Binnenlandsch Nieuws Gemengd Nieuws TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DONDERDAG 21 FEBRUARI 1929 BLADZIJDE 3 Staten Generaal Tweede Kamer Een telegram aan Z. H. den Paus De financieele verhouding tusschen het Rijk en de Gemeenten De wegenfonds-begrooting De Rijksbegrooting 1929 in de Eerste Kamer Ofcas, Wanneer de strenge vorst tot het verleden behoort Een drie-jarig knaapje overreden en gedood Tragisch Een tramstagnatie op de lijn LeidenVoorburg KUNST EN KENNIS Cor van der Lugt Melsert Na den Stadhuisbrand te Leiden De vergeten hoed De wijziging der Invaliditeitswet In de vergadering van de Tweede Kamer, inder voorzitterschap van jhr. mr. C. Buys ie Beerenbrouck werd gisteren de behande ling voortgezet van het wetsontwerp tot wijziging der Invaliditeitswet. Aan de orde e het gisteren aangehouden art. 3. Mr. P. J. M. Aalberse De heer AALBERSE (R.K.), zegt namens de commissie van rapporteurs, dat deze het gewenscht acht, dat de regeering de voor gestelde wijziging in art. 4 A, dat ook hij. die iemand, die aangenomen werk verricht, vervangt, onder de wet zal vallen. De heer BEUMER (A.R.) wijst erop, dat het de bedoeling van den minister was een verruiming van het aantal personen, die onder de wet vallen, maar dat er dan een conflict is met deselfde regeling in de land en tuinbouwongevallenwet. Beter is het daarom de aangebracht wijziging thans niet aan te nemen. De Minister van Arbeid. Handel en Nijver heid, de heer SLOTEMAKER DE BRUïNE, neemt na deze argumentatie de aange brachte wijziging terug en wil de jurispru dentie afwachten. Het amendement-DUYS wordt aangeno men, evenals art. 3. Thans is aan de orde art. 12. De MINISTER VAN ARBEID, H. EN N. heeft hierin een wijziging aangebracht, zoo dat thans niet alleen de grondbelasting, maar ook de hypotheek preferentie zal heb ben boven de premie. Art. 12 werd hierna goedgekeurd, evenals eenige volgende artikelen. De heer DUYS (S.D.A.P.) stelt voor na art. XIX een nieuw artikel in te lasschen XlXa luidende: „In artikel 373a der Invali diteitswet wordt ,.1928" vervangen door ,.1933". Spreker herinnert eraan, dat er een periode is geweest waarin weduwen-renten werden toegekend van een dubbeltje per week, waaraan toen door een initiatiefvoor stel door de Kamer een einde is gemaakt. Gedurende vijf jaar, welke periode op 1 Juli 1928 eindigde, zou het z.g. „Herunter Schleben" d.w.z, de mogelijkheid, dat bij voortduring van het zegelsplakken de weduwenrente niettemin lager werd, onmo gelijk worden. Nu zou men echter weer voor hetzelfde feit komen en daarom acht spr. het noodzakelijk, de bedoelde periode met 5 jaar te verlengen. Verzwaring der rijks bijdrage zal hiervan niet het gevolg zijn, zoomin als dit in de afgeloopen 5-jarige perode het geval is geweest. Na bespreking trekt de heer DUYS, na toezegging van den Minister dat hij bij het eerstvolgende geval, waarin de Centrale •Raad van Beroep vasthoudt aan zijn con stante jurisprudentie, een wetswijziging zal voorstellen, zijn amendement in. Het artikel wordt goedgekeurd. De heer BJLEVELD (A.R.) stelt voor een nieuw artikel XX bis in te voeren, waarvan de bedoeling is te bepalen, dat nu de finan- cieele gelijkstelling van bijzonder en open baar onderwijs tot stand is gekomen, de restitutie wordt verzekerd van gedane uitkeeringen aan bijzondere schoolbesturen, en wordt voorkomen vordering der uitkee- ring na het tP.standkomen van deze wijzi gingen in de Invaliditeitswet van die be sturen. tegenover wie de vaststelling en invordering nog niet heeft plaats gehad. Dit voorstel wordt na bespreking verwor pen met 54 tegen 16 stemmen. Vóór stemden de anti-revolutionairen be halve de heer Smeenk: voorts de Katholie ken van Wijnbergen, van Dijk en Buiten en de christeiijk-historischen Snoeck Henke- mans. Weitkamp en Tilanus en de heer Kersten. De heer SMr.ENK (A.R.) stelt een nieuw artikel XXIa voor, strekkende voor kellners en anderen, die voor hun arbeid in dienst van een werkgever slechts fooien van derden ontvangen, dezelfde overgangsbepaling in het leven te roepen, welke art. XXI bevat (overschrijding van de leeftijdsgrens). Dit amendement wordt door den MNIS- TER overgenomen. De heer BEUMER (A.R.) heeft ernstige bezwaren tegen de artikelen XXII en XXIII. De verdere artikelen worden vastgesteld". Het wetsontwerp