Binnenlandsch Nieuws
Gemengd Nieuws
TWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
DONDERDAG 21 FEBRUARI 1929
BLADZIJDE 3
Staten Generaal
Tweede Kamer
Een telegram aan
Z. H. den Paus
De financieele verhouding
tusschen het Rijk en de
Gemeenten
De wegenfonds-begrooting
De Rijksbegrooting 1929
in de Eerste Kamer
Ofcas,
Wanneer de strenge vorst
tot het verleden behoort
Een drie-jarig knaapje
overreden en gedood
Tragisch
Een tramstagnatie op de lijn
LeidenVoorburg
KUNST EN KENNIS
Cor van der Lugt Melsert
Na den Stadhuisbrand
te Leiden
De vergeten hoed
De wijziging der Invaliditeitswet
In de vergadering van de Tweede Kamer,
inder voorzitterschap van jhr. mr. C. Buys
ie Beerenbrouck werd gisteren de behande
ling voortgezet van het wetsontwerp tot
wijziging der Invaliditeitswet. Aan de orde
e het gisteren aangehouden art. 3.
Mr. P. J. M. Aalberse
De heer AALBERSE (R.K.), zegt namens
de commissie van rapporteurs, dat deze het
gewenscht acht, dat de regeering de voor
gestelde wijziging in art. 4 A, dat ook hij.
die iemand, die aangenomen werk verricht,
vervangt, onder de wet zal vallen.
De heer BEUMER (A.R.) wijst erop, dat
het de bedoeling van den minister was een
verruiming van het aantal personen, die
onder de wet vallen, maar dat er dan een
conflict is met deselfde regeling in de land
en tuinbouwongevallenwet. Beter is het
daarom de aangebracht wijziging thans niet
aan te nemen.
De Minister van Arbeid. Handel en Nijver
heid, de heer SLOTEMAKER DE BRUïNE,
neemt na deze argumentatie de aange
brachte wijziging terug en wil de jurispru
dentie afwachten.
Het amendement-DUYS wordt aangeno
men, evenals art. 3.
Thans is aan de orde art. 12.
De MINISTER VAN ARBEID, H. EN N.
heeft hierin een wijziging aangebracht, zoo
dat thans niet alleen de grondbelasting,
maar ook de hypotheek preferentie zal heb
ben boven de premie.
Art. 12 werd hierna goedgekeurd, evenals
eenige volgende artikelen.
De heer DUYS (S.D.A.P.) stelt voor na
art. XIX een nieuw artikel in te lasschen
XlXa luidende: „In artikel 373a der Invali
diteitswet wordt ,.1928" vervangen door
,.1933". Spreker herinnert eraan, dat er een
periode is geweest waarin weduwen-renten
werden toegekend van een dubbeltje per
week, waaraan toen door een initiatiefvoor
stel door de Kamer een einde is gemaakt.
Gedurende vijf jaar, welke periode op 1 Juli
1928 eindigde, zou het z.g. „Herunter
Schleben" d.w.z, de mogelijkheid, dat bij
voortduring van het zegelsplakken de
weduwenrente niettemin lager werd, onmo
gelijk worden. Nu zou men echter weer voor
hetzelfde feit komen en daarom acht spr.
het noodzakelijk, de bedoelde periode met
5 jaar te verlengen. Verzwaring der rijks
bijdrage zal hiervan niet het gevolg zijn,
zoomin als dit in de afgeloopen 5-jarige
perode het geval is geweest.
Na bespreking trekt de heer DUYS, na
toezegging van den Minister dat hij bij het
eerstvolgende geval, waarin de Centrale
•Raad van Beroep vasthoudt aan zijn con
stante jurisprudentie, een wetswijziging zal
voorstellen, zijn amendement in.
Het artikel wordt goedgekeurd.
De heer BJLEVELD (A.R.) stelt voor een
nieuw artikel XX bis in te voeren, waarvan
de bedoeling is te bepalen, dat nu de finan-
cieele gelijkstelling van bijzonder en open
baar onderwijs tot stand is gekomen, de
restitutie wordt verzekerd van gedane
uitkeeringen aan bijzondere schoolbesturen,
en wordt voorkomen vordering der uitkee-
ring na het tP.standkomen van deze wijzi
gingen in de Invaliditeitswet van die be
sturen. tegenover wie de vaststelling en
invordering nog niet heeft plaats gehad.
Dit voorstel wordt na bespreking verwor
pen met 54 tegen 16 stemmen.
Vóór stemden de anti-revolutionairen be
halve de heer Smeenk: voorts de Katholie
ken van Wijnbergen, van Dijk en Buiten en
de christeiijk-historischen Snoeck Henke-
mans. Weitkamp en Tilanus en de heer
Kersten.
De heer SMr.ENK (A.R.) stelt een nieuw
artikel XXIa voor, strekkende voor kellners
en anderen, die voor hun arbeid in dienst
van een werkgever slechts fooien van derden
ontvangen, dezelfde overgangsbepaling in
het leven te roepen, welke art. XXI bevat
(overschrijding van de leeftijdsgrens).
