Brieven uit Canada Binnenlandsch Nieuws TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT - DONDERDAG 6 DECEMBER 1928 BLADZIJDE 2 Het verhaal van een succes VERKEER EN POSTERIJEN RECHTSZAKEN Zijn slachtoffer uitgeschud De „stalen iirug" te Bergen op Zoom Brandstichters Het spoorwegongeluk bij de Vink LANDBOUW EN VISSCHERIJ Ir. Mansholt naar Spanje De concessies voor auto bussen SOCIAAL LEVEN De extra-uitkeering aan het spoorwegpersoneel VRAGENBUS Staten-Generaal Tweede Kamer De voorraad der mijnen in Zuid-Limburg De R.K. Middenstand en de Kwaliteitszetel in Zeeland De salarissen der religieuzen-onderwijzers TV m. aan sta; ste» trok: zaal hen verl. van Alp Prat. Edam, 18 October 1928. Een gedetailleerde studie der Canadeesche provincieplaatsen heeft met de intellectueele waarde van een postzegelcollectie gemeen, dat het je van alles en nog wat leert. Geschiede nis, binnenlandsche zoowel als buitenland- sche, in de plaatsnamen Borden (naar den oorlogspremier Sir Robert Berden) of het Russische settlement Kerensui, de man, die het tsaristisch bewind van Rusland verjaag de, om kort daarop zelf door het bolsjewisme weggejaagd re worden. Plaatsnamen hier leeren ook andere dan alleen Canadeesche aardrijkskunde. Edam is er een voorbeeld van, dat ik van zxr nabij bezien heb. De weg naar Edam, van ui' North-Bathe- ford,zou 'n overtuigend bewijs kunnen zijn dat de prairie verre van die monotone eindelocze grasvlakte is zotals men zich dat gemeenlijk wel voorstelf. Integendeel, ik herinner me van den twee uur langen motortocht naar onze oud-landgenooten een onverwachte verschei denheid van landschap. Ket zijn de bosschen, welke de farms alle verschillend doen zijn, de mooie wuivende prëelen van zilverstammen die beschermend ronde in hun flanken weg gedoken behuizingen, 's zomers beveiligend tegen de roosterende zón, 's winters beschut tende tegen de koude of de stormen van den laten herfst en het vroege voorjaar. En dan zijn er in de prairieprovincies de rivieren, dikwijls heel breed, met haar wijde oeverlanden, broedplaatsen der watervogels in hun bonte verscheidenheid Op weg naar Edam passeerden wij ook nog een groot meer, dat in zijn zilveren wijdheid door de goudgele omzetting der graanlanden van een heel bijzondere bekoring was. De zomerhuisjes aan het strand waren reeds verlaten en op de eenzame wegen duwden Indianen hun karretjes. Die indianen koningen der prairie ja, ze bestaan nog en ge kunt ze heusch nog in leven den lijve zien, de helden van Coope ren Ai- mard's boeken, doch hoe diep is hun verval.De regeering heeft hun eigen landerijen aangewe zen, om ze tenminste voor algeheele uitster ving te bewaren. Die kampen, „Reserves" worden ze genoemd zijn van een treurige deso laatheid. Vuile woninkjes hebben de schil derachtige wigwam's vervangen en in plaats van in hun gevederde oorlogsgewaden met de tomahawk op den voorsteven van hun cano's ziet ge ze, heden aan den dag, practisch alleen nog maar in oude westersche kleeding en knoeiend met een verroeste, afgedankte Ford. Een enkele maal weten zakelijke tourist-agentschappen ze nog wel eens in oude glorie bij elkaar te rakelen, doch dit is dan de puurste reclame.De jonge Indiaansche, de Squaw, ontmeet ge alleen nog maar in hooge rijglaarzen, met een manteltje, veelte kort voor haar slanke leden en de zware haartossen verborgen onder een idioot staand Europeesch hoedje. Maar één keer heb ik even de oude glorie van dit leeuwenras geproefd.Het was in de bergen van Noordelijk Britsch-Columbia, Canada's meest westelijke provincie. Onze auto had stilgehouden bij de kromming van een herberg en daar beneden óns op de helling zat een zoon van het oude volk op zijn paard. Zelfs hier had de Westersche beschaving reeds doorgewerkt, doch zijn kleeding zat als ge goten om een pal rechtgehouden reuzenfiguur. Eer. veer stak in het pikzwarte haar, zijn rechterhand hield hij boven de oogen, tu rend in de wijde verte waar de zon haer laat ste stralen over de toppen heen het mysteri euze bergmeer in balanceerde en in dit spel van licht en schaduw kwam markant het harde profiel uit, de felle jukbeenderen, de scherp gebogen neus, het als gebeitelde ge zicht van den Roodhuid, afstammeling van een geboren heerschers-geslacht. Het is wel een heele stap van den roman- tischen Indiaan naar den nuchteren Hollander doch daar de tocht van het vroolijke Battle- ford naar het werkzame Edam noodzakelij kerwijze langs dit meer en, met een omweg, door deze Indianen-reserve leidde, moge de lezer mij mijn afdwaling vergeven. Edam is een vriendelijk stadje en wat er den nieuwkomer het meest treft is de over vloed van echt Nederlandsche namen, van Friesch tot Zeeuwsch op het