wordt ten slotte aange- namen z. h. s. Alleen de heer KERSTEN verzoek aanteekening in de notulen, dat hj,j tegen het wetsontwerp is. De kinderarbeid in den Landbouw Aan de orde is het wetsontwerp voor behoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerpverdrag betreffende den leeftijd, waarop kinderen mogen worden toegelaten tot den arbeid in den landbouw. (Genève 1921). De heer VAN RAPPARD (Lib.) merkt op, dat de kamer dit wetsontwerp goedkeu rende, vooruit loopt op een regeling, die later komen moet en waaromtrent een voor-ontwerp is verschenen. Er is niets tegen, eerst wf te wachten, hoe dat ontwerp er zal uitzien als het bij de Kamer komt. De heer BOON (Lib.) heeft, afgezien van de argumenten van cfen vorigen spreker, ook bezwaar tegen het wetsontwerp. De nationale wetgeving welke het landbouwbe drijf voor leerplichtige kinderen mogelijk maakt, zou door deze internationale rege ling worden buiten werking gesteld. Ook de heer HEEMSKERK (A.R.) is tegen het wetsontwerp. Hij ziet niet in, waarom zaken als deze internationaal moeten wor den geregeld. Hebben wij er belang bij of in andere landen kinderen beneden 14 jaar op het land werken en of in Lapland of in de Pyreneeën de kinderen minstens 8 maanden per jaar school bezoeken? Waarom dan toetreden tot dit verdrag? Omdat men vroe ger ook tot internationale regelingen is toegetreden? Laat men van dien weg terug- keeren en laat de regeering in dit opzicht van zich af spreken. De heer IIIEMSTRA (S.D.A.P.) had deze bezwaren niet verwacht, integendeel hij had vermoed, dat dit wetsontwerp zonder dis cussie zou zijn aangenomen Toch heeft spr. ook een bezwaar, n.l. dat de Regeering er zoo laat mee komt. De bedoeling van de instelling van het Internationaal Bureau voor den Arbeid is geweest de toestanden der arbeidersklasse te verbeteren. Regelingen als er nu een aan de orde is, zijn noodig, zelfs ook voor ons land. De heer L. DE VISSER (Comm.) noemt het ontwerp-verdrag inhoudloos. Met de bezwaren van den heer Heemskerk is hij het heelemaal niet eens. Een internationale regeling is wel degelijk op dit punt mogelijk, maar dan moet men het doen in minder inhoudlooze regelingen. Door dit verdrag zal aan den feitelijken toestand weinig of niets veranderen. De kinder-exploitatie, die de heer Hiemstra zoo'n schande noemde, zal geheel mogelijk blijven. Wel wordt de kinderarbeid in den landbouw verboden tijdens de schooluren, maar daarbuiten en bovendien nog gedurende vier maanden 's jaars blijft die kinderarbeid mogelijk. Als spreker dit ontwerp noemt een inhoud loos prul, roept de VOORZITTER hem tot de orde. De heer LOERAKKER (R.K.) kan zich niet begrijpen, dat er zooveel bezwaren tegen deze regeling worden ingebracht. Met den heer Hiemstra is hij het eens, dat de boeren deze regeling wel degelijk willen. Wij heb ben geen enkele behoefte aan het landbouw- verlof, dat volgens den heer Boon in het gedrang zou kunnen komen door dit ver drag. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R. K.) heeft ook bezwaren tegen dit wets ontwerp. Hij voelt geenerlei behoefte aan dit internationale verdrag en voelt voors hands nog weinig geneigdheid voor het ontwerp te stemmen. De heer SCHOKKING (C.H.) zegt, dat het gemakkelijk is een regeling als de on- derhav'ge steeds meer uitbreiding te geven, maar daar moet men toch voorzichtig mee zijn. Als men zich in Genève steeds meer gaat bemoeien met zaken, die beter in de na tionale wetgeving geregeld kunnen worden, dan komt men tot regelingen, zóó ruim, dat die van heel weinig beteekenis zijn. De heer JOEKES (V.D.) zegt, dat de vraag, waarom er zoo'n haast gemaakt moet worden, hem heeft verbaasd. Het ontwerp verdrag is immers reeds van 1921 en her haaldelijk is san de Regeering gevraagd, waarom zij zoo lang wachtte met een voor stel. Wat den inhoud van het verdrag be treft, wijst spr. er op, dat dit toch niet zoo geheel zonder inhoud is als de heer L. de Visser het voorstelde. De heer VLIEGEN-(S.D.A.P.) behandelt de bezwaren van den heer Heemskerk, die zei- de, dat het hier een zaak van nationalen aard is. De heer NOLENS (R.