De R. K. Candidatenlijsten voor de Tweede Kamer Onze Staatsinrichting AKKER'1 DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT VRIJDAG 22 FEBRUARI 1929 BLADZIJDE f De Stemming over de Lijsten ui BINNENLANDSCH NIEUWS Staien-Generaal Tweede Kamer De wijziging der Ziektewet De meening der Belgische regeering over de rede van prof. Gerretson De ouderlijke macht en voogdij Het ontwerp-Ziektewet en het N.V.V. Een beter gemaal gewenscht Voorde Borst Leiden wordt een afschrikwekkend voorbeeld Na den Stadhuisbrand te Leiden Het bleeke congres ir'fl Ten onrechte gejuicht Besmettelijke ziekten „Nou wij' Het samenstellen van de candidatenlijsten roor de verkiezing van de Tweede Kamer in dit jaar is m de R. K. Staatspartij een omvangrijke geschiedenis, waaraan reeds eenigen tijd gewerkt is. De arbeid is nu zoo ver gevorderd, dat er verzamellijsten zijn in de verschillende kieskringen, waarop de verschillende candidaten voorkomen. Nu binnenkort de stemming plaats heeft over de definitieve lijst voor leden van de Tweede Kamer, lijkt net ons nuttig, daar over het een en ander te vertellen. In de eerste helft van Maart komen de kringvergaderingen bijeen. Aan de beraad slagingen in die vergadering wordt geen deelgenomen door hen, wier namen op de verzamellijst der betrokken kringorganisa ties voorkomen In de Rijkskieskringen, waarin een afzonderlijke lijst zal worden ingediend, stelt de voorzitter de aanwezigen ter kringvergadering in de gelegenheid, uit de verzamellijst namen te noemen achter eenvolgens voor zoovele speciale kwaliteiten en vrije plaatsen als door het Centraal Col lege is bepaald, en voor evenveel plaatsver vangers, en wel voor elke plaats afzonder lijk, eerst voor alle te verwachten ze tels, daarna voor de plaatsvervangers. Telkens wordt voor iedere plaats over de genoemde candidaten gestemd. Vereenigt zich bij eerste stemming een volstrekte meer derheid op één bepaalden candidaat, dan is deze voor die plaats de geadviseerde can didaat. Het partijbestuur is bevoegd, indien de Kringvergadering of de vergadering der samengevoegde Kringorganisaties zulks binnen a dagen na het bekend maken van den uitslag in de R. K pers verzoekt, inge volge een door bedoelde vergadering met ten minste twee derden der uitgebrachte stem men genomen besluit, in afwijking van de opgemaakte volgorde een der op de of- ficieele lijst geplaatsten, wiens verkiezing tot Kamerlid volgens de meening van het partijbestuur verzekerd zoude zijn, op de eerste plaats van de lijst te stellen. De voorzitters der Kringvergaderingen en die der vergaderingen van samengevoegde Kringorganisaties, üeelen na afloop der ge houden vergaderingen, uiterlijk vóór I April aan het Partijbestuur den uitslag dier ver gaderingen. mede. I)c stemming In de maand Mei wordt een stemming ge houden in de Kiesvereenigingen. Aan deze stemming mogen uitsluitend deelnemen de leden der R. K. Staatspartij, die het lid maatschap reeds bezaten op 31 December van het voorafgaande jaar Ieder lid van een kiesvereeniging wordt op een door het Partijbestuur te bepalen dag of door het Kringbestuur te bepalen wijze ten minste drie dagen te voren tot deze stemming opgeroepen en op een door de be sturen der kiesvereenigingen in overleg mét het Kringbestuur te regelen tijd en plaats toegelaten. Men ontvangt ter plaatse der stemming één stembiljet. Op dat biljet is o.m. geplaatst; Een duidelijk, omlijst en op zichzelf staand vak, waarin dat deel der verzamellijst van candidaten is opgenomen, dat op die plaats betrekking heeft, in alfabetische volgorde dus, met uitzondering van- de geadviseerde candidaten. De als lid geadviseerde candi daat voor de vaste plaats wordt bovenaan gesteld, en de als plaatsvervanger geadvi seerde daaronder, terwijl de namen van de geadviseerde candidaten duidelijk worden onderstreept. Boven ieder vak staat het nummer der plaats waarover in dat vak gestemd wordt. Onder de nummers wordt vermeld de kwaliteit, door het Centraal College vastge steld en door de Kringvergadering voor dat rangnummer aangewezen, dan wel „vrije plaats," of indien er meer dan één te ver vullen is. het