De Ongeziene Wereld of het
Leven na den Dood
Buitenlandsch Nieuws
De Bewapening ter Zee
FEUILLETON
DE SCHANDPAAL
«stitSTE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
BLADZIJDE 1
ELZASDEBAT IN DE FRANSCHE KAMER
DE INDRUK VAN DE REDE VAN
POINCARÉ
DE LONDENSCHE NACHTCLUBS
XLII
DE ENGELEN
Hun opstand tegen God
Hoe zien de hoffelijke gevels
Zoo root? Hoe straelt het heiligh licht
Zoo root op ons gezicht,
Door, woleken en bedroefde nevels?
Wat damp, wat mist betreckt
Dat zuiver, nooit bevleckt
En louter saffier?
Die vlam, dien glans, dat vier
Van 't heldere Alvermogen?
Hoe schijnt ons nu de diepe gloet
Der Godheit toe zoo zwart als bloet?
Die flus zoo klaer alle oogen
Verheugde? Wie begrijpt, wie kent
De oirzaek, onder d'Engelsdommen,
Die boven Adams element,
Noch flus op galm van keelen zwommen;
Op lucht van Geesten in den glans,
Die galery, en tin, en trans,
Gewelf van koor en hof vergulde,
En met een ziel van vreught vervulde
Al wat hier boven leeft en zweeft?
Wie is er, die ons reden geeft?
(Uit Vondels Lucifer)
Hoewel de Engelen in „natuurlijke vol-
naaktheid", buiten alle vergelijking alles
'vertroffen, wat in de zichtbare wereld vol-
naakt genoemd wordt, toch bezaten zy ter-
tond na hun schepping nog niet de „boven
natuurlijke gaven", waarbij zelfs Engelen
gaven, hoe uitstekend ook, niet vergeleken
kunnen worden, n.l. de gaven, die de eischen
van Engelen en menschen en al wat schep
sel is, te boven gaan. Zij bezaten nog niet
de bovennatuurlijke zaligheid, waaraan de
onzondigbaarheid verbonden is, waardoor zij
als het ware vergoddelijkt, als aangenomen
kind, in gemeenschap zouden treden met den
Vader in de hemelen.
Wel had God, in Zijn eindelooze liefde,
dezen eerstelingen der Schepping, deze god
delijke goederen van eeuwigheid voorbereid,
en hun daarom reeds bij hun schepping ter
stond begiftigd met de heiligmakende ge
nade, de bovennatuurlijke deugden en de
genade van bijstand, waarmede zij. evenals
wij, hun bovenratuurlijke zaligheid moesten
verdienen. Zij verkeerden dus bij den aan
vang van hun bestaan in „den staat der be
proeving" en konden nog, evenals wij hier,
hun eeuwige zaligheid verliezen; de hemel,
waarin zij verkeerden, was nog niet de hemel
„der- glorie", maar slechts de hemel van „na
tuurlijk geluk".
Dit wordt ons door den Aarts-Engel Ga-
briël" aangekondigd in Vondels „Lucifer";
Hoort toe, ghij Engelen, hoort toe, ghij
hemellieden,
De hoogste Goetheit, uit wiens boezem alles
vloeit
Wat goet, wat heiligh is; die nimmer wort
vermoeit
Door weldoen, noch verarmt van haer ge
nadeschatten,
Tot noch met geen begrip der Schepselen
te vatten;
Dees Goetheit schiep den mensch, haer eigen
beelt gelijck,
Oock d'Engelen, opdat zy te samen 't eeuwig
Eijck
En nooit begrepen goet, na 't vierigh onder
houden
Der opgeleide wet, met Godt bezitten zouden.
Ook de Engelen moesten dus hun hemel
„verdienen". En wij weten, dat niet allen
die beproeving hebben doorstaan, maar dat
een deel der Hemel-geesten, onder aanvoe
ring van den vorst der Engelen, Lucifer,
tegen God, den hemel-koning, zijn opge
staan en Hem ontrouw zün geworden, zoo
dat men met recht op den opstandigen,
revolutionnairen Lucifer, de woorden toe
past van Isaïas: Hoe zyt gij van den he
mel gevallen, gy, morgenster, die in denj
ochtend opgingt! Gy, die zeidet in uw hart:!
