Brieven uit Canada
Binnenlandsch Nieuws
TWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT - DONDERDAG 6 DECEMBER 1928
BLADZIJDE 2
Het verhaal van een succes
VERKEER EN POSTERIJEN
RECHTSZAKEN
Zijn slachtoffer uitgeschud
De „stalen iirug" te
Bergen op Zoom
Brandstichters
Het spoorwegongeluk bij
de Vink
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Ir. Mansholt naar Spanje
De concessies voor auto
bussen
SOCIAAL LEVEN
De extra-uitkeering aan het
spoorwegpersoneel
VRAGENBUS
Staten-Generaal
Tweede Kamer
De voorraad der mijnen
in Zuid-Limburg
De R.K. Middenstand en de
Kwaliteitszetel in Zeeland
De salarissen
der religieuzen-onderwijzers
TV
m.
aan
sta;
ste»
trok:
zaal
hen
verl.
van
Alp
Prat.
Edam, 18 October 1928.
Een gedetailleerde studie der Canadeesche
provincieplaatsen heeft met de intellectueele
waarde van een postzegelcollectie gemeen, dat
het je van alles en nog wat leert. Geschiede
nis, binnenlandsche zoowel als buitenland-
sche, in de plaatsnamen Borden (naar den
oorlogspremier Sir Robert Berden) of het
Russische settlement Kerensui, de man, die
het tsaristisch bewind van Rusland verjaag
de, om kort daarop zelf door het bolsjewisme
weggejaagd re worden. Plaatsnamen hier
leeren ook andere dan alleen Canadeesche
aardrijkskunde. Edam is er een voorbeeld
van, dat ik van zxr nabij bezien heb.
De weg naar Edam, van ui' North-Bathe-
ford,zou 'n overtuigend bewijs kunnen zijn dat
de prairie verre van die monotone eindelocze
grasvlakte is zotals men zich dat gemeenlijk
wel voorstelf. Integendeel, ik herinner me van
den twee uur langen motortocht naar onze
oud-landgenooten een onverwachte verschei
denheid van landschap. Ket zijn de bosschen,
welke de farms alle verschillend doen zijn, de
mooie wuivende prëelen van zilverstammen
die beschermend ronde in hun flanken weg
gedoken behuizingen, 's zomers beveiligend
tegen de roosterende zón, 's winters beschut
tende tegen de koude of de stormen van den
laten herfst en het vroege voorjaar. En dan zijn
er in de prairieprovincies de rivieren, dikwijls
heel breed, met haar wijde oeverlanden,
broedplaatsen der watervogels in hun bonte
verscheidenheid
Op weg naar Edam passeerden wij ook nog
een groot meer, dat in zijn zilveren wijdheid
door de goudgele omzetting der graanlanden
van een heel bijzondere bekoring was. De
zomerhuisjes aan het strand waren reeds
verlaten en op de eenzame wegen duwden
Indianen hun karretjes.
Die indianen koningen der prairie ja, ze
bestaan nog en ge kunt ze heusch nog in leven
den lijve zien, de helden van Coope ren Ai-
mard's boeken, doch hoe diep is hun verval.De
regeering heeft hun eigen landerijen aangewe
zen, om ze tenminste voor algeheele uitster
ving te bewaren. Die kampen, „Reserves"
worden ze genoemd zijn van een treurige deso
laatheid. Vuile woninkjes hebben de schil
derachtige wigwam's vervangen en in plaats
van in hun gevederde oorlogsgewaden met de
tomahawk op den voorsteven van hun cano's
ziet ge ze, heden aan den dag, practisch alleen
nog maar in oude westersche kleeding en
knoeiend met een verroeste, afgedankte
Ford. Een enkele maal weten zakelijke
tourist-agentschappen ze nog wel eens in
oude glorie bij elkaar te rakelen, doch dit is
dan de puurste reclame.De jonge Indiaansche,
de Squaw, ontmeet ge alleen nog maar in
hooge rijglaarzen, met een manteltje, veelte
kort voor haar slanke leden en de zware
haartossen verborgen onder een idioot staand
Europeesch hoedje.
Maar één keer heb ik even de oude glorie
van dit leeuwenras geproefd.Het was in de
bergen van Noordelijk Britsch-Columbia,
Canada's meest westelijke provincie. Onze
auto had stilgehouden bij de kromming van
een herberg en daar beneden óns op de helling
zat een zoon van het oude volk op zijn paard.
Zelfs hier had de Westersche beschaving reeds
doorgewerkt, doch zijn kleeding zat als ge
goten om een pal rechtgehouden reuzenfiguur.
Eer. veer stak in het pikzwarte haar, zijn
rechterhand hield hij boven de oogen, tu
rend in de wijde verte waar de zon haer laat
ste stralen over de toppen heen het mysteri
euze bergmeer in balanceerde en in dit spel
van licht en schaduw kwam markant het
harde profiel uit, de felle jukbeenderen, de
scherp gebogen neus, het als gebeitelde ge
zicht van den Roodhuid, afstammeling van een
geboren heerschers-geslacht.
Het is wel een heele stap van den roman-
tischen Indiaan naar den nuchteren Hollander
doch daar de tocht van het vroolijke Battle-
ford naar het werkzame Edam noodzakelij
kerwijze langs dit meer en, met een omweg,
door deze Indianen-reserve leidde, moge de
lezer mij mijn afdwaling vergeven.
