De R. K. Candidatenlijsten
voor de Tweede Kamer
Onze Staatsinrichting
AKKER'1
DERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
VRIJDAG 22 FEBRUARI 1929
BLADZIJDE f
De Stemming over de Lijsten
ui
BINNENLANDSCH NIEUWS
Staien-Generaal
Tweede Kamer
De wijziging der Ziektewet
De meening der Belgische
regeering over de rede van
prof. Gerretson
De ouderlijke macht en
voogdij
Het ontwerp-Ziektewet
en het N.V.V.
Een beter gemaal
gewenscht
Voorde Borst
Leiden wordt een
afschrikwekkend voorbeeld
Na den Stadhuisbrand
te Leiden
Het bleeke congres
ir'fl
Ten onrechte gejuicht
Besmettelijke ziekten
„Nou wij'
Het samenstellen van de candidatenlijsten
roor de verkiezing van de Tweede Kamer
in dit jaar is m de R. K. Staatspartij een
omvangrijke geschiedenis, waaraan reeds
eenigen tijd gewerkt is. De arbeid is nu zoo
ver gevorderd, dat er verzamellijsten zijn
in de verschillende kieskringen, waarop de
verschillende candidaten voorkomen.
Nu binnenkort de stemming plaats heeft
over de definitieve lijst voor leden van de
Tweede Kamer, lijkt net ons nuttig, daar
over het een en ander te vertellen.
In de eerste helft van Maart komen de
kringvergaderingen bijeen. Aan de beraad
slagingen in die vergadering wordt geen
deelgenomen door hen, wier namen op de
verzamellijst der betrokken kringorganisa
ties voorkomen In de Rijkskieskringen,
waarin een afzonderlijke lijst zal worden
ingediend, stelt de voorzitter de aanwezigen
ter kringvergadering in de gelegenheid, uit
de verzamellijst namen te noemen achter
eenvolgens voor zoovele speciale kwaliteiten
en vrije plaatsen als door het Centraal Col
lege is bepaald, en voor evenveel plaatsver
vangers, en wel voor elke plaats afzonder
lijk, eerst voor alle te verwachten ze
tels, daarna voor de plaatsvervangers.
Telkens wordt voor iedere plaats over de
genoemde candidaten gestemd. Vereenigt
zich bij eerste stemming een volstrekte meer
derheid op één bepaalden candidaat, dan is
deze voor die plaats de geadviseerde can
didaat.
Het partijbestuur is bevoegd, indien de
Kringvergadering of de vergadering der
samengevoegde Kringorganisaties zulks
binnen a dagen na het bekend maken van
den uitslag in de R. K pers verzoekt, inge
volge een door bedoelde vergadering met ten
minste twee derden der uitgebrachte stem
men genomen besluit, in afwijking van
de opgemaakte volgorde een der op de of-
ficieele lijst geplaatsten, wiens verkiezing
tot Kamerlid volgens de meening van het
partijbestuur verzekerd zoude zijn, op de
eerste plaats van de lijst te stellen.
De voorzitters der Kringvergaderingen en
die der vergaderingen van samengevoegde
Kringorganisaties, üeelen na afloop der ge
houden vergaderingen, uiterlijk vóór I April
aan het Partijbestuur den uitslag dier ver
gaderingen. mede.
I)c stemming
In de maand Mei wordt een stemming ge
houden in de Kiesvereenigingen. Aan deze
stemming mogen uitsluitend deelnemen de
leden der R. K. Staatspartij, die het lid
maatschap reeds bezaten op 31 December
van het voorafgaande jaar
Ieder lid van een kiesvereeniging wordt op
een door het Partijbestuur te bepalen dag
of door het Kringbestuur te bepalen wijze
ten minste drie dagen te voren tot deze
stemming opgeroepen en op een door de be
sturen der kiesvereenigingen in overleg mét
het Kringbestuur te regelen tijd en plaats
toegelaten.
Men ontvangt ter plaatse der stemming
één stembiljet.
Op dat biljet is o.m. geplaatst;
Een duidelijk, omlijst en op zichzelf staand
vak, waarin dat deel der verzamellijst van
candidaten is opgenomen, dat op die plaats
betrekking heeft, in alfabetische volgorde
dus, met uitzondering van- de geadviseerde
candidaten. De als lid geadviseerde candi
daat voor de vaste plaats wordt bovenaan
gesteld, en de als plaatsvervanger geadvi
seerde daaronder, terwijl de namen van de
geadviseerde candidaten duidelijk worden
onderstreept.
Boven ieder vak staat het nummer der
plaats waarover in dat vak gestemd wordt.
Onder de nummers wordt vermeld de
kwaliteit, door het Centraal College vastge
steld en door de Kringvergadering voor dat
rangnummer aangewezen, dan wel „vrije
plaats," of indien er meer dan één te ver
vullen is. het aantal der te vervullen vrije
plaatsen.