aantal der te vervullen vrije plaatsen. Vóór en achter iederen candidaat is een stemvakje behalve voor hen, die verklaard hebben slechts als plaatsvervanger in aan merking te willen komen; deze krijgen slechts een stemvakje achter hun naam. Boven de stemvakjes staat vóór de can didaten het woord „lid" en boven de stem vakjes achtei de candidaten het woord ..plaatsvervanger" De stemming heeft plaats op zoodanige wijze, dat het geheim der stemming voldoende gewaarborgd is. Een lid der kiesvereeniging brengt zijn stem uit door voor elke plaats, waarover wordt gestemd, één witte stip zwart (of rood) oe maken in het stemvakje vóór één der candidaten, dien hij daardoor als candi- daat-lid aanwijst, en één witte stip zwart (of rood) te maken in het stemvakje achter één der candidaten, dien hij daardoor als plaatsvervanger aanwijst. Voor elke plaats moet één candidaat, die in het betrokken vak voorkomt, als lid, en één ander candidaat, eveneens in dat vak voorkomend, als plaatsvervanger worden gestemd. Is er meer dan één vrije plaats, dan moeten in het vak der vre plaatsen zooveel candidaten worden gestemd als lid, als er vrije plaatsen te vervullen zijn en even veel andere candidaten als plaatsvervangers worden aangewezen. De ongeldigheid van een stem wordt voor elk vak, waarin gestemd wordt, afzonderlijk beoordeeld Ongeldig is de stem in een vak, wanneer meer of minder witte stippen zijn zwart (ot rood) gemaakt, dan hiervoor is omschreven, of wanneer een candidaat tege lijk als lid en als plaatsvervanger is gestemd. De uitslag der stemming wordt door het bestuur der kiesvereeniging onmiddellijk op gemaakt, bij een proces-verbaal, dat met de gebruikte en niet gebruikte stembiljetten overwijld opgezonden wordt aan het Kring bestuur. Dit bestuur verzamelt de stemmen, controleert den uitslag en zendt dien op aan het partijbestuur. Het partijbestuur maakt den definitieven uitslag der stemming op en stelt vast, hoe veel stemmen iedere candidaat in eiken kies kring heeft verkregen als lid en als plaats vervanger. Daarna wordt onderzocht of er candidaten zijn, die in méér dan één kies kring stemmen als lid behaald hebben. Het partijbestuur maakt voor iederen zoodanigen candidaat op het aantal door hem in eiken kieskring verkregen stemmen als lid. Hij wordt gehandhaafd op de lijst van dien kies kring, waar hij, percentsgewijze, in verhou ding tot het aantal in een kieskring uitge brachte stemmen, het grootst aantal stem men als lid heeft behaald. In de andere kies kringen wordt zijn naam van de lijsten af gevoerd In den kieskring, waarin hij wordt gehandhaafd, wordt hij op de lijst en onder het rangnummer, waaronder hij geplaatst is. in aanmerking gebracht met het aantal stemmen als lid, dat hij in alle kieskringen waarin hij candidaat was, op zich heeft ver- eenigd. Nadat aldus de volgorde der candidaten naar het aantal stemmen definitief is vast gesteld, wordt hij verkozen verklaard, die de meeste stemmen heeft verworven. Daarna wordt de volgorde vastgesteld der overgebleven candidaten ter verdeeling der plaatsvervangersplaatsen. De totstandkoming van een wet in dit artikel wensch ik nader uiteen te zetten, hoe in ons land een wet tot stand komt en dan bedoel ik geen verordening van de Provinciale Staten of van den gemeente raad; neen, een wet, die voor het geheele land geidt. Het initiatief tot een wetsvoorstel kan uit gaan van de Regeering. n.l. van de Koningin ende verantwoordelijke minister samen of van de Tweede Kamer. Een Kamerlid zal evenwel niet spoedig een wetsvoorstel indienen, omdat het veel te om slachtig is. Die kan nooit over zooveel gege vens beschikken als de Regeering, welke een leger ambtenaren heeft, die het zaakje voor haar opknappen. Neemt de Regeering het initiatief, dan wordt het wetsvoorstel in den regel opge maakt door de(n) betrokken minister(s), dik wijls voorbereid door een ambtenaar aan een der departementen. Soms ook wordt een Staatscommissie daarvoor benoemd, bijv. in 1870 voor de samenstelling van een wetboek van Strafrecht, Een wetsontwerp in elkaar zetten, kost een Minister heel wat hoofdbrekens. Daarom zal