FRANK HEINE DEVERVALSCHERVAN
HET BELGISCH-FRANSCH
MILITAIR DOCUMENT
meer licht in de geheimzinnige zaak
Cadum
Zeep
1^\t'. W
De GRIEP
feuilleton
SCHANDPAAL
derde blad
aiker's ABDIJSIROOP
ct
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
DINSDAG 5 MAART 1929
BLADZIJDE 1
De «Echo de Paris" neemt revanche en publiceert een ander
document Het „Utrechtsch Dagblad" ontkent elke relatie met
Heine of een der andere verdachten Heftige commentaren in
Binnen- en Buitenland In het arsenaal van den vervalscher
Hoe hij in zijn opzet geslaagd moet zijn
Den nadere verklaring van de
hoofdredactie van het „U.D."
Hoe de Belgische
recherche het spoor
van Heine gevonden
had
Duistere punten in de
houding van Frank Heine
Een beslissing van den
Belgischen Minister
raad
In het arsenaal van Frank
Heine, den vervalscher
éeeft een overvloediè
roomachtiè schuim.
Het éebruik hiervan
voor uw toilet en m
het bad is een
weelderig éenot.
heerscht
De herkomst van het
document
Een interview met den heel
Van Beuningen
Nieuwe onthullingen te
verwachten
Jen I van de verklaringen door
deelt het m,feri?*en Frank Heine afgelegd,
mede; chtsch Dagblad het volgende
noch1'd^tectfe1 Jïrh 1Utrechtsch Dagblad,
van cornmi i b leden van den Raad
teur, noch avSSen' noch de hoofdredac-
en overie n der redactie, administratie
of niet-ipM-e,rSOnee'' ooit rechtstreeks
zake van cd streeks eenig contact gehad ter
een dp gepubliceerde documenten met
Dagblidh gearresteerde personen. Het Utr.
ten iv "eelt bovendien voor deze documen-
mmmer één cent betaald."
van het Utrechtsch
ment, tn6eIt. ten aanzien van het docu-
nummer Va^n geheel afgedrukt in zijn
avondblad Donderdag 28 Februari 1929,
verklaarddfft Zaterdag 2 Maart d.a.v.
bron". k kwam „uit onverdachte
Naar aanleiding
die volgens de van de z'g' bekentenissen,
een individu, zich nUSSelsche berichten door
zouden ziin af^i noemend Frank of Heme,
houder, Tf p geleed en welke zouden in-
Vervikéht document door hem was
den afn l? rr°°r he» of d°°r vrien-
hoofdred h D'verkocht, verklaart de
staand f 6 .Suiting aan boven-
De démenti het volgende:
hoofdredactie van het „U. D." heeft
dor,° t0t de PuDlicatie van het genoemde
ument, naar aanleiding van een opening,
ia Bedaan door een hoogstaande Neder-
nasche persoonlijkheid, die wegens zijn
ci so°nlijk karakter en wegens aijn offi-
ri«v ,e Positie recht had op onvoorwaar-
dJk vertrouwen.
De hoofdredactie, gelijk reeds door haar
P 26 Februari j.l. is medegedeeld, heeft
®t bedoelde document „met eigen oogen"
«fz'eh en bestudeerd, teneinde zich „in
geweten" van de authenticiteit te
Ca^ beeft, alvorens tot publicatie over te
curnl' 0tntrent de echtheid der op het do-
teekp"!' geplaatste, waarmerkende hand
hef8 bet advies ingewonnen van een
"Schriftkundige van eiliemV vakken
nis
en zich bovendien verzekerd, dat de
htheid van het document door hoogstaan
de collega's van ongerepten naam in zoo
nooge mate waarschijnlijk werd geacht, dat
zij, werd het document onder hunne be
rusting gebracht, niet zouden aarzelen tot
publicatie over te gaan.
De hoofdredactie achtte voorts de pu
blicatie gerechtvaardigd door de weten
schap:
a. dat de bevoegde Nederlandsche over
heid vóór de publicatie in de gelegenheid
k gesteld om zich, desgewenscht, van de
authenticiteit van het document te verge
wissen of te doen vergewissen;
b. dat aan de verwerving van dit do-
cument van zeer hoogstaande officieele
zijde groote waarde werd gehecht;
dat betrouwbare organen der overheid,
worrtten dezen ten volle bevoegd moeten
ais geacbt, de juistheid van den inhoud
een a?er Waarschijnlijk aanmerken en dat
van IT 0rSa'nen de volstrekte authenticiteit
WaariT document vóór de publicatie ge-
teniari0ilgd beeft en ook zoowel na de bui
worden
°haant
aUÜche démenti's, als na het bekend
der z.g. bekentenis, als volstrekt
o^astbaar op de stelligste wijze tegen-
haar heeft gehandhaafd.
