Gemengd Nieuws
VOOR DE HUISKAMER
fWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DONDERDAG 6 DECEMBER 1928
BLADZIJDE 3
De inschrijvingsbiljetten
voor aanbestedingen
Levensgevaarlijk gewond
De ramp in de staatsmijn
„Hendrik"
De reis van prof, Treub
naar Indië
Ongewenschte inmenging
Felle brand in een leder-
fabriek
St, Nicolaas bij den ex-
tolgaarder van Mui den
op bezoek
Door neervallend gesteente
getroffen
Vechtersbazen
Door het omvallen van een
stallantaarn
Op heeterdaad betrapt
F 1100 verduisterd
Doodelijke val
De man op het dak
Juist op tijd
INGEZONDEN
RADIO-NIEUWS
Radio op de Universiteit in
Amerika
Verdringt de radio de
Amerika?
Jonge kunstenaars voor dt
microfoon
Radio en de film
De lafbek
wijzers, die in communiteit leven, wèl de
versterkte reductie zou dienen te worden
gehandhaafd.
De minister denkt aan deze figuur: alle
°ngehuwden hebben, in verband met den
behoefte-factor, een reductie te ondergaan;
de in communiteit levenden, die voordeeli-
ser uit kunnen en voor wie de behoefte
factor derhalve iets lager is, zouden een re
ductie méér kunnen verdragen.
Maar, voegt minister De Geer er dadelijk
aan toe, zulk een maatregel zou nooit tot
stand mogen komen zonder volledige in
damming en medewerking der naast-be
kkenen, zoowel om de teederheid der
Sak zelf, als omdat zij vertroebeld is door
^n, die een andere, lagere, salarisregeling
'erlangen, daar de kloosteringen een deel
van hun salaris aan anderen afdragen.
Dit motief als salaris-factor verwerpt de
minister zoo beslist mogelijk.
Blijft dus alleen over de vraag, of de
kloosterlingen-onderwijzers bereid zijn een
reductie, welke voor de andere ongehuwden
behoort te worden afgeschaft, te ondergaan
tot een door hen zelf te bepalen bedrag.
Als men de vraag zóó stelt valt er over te
Praten.
Of liever, de religieuzen hebben er zelf het
antwoord op te geven, dat hun diensttijd
y.t.
Vragen van den heer Fransen aan den
minister van Financiën
Door den heer Fransen zijn aan den Mi
nister van Financiën de volgende vragen
gesteld:
Is het den minister bekend, dat onder de
ontvangers der registratie en domeinen geen
eenstemmigheid bestaat omtrent de verplich
ting van het al of niet zegelen van inschrij
vingsbiljetten voor aanbestedingen?
Is de minister niet van meening, dat daar
omtrent bij bovengenoemde ontvangers geen
verschil van opvatting behoort te zijn?
Wil de minister mededeelen of inséhrij-
vingsbiljetten voor aanbestedingen al dan
niet aan zegelrecht onderworpen zijn?
Te Budel werd een 8-jarig zoontje van v
H. door een auto overreden, doordat hij van
een treeplank, waarop hij geklommen was
viel. De kleine werd ernstig verwond en ver
keert in levensgevaar. De laatste H.H. Sa
cramenten zijn hem toegediend.
Een contra-répRort zal verschijnen
Vanwege den Alg. Mijnwerkersbond wordt
gemeld:
Het rapport der Staatsmijnen en Staats
toezicht over de ramp op Staatsmijn Hen
drik, waarbij dertien dooden waren te be
treuren, ma :te op 4 December een punt
Van bespreking uit in de hoofdbestuursver
gadering van den Algemeenen Nederland-
schen Mijnwerkersbond.
Dit hoofdbestuur bleek unaniem van
•heening, dat de objectiviteit van het ver
slag van deze ramp zeer veel te wenschen
overlaat en tot onjuiste conclusie leidt.
Zeer sterk werd het feit becritiseerd, dat
de leiding van het onderzoek over deze ramp
th handen was geweest van de Staatsmijnen
eh niet van het Staatstoezicht, zoodat de
getuigenverklaringen der arbeiders en het
opzichthoudend personeel tegenover hun
eigen werkgevers moesten worden afgelegd.
Bovendien bleek, dat de directie der Staats
mijnen in haar rapport den indruk heeft
trachten te wekken, dat de getuigen, die be
zwarende verklaringen hebben afgelegd, on
betrouwbaar zijn.
Besloten werd een uitvoerig contra-rapport
kien te stellen en aan de leden der Tweede
Warner te zenden, waarin aan de hand van
de verklaringen der getuigen en den arbeider-
controleur, wordt aangetoond, dat voort
durend gas aanwezig is geweest op den
Post waar de ontploffing heeft plaats ge
vonden en niet de noodige zorg voor lucht-
Verversching is besteed, terwijl bovendien
verschillende overtredingen van het mijn
reglement worden aangetoond.
De omstandigheden waaronder gewerkt
*erd en die tot de ramp leidden, worden ge
beten aan het systeem waaronder gearbeid
V'ordt in de mijn, dat tot overtreding van
Veiligheidsvoorschriften aanleiding geeft. Dit
blijkt ook onomstootelijk uit de officieeie ge
tuigenverklaringen.
