De onthullingen van het
Utrechtsch Dagblad
De onderhandelingen tusschen
Nederland en België
-TWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
- DONDERDAG 7 MAART 1929
BLADZIJDE 2
Was de zaak-Frank Heine een verkiezings
manoeuvre tegen de Vlaamsch-Nationalen
Frank Heine in vrijheid gesteld Nieuwe
onthullingen verwacht
Een eigenaardig licht
op de zaak-Frank
Heine
Een verklaring van het U. D.
BINNENLANDSCH NIEUWS
Staten-Generaal
Eerste Kamer
Mededeelingen van den minister van Buitenlandsche Zaken
'W
Tweede Kamer
De Rijksbegrooting 1929 in de
Eerste Kamer
De minister bevordert den boschbouw zoo
krachtig mogelijk, daarbij wordt bü voort
during rekening gehouden met de belangen
van het natuurschoon.
De Koloniale tentoonstelling
te Parijs
Frank Heine is gisteravond in vrijheid ge-
steld, omdat de justitie meende hem, op
grond van de feiten, waarvan hij beschul
digd werd, niet langer in hechtenis te hou
den.
Zooals wij reeds in een bericht op óe
eerste pagina van dit nummer melden, heeft
Frank verklaard, in opdracht van den Bel
gische Spionnagedienst gehandeld te hebben,
eze verklaring heeft in België groote beroe
ring verwekt. Men verwacht nieuwe onthul
lingen.
Het schijnt vrijwel vast te staan, dat
Ward Hermans, die de medeplichtige van
Frank Heine zou zijn, zich niet meer in
België bevindt, doch in Amsterdam moet
vertoeven.
Zijn de berichten dienaangaande juist,
dan zou hij aan het Belgische Kamerlid
Vos een telegram hebben gezonden, waar
in hij verklaart, de mededeelingen en be
kentenissen van Frank Heine niet te ge-
looven.
Wat hiervan de waarheid is, zal wellicht
de tijd kunnen leeren.
In ieder geval dienen zulke verklaringen
met de noodige reserve te worden ont
vangen.
Verkiezingsmacbinaties
in Belgische kringen, die de zaak-Frank
Heine bestudeeren, begint een zekere beroe-
•ing te heerschen.
Men zal zich herinneren, dat Frank te
Amsterdam, in een lang interview aan den
reporter van een Belgisch blad zijn ver-
valsching had bekend en zijn houding, in
het vooruitzicht van zijn a. s. arrestatie,
alvast had omschreven.
Korten tijd daarna heeft hij te Amster
dam den trein genomen naar Brussel,
.vaar hij, zooals bekend, Zondagnacht in
het Zuiderstation werd gearresteerd, wat hij
na zijn „interview" wel kon verwachten.
Op het oogenblik van zijn arrestatie, riep hij
tot zijn vrouw: „Verwittig M. en v. H.".
Deze kon echter deze opdracht niet uitvoeren,
omdat ook zij op dat moment werd ge-
irresteerd, doch later, toen Frank veilig
.opgeborgen" was, weer in vrijheid ge-
iteld.
Naderhand is gebleken, dat de twee
loor Frank bedoelde personen tot de dien
den van de Belgische recherche zouden
;ehooren!
Doch dit is niet alles. Hij zou op dat mo-
nent nog tot zijn vrouw geroepen hebben,
iet blad te verwittigen, waarin enkele uren
.oor zijn arrestatie zijn „interview" was
/erschenen.
Zonder ook maar in de minste mate deze
/eronderstelling te willen confirmeeren,
ieelt de Bruaselsche correspondent van de
,Msb." als de opinie van sommigen nog-
.naals mede, dat het interview in kwestie
foor Frank zelf zou kujinen zijn geschre-
'en.
De publicatie door hetzelfde blad van een
.document", waaruit het bestaan van een
Duitsch-Hollandsche entente cordiale ge
durende den oorlog zou moeten blijken,
heeft de gemoederen nog meer in beroering
gebracht, omdat de man, die het stuk pu
bliceerde, dezelfde is, die na den oorlog
reeds heel wat „documenten" op de markt
heeft geworpen, die moesten dienen om het
activisme en de Vlaamsch-natlonalistische
;eweging aan de kaak te stellen.
Welnu, in het „interview" van Frank is
iet duidelijk, dat de Vlaamsch-nationalisti-
;che beweging daar in een meer dan hate-
1 ijk daglicht wordt gesteld. En men vraagt
ach niet zonder eenige beangstheid af, of
nen hier niet met een verkiezings-machi-
ïatie tegen het Vlaamsch-nationalisme te
oen heeft?
Het blad in kwestie is hetzelfde, dat
■eweerde, zich een jaar geleden de Utrecht-
che documenten te hebben kunnen aan-
chaffen.
Intusschen dienen dergelijke berichten
aider voorbehoud te worden medegedeeld
n alleen te worden gereleveerd als de mee
ting in sommige Belgische kringen.