Het „U. D." en de regcering
la^6 ®russeLsche „Soir" bevat uit Neder-
nd een bericht, waarin o m. wordt ge
zegd:
Het is zeker, dat de voornaamste kooper
het gepubliceerde document heeft laten
onderzoeken door een zeer hoogstaande
Nederlandsche persoonlijkheid, en wel om
streeks 10 Februari 1.1. Die hooge per-
soolijkheid lid van het ministerie heeft
be publicatie noch aangeraden noch afgera
den. Maar op discrete wijze en onrecht
streeks liet hij de Belgische regeering ver
wittigen vaö hetgeen er op touw werd gezet.
De hoofdredactie van het „U D." teekent
bierbij aan, dat, zoo de Regeering, die zij
thoet achten volkomen op de hoogte te zijn
geweest van de mogelijk gemaakte pers
publicatie, hetuij aan de pers in het alge
meen, hetzij aan haar in het bijzonder, op
Welke wijze dan ook had doen weten, waar-
tae zij, langs officieuzcn zoowel als offi-
cleelen weg bij machte is geweest dat
Frank Heine
hetzij de oorspronkelijke, hetzij de voort
gezette publicatie haar onwelgevallig was,
de hoofdredactie aan zoodanige wenken
onvoorwaardelijk gevolg zou hebben ge
geven.
Het Belgisch blad de „Nation Beige" ver
telt een verhaal omtrent den oorsprong der
falsificatie. Dat Belgische militairen, direct
of indirect, aan de falsificate met natuur
lijk een ander doel dan waartoe het stuk
ten slotte s gebruikt zouden hebben
medegewerkt, wordt in dit verhaal niet ge
zegd. Frank Heine zou een typiste hebben
verzocht, een tekst, dien hij bij zich had, te
copieeren op velletjes papier met het op
schrift van het Departement van Landsver
dediging. De tekst bevatte het Utrechtsche
document en nog een ander, nog niet gepu
bliceerd suk. Aan de typiste, die argwaan
koesterde, zou Heine hebben verklaard, dat
hij een Belgisch officier was, en ook ver
toonde hij een valsche identiteitskaart. Hij
zeide uit naam van den Staf te handelen.
Heine voorzag vervolgens het stuk van de
handteekeningen en van een stempel met
een leeuw, cfat hij gemakkelijk ter leen
heeft kunnen krijgen. Dezer dagen heeft de
typiste een ambtenaar van het Departe
ment op de hoogte van de zaak gebracht.
Zoodoende kwam de recherche acher deze
toedracht der zaak.
Bij volledige beschouwing komen thans in
de zaak Frank Heine, afgezien vn het ver
haal van den gearresteerde zelf, een aantal
de zaak Frank Heine, afgezien van het ver
wacht men, dat het gerechtelijk onderzoek
daarop wel het gewenschte licht zal laten
vallen.
In de allereerste plaats is de viaag ge~
steld in de Belgische pers, hoe het komt,
dat de redactie van de Belgische courant
„Le Soir", die beweert, dat ook haar een
voorstel tot aankoop der thans bekende
documenten werd gedaan, nog voor deze m
Nederland werden gepubliceerd, zich deze
documenten, welke zij volgens haar bewe
ring vermoedde valsch te zijn, heeft laten
ontglippen of althans niet het noodige blijkt
te hebben gedaan om den aanbieder er van
binnen het bereik van de politie te brengen
en aldus het kwaad, dat hij stichten kon,
te voorkomen.
De tweede vraag betreft de aanwezigheid
van Frank Heine Dinsdag der vorige week
tijdens de interpellatie Vos-Van Cauwelaert
in de Belgische Kamer. Verzekerd wordt,
dat waar'Frank Heine's'naam reeds in vele
monden met betrekking tot vermoedens
jegens hem was genoemd, een ambtenaar
de aandacht van een lid der regeering
vestigde op de aanwezigheid van Frank
Heine op de publieke Tribune. Hoewel steeds
verscheidene agenten der recherche tijdens
de Kamervergaderingen in het parlement
aanwezig zijn, zou Frank Heine zelfs niet
eens gevolgd zijn geworden.
Ook vraagt men zich af, hoe het komt,
dat Frank Heine een paar dagen na de in
terpellatie naar Nederland kon reizen,
zonder dat zulks bij de politie bekend was.