Ten hemel zal ik opklimmen; boven de
sterren Gods zal ik myn troon verheffen;
geiyi: zal ik wezen aan den Allerhoogste
(Is. XIV—12).
Met den opstand van Lucifer ontketent* waren, enkel met natuuriyke 'krachten wil-
zich in de ryen van die Hemelingen 'n den verwerven.
weergalooze strijd, onder aanvoering van de
twee Aarts-Engelen, Michaël, den Engel
des lichts en Lucifer, den vorst der duis
ternissen; een strijd, die zal eindigen met
den tragischen val van de gedoofde Mor
genster in de donkere kolken der hel! De
wrake Gods over de eerste zonde! En ware
het daarby gebleven, zegt Dr. Jac. van
Ginneken in zijn conferenties. „Das eben
ist der Fluch der bösenTat, dass sie fort-
zeugend immer Böses muss gebahren."
(„Dit toch is de vloek van de booze daad.
dat zy immer voortwoekert en steeds
nieuw kwaad voortbrengt".) Deze woorden
van Schiller zijn als het thema, waarop nu
verder de heele wereldgeschiedenis immer
weer opnieuw haar lot zal inzetten.
„Juist als net de zegen was en biyft in
het plan van God, dat uit Zyn verregaande
scheppingsgoedheid aldoor voorttelend,
niets dan goeds en heiligs moest voortko
men, zoolang de vrye schepselenwil geen
dissonant bracht in de eeuwige harmonie
der orde, zoo moest ook, juist om Gods on
aantastbare eere, nu eenmaal de zonde in
dien eeuwigen keten van voortteling; de wan
orde, het ongeluk had gebracht, dit ongeluk
altyd verder voortwoekeren, altijd verder
om zich heengrypen zoolang de zonde en de
hel aan zichzelve werden overgelaten."
Welke was nu de zonde, die de opstandige
Engelen bedreven? Volgens het algemeen
gevoelen der Vaders, was het hoofdzakeiyk
een zonde van „hoogmoed", welke de H.
Schrift dan ook met recht noemt „het begin
van alle kwaad (Eccli X15). Vondel
heeft ons in zyn meesterstuk „Lucifer",
overeenkomstig alle gegevens uit de ver
schillende Bijbelboeken bijeen verzameld,
hiervan een dichteriyke, maar daarom niet
minder nauwkeurig© beschrijving gegeven.
Hoe roerend schoon laat hij Raphaël, den
trotschen Morgenster, verbidden:
Och Stedehouder, mont van 't góddeiyck
gezagh.
Wat heeft U buiten 't spoor van Uwen
plicht gedreven?
Zoudt ghij den Schepper van uw glorie
wederstreven?
Lichtvaerdigh weifelen, en wancklen in
uw trou?
Dat hoop ick nimmermeer. Helaes, ick
zwym van rou,
En biyve om uwen hals beklemt, bestorven
hangen.
Och, Stedehouder, wat verbloemt ghij
uw gepeinzen
Voor 't alziende oogh? Ghij kunt uw
oogmerk niet ontveinzen.
De strael van zyn gezicht verraet de
duisternis.
Verdwaelde Morgenstar, verschoon u
zeiven toch,
Ghy kunt d'Alwetentheit niet paaien met
bedrogh.
Wat hebt ghy in uw hart al heimelijck
gesproken?
Ick wil In 's hemels top, door alle woleken
heen.
Godt Zelf geiyck, geen maght bestralen
met genade
Tenzij ze aen mijnen stoel het leen ver
heer gewaede.
Geen majesteit braveer' met scepter noch
te kroon,
Tenzy lek haer beleene uit mynen hoogen
troon.
Bedeckt uw aangezicht: valt neder:
stryekt uw pennen,
En wacht, u, boven ons. een hooger maght
te kennen.
Vragen we verder, waarin eigeniyk die
hoovaardy bestond, dan zyn hierover onder
de Godgeleerden twee meeningen.