meerendeel der winkelruiten en postbussen. Die postbussen zijn een andere merkwaardigheid van Canada vooral in den winter zou een tocht, elke hof stee op en af, voor den postbode onmogelijk worden. Daarom staan er langs den grooten weg palen met aluminium-bussen, waar ieder zelf zijn eigen post afhaalt. Een langzame rit lar.gs den hoofdweg, de namen op elke postbus aflezend, bewees mij dan al, in vogelvlucht zou ik bijna mogen zeggen, hoe veel Nederlanders zich hier gedurende de laatste 25 jaar gevestigd hebben. Met den nestor dier Hollandsche kolonie, den ouden heer Wouters, heb ik dien mooien namiddag zitten praten over het wel en wee dier vaderlanders gedurende een kwart eeuw. Wouters is al oud, de gouden bruiloft ligt al achter hem, doch Canada heeft hem niet alleen welvarend gemaakt, 't heeft hem boven al fief gehouden. Zooals hij daar de combi natie is onwaarschijnlijk maar toch letterlijk waar in 'n gemakkelijke clubfauteuil in zijn keuken, het eene been over het ander wie gend, jongensachtig levendig zijn sigaar rookt en met vollen gullen lach in smakelijke bijzonderheden van Edam vertelt, komt hij mij nog steeds voor als de incarnatie van wat dit land biedt, hard werken maar gouden mogelijkheden en een ouden dag als de zijne. „ja. mijnheer, toen we hier in Canada aan kwamen, waren we zoo arm als de mieren. We pochten er bijna op wie het armste was. Dat waren toen tien families, in 1906. Friezen, Gel derlanders en ik als Zeeuw. Er was hier nog niets van eenige nederzetting te bekennen en toen wij ons vestigden vroeg het gouverne ment ons hoe wij de plaats wilden noemen, dan zouden zij annex den winkel een post kantoortje oprichten. Een van ons ging de eerste maal met een klomp en een schoen naar de kerk. Zoolang we niet voldoende En- eelsch geleerd hadden, beredderden wij den „Dienst" zoo'n beetje voor ons zelf en om beurten lazen wij 's Zondags dan in onze bijeenkomsten uit den Bijbel voor.... „Als ik U alles eens moest gaan vertellen, hoe ik in al die jaren gereild en gezeild heb, daar zou ik wel een boek over kunnen schrij ven en het is heusch niet altijd voor den wind gegaan, we hebben soms leelijke tegenslagen gehad en dat heeft ook zijn goede zijde, want het zet je tot nog grootere voortvarendheid aan. Ik herinner mij nog hoe ik met meer dan zes duizend gulden schuld gezeten heb, doch dat is hier niet zoo funest als in het oude land. Als je eerlijk blijft, dan behandelen de land maatschappijen je ook eerlijk. Kortgeleden vertelde mij nog een jonge man, hoe hij het eer ste jaar een slechte oogst getroffen had en dus in zijn allereerste betaling al te kort moest schieten, doch in plaats van op te stuiven stak de maatschappij hem nog een onder riem on der het hart en nu hoopt hij op beter geluk het volgend jaar. Zoo doet men hier zaken, ruim in opvattingen en met een open oog voor de moeilijkheden der kolonisten. Dit iscook mijn voortdurende ervaring geweest, maar zoo is het in de Vereenigde Staten bij lange na niet, daar zouden de hypotheek houders om je laatste cent geprest hebben en voor de rest doen executeeren „Al onze Hollandsche kolonisten hebben het kranig gebolwerkt en de meesten zijn nu in goeden doen. Doch de plaats en de omtrek hier nu vrijwel vol en de nieuw-komers zuilen elders een betere kans maken in weer nieuwe en pas opengestelde opengelegde districten. Laat ze doen, zooals wij, er is nog gelegenheid te over in Canada voor tal van Edam's." Ruim twintig jaar geleden kwam Wouters dus als een arme dagiooner platzak in Canada En nu Hij renteniert als een jaar of vijf en gaat eiken winter met zij vrouw naar de kust van den Stillen Oceaan in British Columbia, met het zachte, milde klimaat. Een zijner zoons heeft daar een groote eigen farm, zijn zes andere kinderen hebben meerendeels eigen boerderijen in de streek hier, sommi gen van 800 acres groot. Eén is eigenaar van den grootsten winkel in het stadje én hun welvaart wordt wel het best uitgedrukt door het feit dat allen hun eigen auto bezitten. Moeder Wouters was niet thuis, zij rente niert nooit, want er zijn ai twee dozijn klein kinderen en zelfs één achterkleinkind, wat haar voortdurend van het eene huis naar het andere doet gaan. „Men moet hard werken in Canada, doch dat moet je toch feitelijk ook in Holland en dan was ik met mijn harde werken toch maar ten eeuwigen dage dagiooner gebleven „En als ik nu zoo rond kijk over mijn eigen huis en van uit mijn tuin naar de huizen van mijn kinderen, allen gezond en welvarend, dan zegen ik den dag dat ik de Oude Wereld verliet voor de Nieuwe Dat was Wouter's resumé, de geschiedenis van een succes; een succes waarvan ge in?zijn kinderen door heel die plaats de bewijzen kunt