De onthullingen van het
Utrechtsch Dagblad
FEUILLETON
SLOOT GIJ REEDS ^acvrar^atvara
k* DE AMSTERDAMSCHE
DE SCHANDPAAL
Leen Levensverzekering W
DERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
ZATERDAG 9 MAART 1929
BLADZIJDE 2
Nadere verklaringen van het U.D. Het geval
Ward Hermans Eenige persstemmen over
de verklaringen der Belgische regeering
Het geval Ward Hermans
Duitschland wenscht nadere
informaties
Wie verklaart oorlog?
Eenige commentaren op de
Belgische regeerings-
verklaring
De indruk in Frankrijk
BINNENLANDSCH NIEUWS
H.K.H. Prinses Juliana
Staten-Generaal
Eerste Kamer
Tweede Kamer
De ziekenverpleging in dé
Strafgevangenis te
Scheveningen
Mr. A. Baron v. Wijnbergen
60 jaar
KERKNIEUWS
De nationale bedevaart
naar Rome
Rector A. L. A. Vorst f
Naar aanleiding van de verklaring, door
Jen heer D. Hans, voorzitter van den Ned-
Journalistenkring, afgelegd, merkt de hoofd
redactie van het Utrechtsch Dagblad het
volgende op:
De hoofdredactie van het „Utrechtsch
Dagblad" vindt in de verklaring van den
heer D, Hans, voorzitter van den Ned. Jour
nalistenkring, aanleiding het volgende op te
merken:
Ten eerste, dat door de mededeeling van
den Kringvoorzitter nog eens ten overvloede
is bevestigd de bereidheid, die reeds bij den
eersten aanvang der publicatie bij onze
hoofdredactie aanwezig was, om zoo veel in
haar vermogen is, mede te werken tot een
onderzoek omtrent het door ons gepubli
ceerde Fransch-Belgische document voor een
door haar als meest bevoegd erkende instan
tie.
Ten tweede, dat die bereidheid zóó voor de
hand ligt, dat onze hoofdredactie zich er
over heeft verwonderd, dat de vraag naar
die bereidheid zelfs door het kringbestuur
als vraag werd geformuleerd.
Ten derde, dat onze hoofdredactie, die met
de aangenaamste herinneringen aan de col
legiale samenwerking met het kringbestuur
is vervuld, gaarne bereid is, de uitkomsten
van een eventueel onderzoek aan het kring
bestuur te berichten, en dat zij niets liever
wenscht dan dat deze kwestie aanleiding
moge geven tot het stellen van regelen om
trent de samenwerking tusschen Overheid en
Pers, welke werkzaamheid bij uitstek ligt op
den weg van den Kring, en waarbij onze
hoofdredactie het Kringbestuur gaarne met
hare ervaringen zal ten dienste staan.
Ten vierde, dat echter het verwijt, door
den heer Hans tot haar gericht, dat zij niet
spontaan de Regeering met haar voornemen,
het document openbaar te maken, heeft in
kennis gesteld, zou zijn uitgebleven, indien
de heer Hans bekend zou zijn geweest met
de volgende omstandigheid:
Eenigen tijd geleden heeft er een perscon
ferentie plaats gehad over een aangelegen
heid, die met de Nederlandsch-Belgische
verhouding nauw verband hield. Het
Utrechtsch Dagblad, dat vroeger regelmatig
tot de pers-conferenties op „Buitenlandsche
Zaken" werd uitgenoodigd, heeft voor die
•onferentie geen uitnoodiging ontvangen. Op
haar beklag by den heer Secretaris-Gene-
•aal van Buitenlandsche Zaken ontving
onze Hoofdredactie van dien functionaris
ene mededeeling in dezen geest, dat ge
noemde pers-conferentie zich tot de aller
voornaamste bladen had beperkt en zelfs
■oorname provinciale bipden niet ter confe
rentie waren opgcrccpcn.
Die mededeeling heeft onze hoofdredactie
'en zeerste verwonderd, aangezien het
Utrechtsch Dagblad" In het bijzonder be-
'nng gesteld heeft in de Nederlandsch-Bel
gische verhouding, en thans blijkt, hoe wen-
-helijk het is. dat ook de provinciale bladen
het overleg met de Regeering blijven
betrokken
Ten vijfde, dat, door deze houding van het
finlsterie van Buitenlandsche Zaken, voor
"et Utrechtsch Dagblad door de Regeering
'•et contact met die Regeering werd afge
goten.
Ten zesde, dat de verklaring van het door
1 et Kringbestuur opgemerkte verschil tus-
- hen onze eerste en tweede publicatie pers-
?heim is, waaromtrent dus, volgens de eigen
•ededeeling van het Kringbestuur nadere
izonderheden ziin uitgesloten.
Ten zevende, dat cveriwn:; hcofd-
—dactie allen, wien de verhouding tusschen
'3 eerste en tweede publicatie belang in
ïezemt, verwijst naar een hoofdartikel in
\ar avonduitgave van Zaterdag 2 Maart-
Ten achtste, dat zij de medewerking van
-n Ned Journalistenkring inroept, teneinde
't deze geschiedenis de leering te trekken,
it de verhouding tusschen Overheid en
rs, ook van de zijde der Overheid beter
1 worden geregeld dan tot dusver.