Omtrent de reis van prof. Treub naar Ned.-
ïndië wordt medegedeeld, dat hij den veer
tienden van deze maand met het s.s. „Prins
der Nederlanden" uit Genua de reis zal
Aanvaarden. Het doel van de reis is regeling
van interne aangelegenheden van den On-
dernemersraad.
Door den heer Bijleveld zijn aan den mi
nister van Defensie de volgende vragen ge
steld:
1. Is het juist, dat de heer H. Eggink, ma
joor der militaire administratie, hoofd van
het Centraal-Magazijn van militaire kleeding
eh uitrusting te Woerden, een adres heeft ge
licht tot den raad der gemeente Woerden,
Paar aanleiding van een besluit van dien
faad in zake het subsidie aan een bijzondere
Peutraie H. B. S. in die gemeente, in welk
adres op herziening van dat besluit wordt
Aangedrongen, onder opmerking:
„dat ondergeteekende meent er uw aan
dacht op te moeten vestigen, dat hij als
hoofd van het Centraal Kleedingmagazjjn,
behalve aan het vaste personeel daarvan een
Aantal gezinnen te Woerden, varieerende
'usschen de pim. 50 en 120 werk verschaft.
dat een groot aantal daarvan, indien het
^'erk zou ophouden, ten laste van uw ge
beente dan wel van de openbare liefdadig
heid'zou komen:
dat er van hoogerhand reeds geruimen tijd
een streven bestaat vorenbedoeld werk te
hoen verrichten door instellingen, ressortee-
lende onder het Departement van Justitie,
'Jan wel op andere wijze:
dat het hem, zij het ook met groote moei-
6. dusver is mogen gelukken te voorkomen,
^at aan genoemd voornemen uitvoering werd
keven
dat hij uit den door uw raad gevoerde on
derwijspolitiek, speciaal in zake de H. B. S.,
den indruk heeft gekregen, dat het algemeen
elang aan partij-politiek wordt opgeofferd;
dat het uw college daarom niet kan ver
anderen, indien, mocht die indruk juist blij-:
'en, het ondergeteekende niet mogelijk zou
V zijn medewerking te blijven verleenen
*An dan wel zich in te spannen voor
Natregelen in het belang der gemeente
berden of die harer inwoners?"
2. indien het antwoord op vraag 1 be-
Ntigend luidt, acht de Minister het geoor-
kd, dat een hooggeplaatst militair zijn wa-
j®n of vermeenden ambtelijken invloed aldus
het geding brengt, ten einde een druk uit
t oefenen op de plaatselijke Overheid tot het
»6teiken van een door hem gewenscht doel,
k op geenerlel wijze samenhangt met
hds- en legerbelangen?
3- Acht de Minister een militair, die blijk
ten dezen niet juist te kunnen onder
leiden, op dezen verantwoordelijken post
Pd er meer te handhaven?
In de gebouwen der N.V. Croomlederfabrie-
ken van de firma Kuipers Gratz te Oister-
wyk heeft een hevige brand gewoed. De
brandweer der gemeente en die van de N.V.
Lederfabrieken Oisterwijk konden niet ver
hinderen, dat de geheele fabriek met droge
rij in de asch werd gelegd. Alles is verzekerd.
Gisteren, bracht St. Nicolaas met zijn
knecht een bezoek aan Muiden, waar de Sint
op speciaal verzoek van den heer Floris Vos,
den ex-tolgaarder, den heer Kauderer, een
zilveren tolboom op marmeren voetstuk over
handigde. Voorts tracteerde St. Nicolaas Mui-
dens jeugd op versnaperingen en deelde ge
schenken onder hen uit. De heer Kauderer
had ook nog een gouden horloge van den
Ned. B°nd van Automobilisten in ontvangst
te nemen.
In de mijn Oranje Nassau III te Heerier-
heide zijn, naar het „Limb. Dgbld." meldt, de
mijnwerkers A. R. en J. J. door neervallend
gesteente getroffen. Ernstig gekwetst werden
zij naar het hospitaal overgebracht. Een
derde arbeider, die eveneens ter plaatse was,
kreeg slechts onbeduidend letsel.
Aan boord van het in de Waalhaven te
Rotterdam liggend Rijnschip „Rijnland 3" is
twist ontstaan tusschen twee schippers
knechts in het logies. De mannen hadden
reeds eerder ruzie gehad en raakten nu om
een futiliteit aan het twisten.
De een, de 24-jarige H. A. S. gedomiliceerd
te Rotterdam, werd zoo opgewonden, dat hij
op een kwaad oogenblik 'n automatisch pis
tool voor den dag haalde en terwijl de an
der, de 26-jarige A. v ,S., wonende in de
Cronjéstraat, op de trap stond, op hem
vuurde.
Van S. werd in zijn rechterpols getroffen,
de kogel drong hem over een afstand van on
geveer een decimeter in den arm. Hij werd
naar het ziekenhuis gebracht, doch de ko
gel kon nog niet verwijderd worden.
De dader is gearresteerd door de rivier
politie.