Edam is een vriendelijk stadje en wat er
den nieuwkomer het meest treft is de over
vloed van echt Nederlandsche namen, van
Friesch tot Zeeuwsch op het meerendeel der
winkelruiten en postbussen. Die postbussen
zijn een andere merkwaardigheid van Canada
vooral in den winter zou een tocht, elke hof
stee op en af, voor den postbode onmogelijk
worden. Daarom staan er langs den grooten
weg palen met aluminium-bussen, waar ieder
zelf zijn eigen post afhaalt. Een langzame
rit lar.gs den hoofdweg, de namen op elke
postbus aflezend, bewees mij dan al, in
vogelvlucht zou ik bijna mogen zeggen, hoe
veel Nederlanders zich hier gedurende de
laatste 25 jaar gevestigd hebben.
Met den nestor dier Hollandsche kolonie,
den ouden heer Wouters, heb ik dien mooien
namiddag zitten praten over het wel en wee
dier vaderlanders gedurende een kwart eeuw.
Wouters is al oud, de gouden bruiloft ligt al
achter hem, doch Canada heeft hem niet
alleen welvarend gemaakt, 't heeft hem boven
al fief gehouden. Zooals hij daar de combi
natie is onwaarschijnlijk maar toch letterlijk
waar in 'n gemakkelijke clubfauteuil in zijn
keuken, het eene been over het ander wie
gend, jongensachtig levendig zijn sigaar rookt
en met vollen gullen lach in smakelijke
bijzonderheden van Edam vertelt, komt hij
mij nog steeds voor als de incarnatie van
wat dit land biedt, hard werken maar gouden
mogelijkheden en een ouden dag als de zijne.
„ja. mijnheer, toen we hier in Canada aan
kwamen, waren we zoo arm als de mieren. We
pochten er bijna op wie het armste was. Dat
waren toen tien families, in 1906. Friezen, Gel
derlanders en ik als Zeeuw. Er was hier
nog niets van eenige nederzetting te bekennen
en toen wij ons vestigden vroeg het gouverne
ment ons hoe wij de plaats wilden noemen,
dan zouden zij annex den winkel een post
kantoortje oprichten. Een van ons ging de
eerste maal met een klomp en een schoen
naar de kerk. Zoolang we niet voldoende En-
eelsch geleerd hadden, beredderden wij den
„Dienst" zoo'n beetje voor ons zelf en om
beurten lazen wij 's Zondags dan in onze
bijeenkomsten uit den Bijbel voor....
„Als ik U alles eens moest gaan vertellen,
hoe ik in al die jaren gereild en gezeild heb,
daar zou ik wel een boek over kunnen schrij
ven en het is heusch niet altijd voor den wind
gegaan, we hebben soms leelijke tegenslagen
gehad en dat heeft ook zijn goede zijde, want
het zet je tot nog grootere voortvarendheid
aan. Ik herinner mij nog hoe ik met meer dan
zes duizend gulden schuld gezeten heb, doch
dat is hier niet zoo funest als in het oude land.
Als je eerlijk blijft, dan behandelen de land
maatschappijen je ook eerlijk. Kortgeleden
vertelde mij nog een jonge man, hoe hij het eer
ste jaar een slechte oogst getroffen had en dus
in zijn allereerste betaling al te kort moest
schieten, doch in plaats van op te stuiven stak
de maatschappij hem nog een onder riem on
der het hart en nu hoopt hij op beter geluk
het volgend jaar. Zoo doet men hier zaken,
ruim in opvattingen en met een open oog
voor de moeilijkheden der kolonisten. Dit
iscook mijn voortdurende ervaring geweest,
maar zoo is het in de Vereenigde Staten bij
lange na niet, daar zouden de hypotheek
houders om je laatste cent geprest hebben en
voor de rest doen executeeren
„Al onze Hollandsche kolonisten hebben het
kranig gebolwerkt en de meesten zijn nu
in goeden doen. Doch de plaats en de omtrek
hier nu vrijwel vol en de nieuw-komers
zuilen elders een betere kans maken in weer
nieuwe en pas opengestelde opengelegde
districten. Laat ze doen, zooals wij, er is nog
gelegenheid te over in Canada voor tal van
Edam's."
Ruim twintig jaar geleden kwam Wouters
dus als een arme dagiooner platzak in Canada
En nu Hij renteniert als een jaar of vijf en
gaat eiken winter met zij vrouw naar de kust
van den Stillen Oceaan in British Columbia,
met het zachte, milde klimaat. Een zijner
zoons heeft daar een groote eigen farm, zijn
zes andere kinderen hebben meerendeels
eigen boerderijen in de streek hier, sommi
gen van 800 acres groot. Eén is eigenaar van
den grootsten winkel in het stadje én hun
welvaart wordt wel het best uitgedrukt door
het feit dat allen hun eigen auto bezitten.
Moeder Wouters was niet thuis, zij rente
niert nooit, want er zijn ai twee dozijn klein
kinderen en zelfs één achterkleinkind, wat
haar voortdurend van het eene huis naar het
andere doet gaan.
„Men moet hard werken in Canada, doch
dat moet je toch feitelijk ook in Holland en
dan was ik met mijn harde werken toch maar
ten eeuwigen dage dagiooner gebleven
„En als ik nu zoo rond kijk over mijn eigen
huis en van uit mijn tuin naar de huizen van
mijn kinderen, allen gezond en welvarend,
dan zegen ik den dag dat ik de Oude Wereld
verliet voor de Nieuwe
Dat was Wouter's resumé, de geschiedenis
van een succes; een succes waarvan ge in?zijn
kinderen door heel die plaats de bewijzen kunt
zien. Zulke successen biedt Canada nog te
kust en te keur voor wie zijn toekomst in
beide handen durft nemen en naast eigen durf
en kracht niet geheel en al de waarheid ver
geet van die spreuk, welke ik in Wouter's
pronkkamer op de eereplaats zag hangen
„Wentel Uwen weg op den Heere en %'ertrouw
op Hem, Hij zal het maken."
