boi^OnzE. 1'EUQD 2 CACTUSSEN 'm m Die ongelukkige pantoffels f2 DE ERFENIS VAN OOME JOB EN TANTE JOL DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT BLADZIJDE B. L. N. S. e?4 Van rechthoek tot kwadraat lOOOOOOOO DOOR G. D. HOOGENDOORN O0OOOOOOO De lucifers-komeet J£ I nabijheid van 't paleis in een riool. Maar 't riool, dat toch al veel slijk moest meenemen, werd door de pantoffels ver stopt. Nu bleef al het vuile water juist voor 't paleis staan. De opzichter van de straatreiniging werd ter verantwoor ding geroepen. Deze onderzocht. En de oorzaak? De pantoffels van Aboe Kasenl! De woede van den stadhouder steeg toen ten top, want hij vermoedde, dat Aboe Kasem dit by wijze van wraakne- Nog een stootje en de zware pan toffel stortte naar beneden, juist op het hoofd van een vrouw, die met een kind op den arm voorbij Kasem's huis kwam. De vrouw viel en 't kind kwam met zijn hoofdje op d'e straatsteenen. Haar man klaagde Kasem aan en nu moest hij nog meer boete betalen, dan al de vorige keeren te zamen, want hoewel de vrouw en het kind er met èen paar wondjes afgekomen waren, hadden ze toch evengoed gedood kun- overname uit deze rubriek zonder sehrif telijUe toestemming vercoden. (Naverteld). In Bagdad woonde eens lang geleden een oude koopman, die wijd en zijd be kend stond om zyn gierigheid, Aboe Kasem was zijn naam en de menschen zeiden: Aboe Kasem, de gierige. Hij was ontzettend rijk en toch liep hij altijd in de armoedigste kleeren en droeg een muts, waarvan men de kleur niet eens meer thuis kon brengen. Bil dan zijn pantoffels! Die zagen er zoo smerig, oud en versleten uit, dat een bedelaar ze niet eens meer zou willen dragen. .en stapte trots en blij naar huls." Tien volle jaren had hij er al op ge- loopen. Nu eens had deze schoenmaker er een lap op genaaid en dan gene weer eenige spijkers er in geslagen, zoo dat ze ten slotte zoo lomp en zwaar geworden waren, dat men te Bagdad zei: „Zoo lomp en zwaar als de pantof fels van Aboe Kasem, den gierigen." Altijd loerde hij er op, om zijn waar goedkoop te koopen en 't duurst van de hand te doen. Meestal kocht hij daarom van koop lieden, die om geld verlegen waren, en daarom hun waar tot iederen prijs lie ten. Op zekeren morgen was Aboe Kasem bijzonder gelukkig. Eerst kocht hij een hoeveelheid prachtig kristal en porselein voor zeer lagen prijs en daarna gelukte het hem een massa rozenolie te krijgen voor de helft van haar waarde. Aboe Kasem wreef zich dan ook vergenoegd de han den. Een ander zou in zijn plaats mis schien gedacht hebben: „Ik heb zulke goede zaken gemaakt, dat ik wel eens een feestmaal zou kunnen aanrichten voor mijn vrienden en kennissen." Maar niet aldus Aboe Kasem. Hij be dacht zich lang, of hij zich nu eens de weelde zou veroorloven een bad te ne men. 't Was langen tijd geleden, dat hij naar de badinrichting gegaan was, want hij had 't altijd om de kosten ge laten. En dat was heel erg in Bagdad, waar de armste man nog dikwijls naar de badplaats ging. Toen hij nu daarheen wandelde, ontmoette hij een van zijn vrienden, die hem lachende vroeg, of hij zich niet eens een paar andere pantof fels aan moest schaffen. „Ja," zei Aboe Kasem, „daar heb ik ook wel eens over gedacht. Maar toch, als ik het goed bekijk, zijn ze nog best te dragen en kan ik 't geld sparen." Daarna liep hij door. Toen hij bij de badplaats kwam, zag hü ook den rechter van Bagdad een bad gaan nemen. Toen Aboe Kasem gebaad had en naar zijn kleedkamer ging, zag hij voor zijn deur een paar prachtige, nieuwe pantoffels staan. „Dat is nog eens aardig van mijn vriend," zei hij, „om mij nieuwe pan toffels te schenken, nu ik hem verteld heb, dat jk 't geld voor nieuwe sparen wilde." Zoo trok hij dus zijn nieuwe pantof fels aan en stapte trotsch en blij naar huis. Maar zijn vreugde was van korten duur, want de nieuwe pantoffels wa ren van den rechter. Deze had ze bij de verkeerde deur gezet en was buiten zich zeiven van woede, toen hij, uit 't bad gekomen, zijn nieuwe pantoffels verdwenen en in de plaats de oude vuile en plompe pantoffels van Aboe Kasem zag. Dadelijk gaf hij