Vóór en achter iederen candidaat is een
stemvakje behalve voor hen, die verklaard
hebben slechts als plaatsvervanger in aan
merking te willen komen; deze krijgen
slechts een stemvakje achter hun naam.
Boven de stemvakjes staat vóór de can
didaten het woord „lid" en boven de stem
vakjes achtei de candidaten het woord
..plaatsvervanger" De stemming heeft plaats
op zoodanige wijze, dat het geheim der
stemming voldoende gewaarborgd is.
Een lid der kiesvereeniging brengt zijn
stem uit door voor elke plaats, waarover
wordt gestemd, één witte stip zwart (of
rood) oe maken in het stemvakje vóór één
der candidaten, dien hij daardoor als candi-
daat-lid aanwijst, en één witte stip zwart
(of rood) te maken in het stemvakje achter
één der candidaten, dien hij daardoor als
plaatsvervanger aanwijst.
Voor elke plaats moet één candidaat, die
in het betrokken vak voorkomt, als lid, en
één ander candidaat, eveneens in dat vak
voorkomend, als plaatsvervanger worden
gestemd. Is er meer dan één vrije plaats, dan
moeten in het vak der vre plaatsen zooveel
candidaten worden gestemd als lid, als er
vrije plaatsen te vervullen zijn en even
veel andere candidaten als plaatsvervangers
worden aangewezen.
De ongeldigheid van een stem wordt voor
elk vak, waarin gestemd wordt, afzonderlijk
beoordeeld Ongeldig is de stem in een vak,
wanneer meer of minder witte stippen zijn
zwart (ot rood) gemaakt, dan hiervoor is
omschreven, of wanneer een candidaat tege
lijk als lid en als plaatsvervanger is gestemd.
De uitslag der stemming wordt door het
bestuur der kiesvereeniging onmiddellijk op
gemaakt, bij een proces-verbaal, dat met de
gebruikte en niet gebruikte stembiljetten
overwijld opgezonden wordt aan het Kring
bestuur. Dit bestuur verzamelt de stemmen,
controleert den uitslag en zendt dien op
aan het partijbestuur.
Het partijbestuur maakt den definitieven
uitslag der stemming op en stelt vast, hoe
veel stemmen iedere candidaat in eiken kies
kring heeft verkregen als lid en als plaats
vervanger. Daarna wordt onderzocht of er
candidaten zijn, die in méér dan één kies
kring stemmen als lid behaald hebben. Het
partijbestuur maakt voor iederen zoodanigen
candidaat op het aantal door hem in eiken
kieskring verkregen stemmen als lid. Hij
wordt gehandhaafd op de lijst van dien kies
kring, waar hij, percentsgewijze, in verhou
ding tot het aantal in een kieskring uitge
brachte stemmen, het grootst aantal stem
men als lid heeft behaald. In de andere kies
kringen wordt zijn naam van de lijsten af
gevoerd In den kieskring, waarin hij wordt
gehandhaafd, wordt hij op de lijst en onder
het rangnummer, waaronder hij geplaatst is.
in aanmerking gebracht met het aantal
stemmen als lid, dat hij in alle kieskringen
waarin hij candidaat was, op zich heeft ver-
eenigd.
Nadat aldus de volgorde der candidaten
naar het aantal stemmen definitief is vast
gesteld, wordt hij verkozen verklaard, die de
meeste stemmen heeft verworven.
Daarna wordt de volgorde vastgesteld der
overgebleven candidaten ter verdeeling der
plaatsvervangersplaatsen.
De totstandkoming van een wet
in dit artikel wensch ik nader uiteen te
zetten, hoe in ons land een wet tot stand
komt en dan bedoel ik geen verordening van
de Provinciale Staten of van den gemeente
raad; neen, een wet, die voor het geheele
land geidt.
Het initiatief tot een wetsvoorstel kan uit
gaan van de Regeering. n.l. van de Koningin
ende verantwoordelijke minister samen
of van de Tweede Kamer.
Een Kamerlid zal evenwel niet spoedig een
wetsvoorstel indienen, omdat het veel te om
slachtig is. Die kan nooit over zooveel gege
vens beschikken als de Regeering, welke een
leger ambtenaren heeft, die het zaakje voor
haar opknappen.
Neemt de Regeering het initiatief, dan
wordt het wetsvoorstel in den regel opge
maakt door de(n) betrokken minister(s), dik
wijls voorbereid door een ambtenaar aan een
der departementen. Soms ook wordt een
Staatscommissie daarvoor benoemd, bijv. in
1870 voor de samenstelling van een wetboek
van Strafrecht,
Een wetsontwerp in elkaar zetten, kost
een Minister heel wat hoofdbrekens. Daarom
zal hij zijn plan nog eens besPre^® ,jikt
kundigen, met organisaties; hij v g-
verschillende bepalingen met dl'
andere landen en als hij dan eindelij,
wetsontwerp heeft samengesteld, zet nij y
naam er onder en wordt het gezonden naar
den Ministerraad. Alle ministers komen aan
bij elkaar, om het door te zien, het zoo noo-
dig te verbeteren en goed te keuren en dan
wordt het ontwerp gezonden naar den Raad
van State om advies.