Dit amendement wordt door den MNIS-
TER overgenomen.
De heer BEUMER (A.R.) heeft ernstige
bezwaren tegen de artikelen XXII en
XXIII.
De verdere artikelen worden vastgesteld".
Het wetsontwerp wordt ten slotte aange-
namen z. h. s. Alleen de heer KERSTEN
verzoek aanteekening in de notulen, dat hj,j
tegen het wetsontwerp is.
De kinderarbeid in den
Landbouw
Aan de orde is het wetsontwerp voor
behoud der bevoegdheid tot toetreding tot
het ontwerpverdrag betreffende den leeftijd,
waarop kinderen mogen worden toegelaten
tot den arbeid in den landbouw. (Genève
1921).
De heer VAN RAPPARD (Lib.) merkt
op, dat de kamer dit wetsontwerp goedkeu
rende, vooruit loopt op een regeling, die
later komen moet en waaromtrent een
voor-ontwerp is verschenen. Er is niets
tegen, eerst wf te wachten, hoe dat ontwerp
er zal uitzien als het bij de Kamer komt.
De heer BOON (Lib.) heeft, afgezien van
de argumenten van cfen vorigen spreker,
ook bezwaar tegen het wetsontwerp. De
nationale wetgeving welke het landbouwbe
drijf voor leerplichtige kinderen mogelijk
maakt, zou door deze internationale rege
ling worden buiten werking gesteld.
Ook de heer HEEMSKERK (A.R.) is tegen
het wetsontwerp. Hij ziet niet in, waarom
zaken als deze internationaal moeten wor
den geregeld.
Hebben wij er belang bij of in andere
landen kinderen beneden 14 jaar op het
land werken en of in Lapland of in de
Pyreneeën de kinderen minstens 8 maanden
per jaar school bezoeken? Waarom dan
toetreden tot dit verdrag? Omdat men vroe
ger ook tot internationale regelingen is
toegetreden? Laat men van dien weg terug-
keeren en laat de regeering in dit opzicht
van zich af spreken.
De heer IIIEMSTRA (S.D.A.P.) had deze
bezwaren niet verwacht, integendeel hij had
vermoed, dat dit wetsontwerp zonder dis
cussie zou zijn aangenomen Toch heeft spr.
ook een bezwaar, n.l. dat de Regeering er
zoo laat mee komt. De bedoeling van de
instelling van het Internationaal Bureau voor
den Arbeid is geweest de toestanden der
arbeidersklasse te verbeteren. Regelingen als
er nu een aan de orde is, zijn noodig, zelfs
ook voor ons land.
De heer L. DE VISSER (Comm.) noemt
het ontwerp-verdrag inhoudloos. Met de
bezwaren van den heer Heemskerk is hij het
heelemaal niet eens. Een internationale
regeling is wel degelijk op dit punt mogelijk,
maar dan moet men het doen in minder
inhoudlooze regelingen. Door dit verdrag
zal aan den feitelijken toestand weinig of
niets veranderen. De kinder-exploitatie, die
de heer Hiemstra zoo'n schande noemde,
zal geheel mogelijk blijven. Wel wordt de
kinderarbeid in den landbouw verboden
tijdens de schooluren, maar daarbuiten en
bovendien nog gedurende vier maanden
's jaars blijft die kinderarbeid mogelijk.
Als spreker dit ontwerp noemt een inhoud
loos prul, roept de VOORZITTER hem tot
de orde.
De heer LOERAKKER (R.K.) kan zich
niet begrijpen, dat er zooveel bezwaren tegen
deze regeling worden ingebracht. Met den
heer Hiemstra is hij het eens, dat de boeren
deze regeling wel degelijk willen. Wij heb
ben geen enkele behoefte aan het landbouw-
verlof, dat volgens den heer Boon in het
gedrang zou kunnen komen door dit ver
drag.
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R. K.) heeft ook bezwaren tegen dit wets
ontwerp. Hij voelt geenerlei behoefte aan
dit internationale verdrag en voelt voors
hands nog weinig geneigdheid voor het
ontwerp te stemmen.
De heer SCHOKKING (C.H.) zegt, dat
het gemakkelijk is een regeling als de on-
derhav'ge steeds meer uitbreiding te geven,
maar daar moet men toch voorzichtig mee
zijn. Als men zich in Genève steeds meer
gaat bemoeien met zaken, die beter in de na
tionale wetgeving geregeld kunnen worden,
dan komt men tot regelingen, zóó ruim, dat
die van heel weinig beteekenis zijn.
De heer JOEKES (V.D.) zegt, dat de
vraag, waarom er zoo'n haast gemaakt moet
worden, hem heeft verbaasd. Het ontwerp
verdrag is immers reeds van 1921 en her
haaldelijk is san de Regeering gevraagd,
waarom zij zoo lang wachtte met een voor
stel. Wat den inhoud van het verdrag be
treft, wijst spr. er op, dat dit toch niet zoo
geheel zonder inhoud is als de heer L. de
Visser het voorstelde.
