Gemengd Nieuws VOOR DE HUISKAMER fWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DONDERDAG 6 DECEMBER 1928 BLADZIJDE 3 De inschrijvingsbiljetten voor aanbestedingen Levensgevaarlijk gewond De ramp in de staatsmijn „Hendrik" De reis van prof, Treub naar Indië Ongewenschte inmenging Felle brand in een leder- fabriek St, Nicolaas bij den ex- tolgaarder van Mui den op bezoek Door neervallend gesteente getroffen Vechtersbazen Door het omvallen van een stallantaarn Op heeterdaad betrapt F 1100 verduisterd Doodelijke val De man op het dak Juist op tijd INGEZONDEN RADIO-NIEUWS Radio op de Universiteit in Amerika Verdringt de radio de Amerika? Jonge kunstenaars voor dt microfoon Radio en de film De lafbek wijzers, die in communiteit leven, wèl de versterkte reductie zou dienen te worden gehandhaafd. De minister denkt aan deze figuur: alle °ngehuwden hebben, in verband met den behoefte-factor, een reductie te ondergaan; de in communiteit levenden, die voordeeli- ser uit kunnen en voor wie de behoefte factor derhalve iets lager is, zouden een re ductie méér kunnen verdragen. Maar, voegt minister De Geer er dadelijk aan toe, zulk een maatregel zou nooit tot stand mogen komen zonder volledige in damming en medewerking der naast-be kkenen, zoowel om de teederheid der Sak zelf, als omdat zij vertroebeld is door ^n, die een andere, lagere, salarisregeling 'erlangen, daar de kloosteringen een deel van hun salaris aan anderen afdragen. Dit motief als salaris-factor verwerpt de minister zoo beslist mogelijk. Blijft dus alleen over de vraag, of de kloosterlingen-onderwijzers bereid zijn een reductie, welke voor de andere ongehuwden behoort te worden afgeschaft, te ondergaan tot een door hen zelf te bepalen bedrag. Als men de vraag zóó stelt valt er over te Praten. Of liever, de religieuzen hebben er zelf het antwoord op te geven, dat hun diensttijd y.t. Vragen van den heer Fransen aan den minister van Financiën Door den heer Fransen zijn aan den Mi nister van Financiën de volgende vragen gesteld: Is het den minister bekend, dat onder de ontvangers der registratie en domeinen geen eenstemmigheid bestaat omtrent de verplich ting van het al of niet zegelen van inschrij vingsbiljetten voor aanbestedingen? Is de minister niet van meening, dat daar omtrent bij bovengenoemde ontvangers geen verschil van opvatting behoort te zijn? Wil de minister mededeelen of inséhrij- vingsbiljetten voor aanbestedingen al dan niet aan zegelrecht onderworpen zijn? Te Budel werd een 8-jarig zoontje van v H. door een auto overreden, doordat hij van een treeplank, waarop hij geklommen was viel. De kleine werd ernstig verwond en ver keert in levensgevaar. De laatste H.H. Sa cramenten zijn hem toegediend. Een contra-répRort zal verschijnen Vanwege den Alg. Mijnwerkersbond wordt gemeld: Het rapport der Staatsmijnen en Staats toezicht over de ramp op Staatsmijn Hen drik, waarbij dertien dooden waren te be treuren, ma :te op 4 December een punt Van bespreking uit in de hoofdbestuursver gadering van den Algemeenen Nederland- schen Mijnwerkersbond. Dit hoofdbestuur bleek unaniem van •heening, dat de objectiviteit van het ver slag van deze ramp zeer veel te wenschen overlaat en tot onjuiste conclusie leidt. Zeer sterk werd het feit becritiseerd, dat de leiding van het onderzoek over deze ramp th handen was geweest van de Staatsmijnen eh niet van het Staatstoezicht, zoodat de getuigenverklaringen der arbeiders en het opzichthoudend personeel tegenover hun eigen werkgevers moesten worden afgelegd. Bovendien bleek, dat de directie der Staats mijnen in haar rapport den indruk heeft trachten te wekken, dat de getuigen, die be zwarende verklaringen hebben afgelegd, on betrouwbaar zijn. Besloten werd een uitvoerig contra-rapport kien te stellen en aan de leden der Tweede Warner te zenden, waarin aan de hand van de verklaringen der getuigen en den arbeider- controleur, wordt aangetoond, dat voort durend gas aanwezig is geweest op den Post waar de ontploffing heeft plaats ge vonden en niet de noodige zorg voor lucht- Verversching is besteed, terwijl bovendien verschillende overtredingen van het mijn reglement worden aangetoond. De omstandigheden waaronder gewerkt *erd en die tot de ramp leidden, worden ge beten aan het systeem waaronder gearbeid V'ordt in de mijn, dat tot overtreding van Veiligheidsvoorschriften aanleiding geeft. Dit blijkt ook onomstootelijk uit de officieeie ge tuigenverklaringen. Omtrent de reis van prof. Treub naar Ned.