In die levensbeschouwingen ligt dan wel
licht nog wel de grootste factor van dit ge
slaagde leven
K. v. H.
ingesteld wordt, of voor het geval er wel
een beroep ingesteld is, hierop door de
Kroon beschikt is.
Indien de wet ongewijzigd blijft, zullen
de bestaande vervoersondernemingen steeds
op lossen bodem staan. Maar zelfs met een
dergelijke wetswijziging blijft nog een moei
lijkheid bestaan. Immers indien een onder
nemer, na een afwijzende beschikking van
de Kroon, ten tweeden male een aanvrage
bij Gedeputeerde Staten indient en dit
lichaam weigert dan de vergunning, zoo kan
toch opnieuw bij de Kroon beroep ingesteld'
worden, thans door hem zelf. Wel zal de
Kroon in zoo'n geval, indien zieh geen nieu
we feiten hebben voorgedaan, het beroep
ongegrond verklaren, doch desniettegen
staande verkeeren de bestaande onderne
mingen in een voortdurende onzekerheid.
«Tij zwijgen dan nog' maar van den onge-
wenschten toestand, die ontstaat doordat
allerlei machten, welke zich reecfe bij de
behandeling van het eerste beroep ten volle
hebben laten of hadden kunnen doen gel
den, dan nog eens ten tweeden male al hun
gewicht in de schaal zullen trachten te wer
pen. Een dergelijke toestand doet zich thans
bijv. voor in Noord-Brabant. Een wettelijke
bepaling, welke hieraan tegemoet komt,
schijnt moeilijk denkbaar te zijn, is wellicht
zelfs niet wenschelijk. In soortgelijke ge
vallen, waarbij dus een aanvrage, welke in
wezen niet of bijna niet verschilt met de
vorige, aan de beslising van de Kroon wordt
voorgelegd, zal deze naar wij hopen en ver
trouwen een „niet-ontvankelijk" laten hoo-
ren. Een monopolie bezitten de huidige
openbare verkeers-ondememingen thans
niet meer. Daarom te meer moet haar een
zekere veiligheid en zekerheid, welke voor
een goede ontwikkeling noodig is, gewaar
borgd worden.
Gisteren heeft de rechtbank te Utrecht
conform den eisch tot negen maanden ge
vangenisstraf met aftrek van voorarrest ver
oordeeld den 19-jarigen chauffeur J. P. v. d.
L. te Utrecht, verdacht van diefstal subsi
diair heling van een bankbiljet van 25.—
ten nadeele van een Utrechtenaar, die door
hem in zijn auto was vervoerd. De passagier,
die beschonken was, werd door verdachte
voorbij het fort Lunetten op den weg naar
Houten aan den kant van den weg gelegd,
waarbij de dronken man tot het middel in
een sloot geraakte en bijna verdronk.
Spoedige verbetering gewenseht
Het „P. C. W." schrijft:
Reeds meermalen is er over geklaagd, dat
de z.g. „Stalen brug" bij Bergen op Zoom,
een ijzeren vakbrug, welke over den spoor
weg RoosendaalVlissingen leidt en die ligt
in den hoofdverkeersweg naar België en naar
Zeeland, al sinds lang niet meer beant
woordt aan de eischen van het verkeer.
In de Tweede Kamer is de onvoldoende
toestand van deze brug besproken en is er
op gewezen, dat ze zóó slecht is, dat er her
haaldelijk automobielen zijn doorgezakt.
Bewoners van de streek, die van den
piaatselijken toestand goed op de hoogte zijn,
hebben bij herhaling aangedrongen op de
hoög noodige verbetering van dit uit 1808
dateerende kunstwerk, dat voor het groote
verkeer ten eenenmale onvoldoende is ge
worden.
Het „P. C. W." heeft in een publicatie ge
wezen op nog een ander bezwaar, n.l. de ge
vaarlijke smai'neid van dit verouderd bouw
werk en heeft doen uitkomen, dat het ver
keer hier een brug eischt, die minstens twee
maal zoo breed als de oude dient tezijn.
Twee voertuigen kunnen elkaar niet passee-
ren en bovendien loopt er nog de stoomtram
Bergen op Zoom—OsseudrechtAntwerpen
over.
Deze klachten werden al geruimen tijd ge
leden openbaar gemaakt; de publicatie
van het „P. C. W.", waarin de algemeene
aandacht op deze brug gevestigd werd, ge
schiedde in Januari 1927, dus bijna twee jaar
geleden en sindsdien is de toestand niet
verbeterd, maar is er dus, het toenemend
verkeer in aanmerking genomen, nog meer
op achteruit gegaan. Zoo onhoudbaar is de
ze geworden, dat het gemeentebestuur van
Bergen op Zoom in een brief van November
1S28 een noodkreet slaakt en met nadruk
wijst op den desolaten staat waarin de brug
verkeert, waardoor reeds ongelukken zijn
voorgevallen en in de toekomst te vreezen
zijn, zoodat het dringend noodzakelijk is, dat
spoedig de hoofdweg naar België en naar
Zeeland geen beletsel meer vormt voor het
toenemende moderne, zware verkeer.