zien. Zulke successen biedt Canada nog te kust en te keur voor wie zijn toekomst in beide handen durft nemen en naast eigen durf en kracht niet geheel en al de waarheid ver geet van die spreuk, welke ik in Wouter's pronkkamer op de eereplaats zag hangen „Wentel Uwen weg op den Heere en %'ertrouw op Hem, Hij zal het maken." In die levensbeschouwingen ligt dan wel licht nog wel de grootste factor van dit ge slaagde leven K. v. H. ingesteld wordt, of voor het geval er wel een beroep ingesteld is, hierop door de Kroon beschikt is. Indien de wet ongewijzigd blijft, zullen de bestaande vervoersondernemingen steeds op lossen bodem staan. Maar zelfs met een dergelijke wetswijziging blijft nog een moei lijkheid bestaan. Immers indien een onder nemer, na een afwijzende beschikking van de Kroon, ten tweeden male een aanvrage bij Gedeputeerde Staten indient en dit lichaam weigert dan de vergunning, zoo kan toch opnieuw bij de Kroon beroep ingesteld' worden, thans door hem zelf. Wel zal de Kroon in zoo'n geval, indien zieh geen nieu we feiten hebben voorgedaan, het beroep ongegrond verklaren, doch desniettegen staande verkeeren de bestaande onderne mingen in een voortdurende onzekerheid. «Tij zwijgen dan nog' maar van den onge- wenschten toestand, die ontstaat doordat allerlei machten, welke zich reecfe bij de behandeling van het eerste beroep ten volle hebben laten of hadden kunnen doen gel den, dan nog eens ten tweeden male al hun gewicht in de schaal zullen trachten te wer pen. Een dergelijke toestand doet zich thans bijv. voor in Noord-Brabant. Een wettelijke bepaling, welke hieraan tegemoet komt, schijnt moeilijk denkbaar te zijn, is wellicht zelfs niet wenschelijk. In soortgelijke ge vallen, waarbij dus een aanvrage, welke in wezen niet of bijna niet verschilt met de vorige, aan de beslising van de Kroon wordt voorgelegd, zal deze naar wij hopen en ver trouwen een „niet-ontvankelijk" laten hoo- ren. Een monopolie bezitten de huidige openbare verkeers-ondememingen thans niet meer. Daarom te meer moet haar een zekere veiligheid en zekerheid, welke voor een goede ontwikkeling noodig is, gewaar borgd worden. Gisteren heeft de rechtbank te Utrecht conform den eisch tot negen maanden ge vangenisstraf met aftrek van voorarrest ver oordeeld den 19-jarigen chauffeur J. P. v. d. L. te Utrecht, verdacht van diefstal subsi diair heling van een bankbiljet van 25.— ten nadeele van een Utrechtenaar, die door hem in zijn auto was vervoerd. De passagier, die beschonken was, werd door verdachte voorbij het fort Lunetten op den weg naar Houten aan den kant van den weg gelegd, waarbij de dronken man tot het middel in een sloot geraakte en bijna verdronk. Spoedige verbetering gewenseht Het „P. C. W." schrijft: Reeds meermalen is er over geklaagd, dat de z.g. „Stalen brug" bij Bergen op Zoom, een ijzeren vakbrug, welke over den spoor weg RoosendaalVlissingen leidt en die ligt in den hoofdverkeersweg naar België en naar Zeeland, al sinds lang niet meer beant woordt aan de eischen van het verkeer. In de Tweede Kamer is de onvoldoende toestand van deze brug besproken en is er op gewezen, dat ze zóó slecht is, dat er her haaldelijk automobielen zijn doorgezakt. Bewoners van de streek, die van den piaatselijken toestand goed op de hoogte zijn, hebben bij herhaling aangedrongen op de hoög noodige verbetering van dit uit 1808 dateerende kunstwerk, dat voor het groote verkeer ten eenenmale onvoldoende is ge worden. Het „P. C. W." heeft in een publicatie ge wezen op nog een ander bezwaar, n.l. de ge vaarlijke smai'neid van dit verouderd bouw werk en heeft doen uitkomen, dat het ver keer hier een brug eischt, die minstens twee maal zoo breed als de oude dient tezijn. Twee voertuigen kunnen elkaar niet passee- ren en bovendien loopt er nog de stoomtram Bergen op Zoom—OsseudrechtAntwerpen over. Deze klachten werden al geruimen tijd ge leden openbaar gemaakt; de publicatie van het „P. C. W.", waarin de algemeene aandacht op deze brug gevestigd werd, ge schiedde in Januari 1927, dus bijna twee jaar geleden en sindsdien is de toestand niet verbeterd, maar is er dus, het toenemend verkeer in aanmerking genomen, nog meer op achteruit gegaan. Zoo onhoudbaar is de ze geworden, dat het gemeentebestuur van Bergen op Zoom in een brief van November 1S28 een noodkreet slaakt en met nadruk wijst op den desolaten staat waarin de brug verkeert, waardoor reeds ongelukken zijn voorgevallen en in de toekomst te vreezen zijn, zoodat het dringend noodzakelijk is, dat spoedig de hoofdweg naar België en naar Zeeland geen beletsel meer vormt voor het toenemende moderne, zware verkeer. Het gemeentebestuur, dat steun vindt bij de Kamer van Koophandel