Sommigen, waaronder ook St. Thomas,
zyn van meening, dat Lucifer en z'n tra
wanten, verblind door hun „natuurlijke"
gaven, daarin hun hoogste geluk zochten
met verachting der „bovennatuuriyke"
zaligheid, öf wel die bovennatuuriyke goe
deren, die alleen met behulp der genade,
d.i. met bovennatuurlijke hulp bereikbaar
De opzienbarende inbraak in het filiaal van de Diskonto Gesellschaft te Berlin
ENGELSCHE TRUST WIL FRANSCHE
BLADEN KOOPEN
DE STRIJD IN AFGHANISTAN
De „Matin" maakt op alarmeerende wijze
melding van plannen, die in Engeland zou-
den bestaan om een aantal Fransche bladen
1 op te koopen. Zij zouden uitgaan van de
z.g. Anglo-Foreign Newspapers Limited, een
maatschappy met een kapitaal van 3.150.000
.pd. st. De president dezer maatschappij is
Henry Spencer Harne, tevens president der
British Cement Products, welke onderneming
de meerderheid van de aandeelen der Asso
ciated Newspapers, de bekende trust van
Engelsche bladen, bezit.
De maatschappy werd eerst kortgeleden
opgericht (10 Januari 1929) met het doel
dagbladen of aanverwante bedrijven in
Engeland en in het buitenland op te rich
ten, aan te koopen of uit te breiden. De
leden van den Raad van Beheer zün in
meerdeïheid Engelschen, doch de Raad zal,
naar in het prospectus stond, later met
eenige vertegenwoordigers van buitenland-
sche ondernemingen worden uitgebreid.
De geweldige brand in het Warenhuis Tietz te Berlijn
Anderen meenen, dat zü, toen God hun
de toekomstige menschwording van Zijn
Eenigen Zoon openbaarde, die persoonlijke
vereeniging der Godheid voor zich zeiven
op eischten en van toen af weigerden den
Godmensch te aanbidden. Deze laatste
meening is ook Vondel toegedaan.
En hoe waer 't mogelijck, dat de Godtheit
zich zou meng'len
Met menschen? De natuur der uitgekorene
Engelen
Voprbijgaen, en zyn aert en wezen stor
ten in
Een lichaem, d' eeuwigheit verknoopen.aen
't begin?
Het hooghste aen 't allerlaeghste? den
Schepper aen 't geschapen?
Wie kan uit dit besluit den zin te zamen
rapen?
Zal 't eeuwigh schijnend licht nu schuil
gaen in den nacht
Der werell? Zullen wij, Stadthouders van
Godts maght,
Voor dit geleent gezagh een wulpsch
vermogen, knielen?
Ontelbare lichaemlooze en Godt gelijke
zielen
Zien buigen voor een grof en zackende
element.
Daer Godt zyn majesteit en wezen inne-
prent?
Den mensch in 't heiligh licht der Godheit
te verheffen,
Den mensch, zoo hoc~h met Godt vergod-
lijckt in Zijn' troon,
Te zien het wieroockvat toezwaaien op
den troon,
Van duizent duizenden eenstemmige
kooralen;
Verdooft de majesteit en diamante stra
len
Van onze Morgenstar, die straelt nu
langer niet;
En 's hemels blijschap slaet aen 't kwynen
van verdriet.
De majesteit van Godt en Godthei,: wordt
verkleent,
Indien ze haer natuur met 's menschen
bloet vereent,
Vereeniglit en verbint. Wü Geesten gren
zen nader
Aen Godt, en Zijn natuur, als zoons van
eenen Vader
Geteelt, en Hem geiyck, indien 't geoor-
loft is
Te stellen tegens dees ongelyckenis
Van een oneindigheit en 't eindigh
GOES.