Het gemeentebestuur, dat steun vindt bij
de Kamer van Koophandel voor Westelijk
Noord-Brabant te Breda, die in haar jong
ste vergadering besloten heeft medewerking
te verleenen, teneinde verbetering van de
brug te verkrijgen, heeft zich ook gewend tot
de Nederl. Spoorwegen en kreeg einde No
vember ten antwoord, dat, in verband met 't
aanbrengen van andere tramrails op de brug
en met het oog op het zeer drukke rijver-
keer, een nieuw rijdek met blokjesvloer zal
worden gelegd, maardat op vernieuwing
van den onderbouw en daar komt het
vooral op aan niet moet worden gerekend.
Intusschen komt In de onlangs verschenen
Memorie van Antwoord op het voorloopig
verslag aangaande de begrooting van Wa
terstaat een mededeeling voor, die hoop
geeft. Er blijkt daaruit, dat „overwogen
wordt, in 1930 de vernieuwing van de Stalen
brug te Bergen op Zoom uit te voeren ten
leste van het Wegenfonds."
Het is wel zeer te hopen, dat deze over
weging binnenkort zal leiden tot een daad,
waarnaar de weggebruikers reikhalzend uit
zien.
Reeds in Januari 1927 werd geschreven:
„In het belang van het internationale ver
keer is een spoedige verbetering en vernieu
wing van de oude en verouderde brug drin
gend gewenseht."
Thans klemt dit nog veel meer.
Met een nieuw brugdek alleen zal men
niet geholpen zijn; de geheele brug dient te
worden vernieuwd, versterkt en verbreed. De
verkeersveiligheid eischt het.
Voor de Utrechtsche Rechtbank stonden
terecht de 63-jarige H. de K. en zijn echt-
genoote de 58-jarige H. H. v. Z., beiden te
Leersum, verdacht van opzettelijke brand
stichting in hun woning.
Het O.M. eischte tegen ieder van het echt
paar een gevangenisstraf van één jaar, ter
wijl de verdediger mr. Simon heropening van
de instructie vroeg daar z.i. de feiten niet
voldoende door het getuigenverhoor zijn
belicht. De Rechtbank wees dit verzoek af en
bepaalde de uitspraak op 18 December a.s.
Het Haagsche Gerechtshof heeft in hooger
beroep bevestigd de beslissing van de 3e
kamer der Haagsche Rechtbank, waarbij de
ingenieur van den weg, ir. van Panthaleon,
Baron van Eek en de opzichter van den weg
Berghuys, in verband met het bekende spoor
wegongeluk bij de Vink, buiten vervolging
waren gesteld.
Ingevolge een opdracht van den minister
van Binnenl. Zaken en Landbouw zal de
inspecteur van den Landbouw, hoofd van
den buitenlandschen Landbouwvoorlichtings-
dienst, ir. Th. J. Mansholt, zich binnenkort
naar Spanje begeven, teneinde studie te
maken van de mogelijkheden, welke dat land
als afzetgebied voor verschillende onzer
landbouwproducten biedt, alsmede om na te
gaan, wat gedaan kan worden, om den afzet
dier producten te bevorderen.
Wetswijziging gewenseht?
In „De Locomotief", orgaan van de Ver.
voor Locaalspoorwegen en Tramwegen,
wordt, op grond van de bezwaren onder
vonden bij de tegenwoordige wijze van con
cessie-verleenen aan openbare vervoermid
delen, betoogd, dat een wijziging van de
wet op deze vervoermiddelen noodig is.
Daartoe zou bepaald dienen te worden,
dat een autobusdienst eerst in werking kan
treden, indien er geen beroep bij de Kroon
He „U. D." vernam bij informatie van de
directie der Ned. Spoorwegen, dat de mede
deeling van het „Hbld.", als zou de raad van
commissarissen de directie gemachtigd heb
ben een uitkeering te doen, geheel op
onjuistheden berust.
Allereerst is er van een beslissing inzake
de uitkeering nog geen sprake, daar op 15
December a.s. nog een conferentie tusschen
de directie en de organisaties zal plaats heb
ben, waar de bedoelde uitkeering weder een
punt van bespreking zal uitmaken.
Het bericht bevat nog een onjuistheid en
wel deze, dat de commissarissen de directie
tot het doen van een uitkeering hadden ge
machtigd. De directie is vrij in het doen van
uitkeeringen aan het personeel, zonder vooraf
daarvoor speciale machtiging te hebben ver
kregen van den raad van commissarissen.
Vr.: Is een huisbaas verplicht, indien hij
een huis verhuurt per maand, een huur
contract te geven volgens de wet?
Antw.: Uw vraag is niet erg duidelijk. U
kunt zoowel een schriftelijk contract als een
mondelinge overeenkomst aangaan. Als re
gel sluit men echter een schriftelijk contract.
Vr.: Mijn kanarie heeft sinds Mei niet
meer gezongen, nadat hl) geruid had. Het
diertje is niet ziek, zelfs zeer levendig.
Weet u een middel om hem aan net zingen
te brengen?
Antw.: Het dier lijdt waarschijnlijk aan
verzwakking. Geef het als hoofdvoedsel goed
raapzaad en als bijvoer hard gekookt ei met
beschuit vermengd of dagelijks een stukje
vogelbiscuit.
Vr.: Zijn de volgende loten al uitgeloot,
van de leening van 22 Febr. 1892 van de
Universiteit van Freiburg?
lste serie 275886, 275885; 2de serie 192391,
192394; 3de serie 615948, 615939,
Antwu Nog niet uitgeloot,
In de vergadering der Tweede Kamer werd
gisteren aan mevr. de VriesBruins (S.D.A.