voor Westelijk Noord-Brabant te Breda, die in haar jong ste vergadering besloten heeft medewerking te verleenen, teneinde verbetering van de brug te verkrijgen, heeft zich ook gewend tot de Nederl. Spoorwegen en kreeg einde No vember ten antwoord, dat, in verband met 't aanbrengen van andere tramrails op de brug en met het oog op het zeer drukke rijver- keer, een nieuw rijdek met blokjesvloer zal worden gelegd, maardat op vernieuwing van den onderbouw en daar komt het vooral op aan niet moet worden gerekend. Intusschen komt In de onlangs verschenen Memorie van Antwoord op het voorloopig verslag aangaande de begrooting van Wa terstaat een mededeeling voor, die hoop geeft. Er blijkt daaruit, dat „overwogen wordt, in 1930 de vernieuwing van de Stalen brug te Bergen op Zoom uit te voeren ten leste van het Wegenfonds." Het is wel zeer te hopen, dat deze over weging binnenkort zal leiden tot een daad, waarnaar de weggebruikers reikhalzend uit zien. Reeds in Januari 1927 werd geschreven: „In het belang van het internationale ver keer is een spoedige verbetering en vernieu wing van de oude en verouderde brug drin gend gewenseht." Thans klemt dit nog veel meer. Met een nieuw brugdek alleen zal men niet geholpen zijn; de geheele brug dient te worden vernieuwd, versterkt en verbreed. De verkeersveiligheid eischt het. Voor de Utrechtsche Rechtbank stonden terecht de 63-jarige H. de K. en zijn echt- genoote de 58-jarige H. H. v. Z., beiden te Leersum, verdacht van opzettelijke brand stichting in hun woning. Het O.M. eischte tegen ieder van het echt paar een gevangenisstraf van één jaar, ter wijl de verdediger mr. Simon heropening van de instructie vroeg daar z.i. de feiten niet voldoende door het getuigenverhoor zijn belicht. De Rechtbank wees dit verzoek af en bepaalde de uitspraak op 18 December a.s. Het Haagsche Gerechtshof heeft in hooger beroep bevestigd de beslissing van de 3e kamer der Haagsche Rechtbank, waarbij de ingenieur van den weg, ir. van Panthaleon, Baron van Eek en de opzichter van den weg Berghuys, in verband met het bekende spoor wegongeluk bij de Vink, buiten vervolging waren gesteld. Ingevolge een opdracht van den minister van Binnenl. Zaken en Landbouw zal de inspecteur van den Landbouw, hoofd van den buitenlandschen Landbouwvoorlichtings- dienst, ir. Th. J. Mansholt, zich binnenkort naar Spanje begeven, teneinde studie te maken van de mogelijkheden, welke dat land als afzetgebied voor verschillende onzer landbouwproducten biedt, alsmede om na te gaan, wat gedaan kan worden, om den afzet dier producten te bevorderen. Wetswijziging gewenseht? In „De Locomotief", orgaan van de Ver. voor Locaalspoorwegen en Tramwegen, wordt, op grond van de bezwaren onder vonden bij de tegenwoordige wijze van con cessie-verleenen aan openbare vervoermid delen, betoogd, dat een wijziging van de wet op deze vervoermiddelen noodig is. Daartoe zou bepaald dienen te worden, dat een autobusdienst eerst in werking kan treden, indien er geen beroep bij de Kroon He „U. D." vernam bij informatie van de directie der Ned. Spoorwegen, dat de mede deeling van het „Hbld.", als zou de raad van commissarissen de directie gemachtigd heb ben een uitkeering te doen, geheel op onjuistheden berust. Allereerst is er van een beslissing inzake de uitkeering nog geen sprake, daar op 15 December a.s. nog een conferentie tusschen de directie en de organisaties zal plaats heb ben, waar de bedoelde uitkeering weder een punt van bespreking zal uitmaken. Het bericht bevat nog een onjuistheid en wel deze, dat de commissarissen de directie tot het doen van een uitkeering hadden ge machtigd. De directie is vrij in het doen van uitkeeringen aan het personeel, zonder vooraf daarvoor speciale machtiging te hebben ver kregen van den raad van commissarissen. Vr.: Is een huisbaas verplicht, indien hij een huis verhuurt per maand, een huur contract te geven volgens de wet? Antw.: Uw vraag is niet erg duidelijk. U kunt zoowel een schriftelijk contract als een mondelinge overeenkomst aangaan. Als re gel sluit men echter een schriftelijk contract. Vr.: Mijn kanarie heeft sinds Mei niet meer gezongen, nadat hl) geruid had. Het diertje is niet ziek, zelfs zeer levendig. Weet u een middel om hem aan net zingen te brengen? Antw.: Het dier lijdt waarschijnlijk aan verzwakking. Geef het als hoofdvoedsel goed raapzaad en als bijvoer hard gekookt ei met beschuit vermengd of dagelijks een stukje vogelbiscuit. Vr.: Zijn de volgende loten al uitgeloot, van de leening van 22 Febr. 1892 van de Universiteit van Freiburg? lste serie 275886, 275885; 2de serie 192391, 192394; 3de serie 615948, 615939, Antwu Nog niet uitgeloot, In de vergadering der Tweede Kamer