Wat deed hij in Nederland? Waarom keerde
hij, trots de op hem wegende verdenking,
waarvan in de Belgische en Nederlandsche
couranten gewag was gemaakt, en die hem
niet kon zijn ontgaan, Zaterdag naar Brus
sel terug? Zoo hy zijn arrestatie verwachtte,
wat beteekent dan de echte of geveinsde
verontwaardiging op het oogenblik van zijn
aanhouding en last not least, welke zijn de
bronnen en bevoegde autoriteiten, die her
haaldelijk door hem werden geraadpleegd,
en waarvan hij in het interview met „Le
Soir" tot twee- of driemaal toe gewag
maakte.
Documenten en boeken in beslag
genomen
Een B T. A.-telegram uit Brussel meldt,
dat het parket aldaar een onderzoek heeft
ingesteld in de woning van F,ank-Heine, in
de bureaux van het door hem opgelichte tijd
schrift „Nouveaux jours" en in de woning
van Ward Hermans. Verschillende documen
ten en boeken werden in beslag genomen. Bij
een onderzoek ten huize van de stenotypiste
werden verscheidene copieën van het valsche
document gevonden. Een aantal getuigen
werden gehoord. Ward Hermans is nog niet
gearresteerd.
Arrestatic-bcvcl tegen den redac
teur van „De Schelde"
Het Belgisch Telegraafagentschap meldt,
dat tegen Waard Herremans, den redacteur
van „De Schelde", die zijn tusschenkomst
verleende bij den verkoop van de documen
ten aan het „Utrechtsch Dagblad", een bevel
tot arrestatie is uitgevaardigd. Hij is echter
nog niet in hechtenis genomen.
Inmiddels zijn verschillende getuigen door
den rechter van instructie verhoord.
Een tegenspraak van de
„Schelde"
Daar in het verband van de „terugont
hullingen" van Heine ook de naam van het
Vlaamsche dagblad de Schelde is genoemd
zegt zij in haar jongste nummer:
De hoofdredactie verklaard hiermede op
de meest uitdrukkelijke wijze, ten einde alle
valsche geruchten den kop in te drukken,
dat zij van het bestaan van de stukken tot
Zaterdag 10 uur 's avonds letterlijk niets
geweten heeft.
Indien vervalschers of provocatieagenten
aan het werk geweest zijn, dan wordt ook
door ons de hoop uitgedrukt, dat ze spoedig
ontmaskerd worden.
bureau leeg stond, waar Albert Frank Heine
zijn „Nouveaux jours" had uitgegeven. Ik
kende Heine niet, maar wel zijn blad, dat
toen reeds opgehouden had te bestaan.
Daar ik dadelijk met het uitbrengen der
berichten een aanvang moest nemen, huurde
ik het bureau voorloopig, in afwachting, dat
een definitief bureau langs de Emiel Jacq-
mainlaan zou vrijkomen.
En zoo komt 't, dat ik reeds sedert eenige
maanden in het arsenaal zit, waar Albert
Frank Heine, zoo hij er de valsche Utrecht
sche documenten niet heeft vervaardigd, deze
er dan toch zeker heeft opgevat en ontwor
pen, wat ik straks zal bewijzen.
Het bureau heeft twee uitgangen. Als men
er de toestemming toe heeft van den boek
handel, kan men langs daar de Jacqmain-
laan bereiken; de andere is directer en geeft
uit op de Pelikaanstraat.
Het venster langs deze straat is met zwa
re ijzeren tralies tegen braak beschermd.
Anderzijds kan de buitendeur langs binnen
gesloten worden met een sleutel en boven
dien met twee zware grendels. Langs den
binnenkant is deze deur gepantserd met zin
ken platen, die er stevig tegenaan geschroefd
zijn.
Links van een oud mahoniehouten bureau,
hetzelfde waaraan Frank Heinz zat te wer
ken en waar ik'thans deze copie schrijf, hangt
een dubbel boekenrek en daarin staan boe
ken van Frank, die voor het verder verloop
van deze wereldschokkende gebeurtenis van
belang zijn, zooals gij straks zult zien.
In dit mijn bureau werd dus onder meer
Les nouveaux jours" of „De nieuwe dag"
geredigeerd, zooals het plaatje dat nog op de
straatdeur staat, aangeeft.
Wat was „Les nouveaux jours"?
