De onthullingen van het Utrechtsch Dagblad FEUILLETON SLOOT GIJ REEDS ^acvrar^atvara k* DE AMSTERDAMSCHE DE SCHANDPAAL Leen Levensverzekering W DERDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 9 MAART 1929 BLADZIJDE 2 Nadere verklaringen van het U.D. Het geval Ward Hermans Eenige persstemmen over de verklaringen der Belgische regeering Het geval Ward Hermans Duitschland wenscht nadere informaties Wie verklaart oorlog? Eenige commentaren op de Belgische regeerings- verklaring De indruk in Frankrijk BINNENLANDSCH NIEUWS H.K.H. Prinses Juliana Staten-Generaal Eerste Kamer Tweede Kamer De ziekenverpleging in dé Strafgevangenis te Scheveningen Mr. A. Baron v. Wijnbergen 60 jaar KERKNIEUWS De nationale bedevaart naar Rome Rector A. L. A. Vorst f Naar aanleiding van de verklaring, door Jen heer D. Hans, voorzitter van den Ned- Journalistenkring, afgelegd, merkt de hoofd redactie van het Utrechtsch Dagblad het volgende op: De hoofdredactie van het „Utrechtsch Dagblad" vindt in de verklaring van den heer D, Hans, voorzitter van den Ned. Jour nalistenkring, aanleiding het volgende op te merken: Ten eerste, dat door de mededeeling van den Kringvoorzitter nog eens ten overvloede is bevestigd de bereidheid, die reeds bij den eersten aanvang der publicatie bij onze hoofdredactie aanwezig was, om zoo veel in haar vermogen is, mede te werken tot een onderzoek omtrent het door ons gepubli ceerde Fransch-Belgische document voor een door haar als meest bevoegd erkende instan tie. Ten tweede, dat die bereidheid zóó voor de hand ligt, dat onze hoofdredactie zich er over heeft verwonderd, dat de vraag naar die bereidheid zelfs door het kringbestuur als vraag werd geformuleerd. Ten derde, dat onze hoofdredactie, die met de aangenaamste herinneringen aan de col legiale samenwerking met het kringbestuur is vervuld, gaarne bereid is, de uitkomsten van een eventueel onderzoek aan het kring bestuur te berichten, en dat zij niets liever wenscht dan dat deze kwestie aanleiding moge geven tot het stellen van regelen om trent de samenwerking tusschen Overheid en Pers, welke werkzaamheid bij uitstek ligt op den weg van den Kring, en waarbij onze hoofdredactie het Kringbestuur gaarne met hare ervaringen zal ten dienste staan. Ten vierde, dat echter het verwijt, door den heer Hans tot haar gericht, dat zij niet spontaan de Regeering met haar voornemen, het document openbaar te maken, heeft in kennis gesteld, zou zijn uitgebleven, indien de heer Hans bekend zou zijn geweest met de volgende omstandigheid: Eenigen tijd geleden heeft er een perscon ferentie plaats gehad over een aangelegen heid, die met de Nederlandsch-Belgische verhouding nauw verband hield. Het Utrechtsch Dagblad, dat vroeger regelmatig tot de pers-conferenties op „Buitenlandsche Zaken" werd uitgenoodigd, heeft voor die •onferentie geen uitnoodiging ontvangen. Op haar beklag by den heer Secretaris-Gene- •aal van Buitenlandsche Zaken ontving onze Hoofdredactie van dien functionaris ene mededeeling in dezen geest, dat ge noemde pers-conferentie zich tot de aller voornaamste bladen had beperkt en zelfs ■oorname provinciale bipden niet ter confe rentie waren opgcrccpcn. Die mededeeling heeft onze hoofdredactie 'en zeerste verwonderd, aangezien het Utrechtsch Dagblad" In het bijzonder be- 'nng gesteld heeft in de Nederlandsch-Bel gische verhouding, en thans blijkt, hoe wen- -helijk het is. dat ook de provinciale bladen het overleg met de Regeering blijven betrokken Ten vijfde, dat, door deze houding van het finlsterie van Buitenlandsche Zaken, voor "et Utrechtsch Dagblad door de Regeering '•et contact met die Regeering werd afge goten. Ten zesde, dat de verklaring van het door 1 et Kringbestuur opgemerkte verschil tus- - hen onze eerste en tweede publicatie