bevel, Aboe Kasem, den gierigen te achterhalen en naar de gerechtszaal te brengen. Aboe Kasem trachtte zich te verde digen door van dien vriend te vertel len, maar de rechter geloofde er geen zier van en liet hem dadelijk in de ge vangenis opsluiten. Maar Aboe Kasem, al gaf hij niet veel om zijn uiterlijk, voelde zich toch te goed voor de ge vangenis en bood daarom een geldsom aan om vrijgelaten te worden. De rechter verdubbelde de som en Aboe Ka sem moest wel betalen. Zoo sjokte hij met zijn oude pantoffels naar huis. Van zijn boete had hij wel honderd paar van de prachtigste pantoffels kun nen koopen! Nu kocht hij een paar nieuwe, de goedkoopste die er waren, want zijn oude pantoffels brandden hem aan de voeten; thuis zou hij wraak nemen op ze! En dat deed hij ook, toen hij zoover was. Woedend slingerde hij ze 't raam uit in de rivier, die langs zijn huis stroomde. Nooit wilde hij ze meer on der oogen hebben! Maar er valt meest al niets te willen! Den volgenden dag haalden een paar visschers hun net op uic de rivier. Zij trokken hun net en trokken blij met hun gezichten, want hun net was zoo zwaar, 't Leek boordevol met visch. Maar wat keken ze kwaad, toen, inpiaats van de verwachte visch, de leelijke zware pantoffels van Aboe Kasem, den gierigen, in 't net lagen. En tot overmaat van ramp hadden de spijkers hun net op verschillende plaatsen gescheurd. 'Woedend waren ze. Ieder pakte een pantoffel en zoo liepen ze naar 't huis van den gierigaard. Daar smeten ze te gelijk de zware, plompe gevaarten het venster in, met al hun kracht. En laten ze nu juist tegen de nieuwe col lectie aardewerk en de flesschen rozen olie aan komen. Alles viel kapot op den grond en de kostbare rozenolie vloeide weg. Aboe Kasem was verslagen door zoo'n ongeluk. Dan pakte hij zijn pantoffels en riep uit: „Ellendige dingen! Heb je me nog niet genoeg geplaagd? Maar nou is 't ook uit; voortaan zul je me geen schade meer berokkenen!" Met die woorden ging hij naar zijn tuin. Daar nam hij een schop en be gon haastig te graven. Het werd een groote en diepe kuil en de pantoffels moesten daarin. Terwijl hij daarmee bezig was, bespiedde hem een buurman, waarmee hij al sinds lang ruzie had, want gierigaards hebben uit den aard der zaak niet veel vrienden. Deze begaf zich ijlings naar den stad houder en vertelde dien, dat Kasem in zijn tuin een grooten schat had opge graven. Dat was meer dan genoeg om den begeerigen stadhouder in 't harnas te jagen en tevergeefs betuigde Aboe Kasem, toen hy geroepen was, dat hij niets opgegraven, maar integendeel iets begraven had, namelijk zijn verwensch- te pantoffels. Tevergeefs groef hij ze weer op en liet ze aan den stadhouder zien. De inhalige had nu de macht over den gierige en Aboe Kasem moest een aanzienlijke geldboete betalen, wegens 't verduisteren van schatten. Met zijn oude pantoffels in de hand, die hij uit 't diepst van zijn hart ver afschuwde, verliet Aboe Kasem het pa leis. „Waarom zal ik ze nog langer dragen en me met die pantoffels voor den mal laten houden?! Weg er mee!" Met die woorden wierp hij ze in de „Woedend slingerde hij ze het raam uit." „onder luid gelach ging hij de rechtszaal uit." mlng gedaan had. Nu kreeg de gierigaard nog een groo- tere boete. Hij kreunde van verdriet en ergernis, toen hem de oude pantoffels weer ter hand gesteld werden. „Wat moet ik toch doen met die vervloekte dingen!" riep hij uit. „Ik heb ze verdronken, begraven, in een riool geworpen en ze komen telkens weer terug om mij met schade en schande te overladen! Ik zal ze nu ver branden tot er niets meer van over blijft." Maar dat ging niet zoo makkelijk. Want de pantoffels waren zoo nat en vol modder, dat ze niet branden wilden. Nu besloot Aboe Kasem ze op zijn dak te laten drogen. Een ongeluk komt nooit alleen en bij Aboe Kasem zeker niet. De hond van zijn buurman zag de pantoffels liggen, hij sprong van zijn eigen dak naar dat van Aboe Kasem en begon met de pantoffels te spelen. Hij sleepte ze nu hier dan daar heen, tot een van de pantoffels op den rand van het dak kwam te liggen. nen zyn en dat was Kasem's