P.) verlof verleend tot het richten van
vragen aan de regeering over de hygiënische
en medische verzorging aan boord van sche
pen, naar aanleiding van de ziektegevallen
op de „Insulinde". Deze interpellatie wordt
gehouden op een nader te bepalen dag.
Daarna werd de behandeling der begroo
ting van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen voortgezet.
De heer VAN ZADELHOFF (S.D.A.P.)
bespreekt de kwestie van de wachtgelders.
De wettelijke bepaling daarvan heeft veel
misère met zich gebracht. Het is wenschelijk,
dat die regeling weder wordt ingetrokken.
Voorts bespreekt de heer van Zadelhoff
het verrichten van arbeid in loondienst van
schoolgaande kinderen ten plattelande. Aan
deze kinder-exploitatie moet een eind ko
men. Men moet komen tot een algemeen
verbod van kinderarbeid beneden de 14 jaar.
Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.A.P.) be
strijdt het betoog van den heer Duymaer van
Twist. Zij is integendeel den Minister dank
baar voor het overleggen van de adviezen
inzake een leerstoel in de homoeopathie.
De heer VAN WIJNBERGEN (R.K.) be
strijdt dat deze Minister in zeer gunstige
omstandigheden zou zijn opgetreden, zooals
de heer Albarda beweerde. De toestand
onzer financiën was allerminst gunstig, toen
dit kabinet optrad, terwijl belastingverla
ging een eerste eisch was. De wenschen der
Kamer deelt de Minister, doch zij moeten
onvervuld blijven uit hoofde van de finan-
cieele omstandigheden. De heer Albarda
neeft verzuimd uit te rekenen hoeveel mil-
lioenen vervulling van al die wenschen ge
kost zou hebben en waar dit geld van
daan gehaald moest worden. Wel zal te over
wegen zijn of in den vervolge de verhouding
tot den Minister van Financiën moet blij
ven zooals die thans is geweest. Ook had de
Minfeter "oij zijn treden in dit kabinet kras
ser eischen kunnen stellen. Toch zijn som
mige maatregelen van belang geweest, o.a. de
vervroeging van de invoering van 't zevende
leerjaar en de zevenjarige leerverplichting.
Voorts heeft deze Minister de intrekking
van eenige stopwetjes bevorderd. Zijn indruk
is, dat de Minister een arbeidzaam man is
en g-roote activiteit ontwikkelt. De critiek
was deels overdreven, deels ongegrond. Spr.
aeht het zeker niet uitgesloten, dat de wets
ontwerpen betreffende het aanvullend- en
middelbaar onderwijs nog door deze Kamer
kunnen worden afgedaan.
De heer GERHARD (S.D.A.P.) wijst er op,
dat de financieele toestand alleen volgens de
Troonrede ongunstig was toen dit kabinet
optrad. De Minister had in ieder geval
krachtiger moeten staan tegenover den Mi
nister van Financiën.
De heer WEITKAMP (C.H.) heeft den in
druk, dat ons volk topzwaar is geworden ten
opzichte van ons onderwijs, dat veel te on-
practisch is ingericht. Wat hebben wü aan al
die geletterde stommeriken? Het onderwijs
is te veel ingericht op de kwasi-belangen van
den enkeling en te weinig op die der maat
schappij.
De heer RUTTEN (R.K.) dringt aan op
meer aanpassing van het lager onderwijs in
Limburg bij de volkstaal. Hij pleit ook voor
bevordering van het landbouwhuishoud-
onderwijs.
Mej. KATZ (C.H.) steunt het betoog van
den heer Duymaer van Twist inzake een
leerstoel in de homoeopathie uit billijkheids
overwegingen.
De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUN
STEN EN WETENSCHAPPEN, mr. WAS
ZINK, beantwoordde 21 sprekers en bespreekt
daarbij het eerst de instelling van een leer
stoel in het Friesch.
Verder verklaarde spr. met het denkbeeld
een commissie in te stellen voor het spel
lingvraagstuk niet te kunnen meegaan, daar
reeds vele commissies deze zaak hebben
onderzocht. Intusschen ligt het niet in de
bedoeling, aan de faciliteiten, die bij exa
mens zijn toegestaan, te tomen.
Wat betreft den gevraagden leerstoel in de
homoeopathie, heeft spr. alleen de adviezen
overgelegd, waarop zijn beslissing steunt. In
de academische wereld bestaat als commu
nis opinio, dat de homoeopathie geen recht
heeft op den naam van wetenschap. De voor
standers der homoeopathie zijn steeds in ge
breke gebleven aan te toonen op welke wijze
hun denkbeeld zou zijn te verwezenlijken.
Bij een loerstoel komt immers een kliniek of
een laboratorium. De kosten zijn dus hoog.
Moet het vak van dien hoogleeraar vrij zijn?
De oplossing is niet zoo eenvoudig als die
schijnt. De adviezen zullen alle worden ge
drukt en rondgedeeld.
De moeilijkheden, die gemeentebesturen
hebben met de wachtgeldregeling voor on
derwijzers, hebben zij grootendeeis aan zich
zelf te wijten. Plaatselijke en persoonlijke
omstandigheden spelen vaak een rol, spe
ciaal in de kleinere gemeenten. Er moet ook
nu nog rekening gehouden worden met het
opheffen van openbare scholen, waardoor
meer onderwijzers op wachtgeld komen, die
opnieuw geplaatst moeten worden.
Een wetsontwerp, waarin een nieuwe
wachtgeldregeling is uitgewerkt, zal de Ka
mer binnen niet te langen tijd bereiken.