Gisteren brak, naar de „Asser Crt.", brand
uit in de boerderij, bewoond door den heer
J. Klaassens te Zeijen (Dr.). Onmiddellijk
stond het heele gebouw in lichte laaie, zoo
dat aan redden niet meer te denken viel, te
meer, waar veel hooi en stroo en pl.m. 80
mud haver in de schuur aanwezig was. Toen
de brandweer ter plaatse kwam, was alles
reeds plat gebrand. De koeien, paarden en
varkens, konden gelukkig bijtijds in veilig
heid worden gebracht. Een geit en enkele
kippen kwamen in de vlammen om. Verze
kering dekt de schade.
De oorzaak is waarschijnlijk het omvallen
van een stallantaarn.
herinneringen aan het bezoek medegeno-
nen, namelijk een portemonnaie met f 9,
vier gouden damesringen, een gouden da-
nes-schakelkettinkje, een doublé dames-
'rmbandhorloge. een gouden heeren-zegel-
lng en een ketting.
De dienstbode heeft van het bezoek van
den vriendelijken radio-man aangifte ge
daan bij de politie.
Te 's-Gravenhage zag gisternacht de zoon
van den koster der kerk aan de Mariastraat
een schaduw in den tuin en even later be
merkte hij, dat iemand over de schutting
klom, welke de scheiding vormt tusschen den
kerktuin en die aan het belendende perceel.
Hu waarschuwde twee surveiileerende
agenten, die in het bewuste huis een onder
zoek instelden. Een ruit aan de achterzijde
was uit de deur gesneden en na eenig zoeken
werd in een der kamer een man aangetrof
fen.
De bewoners, die inmiddels gewaarschuwd
waren, konden constateeren, dat er niets ge
stolen was.
De man is een 25-jarige kellner H. U„ van
Duitsche nationaliteit. Hij heeft bekend dat
zijn doel was in het perceel in te breken. De
politie heeft hem in verzekerde bewaring ge
steld.
Te Nijmegen is aangehouden de rentmees
ter W. L., verbonden aan het Burgerlijk
Armbestuur en het St. Catharma-gasthuis te
Grave. In verband hiermede wordt gemeld,
dat accountants-onderzoek heeft uitgewezen,
dat er een kastekort is van 1100.
Tijdens het dorschen bij den landbouwer
de B. te Werkhoven viel de 70-jarige arbeider
C. v. L. van een met stroo geladen wagen. Hij
kwam op zijn hoofd terecht en werd in
zorgwekkenden toestand naar zijn woning
gebracht. De onmiddellijk geroepen genees
heer kon geen hulp meer verleenen. De
ongelukkige was bij de komst van den ge
neesheer reeds overleden.
Aan een woning op den Koninginneweg te
Amsterdam belde een man aan. De dienst
bode deed ope.
,Ik heb opdracht gekregen de radio-in
stallatie op het dak na te zien," zeide de
bezoeker.
Het meisje wees den man den weg naar
het dak met de opmerking dat hij zelf wel
den terugweg zou vinden. De man heeft,
zooals volgens het Hbld. de dienstbode latei-
ontdekte, dien terugweg inderdaad gevon
den. Hij voerde door haar kamertje. Daar
had de bezoeker blijkbaar langer vertoefd
<an strikt noodig was en hu had een paar
Dezer dagen heeft de politie te Baarn twee
inbrekers op heeterdaad betrapt, die zich
ingesloten hadden in een onbewoonde vila
aan de Parkstraat, blijkbaar met het doel
looden of koperen voorwerpen te ontvreem
den.
Het zijn twee 21-jarige timmerlieden uit
Hilversum.
Voor den inhoud van deze rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk
WAT DE MIDDELBARE SCHOOL
VRAAGT
Geachte redactie,
Mijnheer Schneiders heeft zich in 't laat
ste van zijn twee artikelen bereid verklaard,
om met belanghebbende of belangstellende
lezers over 't taalonderwijs te correspondee-
ren via dit dagblad. Uit die laatste toe
voeging mag ik wel besluiten dat U aan
mijn schrijven een plaatsje wilt inruimen.
Hiervoor mijn harteüjken dank.
Met opzet, heb ik bijna een week gewacht,
omdat ik meende, dat er wel heel gauw van
verschillende kanten op de twee artikelen
zou gereageerd worden. Nu dit jammer ge
noeg niet 't geval is, is de schrijver van
„Wat de Middelbare school vraagt" waar
schijnlijk gaan denken, dat zijn onderwerp
niet die belangstelling heeft gevonden,
waarop zoowel hij, als de redactie van de
N.HCrt. rekenden.
Of ook misschien wel, dat iedereen 't in
alle opzichten met hem eens is. Maar die
laatste meening is dan onjuist.
Mijnheer Schneiders heeft z'n artikel
overzichtelijk ingedeeld, ik zal dus die in
deeling volgen.
Lezen. Hierbij de volgende vraag: Wat
verstaat u onder „mooi" lezen? Ik meen dat
u er iets anders onder verstaat dan ik. Als
ik tegen een leerling zeg: „Dat stukje heb
je niks mooi gelezen," dan weet hü, dat er
bedoeld wordt: je Jeestoon deugde niet, en
hij doet zijn best om bij 't opnieuw lezen in
z'n stem die buiging en klank te leggen, die
vereischt wordt.