schuld! Aboe Kasem, den gierigen, stond het huilen nader dan het lachen toen hij zoo al zijn samengeschraapt geld zag verdwijnen en vol wanhoop riep hij uit: „Goed! Goed! Ik zal betalen, alles wat u zegt. Maar in 's hemelsnaam, verlos mij van die vermaledijde pantoffels!" Zoo ging Aboe Kasem, dezen keer zon der zijn pantoffels, de gerechtszaal uit, onder luid gelach van de menigte. Hij liep gebukt van schaamte en zorg en kwam eindelijk tot het goed inzicht, dat, als hij niet altijd zoo gierig ge weest was en eerder een paar nieuwe pantoffels gekocht had, duurder en mooier dan die van den rechter, dat deze hem dan nooit van diefstal had kunnen verdenken en dat hem dan ver der ook al die ellende bespaard zou zijn gebleven. Maar zoo gaat het nu eenmaal: door schade en schande wordt men wijs en berouw komt na de zonde! PALJAS. 't Was de eerste maal na de vacantie, dat de Bond voor levende natuurstudie weer bijeen was. Er was heel wat te doen: de tuintjes moesten voor den herfst aan kant gemaakt worden en wat het belang rijkste was: de brieven moesten voorge lezen worden. Eenstemmig waren de leden van oor deel, dat de brieven van Ada en van Henk de meest interessante waren, zoodat deze waardig gekeurd werden om in het notulenboek te worden opgenomen. Daar na werden de schelpen en andere voor werpen bekeken, wat Gerrit den uitroep ontlokte: „We moesten een museum heb ben!" Maar daartegen had Henk be zwaar. Studie van de levende natuur had niets met een museum te maken, vond hij. Dan kon je wel evengoed dieren gaan opzetten, vogelnestjes uithalen om een eierverzameling aan te leggen, enz. Toen hy eindelijk buiten adem ophield, kwam Ada heel kalm tusschenbeide: „Maar deze schelpen lagen op het strand, daar is geen enkel dier voor gedood." 't Was waar. Henk moest zelf bekennen, dat hij weer eens voor de zooveelste maal aan het doordraven was geweest op zijn stok paardje. Na lang heen en weer gepraat liet hij zich eindelijk overhalen om in te stemmen met het plan, een museum in te richten voor die -oorwerpen uit de natuur, waarvoor geen dier of plant gedood was. „Dus er komt ook geen herbarium," voeg de hij er nog aan toe. Dat woord herba rium bracht Jan op een denkbeeld. „Dat is waar ook," riep hij uit. „Ik kan jullie vast voorloopig vertellen, dat ik twaalf gulden bijeen heb voor een aquarium." „Hoera," klonk het uit zes monden tege lijk. „Volgende week gaan we 't samen koopen," stelde Gerrit voor. Dit vond al- gemeene instemming. „En als er nog wat overblijft, gebruiken we dat om hout te koopen voor een kast, waar we het mu seum in kunnen beginnen." Dat was een verstandig woord van Toos, want daar had nog niemand aan gedacht. „En nu," sprak Jan, „noodig ik jullie uit naar onze nieuwste kasplanten te komen kijken. Dat was een goed besluit van den mid dag en Jan ging het heele gezelschap Fig. 1 voor naar de warme kas, waar in een groot aantal kleine en grootere potjes de cactussen gekweekt werden. De kleine potjes bevatten meest stekjes, in de groo tere potten stonden planten, waarvan er verscheidene in knop waren. Van de meeste kende Jan de namen, van sommige ook de Hollandsche. Zoo Wees hij het eerst op een stuk of wat mooie opuntia's met haar eigenaardige bladachtige schijven. Het zijn geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken (figuur 1), want tusschen de grootere stekels zitten kleintjes met weerhaakjes, die, als ze eenmaal in de huid doordrin gen, er niet zoo gemakkelijk uit gehaild kunnen worden. Oorspronkelijk behoor» n die vijgdistels, zooals ze weieens in Zuid Afrika genoemd worden, waar de plant verwilderd is, thuis in Midden-Amerika. Een andere opmerkelijke plant is de „grijsaard" (figuur 2)die is heel moeilijk te kweeken. Een paar bladcactussen (fi guur 3) en zuilcactussen (figuur 4) vol tooiden de rij. Aan het einde stond een groote pot, waarin lange gekromde cac tusstengels (figuur 5). Op enkele plaatsen hingen er worteltjes aan. Slechts een groote knop versierde de plant. Op ge heimzinnig fluisterenden toon zei Jan: „De koningin der nacht." „Wat?" vroeg Tilly, die een beetje achteraf