Deze zaak is echter van grooten omvang en van veel gewicht, en daarom kan maar niet in eens een beslis sing worden genomen. Spr. voor zich heeft geen bezwaar tegen reorganisatie en hij is bereid om bij de in stallatie van den directeur-generaal, zooala die gewenscht wordt, het rapport van de commissie-Rosenveld als leidraad in han den te geven. Het afschaffen van den landelijker: dienst zou spr. echter niet in het belang van den waterstaat achten. Het ligt in het voornemen van den mi nister om in die richting voort te werken. De directeur-generaal zal voldoende moeten zün toegerust, hij zal leiding moeten geven en hij zal de verdere inrichting van den dienst moeten voorbereiden. Na re- en dupliek worden de algemeene beschouwingen gesloten. Op voorstel van den heer KNOTTENBELT (V.B.) wordt besloten artikel 2 (Personeels uitgaven j aan te houden tot de behandeling van de afdeeling Luchtvaart. Na verdeen bespreking werd dte verga dering tot heden verdaagd. Memorie van antwoord inzake het hoofdstuk: Koloniën Verschenen is de Memorie van Antwoord op het V. V. der Tweede Kamer betreffende het Xle hoofdstuk (Koloniën) der Rijksbe- grooting voor 1929. In deze memorie zegt de Minister o.a., dat, nu het gegrond uitzicht bestaat, dat voor het sluitend maken van zijn begrooting Curacao voortaan d steun van het Moederland zal kunnen ontberen, de sfeer niet alleen is ge schapen, maar ook zal moeten worden be houden voor een ruime toepassing ten pan- zien van Curacao van het beginsel, dat aan art. 61, tweede lid, der herziene Grondwet ten grondslag ligt. De in 1928 genomen, tot verdere doorvoe ring der onderwijsgelijkstelling strekkende voorzieningen betreffen: a. de bezoldiging der leerkrachten aan bijzondere scholen, in 't büzonder het aantal hoofdonderwijzers waarvoor een uitkeering wordt genoten en anderzijds de dienstjaren, die bü deze hoofd onderwijzers voor de toekenning van termün- verhoogingen medetellen; b. de verhooging der tegemoetkoming aan de büzondere schoolbesturen in de kosten van aan schaffing van leermiddelen en school - behoeften; c. de vergoedingen ter be strijding der kosten, verbonden aan het verleenen van binnen- en buitenlandsche verloven aan leerkrachten. Het ligt in de bedoeling om de onder a. omschreven voorschriften van kracht te doen zün terugwerkend tot 1 Juli 1928 en de sub. b. en c. vermelde bepalingen met 1 Januari 192 In werking te doen treden. De voor het bereiken van een volledige gelükbekostiging nog te treffen voorzienin gen zullen, naar gelang de omstandigheden zulks mogelük doen zün, tot stand worde' gebracht. Naar gemeld wordt, la de toestand van Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck steeds vooruitgaande. Het was weer 5 December en hoewel de goede Sint eenigszins te kampen had met rheumatiek en keelaandoening, was hü met zün trouwen helper Zwarte Piet zün jaarlük- schen tocht over de daken weder aangevan gen. Hügend wegens den hevigen wind, zich aan een schoorsteen vastklemmend, had de onvermoeide Sint met zijn zwarten metgezel juist een moeilüken klautertochl volbracht. De wind gierde over de daken en putste hun de koude regendroppels in het gelaat, ter wijl de lange grüze baard van Sint onstui mig naar alle richtingen wapperde. „Even op adem komen Piet, jongen, het wordt elk jaar moeilüker." „Massa het niet meer doen moeten, Mas sa oud worden. Massa aan zich zelf den ken." „Neen Piet, zoolang nog al die zoete lieve kindertjes zoo verlangend naar me uitküken, zal ik ze nog niet in den steek laten. Maar Piet, wat zien die daken er kaal uit van het jaar. Bijna al die nare antennes zün weg. Doen de menschen hier niet meer aan ra dio? Verleden jaar nog leek het hier wel het Mast'oosch van Ginneken". „Massa weet dan niet, dat er zulke goede toestellen zün. dat men geen groote antenne meer noodig heeft?" „Wat zeg je Piet? Zijn dat dan weer nieuwe toestellen?" „Massa weet dan niet, dat groot succes is mét drie-lamps toestel van mooie nieuwe toestellen voor heelemaal op het net?" Sint keek wat beteuterd en zette zich op den rand van een schoorsteen neer. „Dat- moet je me eens vertellen Piet. Ver leden jaar schreven al die peuters nog een superheterodyne met zes en zeven lampen op hun verlanglijstje ,of een solo-dyne en weet ik wat niet meer. Die kwajongens worden zoo geleerd tegenwoordig, daar kan ik met mün baard niet meer bü." Piet frommelde even