- ïndië wordt medegedeeld, dat hij den veer tienden van deze maand met het s.s. „Prins der Nederlanden" uit Genua de reis zal Aanvaarden. Het doel van de reis is regeling van interne aangelegenheden van den On- dernemersraad. Door den heer Bijleveld zijn aan den mi nister van Defensie de volgende vragen ge steld: 1. Is het juist, dat de heer H. Eggink, ma joor der militaire administratie, hoofd van het Centraal-Magazijn van militaire kleeding eh uitrusting te Woerden, een adres heeft ge licht tot den raad der gemeente Woerden, Paar aanleiding van een besluit van dien faad in zake het subsidie aan een bijzondere Peutraie H. B. S. in die gemeente, in welk adres op herziening van dat besluit wordt Aangedrongen, onder opmerking: „dat ondergeteekende meent er uw aan dacht op te moeten vestigen, dat hij als hoofd van het Centraal Kleedingmagazjjn, behalve aan het vaste personeel daarvan een Aantal gezinnen te Woerden, varieerende 'usschen de pim. 50 en 120 werk verschaft. dat een groot aantal daarvan, indien het ^'erk zou ophouden, ten laste van uw ge beente dan wel van de openbare liefdadig heid'zou komen: dat er van hoogerhand reeds geruimen tijd een streven bestaat vorenbedoeld werk te hoen verrichten door instellingen, ressortee- lende onder het Departement van Justitie, 'Jan wel op andere wijze: dat het hem, zij het ook met groote moei- 6. dusver is mogen gelukken te voorkomen, ^at aan genoemd voornemen uitvoering werd keven dat hij uit den door uw raad gevoerde on derwijspolitiek, speciaal in zake de H. B. S., den indruk heeft gekregen, dat het algemeen elang aan partij-politiek wordt opgeofferd; dat het uw college daarom niet kan ver anderen, indien, mocht die indruk juist blij-: 'en, het ondergeteekende niet mogelijk zou V zijn medewerking te blijven verleenen *An dan wel zich in te spannen voor Natregelen in het belang der gemeente berden of die harer inwoners?" 2. indien het antwoord op vraag 1 be- Ntigend luidt, acht de Minister het geoor- kd, dat een hooggeplaatst militair zijn wa- j®n of vermeenden ambtelijken invloed aldus het geding brengt, ten einde een druk uit t oefenen op de plaatselijke Overheid tot het »6teiken van een door hem gewenscht doel, k op geenerlel wijze samenhangt met hds- en legerbelangen? 3- Acht de Minister een militair, die blijk ten dezen niet juist te kunnen onder leiden, op dezen verantwoordelijken post Pd er meer te handhaven? In de gebouwen der N.V. Croomlederfabrie- ken van de firma Kuipers Gratz te Oister- wyk heeft een hevige brand gewoed. De brandweer der gemeente en die van de N.V. Lederfabrieken Oisterwijk konden niet ver hinderen, dat de geheele fabriek met droge rij in de asch werd gelegd. Alles is verzekerd. Gisteren, bracht St. Nicolaas met zijn knecht een bezoek aan Muiden, waar de Sint op speciaal verzoek van den heer Floris Vos, den ex-tolgaarder, den heer Kauderer, een zilveren tolboom op marmeren voetstuk over handigde. Voorts tracteerde St. Nicolaas Mui- dens jeugd op versnaperingen en deelde ge schenken onder hen uit. De heer Kauderer had ook nog een gouden horloge van den Ned. B°nd van Automobilisten in ontvangst te nemen. In de mijn Oranje Nassau III te Heerier- heide zijn, naar het „Limb. Dgbld." meldt, de mijnwerkers A. R. en J. J. door neervallend gesteente getroffen. Ernstig gekwetst werden zij naar het hospitaal overgebracht. Een derde arbeider, die eveneens ter plaatse was, kreeg slechts onbeduidend letsel. Aan boord van het in de Waalhaven te Rotterdam liggend Rijnschip „Rijnland 3" is twist ontstaan tusschen twee schippers knechts in het logies. De mannen hadden reeds eerder ruzie gehad en raakten nu om een futiliteit aan het twisten. De een, de 24-jarige H. A. S. gedomiliceerd te Rotterdam, werd zoo opgewonden, dat hij op een kwaad oogenblik 'n automatisch pis tool voor den dag haalde en terwijl de an der, de 26-jarige A. v ,S., wonende in de Cronjéstraat, op de trap stond, op hem vuurde. Van S. werd in zijn rechterpols getroffen, de kogel drong hem over een afstand van on geveer een decimeter in den arm. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht, doch de ko gel kon nog niet verwijderd worden. De dader is gearresteerd door de rivier politie. Gisteren brak, naar de „Asser Crt.", brand uit in de boerderij, bewoond door den heer J. Klaassens te Zeijen (Dr.). Onmiddellijk stond het heele gebouw in lichte laaie, zoo dat aan redden niet meer te denken viel, te meer, waar veel hooi en stroo en pl.m. 80 mud haver in de schuur aanwezig was. Toen de brandweer ter plaatse kwam, was alles reeds plat gebrand. De koeien, paarden en varkens, konden gelukkig bijtijds in veilig heid worden gebracht. Een geit en enkele kippen kwamen in de vlammen om. Verze kering dekt de schade. De oorzaak is waarschijnlijk het omvallen van een stallantaarn. herinneringen aan het bezoek medegeno- nen, namelijk een portemonnaie met f 9, vier gouden damesringen, een gouden da- nes-schakelkettinkje, een doublé dames- 'rmbandhorloge. een gouden heeren-zegel- lng en een ketting. De dienstbode heeft van het bezoek van den vriendelijken radio-man aangifte ge daan bij de politie. Te 's-Gravenhage zag gisternacht de zoon van den koster der kerk aan de Mariastraat een schaduw in den tuin en even later be merkte hij, dat iemand over de schutting klom, welke de scheiding vormt tusschen den kerktuin en die aan het belendende perceel. Hu waarschuwde twee surveiileerende agenten, die in het bewuste huis een onder zoek instelden. Een ruit aan de achterzijde was uit de deur gesneden en na eenig zoeken werd in een der kamer een man aangetrof fen. De bewoners, die inmiddels gewaarschuwd waren, konden constateeren, dat er niets ge stolen was. De man is een 25-jarige kellner H. U„ van Duitsche nationaliteit. Hij heeft bekend dat zijn doel was in het perceel in te breken. De politie heeft hem in verzekerde bewaring ge steld. Te Nijmegen is aangehouden de rentmees ter W. L., verbonden aan het Burgerlijk Armbestuur en het St. Catharma-gasthuis te Grave. In verband hiermede wordt gemeld, dat accountants-onderzoek heeft uitgewezen, dat er een kastekort is van 1100. Tijdens het dorschen bij den landbouwer de B. te Werkhoven viel de 70-jarige arbeider C. v. L. van een met stroo geladen wagen. Hij kwam op zijn hoofd terecht en werd in zorgwekkenden toestand naar zijn woning gebracht. De onmiddellijk geroepen genees heer kon geen hulp meer verleenen. De ongelukkige was bij de komst van den ge neesheer reeds overleden. Aan een woning op den Koninginneweg te Amsterdam belde een man aan. De dienst bode deed ope. ,Ik heb opdracht gekregen de radio-in stallatie op het dak na te zien," zeide de bezoeker. Het meisje wees den man den weg naar het dak met de opmerking dat hij zelf wel den terugweg zou vinden. De man heeft, zooals volgens het Hbld. de dienstbode latei- ontdekte, dien terugweg inderdaad gevon den. Hij voerde door haar kamertje. Daar had de bezoeker blijkbaar langer vertoefd <an strikt noodig was en hu had een paar Dezer dagen heeft de politie te Baarn twee inbrekers op heeterdaad betrapt, die zich ingesloten hadden in een onbewoonde vila aan de Parkstraat, blijkbaar met het doel looden of koperen voorwerpen te ontvreem den. Het zijn twee 21-jarige timmerlieden uit Hilversum. Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk WAT DE MIDDELBARE SCHOOL VRAAGT Geachte redactie, Mijnheer Schneiders heeft zich in 't laat ste van zijn twee artikelen bereid verklaard, om met belanghebbende of belangstellende lezers over 't taalonderwijs te correspondee- ren via dit dagblad. Uit die laatste toe voeging mag ik wel besluiten dat U aan mijn schrijven een plaatsje wilt inruimen. Hiervoor mijn harteüjken dank. Met opzet, heb ik bijna een week gewacht, omdat ik meende, dat er wel heel gauw van verschillende kanten op de twee artikelen zou gereageerd worden. Nu dit jammer ge noeg niet 't geval is, is de schrijver van „Wat de Middelbare school vraagt" waar schijnlijk gaan denken, dat zijn onderwerp niet die belangstelling heeft gevonden, waarop zoowel hij, als de redactie van de N.HCrt. rekenden. Of ook misschien wel, dat iedereen 't in alle opzichten met hem eens is. Maar die laatste meening is dan onjuist. Mijnheer Schneiders heeft z'n artikel overzichtelijk ingedeeld, ik zal dus die in deeling volgen. Lezen. Hierbij de volgende vraag: Wat verstaat u onder „mooi" lezen? Ik meen dat u er iets anders onder verstaat dan ik. Als ik tegen een leerling zeg: „Dat stukje heb je niks mooi gelezen," dan weet hü, dat er bedoeld wordt: je Jeestoon deugde niet, en hij doet zijn best om bij 't opnieuw lezen in z'n stem die buiging en klank te leggen, die vereischt wordt. Vervolgens verlangt u: snel lezen laten samengaan met verstandelijk lezen, en dus de 11. noodzaken zich rekenschap te geven van den inhoud van het gelezene. Dat zal dikwijls heel lastig gaan. geloof ik. Hoe vaak gebeurt het ons volwassenen niet dat we zeggen: Wat daar staat'is nog niet goed tot me doorgedrongen. Ik zal 't nog eens op mijn gemak langzaam overlezen. Stellen, 't Was te wenschen. dat iedere onderwijzer(es) op de door u aangegeven manier opstellen liet maken. Dan raakten we ten minste èèns van die z.g. „mooie taal" verlost. Bij voorkeur- laat ik geen ge- en herlezen verhaaltjes navertellen. Die opstelverhaaltjes liggen büna allemaal buiten de kindersfeer, zijn in cliché-taal, houterig, stroef, met voor waardelijke en aanvoegende wjjs (die alleen bij uitzondering gebruikt wordt, zelfs door volwassenen), kortom, ze zijn juist 't tegen overgestelde van wat ze zouden moeten zijn, en alleen goed om aan de jongens te laten zien hoe ze 't niet moeten doen. Door 't overlezen van die ongeschikte voorbeelden blijven er heel gemakkelijk een of meer van die zinswendingen en woorden, die niet tot de taal van 't kind hooren, hangen en komen in 't opstel terecht. De spelling van De Vries en Te Winkel is nog steeds de officieeie. We moeten hem (spelling is vrouwelijk, dit „hem" moet dus eigenlijk „haar" zijn) dus wel onderwij zen. al zouden velen graag anders willen. U wenscht geen training van „echte" dictee-woorden, wel van moeilijke woorden, 't Verschil tusschen beide woorden is me, on danks uw voorbeelden, niet goed duidelijk. Waarom moeten we wel inpompen herinne ren, voortdurend, en niet onmiddellijk of behept? En wat moet een onderwijzer doen als 't Hoofd of de Inspecteur een dictee op geeft, waar gebiedende wijs enkel- en meer voud in voorkomt? Ten slotte zegt u, dat de moderne taal- leeraar liever niets waagt over woordbenoe ming en zinsontleding. U doet het alleen, omdat 't K.B. het e-ischt. Ik geef toe, de spraakkunstige termen zijn allerongeluk kigst en nietszeggend. De ontleding van heel veel zinnen en de benoeming van veel woor den kunnen verschillend en toch allebei goed zijn. Maar hos leert u aan uw 1.1. waarom ze moeten schrijven mooie, trijpen pantof fels, dagelijksch werk, hij werkte dagelijks, u of uw, groote of grootte, om 't, nu maar bij enkele voorbeelden te laten? Ik ben ook geen voorstander van veel en lastig ont leden. Maar iets mogen de kinderen er toch wel van weten, ook al in verband met de vreemde talen. Ik vind 't niet normaal, dat 'n jongen die de Middelbare school bezoekt, heel gemoedereerd in zijn Duitsche oefening schrijft Dem Mann geht nach der Stadt. En dat heb ik gezien van 't zoontje van een van mijn kennissen. De jongen had wel van onderwerp gehoord, maar kon 't uit zoo n zinnetje niet opdiepen. Of is u van meening. dat uw collega's in Duitsch, Fransch of En- gelsch maar moeten zorgen, dat de 11. iets van de grammatica te weten komen? Ik weet niet of 't betreffende jochie wat van spraakkunst op de L.S. geleerd had. Misschien nier. Misschien wel en had de M.S. hem bijna alles weer afgeleerd. JAN VINTGES, Onderw. R K. Jongensschool Ged, O. Gr. Haarlem, 1 Dec. 1928. NB. Als voorstander van de spelling- „Kollewijn" spijt het mij, dat ik, rekening houdend met 't aan den heer Schneiders ge dane verzoek, de oude spelling heb moeten gebruiken. Toelichting bjj bovenstaand artikel. De uiteenzetting door den heer Vintges, hier gegeven, is me als blijk van belangstel ling èn als bewijs van ideeën-verwantschap heel sympathiek, 't Zou sommigen (velen?) lezers van dit blad noch aangenamer en nuttiger geweest zijn als iemand met andere opvattingen aan het schrijven getogen was! Toch zooals de heer V. zelf schrijft Is hij ,,'t niet in alle opzichten met me eens," en is er dus reden die verschillen nader te bezien. Wat ik onder goed lezen door een L.S.