Een tweetalig veertiendaagsch en later
maandelijksch tijdschriftje, dat over inter
nationale problemen handelde en duidelijk
uitgesproken er naar streefde om de schuld
van Duitschland aan den oorlog te vermin
deren. Zijn medewerkers waren o.m.: Albert
Frank Heine (diplomaticus), Ward Hermans,
redacteur van „De Schelde"; Bart d'Haese,
medewerker aan „De Schelde"deMechelsche
advocaat Jozef Muijs terwijl id in de collec
tie van dit blad nog de namen vermeld vind
van Pieter Finné, Frans van Waag, de Bra-
bandere en last not least Narry Elmer Bar
nes, profesor in de geschiedenis der sociolo
gische leerstelsels aan het Smith College te
Northampton (Mass. U.S.A.).
De meeste bijdragen, die in „Les nouveaux
jours" verschenen, zijn van de hand van
Frank Heine, Barnes en Hermans.
Voor zoover ik heb kunnen nagaan, ver
scheen „Les nouveaux jours" van 15 Novem
ber 1927 tot 15 September 1928,
Het nummer van 14 April 1928 bevatte
volgend „Belangrijk bericht": „De naam van
A. Frank Heine zal in 't vervolg in ons tijd
schrift niet meer worden vermeld. Zeer zware
onregelmatigheden door hem gepleegd in de
vervulling van de hem toevertrouwde taak,
hebben ons genoodzaakt met hem totaal af
te breken." Volgt een mededeeling, waarin
gezegd wordt dat voortaan de redactie zal
worden waargenomen door Ward Hermans,
te Heyst op den Berg.
Het zou interessant geweest zijn en het
is het nog van Ward Hermans te verne
men, welke „zware onregelmatigheden" hier
bedoeld wei-den. Want uit een vorig telegram
is reeds gebleken, dat Frank Heine niet om
een „onregelmatigheid" min of meer verlegen
was-
In October verliet hij het thans door mij
betrokken bureau. Hij liet bij „Gudrun" een
schuld na van plusminus duizend francs en
voor mij maar dat heeft hij nooit kunnen
voorzien liet hij een kleine collectie boe
kteen staan, die thans een bijzonderactueele,
Ja internationale beteekenis krijgt.
De „bronnen" van Frank waren meestal
Duitsche boeken. I
Naast Fransch-Duitsche en Dultsch-Fran-
sehe woordenboeken staan hier onder meer
voor mij„Die Belgischen Dokumente zu vor-
geschichte des Weltkrieges 1885—1914"; „Der
Diplomatische Schriftwechsel Iswolskis 1911—
1914 (vier deelen, uitgegeven door het Deut
sche Verlagsgesêllschaft für Politik und Ge-
schichte, te Berlijn)„Iswolski im Weltkriege
Der Diplomatische Schriftwechsel Iswolskis
1914—1917, heruitgegeven door Froedrich
Stieve. Dit boek bevat uit den aard der zaak,
evenals de voorgaande, een groote hoeveel-
V. D. seint uit Brussel:
De ministerraad heeft gistermiddag kennis
genomen- van het rapport van minister Hy-
mans in zake de Utrechtsche publicatie, en
besloot alles in het werk te stellen ten einde
de waarheid te doen zegevieren.
Een samenloop van omstandigheden
stelt den Brusselschen corespondent van de
„Msb." thans in staat de volgende intere
sante mededeelingen te doen.
Enkele maanden geleden was ik in de nood
zakelijkheid, dadelijk de beschikking te krij
gen over een bureau in de omgeving van de
beurs en van 't telegraafkantoor, om vandaar
de financieele berichten voor „De Maasbode"
over te brengen.
Incidenteel liep ik op de Emiel Jacqmain-
laan 98—100, den Vlaamschen boekhandel
„Gudrun" binnen, om er een paar tijdschrif
ten te koopen en, daar de buurt mij geschikt
voorkwam, om er een bureau te hebben, vroeg
ik den bestuurder of hij in de omgeving soms
geen, adres kende, waarheen ik mij had kun
nen wenden.
Hij antwoordde mij, dat toevallig in de an
nexe van zijn gebouw, die uitkomt op de
Pelikaanstraat en het nummer 11 draagt, het
reeds in vele gezinnen. De zieken
hoesten en kuchen van belang.
Past op. Koopt onmiddellijk de
beroemde Akkers Abdijsiroop,
die de ziektekiemen doodt, de vast
zittende slijm oplost, de hoest-
aanvallen verdrijft. Gebruikt:
Een hard stuk
zeep.dat tot het
laatste vliesje
éebruikt kan
worden
25
heid diplomatieke documenten en telegram
men; het behelst verder het facsimile- van
door Iswolski geschreven telegrammen (29
Augustus en 25 October 1914) benevens ge-
dactylografeerde documenten in het Russisch
en cliché s van de handteekeningen van mi
nister Sasonow, van Iswolski, gezant van
Rusland te Parijs en van Ignatiev, Russisch
militair attaché, te Parijs.