C. VIS,
In het kader van de algemeene ontwa- I weerstand van de wereldmeening, opgegeven,
peningstaak, die aan de mogendheden, die lid De argumenten van Engeland, bijv. het ge-
van den bond zijn, wordt opgelegd, vormt de ringer aantal manschappen op de oorlogs
ontwapening van de zeemacht een bijzonder
hoofdstuk. De dragers van het sterkste ini
tiatief op het gebied der ontwapening ter
zee zijn de Vereenigde Staten, die in Fe
bruari 1922 in Washington het eerste ver
drag hebben tot stand gebracht, waarin de
sterkte-verhouding van de groote slagschepen
voor Engeland, de Vereenigde Staten, Japan.
Frankryk en Italië wordt vastgelegd. De
groote slagschepen zijn vastgelegd op 3p000
ton, het geschutkaliber op 40.6 c,m., de
ouderdomsgrens dér schepen werd bepaald op
22 jaar en de verplichting werd aangegaan,
om tien jaar lang geen nieuw schip op stapel
te zetten. Overeenkomsten omtrent de overi
ge scheeps-kategorieën zijn er niet gemaakt.
Een tweede conferentie voor de ontwapening
ter zee, die door toedoen van President
Coolidge tot stand kwam op 20 Juni 1927
te Genève is bijeengekomen en wei, zon
der dat Frankryk en Italië er aan hebben
deelgenomen is zonder resultaat ver-
loopen, omdat Engeland en Amerika het ge
durende zes weken lang onderhandelen
niet konden eens wordei omtrent de gelijk
making van hun vloten. Het gevolg hiervan
was een nieuw Amerkaansch vloqtbouw-
programma op groote schaal, dat in den
laatsten tijd weer in het debat is gekomen
in den Amerikaanschen Senaat. Senator
Borah heeft by deze gelegenheid gepleit voor
een zeerecht-conferentie, om de rechten der
neutralen in een zeeoorlog te codificeeren,
maar zyn voorstel werd van de hand ge
wézen, waarschijnlijk, omdat men in Amerika
sceptisch staat tegenover de kwestie, of zee
oorlogen in de toekomst kunnen worden ver
meden, of juridisch kunnen worden beperkt
Borah, van zijn kant, heeft zich nu bereid
verklaard, den weg vrij te maken voor
een programma, dat den bouw van 15 nieuwe
kruisers omvat; dit programma moet worden
uitgevoerd, zonder te Ietten op de driejarige
beperking van den bouwtermen, die tot nu
toe heeft gegolden.
Tegeiykertijd heeft Ita
lië besloten, twee kruisers,
twee verkennings-sche-
pen, twee torpedo-booten
en vyf U-booten te bou
wen; a.s. Juni moet er al
met het stapelleggen wor
den begonnen. Engeland
heeft tot nu toe geen
nieuwen vlootbouw aan
gekondigd, maar heeft
getracht, in de Fransch-
Britsche vloot-overeen-
komst vergoeding te vin
den voor de betrekkeiyke
vermindering van zijn
superioriteit ter zee. Over
deze overeenkomst is veel
gestreden en ze is ten
slotte, met het oog op den
vloot tegenover 1913, beteekenen nog niet een
afbouw van de zeebewapening; men behoeft
slechts te denken aan de veranderde tech
nische voorwaarden, aan de toepassing van
de handelsvloot in geval van oorlog, enz. Nu
wordt er uit Engelsche bron gemeld, dat
de Fransche admiraliteit het voorstel zal
doen, tot den bouw van een slagkruiser,
nieuw type, in eer. grootte van 13 tot 20.000
ton en met een snelheid van 32 knoopen.
Dit besluit van de Fransche admiraliteit zou.
naar het heet. het eerste gevolg zijn van der
bo' w van een nieuwen Duitschen kruiser,
daar de Duitsche pantserkruiser „A" het
vloot-evenwicht stoort, dat door het verdrag
van Washington is geschapen.
Van Franschen kant wordt wel tegenge
sproken, dat de bouw van groote slagkrui
sers met 12-duim geschut zou worden over
wogen, in verband met den bouw van het
Duitsche pantserschip, maar hiermee wordt
alleen de reden, niet het plan zelf van een
vermeerdering der Fransche vloot bestreden.
Wat de Duitsche vloot aangaat: Duitschland
heeft volgens de bepalingen van artikel 181
en 190 van het verdrag van Versailles het
recht, zes pantserschepen, zooals er één op
stapel is gelegd, te bouwen en twee reserves.