- leerling versta („rr.ooi" was ironisch voor geaffecteerd-aesthetisch; heel on-kinderlijk dus) formuleer 'k het best in: nauwkeurig j en vlot weergeven van heel gewone taal, n.l. omgangstaal. De onderwijzer zal hier en daar eenige toelichting moeten geven, ereis voorlezen, zoodat het kind den inhoud mees ter is. Uit een juist opvatten van den tekst volgt de goede leestoon. Ik beschouw deze geheel en al als effect déarvan. Het zg. verbeteren van den toon is meestal schijn: 't kind zingt óns wijsje na! De schrijver V. neemt ter vergelijking „ons-volwassenen," die toch ook wel eens langzaam lezen en her-lezen. Zeker, maar dat zal ons over komen bij zwaar-litteraire taal: proza van Potgieter of Hooft, poëzie van Boutens; of als we wetstaal lezen: en vooral als we „taal" van tot-uitdrukking-machteloozen of van diplomatieke kronkelwezens moeten ontcijferen. Met dergelijke soorten van taal komen we bij 11- a 12-jarigen niet aan! En, al zal 't soms noodig zijn, dat een kind z'n leesles vooraf eens dóórkijkt, dat wij eens voorlezen en verklaren, dan blijft 't streven naar nauwkeurig en vlot lezen toch geldig! En, voor de M.S. voor alle vakken is zulk lezen van oneindig meer waarde dan het meester zijn van de zinsontledingstechniek! Ook t.o.v. het stellen verschillen we slechts in een bij-détail. U hebt 't vooral gemunt op het schriftelijk na-vertellen van een ge lezen verhaaltje. Maar zijn er dan geen frissohe dingetjes, geen boeiende boeksn die tot na-vertellen geschikt zijn? Is u er be paald op tegen, welnu, u houdt zich daar dan verre van! Elk deskundig onderwijzer wien 't ernst met zijn onderwijs is, werkt in dividueel: U kunt zeker bereiken, dat dé hoogste-klassers zich tamelijk Op schrift kunnen uitdrukken, als U daarvoor stof geeft als: een door u verteld verhaal ver kort weergeven, het opgeven van titels (en eventueel schetsjes) voor brieven en vrije opstellen. Inderdaad: aangaande mijn wenschen in zake „spelling" ben ik wellicht te beknopt geweest. Terecht vraagt u naar 't verschil tusschen de eene en de andere soort moei lijke woorden. Waarvan ik het kunnen spellen zou wen schen zijn de woorden die dikwijls voor komen: herinneren, voortdurend, die ook door schrijvers en ontwikkelden in 't alge meen goed gespeld worden. Dit is niet van toepassing op o.a.bruisen even dikwijls met s als sch). onmiddellijk (veelvuldig met één 1). „Behept" komt betrekkelijk zelden voor. Naar aanleiding van die „gebiedende wijs meervoud" vraagt u me: wét Hoofd of In specteur te „doen"? Heel delicaat geval! U wilt van mij een advies om onderwijsauto- riteiten eventueel op dezelver nummer te zetten! Hoe kunt u zulks van mij, gebo ren!!) ambtenaar, ergo: de geïncarneerde voorzichtigheid, verwachten! Ik durf dan ook niet verder te gaan dan u aan te raden om zéér in den gedistingeerden vorm, en zéér in den goeden toon die immers de muziek maakt uw geb. wijs-meervoud-oefening in te leiden met: „Jongens, je kunt aan één of meer ge- en verbieden" (volgen daarvan voorbeeldjes). Dan de vraag: „Hóór je ver schil in werkwoordsvorm? Neen? Wel nu, dan schrijven we (tegen één zoowel als tegen velen): Werk door! Bind die touwen vast! Altijd: Alléén de stam van 't w.w." En, als een autoriteit een dictee opgeeft: hoe wéét u dan dat daar de geb.-wijs-meer voudsvorm in voorkomt? Mag ik u er hier attent op maken, dat we met een spelregel te dpen hebben. Die kan door de Overheid worden voorgeschreven. Hier wordt onwaar heid gedebiteerd omtrent taal, als men zegt: In de geb.-wijs-meervoud zeggen (hooren) we t achter den stam. Net zoo min als de onderwijzer gedwongen kan worden om te leeren „Straatsburg behoort bij Duitsch- land" (omdat dit vroeger zoo was), net zoo min kan hij gedwongen worden te onder wijzen „men zegt (hoort)Maakt je werk af. jongens!" U vraagt: hoe ik genoemde moeilijk heden (trijpen, enz.) leer? Wel, die leer ik niet. memoreer die slechts. De L.S. leert die tot nog toe. En, als een jongen 'n fout daar tegen maakt, dan gebruik 'k hoogst zelden grammatische termen als „stoffelijk bijv. nw." Daar kom je niets verder mee. 