De Vlaamsch-Nationalistische Partijraad
•eft Donderdagmiddag een vergadering ge-
iuden in verband met het geval Ward Her-
ans en de volgende motie aangenomen:
Ondergeteekenden, vergaderend te Brussel
7 Maart 1929, stellen vast, nu uit de tot
i toe beschikbare gegevens gebleken is, dat
3 heer Ward Hermans gesteld, dat hij in
•nig opzicht op de hoogte geweest is van of
-trokken bij de bezorging der publicatie van
a valsche documenten over het Fransch-
'clgische verdrag en wat daarmede samen-
angt zonder eenige mededeeling en ken-
sgeving aan hen of overleg van welken
\rd ook met hen gehandeld heeft;
betreuren deze handelwijze, die in strijd fs
et de onontbeerlijke tucht in elke politieke
ganisatie;
achten het onmisbaar, dat alvorens zij in
"ze een besluit nemen de heer Ward Her
mans onmiddellijk zal meehelpen om in de
'uistere politiezaak, waarin de Belgische re-
jering en haar agenten zich hopeloos ver-
rikt hebben, licht te brengen:
en besluiten deze dagorde openbaar te
.aken.
Onderteekend door: Mr. H. Borglnon, T.
'•backer (Kamerlid), mr. de Beuckelaere.
de Clercq (Kamerlid), A. Dhase, P. Flnné,
E. Vandenberghe, H. van Puymbrouck, J.
van Severen (Kamerlid) en Herman Vos
Kamerlid)
Naar een Wolff-telegram uit Berlijn meldt
wordt de Duitsche gezant te Brussel, dr.
Horstmann, volgens een mededeeling van de
„B. Z. a M." te Berlijn verwacht om in
lichtingen te geven over de publicaties van
het „Utrechtsch Dagblad". Het departement
van buitenlandsche zaken zou nl. nadere bij
zonderheden wenschen te vernemen over alle
onderdeelen, die met deze zaak samenhan
gen.
Onder bovenstaanden titel schrijft „De
Tijd":
De heer J. J. de Roode schrijft in „Voor
waarts" van j..l Dinsdag onder meer het
volgende:
Uit de redevoering van Huysmans te Am
sterdam is gebleken, dat het militair ac-
coord, tusschen Frankrijk en België geslo
ten, van veel minder verre strekking is, dan
ieder, die het woord militair accoord hoort
uitspreken, zou vermoeden. Dat er inderdaad
niet veel meer js afgesproken, dan dat de
beide landen elkander zullen bijstaan, in
dien zij, zonder zelf den oorlog te hebben
uitgelokt, door Duitschland worden aange
vallen. Dat met name beide landen zelf
standig zullen beslissen, of dit geval zich
inderdaad voordoet. En dat beide vrij zijn
in de beslissing, welke militaire lasten zij
zullen opleggen aan hun volk.
„Beide landen zullen zelfstandig beslissen
of dit geval zich inderdaad voordoet."
Ook België zai derhalve „zelfsandig be
slissen".
Wie neemt die beslissing?
Wij slaan de Belgische Grondwet op en
lezen ln artikel 68:
„De Koning heeft het oppergezag over
land* en zeemacht, verklaart oor-
1 o g, sluit vredes-, bands- en andere ver
dragenenz.
De Nederlandsche Grondwet luidt
eenigszins anders. Zij zegt in artikel 57:
„De Koning tracht geschillen met vreemde
Mogendheden op te lossen door rechtspraak
en andere vreedzame middelen. Hü ver
klaart geen oorlog dan na voorafgaande
toestemming van de Staten-Generaal."
Zóó luidt de democratische Grondwet van
XseneilanU.
In België heeft de Koning geen vooraf
gaande toestemming van het Parlement
noodig om oorlog te verklaren.
Toch heeft de heer Huysmans j.l. Zondag
in „Carré" te Amsterdam staan opsnijden,
dat in zaken van oorlog en vrede in België
noch de Generale Staf, noch de Koning,
maar de Volksvertegenwoordiging alles te
vertellen zou hebben.
Deze bewering Is in strijd met de Belgische
Grondwet.
Verschillende bladen bespreken de ver
klaring, door minister Jaspar namens de
Belgische regeering afgelegd.
„Wfj mogen", zoo schrijft het „Centrum",
in deze verklaring en in die ook van de
Nederlandsche regeering de bevestiging zien,
dat over en weer het oprecht verlangen be
staat, om de betrekkingen tusschen beide
landen zoo hartelijk mogelijk te maken en
de sfeer van wantrouwen en misverstand te
doen verdwijnen.
Hierop komt het in de eerste en voor
naamste plaats aan.
En wanneer deze gezindheid overheer-
schend is, dan zal het ook niet moeilijk val
len het gewenschte doel te bereiken.
Wat de hoofdzaak betreft, mag worden
gezegd, dat de beide regeerings-verklaringen
met elkander in overeenstemming zijn en
elkaar aanvullen.
Dit was noodig en dit is thans verkregen.
Men kan nu achteraf verschillende din
gen betreuren, er zich over verwonderen en
er over gaan napraten, doch dit heeft weinig
nut.