De Raad van State is een college, dat aan
de Regeering o.a. advies moet uitbrengen
over ieder wetsontwerp. De Regeering kan
daarin aanleiding vinden het voorstel te wij
zigen, wat o.a. gebeurde met het ontwerp
voor het Strafwetboek.
Bij de wetgeving heeft dit lichaam dus wel
een adviseerende, maar geen beslissende stem.
Het bestaat uit 14 leden en een vice-president,
die door de Koningin worden benoemd.
Als die 15 leden van den Raad van State
dat wetsontwerp behandeld en besproken
hebben, zenden zij het met hun raadgevingen
er bij aan den Ministerraad terug. Daarna
wordt het naar de Tweede Kamer gezonden.
De Minister voegt bij zoo'n wetsontwerp altijd
een z.g. Memorie van Toelichting, die ook
door hem enderteekend is. In de Memorie
van Toelichting staan n.l. geschreven de rede
nen, waarom de Minister dat wetsontwerp
heeft gemaakt en een nadere verklaring van
de verschillende bepalingen, als die soms in 't
wetsontwerp niet duidelijk genoeg zijn om
schreven.
Nu moet men niet denken, dat het wetsvoor
stel dadelijk door de 100 leden van de Twee
de Kamer in openbare zitting zal worden be
handeld; neen, zoover zijn we nog niet. De
Grondwet bepaalt, dat leder ingekomen wets
ontwerp eerst in de afdeelingen moet onder
zocht worden.
De 100 Kamerleden worden driemaal per
jaar in 5 afdeelingen verdeeld; dit gaat bij
loting, niemand weet dus te voren, tot welke
afdeeling hij zal behooren. Iedere afdeeling
begint met het benoemen van een voorzitter
en een onder-voorzitter; er zijn dus 5 afdee
lingen, 5 voorzitters en 5 onder-voorzitters.
In deze 5 afdeelingen nu wordt het ingeko
men wetsontwerp onderzocht en besproken.
Daar er bij de behandeling in de afdeelingen
geen nieuwsgierig publiek is en geen pers-
menschen, gevoelen de meeste kamerleden,
zich hier meer op hun gemak en durven
dientengevolge beter hun meening te zeggen.
Maar, zal men zich afvragen, krijgen we
dan nooit te hooren, wat er in de afdeelingen
over zoo'n wetsontwerp gezegd is? Zeker, als
de afdeelingen met haar onderzoek gereed
zijn, komen de 5 rapporteurs.dat zijn de
personen, die, in elke afdeeling één, zijn aan
gewezen, om te noteeren. wat in de afdeelin
gen wordt opgemerkt, bij elkaar om een alge
meen rapport een z.g. Voorloopig Verslag
op te maken. Dat Voorloopig Verslag wordt
niet alleen aan den betreffenden Minister
gezonden, maar ook in de kranten bekend ge
maakt. De Minister kan, als hij 't zelf ook
beter vindt, zijn wetsontwerp hier en daar
veranderen, om het meer in overeenstemming
te brengen met de wenschen van de leden;
wil hij dit niet, dan zal hij in zijn Memorie
van Antwoord zijn zienswijze opnieuw ver
dedigen.
Wanneer nu het antwoord van den Minis-
er voldoende bestudeerd is, wordt door de
tapporteurs het z.g. Eindverslag opgemaakt;
dan is het wetsvoorstel zoover gevorderd, dat
openbare zitting kan behandeld worden.
Nu kan dus het ontwerp in het openbaar
besproken worden. Eerst houden de Kamer
leden er een algemeene beschouwing over en
dan wol at net artikel na artikel behandeld.
In een mijner vorige artikelen heb ik gezegd,
dat de leden van de Tweede Kamer het Recht
van Amendement hebben. Ze kunnen dus
voorstellen, een of ander artikel te verande
ren, of te schrappen. Van dit recht wordt
door de leden heel dikwijls gebruik gemaakt.
Als nu over elk artikel en elk amendement
is gestemd, wordt het wetsontwerp in zijn ge
heel in stemming gebracht. Wanneer de
meeste Kamerleden tegenstemmen, is het
verworpen en kan het dus geen wet worden.
Stemt de meerderheid der Kamerleden er
voor, dan is het in de Tweede Kamer aange
nomen en wordt het ontwerp naar den over
kant van het „Binnenhof", naar de 50 leden
van de Eerste Kamer gezonden.