hij zijn plan nog eens besPre^® ,jikt kundigen, met organisaties; hij v g- verschillende bepalingen met dl' andere landen en als hij dan eindelij, wetsontwerp heeft samengesteld, zet nij y naam er onder en wordt het gezonden naar den Ministerraad. Alle ministers komen aan bij elkaar, om het door te zien, het zoo noo- dig te verbeteren en goed te keuren en dan wordt het ontwerp gezonden naar den Raad van State om advies. De Raad van State is een college, dat aan de Regeering o.a. advies moet uitbrengen over ieder wetsontwerp. De Regeering kan daarin aanleiding vinden het voorstel te wij zigen, wat o.a. gebeurde met het ontwerp voor het Strafwetboek. Bij de wetgeving heeft dit lichaam dus wel een adviseerende, maar geen beslissende stem. Het bestaat uit 14 leden en een vice-president, die door de Koningin worden benoemd. Als die 15 leden van den Raad van State dat wetsontwerp behandeld en besproken hebben, zenden zij het met hun raadgevingen er bij aan den Ministerraad terug. Daarna wordt het naar de Tweede Kamer gezonden. De Minister voegt bij zoo'n wetsontwerp altijd een z.g. Memorie van Toelichting, die ook door hem enderteekend is. In de Memorie van Toelichting staan n.l. geschreven de rede nen, waarom de Minister dat wetsontwerp heeft gemaakt en een nadere verklaring van de verschillende bepalingen, als die soms in 't wetsontwerp niet duidelijk genoeg zijn om schreven. Nu moet men niet denken, dat het wetsvoor stel dadelijk door de 100 leden van de Twee de Kamer in openbare zitting zal worden be handeld; neen, zoover zijn we nog niet. De Grondwet bepaalt, dat leder ingekomen wets ontwerp eerst in de afdeelingen moet onder zocht worden. De 100 Kamerleden worden driemaal per jaar in 5 afdeelingen verdeeld; dit gaat bij loting, niemand weet dus te voren, tot welke afdeeling hij zal behooren. Iedere afdeeling begint met het benoemen van een voorzitter en een onder-voorzitter; er zijn dus 5 afdee lingen, 5 voorzitters en 5 onder-voorzitters. In deze 5 afdeelingen nu wordt het ingeko men wetsontwerp onderzocht en besproken. Daar er bij de behandeling in de afdeelingen geen nieuwsgierig publiek is en geen pers- menschen, gevoelen de meeste kamerleden, zich hier meer op hun gemak en durven dientengevolge beter hun meening te zeggen. Maar, zal men zich afvragen, krijgen we dan nooit te hooren, wat er in de afdeelingen over zoo'n wetsontwerp gezegd is? Zeker, als de afdeelingen met haar onderzoek gereed zijn, komen de 5 rapporteurs.dat zijn de personen, die, in elke afdeeling één, zijn aan gewezen, om te noteeren. wat in de afdeelin gen wordt opgemerkt, bij elkaar om een alge meen rapport een z.g. Voorloopig Verslag op te maken. Dat Voorloopig Verslag wordt niet alleen aan den betreffenden Minister gezonden, maar ook in de kranten bekend ge maakt. De Minister kan, als hij 't zelf ook beter vindt, zijn wetsontwerp hier en daar veranderen, om het meer in overeenstemming te brengen met de wenschen van de leden; wil hij dit niet, dan zal hij in zijn Memorie van Antwoord zijn zienswijze opnieuw ver dedigen. Wanneer nu het antwoord van den Minis- er voldoende bestudeerd is, wordt door de tapporteurs het z.g. Eindverslag opgemaakt; dan is het wetsvoorstel zoover gevorderd, dat openbare zitting kan behandeld worden. Nu kan dus het ontwerp in het openbaar besproken worden. Eerst houden de Kamer leden er een algemeene beschouwing over en dan wol at net artikel na artikel behandeld. In een mijner vorige artikelen heb ik gezegd, dat de leden van de Tweede Kamer het Recht van Amendement hebben. Ze kunnen dus voorstellen, een of ander artikel te verande ren, of te schrappen. Van dit recht wordt door de leden heel dikwijls gebruik gemaakt. Als nu over elk artikel en elk amendement is gestemd, wordt het wetsontwerp in zijn ge heel in stemming gebracht. Wanneer de meeste Kamerleden tegenstemmen, is het verworpen en kan het dus geen wet worden. Stemt de meerderheid der Kamerleden er voor, dan is het in de Tweede Kamer aange nomen en wordt het ontwerp naar den over kant van het „Binnenhof", naar de 50 leden van de Eerste Kamer gezonden. Het wetsontwerp