De goede zijde van dit onverkwikkelijke
geval is, dat het op een voornaam punt ver
heldering en duidelijke uitspraken heeft
gebracht.
En tevens moge de les, die er in geleden
is, ten volle worden begrepen, speciaal ten
aanzien van de gevaren en averechtsche
werking, welke het systeem van spionnage en
contra-spionnage met zich brengt.
Met dat systeem dient zoo spoedig mo
gelijk en algemeen te worden gebroken.
Tot zuivering der internationale atmos
feer.
Het „Huisgezin" schrijft o. m.:
Zoo blijft, nadat de zaak in de Neder
landsche en in de Belgische Kamer aan de
orde is geweest (behandeld kan men voor de
Belgische maar ten deele, voor de onze in
het geheel niet zeggen), een gevoel van on
bevredigdheid over.
Onze minister-president moge wenschen,
dat ons volk alle internationaal wantrouwen
zal uitbannen en in vriendschap met andere
volken zal samenwerken aan den opbouw
van den vrede; de Belgische moge ver
zekeren, dat zijn regeering ten opzichte van
haar Noorderbuur een politiek van vriend
schap en toenadering zal voortzetten; de
schim van het document, op welke punten
ook vervalscht, blijft rondwaren.
Ze zal pas kunnen verdwijnen, niet reeds
nadat wij den (varen tekst van 't Fransch-
Belgische verdrag kennen, niet na de aller-
plechtigste verklaring van een nog hoogere
autoriteit dan oud-minister Huysmans, dat
dit verdrag na het pact van Locamo over
bodig en zinledig is geworden, maar eerst na
het feit, dat alle geheime militaire inlich-
tings- en spionnagediensten zullen zijn op
geheven en uitgeroeid.
Deze jammerlijke instituten brengen de
goede verstandhouding tusschen de verschil
lende landen niet alleen tusschen Neder
land en België voortdurend in gevaar.
Minister-presidenten mogen nog zulke
treffelijke, zelfs treffende verzekeringen van
vriendschap en genegenheid afleggen, in de
donkerste krochten van een departement
sluipen obscure individuen rond, die voor
een hand vol zilverlingen hun spel van ver-
valsching, bedrog, omkooperij en verraad
dryven.
Brand die nesten uit, en want die nes
ten zijn gevolg, geen oorzaak verander,
verbeter den geest der leiders van de regee
ringen.
Zij zelf kweeken de individuen, waarover
ze hun verachting uitstorten en die ze ver
loochenen, maar van wier diensten ze ge
bruik maken.
De Nederlandsche regeeringsverklaring is
voor verschillende Fransche bladen een
aanleiding om opnieuw op de zaak van de
Utrechtsche publicatie terug te komen en
in het bijzonder den Minister van Buiten
landsche Zaken aan te vallen.
De verschillende beschouwingen, die gé-
houden worden, kan men, volgens de „Msb.",
samengevat achten in een artikel van de
„Temps", dat de verklaringen van den kabi
netsleider te laat gekomen en onvoldoende
acht en constateert, dat Minister De Geer
niet getracht heeft de figuur van Minister
Beelaerts van Blokland te redden.
Het blad wraakt het zeer, dat niets is
gedaan om een publicatie, welke men blijk-
haar verwachtte, tegen te houden en dat het
eenige wat het gouvernement wist te doen,
was de betrokken gouvernementen in de ge
legenheid te stellen een officieele declaratie
aan het Nederlandsche gouvernement af te
leggen, wat voor het blad een „comble" is.
Het blad toont vervolgens opnieuw zijn
verbolgenheid over de gedane diplomatieke
démarchers en zegt dan verder o. m.: „Men
was gerechtigd er zich over te verwonderen,
dat het kabinet van Den Haag het noodig
vond eenigerlei officieele démarche te doen
ondernemen bij Frankrijk en België, terwijl
van het, oorerblik van de publicatie van het
valsche document door het Utrechtsche
blad af, de kabinetten van Parijs en Brussel
de meest formeele tegenspraken hadden ge
geven, waarmee de Nederlandsche stappen
geen rekening schenen te houden.
„Dat is het, wat van den eersten dag af
een werkelijke malaise schiep naar aanlei
ding van een incident, dat een weinig poli
tieke' zin van dén kant van den Neder-
landschen Minister van Buitenlandsche
Zaken zonder twijfel in 24 uur had kunnen
uit den weg ruimen. De officieele Neder
landsche stap te Brussel en te Parijs kwam
des te vreemder voor, daar de meeste Hol-
landsche bladen, alsof zij aan een ordewoord
gehoorzaamden, bij voorbaat onvoorzichtig
verklaarden, dat de Fransche en Belgische
tegenspraken niet voldoende zouden zijn om
het vertrouwen te herstellen, en dat al dat
leven per SiOo i.aAi rckcn'ng werd gevolgd
door een Duitsche démarche, die te Brussel
een bijzonder afzichtelijk karakter aan
nam.
Zooals men ziet, werden de dwalingeh en
fouten, van Nederlandschen kant opgehoopt
in die systematische controverse over een
document ten opzichte waarvan men alle
reden had, het als een valsch stuk te be
schouwen, vervaardigd met de meest grove
middelen. Kan men ten minste hopen, dat
de les dienstig zij voor de toekomst?
