Onze Vrouwenrubriek -O r~1 (De moeders buiten oIHjaïm Heerenpyama met patroon J r Sneeuw en Ijs (De openbaring Gods Sjalotjes Schotel van gestoofd konijn Een nieuw baby-mutsje h T1z DERDE BLAD NIEUWE HAARL EMSCHE COURANT BLADZIJDE 2 ~rr7 Xin. uj u pi. '71 i ',s 7Z* /O v J Er kwamen drie koningen uit het ERosten Corresponden tie Van bloemen en planten Recepten Overname nit deze rubriek zonder schrifteltjke toestemming: verboden. (Aan een lezeres). Duizenden en nog eens duizenden moeders zijn door alle tijden heen schreiend achter de baar van hun kind gegaan. En slechts één stoet heeft op den droeven tocht Hem ontmoet, die de baar aanraakte, omdat elke stap verder naar de begraafplaats overbodig was ge worden, en de dragers deed stilstaan, om dat men hun diensten niet meer noodig had. Daarna gaf Hij den jongen aan zijn moeder. Van al de hoog-begenadigden uit het evangelie, die door een onmiddellijk Gods wonder hun gezondheid of hunne dier baren terugkregen, is de moeder van Naïm misschien de eenige, die niet bewust en gewild het medelijden van den Groo- ten Wonderdoener trachtte op te wek ken. Zij viel Hem niet jammerend te voet met het uitgesnikt verhaal van haar weduwstaat en het daarom nog zooveel te droeviger verlies van haar eenigen zoon. Wij lezen zelfs nergens, dat zij Hem kende en in Hem geloofde als in den Redder van haar volk, den Gebie der over ziekte en dood. Zij deed van haar kant blijkbaar niets om het won der af te bidden en voor te bereiden. Ze ging alleen maar achter de baar, stil, gebroken dat was het eenige dat ze deed. Maar Jezus, haar ziende, wend door medelijden met haar bewogen, lezen we. En dat schijnt in dit geval voldoende te zijn geweest, om het wonder onmiddellijk te doen volgen. Geen onderzoek naar de sterkte van haar geloof, zooals dat bij den hofbeambte, die toch ook kwam plei ten voor zijn kind in stervensnood, nog aan de verlossende woorden: „Ga, uw zoon leeft," voorafging. Geen ernstig heenwijzen naar den nog droever ziekte toestand der ziel. met tijdelijk voorbij zien van den lichaamsnood, zooals bij den lamme, die met zijn bed door het dak werd neergelaten. Hij weet beter dan wie ook, wat de ééne, verterende wensch van die moeder is, een wensch, niet eens bewust gevoeld, nauwelijks een wensch te noemen omdat de vervulling sinds men- 6chenheugenis een ongehoorde onmoge lijkheid was gebleken. Hier zien we Christus geheel als-den aanbiddelijk- volkomen Mensch, die in spontaan be sef, dat het leed hier te groot is om "uitstel te kunnen dulden, geheel van zijn gewone gedragslijn afw-ijkt en impulsief helpt alleen maar helpt, zonder eenige bijgedachte, zooals elk goed mensch in eoo'n geval doet, voor zoover hulpverlee- ulng in zijn macht ligt. Dacht Hij misschien aan een an dere Moeder, aan de Weduwe van Na zareth, die enkele jaren later haar eeni gen zoon ten grave zou dragen, zonder dat Hij haar zou kunnen troosten? Het kan bijna niet anders. Hoe het zij, Hij deed den jongeling opstaan en „gaf hem "aan zijn moeder." Welk een geschenk! Hij vorderde hem niet op voor eigen dienst, sprak geen „volg Mij", eischte geen apostolaat of martelaarschap van hem. Hij had hem niet voor Zijn eigen belangen in het le ven teruggeroepen. Hij gaf hem aan zijn moeder; voor haar had Hij het wonder gewerkt. Tweemaal ontving deze gelukkige moe der haar kind uit Gods handen, de tweede maal rechtstreeks en nadrukke lijk, met de verzekering, dat hij voor haar was een persoonlijk