Van kleine kruisers a 6000 ton, waarvan
het vredesverdrag er Duitschland eveneens
zes heeft toegestaan, met twee reserves,
bevindt de vijfde zich in aanbouw.
Deze vloot-eenheden hebben, vergeleken
met de reusachtige vloten der overige groote
mogendheden, niet zoo'n beteekenis, dat men
ze als noodzakelijke reden kan opgeven,
voor de vergrooting der vloten. Daarentegen
schijnt het dringend noodig, dat de groote
zee-mogendheden een besluit nemen, om hun
bewapening te beperken, en om het eens te
worden over hun tegenstellingen, wanneer
tenminste de weg moet worden vrij gemaakt
voor de voorloopige ontwapenings-commissie.
die den 14en April weer in Genève zal bijeen
komen.
De „Matin" ziet in de werkzaamheid der
nieuwe maatschappij een groot gevaar voor
de onafhankeiykheid der Transche pers.
Weliswaar wordt aangekondigd dat men
zich alleen met niet-politieke dagbladonder
nemingen zal ophouden, doch de „Matin"
meent, dat er, met uitzondering van eenige
litteraire en sportbladen, geen niet-politiek
kranten in Frankrijk bestaan. Geen Fransch
blad, met Engelsch geld gefinancierd, zou
voortaan met open vizier kunnen strijden.
Het Parijsche blad vraagt zich af hoe
men zich zal moeten keeren tegen degenen,
die onder Fransche vlag een politiek zullen
geen stunen, welke door buitenlandsche be
langen is geïnspireerd, en eischt dat de re
geering zich onverwyid met het probleem
zal bezighouden.
FOCH'S TOESTAND VERERGERD
In den toestand van maarschalk Foch doet
zich tengevolge van een zware kou een terug
slag gelden.
Omtrent de onverwachte ongunstige wen
ding in Foch's toestand melden de bladen
nader, dat de maarschalk tot voor kort goed
vooruitging. Het hart baarde geen zorgen
meer en reeds dachten de geneesheeren er
over den patiënt aan het einde van de
maand naar buiten te sturen.
Thans heeft echter de maarschalk kou
gevat en heeft zich een lichte longaandoe
ning geopenbaard.
Volgens dr. HeitzBoyer is de toestand
niet verontrustend. Zelfs heeft de zieke geen
temperatuursverhooging.
PARIJS, 1 Febr. In het derde gedeelte
van zijn rede over het autonomistenprobleem
betoogde Poincaré, dat de autonomistische
aanvallen noch door den economischen toe
stand, noch door de godsdienstpolitiek of
de onderwyspolitiek der regeering gerecht
vaardigd worden. In het geval deze aanvallen
worden voortgezet, zal dit niet alleen voor
Frankryk, doch voor de heele wereld een
gevaar voor den vrede opleveren. Om dit te
bewijzen, voerde hy aan, dat de autonomis-
ten reeds in October 1918 hun activiteit
begonnen te ontwikkelen. In het begin van
1919 zou een lid der Elzasser Volksparty ver
langd hebben, dat de Elzas vooraan moest
gaan op den weg der bevrijding. Poincaré
deed voorlezing van tallooze verklaringen der
Elzasser party. Onder groot tumult der Ka-
De klokketoren te Kaboul. Men ziet de sporen
van de vele kogels, waardoor hy werd
getroffen in den loop der gevechten in de
Afghaansche hoofdstad
DE PLANNEN VAN PARKER GILBERT
PARIJS, 1 Febr. (V.D.) Parker Gilbert, die
hedenavond in Parijs aankwam, zal daar
vier dagen vertoeven. Hy zal besprekingen
voeren met Poincaré en Moreau, den direc
teur van de Banque de France. Maandag
a.s. zal hij zich naar Berlijn begeven en
vervolgens met de Duitsche deskundiger
naar Parijs terugkeeren.
DE UITBREIDING DER OORLOGS
MARINE IN ENGELAND!