in den grooten zak, die hü nooit ver van zich neerzette en steeds vasthield en diepte daar eindelijk een paar schitterende radio-toestellen uit. „Massa eens zien moeten, hoe mooi en eenvoudig. Zwarte Piet er maar vast een paar meegenomen. Dit die moo'ie drielamps". En Piet wees op een keurig eenvoudig toestelle tje, dat hü op den rand van den schoorsteen had uitgestald. „Tjonge Piet, dat is wat anders dan die groote kasten met zes en zeven lampen. Enne zijn die nou net zoo goed?" „Menschen niet meer anders hebben wil len", grünsde Piet. „Mooi sterk geluid en se lectief. Komt ook door de nieuwe lampen. „O ja, die nieuwe hoogfrequentlamp en die sterke eindlamp. Heb je daar veel van bü je Piet, die komen zoowat op elk verlanglüstje voor". „Heeleboel van," zei Piet, triomfantelük op den grooten zak wüzend. „Dit toestel ook voor wisselstroom met wisselstroomlampen, direct op het net, heelemaal geen brom- men". „Piet jongen, het wordt me hier te koud, pak eens even op, dan gaan we daar tegen dien gevelmuur zitten, daar zitten we een beetje uit den wind en dan moet je nog eens veel vertellen over die radio. Sint en Piet zetten zich tegen het gevel- murutje en Piet pakte nog meer toestellen uit. Sint stak een hoesttabletje in den mond en keek peinzend toe. „Dat is een mooie collectie, Piet," zei hü eindelük, toen Piet alles had uitgestald. .Massa alles krijgen kunnen, wat hü heb ben wil. Toestel voor accu-aansluiting met drie lampen. Zelfde toestel voor wissel stroomnet-aansluiting, ook met drie lampen. Mooie plaatspanningtoestellen met rooster- spanning en zonder roosterspanning. Massa naar dit toestel goed küken moeten" en Piet pakte met ontzag een prachtige kast oj en hield die den goeden Sint voor. Sint zette groote oogen op en verslikte zich bijna in zün hoesttabletje, toen hü eindelük sprak: „Dat is wat moois Piet. Wat zullen de menschen daarvan staan küken". .Massa dit snoertje zien? Alleen maar in stopcontact steken en direct muziek". „En je plaatspanningapparaat dan Piet? Je moet nu niet denken dat je een ouden man als ik voor het lapje kan houden, kwajongen." „Ik Massa niet voor lapje houden wil. Plaatspanningapparaat heelemaal ingebouwd Alles ingebouwd, spoelen, plaatspanningappa raat, wisselstroomvoeding, alles" en Piel grünsde triomfantelük. „Dus alleen maar in het stopcontact ste ken? Dat is inderdaad een uitkomst Piet." „En maar een kleine antenne noodig. Vier meter al voldoende." „Piet pak op, ik weet het nou aL Probeer eerst eens of je het door den schoorsteen kunt krijgen." „Gemakkelijk Massa. Is niet groot. Massa eerst ook nog küken dezen mooien nieuwen luidspreker" en Piet hield zün heiligen baar een mooi kastje op hooge sierlüke pootjei pootjes voor. „Is electrodynamische luidspreker," grünsde Piet. ie moet U eens hooren." „Dat kunnen we hebben Piet. Kruip jii door dien schoorsteen daar, dan zal ik dit snoer van dat mooie toestel laten zakken en dan steek je den steker maar in het stopcon tact naast den schoorsteen." Piet danste van plezier. „Massa mooie muziek hooren" ,en in een oogwenk was hü in den schoorsteen verdwe nen. Sint liet het snoer zakken en kuierde ongeduldig om het toestel heen, tot het grijn zende gelaat van Piet weder naast hem was Piet nam een waschlijntje, dat tussschen twee schoorsteenen gespannen was en ver bond dit aan het toestel als antenne, na eerst aan het andere uiteinde een isolator gebonden te hebben. Daarna sloot hü den electrodynamischen luidspreker aan en on middellük klonk boven den heftigen storm wind uit een heldere mannenstem: „Het volgend nummer van ons programma Dames en Heeren, zal zün Sint moest zich aan den geveltop vast klemmen om niet om te vallen van schrik Dekselsche kwajongen. Doe je me daar schrikken. Ik dacht, dat er een man hiei achter me stond." „Luidspreker net mensch," grijnsde Piel, Plotseling zette het orkest een mooi mu ziekstuk in. De oude Sint greep zün zwarten makker bü den arm en beiden hurkten weder achter het beschuttende gevelmuurtje. En zü luister den met bewondering. Het eene uur na het andere verstreek en Sint en Piet zaten ln storm en regen te luisteren naar de wonder- schoone muziek, die uit dat mooie kastje tot hen kwam. Eindelük klopte Sint zün makker op den schouder en sprak: „Piet, ouwe jongen, dat wordt een zegetocht dit jaar! Haal mijn schimmel!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 5