Nadere bijzonderheden verhalen nog, hoe,
oen de Duitsche lastgevers van Frank
.leine van hem kost wat kost het Fransch-
Belgisch militair accoord wilden hebben,
."rank zich, naar hij zelf heeft verklaard,
cot vooraanstaande personen in België heeft
jewend, die hem aanraadden een valsch
ractaat te maken en dit den Duitschers
e overhandigen.
Met die vooraanstaande personen schijnt
lij elementen van de Belgische teg en-
plonnage te hebben bedoeld. Althans schijnt
iet thans ook bewezen te zijn, dat een
iezer agenten hem het papier met het
.tempel en hoofdje van het ministerie van
lefensie heeft overhandigd, waarop het
/alsche proces-verbaal werd geschreven.
Frank heeft trouwens nog vóór zijn arres-
atie in zij» bekend interview gezegd, dat
lit stempel echt is. De chefs van de Belgi-
che spionnage van de tweede sectie van den
taf, zouden dit niet geweten hebben-
Dit element is echter, naar de correspon-
lent van de „Msb." verder opmerkt, van
.•norme waarde, omdat het op groote schaal
le verantwoordelijkheid vermindert van de
lederlanders, die naar aanleiding van pa
ter en van stempel in de échtheid van het
ik geloofden.
Hoe kwam het stuk in
Nederlandsch bezit?
Nu volgt de vraag: hoe kwam dit voor de
Duitsche spionnage vervaardigd stuk in Ne-
derlvndsch bezit. Hier komt de dubbele rol
van Frank aan het daglicht. Hij kende Ward
Her nans als een gemakkelijk te misleiden
pernon. Van het oogenblik, dat het stuk,
was mede hij zijn haat tegen België, dat hem
tijdrits den oorlog als Ysersoldaat slecht heeft
behandeld kon koelen, in zijn bezit zou zijn.
moest het spoedig zijn weg naar Nederland
vinden, waar Hermans veel relaties heeft.
Dc Belgisch NationA.istische bladen begin
ner. het geval-Frank te verkleinen, om er
een zaak-Hermans van te maken en het
Vlac.msch Nationalisme te treffen. Slechts
enkele dagen geleden schreef „de Nation
Beige" nog, dat Frank ten minste vijftien
jaar dwangarbeid verdient, maar vandaag, nu
bekend is, dat hij ok in Belgischen spion
nagedienst werkte, schrijft „l'Indépendance",
het blad van Hymans, dat geheel het inci
dent-Frank zich tot weinig zal beperken.
De' gedachte, dat men Ward Hermans er
in heeft laten loopen, om een verkiezings
manoeuvre tegen de Vlamingen in het alge
meen en het Vlaamsch Nationalisme in het
bijzonder uit te lokken, wint in Brussel veld
en „De Schelde" vraagt zich dan ook af, of
men hier niet voor een nieuwe geval-de
Beuckelaere staat, dat jaren geleden op touw
gezet is door het blad, dat thans de inter
views en de bekentenissen van Frank ontving,
vooraleer hij werd gearresteerd en dat op 'n
reusachtig fiasco uitliep. Toen Frank Zater
dagavond Amsterdam verliet, was hü er
schijnbaar van overtuigd niet te worden aan
gehouden, juist om zijn relaties met de Bel
gische spionnage en hellicht ook nog wel wat
anders.
Naar aanleiding van'de, door het bestuur
van den Nederlandschen Journalistenkring
genomen resolutie, verklaart de hoofd
redactie van het Utrechtsch Dagblad het
volgende
le. dat zij bereid is, en van het eerste
oogenblik waarop zij hare publicaties aan
ving bereid is geweest, voor zoover dat maar
eenigszins in haar vermogen ligt, hare mede
werking te verleenen tot een onderzoek naar
het door haar gepubliceerde document, waar
van de echtheid voor haar vaststaat, maar
waarvan de echtheid door anderen betwijfeld
is
2e dat zij echter vóór de vergadering van
het Kringbestuur werd gehouden, ambtshalve
kennis droeg van den inhoud der Nederland-
sche Regeeringsverklaring. waarin werd me
degedeeld, dat de Regeering van de zaak op
de hoogte was en van de door den heer D. J.
van Beuningen. den verwerver van het stuk,
in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" ge
publiceerde verklaring, waarbij deze zich be
reid verklaarde tot het medewerken aan een
onpartijdig onderzoek, waartoe hij en de
Hoofdredactie met hem, meent dat overleg
met de Regeering noodig is.
3e. dat zij de meening is toegedaan, dat
nu de mogelijkheid tot een onderzoek bij de
hoogste instantie is opengesteld, het niet
alleen een onjuiste weg zou wezen, indien er
zich thans eenige andere instantie mede be
moeide. maar het zelfs van een gemis van
deferentie tegenover de bevoegde overheid
zou getuigen, deze zaak bij eenige andere
instantie voor te brengen.
4e. dat zij om deze reden zich niet ge
rechtigd achtte, aan de uitnoodiging van het
Kringbestuur gevolg te geven, en zich daartoe
ook thans niet gerechtigd acht.
5e. dat zij met verwondering heeft kennis
genomen van de zinsnede, waarin het Kring
bestuur afkeuring omtrent hare houding
tegenover het bestuur harer organisatie te
kennen geeft.