Vervolgens verlangt u: snel lezen laten
samengaan met verstandelijk lezen, en dus
de 11. noodzaken zich rekenschap te geven
van den inhoud van het gelezene. Dat zal
dikwijls heel lastig gaan. geloof ik. Hoe vaak
gebeurt het ons volwassenen niet dat we
zeggen: Wat daar staat'is nog niet goed tot
me doorgedrongen. Ik zal 't nog eens op
mijn gemak langzaam overlezen.
Stellen, 't Was te wenschen. dat iedere
onderwijzer(es) op de door u aangegeven
manier opstellen liet maken. Dan raakten
we ten minste èèns van die z.g. „mooie taal"
verlost.
Bij voorkeur- laat ik geen ge- en herlezen
verhaaltjes navertellen. Die opstelverhaaltjes
liggen büna allemaal buiten de kindersfeer,
zijn in cliché-taal, houterig, stroef, met voor
waardelijke en aanvoegende wjjs (die alleen
bij uitzondering gebruikt wordt, zelfs door
volwassenen), kortom, ze zijn juist 't tegen
overgestelde van wat ze zouden moeten zijn,
en alleen goed om aan de jongens te laten
zien hoe ze 't niet moeten doen. Door 't
overlezen van die ongeschikte voorbeelden
blijven er heel gemakkelijk een of meer van
die zinswendingen en woorden, die niet tot
de taal van 't kind hooren, hangen en
komen in 't opstel terecht.
De spelling van De Vries en Te Winkel
is nog steeds de officieeie. We moeten hem
(spelling is vrouwelijk, dit „hem" moet
dus eigenlijk „haar" zijn) dus wel onderwij
zen. al zouden velen graag anders willen.
U wenscht geen training van „echte"
dictee-woorden, wel van moeilijke woorden,
't Verschil tusschen beide woorden is me, on
danks uw voorbeelden, niet goed duidelijk.
Waarom moeten we wel inpompen herinne
ren, voortdurend, en niet onmiddellijk of
behept? En wat moet een onderwijzer doen
als 't Hoofd of de Inspecteur een dictee op
geeft, waar gebiedende wijs enkel- en meer
voud in voorkomt?
Ten slotte zegt u, dat de moderne taal-
leeraar liever niets waagt over woordbenoe
ming en zinsontleding. U doet het alleen,
omdat 't K.B. het e-ischt. Ik geef toe, de
spraakkunstige termen zijn allerongeluk
kigst en nietszeggend. De ontleding van heel
veel zinnen en de benoeming van veel woor
den kunnen verschillend en toch allebei goed
zijn. Maar hos leert u aan uw 1.1. waarom
ze moeten schrijven mooie, trijpen pantof
fels, dagelijksch werk, hij werkte dagelijks,
u of uw, groote of grootte, om 't, nu maar
bij enkele voorbeelden te laten? Ik ben ook
geen voorstander van veel en lastig ont
leden. Maar iets mogen de kinderen er toch
wel van weten, ook al in verband met de
vreemde talen. Ik vind 't niet normaal, dat
'n jongen die de Middelbare school bezoekt,
heel gemoedereerd in zijn Duitsche oefening
schrijft Dem Mann geht nach der Stadt.
En dat heb ik gezien van 't zoontje van een
van mijn kennissen. De jongen had wel van
onderwerp gehoord, maar kon 't uit zoo n
zinnetje niet opdiepen. Of is u van meening.
dat uw collega's in Duitsch, Fransch of En-
gelsch maar moeten zorgen, dat de 11. iets
van de grammatica te weten komen?
Ik weet niet of 't betreffende jochie wat
van spraakkunst op de L.S. geleerd had.
Misschien nier. Misschien wel en had de
M.S. hem bijna alles weer afgeleerd.
JAN VINTGES,
Onderw. R K. Jongensschool Ged, O. Gr.
Haarlem, 1 Dec. 1928.
NB. Als voorstander van de spelling-
„Kollewijn" spijt het mij, dat ik, rekening
houdend met 't aan den heer Schneiders ge
dane verzoek, de oude spelling heb moeten
gebruiken.
Toelichting bjj bovenstaand artikel.
De uiteenzetting door den heer Vintges,
hier gegeven, is me als blijk van belangstel
ling èn als bewijs van ideeën-verwantschap
heel sympathiek, 't Zou sommigen (velen?)
lezers van dit blad noch aangenamer en
nuttiger geweest zijn als iemand met andere
opvattingen aan het schrijven getogen was!
Toch zooals de heer V. zelf schrijft
Is hij ,,'t niet in alle opzichten met me eens,"
en is er dus reden die verschillen nader te
bezien.