Een ander boek vol diplomatieke en an
dere bescheiden, is „Das Deutsche Weissbuch
über die Schuld am Kriege". Dit biedt o.a.
deze eigenaardigheid, dat het een met de
hand geschreven opdracht draagt, van den
reeds hooger genoemden Friedrich Stieve.
Deze opdracht luidt: „Dem belgischen Kriegs-
schuldfurscher Albert Frank Heine gewidmet.
Geteekend: Friedrich Stieve, Berlin 8-21-
1927".
Naast deze officieele en officieuze docu
menten beschikte Frank nog over andere
bronnen, die hij met succes kon aanboren,
om zich diplomatieke, militaire en strategi
sche termen eigen te maken.
Doch er is vooral een collectie afleveringen
van „Die Kriegsschuldfrage"; Berliner Mo-
natshefte für internationale Aufklarung, die
voor de drijfveeren en het doel van Frank
van groot nut kunnen zijn geweest. De in
teressantste op dit gebied zijn op den omslag
met zwart of met rood potlood gemerkt.
Bij een vluchtig doorbladeren van deze
tijdschriften vinden wij alzoo aangestreepte
nummers met o.a. de volgende bijdragen:
Versammlungsraum der Belgischen Trup-
pen und die EnglischeBlgischen Bespre-
chungen von 1906 (3e jaargang, no. 4); Die
Belgische Geschichtsschreibung über den
Weltkrleg, door Bernhard Schwertfeger
(dit artikel draagt met potlood de vermel
ding „fait", wat in casu zal willen zeggen,
dat het bewerkt werd. Het exemplaar in
kwestie is no. 4 van den 4en jaargang; uit
no. 7 van den 3en jaargang werd uitge
scheurd een bijdrage van Dr. Rob Paul Os
wald over: Die Verletzung der Belgischen
neutralitat; La politique russo-anglaise
d'avant-guerre et la récente publication de
documents diplomatiques du Foreign Office
(door baron von Taube), werd aangestreept
in no. 5 van den 5en jaargang, uit blz. 439
werd een stuk weggesneden; de Carnets d'un
ambassadeur (3e Jaargang no. 2) vonden ook
interesse evenals no. 8 van den 5en jaargang
met Deutsche und Franzözische dokumente
(Orchies)
Doch de aflevering, die wel het meest in
handen is geweest, zooals sporen van slijtage
en plooien 't duidelijk aangeven, is het der
de nummer van den 6en jaargang, dat de
met rood potlood gemaakte aanteekening
„301" op den omslag vermeldt. Dit boek be
vat een bijdrage. „Die Conventions anglo—
beiges, mit heuen Dokumente", door
Carl Hosse Deze documenten zijn van spion-
nagedienstén afkomstige stukken betreffen
de Ein ausladeübersicht des Englischen Ex
peditionsheeres für Aufmarsch II an der
Maas oberhaib Namur (Marz 1906), met een
plan van troepentransporten naar Dinant,
Ciney, Namen en Flawinne en met een afeder
plan van troepentransport naar Brussel.
Leuven, en Aarschot. Strategische gegevens
worden er in technische taal in verstrekt,
terwijl er een heele boel details aan toege
voegd zijn over het transport per ijzeren weg,
de getalsterkte van het Engelse)^ leger, des-
zelfs landing en opmarsch.
Voor iemand, die zich een diplomatiek,
militair en strategisch vocabulair zou willen
eigen maken, zijn hier samen met in de
meester der andere boeken, duizend en één
gelegenheden aanwezig; dus ook iemand, die
een valsch diplomatiek en militair document
wilde vervaardigen, kon er ruimschoots zijn
geleerdheid in putten.
Is het dan uit deze bronnen, dat Albert
Frank Heine de valsche documenten heeft
gefabriceerd, die een week lang de geheele
wereld in beroering hebben gebracht en die
bij ontelbaar velen het spook van den oorlog
weer voor den geest hebben getooverd?
Wij zullen deze beweringen niet op ons actief
nemen, omdat dit nu verder het werk van
het parket is.
De boeken in kwestie liggen in mijn bureau
Pelikaanstraat 11 te Brussel. Daar kan het
parket ze komen halen.
Spoedvergadering Ncderlandschcn
Journalistenkring
Het bestuur van den Nederlandschen Jour
nalisten-Kring, dat nog geen antwoord ont-1
ving op het Zaterdag j.l. aan dr. P. H. Ritter
gezonden telegram, is in verband met de
Utrechtsche publicatie tegen hedenavond In
spoedvergadering te 's-Gravenhage bijeenge
roepen.