Wat den kinderarbeid betreft, heeft de
minister zijn ambtgenoot van Arbeid ver
zocht een onderzoek in te stellen.
De omstandigheden, waaronder de minis
ter zijn ambt aanvaardde, waren zakelijk en
financieel ongunstig. De oprichting van een
apart departement van onderwijs viel in een
gunstige» tijd, waarin veel kon worden ge
daan. Dat was een heel andere tijd dan nu.
De verschillende ontwerpen kwamen ook
spoedig tot stand en toen spreker optrad,
vond hij slechts een voorontwerp-school-
geldregeüng. Aan de aanhouding van dit
ontwerp op verzoek van dr. De Visser, had
spr. part noch deel.
Spr. wijst er nog op, dat de rem van den
minister van financiën niet alleen hem,
maar alle ministers heeft over'neerscht. Het
is gemakkelijk allerlei eischen te stellen. Als
de heer Albarda of één der zijnen achter de
groene tafel zitten, dan zal dit stellen van
eischen ophouden. Tot zoolang bezit spr. zijn
ziel in lijdzaamheid.
De algemeene beschouwingen worden ge
sloten.
De minister beantwoordt nog eenige vra
gen betreffende de in te richten statistieken,
waarna de vergadering tot heden verdaagd
wordt.
In het Voorloopig Verslag op het IXe
Hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1929 is onder afdeeling IX „Mijn
wezen" het volgende o.a. opgemerkt:
„Sommige leden wezen op de onzekerheid,
waar.' sommige Limburgsche gemeentebe
sturen zich bevinden ten aanzien van de
vraag, tegen welken tijd bepaalde steen
kolenmijnen zullen zijn uitgeput en dus
maatregelen moeten worden genomen tot
bescherming van de economische belangen
van de talrijke bij de mijn.exploitatie be
trokken volksgroepen.
1 Deze leden vroegen, tegen welken tijd de
uitputting van de Domaniale Mijn en van
de mijnen Wilhelmina en Laura kan worden
tegemoet gezien.
Mocht de regeering daaromtrent geen
inlichtingen kunnen verschaffen, dan dron
gen zij aan op een onderzoek van Regeerigs-
wi«ge, waarvan het resultaat zou moeten
wwrden gepublieceerd, of althans aan de
Kamer overgelegd".
In de „Memorie van Antwoord" wordt
daarop medegedeeld:
„Nauwkeurige opgaven omtrent de in de
mijnvelden van de Domaniale Mijn en de
mijnen Wilhelmina en Laura aanwezige ko-
lenvoorraden kunnen, zooals begrijpelijk
is, niet worden verstrekt.
De levensduur der genoemde mijnen wordt
bij de tegenwoordige productie door het
Staatstoezicht geschat op: Domaniale 23 a 28
jaren, Wilhelmina 25 a 30 jaren, Laura 30 a
35 jaren.
Of daarna nog bijv. voor zooveel de
Staatsmijn Wilhelmina betreft, eene ontgin
ning van dieper liggende lagen mogelijk
zal zijn, zal eerst na verdere verkennings
werkzaamheden kunnen blijken.
Voor een onderzoek van Regeeringswege
vindt de ondergeteekende voorhands geen
aanleiding."
Naar aanleiding van dit antwoord schrijft
de Zuid-Limburger:
Het komt ons voor, dat Minister van de
Vegte zich van deze o.a. voor de gemeen
ten Kerkrade en Eijgelshoven hoogst ern-
stive zaak allerbeminnelijkst gemakkelijk
afmaakt.
Drie mijnen, onder het grondgebied van
genoemde gemeenten hare concessievelden
uitputtend, zouden volgens het Staatstoe
zicht binnen een tijd van 23 a 35 jaren haar
werk volbracht hebben.
Van de Willem Sophia wordt niet ge
sproken en ook van andere mijnen niet!
Laat Z.E. goed bedenken, dat de oudste
mijngemeente van Nederland volgens het
Staatstoezicht geen kolenvoorraad meer zal
hebben.
Zeker, nauwkeurige cijfers zijn niet gege
ven.
Maar een zoo nauwkeurig onderzoek als
mogelijk is, kan van de Regeering, die de
concessies voor mijnbouw geeft of dezen
zelf exploiteert, toch wel met alle recht en
reden en billijkheid worden gevorderd, om
te voorkomen, dat over 35 jaren de ge
meenten geheel gedupeerd worden.
In casu is het speciaal de gemeente
Kerkrade, want Eijgelshoven heeft altijd nog
de mijn Julia in vooruitzicht.
Wat beweegt den bewindsman, om voor
een onderzoek van Regeeringswege voorals
nog geen aandeiding te vinden?
Moet dit onderzoek voor Kerkrade, Eijgels
hoven en eventueel andere mijngemeenten
achtershands geschieden d. i. als die ge
meenten door de uitputting der putten in
den put zijn gekomen?
Bij zoo'n kort tijdvak wat zijn voor het
gc-meenteleven 35 jaar? moet nu gezorgd
worden voor alle noodige maatregelen ter
voorkoming van de ramp van massa-werk
loosheid en onvermogen der gemeentelijke
gemeenschap, tenzij de mijnen niet in
dien tijd zijn uitgeput.
Waarom zouden werkenningtoahten al
leen in de Wilhelmina gehouden kunnen
worden? Is het dan geheel onmogelijk, dat
in de andere mijnen ook dieper-liggende la.
gen, wier ontginning mogelijk is, zich be
vinden?