Wat ik onder goed lezen door een L.S.-
leerling versta („rr.ooi" was ironisch voor
geaffecteerd-aesthetisch; heel on-kinderlijk
dus) formuleer 'k het best in: nauwkeurig j
en vlot weergeven van heel gewone taal, n.l.
omgangstaal. De onderwijzer zal hier en
daar eenige toelichting moeten geven, ereis
voorlezen, zoodat het kind den inhoud mees
ter is. Uit een juist opvatten van den tekst
volgt de goede leestoon. Ik beschouw deze
geheel en al als effect déarvan. Het zg.
verbeteren van den toon is meestal schijn: 't
kind zingt óns wijsje na! De schrijver V.
neemt ter vergelijking „ons-volwassenen,"
die toch ook wel eens langzaam lezen en
her-lezen. Zeker, maar dat zal ons over
komen bij zwaar-litteraire taal: proza van
Potgieter of Hooft, poëzie van Boutens; of
als we wetstaal lezen: en vooral als we
„taal" van tot-uitdrukking-machteloozen of
van diplomatieke kronkelwezens moeten
ontcijferen. Met dergelijke soorten van taal
komen we bij 11- a 12-jarigen niet aan! En,
al zal 't soms noodig zijn, dat een kind z'n
leesles vooraf eens dóórkijkt, dat wij eens
voorlezen en verklaren, dan blijft 't streven
naar nauwkeurig en vlot lezen toch geldig!
En, voor de M.S. voor alle vakken is zulk
lezen van oneindig meer waarde dan het
meester zijn van de zinsontledingstechniek!
Ook t.o.v. het stellen verschillen we slechts
in een bij-détail. U hebt 't vooral gemunt
op het schriftelijk na-vertellen van een ge
lezen verhaaltje. Maar zijn er dan geen
frissohe dingetjes, geen boeiende boeksn die
tot na-vertellen geschikt zijn? Is u er be
paald op tegen, welnu, u houdt zich daar
dan verre van! Elk deskundig onderwijzer
wien 't ernst met zijn onderwijs is, werkt in
dividueel: U kunt zeker bereiken, dat dé
hoogste-klassers zich tamelijk Op schrift
kunnen uitdrukken, als U daarvoor stof
geeft als: een door u verteld verhaal ver
kort weergeven, het opgeven van titels (en
eventueel schetsjes) voor brieven en vrije
opstellen.
Inderdaad: aangaande mijn wenschen in
zake „spelling" ben ik wellicht te beknopt
geweest. Terecht vraagt u naar 't verschil
tusschen de eene en de andere soort moei
lijke woorden.
Waarvan ik het kunnen spellen zou wen
schen zijn de woorden die dikwijls voor
komen: herinneren, voortdurend, die ook
door schrijvers en ontwikkelden in 't alge
meen goed gespeld worden. Dit is niet van
toepassing op o.a.bruisen even dikwijls met
s als sch). onmiddellijk (veelvuldig met één
1). „Behept" komt betrekkelijk zelden voor.
Naar aanleiding van die „gebiedende wijs
meervoud" vraagt u me: wét Hoofd of In
specteur te „doen"? Heel delicaat geval! U
wilt van mij een advies om onderwijsauto-
riteiten eventueel op dezelver nummer te
zetten! Hoe kunt u zulks van mij, gebo
ren!!) ambtenaar, ergo: de geïncarneerde
voorzichtigheid, verwachten! Ik durf dan
ook niet verder te gaan dan u aan te raden
om zéér in den gedistingeerden vorm, en zéér
in den goeden toon die immers de muziek
maakt uw geb. wijs-meervoud-oefening
in te leiden met: „Jongens, je kunt aan één
of meer ge- en verbieden" (volgen daarvan
voorbeeldjes). Dan de vraag: „Hóór je ver
schil in werkwoordsvorm? Neen? Wel
nu, dan schrijven we (tegen één zoowel als
tegen velen): Werk door! Bind die touwen
vast! Altijd: Alléén de stam van 't w.w."
En, als een autoriteit een dictee opgeeft:
hoe wéét u dan dat daar de geb.-wijs-meer
voudsvorm in voorkomt? Mag ik u er hier
attent op maken, dat we met een spelregel
te dpen hebben. Die kan door de Overheid
worden voorgeschreven. Hier wordt onwaar
heid gedebiteerd omtrent taal, als men zegt:
In de geb.-wijs-meervoud zeggen (hooren)
we t achter den stam. Net zoo min als de
onderwijzer gedwongen kan worden om te
leeren „Straatsburg behoort bij Duitsch-
land" (omdat dit vroeger zoo was), net zoo
min kan hij gedwongen worden te onder
wijzen „men zegt (hoort)Maakt je werk
af. jongens!"
U vraagt: hoe ik genoemde moeilijk
heden (trijpen, enz.) leer? Wel, die leer ik
niet. memoreer die slechts. De L.S. leert die
tot nog toe. En, als een jongen 'n fout daar
tegen maakt, dan gebruik 'k hoogst zelden
grammatische termen als „stoffelijk bijv.
nw." Daar kom je niets verder mee. 't Is
toch in orde als iemand schrijft: „een goud
horloge," „alpaca-lepel," „katoen jurkje."
„aluminium pan, „zilver suikerschepje,"
„lakensche jas"?
Wat moeten we nu met ons stoffel, bijv.
n.w# beginnen! Zou 't niet paedagogischer
zijn dergelijke woorden (groepen van woor
den) veel te lezen en over te schrijven? Dat
is wel niet zoo wetenschappelijk, maar
zeker veel doeltreffender. En wat u schrijft
over 't Nederlandsch om de vreemde talen
te dienen, dat is toch geen aangelegenheid
voor de L. S„ maar voor de M. S., die deze
interne zaak zelf dient op te lossen. De be
moeiingen van de L. S. kunnen in deze
alleen maar schaden. Ik denk hier, aan wat
prof. Valkhoff 1) (een Fransche prof) en
prof. De Vooys 2) hebben geschreven. En,
dit jaar nog, Dr. Gerlach Royen 3)„de tra-
ditioneele ontleedmanie is uit den boze.