wordt daar ongeveer op dezelfde wijze behandeld als in de Tweede Kamer. Ook de 50 Eerste Kamerleden wor den bij loting in 5 afdeelingen verdeeld; de 5 afdeelipgen, elk van 10 personen, bespreken ook eerst alle ingekomen wetsontwerpen; ook daar wordt door de 5 rapporteurs van al het gesprokene een Voorloopig Verslag opge maakt, dat aan den Minister gezonden en in de bladen gepubliceerd wordt. De Minister zendt weer zijn Memorie van Antwoord en als dit voldoende is bestudeerd en de rappor teurs het Eindverslag hebben opgemaakt, wordt het ontwerp ook daar in openbare zit ting behandeld. Omdat de leden van de Eerste Kamer het Recht van Amendement missen, duurt deze openbare behandeling veel korter. Als deze leden het voorstel van alle kanten dus bekeken en besproken hebben, wordt het ook daar in stemming gebracht: is de meer derheid er tegen, dan is het verworpen: stemt de meerderheid er voor. dan is het dus ook door de Eerste Kamer aangenomen. Nu zijn we er echter nog niet. De Eerste Kamer zendt dan het wetsont werp v/eer aan de Koningin en pas als de Koningin het met haar naam onderteekend heeft, is de wet tot stand gekomen. Neder land is dan weer een wet rijker geworden. De nieuwe wet wordt onmiddellijk in de Staats courant geplaatst. De kranten nemen haar over en zoodoende komt de nieuwe wet ter kennis van het geachte publiek. Het is heel verschillend, wanneer zoo'n wet in werking treedt. Is pr een datum bepaald, dan is het gemakkelijk genoeg. Geen datum aangegeven zijnde, treedt de wet in werking 20 dagen, nadat ze in de Staatscourant ge publiceerd is. Zooals men ziet. heeft het dus heel wat voeten in de aarde, voordat in ons land een wet tot stand komt. Den volgenden keer zal ik iets vertellen over de politieke partijen. B. A. de B. gezag en de tenuitvoerlegging van rechter lijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke acten, als mede van het bij het verdrag gevoegde additioneel protocol. Dit ontwerp wordt, na eenige bespreking, zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals het wetsontwerp houdende voorzie ningen ter uitvoering van bovengenoemd ver drag, nadat op aandringen van den heer Van Schaik, artikel 5 zoodanig is ingevuld, dat bepaald wordt, dat alleen door tusschen- komst van een advocaat kan worden gepro cedeerd. Daarna komt aan de orde de interpellatie- Hiemstra naar aanleiding van de voorstel len van de bij beschikking van den Minister van Marine a. i. van 19 Juli 1926 ingestelde commissie inzake opheffing van de marine werf te Hellevoetsluis en reorganisatie van de werf te Willemsoord. Nadat de heer HIEMSTRA (S. D. A. P.) eenige oogenblikken het woord heeft ge voerd, breekt hij zijn rede af en wordt de vergadering tot hedenmiddag verdaagd. In de vergadering der Tweede Kamer stelde gisteren de voorzitter, Jhr mr, Ch Ruys de Beerenbrouck, voor Woensdag bij den aanvang der vergadering aan de orde te stellen de interpellatie-Duymaer van Twist, over de werking der Zuiderzee-Steun- regeling, en aan de agenda toe te voe gen, na de motie-Sannés betreffende wijzi ging der Ouderdomswet 1919, het Kellog- pact tot uitbanning van den oorlog. Aldus werd besloten. De heer BRAAT (P.Bverzocht de behan deling van het initiatief-voorstel inzake den zomertijd op 1 Maart a.s. Dit verzoek werd toegestaan. Kinderarbeid in den Landbouw Daarop werd voortgezet de behandeling van het wetsontwerp houdende voorbehoud der bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerp verdrag betreffende den leeftijd waarop kin deren mogen worden toegelaten tot den ar beid in den landbouw De Minister van Arbeid. Handel en Njiver- heid. de heer SLOTEMAKER DE BRUÏNE, zet zijn rede voor Hij acht het verdrag vol komen duidelijk en merkt op. dat de formule van de conventie ruimer is dan onze wetge ving. Het is echter niet juist, dat de regee ring nu aan een ruimere formule gebonden is. Zij kan in de nationale wetgeving verder gaan. Spr. bestrijdt de meening van den heer Heemskerk, dat de conventie buiten het terrein der arbeidsbescherming zou treden en zich op het gebied van de organisatie en het onderwijs zou begeven. Dat niet