De heer VLIEGEN-(S.D.A.P.) behandelt de
bezwaren van den heer Heemskerk, die zei-
de, dat het hier een zaak van nationalen
aard is.
De heer NOLENS (R.-K.) kan de verde
diging van het wetsontwerp veilig aan den
Minister overlaten. Hij wil echter iets zeg
gen over verschillende beschouwingen, die
beter gehouden hadden kunnen worden bij
het wetsontwerp tot toetreding tot den Vol
kenbond. Door die toetreding en ook de
aanvaarding van het 13de deel van het ver
drag van Versailles hebben wij verplichtin
gen op ons genomen, ten aanzien van de in
ternationale arbeidsovereenkomsten.
Spr. herinnert aan de geschiedenis van de
totstandkoming van deze overeenkomst,
waaraan hy zelf te Genève heeft meege
werkt. Verder wüst spr. er op, dat het niet
gaat om een „voorbehoud" tot toetreden en
dat de overeenkomst al dateert van 1921 en
dat men bij de beoordeeling van dergelijke
overeenkomsten zich niet moet plaatsen op
het standpunt, waarop men staat bij het
sluiten van gewone tractaten, waarbij men
tegenover elkaar afweegt, wat ieder geeft.
Hier gaat het om „la justice sociale interna-
tonale". Men vergete ook niet, dat conven
ties als deze slechts ten doei hebben een mi
nimum aan te geven; men mag gerust ver
der gaan dan de inhoud aangeeft. Zij zijn
een richtsnoer voor meer achteriyke landen.
Nadat de minister van Arbeid, Handel en
Nhverheid, de heer SLOTEMAKER DE
bruins eenige oogenblikken het woord heeft
gevoerd, wordt de vergadering tot heden-
middag verdaagd.
Door de vier katholieke sociale
organisaties
De vier katholieke sociale organisaties in
Nederland hebben aan Z. H. den Paus bij
gelegenheid van de oplossing der Romeinsche
kwestie het volgende telegram gezonden:
Aan Z. H. den Paus, Citta del Vaticano
De Katholieke Sociale organisaties in Ne
derland, de Algemeene R.K. Werkgeversver-
eeniging, het R.K. Werkliedenverbond, de
R.K. Boeren- en Tuindersbond en de r.k.
Middenstandsbond, betuigen Uwe Heiligheid
haar oprechte gelulcwenschen bij de oplos
sing van de Romeinsche kwestie. Zy leggen
daarbij haar gevoelens van grooten eerbied
en absolute gehoorzaamheid aan Uwe voeten
neer.
J. P. J. Asselbergs, Voorzitter Alg. R.K.
Werkgeversvereeniging.
A. c. de Bruyn, voorzitter van liet R.K.
Werkliedenverbond.
J. Th. Verheggen, voorzitter van den R.K.
Boeren- en Tuindersbond.
C. J. G. Struijcken, voorzitter van den
R.K. Middenstandsbond.
geheven wordt van datgene, hetwelk uitslui
tend dient om geld te verdienen.
Er is slechts één inbreuk op dezen regel;
terwijl alle werkplaatsen onbelast zijn, zijn
de werkplaatsen van den middenstand, zijn
winkels en koffiehuis-lokalen, wel belast.
Het is dan ook met groote ingenomenheid
dat de middenstand kennis genomen heeft
van het bovenvermelde wetsontwerp, het
welk voorstelt de personeele belasting af te
schaffen, waaronder vanzelf ook valt de
personeele belasting op winkels.
Deze ingenomenheid is echter tegelijk weer
getemperd, doordien het ontwerp tevens voor
stelt aan de gemeenten de bevoegdheid te
geven een verteringsbelasting in te voeren,
terwijl onder de bepalingen, voorschrijvende
van welke gebouwen en gedeelten ervan geen
verteringsbelasting geheven mag worden, wel
voorkomen gebouwen of gedeelten van ge
bouwen, ingericht tot fabrieken of werk
plaatsen, doch niet gebouwen of gedeelten
van gebouwen, gebruikt als lokalen van uit
stalling, winkels, café's, restaurants e.d. Zoo
doende bestaat bijgevolg de mogelijkheid, dat
gemeenten er toe zullen overgaan van win
kels e.d. verteringsbelasting te heffen, d.w.z.
op objecten die uitsluitend voor bedrijf gebe
zigd worden, iets wat in strijd is met elk begin
sel van verteringsbelasting, aangezien deze uit
sluitend behoort te treffen consumptieve uit
gaven en niet productieve uitgaven.
De Middenstandsraad acht het dan ook
wenschelijk, dat onder de gebouwen of ge
deelten van gebouwen van welke geen belas
ting naar den eersten en tweeden grondslag
geheven mag worden, behalve fabrieken of
werkplaatsen, ook gerekend zullen worden
lokalen tot uitstalling, winkels, hotels en
koffiehuizen.