-K.) kan de verde diging van het wetsontwerp veilig aan den Minister overlaten. Hij wil echter iets zeg gen over verschillende beschouwingen, die beter gehouden hadden kunnen worden bij het wetsontwerp tot toetreding tot den Vol kenbond. Door die toetreding en ook de aanvaarding van het 13de deel van het ver drag van Versailles hebben wij verplichtin gen op ons genomen, ten aanzien van de in ternationale arbeidsovereenkomsten. Spr. herinnert aan de geschiedenis van de totstandkoming van deze overeenkomst, waaraan hy zelf te Genève heeft meege werkt. Verder wüst spr. er op, dat het niet gaat om een „voorbehoud" tot toetreden en dat de overeenkomst al dateert van 1921 en dat men bij de beoordeeling van dergelijke overeenkomsten zich niet moet plaatsen op het standpunt, waarop men staat bij het sluiten van gewone tractaten, waarbij men tegenover elkaar afweegt, wat ieder geeft. Hier gaat het om „la justice sociale interna- tonale". Men vergete ook niet, dat conven ties als deze slechts ten doei hebben een mi nimum aan te geven; men mag gerust ver der gaan dan de inhoud aangeeft. Zij zijn een richtsnoer voor meer achteriyke landen. Nadat de minister van Arbeid, Handel en Nhverheid, de heer SLOTEMAKER DE bruins eenige oogenblikken het woord heeft gevoerd, wordt de vergadering tot heden- middag verdaagd. Door de vier katholieke sociale organisaties De vier katholieke sociale organisaties in Nederland hebben aan Z. H. den Paus bij gelegenheid van de oplossing der Romeinsche kwestie het volgende telegram gezonden: Aan Z. H. den Paus, Citta del Vaticano De Katholieke Sociale organisaties in Ne derland, de Algemeene R.K. Werkgeversver- eeniging, het R.K. Werkliedenverbond, de R.K. Boeren- en Tuindersbond en de r.k. Middenstandsbond, betuigen Uwe Heiligheid haar oprechte gelulcwenschen bij de oplos sing van de Romeinsche kwestie. Zy leggen daarbij haar gevoelens van grooten eerbied en absolute gehoorzaamheid aan Uwe voeten neer. J. P. J. Asselbergs, Voorzitter Alg. R.K. Werkgeversvereeniging. A. c. de Bruyn, voorzitter van liet R.K. Werkliedenverbond. J. Th. Verheggen, voorzitter van den R.K. Boeren- en Tuindersbond. C. J. G. Struijcken, voorzitter van den R.K. Middenstandsbond. geheven wordt van datgene, hetwelk uitslui tend dient om geld te verdienen. Er is slechts één inbreuk op dezen regel; terwijl alle werkplaatsen onbelast zijn, zijn de werkplaatsen van den middenstand, zijn winkels en koffiehuis-lokalen, wel belast. Het is dan ook met groote ingenomenheid dat de middenstand kennis genomen heeft van het bovenvermelde wetsontwerp, het welk voorstelt de personeele belasting af te schaffen, waaronder vanzelf ook valt de personeele belasting op winkels. Deze ingenomenheid is echter tegelijk weer getemperd, doordien het ontwerp tevens voor stelt aan de gemeenten de bevoegdheid te geven een verteringsbelasting in te voeren, terwijl onder de bepalingen, voorschrijvende van welke gebouwen en gedeelten ervan geen verteringsbelasting geheven mag worden, wel voorkomen gebouwen of gedeelten van ge bouwen, ingericht tot fabrieken of werk plaatsen, doch niet gebouwen of gedeelten van gebouwen, gebruikt als lokalen van uit stalling, winkels, café's, restaurants e.d. Zoo doende bestaat bijgevolg de mogelijkheid, dat gemeenten er toe zullen overgaan van win kels e.d. verteringsbelasting te heffen, d.w.z. op objecten die uitsluitend voor bedrijf gebe zigd worden, iets wat in strijd is met elk begin sel van verteringsbelasting, aangezien deze uit sluitend behoort te treffen consumptieve uit gaven en niet productieve uitgaven. De Middenstandsraad acht het dan ook wenschelijk, dat onder de gebouwen of ge deelten van gebouwen van welke geen belas ting naar den eersten en tweeden grondslag geheven mag worden, behalve fabrieken of werkplaatsen, ook gerekend zullen worden lokalen tot uitstalling, winkels, hotels en koffiehuizen. Het is den Middenstandsraad bekend, dat er stemmen opgaan, die bepleiten uit hoofde van belasting-technische overwegingen, de personeele belasting te handhaven en de op brengst ervan aan de gemeenten af te dra gen. Mocht deze gedragslijn worden gevolgd, dan zou de Middenstandsraad het op hoogen prijs stellen, indien uwe commissie aan de Regeering zou willen voorstellen, tegelijk met de behandeling van het ontwerp no. 182, aan de orde te stellen de herziening van de per soneele belasting, in dier voege, dat uit de wet op de personeele belasting de bepalingen komen te vervallen, op grond waarvan per soneele belasting van winkels e.d. geheven