Het wetsontwerp wordt daar ongeveer op
dezelfde wijze behandeld als in de Tweede
Kamer. Ook de 50 Eerste Kamerleden wor
den bij loting in 5 afdeelingen verdeeld; de
5 afdeelipgen, elk van 10 personen, bespreken
ook eerst alle ingekomen wetsontwerpen;
ook daar wordt door de 5 rapporteurs van al
het gesprokene een Voorloopig Verslag opge
maakt, dat aan den Minister gezonden en in
de bladen gepubliceerd wordt. De Minister
zendt weer zijn Memorie van Antwoord en
als dit voldoende is bestudeerd en de rappor
teurs het Eindverslag hebben opgemaakt,
wordt het ontwerp ook daar in openbare zit
ting behandeld.
Omdat de leden van de Eerste Kamer het
Recht van Amendement missen, duurt deze
openbare behandeling veel korter.
Als deze leden het voorstel van alle kanten
dus bekeken en besproken hebben, wordt het
ook daar in stemming gebracht: is de meer
derheid er tegen, dan is het verworpen: stemt
de meerderheid er voor. dan is het dus ook
door de Eerste Kamer aangenomen. Nu zijn
we er echter nog niet.
De Eerste Kamer zendt dan het wetsont
werp v/eer aan de Koningin en pas als de
Koningin het met haar naam onderteekend
heeft, is de wet tot stand gekomen. Neder
land is dan weer een wet rijker geworden. De
nieuwe wet wordt onmiddellijk in de Staats
courant geplaatst. De kranten nemen haar
over en zoodoende komt de nieuwe wet ter
kennis van het geachte publiek.
Het is heel verschillend, wanneer zoo'n wet
in werking treedt. Is pr een datum bepaald,
dan is het gemakkelijk genoeg. Geen datum
aangegeven zijnde, treedt de wet in werking
20 dagen, nadat ze in de Staatscourant ge
publiceerd is.
Zooals men ziet. heeft het dus heel wat
voeten in de aarde, voordat in ons land een
wet tot stand komt.
Den volgenden keer zal ik iets vertellen
over de politieke partijen.
B.
A. de B.
gezag en de tenuitvoerlegging van rechter
lijke beslissingen, van scheidsrechterlijke
uitspraken en van authentieke acten, als
mede van het bij het verdrag gevoegde
additioneel protocol.
Dit ontwerp wordt, na eenige bespreking,
zonder hoofdelijke stemming aangenomen,
evenals het wetsontwerp houdende voorzie
ningen ter uitvoering van bovengenoemd ver
drag, nadat op aandringen van den heer
Van Schaik, artikel 5 zoodanig is ingevuld,
dat bepaald wordt, dat alleen door tusschen-
komst van een advocaat kan worden gepro
cedeerd.
Daarna komt aan de orde de interpellatie-
Hiemstra naar aanleiding van de voorstel
len van de bij beschikking van den Minister
van Marine a. i. van 19 Juli 1926 ingestelde
commissie inzake opheffing van de marine
werf te Hellevoetsluis en reorganisatie van
de werf te Willemsoord.
Nadat de heer HIEMSTRA (S. D. A. P.)
eenige oogenblikken het woord heeft ge
voerd, breekt hij zijn rede af en wordt de
vergadering tot hedenmiddag verdaagd.
In de vergadering der Tweede Kamer
stelde gisteren de voorzitter, Jhr mr, Ch
Ruys de Beerenbrouck, voor Woensdag bij
den aanvang der vergadering aan de orde
te stellen de interpellatie-Duymaer van
Twist, over de werking der Zuiderzee-Steun-
regeling, en aan de agenda toe te voe
gen, na de motie-Sannés betreffende wijzi
ging der Ouderdomswet 1919, het Kellog-
pact tot uitbanning van den oorlog.
Aldus werd besloten.
De heer BRAAT (P.Bverzocht de behan
deling van het initiatief-voorstel inzake den
zomertijd op 1 Maart a.s.
Dit verzoek werd toegestaan.
Kinderarbeid in den Landbouw
Daarop werd voortgezet de behandeling
van het wetsontwerp houdende voorbehoud der
bevoegdheid tot toetreding tot het ontwerp
verdrag betreffende den leeftijd waarop kin
deren mogen worden toegelaten tot den ar
beid in den landbouw
De Minister van Arbeid. Handel en Njiver-
heid. de heer SLOTEMAKER DE BRUÏNE,
zet zijn rede voor Hij acht het verdrag vol
komen duidelijk en merkt op. dat de formule
van de conventie ruimer is dan onze wetge
ving. Het is echter niet juist, dat de regee
ring nu aan een ruimere formule gebonden
is. Zij kan in de nationale wetgeving verder
gaan. Spr. bestrijdt de meening van den
heer Heemskerk, dat de conventie buiten het
terrein der arbeidsbescherming zou treden
en zich op het gebied van de organisatie en
het onderwijs zou begeven.