Het is den Middenstandsraad bekend, dat
er stemmen opgaan, die bepleiten uit hoofde
van belasting-technische overwegingen, de
personeele belasting te handhaven en de op
brengst ervan aan de gemeenten af te dra
gen. Mocht deze gedragslijn worden gevolgd,
dan zou de Middenstandsraad het op hoogen
prijs stellen, indien uwe commissie aan de
Regeering zou willen voorstellen, tegelijk met
de behandeling van het ontwerp no. 182, aan
de orde te stellen de herziening van de per
soneele belasting, in dier voege, dat uit de
wet op de personeele belasting de bepalingen
komen te vervallen, op grond waarvan per
soneele belasting van winkels e.d. geheven
wordt.
Zakelijke bcdrüfsbelasting
De bezwaren, die in de kringen van den
middenstand tegen de zakelijke bedryfsbe-
lasting bestaan, heeft de Middenstandsraad
uitvoerig geresumeerd in het „Verslag der
werkzaamheden van den Middenstandsraad
over 1924", waarvan elk der leden der Tweede
Kamer van de Staten-Generaal een exem
plaar ontvangen heeft. Den toen ter tijde
uitgesproken wensch, dat den gemeenten de
bevoegdheid zal worden onthouden een „za-
keiyke belasting op het bedrijf" te heffen,
herhaalt de raad bij dezen met groote klem;
voor de motiveering zijner wensclien meent
hij te mogen volstaan naar vorengenoemd
verslag te verwezen.
Belasting op vliegende winkels
Wijkend voor den stagen aandrang gedu
rende een lange reeks van jaren door den
middenstand uitgeoefend, is de Regeering
in 1924 overgegaan tot de indiening van een
ontwerp van wet tot wijziging van de Ge
meentewet met betrekking tot de plaatse-
ïyke belastingen, dat o.m. de mogelijkheid
opende om een einde te maken aan de on-
biliyke bevoorrechting, die op het stuk van
belastingwetgeving vliegende winkels boven
den gevestigden middenstand genieten.
Klaarbiykelijk tengevolge van een misver
stand zijn in het ontwerp van wet dat in
1926 het ontwerp ran 1924 verving, de be
palingen omtrent de vliegende winkels niet
overgenomen in verband waarmede de Mid
denstandsraad het vorige jaar de Regeering
ernstig verzocht heeft ook in het ontwerp-
1926 de bepalingen inzake vliegende winkels
te willen overnemen, die aan de rechtmatige
verlangens van den middenstand tegemoet
komen.
Wanneer het thans ingediende ontwerp
der zitting 19281929 mocht worden aange
nomen, ligt daarin opgesloten, dat vorige
nog hangende ontwerpen met betrekking tot
de plaatselijke belastingen worden ingetrok
ken en derhalve geen mogelijkheid bestaat
een regeling ten aanzien van vliegende win
kels te treffen.
Uit dezen hoofde zou de Middenstands
raad het op hoogen prijs stellen, indien in
het jongste ontwerp alsnog een bepaling kon
worden opgenomen, die aan de gemeenten
de bevoegdheid geeft van vliegende winkels
gelijksoortige belastingen te heffen als ten
aanzien van winkels van den ter plaatse ge-
vestigden middenstand worden geheven.
Een adres van den Middenstandsraad
De Middenstandsraad heeft een adres ge-
J Commissie van Voorbereiding
inzake het ontwerp van Wet tot „Herziening
van de financieele verhouding tusschen het
Rijk en de gemeenten en wijziging van
eenige bepalingen der Gemeentewet."
De Middenstandsraad vestigt op de drie vol
gende aangelegenheden de aandacht en ver
zoekt de commissie haar invloed te willen
aanwenden, dat aan de verlangens van den
middenstand ten opzichte dezer drie punten
wordt tegemoet gekomen.
Personeele belasting op winkels, hotels,
restaurants e.d.
Sinds lange jaren ziet de middenstand uit
naar een herziening van het belastingstelsel,
die een einde maakt aan de onbiliykheid,
dat winkels, hotels, restaurants e.d. een uit
zondering maken op den regel, dat geen per
soneele belasting geheven wordt voor gebouw
de eigendommen, tot bedrijf gebezigd.
Doel der personeele belasting toch is sedert
de invoering van de bedrijfsbelasting en de
vermogensbelasting uitsluitend een belasting
op verteringen; dienovereenkomstig geldt ook
als beginsel, dat geen persooneele belasting
Eenige wenken cn wenschen van
belanghebbenden
In verband met de aanstaande behandeling
en vaststelling van de Wegenfondsbegrooting
voor 1929 hebben de besturen van den A.
N. W. B., Toeristenbond voer Nederland en
van de Kon. Automobiel-Club een adres
gericht aan den Minister van Waterstaat,
waarin eenige wenschen naar voren wor
den gebracht.