gewacht is met deze conventie tot na de behandeling van de Lar.dbouw- arbeidswet, vindt zijn reden hierin, dat over de bescherming van volwassen arbeiders meeningsverschil kan bestaan, doch over de noodzakelijkheid van kinderbescherming niet De heer Heemskerk heeft twijfel geopperd of de arbeid in den landbouw valt onder de formule in de inleiding tot deel 13 van het vredesverdrag. Spr meent, dat dit wel niet het geval is. daar deze inleiding spreekt van bescherming van kinderen en vrouwen zonder eenige be perking. Ongetwijfeld is het waar. dat men internationaal op moet treden waar inter nationale kwesties rijzen of waar misstan den op te ruimen Doch daartoe behoort het toetreden tot verdragen niet beperkt te blijven. Ook waar het geldt andere landen aan te sporen, concurrentie weg te nemen, is toetreding tot verdragen gewenscht- Zij moet steeds geschieden, waar nationale belangen niet worden geschaad. Door aansluiting bij de internationale arbeidsorganisatie is bo vendien een plicht op ons ^felegd Waarom wil de heer Schokking thans wachten op de Landbouwarbeiderswet en waarom wilde hij in getal van andere gevallen niet wachten. Het gaat hier om een voorbehoud tot toe treding niet om de ratificatie van een ver drag; wij ratificeeren pas als onze wetgeving in overeenstemming met een tractaat is ge bracht. En wat onze Koloniën betreft wijst spr. er op. dat o.m. het voorbehoud wordt gemaakt dat het verdrag niet toegepast wordt, waar plaatselijke omstandigheden dit niét toelaten. Onjuist is het ook te mee- nen. dat wij verantwoording schuldig zouden zijn aan de Intern Arbeidsorganisatie door aanneming van dit ontwerp. Bij de replieken merkt de heer NOLENS (R. K.) op, dat het verdrag slechts een mi nimum is,waarboven wij uit mogen gaan. Als hij een Fransch citaat voorleest, valt de heer BRAAT hem in de rede, met de op merking, dat hij het niet verstaat. De heer OUD (V. D.): Als het Hollandsch is, begrijp je er immers evenmin wat van (gelach) De heer NOLENS merkt, voortgaande, op dat de directeur van het Arbeidsbureau de organisator, de administrateur, de motor van die instelling is, dat hij een man is, die de zaken niet op zijn beloop laat, maar reizen maakt, niet om inlichtingen in te winnen, doch om contact tot stand te bren gen met de regeeringen, om het werk van zijn bureau te bevorderen. Aan zijn oordeel, al is het voor niemand bindend, is dus wel waarde te hechten. Wij hebben verplichtin gen op ons genomen door ons toetreden tot den Volkenbond en de Internationale Ar beidsorganisatie en wij moeten die verplich tingen nakomen. De tegenstelling nationaal internationaal bestaat hier niet, zooals het zoo dikwijls met tegenstellingen he geval is- Er is hier geen tegenstelling, er is hier een nationale wetgeving en er is een internatio nale. Wie zich tegen dit verdrag keert, om dat wij er geen behoefte aan hebben, die keere zich aanstonds tegen het Kellogg-pact, waarin verklaard wordt, dat de hooge con- tracteerende partijen afstand doen van den oorlog als element van nationale politiek. Wie toch denkt er in 's hemelsnaam aan m ons land om den ooriog als element van nationale politiek te bezigen! Na dupliek wordt het ontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heeren BRAAT en L. DE VISSER vragen aanteekening, dat zij tegen zijn. Vervolgens is aan de orde het wetsont werp tot goedkeuring van het op 28 Maart 1925 te Brussel tusschen Nederland en België besloten verdrag betreffende de ter ritoriale rechterlijke bevoegdheid betref fende het faillissement en betreffende het Eenige amendementen De heer van Gijn c.s. heeft op het wets ontwerp tot wijziging der Ziektewet een groot aantal amendementen ingediend. Eenige daarvan hebben ten doel geheel te breken met het systeem der loonklasse, dat i als regel, met name voor de Raden van Arbeid gehandhaafd is, doch waarvan de bedrijfsvereenigingen mogen afwijken. Voorts meenen de voorstellers oa., dat ook aan de Raden van Arbeid de mogelijkheid niet mag worden onthouden volgens het stelsel der collectieve verzekering te werk te gaan. Verder achten zij het bepaald noodzakelijk dat althans in de eerste twee weken van ziekte de uitkeering niet meer dan 70 pet. bedraagt. Ook achten zij het gewenscht in de wet duidelijk te doen uitkomen, dat in die geval len waarin zulks noodig is, een geringer ziekengeld kan worden uitgekeerd of een langere wachttijd kan worden geëischt. Een B. T. A.