wordt. Zakelijke bcdrüfsbelasting De bezwaren, die in de kringen van den middenstand tegen de zakelijke bedryfsbe- lasting bestaan, heeft de Middenstandsraad uitvoerig geresumeerd in het „Verslag der werkzaamheden van den Middenstandsraad over 1924", waarvan elk der leden der Tweede Kamer van de Staten-Generaal een exem plaar ontvangen heeft. Den toen ter tijde uitgesproken wensch, dat den gemeenten de bevoegdheid zal worden onthouden een „za- keiyke belasting op het bedrijf" te heffen, herhaalt de raad bij dezen met groote klem; voor de motiveering zijner wensclien meent hij te mogen volstaan naar vorengenoemd verslag te verwezen. Belasting op vliegende winkels Wijkend voor den stagen aandrang gedu rende een lange reeks van jaren door den middenstand uitgeoefend, is de Regeering in 1924 overgegaan tot de indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de Ge meentewet met betrekking tot de plaatse- ïyke belastingen, dat o.m. de mogelijkheid opende om een einde te maken aan de on- biliyke bevoorrechting, die op het stuk van belastingwetgeving vliegende winkels boven den gevestigden middenstand genieten. Klaarbiykelijk tengevolge van een misver stand zijn in het ontwerp van wet dat in 1926 het ontwerp ran 1924 verving, de be palingen omtrent de vliegende winkels niet overgenomen in verband waarmede de Mid denstandsraad het vorige jaar de Regeering ernstig verzocht heeft ook in het ontwerp- 1926 de bepalingen inzake vliegende winkels te willen overnemen, die aan de rechtmatige verlangens van den middenstand tegemoet komen. Wanneer het thans ingediende ontwerp der zitting 19281929 mocht worden aange nomen, ligt daarin opgesloten, dat vorige nog hangende ontwerpen met betrekking tot de plaatselijke belastingen worden ingetrok ken en derhalve geen mogelijkheid bestaat een regeling ten aanzien van vliegende win kels te treffen. Uit dezen hoofde zou de Middenstands raad het op hoogen prijs stellen, indien in het jongste ontwerp alsnog een bepaling kon worden opgenomen, die aan de gemeenten de bevoegdheid geeft van vliegende winkels gelijksoortige belastingen te heffen als ten aanzien van winkels van den ter plaatse ge- vestigden middenstand worden geheven. Een adres van den Middenstandsraad De Middenstandsraad heeft een adres ge- J Commissie van Voorbereiding inzake het ontwerp van Wet tot „Herziening van de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten en wijziging van eenige bepalingen der Gemeentewet." De Middenstandsraad vestigt op de drie vol gende aangelegenheden de aandacht en ver zoekt de commissie haar invloed te willen aanwenden, dat aan de verlangens van den middenstand ten opzichte dezer drie punten wordt tegemoet gekomen. Personeele belasting op winkels, hotels, restaurants e.d. Sinds lange jaren ziet de middenstand uit naar een herziening van het belastingstelsel, die een einde maakt aan de onbiliykheid, dat winkels, hotels, restaurants e.d. een uit zondering maken op den regel, dat geen per soneele belasting geheven wordt voor gebouw de eigendommen, tot bedrijf gebezigd. Doel der personeele belasting toch is sedert de invoering van de bedrijfsbelasting en de vermogensbelasting uitsluitend een belasting op verteringen; dienovereenkomstig geldt ook als beginsel, dat geen persooneele belasting Eenige wenken cn wenschen van belanghebbenden In verband met de aanstaande behandeling en vaststelling van de Wegenfondsbegrooting voor 1929 hebben de besturen van den A. N. W. B., Toeristenbond voer Nederland en van de Kon. Automobiel-Club een adres gericht aan den Minister van Waterstaat, waarin eenige wenschen naar voren wor den gebracht. De eerste wensch betreft het hooien van belanghebbenden bij een aanleg van nieuwe wegen. In de Wegenfondsbegrooting voor 1929 zijn n.l. voor grondaankoop en wegen aanleg eenige memorieposten aangevraagd, terwijl ten behoeve van andere wegen be paalde bedragen zijn uitgetrokken, zonder dat omtrent de plannen voor den aanleg dier wegen iets bekend is. Het is dus moge lijk, dat begonnen wordt met aankoop van- gronden, of met uitvoering van werken, waartegen later, als de plannen bekend wor den, ernstige bezwaren zullen biyven be staan. Het is daarom wel zeer gewenscht, dat, alvorens gronden worden aangekocht, of met de Uitvoering van het werk een begin wordt gemaakt, de