De regeering was te voren van den tnhoui
in kennis gesteld
De „N. R. Ct." heeft gisteren een onderhoud
gehad met den heer D. G. van Beuningen
Dat gesprek had plaats in den vorm van de
volgende vragen van de zijde van het blad er
antwoorden van den heer van Beuningen
In verschillende bladen Is uw naam ge
noemd in verband met het militaire verdrag
tusschen Frankrijk en België. Hebt u met de
publicatie te doen gehad?
Ik kan u ten stelligste verklaren, dat ik
noch direct, noch indirect iets te maken heb
gehad met de publicatie in het Utrechtsch
Dagblad, noch ook met eenig artikel of eenige
mededeeling, die in deze aangelegenheid in
andere bladen is verschenen. Ik heb er part
noch deel aan.
Weet u dan niets van de zaak af?
Er is my een en ander bekend. Mij zijn
stukken aangeboden, waarvan de belangrijk
heid voor Nederland mij aanstonds bleek. Ik
heb den Inhoud ter kennis gebracht van de
gene, die naar mijn meenlg daarvan behoor
de te weten, nameiyk de Nederlandsche re
geering.
Was er maar één stuk, te weten datgen«
dat het Utrechtsch Dagblad in extenso heefl
gepubliceerd?
Neen er waren meer stukken.
Wat was de aard dier stukken?
Daarover iaat ik my niet uit.
Is het door de N. R. C. aan het U. D
ontleende stuk correct weergegeven?
De inhoud van dat stuk was mü bekend. Ik
heb daarom het courantenbericht slechtt
vluchtig gelezen, maar afwykingen zijn mij
daarbij niet opgevallen.
Hebt u niet getwyfeld aan de echtheid
der stukken?
Voor twijfel aan de echtheid dier stuk
ken was helaas niet de allergeringste twijfel
overgelaten.
Ik heb mij daarvan nog vergewist. Dat is
dan ook de reden, waarom ik de my toege
zonden stukken niet afgewezen heb.
Hoe verklaart u de publicatie?
Daar heb ik geen verklaring voor. Maar
wat met de stukken gebeurd of verricht is
vóórdat ze in myn bezit kwamen, is my uit
den aard der zaak onbekend, zy zijn voor
eenige publicatie niet meer uit mijn handen
geweest.
Zou de echtheid te constateeren zyn?
Zeer zeker. Indien de betrokkenen dit
zouden wenschen, zou er mijnerzijds geen en
kel bezwaar gemaakt worden tegen welk on
partijdig onderzoek ook. Ik zou daarover wel
overleg moeten plegen met de regeering.
Zijn de handteekeningen juist?
Er kan voor het door het U. D. gepubli
ceerde stuk slechts sprake zijn van één hand-
teekening: die van Michem, welke Belgische
officier voor conform heeft geteekend.
Er zyn klaarblijkelyk nog andere stuk
ken. Staan daar de handteekeningen op van
de andere door het U. D. genoemde Fransche
of Belgische officieren?
Fransche eigen handteekeningen komen
op de stukken niet voor, wel nog de eigen
handteekening van den chef van den Belgi
schen generalen staf.
Hebt u ooit contact met de Belgische
activistische partij gehad?
Nooit ofte nimmer.
Hebt u in de Crt. van hedenochtend ge
lezen, dat uw naam (Frank Heine aan den
correspondent van de Soir) in verband is ge
bracht met een spionnenclique?
Dat is te dwaas om een antwoord op te
geven.
Hoe verklaart u de tegenspraken van de
diverse regeeringen?
Het zou mij niet het minst verwonderen,
als de ministers Briand, Chamberlain en Hy-
mans inderdaad niet van den inhoud der be
doelde stukken op de hoogte zouden zijn. Im
mers, het gaat hier om zuiver militaire docu
menten.
- En juist daarom acht ik de zaak zoo ge
vaarlijk, omdat naar myn oordeel de wereld
oorlog in 1914 wellicht nog vermeden had
kunnen worden, als niet juist zulke militaire
regelingen bestaan hadden.
Mag ik u ten slotte vragen, of u aan het
voorgaande nog iets hebt toe te voegen?
In dezen niets anders, dan dat ik over
tuigd ben als rechtgeaard Nederlander te
hebben gehandeld.
De Belgische „Soir" bevatte gisteravond
een mededeeling, dat zy documenten van
Duitsche herkomst zal publiceeren, waaruit
overtuigd zal blijken, dat er tydens den oor
log een „Entente cordiale" heerschte tus-
sche Duitsche en Nederlandsche autoritei
ten, die niet geheel vreemd zijn aan de
beweging van haat, die tegen België en
Frankryk zooeven tot uiting is gekomen.