Dat niet gewacht is met deze conventie
tot na de behandeling van de Lar.dbouw-
arbeidswet, vindt zijn reden hierin, dat over
de bescherming van volwassen arbeiders
meeningsverschil kan bestaan, doch over de
noodzakelijkheid van kinderbescherming niet
De heer Heemskerk heeft twijfel geopperd
of de arbeid in den landbouw valt onder de
formule in de inleiding tot deel 13 van het
vredesverdrag.
Spr meent, dat dit wel niet het geval is.
daar deze inleiding spreekt van bescherming
van kinderen en vrouwen zonder eenige be
perking. Ongetwijfeld is het waar. dat men
internationaal op moet treden waar inter
nationale kwesties rijzen of waar misstan
den op te ruimen Doch daartoe behoort
het toetreden tot verdragen niet beperkt te
blijven.
Ook waar het geldt andere landen aan
te sporen, concurrentie weg te nemen, is
toetreding tot verdragen gewenscht- Zij moet
steeds geschieden, waar nationale belangen
niet worden geschaad. Door aansluiting bij
de internationale arbeidsorganisatie is bo
vendien een plicht op ons ^felegd Waarom
wil de heer Schokking thans wachten op de
Landbouwarbeiderswet en waarom wilde hij
in getal van andere gevallen niet wachten.
Het gaat hier om een voorbehoud tot toe
treding niet om de ratificatie van een ver
drag; wij ratificeeren pas als onze wetgeving
in overeenstemming met een tractaat is ge
bracht. En wat onze Koloniën betreft wijst
spr. er op. dat o.m. het voorbehoud wordt
gemaakt dat het verdrag niet toegepast
wordt, waar plaatselijke omstandigheden
dit niét toelaten. Onjuist is het ook te mee-
nen. dat wij verantwoording schuldig zouden
zijn aan de Intern Arbeidsorganisatie door
aanneming van dit ontwerp.
Bij de replieken merkt de heer NOLENS
(R. K.) op, dat het verdrag slechts een mi
nimum is,waarboven wij uit mogen gaan.
Als hij een Fransch citaat voorleest, valt de
heer BRAAT hem in de rede, met de op
merking, dat hij het niet verstaat.
De heer OUD (V. D.): Als het Hollandsch
is, begrijp je er immers evenmin wat van
(gelach)
De heer NOLENS merkt, voortgaande, op
dat de directeur van het Arbeidsbureau de
organisator, de administrateur, de motor
van die instelling is, dat hij een man is,
die de zaken niet op zijn beloop laat, maar
reizen maakt, niet om inlichtingen in te
winnen, doch om contact tot stand te bren
gen met de regeeringen, om het werk van
zijn bureau te bevorderen. Aan zijn oordeel,
al is het voor niemand bindend, is dus wel
waarde te hechten. Wij hebben verplichtin
gen op ons genomen door ons toetreden tot
den Volkenbond en de Internationale Ar
beidsorganisatie en wij moeten die verplich
tingen nakomen. De tegenstelling nationaal
internationaal bestaat hier niet, zooals het
zoo dikwijls met tegenstellingen he geval is-
Er is hier geen tegenstelling, er is hier een
nationale wetgeving en er is een internatio
nale. Wie zich tegen dit verdrag keert, om
dat wij er geen behoefte aan hebben, die
keere zich aanstonds tegen het Kellogg-pact,
waarin verklaard wordt, dat de hooge con-
tracteerende partijen afstand doen van den
oorlog als element van nationale politiek.
Wie toch denkt er in 's hemelsnaam aan m
ons land om den ooriog als element van
nationale politiek te bezigen!
Na dupliek wordt het ontwerp zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heeren BRAAT en L. DE VISSER
vragen aanteekening, dat zij tegen zijn.
Vervolgens is aan de orde het wetsont
werp tot goedkeuring van het op 28 Maart
1925 te Brussel tusschen Nederland en
België besloten verdrag betreffende de ter
ritoriale rechterlijke bevoegdheid betref
fende het faillissement en betreffende het
Eenige amendementen
De heer van Gijn c.s. heeft op het wets
ontwerp tot wijziging der Ziektewet een
groot aantal amendementen ingediend.
Eenige daarvan hebben ten doel geheel te
breken met het systeem der loonklasse, dat
i als regel, met name voor de Raden van
Arbeid gehandhaafd is, doch waarvan de
bedrijfsvereenigingen mogen afwijken.
Voorts meenen de voorstellers oa., dat ook
aan de Raden van Arbeid de mogelijkheid
niet mag worden onthouden volgens het
stelsel der collectieve verzekering te werk te
gaan.
Verder achten zij het bepaald noodzakelijk
dat althans in de eerste twee weken van
ziekte de uitkeering niet meer dan 70 pet.
bedraagt.