geschenk van God aan haar moederhart, een levend bewijs van Zijn medelijden en Zijn men- schelijk verlangen, haar met Zijn goed heid te troosten. Het is niet mogelijk, dat de moeder van Naïm na dien dag ooit een seconde verdriet van haar jongen gehad heeft... Er zijn andere moeders, die een kind verloren hebben. Vele, ontelbaar vele moeders. Moeders, die nog heel anders de aandacht van den God van ontferming trachtten te trekken dan de weduwe van Naïm. Die Hem vervolgd hebben met hun smeekbeden en hun luid geroep, zooals de blinden en melaatschen uit het Evangelie, die met Hem geworsteld heb ben in het gebed, zooals de heidensche vrouw, die van verre tot Hem kwam om genezing te zoeken voor haar dochter. En wier hartstochtelijke bede niet werd ver hoord. En we weten toch, dat Christus de- Zelfde is, gisteren, heden en in eeuwig heid. Waar is dan nu het groote mede leden, dat Hij toonde met de moeder van Naïm en zoo spontaan omzette in verhooring van een onuitgesproken bede? Hoe komt 't, dat zoo hoogst zelden een moeder haar kind nog kan terug-bidden van de grenzen van het onbekende land, dat zoovelen, die, wanneer zij tijdens Zijn aardsche omwandeling hadden geleefd, maar een zucht hadden hoeven te sla ken om verhooring te vinden, nu na al hun smeeken ongetroost moeten heen gaan en het dierbaarste afstaan dat ze in hun leven bezitten? En toch, omdat Gods goedheid niet veranderen kan, weten we, dat hun evenveel barmhartigheid bewezen wordt als aan die anderen, die in zoo grooten getale en schijnbaar zonder eenig onder scheid des persoons troost en redding vonden. Waar ligt dan die barmhartig heid verscholen? Waar zijn de bewijzen van haar tusschenkomst? De aanblik van een moeder, die wa kend en schreiend smeekt om het leven van haar kind, is voor ons zóó deernis wekkend, zoo hartverscheurend, dat we bijna niet begrijpen kunnen, dat God, die dit alles toch óók heeft aangezien, en zelfs het leed véél dieper heeft kunnen peilen dan wij, aan zóó'n wanhopige bede weerstand heeft kunnen bieden Maar wanneer we onwrikbaar gelooven in Zijn goedheid, moeten we dan ook ■niet de gevolgtrekking maken, dat wél een heel gewichtige beweegreden, een dieper en hooger goedheid dan de toe geeflijkheid, die wij van Hem zouden ver langen, Hem weerhouden moet hebben, zoo'n bede in te willigen? God zag de diep-tragische figuur van de smeekende moeder bij het sterfbed van haar kind, evenals wij die zagen. Maar Hij zag meer: Hij zag in de toe komst andere tooneelen, die voor ónze oogen nog lang verborgen zouden blij ven. Misschien zag Hij dit: het beeld van een moeder, in smart en onrust over de ziel van haar kind, een bezorgdheid, die zóó oneindig veel smartelijker is dan die voor het zwakke of kwijnende lichaam. En misschien werd God, toen Hij dit zag, door medelijden met haar bevangen"een medelijden, even ontfermend en kracht dadig als dat, waraaan de moeder van Naïm de opstanding van haar zoon dankte. Maar daar dit Goddelijk mede lijden werd opgewekt door het voorzien van een nog grooter en radeloozer smart, een smart van geheel anderen en veel verschrikkelijker aard. moest ook de hulp en redding, door zijn barmhartigheid hier gebracht, een geheel andere zijn: niet het in nieuwe kracht herstellen van een verziekt en gestorven lichaam, maar 'n voor eeuwig beveiligen van de bedreig de ziel in de heerlijkheid, die geen ware moederliefde haar zou kuimen misgun nen. Is dit geen grooter en dieper barm hartigheid, deze