-telegram uit Brussel meldt: Op de vraag van den afgevaardigde Joris, waarin deze de aandacht vestigt op de rede van prof. Gerretson bij gelegenheid van de herdenking van de Unie van Utrecht gehou den heeft minister Hymans verklaard, dat de Belgische regeering, die met leedwezen daarvan had kennis genomen de aandacht van de Nederlandsche regeering op het plaats gehad hebbende manifestatie heeft gevestigd. Een nota van wijziging De regeering heeft op het wetsontwerp tot wijziging der bepalingen omtrent de ouder lijke macht en de voogdij en omtrent ont zetting uit en herstel in de ouderlijke macht en de voogdij een nota van wijziging inge diend. De aangebrachte wijzigingen zijn een ge volg van het door de Vaste commissie voor Privaat- en Strafrecht met de regeering gepleegd overleg. De regeering heeft ten slotte gemeend, dat zij geen bezwaar behoefde te maken om ook in de gevallen, waarin het huwelijk door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed is ontbonden of scheiding van tafel en bed heeft plaats gehad de voogdij niet langer automatisch op den langstlevende te doen overgaan, ofschoon in deze gevallen in tegen stelling met de in het ontwerp bedoelde gevallen, niet een tusschenkomend feit is te noemen dat de noodzakelijkheid van een toetsing van den thans automatisch optre denden voogd a priori moet doen veronder stellen. Zij heeft echter uitdrukkelijk als haar meening te kennen gegeven, dat d&ar- aan zou moeten worden vastgehouden, dat, indien de langstlevende de voogdij verlangt, deze hem niet dan op grond van vrees voor verwaarloozing van het kind kan worden onthouden. Het bestuur van het Nederl. Verbond van Vakvereenigingen heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden met aanmerkin gen op het aanhangige wetsontwerp tot wij ziging der Ziektewet. Het Tweede Kamerlid, de heer Braat, heeft den Minister van Waterstaat de vol gende vragen gesteld; Is het den minister bekend, dat in Decem ber de polders om en bij 's Grevelduin- Capelle zeer veel overlast van water gehad hebben, omdat het stoomgemaal bij Keizers- veer, dat het Rijkszuiderafwateringskanaal bemaalt, in dien tijd niet voldoende maalde? Is hij bereid te bevorderen, dat bij een te hoogen polderwaterstand, steeds zooveel mogelijk gemalen wordt? Als G i niet mee wilt doen aan de griep, die Uw vrienden, kennissen en familieleden heelt aangetast, neem dan zoodra de eerste verschijnselen dezer lang niet ongevaarlijke ziekte zich in Uw omgeving voordoen, enkele malen daags de bacteriën doodende AkkersAbdjsi oop. Een zeer bijzon dere bereidingswijze heeft het moge lijk gemaakt in Akker's Abdij s roop de levende krachten van een aantal van ouds bekende geneeskrachtige kruiden in verschen toestand te bewa ren. De ontsmettende, genezende en versterkende eigenschappen dezer krui den nu doen zich bij het voorkomen en bestrijden van de griep dadelijk gevoelen na een kort gebruik van Per koker: 11.50, f 2.75, 4.50 Is de minister bereid te onderzoeken, of deze oude schepradmachine niet zeer noo dig vervangen moet worden door een water gemaal van nieuwere en betere constructie met meer capaciteit en om mede te deelen of er in de naaste toekomst kans op bestaat, dat het bestaande Rijkszuiderafwaterings- bestuur vervangen zal worden door een hoogheemraadschap? De stadhuisbrand te Leiden heeft menig gemeentebestuur gemaand tot grootere voorzichtigheid. Het gemeentebestuur van Delft heeft thans bepaaald, dat de kachels in het stadhuis des nachts niet meer zullen mogen blijven branden. De vergaderingen van den Leidschen gemeenteraad zullen voorloopig in het Ste delijk museum „De Lakenhal" plaats heb ben. Een goed begin Het collegium van het Leidsch studen ten-corps, deelt mede, dat voor den opbouw van het Leidsche Stadhuis, tot dusver by dit college is binnen gekomen