6e. dat zij. evenals het Kringbestuur. van
oordeel is, dat het uitbannen van alle kiem
van internationaal wantrouwen noodzakelijk
is, maar zij juist uit dien hoofde, ten einde
de internationale sfeer van geheime bedrei
gingen te zuiveren hare publicatie heeft
ondernomen.
De duisternis niet verdwenen
Niemand zal het verbazen, schrijft de „N.
R. Ct.", in haar Kameroverzicht, dat er een
Nederlandsche regeeringsverklaring is geko
men over de publicaties van het „U. D."
De duisternis, welke over de kwestie hangt,
is, volgens het blad, niet verdwenen.
Dat onze minister-president hoe be
kwaam hij overigens ook moge zijn zoo
weinig de kunst der mise-en-scène zou ver
staan. als nu bleek, hebben zelfsc zij niet
vermoed, die op gezette tijden een klaaglied
lieten hooren over de tekortkomingen onzer
regeering op het delicate gebied der publi
citeit. Er waren tal van ministers, maar niet
één (of althans echter geen een) Kamerlid
wist, wat er komen/^ou; er waren ettelijke
journalisten, die van den prins geen kwaad
wisten; er was niet bijtijds gezorgd voor ver
menigvuldiging van de regeeringsverklaring,
ofschoon zoowel de binnenlandsche als de
buitenlandsche pers en zelfs het landsbelang
gediend zouden zijn geweest door tijdige vol
ledige publicatie. Waarom kan de pers, die
de Troonrede wel ettelijke uren vóór het uit
spreken ontvangt en zich angstvallig van elke
voorbarigheid en onbescheidenheid onthoudt,
zoo'n regeeringsverklaring van internationale
beteekenis niet uiterlijk tot baar beschikking
hebben op het oogenblik, waarop zij afgelegd
wordt? ban is ook de kans op behoorlijke
berichtgeving in het buitenland, op degelijke
vertalingen en bewerkingen veel grooter.
Afgezien van deze verzuchting, die door
velen geslaakt is, zal zeker de omstandig
heid, dat de regeering nu ook haar licht
over deze zaak heeft laten schijnen, menig
een hebben verheugd. Jammer slechts, dat
dit licht weinig duisternis wegvaagde. Als
b.v. de ministers van buitenlandsche zaken
en financiën het vooruitzicht der publicatie
door het Utrechtsch Dagblad in hooge mate
betreurden waarom hebben zij zich dan
bepaald tot de passieve overtuiging, dat geen
ingrijpen van de regeering publicatie zou kun
nen voorkomen? Ingrijpen in den zin van
preventieve censuur was natuurlijk uitge
sloten had echter geen zachte aandrang
kunnen plaats hebben? In den oorlogstijd
heeft de regeering menigmaal den bladen
verzocht, ten opzichte van bepaalde geruch
ten of berichten voorzichtigheid te betrach
ten. Aan den anderen kant ontheft de om
standigheid, dat de regeering niet uitdruk
kelijk gewaarschuwd heeft, de hoofdredactie
van het Utrechtsch Dagblad geenszins van
alle Verantwoordelijkheid, die het blad trou
wens ook niet terug heeft gewezen.
Op de (eerste) publicatie zijn de vragen
aan de Fransche en Belgische regeering en
een voorloopig justitieel onderzoek gevolgd.
Eveneens de spontane informaties van Brit-
sche zijde, welke volgens minister De Geer
de conclusie wettigen, dat in het verzoek om
inlichtingen aan de beide andere regeerin-
gen geboden gelegenheid om „de schade
lijke werking aan de publicaties zooveel doen
lijk te ontnemen" niets onvriendelijks
mocht worden gezien, vóór dien had de
minister van buitenlandsche zaken, die via
den heer Van Beuningen reeds sinds pl.m.
10 Februari op de hoogte was, een onderzoek
door deskundigen laten instellen. Over de
uitkomsten daarvan werd echter niets mede
gedeeld.
Een fout van de regeering
Na geconstateerd te hebben, dat de inhoud
van de regeeringsverklaring het geloof in de
eerlijke bedoelingen van onze regeering
slechts zal kunnen versterken, schrijft de
Kameroverzichtschrijver van het „Vader
land" o.m.:
De regeering geeft ons de geruststellende
verzekering, dat zij overtuigd is. dat ons land
van geen enkele „andere" natie eenig ge
vaar bedreigt. Is het te veel gezegd, dat een
Regeering, die de Utrechtsche publicaties
voor echt zou houden, niet zoo zou spreken?