zekerheid wordt verkre gen, dat de plannen voldoen aan de hoogste eischen, welke daaraan uit een oogpunt van veilig en economisch verkeer moeten worden gesteld. Overleg met de belanghebbenden bij de wegenverbetering kan daartoe bijdragen en eveneens kan dit overleg ook een zoo economisch mogelijk besteden van de gelden uit het Wegenfonds bevorderen. Een ander punt, waarop de aandacht van den Minister gevestigd wordt, is, dat voor sommige doorgaande verkeerswegen tusschen belangryke plaatsen bij de ontworpen ver beteringsplannen een zeker gebrek aan een heid valt te constateeren, vooral wanneer die wegen in meer dan één directie van den Waterstaat zijn gelegen. Een éénvormige behandeling van dergelyke wegen is in het belang van de veiligheid van het verkeer noodzakelijk; daarom dringen adressanten er op aan, dat de doorgaande verkeerswegen tusschen belangrijke centra over hun volle lengte op gelijkvormige wyze zullen worden verbeterd. In de derde plaats wordt gewezen op het bezwaar, dat van verschillende wegen, welke dit jaar zullen worden verbeterd, de ryweg- verharding op een breedte van niet meer dan 5 tot 5J4 m. zal worden gebracht, ter wijl voor een veilig snelverkeer de wegen van het Rijkswegenplan die hoofdverbindin gen vormen, een rijweg van ten minste zes m. breedte zullen moeten hebben, met daar naast een afzonderlijke baan voor wielrij ders. Ten opzichte van de rijwielpaden wordt nog opgemerkt, dat deze bij sommige wegen zullen worden voorzien van een verharding, die minder geschikt is voor het rijwieiyer- keer dan de verharding van den rijweg. Wil men door den aanleg van rijwielpaden bevor deren. dat de rijweg zooveel mogelyk van wielrijders wordt ontlast, dan zullen integen deel die paden een rijvlak moeten hebben dat beter, of even goed, maar zeker niet minder geschikt is voor rij wiel verkeer dan de verharding van den rijweg. Ten slotte constateert het adres met leed wezen, dat in de ontwerpbegrooting niet steeds rekening gehouden is met de wen- schelijkheid, trams zooveel mogelijk van de wegen 1 weren, of ze van het overige ver keer te scheiden. Adressanten verzoeken daarom, dat op die plaatsen, waar de trams niet van de wegen kunnen worden verwy- derd, de trambaan, op afdoende wijze wordt afgescheiden van het voor het overige ver keer bestemde gedeelte. Binnenlandschc Zaken en Landbouw Verschenen is het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over Hoofdstuk: Binnenland- sche Zaken en Landbouw der Rijksbegroo ting 1929. Enkele leden vestigden er de aandacht op, dat'de hier te lande gastvrijheid genietende gewezen keizer van Duitschland zich in Juli 1928 in het openbaar uitingen heeft veroor loofd zij zijn althans openbaar geworden die een militaristische en monarchale pro paganda inhielden, zooals ook vroeger reeds meer dan eens het geval is geweest. Bedoelde uitingen gewaagden van de „wapendaden van mijn Koninklijk Beiersch zesde infan- terie-regiment", het „bevrijden van het Duitsehe Vaderland," en het „weer oprich ten daarvan onder zyn Keizer en erfelijken vorst." In het midden gelaten of deze en dergelyke manifestaties in Duitschland po- litieken invloed oefenen, acl)tten deze leden die lijnrecht in strijd met de door den ge wezen keizer gegeven belofte, dat hy zich van alle politieke actie zou onthouden, En in elk geval zijn zij volgens hen in stryd' met hetgeen iemand in deze positie jegens ons land past, en verschillen zij wel zeer van de terughouding, die andere gewezen vor sten zich plachten en plegen op te leggen. De leden hier aan het woord, verzochten daarom, dat den gewezen keizer zou wor den medegedeeld, dat een zoodanig misbruik onzer gastvrijheid niet te aanvaarden is. Met het algemeen beleid van dezen be windsman Kon men zich, wat den landbouw betreft wel ver- 'gen, O.m. werd gevraagd of de Rëgeerir ich reeds nader heeft be raden over de vroeger bepleite oprichting van een fonds tot verbetering van bodemcul tuur, a'.sook hoe het staat met de v-ttelnke regeling van het landbouwonderwijs. Van ver schillende zyden werd aangedrongen op het verleenen van meer steun aan het land- en tuinbouwonderwijs. Omtrent de in bewerking zijnde m>uwe regeling van het pachtcontract werd de wensch uitgesproken, dat zij zou mogen lei den tot de geleidelijke vermeerdering van den eigengeërfden