Ook achten zij het gewenscht in de wet
duidelijk te doen uitkomen, dat in die geval
len waarin zulks noodig is, een geringer
ziekengeld kan worden uitgekeerd of een
langere wachttijd kan worden geëischt.
Een B. T. A.-telegram uit Brussel meldt:
Op de vraag van den afgevaardigde Joris,
waarin deze de aandacht vestigt op de rede
van prof. Gerretson bij gelegenheid van de
herdenking van de Unie van Utrecht gehou
den heeft minister Hymans verklaard, dat
de Belgische regeering, die met leedwezen
daarvan had kennis genomen de aandacht
van de Nederlandsche regeering op het
plaats gehad hebbende manifestatie heeft
gevestigd.
Een nota van wijziging
De regeering heeft op het wetsontwerp tot
wijziging der bepalingen omtrent de ouder
lijke macht en de voogdij en omtrent ont
zetting uit en herstel in de ouderlijke macht
en de voogdij een nota van wijziging inge
diend.
De aangebrachte wijzigingen zijn een ge
volg van het door de Vaste commissie voor
Privaat- en Strafrecht met de regeering
gepleegd overleg.
De regeering heeft ten slotte gemeend, dat
zij geen bezwaar behoefde te maken om ook
in de gevallen, waarin het huwelijk door
echtscheiding of na scheiding van tafel en
bed is ontbonden of scheiding van tafel en
bed heeft plaats gehad de voogdij niet langer
automatisch op den langstlevende te doen
overgaan, ofschoon in deze gevallen in tegen
stelling met de in het ontwerp bedoelde
gevallen, niet een tusschenkomend feit is te
noemen dat de noodzakelijkheid van een
toetsing van den thans automatisch optre
denden voogd a priori moet doen veronder
stellen. Zij heeft echter uitdrukkelijk als
haar meening te kennen gegeven, dat d&ar-
aan zou moeten worden vastgehouden, dat,
indien de langstlevende de voogdij verlangt,
deze hem niet dan op grond van vrees voor
verwaarloozing van het kind kan worden
onthouden.
Het bestuur van het Nederl. Verbond van
Vakvereenigingen heeft aan de Tweede
Kamer een adres gezonden met aanmerkin
gen op het aanhangige wetsontwerp tot wij
ziging der Ziektewet.
Het Tweede Kamerlid, de heer Braat,
heeft den Minister van Waterstaat de vol
gende vragen gesteld;
Is het den minister bekend, dat in Decem
ber de polders om en bij 's Grevelduin-
Capelle zeer veel overlast van water gehad
hebben, omdat het stoomgemaal bij Keizers-
veer, dat het Rijkszuiderafwateringskanaal
bemaalt, in dien tijd niet voldoende maalde?
Is hij bereid te bevorderen, dat bij een
te hoogen polderwaterstand, steeds zooveel
mogelijk gemalen wordt?
Als G i niet mee wilt doen aan de
griep, die Uw vrienden, kennissen en
familieleden heelt aangetast, neem dan
zoodra de eerste verschijnselen dezer
lang niet ongevaarlijke ziekte zich
in Uw omgeving voordoen, enkele
malen daags de bacteriën doodende
AkkersAbdjsi oop. Een zeer bijzon
dere bereidingswijze heeft het moge
lijk gemaakt in Akker's Abdij s roop
de levende krachten van een aantal
van ouds bekende geneeskrachtige
kruiden in verschen toestand te bewa
ren. De ontsmettende, genezende en
versterkende eigenschappen dezer krui
den nu doen zich bij het voorkomen
en bestrijden van de griep dadelijk
gevoelen na een kort gebruik van
Per koker: 11.50, f 2.75, 4.50
Is de minister bereid te onderzoeken, of
deze oude schepradmachine niet zeer noo
dig vervangen moet worden door een water
gemaal van nieuwere en betere constructie
met meer capaciteit en om mede te deelen
of er in de naaste toekomst kans op bestaat,
dat het bestaande Rijkszuiderafwaterings-
bestuur vervangen zal worden door een
hoogheemraadschap?
De stadhuisbrand te Leiden heeft menig
gemeentebestuur gemaand tot grootere
voorzichtigheid.
Het gemeentebestuur van Delft heeft
thans bepaaald, dat de kachels in het
stadhuis des nachts niet meer zullen mogen
blijven branden.
De vergaderingen van den Leidschen
gemeenteraad zullen voorloopig in het Ste
delijk museum „De Lakenhal" plaats heb
ben.
Een goed begin
Het collegium van het Leidsch studen
ten-corps, deelt mede, dat voor den opbouw
van het Leidsche Stadhuis, tot dusver by
dit college is binnen gekomen een bedrag
van 2250.
mogelijk naar den vuurhaard der Roomsch-
Katli. Staatspartij om zich daar. parlemen
tair gesproken te verwarmen; of zooals
de oppositie betoogt te branden.