Ondanks alles wat men au fond te zeggen
kan hebben over de verklaringen van den
Hollandschen eersten minister, moet men
zich ten slotte gelukwenschen, dat de ver
antwoordelijke chef van het gouvernement
in Den Haag de noodzakelijkheid erkent
van meer vertrouwen in de betrekkingen
tusschen zijn land en de landen, waarmee
het tot dusver verbonden is gebleven door
den geest van een oude vriendschap jegens
welke niemand, in het Westen, belang kan
hebben ze te laten verzwakken en te ver
nietigen."
Het ligt in het voornemen van Prinses Ju
liana om de villa 't Waerle" te Katwijk aan
Zee, waarvan de huurtermijn op 15 Maart
verstrijkt, nog voor eenigen tijd in te huren.
Dit in verband met haar plan, om den a s.
Academlschen cursus aan de Leidsche Uni
versiteit nog voor een gedeelte te volgen.
Algemccne beschouwingen over de Ryks-
begrooting 1929
In de gisteren gehouden zitting van de
Eerste Kamer onder voorzitterschap van den
heer J. J. G. Baron VAN VOORST TOT
VOORST werden de algemeene beschouwin
gen over de Rijksbegrooting 1929 voortgezet.
De VOORZITTER deelt mede, dat de heer
Wibaut bericht van verhindering gedurende
de eerstvolgende weken heeft gezonden we
gens bemoeiingen in het buitenland.
Mevr. POTHUIS—SMIT (S.D.A.P.) oefent
critiejc op het regeeringsbeleid uit ten op
zichte van de vrouwen.
De heer VERKOUTEREN (C.H.) bestrijdt
het betoog, dat de heer Mendels heeft ge
houden.
Verder houdt spr, een betoog over de psy
chologie van volksmassa's in verband met de
wenschelfjkheid van gewapende orde.
Na de pauze zijn rede voortzettend betoogt
spr., dat onze staatkunde behoort te zijn
op de christelijke beginselen. Dit geldt ook
voor de huwelijkswetgeving; het huwelijk is
geen menschelijke doch een goddelijke in
stelling. Het huwelijk is een verbintenis, niet
voor een zeker aantal jaren, doch voor het
geheele leven. Het gezag van den man over
de vrouw is er altijd geweest en dat behoort,
in zachte mate, te blijven. Nergens hebben
de vrouwen, hoewel in getal overwegend,
ooit het overheidsgezag in handen gehad.
Echtscheidingen moeten niet gemakkelijk
worden gemaakt.
De heer HERMANS (S.D.A.P.) wil eenige
opmerkingen maken over benoemingen,
waarbij sociaal-democraten blijkbaar werden
buitengesloten, en over de rede van den heer
Van Lanschot.
Wat de benoemingen betreft, herinnert
spr er aan, dat bij delegaties naar den Vol
kenbond, in den Raad van State, bij burge
meestersbenoemingen, den beleggingsraad,
de commissie ingevolge de psychopathenwet
enz de sociaaldemocraten niet in aanmer
king kwamen. De tijd, dat de burgerwach
ten noodig waren om tegen sociaal-democra
ten op te treden, Is voorbij. Spr. wil des
noods erkénnen, dat tien jaar geleden die
burgerwachten eenige beteekenis hadden. De
sociaal-democraten wenschen gelijke rechten
als anderen.
Komend tot de rede van den heer Van
Lanschot, vraagt spr., waarom de coalitie
van rechts behouden moet worden. De gods
dienstige verschillen tusschen katholieken en
orthodoxe protestanten zijn wel zoo scherp,
dat spr. zich veel beter een samenwerking
tusschen Katholieken en sociaal democraten
kan voorstellen
De heer MOLTMAKER (S.D.A.P.) conclu
deert, dat. in economisch opzicht de belangen
van de arbeiders bij de R. K. Staatspartij on
dergeschikt zijn. Ware dat niet het geval,
dan zouden de economische toestanden voor
de arbeiders in het Zuiden van ons land, waar
de Katholieken de absolute meerderheid
hebben, ideaal moeten zyn. Spr. wijst er op,
dat de sociale maatregelen ten gunste van
de kantoorbedienden, de mijnarbeiders, zee
lieden, spoorwegambtenaren en landarbei
ders nog veel te wenschen overlaten; tal
van deze groepen zijn nog buiten de regeling
van den arbeidstijd gesloten.
De heer VAN EMBDEN (V.D.) dient een
motie in, om onmiddellijk na de alg. be
schouwingen aan de orde te stellen de be
grooting van Buitenlandsche Zaken.
De VOORZITTER zal de motie laten druk
ken en ronddeelen, teneinde haar Woens
dag 11 uur aan de orde te stellen.
Het woord is thans aan MINISTER DE
GEER, ter beantwoording van de sprekers.
Spr. gaat in verschillende opzichten ac
coord met wat de heer Wibaut zelde ten
aanzien van efficiency in den Staatsdienst.
Verder antwoordt hij den heer Wibaut, dat
ook de inspecteurs van de belastingen vol
gens de nieuwe salarisregeling, die vandaag
of morgen zal worden afgekondigd, vooruit
zijn gegaan.