werd gisteren aan mevr. de VriesBruins (S.D.A. P.) verlof verleend tot het richten van vragen aan de regeering over de hygiënische en medische verzorging aan boord van sche pen, naar aanleiding van de ziektegevallen op de „Insulinde". Deze interpellatie wordt gehouden op een nader te bepalen dag. Daarna werd de behandeling der begroo ting van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen voortgezet. De heer VAN ZADELHOFF (S.D.A.P.) bespreekt de kwestie van de wachtgelders. De wettelijke bepaling daarvan heeft veel misère met zich gebracht. Het is wenschelijk, dat die regeling weder wordt ingetrokken. Voorts bespreekt de heer van Zadelhoff het verrichten van arbeid in loondienst van schoolgaande kinderen ten plattelande. Aan deze kinder-exploitatie moet een eind ko men. Men moet komen tot een algemeen verbod van kinderarbeid beneden de 14 jaar. Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.A.P.) be strijdt het betoog van den heer Duymaer van Twist. Zij is integendeel den Minister dank baar voor het overleggen van de adviezen inzake een leerstoel in de homoeopathie. De heer VAN WIJNBERGEN (R.K.) be strijdt dat deze Minister in zeer gunstige omstandigheden zou zijn opgetreden, zooals de heer Albarda beweerde. De toestand onzer financiën was allerminst gunstig, toen dit kabinet optrad, terwijl belastingverla ging een eerste eisch was. De wenschen der Kamer deelt de Minister, doch zij moeten onvervuld blijven uit hoofde van de finan- cieele omstandigheden. De heer Albarda neeft verzuimd uit te rekenen hoeveel mil- lioenen vervulling van al die wenschen ge kost zou hebben en waar dit geld van daan gehaald moest worden. Wel zal te over wegen zijn of in den vervolge de verhouding tot den Minister van Financiën moet blij ven zooals die thans is geweest. Ook had de Minfeter "oij zijn treden in dit kabinet kras ser eischen kunnen stellen. Toch zijn som mige maatregelen van belang geweest, o.a. de vervroeging van de invoering van 't zevende leerjaar en de zevenjarige leerverplichting. Voorts heeft deze Minister de intrekking van eenige stopwetjes bevorderd. Zijn indruk is, dat de Minister een arbeidzaam man is en g-roote activiteit ontwikkelt. De critiek was deels overdreven, deels ongegrond. Spr. aeht het zeker niet uitgesloten, dat de wets ontwerpen betreffende het aanvullend- en middelbaar onderwijs nog door deze Kamer kunnen worden afgedaan. De heer GERHARD (S.D.A.P.) wijst er op, dat de financieele toestand alleen volgens de Troonrede ongunstig was toen dit kabinet optrad. De Minister had in ieder geval krachtiger moeten staan tegenover den Mi nister van Financiën. De heer WEITKAMP (C.H.) heeft den in druk, dat ons volk topzwaar is geworden ten opzichte van ons onderwijs, dat veel te on- practisch is ingericht. Wat hebben wü aan al die geletterde stommeriken? Het onderwijs is te veel ingericht op de kwasi-belangen van den enkeling en te weinig op die der maat schappij. De heer RUTTEN (R.K.) dringt aan op meer aanpassing van het lager onderwijs in Limburg bij de volkstaal. Hij pleit ook voor bevordering van het landbouwhuishoud- onderwijs. Mej. KATZ (C.H.) steunt het betoog van den heer Duymaer van Twist inzake een leerstoel in de homoeopathie uit billijkheids overwegingen. De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUN STEN EN WETENSCHAPPEN, mr. WAS ZINK, beantwoordde 21 sprekers en bespreekt daarbij het eerst de instelling van een leer stoel in het Friesch. Verder verklaarde spr. met het denkbeeld een commissie in te stellen voor het spel lingvraagstuk niet te kunnen meegaan, daar reeds vele commissies deze zaak hebben onderzocht. Intusschen ligt het niet in de bedoeling, aan de faciliteiten, die bij exa mens zijn toegestaan, te tomen. Wat betreft den gevraagden leerstoel in de homoeopathie, heeft spr. alleen de adviezen overgelegd, waarop zijn beslissing steunt. In de academische wereld bestaat als commu nis opinio, dat de homoeopathie geen recht heeft op den naam van wetenschap. De voor standers der homoeopathie zijn steeds in ge breke gebleven aan te toonen op welke wijze hun denkbeeld zou zijn te verwezenlijken. Bij een loerstoel komt immers een kliniek of een laboratorium. De kosten zijn dus hoog. Moet het vak van dien hoogleeraar vrij zijn? De oplossing is niet zoo eenvoudig als die schijnt. De adviezen zullen alle worden ge drukt en rondgedeeld. De moeilijkheden, die gemeentebesturen hebben met de wachtgeldregeling voor on derwijzers, hebben zij grootendeeis aan zich zelf te wijten. Plaatselijke en persoonlijke omstandigheden spelen vaak een rol, spe ciaal in de kleinere gemeenten. Er moet ook nu nog rekening gehouden worden met het opheffen van openbare scholen, waardoor