Wel is 't een goedkope manier om de les
uren te vullen, zonder dat het de leraar
enige inspanning kost." En, in datzelfde ar
tikel: „óók de studie van de vreemde taal
moet er ten slotte onder lijden."
Laat de L. S. ons geen werk verschaffen
dat bestaat uitafleeren.
Met paedagogen-groet,
A. J. SCHNEIDERS.
1) De dienstbaarheid van de moedertaal
(Nieuwe Taalgids Jrg. 3).
2) Beginselen en praktijk van een nieuw
moedertaalonderwijs (Baarn19101
3) Ons Eigen Blad (blz. 353361).
M. de R.
Verleen mij s.v.p. eenige plaatsruimte in
uw veelgelezen blad.
Bij voorbaat reeds dank.
In de courant van Zaterdag 1 December
kwam onder mijne aandacht het artikel onder
het opschrift „Verkoop Weldadigheidszegels".
Met belangstelling nam ik kennis van het
doel, waarvoor de commissie, hiertoe saam-
gesteld, zich geplaatst ziet, namelijk steun-
verleening aan het hulpbehoevende kind,
door middel ook van den verkoop van zegels,
welke dan iets in prijs zullen worden ver
hoogd. De overwinst hiervan gemaakt, komt
ten goede aan de pl.m. 300 vereenigmgen,
welke in ons land bestaan, met het hierboven
reeds gemelde doel.
Een doel dat ieders sympathie zeer zeker
zal en moet hebben. En waarvoor, m.i. ieder,
wie dan ook, gaarne zijn steun en mede
werking zal verleenen. Juist omdat het hiei
de jeugd geldt.
Evenwel M. de R. trof het my, dat in de
commissie waarin personen zitting hebben
van verschillende standen en beginsels, geen
arbeiders zitting hebben gekiegen.
Volgens mijn bescheiden meening behooren
ook arbeiders aan een dusdanig doe! mee te
werken, en ik ben ervan overtuigd, dat zij
dat zeer gaarne doen. En de commissie zal
toch ook wel iedere medewerking op prijs
stellen.
Maar waarom dan ook geen arbeider in de
commissie benoemd? Door dit wel te doen
zou de Heemsteedsche bevolking in al haar
geledingen bereikt kunnen worden, en wel
op de m.i. gemakkelijke wijze.
Want ik kan mij niet indenken, dat de
commissie zich uitsluitend en alleen zal
willen bepalen tot die groepen in haar ver
tegenwoordigd.
Daarom zou de benoeming van arbeiders
daarin alleszins billijk en rechtvaardig zijn
geweest. En ik kan mij ook geen enkele
reden indenken, waarom dat nu eigenlijk
niet is geschied.
En dan moge het waar zijn, dat door arbei
ders in 't algemeen weinig briefwisseling
'etc. wordt gevoerd.
Te ontkennen valt toch zeker niet, dat
vooral met het oog op de te verzenden Kerst-
mis- en Nieuwjaarsgroeten veel kleintjes één
groote zouden kunnen maken.
Maar trots deze miskenning zou ik toch
den Heemsteedschen arbeiders willen zeggen:
steunt het werk der commissie. Laat uw
zegels, noodig in 't tijdvak van 10 Dec. tot
10 Jan. voor de verzending van uw groeten
en wenschen „Weldadigheidszegels" zijn. Gij
helpt dan door het weinige, dat gij per zegel
meer betaalt, steunen een organisatie, welke
het hulpbehoevende kind wil helpen. Een
doel, dat onze steun ten volle waard is.
Nogmaals M. de R. zeg ik n dank voor de
verleende plaatsruimte.
Haemstedeplein 13.
A. J. V. d. LINDEN
Meer dan 65 universiteiten in Amerika,
met meer dan 5000 studenten maken gegeid
gebruik van speciale radio-cursussen meldt
N.Z Radio-record.
De gewone telegraafdienst in Amerika
heeft een zwaren strijd te voeren tegen de
radio, waarin hij eerlang, wat persaange
legenheden betreft, zeker ten onder zal moe
ten gaan. Hoewel de persagentschappen in
Amerika thans nog dagelijks ongeveer
5.000.000 woorden langs de telegraaflijnen
en kabels uitzenden, wordt meer en meer
gebruik gemaakt van den draadloozen
dienst. De Federale Radio-Commissie heeft
onlangs aan de persagentschappen en de
vereenigingen van dagbladen concessies ge
geven voor den bouw van niet minder dan
16 kortegolf stations!
In Amerika is men weer op een origineel
denkbeeld gekomen, n.l. om jonge kunste
naars de gelegenheid te geven hun verber
gen talenten te tocnen, maar niet meer zoo
als vroeger binnen een kleinen kring van
belangstellenden, doch voor een uitgebreid
gehoor over de geheele wereld. Door samen
werking tusschen de Nationaal Broadcas
ting Company en de National Music League
is n.l. de mogelijkheid voor hen opengesteld,
dat hun debuut door de radio wordt ver
breid, zoodat ook de buitenlandsche criti
ci hun oordeel kunnen vellen en de jonge
kunstenaars dus niet aan een eenzijdig oor
deel bloot staan.