De eerste wensch betreft het hooien van
belanghebbenden bij een aanleg van nieuwe
wegen. In de Wegenfondsbegrooting voor
1929 zijn n.l. voor grondaankoop en wegen
aanleg eenige memorieposten aangevraagd,
terwijl ten behoeve van andere wegen be
paalde bedragen zijn uitgetrokken, zonder
dat omtrent de plannen voor den aanleg
dier wegen iets bekend is. Het is dus moge
lijk, dat begonnen wordt met aankoop van-
gronden, of met uitvoering van werken,
waartegen later, als de plannen bekend wor
den, ernstige bezwaren zullen biyven be
staan. Het is daarom wel zeer gewenscht,
dat, alvorens gronden worden aangekocht,
of met de Uitvoering van het werk een begin
wordt gemaakt, de zekerheid wordt verkre
gen, dat de plannen voldoen aan de hoogste
eischen, welke daaraan uit een oogpunt van
veilig en economisch verkeer moeten worden
gesteld. Overleg met de belanghebbenden bij
de wegenverbetering kan daartoe bijdragen
en eveneens kan dit overleg ook een zoo
economisch mogelijk besteden van de gelden
uit het Wegenfonds bevorderen.
Een ander punt, waarop de aandacht van
den Minister gevestigd wordt, is, dat voor
sommige doorgaande verkeerswegen tusschen
belangryke plaatsen bij de ontworpen ver
beteringsplannen een zeker gebrek aan een
heid valt te constateeren, vooral wanneer
die wegen in meer dan één directie van den
Waterstaat zijn gelegen. Een éénvormige
behandeling van dergelyke wegen is in het
belang van de veiligheid van het verkeer
noodzakelijk; daarom dringen adressanten
er op aan, dat de doorgaande verkeerswegen
tusschen belangrijke centra over hun volle
lengte op gelijkvormige wyze zullen worden
verbeterd.
In de derde plaats wordt gewezen op het
bezwaar, dat van verschillende wegen, welke
dit jaar zullen worden verbeterd, de ryweg-
verharding op een breedte van niet meer
dan 5 tot 5J4 m. zal worden gebracht, ter
wijl voor een veilig snelverkeer de wegen
van het Rijkswegenplan die hoofdverbindin
gen vormen, een rijweg van ten minste zes
m. breedte zullen moeten hebben, met daar
naast een afzonderlijke baan voor wielrij
ders.
Ten opzichte van de rijwielpaden wordt
nog opgemerkt, dat deze bij sommige wegen
zullen worden voorzien van een verharding,
die minder geschikt is voor het rijwieiyer-
keer dan de verharding van den rijweg. Wil
men door den aanleg van rijwielpaden bevor
deren. dat de rijweg zooveel mogelyk van
wielrijders wordt ontlast, dan zullen integen
deel die paden een rijvlak moeten hebben
dat beter, of even goed, maar zeker niet
minder geschikt is voor rij wiel verkeer dan
de verharding van den rijweg.
Ten slotte constateert het adres met leed
wezen, dat in de ontwerpbegrooting niet
steeds rekening gehouden is met de wen-
schelijkheid, trams zooveel mogelijk van de
wegen 1 weren, of ze van het overige ver
keer te scheiden. Adressanten verzoeken
daarom, dat op die plaatsen, waar de trams
niet van de wegen kunnen worden verwy-
derd, de trambaan, op afdoende wijze wordt
afgescheiden van het voor het overige ver
keer bestemde gedeelte.
Binnenlandschc Zaken en Landbouw
Verschenen is het Voorloopig Verslag der
Eerste Kamer over Hoofdstuk: Binnenland-
sche Zaken en Landbouw der Rijksbegroo
ting 1929.
Enkele leden vestigden er de aandacht op,
dat'de hier te lande gastvrijheid genietende
gewezen keizer van Duitschland zich in Juli
1928 in het openbaar uitingen heeft veroor
loofd zij zijn althans openbaar geworden
die een militaristische en monarchale pro
paganda inhielden, zooals ook vroeger reeds
meer dan eens het geval is geweest. Bedoelde
uitingen gewaagden van de „wapendaden
van mijn Koninklijk Beiersch zesde infan-
terie-regiment", het „bevrijden van het
Duitsehe Vaderland," en het „weer oprich
ten daarvan onder zyn Keizer en erfelijken
vorst." In het midden gelaten of deze en
dergelyke manifestaties in Duitschland po-
litieken invloed oefenen, acl)tten deze leden
die lijnrecht in strijd met de door den ge
wezen keizer gegeven belofte, dat hy zich
van alle politieke actie zou onthouden, En
in elk geval zijn zij volgens hen in stryd' met
hetgeen iemand in deze positie jegens ons
land past, en verschillen zij wel zeer van
de terughouding, die andere gewezen vor
sten zich plachten en plegen op te leggen.
De leden hier aan het woord, verzochten
daarom, dat den gewezen keizer zou wor
den medegedeeld, dat een zoodanig misbruik
onzer gastvrijheid niet te aanvaarden is.
Met het algemeen beleid van dezen be
windsman Kon men zich, wat den landbouw
betreft wel ver- 'gen, O.m. werd gevraagd
of de Rëgeerir ich reeds nader heeft be
raden over de vroeger bepleite oprichting
van een fonds tot verbetering van bodemcul
tuur, a'.sook hoe het staat met de v-ttelnke
regeling van het landbouwonderwijs. Van ver
schillende zyden werd aangedrongen op het
verleenen van meer steun aan het land- en
tuinbouwonderwijs.