meer onderwijzers op wachtgeld komen, die opnieuw geplaatst moeten worden. Een wetsontwerp, waarin een nieuwe wachtgeldregeling is uitgewerkt, zal de Ka mer binnen niet te langen tijd bereiken. Wat den kinderarbeid betreft, heeft de minister zijn ambtgenoot van Arbeid ver zocht een onderzoek in te stellen. De omstandigheden, waaronder de minis ter zijn ambt aanvaardde, waren zakelijk en financieel ongunstig. De oprichting van een apart departement van onderwijs viel in een gunstige» tijd, waarin veel kon worden ge daan. Dat was een heel andere tijd dan nu. De verschillende ontwerpen kwamen ook spoedig tot stand en toen spreker optrad, vond hij slechts een voorontwerp-school- geldregeüng. Aan de aanhouding van dit ontwerp op verzoek van dr. De Visser, had spr. part noch deel. Spr. wijst er nog op, dat de rem van den minister van financiën niet alleen hem, maar alle ministers heeft over'neerscht. Het is gemakkelijk allerlei eischen te stellen. Als de heer Albarda of één der zijnen achter de groene tafel zitten, dan zal dit stellen van eischen ophouden. Tot zoolang bezit spr. zijn ziel in lijdzaamheid. De algemeene beschouwingen worden ge sloten. De minister beantwoordt nog eenige vra gen betreffende de in te richten statistieken, waarna de vergadering tot heden verdaagd wordt. In het Voorloopig Verslag op het IXe Hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1929 is onder afdeeling IX „Mijn wezen" het volgende o.a. opgemerkt: „Sommige leden wezen op de onzekerheid, waar.' sommige Limburgsche gemeentebe sturen zich bevinden ten aanzien van de vraag, tegen welken tijd bepaalde steen kolenmijnen zullen zijn uitgeput en dus maatregelen moeten worden genomen tot bescherming van de economische belangen van de talrijke bij de mijn.exploitatie be trokken volksgroepen. 1 Deze leden vroegen, tegen welken tijd de uitputting van de Domaniale Mijn en van de mijnen Wilhelmina en Laura kan worden tegemoet gezien. Mocht de regeering daaromtrent geen inlichtingen kunnen verschaffen, dan dron gen zij aan op een onderzoek van Regeerigs- wi«ge, waarvan het resultaat zou moeten wwrden gepublieceerd, of althans aan de Kamer overgelegd". In de „Memorie van Antwoord" wordt daarop medegedeeld: „Nauwkeurige opgaven omtrent de in de mijnvelden van de Domaniale Mijn en de mijnen Wilhelmina en Laura aanwezige ko- lenvoorraden kunnen, zooals begrijpelijk is, niet worden verstrekt. De levensduur der genoemde mijnen wordt bij de tegenwoordige productie door het Staatstoezicht geschat op: Domaniale 23 a 28 jaren, Wilhelmina 25 a 30 jaren, Laura 30 a 35 jaren. Of daarna nog bijv. voor zooveel de Staatsmijn Wilhelmina betreft, eene ontgin ning van dieper liggende lagen mogelijk zal zijn, zal eerst na verdere verkennings werkzaamheden kunnen blijken. Voor een onderzoek van Regeeringswege vindt de ondergeteekende voorhands geen aanleiding." Naar aanleiding van dit antwoord schrijft de Zuid-Limburger: Het komt ons voor, dat Minister van de Vegte zich van deze o.a. voor de gemeen ten Kerkrade en Eijgelshoven hoogst ern- stive zaak allerbeminnelijkst gemakkelijk afmaakt. Drie mijnen, onder het grondgebied van genoemde gemeenten hare concessievelden uitputtend, zouden volgens het Staatstoe zicht binnen een tijd van 23 a 35 jaren haar werk volbracht hebben. Van de Willem Sophia wordt niet ge sproken en ook van andere mijnen niet! Laat Z.E. goed bedenken, dat de oudste mijngemeente van Nederland volgens het Staatstoezicht geen kolenvoorraad meer zal hebben. Zeker, nauwkeurige cijfers zijn niet gege ven. Maar een zoo nauwkeurig onderzoek als mogelijk is, kan van de Regeering, die de concessies voor mijnbouw geeft of dezen zelf exploiteert, toch wel met alle recht en reden en billijkheid worden gevorderd, om te voorkomen, dat over 35 jaren de ge meenten geheel gedupeerd worden. In casu is het speciaal de gemeente Kerkrade, want Eijgelshoven heeft altijd nog de mijn Julia in vooruitzicht. Wat beweegt den bewindsman, om voor een onderzoek van Regeeringswege voorals nog geen aandeiding te vinden? Moet dit onderzoek voor Kerkrade, Eijgels hoven en eventueel andere mijngemeenten achtershands geschieden d. i. als die ge meenten door de uitputting der putten in den put zijn gekomen? Bij zoo'n kort tijdvak wat zijn voor het gc-meenteleven 35 jaar? moet nu gezorgd worden voor alle noodige maatregelen ter voorkoming van de ramp van massa-werk loosheid en onvermogen der gemeentelijke gemeenschap, tenzij de mijnen niet in dien tijd zijn uitgeput. Waarom zouden werkenningtoahten al leen in de Wilhelmina gehouden kunnen worden? Is het dan geheel onmogelijk, dat in de andere mijnen ook dieper-liggende la. gen, wier ontginning mogelijk