stond. „De koningin der nacht," herhaalde Jan. Die Fig. 3 bloem bloeit maar eenmaal in het jaar en begint pas 's avonds te bloeien. Van nacht of morgennacht zal ze misschien Fig. 4 wel opengaan. Vraag, of Je mag komen kijken." Nu, daar hadden ze allemaal wel ooren naar, als ten minste de slaap hen niet te pakken nam. 31aoLcAccuus rig. 5 Zoo werd dan afgesproken en de club ging uiteen om den volgenden Zaterdag opnieuw te gaan verzamelen. A. L. Hieronder zie je "n rechthoek, verdeeld in 36 kwadraten. Nu moet je eens probee- Fig. 2 ren het met een schaar in twee even groote stukken te knippen. Dat is geen kunst zal je zeggen. Maar je moet en dat is moeilijker de twee stukken zóó knippen, dat ze, tegen elkaar gelegd, precies 'n kwadraat of vierkant vormen. Hoe lap je hem dat? i,*- ÏSWJ'i. MiRif.' Kijk, daar kwam de grapjas hollend, Razend op het tweetal af, Niet vermoedend, dat hij wipte Naar z'n eigen, donker graf. Een, twee huup! Daar bleef hij haken Aan het touw dwars over 't pad, En met veel geschreeuw en gillen Viel hij in het keldergat. Brrr! Dat viel hem lang niet mede, In dien kelder, koud en nat, Die vol spinnen, salamanders En vol groote ratten zat. Bevend bleef hij angstig zitten In de modder op den grond, En dat Job z'n geld zou stelen Was wel, wat hij 't naarste vond. 212 „Wel, zie zoo," lachte Oom Joppie, 't Luikje dicht! en 't slot er op! En myn zus, zeg jij eens eerlijk, Ben ik nou geen flinke Job? Maar geen geld nemen wij mede, En geen kronen en geen goud, Want het geld, zus, van een ander Maakt den mensch in tranen oud. Je kijkt eerst onderstaande figuur maar eens even goed aan. Dat is een stelletje lucifers, die te zamen 'n staart ster of komeet moeten voorstellen. Nu vraag je iemand uit het gezelschap om te beginnen met het puntje van den staart, dus met lucifer p tot een willekeurig door hem „gedacht" getal te tellen in de richting, zooals 't pijltje aangeeft. Hij moet daarbij niet wijzen of hardöp tellen. Heeft hij het gedachte getal af geteld, dan moet ie ook weer „in z'n eigen" terugtellen tot 1, maar nu niet naar de staartpunt terug, maar nu en kel over den cirkel (zie de pijltjes aan de binnenzijde). Wanneer hij nu bij die terugtelling bij 1 gekomen is, houdt hij deze lucifer in de gaten en hij zegt tegen je: „ik ben er!" En tot zijn groote verbazing wijs je hem zonder veel vijven of zessen den lu cifer aan, dien hij met z'n gedachten in de gaten houdt. Ik wil je dit even met een voorbeeld duidelijk maken (zie onderstaande tee- kening). Je slachtoffer begint bij de staart punt p en telt bijvoorbeeld tot 20. Hij arriveert dan bij lucifer a. In ge dachten telt ie dan weer terug van 20 tot 1, maar volgt dan den cirkel en komt dan terecht bij lucifer b. Hij zegt of wijst niets, maar je bent zelf zoo gewiekst en wijst hem onmiddel lijk, wanneer hü met het tellen klaar is, die b-lucifer aan. Hoe kan dat? Wel heel eenvoudig! Je komt bij het terugtellen steeds bij dié lucifer terecht, die vanaf lucifer c zooveel plaatsen naar rechts ligt als de staart lucifers lang is. Kijk maar naar het voorbeeld. Veronderstellen we, datje vrind niet tot 20 maar tot 12 in gedachten had geteld, dan komt ie tot lucifer d, maar dan zou het aftel-resultaat toch precies hetzelfde zijn geweest. Daarom is het bij herhaling van hei kunststukje noodzakelijk, dat je de leng te van den staart telkens ongemerkt een beetje wijzigt, anders kom je steeds by dezelfde lucifer uit. Bovendien moet je er altijd voor zor gen, dat iemand 'n getal „denkt" groo- ter dan het aantal lucifers van den staart. Is de staart dus bijvoorbeeld 8 lucifers lang, dan zeg je: tel voor je zelf tot een getal boven 10. Probeeren jullie dit kunststukje alle maal thuis eens. Je zult eens zien, wat "n verwonderde gezichten je huisgenooten zetten. •uoatUü «1 fuu^aotA u, tno uapjo* usisoui p30io3 jemiio uuu nu usrptnjf sp soq 'uwe fjosa jnnStj spsa«} S(g •uadd.tDi ;;oom uosppi^s orjfttoS ooav; uj sisoqmoaj uap sf soq "uf[[ ajiJjiP sp UEB af siz jspuojaiH ((WDapDdiy JOJ ^dOljJ. l£D9U uv^ :^uisso^dQ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 8