't Is toch in orde als iemand schrijft: „een goud horloge," „alpaca-lepel," „katoen jurkje." „aluminium pan, „zilver suikerschepje," „lakensche jas"? Wat moeten we nu met ons stoffel, bijv. n.w# beginnen! Zou 't niet paedagogischer zijn dergelijke woorden (groepen van woor den) veel te lezen en over te schrijven? Dat is wel niet zoo wetenschappelijk, maar zeker veel doeltreffender. En wat u schrijft over 't Nederlandsch om de vreemde talen te dienen, dat is toch geen aangelegenheid voor de L. S„ maar voor de M. S., die deze interne zaak zelf dient op te lossen. De be moeiingen van de L. S. kunnen in deze alleen maar schaden. Ik denk hier, aan wat prof. Valkhoff 1) (een Fransche prof) en prof. De Vooys 2) hebben geschreven. En, dit jaar nog, Dr. Gerlach Royen 3)„de tra- ditioneele ontleedmanie is uit den boze. Wel is 't een goedkope manier om de les uren te vullen, zonder dat het de leraar enige inspanning kost." En, in datzelfde ar tikel: „óók de studie van de vreemde taal moet er ten slotte onder lijden." Laat de L. S. ons geen werk verschaffen dat bestaat uitafleeren. Met paedagogen-groet, A. J. SCHNEIDERS. 1) De dienstbaarheid van de moedertaal (Nieuwe Taalgids Jrg. 3). 2) Beginselen en praktijk van een nieuw moedertaalonderwijs (Baarn19101 3) Ons Eigen Blad (blz. 353361). M. de R. Verleen mij s.v.p. eenige plaatsruimte in uw veelgelezen blad. Bij voorbaat reeds dank. In de courant van Zaterdag 1 December kwam onder mijne aandacht het artikel onder het opschrift „Verkoop Weldadigheidszegels". Met belangstelling nam ik kennis van het doel, waarvoor de commissie, hiertoe saam- gesteld, zich geplaatst ziet, namelijk steun- verleening aan het hulpbehoevende kind, door middel ook van den verkoop van zegels, welke dan iets in prijs zullen worden ver hoogd. De overwinst hiervan gemaakt, komt ten goede aan de pl.m. 300 vereenigmgen, welke in ons land bestaan, met het hierboven reeds gemelde doel. Een doel dat ieders sympathie zeer zeker zal en moet hebben. En waarvoor, m.i. ieder, wie dan ook, gaarne zijn steun en mede werking zal verleenen. Juist omdat het hiei de jeugd geldt. Evenwel M. de R. trof het my, dat in de commissie waarin personen zitting hebben van verschillende standen en beginsels, geen arbeiders zitting hebben gekiegen. Volgens mijn bescheiden meening behooren ook arbeiders aan een dusdanig doe! mee te werken, en ik ben ervan overtuigd, dat zij dat zeer gaarne doen. En de commissie zal toch ook wel iedere medewerking op prijs stellen. Maar waarom dan ook geen arbeider in de commissie benoemd? Door dit wel te doen zou de Heemsteedsche bevolking in al haar geledingen bereikt kunnen worden, en wel op de m.i. gemakkelijke wijze. Want ik kan mij niet indenken, dat de commissie zich uitsluitend en alleen zal willen bepalen tot die groepen in haar ver tegenwoordigd. Daarom zou de benoeming van arbeiders daarin alleszins billijk en rechtvaardig zijn geweest. En ik kan mij ook geen enkele reden indenken, waarom dat nu eigenlijk niet is geschied. En dan moge het waar zijn, dat door arbei ders in 't algemeen weinig briefwisseling 'etc. wordt gevoerd. Te ontkennen valt toch zeker niet, dat vooral met het oog op de te verzenden Kerst- mis- en Nieuwjaarsgroeten veel kleintjes één groote zouden kunnen maken. Maar trots deze miskenning zou ik toch den Heemsteedschen arbeiders willen zeggen: steunt het werk der commissie. Laat uw zegels, noodig in 't tijdvak van 10 Dec. tot 10 Jan. voor de verzending van uw groeten en wenschen „Weldadigheidszegels" zijn. Gij helpt dan door het weinige, dat gij per zegel meer betaalt, steunen een organisatie, welke het hulpbehoevende kind wil helpen. Een doel, dat onze steun ten volle waard is. Nogmaals M. de R. zeg ik n dank voor de verleende plaatsruimte. Haemstedeplein 13. A. J. V. d. LINDEN Meer dan 65 universiteiten in Amerika, met meer dan 5000 studenten maken gegeid gebruik van speciale radio-cursussen meldt N.Z Radio-record. De gewone telegraafdienst in Amerika heeft een zwaren strijd te voeren tegen de radio, waarin hij eerlang, wat persaange legenheden betreft, zeker ten onder zal moe ten gaan. Hoewel de persagentschappen in Amerika thans nog dagelijks ongeveer 5.000.000 woorden langs de telegraaflijnen en kabels uitzenden, wordt meer en meer gebruik gemaakt van den draadloozen dienst. De Federale Radio-Commissie heeft onlangs aan de persagentschappen en de vereenigingen van dagbladen concessies ge geven voor den bouw van niet minder dan 16 kortegolf stations! In Amerika is men weer op een origineel denkbeeld gekomen, n.l. om jonge kunste naars de gelegenheid te geven hun verber gen talenten te tocnen, maar niet meer zoo als vroeger binnen een kleinen kring van belangstellenden, doch voor een uitgebreid gehoor over de geheele wereld. Door samen werking tusschen de Nationaal Broadcas ting Company en de National Music League is n.l. de mogelijkheid voor hen opengesteld, dat hun debuut door de radio wordt ver breid, zoodat ook de buitenlandsche criti ci hun oordeel kunnen vellen en de jonge kunstenaars dus niet aan een eenzijdig oor deel bloot staan. De Paramoimt-filmmaatschappij bouwt op het oogenblik een 5 K.W.