is, zich be vinden? Waarom mag de Mijnstreek voorshands ■niet rekenen op de zorgen der Regeermg. die in oorlogstijd en tijd van kolengebrek het Limburgsche kolenbekken wel wist te vin den, reglementeerend en gebiedend over de voorraden? Het zou te betreuren zijn, indien de vra gen tellende Kamerleden en de Mijnstreek door en Jantje van Leiden werden stil ge houden. Het kan over 'n kwarteeuw tot een catastrophe leiden. Acht men dit niet het ge val laat de Regeering de bevolking dezer streek, nu pas weer getroffen door de nieuwe regeling van het mijnrecht, dat de belasting neerslaat op de gemeente-bewoners, van alle ongerustheid verlossen. Een behoorlijk onderzoek, dat zoo eenigszins mogelijk „nauwkeurige opga ven" als resultaten bieden kan, geeft ten minste zekerheid en eventueel noodzake lijke inspanning om maatregelen tot hulp te verschaffen. Zoo hadden wij verwacht, dat de Minister over deze zaak van algemeen belang zijn antwoord had gegeven. Een algemeen belang niet enkel voor de gemeente, maar ook voor het Rijk, wiens inkomsten bij uitputting der mijnen eveneens verminderen. Loos alarm Naar aanleiding van het protest van mr. F. Bach, namens den Roomschen Midden stand, naar het heet, uitgebracht, verzoekt de Partijsecretaris, na gepleegd overleg en mede namens den waarnemenden voorzit ter van het Partijbestuur, het volgende op te nemen, om eenige onj-uistheden recht te yptifpn Voorop zij er op gewezen, dat zoodra wij den tijd naderen van de aanwijzing van candidaten, het een telkens wederkeerend verschijnsel is, dat sommige gemoederen on rustig worden. Dit is een soort ziektever schijnsel, dat gewoonlijk gepaard gaat met eenige zucht naar groote woorden, die suggestief op de massa moeten Inwerken en deze in de meening kunnen brengen, alsof de partijleiding groote ongerechtigheden heeft gepleegd. Nu we toe zijn aan de uitvoering van een voor vele kiezers niet bijster bevattelijk kiesreglement, kan dit ietwat mysterieuze stuk partijwetgeving een gemakkelijk te hanteeren middel worden om onze katho lieke kiezers te verontrusten. Als Partij-secretaris zou ik, terwille van het algemeen partijbelang, willen vragen, om bij de nu ingezette werkzaamheden dit euvel zooveel mogelijk te vermijden. Laat men nu eens niet telkens met alar- meerende berichten over vermeend onrecht komen, en zoodoende den goeden geest on zer kiezers bederven. Meent men ernstig, dat door deze of geene partij-instantie fou ten zijn gemaakt, dan wende men zich vrij moedig tot het dagelijksch bestuur der Par tij, dat bereid en gereed is alles te onder zoeken en te bespreken. Dan wordt onnoo- dig geschrijf en gewrijf vermeden, en de goede stemming onder de onzen niet noo- deloos in gevaar gebracht. Dit is de algemeene opmerking vóórop. Hadde mr. Bach zich, vóór de publicatie van zijn protest, tot de Parijleiding ge wend, waarschijnlijk zou het protest in de pen zijn gebleven. Mr. Bach meent, dat door het Centraal College aan den middenstand onrecht is geschied. Hij spreekt zelfs van een ..regle mentair recht op een eigen kwaliteitsze tel", dat miskend is, van „in strijd met het kiesreglement". Bij eenige informatie waren deze woor den niet geschreven, wijl ze eenvoudig be rusten op misverstand van de zijde van mr. j Bach. Het Centraal College heeft een deskundige vastgesteld voor middenstandszaken. Deze kwaliteit is toebedeeld aan de lijst Den i BoschZeeland. De samenvoeging dezer beide kringen is door het Partijbestuur vast gesteld, met de bedoeling den Zeeuwschen zetel, in 1925 verloren gegaan, in 1929 vei lig te stellen. Op grond van door een ieder aangevoeld algemeen nationaal belang. Die samenvoeging van Den Bosch met in 1925 ruim 50.000 partijstemmen en Zeeland met in 1925 slechts 3200 partijstemmen brengt de noodzakelijkheid mede, om voor den Zeeuwschen zetel een kwaliteit toe te kennen. Op de vrije plaatsen zou een Zeeuwsche candidatuur eenvoudig geen kans hebben, wijl in de practijk zou blijken, dat voor de- jze vrije plaatsen, waarvoor een ieder can- didaat kan worden gesteld, Zeeland door Den Bosch zou worden doodgedrukt. Immers voor deze vrije plaatsen zullen verscheiden candidaten worden gesteld uit de eigen streek, en géén leiding kan dan eerlijk verzekeren, dat de 50.000 Bossche kiezers een Zeeuwsche voorkeur, een Zeeuwschen wensch, zullen volgen en ho- noreeren. Ieder die het kiesreglement kent en daar nevens de mentaliteit der kiezersmassa, er kent dit als juist. Daar men ook bij de uitvoering van een kiesreglement als eerlijke menschen moet handelen, is door de Bossche leiding hierop dan ook onmiddellijk de aandacht gevestigd. De eerlijke samenwerking van Den Bosch en Zeeland is nu gebaseerd hierop: dat