Waarom mag de Mijnstreek voorshands
■niet rekenen op de zorgen der Regeermg.
die in oorlogstijd en tijd van kolengebrek het
Limburgsche kolenbekken wel wist te vin
den, reglementeerend en gebiedend over de
voorraden?
Het zou te betreuren zijn, indien de vra
gen tellende Kamerleden en de Mijnstreek
door en Jantje van Leiden werden stil ge
houden. Het kan over 'n kwarteeuw tot een
catastrophe leiden. Acht men dit niet het ge
val laat de Regeering de bevolking dezer
streek, nu pas weer getroffen door de nieuwe
regeling van het mijnrecht, dat de belasting
neerslaat op de gemeente-bewoners, van alle
ongerustheid verlossen.
Een behoorlijk onderzoek, dat zoo
eenigszins mogelijk „nauwkeurige opga
ven" als resultaten bieden kan, geeft ten
minste zekerheid en eventueel noodzake
lijke inspanning om maatregelen tot hulp te
verschaffen.
Zoo hadden wij verwacht, dat de Minister
over deze zaak van algemeen belang zijn
antwoord had gegeven. Een algemeen belang
niet enkel voor de gemeente, maar ook
voor het Rijk, wiens inkomsten bij uitputting
der mijnen eveneens verminderen.
Loos alarm
Naar aanleiding van het protest van mr.
F. Bach, namens den Roomschen Midden
stand, naar het heet, uitgebracht, verzoekt
de Partijsecretaris, na gepleegd overleg en
mede namens den waarnemenden voorzit
ter van het Partijbestuur, het volgende op
te nemen, om eenige onj-uistheden recht te
yptifpn
Voorop zij er op gewezen, dat zoodra wij
den tijd naderen van de aanwijzing van
candidaten, het een telkens wederkeerend
verschijnsel is, dat sommige gemoederen on
rustig worden. Dit is een soort ziektever
schijnsel, dat gewoonlijk gepaard gaat met
eenige zucht naar groote woorden, die
suggestief op de massa moeten Inwerken en
deze in de meening kunnen brengen, alsof
de partijleiding groote ongerechtigheden
heeft gepleegd.
Nu we toe zijn aan de uitvoering van een
voor vele kiezers niet bijster bevattelijk
kiesreglement, kan dit ietwat mysterieuze
stuk partijwetgeving een gemakkelijk te
hanteeren middel worden om onze katho
lieke kiezers te verontrusten.
Als Partij-secretaris zou ik, terwille van
het algemeen partijbelang, willen vragen,
om bij de nu ingezette werkzaamheden
dit euvel zooveel mogelijk te vermijden.
Laat men nu eens niet telkens met alar-
meerende berichten over vermeend onrecht
komen, en zoodoende den goeden geest on
zer kiezers bederven. Meent men ernstig,
dat door deze of geene partij-instantie fou
ten zijn gemaakt, dan wende men zich vrij
moedig tot het dagelijksch bestuur der Par
tij, dat bereid en gereed is alles te onder
zoeken en te bespreken. Dan wordt onnoo-
dig geschrijf en gewrijf vermeden, en de
goede stemming onder de onzen niet noo-
deloos in gevaar gebracht.
Dit is de algemeene opmerking vóórop.
Hadde mr. Bach zich, vóór de publicatie
van zijn protest, tot de Parijleiding ge
wend, waarschijnlijk zou het protest in de
pen zijn gebleven.
Mr. Bach meent, dat door het Centraal
College aan den middenstand onrecht is
geschied. Hij spreekt zelfs van een ..regle
mentair recht op een eigen kwaliteitsze
tel", dat miskend is, van „in strijd met
het kiesreglement".
Bij eenige informatie waren deze woor
den niet geschreven, wijl ze eenvoudig be
rusten op misverstand van de zijde van mr.
j Bach.
Het Centraal College heeft een deskundige
vastgesteld voor middenstandszaken. Deze
kwaliteit is toebedeeld aan de lijst Den
i BoschZeeland. De samenvoeging dezer
beide kringen is door het Partijbestuur vast
gesteld, met de bedoeling den Zeeuwschen
zetel, in 1925 verloren gegaan, in 1929 vei
lig te stellen. Op grond van door een ieder
aangevoeld algemeen nationaal belang.
Die samenvoeging van Den Bosch met in
1925 ruim 50.000 partijstemmen en Zeeland
met in 1925 slechts 3200 partijstemmen brengt
de noodzakelijkheid mede, om voor den
Zeeuwschen zetel een kwaliteit toe te
kennen.
Op de vrije plaatsen zou een Zeeuwsche
candidatuur eenvoudig geen kans hebben,
wijl in de practijk zou blijken, dat voor de-
jze vrije plaatsen, waarvoor een ieder can-
didaat kan worden gesteld, Zeeland door
Den Bosch zou worden doodgedrukt.
Immers voor deze vrije plaatsen zullen
verscheiden candidaten worden gesteld uit
de eigen streek, en géén leiding kan dan
eerlijk verzekeren, dat de 50.000 Bossche
kiezers een Zeeuwsche voorkeur, een
Zeeuwschen wensch, zullen volgen en ho-
noreeren.
Ieder die het kiesreglement kent en daar
nevens de mentaliteit der kiezersmassa, er
kent dit als juist.
Daar men ook bij de uitvoering van een
kiesreglement als eerlijke menschen moet
handelen, is door de Bossche leiding hierop
dan ook onmiddellijk de aandacht gevestigd.