Overigens heeft de regeering zich over de
waarde der publicaties niet uitgelaten. Toch
schijnt de Regeering er wel een onderzoek
naar te hebben ingesteld. De ministers Bee-
laerts en De Geer wachten met gekruiste
armen af. Beiden waren overtuigd, dat geen
ingrijpen van de Regeering publicatie zou
kunnen voorkomen. Dit nu begrijpen wij niet,
Deze overtuiging kan slechts gefundeerd
heeten als zij gebaseerd was op een mede-
deeling van het Utrechtsche blad. Of een
derde al verzekerde, dat een stap wel niet
zou baten, had'o.i. geen reden mogen zijn
om niet te doen wat in 's Lands belang
wenschelijk was. Had de Utrechtsche ver
antwoordelijke journalist dan geweigerd, de
volle verantwoordelijkheid ware op zijn hoofd
neergekomen. Thans schrijft hij echter, dat
hij onvoorwaardelijk gevolg zou hebben ge
geven aan een wenk van de Regeering om
niet tot publicatie over te gaan. De Regee
ring zal zelve moeten erkennen, dat zij hier
een fout heeft gemaakt, volkomen te goeder
trouw, maar niettemin een betreurenswaar-
4ige fout en wij gelooven, dat weinigen haar
meening zullen onderschrijven, dat het eeni
ge, wat zij kon doen was, te Brussel en
Parijs informaties in te winnen, om „op die
wijze de schadelijke werking aan die publi
catie zooveel doenlijk te ontnemen." Wie zou
overigens niet met de Regeering hopen, dat
deze rampzalige dagen spoedig vergeten
zullen worden?
Geruststellend
De Regeeringsverklaring is geruststellend,
meent het „Centrum" en het blad vervolgt:
Men vraagt zich alleen af, waarom niet
tijdig aan het D. van overheidswege een
zeer duidelijke wenk is gegeven, op welk
glad ijs het zich met de publicatie begaf.
Daardoor had veel onaangenaams, had
heel deze historie kunnen worden voorko
men, terwijl het U. b„ indien het toch tot
publicatie wilde overgaan, dit in elk geval
niet in twee tempo's had behooren te doen
daar de tweede publicatie, veel meer dan de
eerste, den indruk vestigde van maakwerk
te zijn.
Een lichtpunt in de zaak is, dat er bij
de bespreking dezer „affaire" herhaaldelijk
van Belgische, zoowel als van Nederland
sche zijde uiting is gegeven aan het verlan
gen naar een goede buurschap en verstand
houding.
De Rgksbegrooting 1929.
De Eerste Kamer is gisteren onder voor
zitterschap van den heer J. J. G. Baron
van Voorst tot Voorst begonnen met de
algemeene beschouwingen over de Rijksbe-
grooting 1929.
De heer VAN LANSCHOT (R.K.j consta
teert, dat het parlementaire stelsel ziek is.
De politieke medici buigen zich over tfe
sponde van den patiënt en professor Mar-
chant zoekt de oorzaak in de aanwezigheid
van het extra-parlementaire kabinet.
Naai- sprekers meening Sa alleen langs
den weg van samenwerking dar rechtsche
partijen een goede parlementaire regeering
te verkrijgen.
Intusschen ontbreekt er wel wat aan die
samenwerking in de Tweede Kame. Spr.
wijst op het geval met het geweigerde sub
sidie aan de R.K. Handel&hoogeschool. Hij
gelooft; dat die zaak tot meer bevrediging
zou zijn opgelost, indien in deze Kamer de
Christelijk Historische fractie haar oordeel
had kunnen laten gelden.
Wat de mogelijkheid van samenwerking
tusschen R.-K. en Soc. Democraten betreft,
spr. acht deze niet te verwachten. Hij ci
teert een en ander uit de jongste rede van
den heer Albaröa en vraagt of deze de Ka
tholieke druiven te zuur achtte. De heer
Albarda meende, dat die samenwerking we:
zou gelukken, indien de democratische ele
menten, niet werden tegengehouden door de
anderen, doch spr. wijst er op, dat zoodanige
samenwerking onvermijdelijk o\% een ver
splintering van de R.K. Staatspartij zou uit-
loopen en daarom zullen de Katholieken in
overgrootë meerderheid niet daarvoor te
vinden zijn.
Den paladijnen der linkerzijde, die een
rechtsch kabinet nog minder gewenscht
achten dan een extra-parlementair kabinet,
roept spr. toe, dat zij aldus veel afbreuk
doen aan hun voorliefde voor het parle
mentaire stelsel.
Waarom zouden de katholieken niet mo
gen samenwerken met andere rechtsche
groepen en de hnksche partijen onderling
wel met elkander?
Het gaat niet aan, den drie rechtschen
groepen den eisch te stellen, dat men voor
af komt met een accoord omtrent een re
geer ingsprogram; dat geven de linkerpar
tijen toch zeker ook niet. Mr. Marchant
heeft nog onlangs de prlncipieele verschil
len van zijn partij ten opzichte van de
S. D. A. P. geaccentueerd, ofschoon prof.
Heeres, de voorzitter der Democratische
partij, dezer dagen schreef, dat Albarda en
Marchant als op één peluw neergezonken
lagen.
Mr. MENDELS (S.D.A.P.): Prikkellitera
tuur!
De heer VAN LANSCHOT, voortgaande,
meent dat voor een parlementair kabinet
volstrekt niet de eisch behoeft te gelden,
dat er Innig verband tusschen de rechtsche
partijen bestaat. Hoofdzaak is, dat het par
lementair kabinet den steun heeft van een
meerderheid.