Zeeland voor één zetel het volle recht zal hebben, daarvoor eigen candidaten voor te dragen en desgewenscht te adviseeren alsof de Zeeuwsche kieskring alleen stond, terwijl de Bossche leiding op zich nam om in den Bossche kieskring aan haar kiezers duidelijk te maken dat eer lijkheid en billijkheid jegens de Zeeuwen medebrengt, dit recht zonder meer te er kennen en zich daarnaar te gedragen. Vandaar de toelichting in het Berede neerd Verslag, dat de kwaliteit van midden- standsdeskundige bedoeld is voor dien Zeeuwschen zetel. Het Centraal College heeft niets anders gedaan dan een middenstandskwaliteit vast gesteld voor de combinatie Den Bosch- Zeeland. Volkomen volgens het Kiesregle ment. Het Centraal College is ingelicht geworden over de samenvoeging dier beide kringen en over het z.g. „gentleman's agreement", over de eerlijke afspraak tusschen de beide Kringbesturen. Die is in de toelichting tot uiting gebracht. Waarmede geen enkele bepaling in het Kiesreglement is geschonden. Toen nu bleek, na ernstige informatie, dat het Zeeland mogelijk zou zijn de kwaliteit middenstandsdeskundige te realiseeren zóó, dat dit tevens een Zeeuwsch afgevaardigde kon zijn, heeft het Centraal College beslo ten die kwaliteit aan de combinatie Den BoschZeeland toe te deelen. Wat is er nu toch feitelijk niet in orde? Welk onrecht is den middenstand ge schied? Hij krijgt een zetel en wel in Den Bosch —Zeeland. Weet mr. Bach wie dat zal worden? Dit moeten straks de kiezers uitmaken, en niemand anders. Is den middenstand onrecht geschied, om dat die middenstandsdeskundige straks wel licht een Zeeuw zal blijken te zijn? En is het een onrecht, dat het Centraal College gemeend heeft, met die toewijzing tegelijk twee belangen te kunnen dienen: lo. een goed middenstandsdeskundige, en 2o. een Zeeuwsch afgevaardigde? Is dit niet veeleer een politiek-verstandige en prijzenswaardige daad, waar deze combi natie van beide belangen mogelijk bleek, haar met beide handen te aanvaarden? Of kan er uit Zeeland wellicht a priori géén behoorlijk middenstandsdeskundige ko men? Het Centraal College beschikte over de gelijke informaties, dat den Zeeuwen dit wel mogelijk zoude zijn. En ik ben ervan overtuigd, dat aan mr. Bach dit ook niet geheel onbekend is ge bleven! Het geheele protest mist iederen rcëelen grond, 't Is daarom loos alarm. N, B. Het is ondoenlijk voor het Partij secretariaat om verder over deze of soort gelijke aangelegenheden in het openbaar te gaan polemiseeren. Hierboven is de weg aan gegeven ter bekoming van informaties, tot het geven waarvan het Partijsecretariaat gaarne bereid is. „Het Huisgezin" driestart: Het antwoord van den minister van Fi nanciën op de vragen van het Kamerlid ds. Lingbeek ten aanzien van de salarieering der religieuzen-onderwijzers is duidelijk af wijzend. Dit stemt te meer tot voldoening, daar men had meenen te verstaan, dat de heer De Geer eenigermate naar de Lingbeekiaan- sché richting neigde. Daar is geen sprake van. Zonder er doekjes om te winden zegt de minister, dat bij een salarisregeling geen rekening mag worden gehouden met de vraag, of een deel van de wedde vermoede lijk zal worden afgedragen aan anderen. Dat afdragen aan anderen behoeft niet bepaald en niet uitsluitend op kloosterlingen te slaan: ook anderen kunnen zich of zou den zich kunnen verbinden een deel van hun salaris aan derden af te staan: aan de kas b.v. van hun politieke partij; het is volstrekt niet uitgesloten, dat communis tische onderwijzers en ambtenaren een zeker percentage van hun jaarwedde in de partijkas storten. Hoe het zij, de regeering heeft, bij de vast stelling van het salarisbedrag, niets te ma ken met de vraag, of de onderwijzer of ambtenaor het volle bedrag voor zichzelf behoudt en gebruikt. Deze kwestie is thans, mag men zeggen, in hoogste instantie beslist, en definitief. Op de tweede olaats heeft de minister de behoefte als factor voor de hoegrootheid van de salarissen erkend. De kindertoeslag, zegt hij de huwelijkstoe lage en de salarisreducties wegens ongehuw- den staat zijn hiermee gerechtvaardigd Maar niet gerechtvaardigd is de versterkte salarisreductie wegens ongehuwden staat, die slechts op een deel der ongehuwden (de onderwijzers) wordt toegepast, daar de mige ratio, die men hiervoor aan voert, het leven in communiteit, voor drie art van dit deel der ongehuwden niet geldt. Voor drie-kwart der ongehuwden is da versterkte reductie buiten kijf ongerechtvaar digd en dient deze dus per sé te vervallen. Accoord! Blijft derhalve de vraag, of voor de onder* WjisfS vers. «eh Is D- eng. beh de ger fact di D: min 1 b, kl'K> redi behc- tot O antv lijkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 6