In tegenstelling tot 't Utrechtsch Dagblad
zal de „Soir" echter fac similé's als oMgi-
neelen met opgave van de bron publiceeren,
welke bron den Duitschen staf niet verdacht
zal voorkomen.
29
*offelpJ*reekt er van achterlaten of weg-
geraden\' ,v,roeg kaar man. „Ik heb je aan-
öer dak ,kind voor een Paar Jaar kier 011
gaat, laten ng6n' Als het ons later g°0d
self terug je h'Lhet overkomen of we gaan
waar je het ki^ me gezeSd. dat je wel wist
om zyn we hierhf» zoolanS kon geven, daar-
epijt van, dan wil eekomen. Heb je er nu
geweest zyn." Je terdgbrengen waar wij
-Daar wii ik niet meer h
ult- „Ik bedank er voor o2en!" riep zij heftlg
ven, terwyl je het er^ TOe hier af te sl°"
Vreemde." n neemt in den
kaalde de schouders r,,
ho!' geen bekenden? Er zijn 2L"Heb je da"
te vinden, die tegen een vrouwen ge*
„L^o'n klein kind by zich wiT8® vergóe,";
Ik' iwnooitl" sckreeuwde zy. No^V16"160'
v°o,. Voor mijn oogen sterv'èn En Tf
Do^avenvader, een uitkomst^ -°B
*ew°*lenT achreeuwen waa 't kind wakker
U en beginnen schreien. Haar S
zweeg, hij scheen ten einde raad.
Jenka had inmiddels den kleine gesust. Het
was een aardige gezonde jongen, die veel op
zyn vader geleek. Van zijn moeder had hy al
leen de donkere kijkers.
„Daar," riep Jenka eenklapjs uit, ,,kijk hem
eens aan; kun je 't over je hart krijgen om
hem weg te geven? 't Is toch ook jou eigen
kind."
„Geloof me, ik houd net zooveel van 't kind
als jij, ofschoon je mij voor ravenvader
scheldt. Maar juist omdat ik weet, hoe 't gaan
zal, wil ik den kleine niet meenemen. Als je
wist, wat zoo'n kind op de zeereis te verduren
heeft, zou je het zelf niet willen. Neem den
jongen maar mee, als je hem dood wilt heb
ben." Met deze woorden stiet hij het kind
bijna ruw van zich af.
Zij drukte den kleine vaster tegen zich r m.
En wat zal er hier van terecht kon: :n?
Wat zullen wildvreemde menschen er nee
aanvangen," snikte zy. „Laat me het kind
naar je moeder brengen," zeide zij opeens.
Je broer heeft mij wel eens verteld, dat zij
'zoo goed was. Om jou zal zij het wel willen
V °Myi^moeder kan het niet doen," zei hij
met heesche stem. „Sedert vader gevangen
zit, is zij ernstig ziek. Wie weet, of ze mis
schien al niet dood is? Mijn zusjtes zullen
zelf moeten zien, dat ze ergens onder dak
komen. Ik dacht, dat je het soms bij Wall-
muth wilde brengen, omdat je bepaald
hierheen wilde," voegde hU er by. „Of dacht
je, dat ik onderweg nog van idee veranderen
zou? Voor den gek houden laat lk mij niet,
als je niet spoedig een besluit neemt, ga ik
alleen er vandoor."
„Ik had werkelijk aan de Wallmuths ge
dacht", zeide zy bedrukt. „Maar het gaat
niet. Ik hoorde gisteren, dat 'mevr. Wallmuth
ernstig ongestel is. En bovendien zij zou het
nooit verkroppen, dat ik haar zoo leeiyk be
handeld heb. En ze zou het kind niet kunnen
lijden."
„Weet je dan niemand anders?"
Zij schudde het hoofd.
„Een zou ik er wel weten, die voor zoo'n
klein wurmpje goed zóu zijn", fluisterde zy.
„Wie bedoel je?"
„Juffrouw Schnittler", gaf zij aarzelend ten
antwoord. „Het meisje uit Wiesende
de uitverkorene van je broer. Die ziet er zoo
zacht uit endie zou je geen kwaad doen",
zeide zij, als tot het kind sprekend.
„Dat is een goede inval, breng het daar
heen. De Schnittlers kunnen het goed doen.
Voor Dietrich zal het minder prettig zijn,
maar wy kunnen ook niet, helpen wat de
i menschon zullen denken en zeggen, als zij
'den jongen zien. Afgesproken dus, breng hem
maar hoe eer hoe liever by Schnittler; t
wordt tyd dat wij wegkomen, de grond
brandt mij hier onder de voeten."