We vermoeden, dat voorshands noch heï
één, noch het ander gebeuren zal; maar
hoop en vrees waren dan toch van die
importantie, dat een schaduw geworpen werd
over het congres, dat men breedvoerige be
toogingen heeft gehouden over deze aan
gelegenheid, en dat ten slotte de partij met
leege handen uit Nijmegen is vertrokken.
Daarom kunnen wij niet anders spreken
dan van een bleek, lusteloos congres, waar
men volgens het bekende recept een breede
woordenstroom heeft doen vloeien om ver
volgens de zaak te laten zooals zij was
In de roode pers had men het komende
congres tweeledig gekwalificeerd; sommigen
spraken van een congres tegen de oppositie,
anderen van een verkiezingsmeeting.
Er is noch van het één, noch van het
ander iets terechtgekomen, omdat de par
tijleiding eigenlijk beide wilde.
De oppositie heeft zich gedragen als een
meelzak; men kon er naar hartelust op
stompen: het was niet buigen of barsten,
maar indeuken en wegglijden en straks
ligt het obstakel weer op den weg der S.
D. A. P
Zoo lag er een waas van matheid over
heel het congres. Men zocht naar een hoofd
van Jut, waarop de slagen konden neer
dalen en vond alleen de coalitie, die er niet
is, en de Roomsche Staatspartij, welke de
„uiterste noodzaak" eer verschuift, dan voor
uit dringt
Met dezen naam betitelt „de Rotterdam
mer" het congres der S. D. A. P., dat Za
terdag, Zondag en Maandag te Nijmegen
gehouden is en het blad zegt' er het volgen
de van
We hebben naarstig gezocht, of we een
kernachtiger en vleiender betiteling konden
vinden voor het congres der S. D. A. P.,
dat dezer dagan in Nijmegen is gehouden;
maar het is ons niet gelukt.
Dat het congres in de grijze keizersstad
gehouden werd', was om zoo te zeggen, een
uitdaging aan het Roomsche Zuiden; een
symptoon van angst eenerzijds en een blijk
van afkeer anderzijds.
Immers het gewest Limburg is een zorg-
kind der S. D. A. P. en terwijl men daar
tusschen politieke tegenstanders levend, juist
het sterkste en meest eensgezinde socialis
tisch geloof mocht verwachten; werden juist'
in deze streek de moeilijkheden der twee
spalt ernstig en vormde zich daar een vrije,
roode groep welke straks in Amsterdam
gaat congresseeren.
De kwestie is eigenlijk te onbeduidend om
er over te praten, orakelt thans de partij
leiding; en als men alleen telt heeft men
wellicht gelijk. Een partij stort niet in el
kaar, als er enkele tientallen leden deser-
teeren.
Doch de vraag is, hoevelen staan er ach
ter die tientallen? En waarom was het par
tijbestuur eenige maanden geleden zoo be
zorgd voor Limburg? Natuurlijk omdat zoo'n
afscheiding altijd verrassingen kan brengen.
Tot heden valt het erg mee: een dikke
40 leden moeten er bedankt hebben. Maar
zegt dat zoo weinig in Limburg, waar men
het toch hoofdzakelijk moet hebben van de
kiezers achter de leden?
Dus werd er te Nijmegen een groot kamp
vuur aangelegd, opdat de mistroostige Lim
burgers zich kunnen warmen en verkwik
ken; waar ze opgebeurd kunnen worden door
het congres, dat zelfs door de plaats, waar
men vergaderde de sympathie voor het Zuid
den wilde demonstreeren.
Doch ook in ander opzicht was de verga
derplaats typeerend. Men schoof zoo dicht
„Het Huisgezin" driestart:
Het gelukkig verworpen Aardewerkwetje is
overbodig geweest, juicht de „N. R. Ct."
Zie maar de cijfers.
En wat zeggen nu deze cijfers?
Dat de waarde van den uitvoer, die in 1927
even 8.7 millioen bedroeg, in 1928 was ge
stegen tot ruim 10.1 millioen gulden.
Dat de waarde van den invoer, in 1927
ruim 14.4 millioen, in 1928 even 15 millioen
gulden bedroeg.
De uitvoer een hoogere waarde derhalve
va 1.4 millioen, de invoer een van 6 ton,
blijft dus als winst een uitvoer-saldo van
8 ton.
Is dat geen prachtig resultaat?
Kon meer overtuigend worden aangetoond,
dat het geroep om een hooger invoerrecht
voor den tijd van enkele jaren volkomen on
gemotiveerd was?
En zijn we het er niet allemaal over eens,
dat men er allerminst spijt van behoeft te
hebben, dat het „ietwat overijld ingediende
ontwerp-Aardewerkwet werd verworpen?"