boerenstand. Van onder scheidene zijden achtte men dit. ook van economisch standpunt bezien, niet zonder bedenking. Aangedrongen werd op uitbreiding der Landarbeiderswet in dier voege, dat ook de kleine boeren en tuinders in de gelegenheid worden gesteld, land met woning in eigen dom of los land in pacht te verkrijgen. Eenige leden meenden te moeten waar schuwen tegen het op Rijkskosten in cultuur brengen van schrale heidegronden, die geen waarborg geven een loonend bedrijf te zul len opleveren. Verschillende leden drongen krachtig aan op eene snellere verbetering der afwatering van nog uitgestrekte, op zichzelf niet on vruchtbare drassige diluviale gronden. Verscheidene leden waren van meening, dat de Regeering krachtige maatregelen moet nemen tot uitbreiding van den boschbouw. Van verschillende zijden werd nog eens gewezen op het groote belang van de kippen fokkerij en de eierproductie en aangedron gen op het nemen van maatregelen tot be vordering daarvan. Gevaren by het intreden van dooi-weer Zonder al te pessimistisch te zijn, mogen we toch wel zeggen, dat als de dooi na zuik een lange en strenge vorstperiode invalt, er voor ons land groote gevaren dreigen op water staatkundig gebied, schrijft de parlementaire redacteur van de Msb. Gevaren, die tijdig onder de oogen moeten worden gezien en ter afwending waarvan voorbereidende maatrege len moeten worden genomen, wil men rampen voorkomen. De groote rivieren geven de min ste zorg tijdens een vorstperiode; het water is laag en men kan er, zooals nu het geval is, op tal van plaatsen over loopen of met voer tuigen over ryejen. Als de dooi invalt en de kluisters, waarin zij langen tijd geklonken zijn geweest, worden verbroken, dan is het echter of ze de schade willen inhalen en wordt de nu zoo rustige ijsvlakte een woeste stroom. Door het smelten van sneeuw en ijs in de bergen zoeken reus achtige hoeveelheden water een weg naar zee. Overstroomingen kernen dan ook het meest na een vorstperiode voor. Op het oogenbiik is boog water echter dub bel gevaarlijk, want door de vorst, die diep in den grond zit, hebben de dijken veel minder weerstandsvermogen. De grond is droog ge vroren, er zit geen verband in, zelfs bestaat er gevaar dat er barsten in zyn met het gevolg, dat er veel meer kans is op doorbraak. Bij de ongewoon lage temperatuur, die wy in de laatste weken hebben gebad, kan de dijk stuk vriezen. Het is dan ook dringend noodig dat de dijken nu en by het invallen van den dooi bijzonder worden gecontroleerd. Hierin schuilt helaas nog niet het grootste gevaar, wont ais de dooi invalt, vooral als dit plotseling geschiedt en met groote kracht, zoo als men ln dezen tijd van het jaar verwachten kan, gaat het ijs kruien. Tot diep in Duitsch land ligt de Rijn dicht, evenals de Maas in België en enorme hoeveelheden ijs drijven stroomafwaarts in dikwijls razende snelheid. Het zijn bovendien niet enkel ysschotsen, maar heele ysbergen, die zich hier en daar vormen en ontzagwekkende kracht hebben. Voor beschadiging van onze bruggen en kunstwerken leveren deze groot gevaar. Een dergelijke massa, met groote snelheid gedreven tegen de oude Maasbrug te Maas tricht is in staat in enkele oogenblikken op minder prettige manier het vraagstuk op te lossen waarover wij reeds jaren redetwisten. In den winter van 1917 op 1918 hebben we ge zien welk een kracht deze afdrijvende massa's ijs hebben aan de brug bij Keizersveer, die tijdens de mobilisatie over den nieuwen Maas mond was geslagen. Als lucifershoutjes knap ten de palen van de pontonbrug af en vóór men goed wist, wat er gebeurd was, was er van de brug niets meer te zien, geen stuk hout werd er van teruggevonden. Het vorige jaar hebben water en ijs trouwens nog ge toond by de Bolksbeek door het wegslaan van bruggen over hoeveel kracht zij beschikken. We vragen ons daarom met zorg af. wat zal er worden van de noodbrug over de Konings haven te Rotterdam en van de mooie aanleg steigers gij de veerpont Moerdijkwillems dorp, die een eerste stap waren op den.weg tot een betere verbinding tusschen Zuid- Holland en Noord-Brabant. In de bochten van onze rivieren en tusschen bruggen stopt het ijs op en kan daar dam men vormen van soms 5 tot 6 meter hoogte, waardoor het van boven komende water wordt tegengehouden en overstrooming veroorzaakt. Vooral