een bedrag van 2250. mogelijk naar den vuurhaard der Roomsch- Katli. Staatspartij om zich daar. parlemen tair gesproken te verwarmen; of zooals de oppositie betoogt te branden. We vermoeden, dat voorshands noch heï één, noch het ander gebeuren zal; maar hoop en vrees waren dan toch van die importantie, dat een schaduw geworpen werd over het congres, dat men breedvoerige be toogingen heeft gehouden over deze aan gelegenheid, en dat ten slotte de partij met leege handen uit Nijmegen is vertrokken. Daarom kunnen wij niet anders spreken dan van een bleek, lusteloos congres, waar men volgens het bekende recept een breede woordenstroom heeft doen vloeien om ver volgens de zaak te laten zooals zij was In de roode pers had men het komende congres tweeledig gekwalificeerd; sommigen spraken van een congres tegen de oppositie, anderen van een verkiezingsmeeting. Er is noch van het één, noch van het ander iets terechtgekomen, omdat de par tijleiding eigenlijk beide wilde. De oppositie heeft zich gedragen als een meelzak; men kon er naar hartelust op stompen: het was niet buigen of barsten, maar indeuken en wegglijden en straks ligt het obstakel weer op den weg der S. D. A. P Zoo lag er een waas van matheid over heel het congres. Men zocht naar een hoofd van Jut, waarop de slagen konden neer dalen en vond alleen de coalitie, die er niet is, en de Roomsche Staatspartij, welke de „uiterste noodzaak" eer verschuift, dan voor uit dringt Met dezen naam betitelt „de Rotterdam mer" het congres der S. D. A. P., dat Za terdag, Zondag en Maandag te Nijmegen gehouden is en het blad zegt' er het volgen de van We hebben naarstig gezocht, of we een kernachtiger en vleiender betiteling konden vinden voor het congres der S. D. A. P., dat dezer dagan in Nijmegen is gehouden; maar het is ons niet gelukt. Dat het congres in de grijze keizersstad gehouden werd', was om zoo te zeggen, een uitdaging aan het Roomsche Zuiden; een symptoon van angst eenerzijds en een blijk van afkeer anderzijds. Immers het gewest Limburg is een zorg- kind der S. D. A. P. en terwijl men daar tusschen politieke tegenstanders levend, juist het sterkste en meest eensgezinde socialis tisch geloof mocht verwachten; werden juist' in deze streek de moeilijkheden der twee spalt ernstig en vormde zich daar een vrije, roode groep welke straks in Amsterdam gaat congresseeren. De kwestie is eigenlijk te onbeduidend om er over te praten, orakelt thans de partij leiding; en als men alleen telt heeft men wellicht gelijk. Een partij stort niet in el kaar, als er enkele tientallen leden deser- teeren. Doch de vraag is, hoevelen staan er ach ter die tientallen? En waarom was het par tijbestuur eenige maanden geleden zoo be zorgd voor Limburg? Natuurlijk omdat zoo'n afscheiding altijd verrassingen kan brengen. Tot heden valt het erg mee: een dikke 40 leden moeten er bedankt hebben. Maar zegt dat zoo weinig in Limburg, waar men het toch hoofdzakelijk moet hebben van de kiezers achter de leden? Dus werd er te Nijmegen een groot kamp vuur aangelegd, opdat de mistroostige Lim burgers zich kunnen warmen en verkwik ken; waar ze opgebeurd kunnen worden door het congres, dat zelfs door de plaats, waar men vergaderde de sympathie voor het Zuid den wilde demonstreeren. Doch ook in ander opzicht was de verga derplaats typeerend. Men schoof zoo dicht „Het Huisgezin" driestart: Het gelukkig verworpen Aardewerkwetje is overbodig geweest, juicht de „N. R. Ct." Zie maar de cijfers. En wat zeggen nu deze cijfers? Dat de waarde van den uitvoer, die in 1927 even 8.7 millioen bedroeg, in 1928 was ge stegen tot ruim 10.1 millioen gulden. Dat de waarde van den invoer, in 1927 ruim 14.4 millioen, in 1928 even 15 millioen gulden bedroeg. De uitvoer een hoogere waarde derhalve va 1.4 millioen, de invoer een van 6 ton, blijft dus als winst een uitvoer-saldo van 8 ton. Is dat geen prachtig resultaat? Kon meer overtuigend worden aangetoond, dat het geroep om een hooger invoerrecht voor den tijd van enkele jaren volkomen on gemotiveerd was? En zijn we het er niet allemaal over eens, dat men er allerminst spijt van behoeft te