Omtrent de in bewerking zijnde m>uwe
regeling van het pachtcontract werd de
wensch uitgesproken, dat zij zou mogen lei
den tot de geleidelijke vermeerdering van
den eigengeërfden boerenstand. Van onder
scheidene zijden achtte men dit. ook van
economisch standpunt bezien, niet zonder
bedenking.
Aangedrongen werd op uitbreiding der
Landarbeiderswet in dier voege, dat ook de
kleine boeren en tuinders in de gelegenheid
worden gesteld, land met woning in eigen
dom of los land in pacht te verkrijgen.
Eenige leden meenden te moeten waar
schuwen tegen het op Rijkskosten in cultuur
brengen van schrale heidegronden, die geen
waarborg geven een loonend bedrijf te zul
len opleveren.
Verschillende leden drongen krachtig aan
op eene snellere verbetering der afwatering
van nog uitgestrekte, op zichzelf niet on
vruchtbare drassige diluviale gronden.
Verscheidene leden waren van meening,
dat de Regeering krachtige maatregelen moet
nemen tot uitbreiding van den boschbouw.
Van verschillende zijden werd nog eens
gewezen op het groote belang van de kippen
fokkerij en de eierproductie en aangedron
gen op het nemen van maatregelen tot be
vordering daarvan.
Gevaren by het intreden van dooi-weer
Zonder al te pessimistisch te zijn, mogen we
toch wel zeggen, dat als de dooi na zuik een
lange en strenge vorstperiode invalt, er voor
ons land groote gevaren dreigen op water
staatkundig gebied, schrijft de parlementaire
redacteur van de Msb. Gevaren, die tijdig
onder de oogen moeten worden gezien en ter
afwending waarvan voorbereidende maatrege
len moeten worden genomen, wil men rampen
voorkomen. De groote rivieren geven de min
ste zorg tijdens een vorstperiode; het water
is laag en men kan er, zooals nu het geval is,
op tal van plaatsen over loopen of met voer
tuigen over ryejen.
Als de dooi invalt en de kluisters, waarin
zij langen tijd geklonken zijn geweest, worden
verbroken, dan is het echter of ze de schade
willen inhalen en wordt de nu zoo rustige
ijsvlakte een woeste stroom. Door het smelten
van sneeuw en ijs in de bergen zoeken reus
achtige hoeveelheden water een weg naar zee.
Overstroomingen kernen dan ook het meest
na een vorstperiode voor.
Op het oogenbiik is boog water echter dub
bel gevaarlijk, want door de vorst, die diep in
den grond zit, hebben de dijken veel minder
weerstandsvermogen. De grond is droog ge
vroren, er zit geen verband in, zelfs bestaat er
gevaar dat er barsten in zyn met het gevolg,
dat er veel meer kans is op doorbraak.
Bij de ongewoon lage temperatuur, die wy
in de laatste weken hebben gebad, kan de dijk
stuk vriezen. Het is dan ook dringend noodig
dat de dijken nu en by het invallen van den
dooi bijzonder worden gecontroleerd.
Hierin schuilt helaas nog niet het grootste
gevaar, wont ais de dooi invalt, vooral als dit
plotseling geschiedt en met groote kracht, zoo
als men ln dezen tijd van het jaar verwachten
kan, gaat het ijs kruien. Tot diep in Duitsch
land ligt de Rijn dicht, evenals de Maas in
België en enorme hoeveelheden ijs drijven
stroomafwaarts in dikwijls razende snelheid.
Het zijn bovendien niet enkel ysschotsen,
maar heele ysbergen, die zich hier en daar
vormen en ontzagwekkende kracht hebben.
Voor beschadiging van onze bruggen en
kunstwerken leveren deze groot gevaar.
Een dergelijke massa, met groote snelheid
gedreven tegen de oude Maasbrug te Maas
tricht is in staat in enkele oogenblikken op
minder prettige manier het vraagstuk op te
lossen waarover wij reeds jaren redetwisten.
In den winter van 1917 op 1918 hebben we ge
zien welk een kracht deze afdrijvende massa's
ijs hebben aan de brug bij Keizersveer, die
tijdens de mobilisatie over den nieuwen Maas
mond was geslagen. Als lucifershoutjes knap
ten de palen van de pontonbrug af en vóór
men goed wist, wat er gebeurd was, was er
van de brug niets meer te zien, geen stuk
hout werd er van teruggevonden. Het vorige
jaar hebben water en ijs trouwens nog ge
toond by de Bolksbeek door het wegslaan van
bruggen over hoeveel kracht zij beschikken.
We vragen ons daarom met zorg af. wat zal
er worden van de noodbrug over de Konings
haven te Rotterdam en van de mooie aanleg
steigers gij de veerpont Moerdijkwillems
dorp, die een eerste stap waren op den.weg
tot een betere verbinding tusschen Zuid-
Holland en Noord-Brabant.