De uitlegging van het begrip „democra
tie" hangt geheel af van den gezichtshoek,
waaronder men dat bekijkt. Wat bijv. de hec-
ren Mend els of Wibaut democratisch noe
men, vindt een Russische communist ake
lig conservatief.
Er is ook een diepe klove tusschen cte
democratie, zooals de heer Marchant zich
die voorstelt spr. verwijst naar de door
mr. Marchant te Utrecht gehouden rede
en de christelijke democratie der katholie
ken. Spr. toont verder een aantal verschil
punten aan tiusschen de democratie der
Vrijz. Democraten ten opzichte van S.D.A.P.
en Dem. Partij.
Wat het beleid van het kabinet betïeft,
spr. behoort tot degenen in het Voorloopig
Verslag, die daarover tevreden waren, In
de officieele parlementsstukken ontbreekt
zelfs de ,.note gaie" van de zijde van de
regeering niet. De heer De Geer heeft ech
ter het koekoeksei der politieke imfnuniteit
al in het nest van zijn opvolger gelegd. Het
zou spr. evenwel niet verwonderen als straks
het afscheid van jhr. De Geer beteekende:
tot weerziensop den derden Dinsdag in
September! Persoonlijk zou spr. dit niet on
aangenaam vinden, doch aan een parlemen
tair kabinet, van rechtsche signatuur, blijft
hij voorkeur geven en hij hoopt dat zulks
niet door den Vrijheidsbond zal worden ver
hinderd.
Wanneer van het kabinetDe Geer in
financieel opzicht wordt gecritiseerd dat het
de politek-Colijn wil voortzetten, dan acht
spr. dat een volkomen compliment.
Ten aanzien van het subsidie aan de R.K.
Handelshoogeschool te Tilburg betoogt spr.
dat aan een neutrale onderwijsinsteling
geen voorrechten moeten worden toegekend,
die aan een bijzondere worden onthouden.
Van de regeeringsverklaring, die gisteren
door minister De Geer in de Tweede Ka
mer is afgelegd, zou spr. willen zeggen, dat
hij daarvan met groote instemming heeft
kennis genomen en dat hij zich geheel aan
sluit bij de wenschen, aan het slot van die
verklaring geuit.
De heer DE VOS VAN STEENWUK
(C.H.) dankt die leden van het kabinet, die
overeenkomstig de verklaring van het kabi
net in 1926 de bezuinigingspolitiek van hét
vorige hebben voortgezet. Ook in ander op
zicht brengt hü hulde aan eenige ministers,
o.w. minister De Geer. Die hulde geldt ech
ter niet de ministers van Defensie en van
Koloniën.
Hij hoopt, dat de anti-revolutionnairen en
chr. historischen broederlijk in hetzelfde le
ger zullen strijden, In den geest van Kuyper
en Lohman.
Zonder rechtsche samenwerking ziet spr.
als mogelijkheden slechts een extra-parle
mentair kabinet of een minderheids-kabx-
net.
"nktutj
Dr. F. M. Wibaut
De heer WIBAUT (S.D.A.P.j wil enkele
opmerkingen maken over het regeeringsbe-
leid. Tevoren wil hij even constateeren, dat,
wanneer de politieke noodzakelijkheid zou
leiden tot samenwerking tusschen R.K. en
Soc. Democraten, deze niet door 'n onder
deel als de kwestie der huwelijkswetgeving
zou behoeven te worden tegengehouden. In
veel opzichten staat toch het vrüe huwe
lijk boven een gedwongen samenleving,
waarin wederzijdsche liefde en sympathie
ontbreken, zooals er toch zeker wel voor
komen.
Toen het tegenwoordige kabinet optrad zag
het o.m. als taak voor zich, bezuiniging en
efficiency in den Staatsdienst te brengen.
De gulden was veilig; spr. zegt opzettelijk
niet: in veiligheid, want naar zijn meening
is de gulden niet in gevaar geweest.
Van de volbrenging van de geschetste
taak is evenwel niet veel terechtgekomen.
Hier breekt spr, zijn rede af en wordt
de vergadering tot heden verdaagd.
DE BEGROOTING P. T. T.
In de vergadering der Tweede Kamer
werden gisteren voortgezet de beraadslagin
gen over de begrooting van Posterijen, Tele
grafie en Telefonie.
De heer KRIJGER (C.H.) betreurt, dat bij
de vaststelling der nieuwe tarieven niet is
uitgegaan van het normale gebruik. De be
zwaren, die door verschillende sprekers
zijn aangevoerd tegen het gesprekkentarief
kan spr. voor 100 percent deeïen. Spr. be
pleit verder de noodzakelijkheid van verla
ging der pesttarieven.
pe heer DROP (S. D. A. P.) vraagt inlich
tingen over de reorganisatie, liet personeel
weet niet waar het aan toe is. Spr. vreest
dat het personeel weer de dupe zal worden.
De heer v. d. WAARDEN (S. D. A. P.)
meent, dat het hoofdbestuur zeer actief is
om de waarde van de telefoon grooter te
maken, ook voor het platteland. Hij gelocit
echter niet, dat de voorgenomen tarifieering
daartoe dienstig zal zijn. Men zou een proef
kunnen nemen met het verlagen der tarie
ven door verhooging van het tarief op de
spitsuren.