Godsbeschikking, die het wanhopigst leed. waarvoor geen troost bestaat, wil voorkomen en voor altijd afwenden? Toont God het hart van de moeder niet diep te begrijpen, wanneer Hij haar in staat acht, na al wat zij voor haar kind geleden heeft, óók nog voor zijn welzijn het offer te brengen van zijn bijzijn? Voor een moeder, die haar kind immers zóó veel inniger lief heeft dan haar eigen leven, moet dit im mers zoo'n gansch natuurlijk offer lij ken! En ook voor deze moeders, die op aar de het geluk, dat de moeder van Naïm te beurt viel, tevergeefs afbaden, komt eens de stralende eeuwigheidsdag, dat God hun verloren kind, neen, hun be waard en geborgen kind „aan zijn moe der" zal geven. Als een eeuwig en on vervreemdbaar bezit. Pas dan zullen we zien, hoe talrijk de kinderen waren, die God niet aan hun moeder kón geven, voor goed en voor eeuwig, dan door ze hun tijdelijk te ontnemen. En in Zijn oneindige wijsheid wist Hij, dat het over zenden van deze smart, hoe vreeselijk ook gevoeld, een barmhartigheid was, verge leken bij het toelaten van die andere: het onherstelbaar en reddeloos verlies, volgend op het kort en tijdelijk bezit, dat zij in hun kortzichtigheid afbaden als hun eenig heil. De moeders buiten Naïm zijn geen verstootelingen, geen misdeelden maar uitverkoren gunstelingen van Gods barm hartigheid! MACHTEED. -f 7 -Kir - '2 <r. V3 Z. 30 *21 A j<t. f22 ft f-cdt-oan- W Voor deze pyama hebben we SH meter gestreept flanel noodig. Maken we kraag en opslag van effen flanel, dan hebben we hiervoor 75 c.M. noodig. We geven hierbij een uitgewerkt patroon. Pig. 1 is de broek. Fig. 2 het voorpand. Pig. 3 het rugpand. Fig. 4 de bovenmouw. Pig. 5 de ondermouw. Pig. 6 de onderkraag. Fig. 7 de zak. Fig. 8 de manchet. Fig. 9 de overkraag met aangeknipte binnenbekleeding langs de voorzijde. Fig. 10 toont ons de verschillende deelen op de stof gelegd. Voor we beginnen te knippen, wordt de stof geheel open neergelegd. Eerst knippen we, zooals op de teeke- nlng te zien is, zes deelen. Punten moeten aan de broek gezet worden. De nu overgebleven stof wordt dubbel gevouwen. De stippellijn op de teeke- ning wijst deze vouw aan. De onderkraag krijgt „middenachter" een naad. Deze wordt eerst op de jas ge zet, daarna leggen we den overkraag met binnenbekleeding op de rechte zijde van de jas, stikken dezen langs den buitenkant, halen hem daarna om, om hem nu op den binnenkant over te naaien. Fig. 11 L-Cft ons te zien, hoe de over kraag met binnenbekleeding en de manchetten geknipt kunnen worden. De kraag krijgt ook een naad „mid denachter", terwijl er ook een gedeelte aan de binnenbekleeding gezet moet worden. De stof. die we noodig hebben voor de afwerking langs het split van de broek, kan naast den rug geknipt wor- den. Voor deze teekening hebben we de volgende maten vastgesteld: zijlengte van de broek 1.10 M. Heupwijdte 0.60 M. (halve omtrek). Bovenwijdte 0.55 M. (halve omtrek). Lengte jas 0.84 M. Lengte mouw vanaf den schouder 0.60 M. Bij heup- en bovenwijdte leggen wij natuurlijk den centimetermaat ruim aan. G. L. t, f o i Sneeuw en ijs. 