-zender te Los Angelos, waarvan de energie later op 50 K.W. zal worden gebracht Men beoogt met dezen zender niet alleen het uitzenden van concerten e.d. maar ook, zooals vanzelf spreekt, voordrachten over filmtechniek, terwijl bovendien de dagelijks bninenstroo- mende vloed van brieven en belangstellen den in de filmtechniek zal worden behan deld, daar de schriftelijke behandeling er van onmogelijk is gebleken. Tevens hoopt men in de toekomst dit sta tion te gebruiken voor de draadlooze uitzen ding van sprekende films. ,,'t Zal een toffe middag worden, jongens. Reuzen lollig, je zult dien vent zien staan kijken als ie 't in de gaten krijgt." „Hoe heet ie." „Erk geloof ik, of Werk of zooiets." „Ik heb 'm zien gezien, hij was vanmorgen in de zevende. Ze stonden in een groepje voor de schooldeur, de jongens van de negen de, 't was nog voor schooltijd." Willem Eeukels met opgewonden kleur, z'n tasch achteloos bengelend onder z'n linker arm, Arie Vermeer de mop of mopneus, zooals ze 'm meestal betitelden, Jan van den Enden, Wim Donker met z'n slordige blouse, Gerard Verpig en nog meer. Vanmiddag zou de nieuwe geschiedenis komen geven, en zij hadden al twee dagen ge broeid op een lolletje. En nou was d'r eindelijk één met een reu zenmop voor den dag gekomen. Als de nieuwe vanmiddag zou vragen om de naamlijst van de klas, dat was zoo de gewoonte, dan zou de jon gen die 't moest opschrijven den heelen boel door mekaar gooien. Arie Vermeer werd Wim Donker en Wim Donker werd Jan van den Enden, enz. 't Zou een moppige middag worden. Hij zou z'n eigen geen raad weten op 't laatst, want de heele boel liep natuurlijk in 't hon derd. „Verpig, jij zal 't moeten doen." Verpig zei niks, ze keken 'm allemaal aan. Hij stond een beetje met z'n hak in een plas te trappen. „Zeg, doen hoor," zei d'r een een beetje weifelend, Verpig was zoo'n rare. „Nou, ik hoop voor den nieuwe, dat ie me d'r voor uitpikt dan heeft de man ten minste een rustigen middag." „Dus je vertikt 't „Ja, 'k vertik 't." „Lafbek." Stil waren ze d'r van, zoo'n jong, spel breker dat ie was „Je mot 't doen, zeg ik je," zei Jan v. d. En den en ie kwam een stappie naar voren. Verpig keek 'm aan, hield op met trappen. „Kom es cp as je lef heb, heilige boon." Verpig haalde z'n schouders op. De bel ging. De jongens stormden naar binnen, want direct ging de deur dicht en als ze dan niet binnen waren, dat moesten ze een half uur nablijven. De negende ging ook. „Hij hoeft 't niet te doen, zal je zien," zei Wim Beukels. Verpig kreeg stiekum een trap van Jan van den Enden en nog een opduvel van een ander. Hij deed of ie niks voelde, en was 't eerste in z'n klas. Een voor een kwamen ze binnen. De wis- kundeleeraar was d'r al, zat schriften te corri- geeren. „Opschieten jongens, t is over tijd. 't Was een uur wiskunde en daarna zou „de nieuwe" komen. Ze zaten in spanning alle maal. De les was nog met uit of alle jongens ston den op een hoop, even gauw nog afspreken. „Ik ben van den Enden jongens, ik Donker, ik Verpig, hou je kop hoor, niet lachen, hij moet 't. niet in de gaten krijgen, dan is de lol d'r af." „Sst, daar komt ie aan 1" „Sst." „Goeie middag jongens." „Dag meneer." 't Was een groote forsche man met een bleek gezicht. Hij liet z'n oogen gaan over 't troepje. „Willen jullie maar naar je plaatsen gaan, ja?" Ze gingen. 