De heer L. DE VISSER (C. P.) stelt een
motie voor, waarin gevraagd wordt den ar-
beidscontracters, die langer dan een jaar
werkzaam zijn, een vaste aanstelling te ge
ven. Een tweede motie van spr. beoogt voor
het lagere personeel den 8-urigen arbeids
dag in te voeren.
De heer KLEEREKOPER (S. D. A. P.)
critiseevt de benoeming van dr. Posthumft
tot lid van den Radioraad. Deze heer is im
mers lid van het bestuur geweest van een
omroep-vereeniging, die ten doel had zich
tegen een andere omroepvereeniging te kee-
ren. Spr. wüst op de tegenwerking, die de
V. A. R. A. steeds ontmoet. Haar positie is
niet die. waarop zij rechtens aanspraak kan
maken. Ten slotte merkt spr. op. dat de mi
nister er voor moet waken, dat een distribu
tie bepaalde uitzendingen weert.
De heer BOON (V. B.) meent, dat het ge
sprekkentarief veel te duur wordt voor de
greotere bedrijven.
De Minister van Waterstaat, de heer VAN
DER VEGTE, zegt, dat dr. Posthuma voor
kwam op de lijst, waaruit wylen dr. Lely
was voorgedragen. De minister is overtuigd,
dat de nieuw benoemde bereid is met volle
aa'"decht.mede te werken aan de oplossing
van' v"t radiovraagstuk ter verkrijging van
iredig radioleven. Voor een systeem
van '.itsluiting, als de heer Kleerekoper be
doelde, Is spreker ook niet te vinden.
De reorganisatie van het bedrijf zal zeer
spoedig een feit zün en zal ook door het
personeel a's een verbetering worden ge
voeld. Verlaging van het briefport is nog
niet mogelijk, doch er wordt naar gestreefd.
Het doorverbindingssysteem bü de telegraaf
zal voor een telegram 15 m'nuten be paring
geven Deze maatrege' is volkomen verant
woord. De kwestie der arbeidscontracten is
in onderzoek.
Den heer De Visser antwoordt spr., dat
een eerste vereischte is, dat het bedrijf bloeit.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op het Voorloopig Verslag over hoofdstuk:
Buitenlandsche Zaken der Rijksbegrooting
voor 1929. Daaraan is het volgende ontleend
betreffende de onderhandelingen met
België:
Gelijk is bekend gemaakt, zijn in Oct.
j.l. voorloopige besprekingen gevoerd tus
schen door de Nederlandsche en de Belgi
sche regeering aangewezen deskundigen be
treffende de verbinding te water tusschen
Antwerpen en den Rijn, het punt waarom
trent naar het oordeel der regeering te
Brussel overeenstemming moest worden ver
kregen, alvorens tot eigenlijke onderhande
lingen kan worden overgegaan. In denzelf
den tijd heeft de Nederlandsche regeering
aan de Belgische regeering doen weten,
welke oplossing eerstgenoemde meende te
kunnen geven aan een aantal van Belgische
zijde geuite desiderata, indien van Belgi
schen kant eenige Nederlandsche wenschen
werden ingewilligd. De bedoeling zat daarbij
voor, aan de regeling, die de regeering tus
schen de beide landen tot stand wenscht te
zien komen, een zoodanig wederkeerig
karakter te geven als mogelük is met het
oog op de werkelüke beteekenis der presta
ties, die over en weer gedaan kunnen wor
den.
De Kamer zal het billijken indien de
minister zich in dit stadium onthoudt van
een overzicht van bü zonderheden, doch zij
stelt er prüs op te verklaren, dat datgene
wat aan de Belgische regeering is medege
deeld, ais een voor Nederland aanvaardbare
regeling evenmin de grenzen der resultaten
van het in 1927 en 1928 gehouden inter
departementaal overleg heeft overschreden
als de perken gesteld door de zienswijze van
de colleges, diensten en personen, die door
de regeering buiten den kring der departe
menten van algemeen bestuur zijn geraad
pleegd.
Op 14 Jan. 1929 heeft daarop de Belgische
regeering een memorandum aangeboden.
Dat die regeering in de gegeven omstandig
heden haar positie niet wenscht prijs te
geven zal gereedelük worden verstaan en het
behoeft dan ook geen bijzondere teleurstel
ling te wekken dat zij voor de Nederland
sche rechten en zienswijzen, met name op
het gebied van de waterverWhding tusschen
Antwerpen en Den Rijn niet die waardee
ring toont, die de Nederlandsche regeering,
gegeven den door haar getoonden goeden
wil. had gehoopt te zullen ontmoeten.
Bij de overweging van de verschillende
punten van het Belgische memorandum
blijft de regeering, rekening houdende met
den internationalen toestand, ten volle
bereid mede te werken tot de herziening der
verdragen van 1839, maar van haar is niet
te verwachten, dat zü daarbij zonder meer
zou voldoen aan begeerten op verkeersge
bied, welker vervulling voor Nederland
schadelük wordt geacht.