't Klinkt haast als iets uit de sprookjes van moeder de Gans. De moderne winters schijnen ons wel niets anders te kunnen brengen dan roode neuzen, verkleumde voeten, halsstarrige verkoudheden. En tochWy wan hopen niet. Onversaagd breien we voort aan jumpers, dassen, ijsmutsen, slob kousen al die heerlijke sneeuw- en ijsattributen. Wie niet zoo handig is met de breipennen, kan ook heel goed en vlug een warme wollen jumper op de naaimachine maken. Dolly heeft er zoo een aan van wollen tricot, versierd met veelkleurig bor duursel. (4505). Bé was dit jaar heel economisch. Ze koos een mantelpakje van Engelsche geruite stof, dat ze ook best in 't voor jaar op de fiets kan dragen. De fleurige trui en de helgekleurde cravatte geven toch aan het geheel iets „ijsachtigs". (4503). Hoe vindt u Mabel? Als u niet erg kouwelijk is en u kunt flink rijden, staat zoo'n jurk van zware velours de laine of donker fluweel wel heel elegant (4507). En u kunt 'm heusch nog wel een keertje dragen als het weer dooit. Want dat doet het altijd weer heel gauw in ons dooierige land POLA. En zij volgden de Ster. Matth. II. Drie-Koningen! Dag vol mysterie! Zij kwamen uit geheimnisvolle verten! Zy werden geleid door een mysterieuze ster; offerden mysterieuze gaven en keer den langs geheimen weg terug naar het geheimzinnig land, vanwaar zy kwamen! Rond dezen dag is alles mysterie! Gelijk Zijn Geboorte, zoo is ook zyn Openbaring, welke wy heden vieren, drievoudig. Met Kerstmis immers vieren wij in de nacht-mis Zijn geboorte uit de H. Maagd Maria; in de ochtend-mis zyn geboorte in ons hart en in de dag-mis Zyn geboorte uit den eeuwigen Vader. Met Driekoningen herdenken wij ZUn openbaring aan de Wijzen uit het verre Oosten; zyn openbaring aan de Joden by zyn doop in den Jordaan, en Zyn openbaring aan de Bloedverwanten op de bruiloft van Cana. Jezus' moeder en Zijn Doop beiydden Zijn menschheidZijn Vader, die sprak uit den Hooge, en het wijn-wonder openbaarden ZU11 godheid; Zyn genade en de Wyzen uit het Oosten openbaren ons beide, nl. den God-Mensch. In de Westersche, Latijnsche Kerk, wordt enkel zyn openbaring aan de Wijzen gevierd op Drie-Koningen! Na de herders worden de koningen tot de kribbe geroepen, maar koningen zyn herders der volkeren, en herders zijn ko ningen der kudde. De Jood wordt geroepen in zijn herder, de heiden in zijn koning! Belden komen den God-mensch aan bidden; eerst de Jood, dan de heiden; maar de eersten zullen de laatsten zijn, en de laatsten de eersten; de Christus zal het trouwelooze Israël verwerpen en de heidenen roepen tot Zyn Rijk, maar vóór den Jongsten dag zal het verwor pen Erfdeel der Joden zich bekeeren! Beiden offeren Hem hun gaven; de herders huldigen Jezus' herderschap, daarom offeren zij Hem hun lammeren en schapen, Hem, den Opper-Herder, die eens tot Petrus zal zeggen: Weid myne lammeren, weid mijne schapen. De koningen huldigen Zyn Ko ningschap, en daarom offeren zü Hem het goud, de opperste munt der vorsten; de wierook als symbool Zijner godheid, dewyl zij gekomen waren om den pas geboren Koning der Joden te aanbid den; de myrrhe, als zinnebeeld van den Koning en Mensch, wiens RUk niet was van deze wereld, als beeld van dood en vergankeiykheid. Wat een wereld van mysteries De vrucht van zyn eerste verschyning aan de Wyzen is het geloof. De vrucht van zijn tweede verschyning by den doop ln den Jordaan is de hoop op vergiffenis der zonden; „Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zyn, die zal zalig worden." (Mc. XVI—16). De vrucht van de derde: verschijning op de bruiloft van Cana is de liefde; zon der liefde is ons geloof dood en onze hoop ijdel. Alleen de liefde schenkt ons het eeuwig leven! Vandaar geschiedde de derde openbaring op een bruiloft feest; is onze innige vereenigtng met God door de liefde geen mystiek hu welijk? (Zie