hebben, dat het „ietwat overijld ingediende ontwerp-Aardewerkwet werd verworpen?" Waaraan de „N. R. Ct." de vriendelijke vermaning verbindt, het geval in de gedach ten te houden bij den verderen strijd over onze handelspolitiek, „waarvan helaas het einde nog allerminst is te zien." Dit laatste is, met of zonder helaas, vol komen juist. Maar ook ten aanzien van het aardewerk behoeven de voorstanders van steun aan de inlandsche aardewerk-industrie zich door de cijfers niet geslagen te achten. Immers, al is, bij 1927 vergeleken, in 1928 voor een waarde van ettelijke tonnen meer uit- dan ingevoerd, we mogen niet over het hoofd zien, dat het eindcijfer van den invoer 15, dat van den uitvoer slechts 10 millioen bedraagt, zoodat we voor 5 millioen aan aardewerk, porselein, glaswerk en tegels meer in- dan uitvoerden. Is dit een bevredigend eindcijfer? Het betreft hier een oude, vaderlandsche industrie, waarin we steeds hebben uitge munt. Het geldt de noodzakelijke uitbreiding van werkgelegenheid, willen we het aantal werk- loozen bij ons stijgend bevolkingscijfer niet zien toenemen. Leggen we ons by den voorsprong, dien het buitenland heeft, rustig neer; zyn we van oordeel, dat we aan het invoercijfer niet moeten tornen (zooals van zekere zijde bijna fatalistisch werd aanvaard, dat België recht had op het invoeren van een bepaald, en hoog, quantum klompen), ja, dan is de zaak in orde. Maar we moeten, daar bij land- en tuin bouw betrekkelijk weinig werkkrachten méér kunnen geplaatst worden (schreef niet in hetzelfde nummer van de „N. R. Ct." een vrijhandelaar dat ieder weet, hoe méér tuin bouw uitgesloten moet worden geacht?), van de industrie een emplooi voor geregeld groo- ter aantallen arbeiders verwachten. Kunnen we dat niet, dan raken we aan den grond. Of zijn er zooveel industrieën in ons lad, die tot het opvangen van voortdurend nieu we scharen werklieden klaarstaan, dat da aardewerknijverheid wel kan worden ver waarloosd? Is het niet schier overal een uiterste in spanning van alle krachten, om zich op het verworven peil te handhaven. Maakt de suikerindustrie niet een ernstige crisis door en leeft niet de textielindustrie in duizend vreezen. dat de safeguarding in Engeland ook tot de wollen stoffen zal wor den uitgebreid? Neen, de aardewerk-nijverheid vertoont geen bemoedigend beeld met haar vijf mil lioen aan méér invoer en een juichkreet over het geletten van een poging om den invoer te doen afnemen, is allerminst op zijn plaats In Stct. 36 wordt medegedeeld een opgave van het aantal aangegeven gevallen van be smettelijke ziekten (bedoeld in de wet van 4 December 1872, Staatsblad 134, zooals deze gewijzigd is laatstelijk bij de wet van 11 Februari 1928 (Staatsblad 29) over de week van 10 tot en met 16 Februari 1929. In deze week werd afgeleverd door de entstofinrichting te Amsterdam koepokstof voor 1132, te Rotterdam voor 100 en te Gro ningen voor 2, totaal voor 1234 personen. Gevallen van encephalitis na inenting kwamen niet ter kennis van het Staatstoe zicht op de Volksgezondheid. Bestuurder van kleinen auto: „Ja, ben je nou van plan op zij te gaan, of zal ik je een wiel afrijden?" De „Residentiebode" schrijft: Op het congres der S. D .A. P. te Nijmegen heeft ook de heer Kleerekoper het woord gevoerd, in zijn gewonen snoevenden trant. Hij kondigde aan de vorming van een rood verkiezingsfonds onder de leuze: „Nou wij!" Dat is ironie wil men: sarcasme jegens de actie voor het Schaepmanfonds, dat reeds meer dan 4 ton bijeen heeft meer dan de helft en zijn tweede ronde om de totaal som te bereiken, begonnen is. „Nou wij," zeggen de rooden; onder de manhaftige aanmoedigingskreten van Aser. 't Zal, zoo zegt het Dagblad van Noordbr., Kleerekoper ongetwijfeld gelukken om een slordigen duit los te krygen, omdat intens meeleven met hun partij den socialisten niet kan worden ontzegd. Zij hebben evenwel minder te geven dan de katholieken, op wier vrijgevigheid vaker beroep wordt gedaan dan zelfs de heer Kleerekoper zou kunnen bevroeden. Als hij moest raden, hoeveel de katholieken per

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 9