De Paramoimt-filmmaatschappij bouwt
op het oogenblik een 5 K.W.-zender te Los
Angelos, waarvan de energie later op 50
K.W. zal worden gebracht Men beoogt met
dezen zender niet alleen het uitzenden van
concerten e.d. maar ook, zooals vanzelf
spreekt, voordrachten over filmtechniek,
terwijl bovendien de dagelijks bninenstroo-
mende vloed van brieven en belangstellen
den in de filmtechniek zal worden behan
deld, daar de schriftelijke behandeling er van
onmogelijk is gebleken.
Tevens hoopt men in de toekomst dit sta
tion te gebruiken voor de draadlooze uitzen
ding van sprekende films.
,,'t Zal een toffe middag worden, jongens.
Reuzen lollig, je zult dien vent zien staan
kijken als ie 't in de gaten krijgt."
„Hoe heet ie."
„Erk geloof ik, of Werk of zooiets."
„Ik heb 'm zien gezien, hij was vanmorgen
in de zevende. Ze stonden in een groepje
voor de schooldeur, de jongens van de negen
de, 't was nog voor schooltijd."
Willem Eeukels met opgewonden kleur,
z'n tasch achteloos bengelend onder z'n linker
arm, Arie Vermeer de mop of mopneus,
zooals ze 'm meestal betitelden, Jan van den
Enden, Wim Donker met z'n slordige blouse,
Gerard Verpig en nog meer.
Vanmiddag zou de nieuwe geschiedenis
komen geven, en zij hadden al twee dagen ge
broeid op een lolletje.
En nou was d'r eindelijk één met een reu
zenmop voor den dag gekomen. Als de nieuwe
vanmiddag zou vragen om de naamlijst van de
klas, dat was zoo de gewoonte, dan zou de jon
gen die 't moest opschrijven den heelen boel
door mekaar gooien. Arie Vermeer werd Wim
Donker en Wim Donker werd Jan van den
Enden, enz.
't Zou een moppige middag worden. Hij
zou z'n eigen geen raad weten op 't laatst,
want de heele boel liep natuurlijk in 't hon
derd.
„Verpig, jij zal 't moeten doen."
Verpig zei niks, ze keken 'm allemaal aan.
Hij stond een beetje met z'n hak in een plas
te trappen.
„Zeg, doen hoor," zei d'r een een beetje
weifelend, Verpig was zoo'n rare.
„Nou, ik hoop voor den nieuwe, dat ie me
d'r voor uitpikt dan heeft de man ten minste
een rustigen middag."
„Dus je vertikt 't
„Ja, 'k vertik 't."
„Lafbek."
Stil waren ze d'r van, zoo'n jong, spel
breker dat ie was
„Je mot 't doen, zeg ik je," zei Jan v. d. En
den en ie kwam een stappie naar voren. Verpig
keek 'm aan, hield op met trappen.
„Kom es cp as je lef heb, heilige boon."
Verpig haalde z'n schouders op.
De bel ging.
De jongens stormden naar binnen, want
direct ging de deur dicht en als ze dan niet
binnen waren, dat moesten ze een half uur
nablijven.
De negende ging ook. „Hij hoeft 't niet te
doen, zal je zien," zei Wim Beukels. Verpig
kreeg stiekum een trap van Jan van den Enden
en nog een opduvel van een ander. Hij deed of
ie niks voelde, en was 't eerste in z'n klas.
Een voor een kwamen ze binnen. De wis-
kundeleeraar was d'r al, zat schriften te corri-
geeren.
„Opschieten jongens, t is over tijd.
't Was een uur wiskunde en daarna zou „de
nieuwe" komen. Ze zaten in spanning alle
maal.
De les was nog met uit of alle jongens ston
den op een hoop, even gauw nog afspreken.
„Ik ben van den Enden jongens, ik Donker,
ik Verpig, hou je kop hoor, niet lachen, hij
moet 't. niet in de gaten krijgen, dan is de lol
d'r af."
„Sst, daar komt ie aan 1"
„Sst."
„Goeie middag jongens."
„Dag meneer."
't Was een groote forsche man met een bleek
gezicht. Hij liet z'n oogen gaan over 't troepje.
„Willen jullie maar naar je plaatsen gaan,
ja?"
Ze gingen.
't Was stil, de jongens wisten niet goed wat
ze doen moesten, peuterden een beetje met
j een potlood op de bank of zaten in d'r lesse
naars te frommelen.
„Zoo'n eerste middag is 't een beetje vreemd
voor jullie en voor mij, maar 'k hoop dat we t
goed met mekaar zullen vinden."
,,'k Hoop 't ook," zei de mopneus, een
beetje hard.
Een paar grinnikten.
„En nou wou ik graag eerst even jullie na
men weten. „Jij daar, wil jij ze voor mij eens
op een blaadje papier schrijven? Op de rij af,
zooals ze in de klas zitten, ja
't Was tegen Wim Beukels.