Martialis Vreeswijk; Hoog- ty, bldz. 63) O, diepte van rUkdom en wysheid en kennis van God! (Rom. XI-33). Wie 'j toch heeft den Zin des Heeren gekend? O, beteekenisvol Hoogty van de ver schyning en openbaringen des Heeren! Jezus Christus vormt er de uitersten en het midden van! Tusschen het Kind van Bethlehem, den Zoon van Maria, en den Wonderdoener van Cana, den Zoon van den eeuwigen Vader, staat Jezus Christus ln den Jordaan als de God-Mensch, die als God niet behoefde, maar toch als mensch gedoopt wilde worden. Drie-Koningen is wel een van de oud ste kerkelijke feesten. De eerste drie eeuwen werd op dien dag, 6 Januari, de geboorte van Jezus, het Kerstfeest ge vierd, tot hiervoor in het jaar 376 de 25ste December werd aangewezen; ge noemde dag bleef echter zijn oude glo rie handhaven, want „Epiphanla", het feest der openbaring of het „Fête des Rois", het feest der koningen, zooals dit in Frankryk heet, is al de eeuwen door in de kerk met ongemeenen luister ge vierd. In het heidensche Rome werd eertyds op 6 Januari de drievoudige triumf van keizer Augustus, den eenigen vrede-vorst van het /machtige keizerrijk, met groot- sche pracht en praal gevierd, doch toen dit machtige wereld-rijk in het bloed der martelaren was verzonken en door de kerk van dien anderen vrede-vorst, Christus, wiens RUk geen grens noch einde kent, was veroverd, meende zij dat een drievoudige triomf van Koning- Christus de drie triumfen van keizer Augustus moest vervangen en stelde daarom het feest van zijn drievoudige openbaring in. Dit feest van Epiphania was in de grijze oudheid een van de meest luister rijke feesten. Zoo verhaalt ons Gregorius van Na- zianze, dat eens keizer Valens, die de kerk in naam van de kettery van het Arianisme hevig vervolgde, in het jaar 372 met goddelooze wraakplannen de Basiliek van Caesarea binnentrok, juist op het oogenblik, dat daar de Bisschop Basilius de plechtigheden van Epiphania, of het feest der openbaringen, vierde. Nauweiyks had keizer Valens den drem pel van het Godshuis overschreden, of de gewyde zang der Psalmen dreunde als donderslagen in zijn ooren; met hui vering zag hy daar die ontzagiyke me nigte, aan een zee geiyk, knielend vóór het altaar; de schittering en luister van die liturgische plechtigheid, de blinkende pracht van dat grootsche heiligdom, de waardige houding en diepe rust van den grUzen bisschop en zijn, bedienaars grepen hem op dat gewyde moment zoo hevig aan, dat het licht in zijn oogen ver bleekte, zyn voeten wankelden en zyn trotsche hoofd hem op de borst zonk. Het konings-kind van Bethlehem had hem overweldigd! Bij de offerande begaf ook keizer Valens zich met de menigte der geioovigen naar het altaar, om daar Christus, in persoon van den Bisschop, zijn gaven te offeren. En deze overwon nen Apostaat, zegt Sint Gregorius, werd door zulk een angst en vrees bevangen, dat de bedienaren zijn armen moesten ondersteunen, wilde hy niet bezwyken aan den voet van het altaar (Gueran- ger: L'Année Liturgique, blz. 92). Niet enkel in de kerk maar ook daar buiten werd dit feest gevierd. Zoo be stond er in dien tyd een oud gebruik dat men op Drie-Koningendag in ieder huisgezin een lid van de familie tot ko ning verhief, den koning, waarom zich heel de feestelijkheid concentreerde. Daarna werd een kostbare, speciaal voor dien dag gebakken koek, als ge schenk van den koning, verdeeld, en wel zóó, dat van de drie deelen er twee ge offerd werden aan het Goddelijk Kind