Wat het ontwerp financieele verhouding
aangaat, wijst spr. er op, dat het opheffen
van de gemeentelijke inkomstenbelasting
juist aan het buitenland is ontleend en dat
dus de groote elasticiteit, die de heer Wi
baut den buitenlandschen gemeenten toe
wees, niet aan eigen inkomstenbelasting is
te danken Welnu, die krijgen de gemeenten
volgens het nieuwe ontwerp eveneens. Dat
het ontwerp niet meer voor de verkiezingen
zou kunnen wol len afgedaan, gelijk de heer
Rink meende, is naar spr. toelicht, niet
juist. Het ligt in de bedoeling, dat het ont
werp half April door de Tweede Kamer wordt
behandeld Er resten dan nog drie maanden
om in de Eerste Kamer deze aangelegenheid
ter sprake te brengen. Mocht dit niet ge
lukken en in dit geval hoopt spr. dat er
in het nieuwe kabinet althans twee minis
ters (Financiën en Binnenlandsche Zaken^
zullen zitten, bereid om dit ontwerp te ver
dedigen dan vertrouwt spr. dat ten min
ste in de laatste maanden van 1929 dit ont
werp wordt afgedaan, opdat het gereed zij
om een jaar later, 1 Jan, 1931 in werking te
treden.
Spr. breekt hier zijn rede af.
De VOORZITTER verdaagt daarna de
vergadering tot Woensdag 11 uur
DE WIJZIGING DER ZIEKTEWET.
In de vergadering der Tweede Kamer werd
gisteren d'e behandeling van het wetsontwerp
tpt wijziging der Ziektewet voortgezet.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.)
zegt, dat evenmin als het oordeel van de
heeren dr. de Visser en Bakker sprekers oor
deel gunstig kan luiden ten opzichte van dit
wetsontwerp. Wel heeft de minister in een
moeilijke positie verkeert. Tachtig procent
der Kamer gevoelt voor de bedrijfsveréeni-
glngen. Het is dus te begrijpen, dat de mi
nister die richting uitging, al kan spr. er
dan ook niet met meegaan. Zijn bezwaar
tegen het ontwerp is, dat het een groote on
zekerheid brengt en een ongelijke kostenver-
deeling. Het is daarom weinig sociaal.
De heer LEENSTRA (A.R.) had ook graag
gezien, dat de particuliere kassen in dit ont
werp als uitvoerende organen naar voren
waren gebracht. Hij zal afwachten, welke
de bezwaren van' den minister zyn tegen die
kassen.
De heer MARCHANT (V.D.] constateert,
dat het vaststaat, dat een ziekteverzekering
noodzakelijk is.
Spr. zegt de strekking van het ontwerp te
beperkt te achten. Ook had er een zieken
verzorging aan moeten voorafgaan. Verder
is het onjuist, dat men de Ziektewet laat
aansluiten bij de Invaliditeitswet in plaats
van bij de Ongevallenwet, zooals het ont-
werp-Aalberse dat deed. Waarom geen me
dische dienst ingesteld, die ook de practijk
der Invaliditeits- en Ongevallenwet omvat?
Uit deze opmerking blijkt wel, dat spr. dit
ontwerp niet met onverdeelde Instemming
tegemoet treedt.
Zyn eindoordeel over het ontwerp zal de
heer Marchant opschorten, totdat over de
hoofdzaken een beslissing zal zijn gevallen.
De heer DUYS (S.D.A.P.) spreekt de hoop
uit, dat dit wetsontwerp het Staatsblad zal
bereiken.
De oppositie van de Chrlstelijk-Historl-
schen verwondert spr. niet. ZIJ hebben ook
het leven van den heer Talma allesbehalve
veraangenaamd. Hun oppositie tegen dezen
minister is verre van fair. Geen enkele mi
nister had zooveel ruimte in een Ziektewet
gelaten voor het particulier initiatief als
juist de heer Slotemaker de Bruïne.
De regeling van den heer Slotemaker de
Bruïne vindt de heer Duys beter dan die
vervat in het plan PosthumaKupers.
Thans krijgt men althans de bedrijfsver-
eenigingen, waarin de arbeiders medezeg
genschap hebben. Spr. had liever gewild,
dat de Raden van Arbeid buiten het ont
werp waren gebleven, omdat deze de slechte
risico's zullen dragen, hetgeen aanleiding kan
zijn tot een Hetze tegen overheidsbemoeiing.
Ten slotte vraagt spr. of de maatregel van
bestuur ten opzichte van de losse arbeiders
reeds gereed is e'n hoe het staat met de
medezeggenschap der arbeiders in de alge
meene vergadering der bedrijfsvereeniglng.
De heer KORTENHORST (R.K.j acht het
niet-opnemen van de particuliere kassen een
voordeel van dit wetsontwerp. Waren deze
liassen zelf wél opgenomen, dan zou m:n,
een grooten chaos hebben gekregen. De een
heid van verzekering in de onderneming zou
zeer zeker in gevaar komen en een indlvi-
dueele administratie zou in iedere onderne
ming noodzakelijk worden.
Theoretisch heeft spr. niets tegen de zie
kenkassen, maar practisch geeft hij aan de
thans voorgestelde regeling de voorkeur.