In verband met de «gisteren afgelegde
verklaringen door den Eersten Lord der
Admiraliteit, Bridgeman, en blijkbaar nog
meer in verband met de discussies over het
vlootprogram in den Amerikaanschen Se
naat, publiceert de marine-correspondent
van de „Daily Express" een overzicht van
de in de periode na den oorlog nieuw ge
bouwde Engelsche en Amerikaansche oorlogs
schepen. Volgens dit overzicht heeft Enge
land sedert het einde van den oorlog bijge
bouwd zeventien oorlogsschepen, met een
totalen inhoud van honderd drie en zestig
duizend ton, terwyi Amerika zyn oorlogsvloot
uitbreidde met 18 schepen, van in totaal
honderdvyftig duizend ton. Door het voor
gestelde vlootprogram zal de verhouding ten
gunste van de Vereenigde Staten veranderen.
Het Amerikaansche voorstel houdt n.l. in,
het bouwen van 15 nieuwe schepen van in
totaal honderd vyftig duizend ton, terwyi
in Engeland is voorgesteld het bouwen van
drie nieuwe schepen, van in totaal 26.800 ton.
Het spoorwegongeluk bij Bois Colombes, wa arbij een gewone trein inreed op een stil—
staanden eiectrischen trein
De bewapening ter zee
Amerikaansch-Engelsche wedloop
mer wees de afgevaardigde Walther er op,
dat Poincaré op ongeoorloofde en tenden
tieuze wüze enkele zinsneden wegliet. Ook
de afgevaardgiden Stiimmel en Hauss pro
testeerden tegen de zienswijze van Poincaré.
Deze schilderde ten slotte de geiyksoortige
beweging in Bretagne en op Corsica.
PARIJS, 1 Febr. De conclusies, die Poin
caré aan het einde van zyn rede getrokken
heeft, hebben groote verrassing gewekt. De
socialisten en een deel der radicaal-socialis
ten toonen zich misnoegd over het voorne-
ment van Poincaré het concordaat en het
schoolregiem te handhaven in den Elzas en
de leekenwetten niet in te voeren wanneer
de meerderheid van het land dit niet verlangt.
POSTDIEFSTAL
LONDEN. 1 Febr. (V.D.) Naar verluidt zijn
uit het Mount-Pleasant-postkanoor van
het Londensche district Clerkenwell 15 post
zakken met aangeteekende brieven ter
waarde van 30.000 pond sterling verdwenen.
In dit postkantoor wordt de geheele post
van het centrum van Londen gesorteerd.
Duizenden postzakken passeeren dageiyks
De 15 ontbrekende zakken werden in een
enkele postwagen van het station gehaald.
Zij hebben het postkantoor nog bereikt en
zijn daar ook uitgeladen. Kort daarna
waren zü evenwel verdwenen.
Gemeld wordt dat de Britsche autoriteiten
besloten hebben tot de uitwijzing uit Enge
land van verscheidene honderden te Londen
verbiyf houdende ongewenschte vreemdelin-
4
De plagerijen van mevrouw Wallmuth de'
den het meisje aarzelen.
Doch de jonge man stond reeds klaar om
haar uit het rytuig te helpen, en blozend
stapte zij dus uit.
Spoedig hadden zy 't bewuste plekje be
reikt, dat als immer eenzaam en verlaten
was. Geen koeltje bewoog zich ieder blad.
iedere bloem glansde in het zonnige licht,
dat door de toppen der boomen heendrong.
Bij helder daglicht komt zulk een diepe on
gestoorde rust, ons bijna nog geheimzinniger
voor dan in het nachteiyk uur. Was het ech
ter niet iets anders, dat de jonge lieden zoo
aangreep, toen zij te midden van deze vreed
zame stilte tegenover elkaar stonden? Hoe
druk ze even te voren nog gesproken hadden
nu zwegen beiden.
zy pasten trouwens goed bij elkaar, die
twee. Naast hare echt vrouweiyke verschy-
ning, zag hu er bepaald flink uit. Zün open
gelaat had energieke, vastberaden trekken,
zijne blauwe oogen hadden echter veeleer eene
zwaarmoedige dan eene vroolyke uitdruk
king. Peinzend waren ze nu op zijne jeugdige
gezellin gericht. Die blik werkte langza
merhand magnetisch; zij had een vaag ge
voel dat zij hem afleiden en de netelige stilte
onderbreken moest.