van Bethlehem en Zyn Moeder in persoon van de armen; de rest werd onder de feestende huisgenooten rondgedeeld. Goes. C. Vis, Rector betreffende „Spiegeltje aan den Wand", is uitgesteld tot volgende week wegens plaatsgebrek. GOEDKOOPE KNIPPATRONEN t*b tl oni» modellen lijn verkrijgbaar aan Het Patronenkantoor", Postbuj no. i, Haarlem, Onbe rispelijke coupe. Dameskleedin? in de maten 88 06, 104 bovenwijdte, 4 f 0.55. Kinderklecding, alleen voor den in de beschrijving genoemden leeftijd f o.jj. Bij elk patroon handleiding voor het knippen en naaien, benevens een verkleinde patroonichets. Franco toeiending, direct na ontvangst van bestel ling, met het verschuldigde bedrag ean postzegels ingeeloten. waarbij vermeld «aam en adres, nummer van het model en hel blad, waarin het voorkomt, en bovenwijdte. Men meet deze maat rondom he' I lichaam, recht onder de armen door. gewoon glad 1 zonder extra toegift, Voor wie zoo'n beetje liefhebbert met een eigen moestuintje, is er bijna geen gewas zóó gemakkelijk te kweeken, als de gezellige sjalotjes. Sjalotjes zijn leden van de uienfamilie, gewoonlyk gebruikt om in te leggen, hoe wel ze kunnen gebezigd worden, om de gewone uien te vervangen, overal waar deze dienst doen. In den goeden ouden tijd was 't de gewoonte, sjalotjes te plan ten op den kortsten dag en ze op den langsten dag te oogsten. Tegenwoordig planten de meeste menschen ze in Fe bruari, maar de oude methode is toch niet te versmaden, want de bolletjes schieten veel beter wortel, wat vooral in schrale gronden van veel nut kan zijn. De groote Russische, of roode sjalot, is misschien wél de verkieslykste voor ama teur-kweekers, omdat ze zoo echt vol doening geeft: ze wordt zoo prachtig groot en gaaf. Zonder noemenswaardige moeite krijgen we deze soort zoo groot als kippeneieren, met acht tot tien bol letjes aan één plant. Diep-spitten is natuurlijk ook hier weer het heelë geheim van het succes, en de grond moet van te voren ryker en vruchtbaarder gemaakt worden met een ruime dosis goed vergane stalmest. Een ideale groeiplaats voor sjalotjes is daar, waar kort te voren selderie heeft ge staan; maar waar u ze ook plant, ze zullen u geen parten spelen, wanneer u den grond eerst flink diep omspit. Als toegift, om te maken, dat ze werkelijk hun uiterste best doen, kunt u op eiken vierkanten meter nog 120 gram supcr- phosphaat in den grond spitten, vopr u met planten begint. Voeg hieraarv1 ir>g wat houtasch, en een hoeveelheid oud roet toe. Stamp (bij voorkeur met klompen) den grond goed vast aan, alvorens met het planten een begin te maken, en druk daarna ieder bolletje zóó diep in den grond, dat de laag aarde, die het bedekt, in doorsnee half zooveel meet als het bolletje zelf hoog is. De rijen moeten 30 c.M. uit elkaar liggen en de afstand tusschen elke twee belletjes moet ongeveer 22 c.M. bedragen. Wanneer de worteltjes zich beginnen te vormen, vertoonen ze neiging, de bolle tjes uit den grond omhoog te werken; ga daarom bij gelegenheid de ryen eens langs en druk ze weer flink neer. Schof fel ook af en toe tusschen de rijen het onkruid weg; dit is alle zorg, die de sjalotjes noodig hebben tot ongeveer half Mei, wanneer u de groeiende, nieuwe bolletjes den grootsten dienst kunt be wijzen met 120 gram ammonia-suiphaat per vierkanten meter. Graaf tegen het eind van Juni de aarde om de basis van de bollen weg, om ze aan de zon bloot te stellen. Neem ze dan ongeveer half Juli uit den grond en spreid ze overdag op zakken in de zon uit. Maar neem ze 's avonds, ook by regenweer, binnen. Een dag of veertien van deze behandeling is voldoende om ze te drogen. CROCUS. SCHOTEL VAN GESTOOFD KONIJN 1 konijn. Sap van 1 citroen. Peper, zout. 75 gr. boter. 