Het bezwaar van den heer Snoeck Henke-
mans tegen het voorgedragen stelsel, nj.
dat de slechte risico's uit het bedrijf worden
gestooten, geldt voor iedere ziekteverzekering
in wettelijken vorm.
De bedrijfsverenigingen beschouwt spr.
als een soort collectieve contracten. Hoe
denkt de minister zich de ledenvergadering
dier vereenigingen? Zou dit geen regeling
moeten vinden in een wet op de vakveree-
nigingen?
Wat de premie-betaling aangaat, was het
vroegere standpunt der sociaal-democraten
dat tegen gedeeltelijke premie-betaling door
den werknemer geen bezwaar moest worden
gemaakt, ter wille van de medezeggen
schap. Dit standpunt was economisch en
juridisch onjuist. Er is zeker 'n stelsel denk
baar van medezeggenschap, waarbij de
werkgever de heele premie betaalt. Echter ziet
spr. in halve premiebetaling door den werk
nemer een opvoedend element. Hij wenscht
verder een afdoende contróle op het beter-
worden van de verzekerden.
Een goede ziekenverzorgingswet acht spr.
van grooter belang dan de Ziekteverzeke
ring. Spr. wenscht het verband tusschen d"ie
twee niet verbroken te zien en in dit ont
werp een financieele basis te leggen voor een
ziekteverzorging. Wellicht waren dé werk
gevers, met behoud van de halve premie
betaling te dwingen een flink bedrag bij te
dragen opdat de ziekenverzorging spoedig
geregeld worde. De Katholieke Kamerfractie
Is van oordeel dat het risico van de onge
huwde moeder niet door het bedrijf mag
worden gedragen.
De heer KERSTEN (S.O.j is principieel
tegenstander van deze wet zoo goed als van
iedere verzekering.
Spr. protesteert tegen de knevelarij van
de arbeiders, van wier loon de helft der
premie zal worden afgehouden, en vraagt
ten slotte Inlichtingen over de vrijstelling
van gewetensbezwaarden.
De heer SCHAPER (S.DA.P.) bestrijdt
den heer Kersten en betoogt, dat de heer
Kersten revolutionnair is, speculeert op de
goedgeloovigheid van de arbeiders, dat zij
gevaar loopen als zü zich verzekeren. Hij
speculeert verder op de hebzucht en de
winzucht der boeren onder de vlag van het
ideëele.
De heer ZANDT (S. G.) protesteert tegen
hetgeen de heer Schaper zelde. Wie ons volte
kent, weet, dat er duizenden zijn, die ge
wetensbezwaar hebben tegen verzekering.
De Minister van Arbeid Handel en Nij
verheid zal Dinsdag antwoorden.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dag.
Op de vragen van den heer Van der Heldv
betreffende het gebruik van de ziekenzaal
tjes in de strafgevangenis te Scheveningen
en verpleging van zieken door bewaarders,
antwoordde de minnister van Justitie: De
ziekencellen ha de strafgevangenis te 's-Gra-
venhage, die in het z.g. administratiegebouw
gelegen zijn worden als regel buiten gebruik
gehouden, omdat de ligging er van minder
gunstig is. met het 005 op moeilijkheden ten
aanzien van temperatuurregeling in de ver
schillende jaargetijden en vEjn de eischen
eener doeltreffende bewaking. Dit geeft geen
bezwaar, omdat de zieken van eenigszins
ernstigen aard, of waarvoor de verpleging
bijzondere maatregelen vordert, met mach
tiging van den minister of in afwachting
daarvan, zoo noodig onmiddellijk overge
bracht worden naar een ziekenzaal ln da
bijzondere strafgevangenis, waar gediplo
meerd personeel in functie is, terwijl de min
der ernstige zieken, evenals dat ook ln an
dere gevangenissen het geval is, bij hun
meestal kortdurende bedlegerigheid een ver
blijf in hun eigen cel waar ze meer gewend
zijn. plegen te verkiezen boven het verblijf
in de ziekencel.
Het verplegen van deze categorie minder
ernstige zieken, dat zich beperkt tot eenvou
dige werkzaamheden, geschiedt door drie,
naar verklaring van den gestichtengenees
heer daartoe geschikt en in staat zijnde be
waarders.
Brand in de strafgevangenis
Donderdagavond tegen 10 uur werd de
brandweer gealarmeerd voor een binnen
brand in de strafgevangenis aan den Pomp-
stotiensweg te Scheveningen.
Xn een der magazijnver-rekzen, v;aar pa
pier en kisten geborgen zijn, bestemd voor
werkverschaffing aan gevangenen, waren
enkele houten kisten in brand geraakt, ten
gevolge van het fel stoken der kachel. De
houten betimmering van den schoorsteen en
de zoldering brandden grootendeels weg, ter
wijl oolc aan de belendende vertrekken
éciiade werd aangericht. De brandweer greep
liet vuur met twee kleine stralen aan en kon
den brand tot het magazijn beperken.
De R, K. Tweede Kamer-fractie h»ett mr.
A baron van Wijnbergen gisteren een tele-
grafischen gelukwensch gezonden in verband
met zijn 60sten verjaardag.