Waaraan de „N. R. Ct." de vriendelijke
vermaning verbindt, het geval in de gedach
ten te houden bij den verderen strijd over
onze handelspolitiek, „waarvan helaas het
einde nog allerminst is te zien."
Dit laatste is, met of zonder helaas, vol
komen juist.
Maar ook ten aanzien van het aardewerk
behoeven de voorstanders van steun aan de
inlandsche aardewerk-industrie zich door de
cijfers niet geslagen te achten.
Immers, al is, bij 1927 vergeleken, in 1928
voor een waarde van ettelijke tonnen meer
uit- dan ingevoerd, we mogen niet over het
hoofd zien, dat het eindcijfer van den invoer
15, dat van den uitvoer slechts 10 millioen
bedraagt, zoodat we voor 5 millioen aan
aardewerk, porselein, glaswerk en tegels
meer in- dan uitvoerden.
Is dit een bevredigend eindcijfer?
Het betreft hier een oude, vaderlandsche
industrie, waarin we steeds hebben uitge
munt.
Het geldt de noodzakelijke uitbreiding van
werkgelegenheid, willen we het aantal werk-
loozen bij ons stijgend bevolkingscijfer niet
zien toenemen.
Leggen we ons by den voorsprong, dien
het buitenland heeft, rustig neer; zyn we
van oordeel, dat we aan het invoercijfer niet
moeten tornen (zooals van zekere zijde bijna
fatalistisch werd aanvaard, dat België recht
had op het invoeren van een bepaald, en
hoog, quantum klompen), ja, dan is de zaak
in orde.
Maar we moeten, daar bij land- en tuin
bouw betrekkelijk weinig werkkrachten
méér kunnen geplaatst worden (schreef niet
in hetzelfde nummer van de „N. R. Ct." een
vrijhandelaar dat ieder weet, hoe méér tuin
bouw uitgesloten moet worden geacht?), van
de industrie een emplooi voor geregeld groo-
ter aantallen arbeiders verwachten.
Kunnen we dat niet, dan raken we aan
den grond.
Of zijn er zooveel industrieën in ons lad,
die tot het opvangen van voortdurend nieu
we scharen werklieden klaarstaan, dat da
aardewerknijverheid wel kan worden ver
waarloosd?
Is het niet schier overal een uiterste in
spanning van alle krachten, om zich op het
verworven peil te handhaven.
Maakt de suikerindustrie niet een ernstige
crisis door en leeft niet de textielindustrie
in duizend vreezen. dat de safeguarding in
Engeland ook tot de wollen stoffen zal wor
den uitgebreid?
Neen, de aardewerk-nijverheid vertoont
geen bemoedigend beeld met haar vijf mil
lioen aan méér invoer en een juichkreet over
het geletten van een poging om den invoer
te doen afnemen, is allerminst op zijn plaats
In Stct. 36 wordt medegedeeld een opgave
van het aantal aangegeven gevallen van be
smettelijke ziekten (bedoeld in de wet van 4
December 1872, Staatsblad 134, zooals deze
gewijzigd is laatstelijk bij de wet van 11
Februari 1928 (Staatsblad 29) over de week
van 10 tot en met 16 Februari 1929.
In deze week werd afgeleverd door de
entstofinrichting te Amsterdam koepokstof
voor 1132, te Rotterdam voor 100 en te Gro
ningen voor 2, totaal voor 1234 personen.
Gevallen van encephalitis na inenting
kwamen niet ter kennis van het Staatstoe
zicht op de Volksgezondheid.
Bestuurder van kleinen auto: „Ja, ben je nou van plan op zij te gaan, of zal
ik je een wiel afrijden?"
De „Residentiebode" schrijft:
Op het congres der S. D .A. P. te Nijmegen
heeft ook de heer Kleerekoper het woord
gevoerd, in zijn gewonen snoevenden trant.
Hij kondigde aan de vorming van een rood
verkiezingsfonds onder de leuze: „Nou wij!"
Dat is ironie wil men: sarcasme jegens de
actie voor het Schaepmanfonds, dat reeds
meer dan 4 ton bijeen heeft meer dan de
helft en zijn tweede ronde om de totaal
som te bereiken, begonnen is.
„Nou wij," zeggen de rooden; onder de
manhaftige aanmoedigingskreten van Aser.
't Zal, zoo zegt het Dagblad van Noordbr.,
Kleerekoper ongetwijfeld gelukken om een
slordigen duit los te krygen, omdat intens
meeleven met hun partij den socialisten niet
kan worden ontzegd.
Zij hebben evenwel minder te geven dan
de katholieken, op wier vrijgevigheid vaker
beroep wordt gedaan dan zelfs de heer
Kleerekoper zou kunnen bevroeden. Als hij
moest raden, hoeveel de katholieken per