60 gram bloem. 1 groote ui. 6 eetlepels tomatenpuree. 2'A d.L. bouillon. 24 kleine ronde uitjes. 24 kleine ronde aardappeltjes. Bereiding: Verdeel het gevilde, uitgehaalde konijn in 12 stukken (de 4 pooten, de gespleten kop en 6 deelen van den rug). Wasch de stukken, wryf ze in met citroensap, peper en zout en wentel ze door bloem. Maar de boter bruin en bak hierin de stukken, maar zorg, dat ze niet branden of te hard worden. Leg de stukken dan iii een stoofpan. Verwijder uit de pan met de overgebleven boter zorgvuldig alle aange kleefde bruine stukjes. Doe er dan de fijn gesnipperde ui in en 20 gram bloem. Fruit dit samen lichtgeel. Voeg daarbij langzamerhand de bouillon van de toma tenpuree en zeef deze saus over het konyn. Sluit de pan en laat alles samen nog zeer zacht een uur stoven. Zorg in dien tijd voor de uitjes en de aardappelen. Maak de uitjes schoon, kook ze gaar in kokend water met zout en zorg, dat ze volkomen heel blijven. Laat ze goed uitlekken. Glaceer ze. Doe ze hierna in een braadslee of vuurvasten schotel met wat suiker en een lepel boter en laat ze in den oven lichtbruin kleuren. Maak mooie, ronde, kleine aardappeltjes door deze met een aardappelboor (soort rond lepeltje) uit groote rauwe geschilde aardappelen te steken. Wasch ze en kook ze op de gewone manier, doch reken voor het gaar worden 10 a. 15 minuten. Leg ten slotte het ge stoofde konyn op een verwarmden schotel, overgiet het met de saus en stapel de aardappelen en de uitjes er in 4 verschil lende vakjes omheen, elk vakje gescheiden van het volgende door een uitgetand schijfje citroen. KONIJNENPASTEI I konyn. 250 gram kalfsgehakt. 25 gram varkensgehakt. 250 gram versch spek. II gram zout. 1 theelepel peper. Yi geraspte nootmuskaat. y, theelepel tym en marjolein. 6 fyn gehakte sjalotjes. Sap van een citroen. 2 eieren. Bereiding: Kook het konijn in kokend water met zout gaar, zoodat het vleesch gemakkelyk van het been losgemaakt kan worden. Maal het gaargekookte vleesch met het spek goed fyn, vermeng het met de beide gehaktsoorten, de eieren, de fijn gehakte sjalotjes en al de kruiden. Vul met dit mengsel een steenen puddingvorm, die van te voren met boter is ingesmeerd, sluit den vorm (bij gebrek aan een deksel met perkamentpapier) en kook de pastei 2 uur in een warmwaterbad, steeds oplet tende, dat het kokende water niet in den vorm kan dringen. Laat de pastei koud worden. Bewaar ze op een koele plaats; leg, precies op de oppervlakte passende, een in azijn gedrenkt stukje papier, dat van tyd tot tyd vernieuwd wordt. KIP MET KERRY 1 kip. 60 gram boter. Klein uitje. Yi L. lichte bouillon. 1 eetlepel kerry. 20 gram bloem. 4 lepels room. Een paar druppels citroensap. Bereiding; Trancheer de rauwe kip door eerst de vleugels op het gewricht door te snijden, dan de pooten, de borst overlangs in tweeën" te vëraeeTenen deii rüg over dwars. Doe de boter in een stoofpan, smelt ze, voeg de kerry, het fyn gesnipperde uitje en de gezouten stukken kip toe en braad deze onder telkens keeren mooi goudbruin. Doe de bouillon er by en smoor de kip zachtjes gaar gedurende Y a yK uur. Neem de stukken kip er uit, zet ze op een verwarmden schotel tegen elkaar op en houd ze warm. Zeef