Men verzoekt ons mee te deelen, dat het
aantal deelnemers aan de officieele Neder
landsche bedevaart naar Rome van 23 April
tot 13 Mei d laatste dagen in die mate ge
stegen is. dat de lijst voorloopig is moeten
sloten worden, en zij, die alsnog wenschen
deel te nemen, slechts voorwaardelijk kun
nen worden aangenomen.
Gisterenmorgen is in het gesticht ,.de
Voorzienigheid" te Scheveningen, overleden
de Zeereerw. Rector A. L. A. Vorst.
Rector Vorst werd geboren te den Haag in
Juni 1860. De H. Priesterwijding volgde op 16
Augustus 1885. HU werd benoemd tot kape
laan te Loosduinen op 13 October 1885; tot
kapelaan te Amsterdam (O. L. Vr. Onbevlekt
Ontvafigen) op 28 Maart 1887 en tot Rector
te Scheveningen van het Gesticht „de Voor
zienigheid" op 31 Augustus 1901.
23
„Het doordrijven heeft zij van haar va-
2r, het zwijgen van mij," zuchtte mevrouw
chnittler vaak. Ach God, ik zou er alles
oor over hebben, als ik haar weer vroo-
yk zag!"
Een tijdlang had zij gehoopt, dat alles in
rde zou komen. Bij haar herhaalde bezoe-
en aan den pastoor had deze haar aange-
iden te trachten haar man gunstiger om-
i vent Vilhelm te stemmeft en hun kind niet
riger tegen te werken. Zij was bereid ge-
eest z'jn raad op te volgen maar toen
as c.ie nare geschiedenis er tusschen ge
komen on dat stuitte haar tegen de borst!
ij ken haai kind toch niet aan iemand af-
aan, di ehaar niet een eerlijken naam kon
'anbicden. En toch had zU Marie zoo graag
Uezorcd gezien.
Zoo sprak mevr. Schnittler bU zichzelf.
ots alia geruststellende verzekeringen des
v oktevs, trots alle middelen, die hij verzon,
.tart oor zij echter ongeduldig de schouders
ihac'.de De jonge man bleef nochtans haar
">-veling 'en het speet haar zeer dat Maric
zich ie zynen opzichte zoo terughoudend
gedroeg.
Zuchtend gaf zij haar lievelingsgedachte
op. BU een gesprek over Marie, 't welk zij bij
zekere gelegenheid met den pastoor had, ver
nam zy dat tusschen Wilhelm en hare doch
ter alles uit was. Het meisje had het zelf
zoo gewild, voegde de pastoor er by, zij was
zeker door het geval met den ouden Wil
helm tot andere gedachten gebracht.
Hoe welkom dit bericht voor haar ook
was, toch schudde zU ongeloovig het hoofd.
Men kon het Marie aanzien, dat zij verdriet
had, en had zU aan de verhouding met Die
trich een einde gemaakt, zoo had zy dit al
leen gedaan ter will» harer ouders, dit be
greep mevr. Schnittler maar al te goed. en
een gevoel van berouw, dat zij haar dochter
zoo tegengewerkt had, knaagde aan haar
hart.
Zij had tyd genoeg er over na te denken,
want weken, ja maanden verliepen en nog
steeds was zij aan haar ziekenstoel gekluis
terd. ZU droeg haar luden stil en zonder
klagen en noch haar man. noch haar doch
ter vermoedden, hoe het met haar stond.
Haar man vooral kon zich niet voorstellen,
dat zUne bedrijvige vrouw, die in alles zoo
flink was behalve met den mond ook eens
op kon raken, zooals hU het noemde
HU telde haar ziekte maar voor een lichte
ongesteldheid, die wel spoedig over zou gaan.
dagen geteld waren; zy wist, dat haar
dagen geteld waren; zy wit, dat zy niet
meest uitstel1nn wet zij voornemens was. Zij
trok d3 stoute schoenen c&3 cn sprak haar
man over de aangelegenheid van Marie.
De hemel alleen wist hoe zwaar haar dit
viel Zij wilde echter ntet uit dit leven
scheiden, zonder voor haar kind al het mo
gelijke te hebben gedaan. Toen zij aan haar
Mathias het verlangen te kennen gaf, ovjpr
lets met hem te willen spreken, dat haar na
aan 't harte lag en dat zij in orde wilde
brengen, voor het te laat was, begreep hU
nauwelUks wat zij bedoelde. Had de inleiding
van het gesprek hem niet zoozeer ontsteld
dan zou hij zeker uitgevallen zijn, toen de
gehate naam Wilhelm over hare lippen
kwam.
Maar er lag iets in haar trekken, dat hem
al het andere deed vergeten en dat hem
weerhield haar tegen te spreken. Zij verkreeg
daardoor zonder veel moeite de belofte van
hem, dat als hU ooit te weten kwam, dat
Marie Dietrich nog steeds liefhad, hy zijne
toestemming niet weigeren en hun zyn zegen
niet onthouden zou. Vrouw Schnittler voeg
de er nog bfj. dat zU niet gerust kon sterven
als zy niet de. zekerheid had, dat haar kind
geen tegenwerking zou ondervinden.
Gerust sterven I De oude Schnittler had
nog wel iets heel anders willen beloven, als
hij haar niet zoo had hooren spreken Im
mers zonder zyn zachte, stille vrouw dach*
hU niet te kunnen leven.