dreigt er gevaar als de ijsschotsen schuren langs de dyken, die daartegen abso luut niet bestand zyn. Men mag hierbij niet vergeten, dat de vorst nog lang niet uit den dijk is, ais het ijs reeds is verdwenen. Er dienen daarom wel degelyk maatregelen te worden genomen om een regelmatigen af voer van de te wachten groote hoeveelheden water en ys te bevorderen. Damvorming kan voorkomen worden door de zich vastzettende ijsmassa's met dynamiet uit elkander te laten springen. Mogelyk zelfs door groot aandrijvende ijsklompen door mid del van artillerie-projectielen uiteen te schie ten. Dat dynamiet het aangewezen middel is om het ijs te breken is Zondag nog bewezen te Gorcum, waar de torpedisten te hulp werden geroepen om 'n paar met kolen geladen Rijn aken uit haar benarde positie te redden. Deze wetenschap is echter niet genoeg, men moet haar ook in practyk brengen. Want ais zich ijsdammen vormen, of kunstwerken, zoo als spoorbruggen beschadigd zijn, dan is het vermoedelijk reeds te laat om detachementen genie uit Utrecht of artillerie, torpedisten en mogelijk marine aan te vragen en uit hun garnizoenen naar de bedreigde plaatsen te dirigeeren. Het gevaar, waarop wü hier de aandacht vestigen, dreigt met vrij groote zekerheid en daarom is het nocdig dat zich, als de dooi in valt, op de dijken, in de omgeving van deplaat- sen waar ys-opstoppjng te wachten is en zelfs bij onze kunstwerken deskundig personeel be vindt, dat direct kan ingrijpen. Beter eenige maatregelen te veel, dan één te laat met de kans, dat een ramp of overstrooming het ge volg ervan is. Het is daarom, dat wij met groote belang stelling vragen of door Waterstaat en Binnen- landsche Zaken reeds maatregelen zijn ge nomen voor 't oogenbiik dat de dooi invalt. Het departement van Defensie kan uit zich zelf niets doen, want de zorg voor dijken en groote rivieren valt daar niet onder, het kan alleen hulp verleenen ais er om gevraagd wordt. Het is een landsbelang en daarom meenen we. dat het voor de bevolking van tal van streken, die meermalen door watersnood be dreigd worden, een groote geruststelling zou zijn, indien officieel door de regeering kon worden medegedeeld, dat er besprekingen tus schen de departementen hebben plaats gehad en dat er maatregelen zyn cn worden geno men ter voorkoming, voor zoover de mensche- lyke kracht tenminste reikt, van ongelukken, als de dooi invalt. lottig geworden, meldt het „U. D." Dank zfl den speurzin der Zeister recherche werd wel dra een spoor gevonden, dat leidde naar Rot terdam, waar spoedig een vijftal verdachten werd gevat, o.a. ook de eigenaar van den hoed. Bij dit vyftal zijn de drie inbrekers, onder wie zich een voormaliga bediende van den heer D. bevindt, die voor ruim 10 jaar bij hem in betrekking was. Reeds meermalen zijn zij met de justitie in aanraking geweest. Deze verdachten zijn te vens de daders van een diefstal gepleegd bij een familie te Den Helder, waar brieven uit een portefeuille waren ontvreemd. Naar verluidt hebben de verdachten reeds bekend. Men meldt ons uit Amsterdam: Gisterenmiddag werd een driejarig knaapje in de Laurierstraat door een auto overreden en gedood. De jongen was van achter een stilstaanden auto komen aanloopen en stak daarna in vrij snelle vaart de straat over juist op het oogenbiik dat een benzinetankauto voorby reed. De chauffeur van laatsgenoemden auto had het knaapje niet gezien en was hierdoor niet in staat het ongeval te voorkomen. Een der wielen van den tankwagen ging over het lichaam van het knaapje dat aan de 'bekomen verwondingen spoedig hierna overleed. Te - Bladel is de dienstbode van den Zeer- eerw. Pastoor, vermoedelijk door de koude be vangen, in een regenput gevallen en verdron ken. Gisterenmiddag omstreeks kwart voor twee is het remwerk van een van de richting Lei den komende tram van de Noord-Zuid-Hol- landsche Tramweg-Maatschappij bij de halte „Nieuwe Tijd" onder Voorburg defect geraakt. Het remwerk zakte weg en woelde in den grond. Het gevolg was, dat het tramverkeer daar ter plaatse gestoord werd en er een op stopping van trams ontstond. Men heeft toen het verkeer op het traject Voorburg—Den Haag over enkel spoor geleid, waarna het weer voortgang kon hebben. Onderwijl is men druk bezig met het her stellen van den defecten wagen. De heer Cor v. d. Lugt Melsert, directeur