„Wy behoeven den jongen niet naar Wie
den te brengen", gaf zij ten antwpord. „Juf
frouw Schnittler is op Gutstedt by Walmuth,
dat heeft de vrouw van den herbergier mfi
verteld, die heeft vroeger bij Wallmuth ge
diend. Juffrouw Marie neemt er het huishou
den waar, omdat mevrouw ziek is. Hoe zullen
wij het aanleggen? Ik kan niet naar Gutstedt
gaan, ik kan het niet wegbrengen", riep z'J
snikkend uit.
„Dat hoeft ooüf'niet. Zij kan het hier zeH
komen halen, jy schrijft haar een brief, of
ik kan het wel doen, om haar te verzoeken
morgenmiddag bij den afgodspaal te komen,
daar je haar wat gewichtigs hebt mee te
deelen. Ge zult zien, dat zij komt. Dan leg
gen wij vóór dien tijd'tkmd hier neer. Ik sta
er voor in, dat ze het arme schaap niet laat
liggen."
„Maar als zij eens niet kwam?" zei de vrouw
aarzelend. „En als we later het kind terug
willen halen, hoe zullen wij dan bewijzen dat
het van ons is?"
„Onzin,"' zeide hy, „zij komt zeker, al is 't
enkel uit nieuwsgierigheid. Voor alle zeker
heid kunnen Wij hier de papieren achterlaten,
die kunnen bewijzen, dat het ons kind is. De
afgodspaal kan ze voor ons bewaren. Niemand
heeft onder die steenen iets te zoeken, nu wij
geen zaken meer doen."
Zonder verder op zyn vrouw te letten, nam
hij een notitieboekje uit den zak, scheurde
er een blad uit en begon met potlood daarop
te schrijven.
„Daar, lees," zeid hy tot zijn vrouw, toen
hij gereed was. „Zie maar eens of Je het zoo
goed vindt."
Jenka nam het papier, staarde er een
oogenblik op en een paar heete tranen vielen
erop neer. zy frommelde het blad In elkaar
en slingerde het weg.
„Ik wil het niet zien, ik wil er niets mee
te "doen hebben!" schreeuwde zy.
Bedaard nam hy het papier op en streek
het weer glad. Hy zei geen woord meer tot
Jenka, schreef het adres op het briefje en
spoedde zich naar het postkantoor. Eerst na
dat hy vertrokken was, scheen zijn vrouw tot
besef te komen van zijne plannen.
In haar vertwyfeling wierp zij het kind
op het mos en ylde haar man na. 't Ging
niet gemakkelijk om door het struikgewas
heen te dringen, de doornen hielden haar
tegen, zy kon Willy niet inhalen. Moedeloos
ging zij naar haar kind terug," dat luid
schreiend op het gras lag. Zy nam het op
maar de kleine was niet tot bedaren te bren-
gïïï' Veimoeid ging zij bij den afgodspaal
zitten.
„Wij kunnen het niet bij ons houden, 't
is onmogelijk, hij heeft gelyk!" mompelde
Z1J,„ De jongen zal het by haar beter heb
ben dan by ons. En gaat het ons voor den
wind, dan laten we hem overkomen en ik
maak alles weer goed.. Hier zouden wy beiden
omkomen."
Zoo sprak zy in zichzelf, als om zich ge
rust te stellen, en lichtzinnig als zy was
dacht zy aan het heerlijk leventje, dat baar
in Amerika te wachten stond
XIV
't Was zooals Jenka gezegd had Marli
nam het huishouden by Wallmuth waar
Zy was niet gewoon, veel brieven te krij
gen. Van haar ouders had zij er pas een ge
had en met verwondering keek zy naar het
adres van den brief, dien men haar zoo even
ter hand gesteld had. 't Was een onbekend
schrift, dat met opzet verdraaid scheen te
zijn Marie veronderstelde, dat het een be
delbrief was. Met veel moeite slaagde zij erin,
de onduidelijke letters te ontcyferen. Het
briefje was van den volgenden inhoud:
„Mejuffrouw,
Dringend verzoek ik u in uw eigen bel an
morgenmiddag even by den afgodspaal tl
willen komen. Ik heb u iets gewichtigs mee
te deelen, wat op uw toekomst van invloed
kan zijn Door uwe komst zult ge tevens een
ongelukkige, die alleen van u hulp verwacht
van vertwijfeling redden Mijn naam moet
ik u verzwygen, doch ik' reken op uw goed
hart
(Wordt vervolgd)