't Was zijne vrouw echter, of haar door
de verkregen belofte een steen van 't hart
genomen werd ZU wist, dat haar man woord
zou houden. Zij wilde nog de voldoening
smaken om jelf haar dochter door de heug-
lyke tyding te verrassen.
Zoo trok zy op zekeren dag Marle dicht
naar zich toe en fluisterde haar in 't oor
dat zU met vader gesproken had en dat déze
geen bezwarea meer had tegen een huwe
lijk met Wilhelm, zij zelve wilde haar reeds
nu den zegen geven ook voor Dietrich.
Maar als zU gehoopt had, dat het gelaat
van haar kind bij deze tUding door een
straal van geluk zou opgehelderd worden,
zag zij zich bitter teleurgesteld. De moeder
had niet het minste vermoeden, hoezeer zU
haar dochter griefde.'t Scheen wreed, byna
als spot, dat zU nu juist haar zegen uitsprak
over de liefde, die in smaad veranderd was.
Met een heftige beweging maakte Marie
zich uit de armen harer moeder los; zij ver
mocht geen woord te zeggen Maar in het
zelfde ■- cogenblik bemerkte zij, hoe lydend
hare moeder er uitzag en hoe ontsteld en
treurig hare trekken waren, en zy begreep
nu de waarde dier liefde, die zy tot nu toe
zoo weinig geteld had.
Deze liefde was ten minste trouw geweest;
met haar laatsten adem had moeder nog voor
haar gezorgd en gewerkt.
Teeder drukte de dochter nu hare moeder
in de armen en liet het matte, moede hoofd
aan haar hart rusten Marie wilde ha~e moe
der iedere verdere aandoening besparen, zU
kon toch niet alles ophelderen; zU bedankte
haar daarom en verzocht haar zich niet om
haar geluk bezorgd te maken
Mevrouw Schnittler begreep niet, waarom
het meisje niet eenvoudig en ronduit zeide,
of zij Dietrich Wilhelm wilde hebben of niet.
Maar <t deed haar goed in haar dochters
armen te rusten en de zekerheid te hebben
dat deze haar liefhad; 't was een geruststel
ling, dat haar kind zich harer in liefde ge
denken zou.
Weldra leefde Schnittler's vrouw op aarde
slechts in de gedachtenis der menschen en
in betere nagedachtenis dan waarop velen
zich kunnen beroemen.
Het heengaan van een liefdevol hart, een
zorgzame hand laat een groote leegte achter.
Niemand ondervond dit meer dan de oude
Schnittler. Zijn brave vrouw had steeds voor
hem geleefd, voor hem gezorgd. Ook Marie
zorgde goed, maar zij dacht tc veel aan een
ander, dien zij meer liefhad, zooals haar va
der wantrouwig zei.
Was Marie vroolyk en opgewekt geweest,
had zU bruiloft gehouden, dan was er. weer
nieuw leven in huis geweest.
De oude was altijd afkeerlg geweest om
een schoonzoon in huis te nemen, nu ver
langde hU er zelfs naar Wat, zijne vrouw
hem in haar laatste oogenblikken had toe-
"esproken, was hem geen oogenblik uit de
-edachte en het speet hem geducht, dat hij
-ich de belofte had laten afpersen.
In 't eerst was hU bang geweest, dat Marl-
dadelijk met haar wensch voor den dag zou
komen. Toen zij evenwel hardnekkig zweeg,
zelfs tóen hij een zinspeling maakte op haar
verhouding tot Wilhelm, was het haar ook
niet naar den zin. Wat wilde zij dan eigen
lijk. Had zij besloten geen ander te nemen?
Indertyd had hU baar Immers triomfante-
lyk gezegd, dat zij doen kon, wat zU wilde,
't was hem onverschillig. Nu was het hem
toch niet onverschillig en in menigen slape-
loozen nacht peinsde hij daarover..
De liefhebbery voor zyn mooie hoeve, die
God weet, in welke handen zou komen, was
hem geheel vergaan Zijn gezondheid leed
zichtbaar er onder. De menschen verwon
derden zich, dat Schnittler zoo aftakelde, en
by gelegenheid zeiden zU het hem ook.
„De wagen," zelde hij dan, „wil niet ver
der. De as is gebroken, men kan de wielen
zooveel smeren als men wel, 't helpt niets."
Hij had gelijk, nog een poosje sleepte hU
zich voort.
Marie had ternauwernood.de rouw voor
haar moeder afgelegd, toen zU reeds het
rouwkleed voor haar vader koii aantrekken.
Moedeloos zag zy den langen treurigen stoet
na, die zich ten tweeden male in zoo korten
tyd naar haar woning in beweging zette. Er
was een oogenblik in haar leven geweest,
waarin Marie gemeend had. dat zU onge
voelig was geworden voor elke smart.
Docti de smart weet lederen keer in eca
andere gestalte zich te vertoonen. Juist nu,
'erwUl het haar een troost zou geweest zijn
yoor haar ouders te leven en zich aan hunne
verzorging te wijden, werden zU aan havo
liefde ontrukt De dragers achter het lijk
beseften geenszins hoeveel meer zU te te-
klaiw was dan menige andere weeze.
(Wordt vervolgd.)