„O, kijk eens, veldviooltjes!" riep zij uit,
op eenige blauwe bloempjes wijzend.
Haar woord onttrok hem aan zijne mij
mering vlug bukte hy zich om de bloempjes
te plukken, die voor hem een welkome aan
leiding tot een gesprek waren. Toen zij zich
voorover boog, raakte hy even den paal aan.
„O, raak hem niet aan!" riep zy verschrikt
uit, en als om hem tegen te houden, legde
zy haar hand op zyn arm. Hy richtte zich
weer op; zün gezicht straalde van vreugde,
hij greep naar de hand, die zoo bezorgd voor
hem was.
„Wat ongeluk verduren voor u, juffrouw
Mariezei hy op den veelzeggenden ont
roerden toon, die in zulke oogenblikken
zooveel belooft en zoo menig meisjeshart
sneller heeft doen slaan.
Een kluchtig toeval was het dat het schel -
'e trompetgeschal, 't welke twee wat alt te
overmoedige luidjes uit elkaar deed stuiven
hier tegelijk een beschroomd paartje stoorde
Niet minder verschrikt dan die beiden op
den grindweg, gingen zij uiteen, ontsteld
keken zy rond, vanwaar dieto nen kwamen.
„'t Is hier niet pluis", zei Marie angstig,
terwijl Wilhelm haar trachtte gerust te stel-
,len met de verzekering, dat er bepaald een
jager In 't bosch was. H« probeerde nog om
het gesprek weer aan te knoopen, doch 't
viel Marie opeens in, dat mevrouw Wall
muth met ongeduld op hen wachtte. Zij nam
hem het ruikertje viooltjes uit de hand, gaf
hem er eenige van terug, wijl hu er om vroeg
en daarna haastten zy zich het griezelige
plekje te verlaten.
Toen zy, op den straatweg gekomen, büna
hun wagentje bereikt hadden, riep mevrouw
Wallmuth hun reeds van verre tegen: „Ei,
ei, Wilhelm je hebt zeker vooruit die mu
ziek besteld of spookt het wezenlijk daar
ginds? Biyt van de paarden maar af, ik zal
ze wel vasthouden, help juffrouw Marie
eerst even instappen," voegde zij er bij. „Nu
Marie, ging zy voort, münheer Wilhelm heeft
zich wel uitgesloofd, dat hu u eene serenade
liet brengen. Ik hoop dat hij nu wat rusti
ger zal zijn en zich beter van zijn taak als
koetsier zal kwijten, zoodat wij ten minste
wat vlugger vooruit komen, dan zoo even."
Den jongelieden scheen deze scherts niet
bijster aan te staan, doch zü kenden de ma
nier van doen hunner vriendin; hare opmer
king had ten «revolge, dat Wilhelm het niet
meer waagde, zoo aanhoudend achterom te
Ujken en beter op de paarden lette.
Spoedig hadden zij nu de beide vrouwen
ingehaald, die langzaam voortliepen. De
muzikanten waren niet meer te zien, wijl
dezen zich naar een zijwaarts liggend dorp
hadden begeven De oude vrouw en hare
gezellin hielden nu geiyken pas, maar het
loopen scheen het oudje, by de vreeseluke
hitte, toch moeiiyk te vallen. Zij wierp een
blik op het wagentje, die duidelijk te ken
nen gaf. hoezeer zij verlangde er in te zit
ten. De jonge man had dien blik begrepen
en toen Marie deelnemend zei; „Het arme
oudje," hield hij dadelijk de paarden in en
keek vragend naar mevrouw Wallmuth om
„Laat ze maar instappen. Wilhelm; ge
kunt het toch niet van u verkrijgen, om door
te rijden. Het jonge meisje kan echter wel
loopen." besloot mevrouw Wallmuth, terwijl
Wilhelm de vrouwen wenkte, naderby te
komen.