In de bochten van onze rivieren en tusschen
bruggen stopt het ijs op en kan daar dam
men vormen van soms 5 tot 6 meter hoogte,
waardoor het van boven komende water wordt
tegengehouden en overstrooming veroorzaakt.
Vooral dreigt er gevaar als de ijsschotsen
schuren langs de dyken, die daartegen abso
luut niet bestand zyn. Men mag hierbij niet
vergeten, dat de vorst nog lang niet uit den
dijk is, ais het ijs reeds is verdwenen.
Er dienen daarom wel degelyk maatregelen
te worden genomen om een regelmatigen af
voer van de te wachten groote hoeveelheden
water en ys te bevorderen.
Damvorming kan voorkomen worden door
de zich vastzettende ijsmassa's met dynamiet
uit elkander te laten springen. Mogelyk zelfs
door groot aandrijvende ijsklompen door mid
del van artillerie-projectielen uiteen te schie
ten.
Dat dynamiet het aangewezen middel is om
het ijs te breken is Zondag nog bewezen te
Gorcum, waar de torpedisten te hulp werden
geroepen om 'n paar met kolen geladen Rijn
aken uit haar benarde positie te redden.
Deze wetenschap is echter niet genoeg, men
moet haar ook in practyk brengen. Want ais
zich ijsdammen vormen, of kunstwerken, zoo
als spoorbruggen beschadigd zijn, dan is het
vermoedelijk reeds te laat om detachementen
genie uit Utrecht of artillerie, torpedisten en
mogelijk marine aan te vragen en uit hun
garnizoenen naar de bedreigde plaatsen te
dirigeeren.
Het gevaar, waarop wü hier de aandacht
vestigen, dreigt met vrij groote zekerheid en
daarom is het nocdig dat zich, als de dooi in
valt, op de dijken, in de omgeving van deplaat-
sen waar ys-opstoppjng te wachten is en zelfs
bij onze kunstwerken deskundig personeel be
vindt, dat direct kan ingrijpen. Beter eenige
maatregelen te veel, dan één te laat met de
kans, dat een ramp of overstrooming het ge
volg ervan is.
Het is daarom, dat wij met groote belang
stelling vragen of door Waterstaat en Binnen-
landsche Zaken reeds maatregelen zijn ge
nomen voor 't oogenbiik dat de dooi invalt.
Het departement van Defensie kan uit zich
zelf niets doen, want de zorg voor dijken en
groote rivieren valt daar niet onder, het kan
alleen hulp verleenen ais er om gevraagd
wordt.
Het is een landsbelang en daarom meenen
we. dat het voor de bevolking van tal van
streken, die meermalen door watersnood be
dreigd worden, een groote geruststelling zou
zijn, indien officieel door de regeering kon
worden medegedeeld, dat er besprekingen tus
schen de departementen hebben plaats gehad
en dat er maatregelen zyn cn worden geno
men ter voorkoming, voor zoover de mensche-
lyke kracht tenminste reikt, van ongelukken,
als de dooi invalt.
lottig geworden, meldt het „U. D." Dank zfl
den speurzin der Zeister recherche werd wel
dra een spoor gevonden, dat leidde naar Rot
terdam, waar spoedig een vijftal verdachten
werd gevat, o.a. ook de eigenaar van den hoed.
Bij dit vyftal zijn de drie inbrekers, onder wie
zich een voormaliga bediende van den heer
D. bevindt, die voor ruim 10 jaar bij hem in
betrekking was.
Reeds meermalen zijn zij met de justitie in
aanraking geweest. Deze verdachten zijn te
vens de daders van een diefstal gepleegd bij
een familie te Den Helder, waar brieven uit
een portefeuille waren ontvreemd.
Naar verluidt hebben de verdachten reeds
bekend.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Gisterenmiddag werd een driejarig knaapje
in de Laurierstraat door een auto overreden
en gedood.
De jongen was van achter een stilstaanden
auto komen aanloopen en stak daarna in vrij
snelle vaart de straat over juist op het
oogenbiik dat een benzinetankauto voorby
reed.
De chauffeur van laatsgenoemden auto had
het knaapje niet gezien en was hierdoor niet
in staat het ongeval te voorkomen.
Een der wielen van den tankwagen ging
over het lichaam van het knaapje dat aan
de 'bekomen verwondingen spoedig hierna
overleed.
Te - Bladel is de dienstbode van den Zeer-
eerw. Pastoor, vermoedelijk door de koude be
vangen, in een regenput gevallen en verdron
ken.
Gisterenmiddag omstreeks kwart voor twee
is het remwerk van een van de richting Lei
den komende tram van de Noord-Zuid-Hol-
landsche Tramweg-Maatschappij bij de halte
„Nieuwe Tijd" onder Voorburg defect geraakt.
Het remwerk zakte weg en woelde in den
grond. Het gevolg was, dat het tramverkeer
daar ter plaatse gestoord werd en er een op
stopping van trams ontstond. Men heeft toen
het verkeer op het traject Voorburg—Den
Haag over enkel spoor geleid, waarna het weer
voortgang kon hebben.