Van zin. haar verbintenissen ook op dat
terrein naar de eischen des tüds, in het
belang mede van eigen handel en scheep
vaart ten volle na te komen, zal de regee
ring daarnaast blijven letten op de beper
kingen, haar bü het scheppen van nieuw
recht gesteld door haar roeping om recht
matige Nederlandsche belangen passend te
beschermen. Aldus hare gedragingen rege
lend naar een zoowel nationaal als inter
nationaal gesproken, h.i.z. zuiveren maat
staf, kan zij ter bereiking van de door haar
met allen ernst nagestreefde duurzame
goede verstandhouding met België de voort
zetting van de onderhandelingen, welke in
den meest vriendschappehjken geest wor
den gevoerd, met vertrouwen tegemoet
zien en daaraan, zooveel als van haar af
hangt richting geven.
Gaama geeft zij daarbij in antwoord op
de daaromtrent gestelde vraag de verzeke
ring, dat het niet in haar voornemen ligt,
een beslissing te nemen betreffende de ver
binding tusschen de Nederlandsche Schelde
en den Rijn zonder met bevoegde vertegen
woordigers der verschillende betrokken be
langen voeling te houden.
In het Voorloopig Verslag wordt ge
vraagd waarom in de Memorie van Ant
woord op het Voorloopig Verslag der Twee
de Kamer betreffende dit Hoofdstuk werd
verklaard, dat het noodig is dat de te tref
fen regeling „zooveel mogelük" (en niet
„geheel") op den voet van wederkeerigheid
geschoeid zü- De verklaring moge worden
gevonden in de omstandigheid, dat de we
derzijdsche desiderata, wat hun beteekenis
betreft, niet in alle deelen gemakkelük ver
gelijkbaar zün. Intusschen is het streven
der regeering gericht op het bereiken van
die billüke wederkeerigheid, die vele leder
wenscliten te zien in acht genomen.
Welke redenen de vorige Belgische mi
nister van Buitenlandsche zaken mag heb
ben gehad, als lid der Kamer van Volks
vertegenwoordigers den in het Voorloopig
Verslag bedoelden inderdaad bevreemden
twüfel uit te spreken ten aanzien van de
welwillende gevoelens der meerderheid van
de Staten-Generaal, is den minister niet
duidelyk. Uit de desbetreffende passage van
het Voorloopig Verslag blijkt ten overvloede
dat er tusschen de meerderheid der Neder
landsche Volksvertegenwoordigers en hem
ten deze geenerlei verschil van gevoelens
bestaat.
Met betrekking tot het door sommige
leden geopperd bezwaar tegen de wijze
waarop de nieuwe besprekingen met de
Belgische regeering zijn aangeknoopt, her
innert de minister eraan, dat de verwer
ping van het Verdrag van 1925 door de Sta
ten-Generaal, de bereidverklaring van de
Nederlandsche regeering om mede te wer
ken, een herziening, der verdragen van 1839
niet ongedaan heeft gemaakt.
De regeering heeft na die verwerping te
kennen gegeven, dat zij eenigen rijd zou
behoeven om zich op nieuwe onderhande
lingen te kunnen voorbereiden. Toen die
voorbereiding was beëindigd, heeft zü zich
met de Belgische regeering, die inmiddels
meermalen den wensch te kennen had ge
geven, spoedig de besprekingen te hervat
ten, in verbinding gesteld. En toen haar
duidelijk was geworden, welke deiiderata
van Belgische züde naar voren werden ge
bracht, heeft zü zich dienaangaande geuit
en de Nederlandsche contra-verlangens in
groote lynen kenbaar gemaakt.
Dan alleen kan van goede arbeidsvoorwaar
den sprake zijn. De moties-De Visser kan spr.
niet aanvaarden.
Zooveel mogelük worden de postkantoren
op Zondag gesloten. Doch niet alles kan men
sluiten, omdat het leven niet stilstaat. Ver
schillende kantoren zijn opengesteld op Zon
dag, omdat het telefoonverkeer in de buurt
belangrüke uitbreiding onderging. Inzake
de radiozendinstallaties zal de minister bin
nenkort mededeelingen aan de Kamer
doen, die, naar hij hoopt, bevrediging zul
len schenken. Het systeem bij de telefoon:
betaling naar gebruik, acht spr. juist.
De heer v. d. HEUVEL (A. R.) repliceert
■en stelt een motie voor, waarin teleurstel
ling wordt uitgesproken over de openstel
ling op Zondag van een aantal hulppost
kantoren voor den telegraaf- en telefoon
dienst.
De begrooting wordt vervolgens aangeno
men. Over de moties wordt heden gestemd.
De interpellatie-Gerhard wordt van de
agenda afgevoerd.
Daarna wordt de vergadering verdaagd tot
hedenmiddag.