't Was stil, de jongens wisten niet goed wat ze doen moesten, peuterden een beetje met j een potlood op de bank of zaten in d'r lesse naars te frommelen. „Zoo'n eerste middag is 't een beetje vreemd voor jullie en voor mij, maar 'k hoop dat we t goed met mekaar zullen vinden." ,,'k Hoop 't ook," zei de mopneus, een beetje hard. Een paar grinnikten. „En nou wou ik graag eerst even jullie na men weten. „Jij daar, wil jij ze voor mij eens op een blaadje papier schrijven? Op de rij af, zooals ze in de klas zitten, ja 't Was tegen Wim Beukels. „Jawel meneer," zei Wim en ie kreeg een kop. Drie, vier hoofden doken er weg achter den rug van een ander en een paar zochten ijverig in boeken en schriften. Meneer keek 'ns rond, hadden ze soms wat Toen begon ie met z'n les. Ze waren on rustig vond ie, iederen keer als ie wat vroeg dan keken ze mekaar aan en dan kwamen er antwoorden van drie, vier tegelijk. D'r zat niet veel orde in de jongens, maar dat kreeg ie d'r wel uit. Vandaag nog maar niet leelijk doen, als 't kan. 't Maakt zoo tegen je, I en ie hield niet van een gespannen verhouding. „O, heb je 't lijstje klaar, dank je wel." Daar had je 't weer, zat 't heele stel te giche- len. „Hm, is er soms wat, is er iets om te lachen De gezichten bogen zich over de boeken. „Ik dacht dat ik met jongens van de negen de te doen had en niet van de vierde." „Rang, die zit," zei J. n van den Enden. Meneer keek 'm even aan, had 't gehoord. „Noem jij 'ns op de vorsten van 't Henegouw- sche huis, Verpig." Toen kwam d'r een stem van den anderen hoek „Ik heet Verpig, meneer." De jongens schoven onrustig. „Keeten d'r hier nou twee Verpig „Hij is gek, zei Jan, „ik heet Verpig." „Wel, dat ziet er mooi uit, wie zit me nou voorde gek te houden?" Meneer zag wit, z'n lippen trilden. 't Was doodstil in de klas. Toen kwam d'r een stem van de achterste bank „Hij heet Verpig, meneer^" en Wim Donker wees op Jan van den Enden. „Verdraaid," bromde d'r een. „Ga jij d'r uit," zei meneer. Verpig ging. De klas keek benauwd, dat liep niet goed af, dat werd hommeles. 't Werd rustig, nu niemand er trek in had om lol te maken als ie wat vroeg, dan keken ze voorzichtig naar z'n oogen wie ie hebben wou, en dan kwam er een aarzelend antwoord. Toen meneer om half vier de klas ver liet vond ie Verpig onder aan de trap. „Ga jij 'ns mee." Samen stonden ze nu over mekaar, de groo te man en de groote tengere jongen, óók man bijna. „En vertel me nóu 'ns, hoe heet jij „Verpig, meneer." „Ga zoolang in de spreekkamer, ik zal den directeur wel even om opheldering vragen. Maar 't is een schandaal dat groote jongens als jullie zijn zich met dergelijke grappen in laten." Hij ging. 't Duurde maar even, toen was ie terug met 't Hoofd. „Verpig, 't spijt me, 'k heb me vergist," en hij stak z'n hand uit. Verpig gaf hem 'n hand. „Kon u niet weten, meneer." 't Hoofd was zichtbaar kwaad. ,,'t Is een schande, vertel me, wie heeft dat gedaan." „Nu.... „Ik wil hebben dat je 't Zegt, 't is noodzake lijk dat ik 't weet." „De heele boel meneer, maar geef ze geen straf, ze doen 't voor 'n lolletje." Een moot lolletje," bromde de directeur, hij geneerde zich voor z'n nieuwen leeraar. 'n Mooi entree was dat, zooiets. „Ga maar naar je klas, jongen." Kwart over vier stond er een clubje jongens druk pratend voor de schooldeur. Allemaal opgelucht, 't was goed afgeloopen ze hadden wat in benauwdheid gezeten 't laatste half uur, maar 't hoofd had ze allen een standje ge maakt en ze hadden excuus moeten vragen., dat is alVerpig had gevraagd, of ze geen straf kregen, en daarom waren ze d'r zóó afgekomen. Verpig stond er ook bij, moest even weten wat ze opgekregen hadden voor Geschiedenis. „Je bent 'n fideele kerel," zei Wim Donker. „Dus van blz. 62 tot 66 Ja. „Zeg, Verpig," zei Jan van den Enden en keek hem aan. „Zeg, waarom wou je eigenlijk niet meedoen 't Was even stil, „ja waarom eigenlijk niet." Verpig deed 't boek in z'n tasch, kreeg een kleur een beetje. „Nou, als je 't weten wil, nou wat kan jou dat nou schelen, nou als je 't weten wil zie je, ik dacht als O. L. H. in mijn plaats had geweest, Die had 't ook niet gedaan. D'r was d'r geen een die wat zei, een paar wouen er lachen, maar wisten toch ook weer met beter te doen dan naar de anderen te kijken. „Als jij 'm uitlacht, dan krijg je met mij te doen," zei van den Enden tegen Donker. Donker ging achteruit. „Nou saluut," zei Verpig. „Saluut." Langzaam liep van den Enden naar huis; hij schopte peinzende een prop papier voor zich uit. „Die lafbek heeft meer moed in z'n pink, dan wij met z'n allen bij mekaar," dacht ie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1928 | | pagina 7