Onderwijl is men druk bezig met het her
stellen van den defecten wagen.
De heer Cor v. d. Lugt Melsert, directeur
van het Rotterdamsch Hofstadtooneel, is
licht ongesteld. Hij zal voorloopig eenige
maanden rust moeten nemen; het is nog
niet zeker, waar hy die zal doorbrengen.
Een pleidooi voor de wederoprichting
van den ouden gevel
„Daar waren 'n paar mannen, mijnheer, die den wagen met een tractor
hebben meegenomen."
„Maar dan waren 't auto-dieven. Ilebben ze dan de garage opengebroken?"
„Die moeite gaven ze zich niet. De garage hebben ze ook meegenomen!"
Verleden week hebben op een avond inbre
kers zich toegang verschaft tot dé woning van
den heer D. in de le Dorpstraat te Zeist, met
het doel de brandkast daar ter plaatse aan
den achterkant open te schuiven en te
plunderen, of de brandkast in haar geheel in
een auto, die bij de Ned. Herv. kerk stond te
wachten, mee tc nemen om haar op een stille
plek open te breken. Door het gestommel ech
ter der ongenoode gasten werd de heer D.
wakker die terstond zijn personeel riep, waar
op de Inbrekers zoo overhaast op de vlucht
sloegen dat één der lieeren vergat zyn hoed
mee te nemen.
Die vergeten hoed is den inbrekers nocd-
Het bestuur van de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde heeft aan den
Leidschen gemeenteraad het volgende adres
gezonden:
Het bestuur van de Maatschappy der Ne
derlandsche Letterkunde, met ons gansche
volk in rouw over de ramp, die de stad
Leiden getroffen heeft, geeft uwen Raad de
verzekering van zyn hartelijk medegevoel met
de smart der burgerij.
Overtuigd, dat de oplossing van het aller
gewichtigst vraagstuk, de wyze van opbouw
van het vernietigd stadhuis, bij u in veilige
handen zyn zal, bedoelt het bestuur voor
noemd niet anders dan zijn wenschen onder
uwe aandacht te brengen. Die wenschen zijn,
dat het door den brand geschonden stads
beeld zal worden hersteld, door herbouw van
den ouden gevel en ouden toren en door
vernieuwing van het carillon, zooals wij ho
pen. dat onze kinds-kiuderen het mogen
genieten.
Wij weten, dat het vuur zyn sloopingswerk
grondig heeft verricht, dat de vernieling ver,
zeer ver is gegaan; maar, lagen er geen twee
steenen meer op elkaar, wü zouden ons oude
stadhuis herbouwd wenschen; hoeveel te
meer nu, waar van de voorpui een groot en
schoon gedeelte is gespaard gebleven.
Wij vragen, dat dat stuk, waar noodig,
worde hersteld en uitgaande van dat oude
echte gedeelte zal worden opgetrokken de
bekende schoone fagade in haar ouden, ver
maarden luister.
Van binnen kan het gebouw worden inge
richt overeenkomstig de nieuwe eischen van
een nieuwen tyd; aan de zijde van de Visch-
markt breide men het uit, door er de belen
dende perceelen bij aan te trekken; niemand
zal er bezwaar tegen hebben. Maar de oude
voorpui worde ons teruggegeven met den
ouden toren en de stemmen van de klokken
en het carillon; en het poortje aan de zyde
van de Vischmarkt late men intact.
Dan zal „De trouw der Burgery" als vol
gens het opschrift van de huizen, hoek
VischbrugNieuwe Rijn, ook hier weer heb
ben hersteld, zoo niet in beteren, dan toch
in goeden en meer op de moderne behoeften
berekenden staat ,,'t geen door 't geweldt der
vlammen werd gesloopt."
Uw college houde het' onze Maatschappij,
die reeds meer dan anderhalve eeuw haar
zetel heeft binnen Leiden, ten goede, dat zij
uiting geeft aan het vurig verlangen, dat wel
de groote meerderheid harer leden moet be
zielen, om het oude stadhuis hersteld te
zien, innerlijk modern deugdelijk, maar naar
het uiterlijk in dezelfde schoonheid, als waar
in wij hopen, dat ook het verre nageslacln
het nog bewonderen moge, (wg.) prof. dr.
J. W. Muller, voorzitter; H. T. Damsté, secre
taris.
Nieuwe volkstelling
Onder leiding van den hoofdambtenaar van
den Burgerlijken Stand, den heer Diebeis, zal
te Leiden binnen enkele dagen reeds een aan
vang worden gemaakt met het houden eener
volkstelling, welke naar berekening drie da
gen in beslag zal nemen. De gemeentebestu
ren van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag
en Utrecht hebben een aantal bevolkingscon
troleurs ter beschikking gesteld, die in 25 wij
ken der stad ieder de leiding zullen hebben
over 12 tellers.
Een groot aantal dames en heeren voor het
meerendeel onderwyzers en studenten, hebben
'ich ais teller beschikbaar gesteld.
De raadsvergaderingen zullen voorloopig
worden gehouden in het Stedeiyk Museum De
Lakenhal.