Memorie van antwoord inzake Binnen
landsche Zaken en Landbouw
Verschenen is de memorie van antwoord
over hoofdstuk: Binnenlandsche Zaken en
Landbouw der Rijksbegrooting 1929. Daaraan
is bet volgende ontleend:
Van den exkeizer kan gezegd worden, dat
hij zün belofte, zich aan politieke actie te
onthouden, loyaal heeft nagekomen. Enkele
niet meer gangbare uitdrukkingen, welke
trouwens geen politieke strekking hadden,
kunnen in dit oordeel geen wijziging bren
gen. Een censuur op dergelijke uitlatingen
komt den minister te minder noodig voor,
omdat hij reden heeft te vermoeden dat zij
niet herhaald kunnen worden.
Binnenlandsch bestuur
Over de vraag of het niet wenschelijk is
togen mogelijke corruptie-praktijken bij ver
kiezingen wettelijke maatregelen in het leven
te roepen, in den geest van de in Engeland
en ook elders met hetzelfde doel gemaakte
bepalingen, heeft de minister het advies
gevraagd van het Centrale Stembureau. Na
ontvangst van dat advies zal hü deze zaak
in nadere overweging nemen.
Landbouw
Het komt den minister wenschelijk voor,
het vertrouwelüke karakter van het voor-
I ontwerp in zake de regeling van het Pacht-
contract niet op te heffen, voordat het ont
werp bij de Tweede Kamer zal zün ingediend.
De minister deelt de meening, dat schrale
heidegronden, waarop geen loonend land-
bouwbedrijf kan worden gevestigd, niet tot
bouw- of grasland dienen te worden ont
gonnen. Aan bebossching van zoodanige
gronden moet zeker de voorkeur worden ge
geven. De minister is het geheel eens met
hen, die meenen dat verbetering van de af
watering van veie diluviale gronden krach
tig ter hand moet worden genomen.
De minister ziet niets liever dan dat de
steden haar afvalstoffen naar het land ver
voeren; wat in zün vermogen is doet hü om
dit resultaat te bereiken.
Een wetsontwerp, behelzende controle
maatregelen op den uitvoer van boter, kaas
en andere land- en tuinbouwproducten, zal
binnenkort den Staten-Generaal kunnen be
reiken.
De minister, overtuigd van de groote be
teekenis van de kippenhouderij en de eier-
productie voor ons land, schenkt daaraan
steeds zü'n volle aandacht. Het rapport om
trent de reis van de beide Rijks veeteelt
consulenten ter bestudeering van de var-
kensfokkerü in Denemarken kan binnen
enkele dagen worden tegemoet gezien.
Visscbergen
De minister doet eenige mededeelingen
betreffende proeven inzake kunstmatige elft
teelt.
Dat het zalmtractaat voor ons land niet
voordeelig zou zijn is den minister niet be
kend. Hü zet er voorts het voordeel van
uiteen.
De algemeene commissie door Minister
Koningsberger geïnstalleerd
Minister Koningsberger heeft gister
ochtend de algemeene commissie ten be
hoeve van de deelneming van Nederlandsch-
Indië, Suriname en Curasao aan de in 1931
te Parijs te houden Internationale Kolo
niale Tentoonstelling geïnstalleerd. Hü
zegde den leden dank voor hun tegenwoor
digheid op deze bijeenkomst en wees op de
groote beteekenis van een succes der Ned.
koloniale inzending.
Nederland behoort tot die staten, die het
zich een voorrecht rekenen om deel te
nemen aan den vredellevenden wëdüver dei-
volken. Vooral de belangrüke internationale
tentoonstellingen stellen de volken *n de
gelegenheid, om aan de wereld de vruchten
hunner werken te toonen. Nederland grijpt
dan ook meestal gaarne de gelegenheid aan
om zooal niet door pompeuze kostbare uit
stallingen, dan toch door weloverwogen,
zakelüke en tevens kunstzinnige exposities
van zijn belangrüke rol in 's werelds huis
houden te getuigen.
Wij zullen op de Parüsche tentoonstelling
een volledig er» helder beeld moeten geven
van de huidige maatschappehjke gestalte
van onze overzeesche gewesten, alsmede van
hun economische en cultureele beteekenis
Dit is het doel, in weinige woorden gezegd
doch de arbeid om dit doel te bereiken zal
omvangrijk en zwaar zü'n. Het zal een arbeid
zün waarvoor, zoowel in Nederland ais ir*
de overzeesche gewesten, vertrouwd zal
moeten worden op de geestdriftige en on
baatzuchtige medewerking van tal van per
sonen uit de meest uiteenloopende kringen
van personen, zoowel van Nederlandschen
als van Indischen. Surinaamschen en Cura-
paoschen landaard. Men behoort zich hier
en overzee ter dege bewust te zijn, dat thans
een voornaam algemeen Nederlandsch be
lang de gulle medewerking van allen
opeischt.
Varvolgens uitte de'minister zün vreugde
over het feit, dat Z. K. H. Prins Hendrik
het voorzitterschap van het eere-comité
heeft willen aanvaarden en dat mr. Fock
het voorzitterschap der algemeene comml'
s'e op zich heeft willen nemen.
Uit den iimvang der Algemeen» Com
missie spreekt het reeds, aldus de Minister
dat zü niet tot taak zal hebben om door