het vocht, bind het met de aangemengde bloem en maak ze af met room en een paar druppels citroensap. Giet de saus over de kip en leg er een rand droog gekookte rijst om heen. CATHARINA. Dit warme en bijzonder flatteuze muts je kan van allerlei materiaal gemaakt worden. Van_ fijne waschzij, gevoerd met Pyreneesche wol, van wit flanel of f, f Vyella, of van wit waschleer, wat vooral voor een kwiek, klein jongetje erg leuk en apart staat, en, met wol gevoerd, war mer en beschuttender is dan welk ma teriaal ook. U knipt een papieren patroontje vol gens het hierby gegeven modelletje. De aangenomen maten zullen voor de meeste babies wel passen, en anders is daarge- makkelijk een kleine wijziging in te brengen. Voorts hebt u noodig; drie strengetjes borduurzij, wit of gekleurd, een halven meter bijpassend lint, en dan natuurlijk het materiaal zelf. Een ruige, wollen stof kan 't best gevoerd worden met zachte zij. Om het patroontje te knippen, neemt u een stuk papier, 31 c.M. lang en 25 c.M breed. Vouw het in tweeën, zoodat u een dubbel stuk krijgt van 15 bij 10 c.M. Leg dit vóór u, zoodat de vouw aan uw linkerhand ligt. Meer van boven langs de vouw 10 Y< c.M. naar omlaag af en ook langs den rechterkant van 't papier. Verbind deze twee punten door een dwarslijn. Zet nu langs den 'bovenrand van 't papier een streepje. 3 c.M. rechts van de vouw en op de dwarslyn, 4y, c.M. van de vouw. Ver bind deze twee punten en knip langs deze lyn tot op de dwarslijn en van hier naar den rechterkant van het papier. Als u goed op de teekening let, die het papier voorstelt, nadat het uitgeknipt en weer opengelegd is, kunt u zich niet vergissen. Pas nu het patroontje op baby's hoofd je en breng de veranderingen aan, die misschien noodig zijn. Leg nu het pa troontje op den verkeerden kant van de stof en trek het met potlood om. Knip het uit, maar laat rondom voldoende stof om bij het borduren houvast te hebben. We moeten daarom steeds zorgen voor een flink, groot stuk stof. Knip de voering precies zoo uit. Tee- ken nu door middel van een stukje car- bon-papier het afgebreide roosje op den goeden kant van de stof, zooals de tee kening aangeeft; op elke punt een, en verder op geregelde afstanden langs den rand. De ruimte tusschen twee boogjes wordt gevuld met eenvoudige feston- boogjes. Nu worden de twee achternaadjes van het mutsje aan den verkeerden kant eenvoudig overhands samengenaaid; zoc ook de voering, die er dan op die naadjes fyntjes wordt ingehecht. Is dit klaar, dan worden de buitenranden geborduurd stof en voering worden te zamen genomen en zóó wordt door en door gestoken. De hartjes van de roosjes hebben een ronde nop in platten steek, en daar omheen een kringetje van kleine knoopjes. De linten aan de punten worden als volgt bevestigd. Als we met borduren aan zoo'n punt gekomen zijn; leggen we het uiteinde van het lint. tusschen stof en voering en pakken hcj&Jnee, wanneer we het roosje borduren'. Ten slotte wordt langs den buitensten rand van het bor duurwerk de stof en de voering hee! zorgvuldig en voorzichtig weggeknipt vooral bij de linten moeten we heel erg oppassen, daar de stof boven het lint en de voering onder het lint moet worden weggeknipt zonder dit te beschadigen. De wat scherpe punten, die achter aan het bolletje ontstaan, kunnen desverlangé voor de voering er in gemaakt wordt, ietfi naar binnen gedeukt en daar wegge knipt worden. KA JA

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 10