van het Rotterdamsch Hofstadtooneel, is licht ongesteld. Hij zal voorloopig eenige maanden rust moeten nemen; het is nog niet zeker, waar hy die zal doorbrengen. Een pleidooi voor de wederoprichting van den ouden gevel „Daar waren 'n paar mannen, mijnheer, die den wagen met een tractor hebben meegenomen." „Maar dan waren 't auto-dieven. Ilebben ze dan de garage opengebroken?" „Die moeite gaven ze zich niet. De garage hebben ze ook meegenomen!" Verleden week hebben op een avond inbre kers zich toegang verschaft tot dé woning van den heer D. in de le Dorpstraat te Zeist, met het doel de brandkast daar ter plaatse aan den achterkant open te schuiven en te plunderen, of de brandkast in haar geheel in een auto, die bij de Ned. Herv. kerk stond te wachten, mee tc nemen om haar op een stille plek open te breken. Door het gestommel ech ter der ongenoode gasten werd de heer D. wakker die terstond zijn personeel riep, waar op de Inbrekers zoo overhaast op de vlucht sloegen dat één der lieeren vergat zyn hoed mee te nemen. Die vergeten hoed is den inbrekers nocd- Het bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde heeft aan den Leidschen gemeenteraad het volgende adres gezonden: Het bestuur van de Maatschappy der Ne derlandsche Letterkunde, met ons gansche volk in rouw over de ramp, die de stad Leiden getroffen heeft, geeft uwen Raad de verzekering van zyn hartelijk medegevoel met de smart der burgerij. Overtuigd, dat de oplossing van het aller gewichtigst vraagstuk, de wyze van opbouw van het vernietigd stadhuis, bij u in veilige handen zyn zal, bedoelt het bestuur voor noemd niet anders dan zijn wenschen onder uwe aandacht te brengen. Die wenschen zijn, dat het door den brand geschonden stads beeld zal worden hersteld, door herbouw van den ouden gevel en ouden toren en door vernieuwing van het carillon, zooals wij ho pen. dat onze kinds-kiuderen het mogen genieten. Wij weten, dat het vuur zyn sloopingswerk grondig heeft verricht, dat de vernieling ver, zeer ver is gegaan; maar, lagen er geen twee steenen meer op elkaar, wü zouden ons oude stadhuis herbouwd wenschen; hoeveel te meer nu, waar van de voorpui een groot en schoon gedeelte is gespaard gebleven. Wij vragen, dat dat stuk, waar noodig, worde hersteld en uitgaande van dat oude echte gedeelte zal worden opgetrokken de bekende schoone fagade in haar ouden, ver maarden luister. Van binnen kan het gebouw worden inge richt overeenkomstig de nieuwe eischen van een nieuwen tyd; aan de zijde van de Visch- markt breide men het uit, door er de belen dende perceelen bij aan te trekken; niemand zal er bezwaar tegen hebben. Maar de oude voorpui worde ons teruggegeven met den ouden toren en de stemmen van de klokken en het carillon; en het poortje aan de zyde van de Vischmarkt late men intact. Dan zal „De trouw der Burgery" als vol gens het opschrift van de huizen, hoek VischbrugNieuwe Rijn, ook hier weer heb ben hersteld, zoo niet in beteren, dan toch in goeden en meer op de moderne behoeften berekenden staat ,,'t geen door 't geweldt der vlammen werd gesloopt." Uw college houde het' onze Maatschappij, die reeds meer dan anderhalve eeuw haar zetel heeft binnen Leiden, ten goede, dat zij uiting geeft aan het vurig verlangen, dat wel de groote meerderheid harer leden moet be zielen, om het oude stadhuis hersteld te zien, innerlijk modern deugdelijk, maar naar het uiterlijk in dezelfde schoonheid, als waar in wij hopen, dat ook het verre nageslacln het nog bewonderen moge, (wg.) prof. dr. J. W. Muller, voorzitter; H. T. Damsté, secre taris. Nieuwe volkstelling Onder leiding van den hoofdambtenaar van den Burgerlijken Stand, den heer Diebeis, zal te Leiden binnen enkele dagen reeds een aan vang worden gemaakt met het houden eener volkstelling, welke naar berekening drie da gen in beslag zal nemen. De gemeentebestu ren van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben een aantal bevolkingscon troleurs ter beschikking gesteld, die in 25 wij ken der stad ieder de leiding zullen hebben over 12 tellers. Een groot aantal dames en heeren voor het meerendeel onderwyzers en studenten, hebben 'ich ais teller beschikbaar gesteld. De raadsvergaderingen zullen voorloopig worden gehouden in het Stedeiyk Museum De Lakenhal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 7