Het oudje maakte zonder komplimenten
van het aanbod gebruik en met behulp van
het meisje nam zü mast Wilhelm plaats.
Daar het meisje zoo luid tot haar sprak,
begreep men. dat het oudje doof was. Zonder
spreken reikte zü haar mand, die in den
weg stond aan het meisje over
,,'t Spijt me. kind, dat wij u niet mee
kunnen nemen," zeide Wilhelm, die het
veruit gezichtje van het meisje zag.
„De manden kunnen wij hier best neerzet
ten." meende Marie, met een vragenden blik
to mevrouw Wallmuth.
„Dat behoeft niet, 't gaat zoo ook wel,"
gaf het meisje eigenzinnig ten antwoord Zü
bad gedacht ook zelve mee te rüden; snel
besloten vouwde zü haar hoofddoek dubbel
en plaatste de eene mand boven op haar
hoofd.
Mooi als ze was, stond alles haar goed;
door dc verwüdering van den doek, kwamen
hare dikke bruine vlechten te voorschün.
Ondank» den last op haar hoofd, llép zij
vlug voort en hare lachende oogen keken
nog vrümoediger rond. Onwillekeurig richt
ten zich aller oogen op haar.
„Als die zoo werkt als zü loopt, dan kan
zü wat uit de hand nemen," zei mevrouw
Wallmuth die alles van de practische zude
beschouwoe.
„Zij is verrukkelük," fluisterde Marie, en
Wilhelm, die op het geringste woord van
Marie lette, knikte bevestigend. Het was
heel natuuriyk, dat züne blikken zich nu en
dan op de mooie wandelaarster vestigden
Hare brutale oogen ontweken de züne even
min als ze die van haar gezel van zoo even
ontweken hadden. Vorschend bleven zü zelfs
eenige malen op hem rusten, als was er Iets
in de verschüning van den jongen man, dat
haar bevreemdde en waarvan zij zich geen
rekenschap kon geven. Marie was met die
vrijpostige blikken niet zeer ingenomen,
doch spoedig bleek, dat het meisje hare
oogen ook beter wist te gebruiken, dan al
leen tot dartel spel.
„De pin is uit het wiel," riep zü. In 't
zelfde oogenbllk had zü haar mand neerge
zet en kwam zu op den wagen toeioopen
Wilhelm hi ld de paarden ln eri sprong van
den bok af. Ook de dames wilden uitstap
pen.
„Blüft maar zitten, 't Zal wel gaan," zei
het meisje echter Zij pakte dadeiyk handig
aan en wilde met behulp van den jongen
man het rad weer op zün plaats brengen.
„De pin zal daar wel liggen," zeide zü,
toen Wilhelm zoekend rondkeek, „Toen ge
ons voorbüging, was zij er nog in; ik zal
wel eens kijken."
Voordat de anderen er wat tegen in kon
den brengen, was zij den heuvel reeds af.
zy moest een aardig eind teruggaan; in
mindei dan geen tijd was zij echter weerom
met de pin in de hand.
Hartelijk bedankte men haar en vooral
mevrouw Wallmuth prees hare handigheid
zeer. Na de moeite, die het meisje zich ge
troost had, wilde de goede vrouw haar niet
verder laten loopen en zy noodigde haar
daarom uit in te stappen.
„Er gaan veel makke schapen in een hok.
Als wü een weinig opschuiven zal 't wel
gaan."
„Ik spring achterop," zei het meisje, op
de smalle plank wijzend, die diende om ba
gage op te zetten.
„Als de weg steil wordt, dan kan ik weer
loopen,' voegde zij er bü, eene opmerking
waardoor zy het hart van mevrouw Wall
muth geheel veroverde Vlug sprong zu op
het bedoelde bankje en haar mooi gezichtje
keek tusschen de beide vrouwenhoofden door:
als Wilhelm zich nu omkeerde, staarde hü
luist in dt schitterende bruine kykers. Hü
had gedurende den geheelen rit zoo dik-
wyis omgekeken, dat hu' het ook nu zonder
erg deed.
(Wordt vervolgd.),