„Jawel meneer," zei Wim en ie kreeg een
kop. Drie, vier hoofden doken er weg achter
den rug van een ander en een paar zochten
ijverig in boeken en schriften.
Meneer keek 'ns rond, hadden ze soms
wat
Toen begon ie met z'n les.
Ze waren on rustig vond ie, iederen keer als
ie wat vroeg dan keken ze mekaar aan en dan
kwamen er antwoorden van drie, vier tegelijk.
D'r zat niet veel orde in de jongens, maar dat
kreeg ie d'r wel uit. Vandaag nog maar niet
leelijk doen, als 't kan. 't Maakt zoo tegen je,
I en ie hield niet van een gespannen verhouding.
„O, heb je 't lijstje klaar, dank je wel."
Daar had je 't weer, zat 't heele stel te giche-
len.
„Hm, is er soms wat, is er iets om te
lachen
De gezichten bogen zich over de boeken.
„Ik dacht dat ik met jongens van de negen
de te doen had en niet van de vierde."
„Rang, die zit," zei J. n van den Enden.
Meneer keek 'm even aan, had 't gehoord.
„Noem jij 'ns op de vorsten van 't Henegouw-
sche huis, Verpig."
Toen kwam d'r een stem van den anderen
hoek „Ik heet Verpig, meneer."
De jongens schoven onrustig.
„Keeten d'r hier nou twee Verpig
„Hij is gek, zei Jan, „ik heet Verpig."
„Wel, dat ziet er mooi uit, wie zit me nou
voorde gek te houden?" Meneer zag wit,
z'n lippen trilden.
't Was doodstil in de klas.
Toen kwam d'r een stem van de achterste
bank „Hij heet Verpig, meneer^" en Wim
Donker wees op Jan van den Enden.
„Verdraaid," bromde d'r een.
„Ga jij d'r uit," zei meneer.
Verpig ging.
De klas keek benauwd, dat liep niet goed
af, dat werd hommeles.
't Werd rustig, nu niemand er trek in had om
lol te maken als ie wat vroeg, dan keken ze
voorzichtig naar z'n oogen wie ie hebben wou,
en dan kwam er een aarzelend antwoord.
Toen meneer om half vier de klas ver
liet vond ie Verpig onder aan de trap.
„Ga jij 'ns mee."
Samen stonden ze nu over mekaar, de groo
te man en de groote tengere jongen, óók man
bijna.
„En vertel me nóu 'ns, hoe heet jij
„Verpig, meneer."
„Ga zoolang in de spreekkamer, ik zal den
directeur wel even om opheldering vragen.
Maar 't is een schandaal dat groote jongens
als jullie zijn zich met dergelijke grappen in
laten." Hij ging.
't Duurde maar even, toen was ie terug
met 't Hoofd. „Verpig, 't spijt me, 'k heb
me vergist," en hij stak z'n hand uit.
Verpig gaf hem 'n hand. „Kon u niet weten,
meneer."
't Hoofd was zichtbaar kwaad.
,,'t Is een schande, vertel me, wie heeft dat
gedaan."
„Nu....
„Ik wil hebben dat je 't Zegt, 't is noodzake
lijk dat ik 't weet."
„De heele boel meneer, maar geef ze geen
straf, ze doen 't voor 'n lolletje."
Een moot lolletje," bromde de directeur,
hij geneerde zich voor z'n nieuwen leeraar.
'n Mooi entree was dat, zooiets.
„Ga maar naar je klas, jongen."
Kwart over vier stond er een clubje jongens
druk pratend voor de schooldeur. Allemaal
opgelucht, 't was goed afgeloopen ze hadden
wat in benauwdheid gezeten 't laatste half
uur, maar 't hoofd had ze allen een standje ge
maakt en ze hadden excuus moeten vragen.,
dat is alVerpig had gevraagd, of ze geen
straf kregen, en daarom waren ze d'r zóó
afgekomen. Verpig stond er ook bij, moest
even weten wat ze opgekregen hadden voor
Geschiedenis.
„Je bent 'n fideele kerel," zei Wim Donker.
„Dus van blz. 62 tot 66
Ja.
„Zeg, Verpig," zei Jan van den Enden en
keek hem aan. „Zeg, waarom wou je eigenlijk
niet meedoen
't Was even stil, „ja waarom eigenlijk niet."
Verpig deed 't boek in z'n tasch, kreeg een
kleur een beetje.
„Nou, als je 't weten wil, nou wat kan
jou dat nou schelen, nou als je 't weten wil
zie je, ik dacht als O. L. H. in mijn plaats had
geweest, Die had 't ook niet gedaan.
D'r was d'r geen een die wat zei, een paar
wouen er lachen, maar wisten toch ook weer
met beter te doen dan naar de anderen te
kijken.
„Als jij 'm uitlacht, dan krijg je met mij te
doen," zei van den Enden tegen Donker.
Donker ging achteruit.
„Nou saluut," zei Verpig.
„Saluut."
Langzaam liep van den Enden naar huis;
hij schopte peinzende een prop papier voor
zich uit.
„Die lafbek heeft meer moed in z'n pink,
dan wij met z'n allen bij mekaar," dacht ie.