De eerlijke samenwerking van Den Bosch
en Zeeland is nu gebaseerd hierop: dat
Zeeland voor één zetel het volle recht zal
hebben, daarvoor eigen candidaten voor te
dragen en desgewenscht te adviseeren
alsof de Zeeuwsche kieskring alleen stond,
terwijl de Bossche leiding op zich nam
om in den Bossche kieskring aan
haar kiezers duidelijk te maken dat eer
lijkheid en billijkheid jegens de Zeeuwen
medebrengt, dit recht zonder meer te er
kennen en zich daarnaar te gedragen.
Vandaar de toelichting in het Berede
neerd Verslag, dat de kwaliteit van midden-
standsdeskundige bedoeld is voor dien
Zeeuwschen zetel.
Het Centraal College heeft niets anders
gedaan dan een middenstandskwaliteit vast
gesteld voor de combinatie Den Bosch-
Zeeland. Volkomen volgens het Kiesregle
ment.
Het Centraal College is ingelicht geworden
over de samenvoeging dier beide kringen en
over het z.g. „gentleman's agreement",
over de eerlijke afspraak tusschen de beide
Kringbesturen.
Die is in de toelichting tot uiting gebracht.
Waarmede geen enkele bepaling in het
Kiesreglement is geschonden.
Toen nu bleek, na ernstige informatie, dat
het Zeeland mogelijk zou zijn de kwaliteit
middenstandsdeskundige te realiseeren zóó,
dat dit tevens een Zeeuwsch afgevaardigde
kon zijn, heeft het Centraal College beslo
ten die kwaliteit aan de combinatie Den
BoschZeeland toe te deelen.
Wat is er nu toch feitelijk niet in orde?
Welk onrecht is den middenstand ge
schied?
Hij krijgt een zetel en wel in Den Bosch
—Zeeland.
Weet mr. Bach wie dat zal worden?
Dit moeten straks de kiezers uitmaken, en
niemand anders.
Is den middenstand onrecht geschied, om
dat die middenstandsdeskundige straks wel
licht een Zeeuw zal blijken te zijn?
En is het een onrecht, dat het Centraal
College gemeend heeft, met die toewijzing
tegelijk twee belangen te kunnen dienen:
lo. een goed middenstandsdeskundige, en
2o. een Zeeuwsch afgevaardigde?
Is dit niet veeleer een politiek-verstandige
en prijzenswaardige daad, waar deze combi
natie van beide belangen mogelijk bleek,
haar met beide handen te aanvaarden?
Of kan er uit Zeeland wellicht a priori
géén behoorlijk middenstandsdeskundige ko
men?
Het Centraal College beschikte over de
gelijke informaties, dat den Zeeuwen dit wel
mogelijk zoude zijn.
En ik ben ervan overtuigd, dat aan mr.
Bach dit ook niet geheel onbekend is ge
bleven!
Het geheele protest mist iederen rcëelen
grond, 't Is daarom loos alarm.
N, B. Het is ondoenlijk voor het Partij
secretariaat om verder over deze of soort
gelijke aangelegenheden in het openbaar te
gaan polemiseeren. Hierboven is de weg aan
gegeven ter bekoming van informaties, tot
het geven waarvan het Partijsecretariaat
gaarne bereid is.
„Het Huisgezin" driestart:
Het antwoord van den minister van Fi
nanciën op de vragen van het Kamerlid ds.
Lingbeek ten aanzien van de salarieering
der religieuzen-onderwijzers is duidelijk af
wijzend.
Dit stemt te meer tot voldoening, daar
men had meenen te verstaan, dat de heer
De Geer eenigermate naar de Lingbeekiaan-
sché richting neigde.
Daar is geen sprake van.
Zonder er doekjes om te winden zegt de
minister, dat bij een salarisregeling geen
rekening mag worden gehouden met de
vraag, of een deel van de wedde vermoede
lijk zal worden afgedragen aan anderen.
Dat afdragen aan anderen behoeft niet
bepaald en niet uitsluitend op kloosterlingen
te slaan: ook anderen kunnen zich of zou
den zich kunnen verbinden een deel van
hun salaris aan derden af te staan: aan de
kas b.v. van hun politieke partij; het is
volstrekt niet uitgesloten, dat communis
tische onderwijzers en ambtenaren een
zeker percentage van hun jaarwedde in de
partijkas storten.
Hoe het zij, de regeering heeft, bij de vast
stelling van het salarisbedrag, niets te ma
ken met de vraag, of de onderwijzer of
ambtenaor het volle bedrag voor zichzelf
behoudt en gebruikt.
Deze kwestie is thans, mag men zeggen,
in hoogste instantie beslist, en definitief.
Op de tweede olaats heeft de minister de
behoefte als factor voor de hoegrootheid van
de salarissen erkend.
De kindertoeslag, zegt hij de huwelijkstoe
lage en de salarisreducties wegens ongehuw-
den staat zijn hiermee gerechtvaardigd
Maar niet gerechtvaardigd is de versterkte
salarisreductie wegens ongehuwden staat,
die slechts op een deel der ongehuwden (de
onderwijzers) wordt toegepast, daar de
mige ratio, die men hiervoor aan voert,
het leven in communiteit, voor drie
art van dit deel der ongehuwden niet
geldt.
Voor drie-kwart der ongehuwden is da
versterkte reductie buiten kijf ongerechtvaar
digd en dient deze dus per sé te vervallen.
Accoord!
Blijft derhalve de vraag, of voor de onder*
WjisfS
vers.
«eh Is
D-
eng.
beh
de
ger
fact
di
D:
min 1
b,
kl'K>
redi
behc-
tot
O
antv
lijkt.