pers- ?heim is, waaromtrent dus, volgens de eigen •ededeeling van het Kringbestuur nadere izonderheden ziin uitgesloten. Ten zevende, dat cveriwn:; hcofd- —dactie allen, wien de verhouding tusschen '3 eerste en tweede publicatie belang in ïezemt, verwijst naar een hoofdartikel in \ar avonduitgave van Zaterdag 2 Maart- Ten achtste, dat zij de medewerking van -n Ned Journalistenkring inroept, teneinde 't deze geschiedenis de leering te trekken, it de verhouding tusschen Overheid en rs, ook van de zijde der Overheid beter 1 worden geregeld dan tot dusver. De Vlaamsch-Nationalistische Partijraad •eft Donderdagmiddag een vergadering ge- iuden in verband met het geval Ward Her- ans en de volgende motie aangenomen: Ondergeteekenden, vergaderend te Brussel 7 Maart 1929, stellen vast, nu uit de tot i toe beschikbare gegevens gebleken is, dat 3 heer Ward Hermans gesteld, dat hij in •nig opzicht op de hoogte geweest is van of -trokken bij de bezorging der publicatie van a valsche documenten over het Fransch- 'clgische verdrag en wat daarmede samen- angt zonder eenige mededeeling en ken- sgeving aan hen of overleg van welken \rd ook met hen gehandeld heeft; betreuren deze handelwijze, die in strijd fs et de onontbeerlijke tucht in elke politieke ganisatie; achten het onmisbaar, dat alvorens zij in "ze een besluit nemen de heer Ward Her mans onmiddellijk zal meehelpen om in de 'uistere politiezaak, waarin de Belgische re- jering en haar agenten zich hopeloos ver- rikt hebben, licht te brengen: en besluiten deze dagorde openbaar te .aken. Onderteekend door: Mr. H. Borglnon, T. '•backer (Kamerlid), mr. de Beuckelaere. de Clercq (Kamerlid), A. Dhase, P. Flnné, E. Vandenberghe, H. van Puymbrouck, J. van Severen (Kamerlid) en Herman Vos Kamerlid) Naar een Wolff-telegram uit Berlijn meldt wordt de Duitsche gezant te Brussel, dr. Horstmann, volgens een mededeeling van de „B. Z. a M." te Berlijn verwacht om in lichtingen te geven over de publicaties van het „Utrechtsch Dagblad". Het departement van buitenlandsche zaken zou nl. nadere bij zonderheden wenschen te vernemen over alle onderdeelen, die met deze zaak samenhan gen. Onder bovenstaanden titel schrijft „De Tijd": De heer J. J. de Roode schrijft in „Voor waarts" van j..l Dinsdag onder meer het volgende: Uit de redevoering van Huysmans te Am sterdam is gebleken, dat het militair ac- coord, tusschen Frankrijk en België geslo ten, van veel minder verre strekking is, dan ieder, die het woord militair accoord hoort uitspreken, zou vermoeden. Dat er inderdaad niet veel meer js afgesproken, dan dat de beide landen elkander zullen bijstaan, in dien zij, zonder zelf den oorlog te hebben uitgelokt, door Duitschland worden aange vallen. Dat met name beide landen zelf standig zullen beslissen, of dit geval zich inderdaad voordoet. En dat beide vrij zijn in de beslissing, welke militaire lasten zij zullen opleggen aan hun volk. „Beide landen zullen zelfstandig beslissen of dit geval zich inderdaad voordoet." Ook België zai derhalve „zelfsandig be slissen". Wie neemt die beslissing? Wij slaan de Belgische Grondwet op en lezen ln artikel 68: „De Koning heeft het oppergezag over land* en zeemacht, verklaart oor- 1 o g, sluit vredes-, bands- en andere ver dragenenz. De Nederlandsche Grondwet luidt eenigszins anders. Zij zegt in artikel 57: „De Koning tracht geschillen met vreemde Mogendheden op te lossen door rechtspraak en andere vreedzame middelen. Hü ver klaart geen oorlog dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal." Zóó luidt de democratische Grondwet van XseneilanU. In België heeft de Koning geen vooraf gaande toestemming van het Parlement noodig om oorlog te verklaren. Toch heeft de heer Huysmans j.l. Zondag in „Carré" te Amsterdam staan opsnijden, dat in zaken van oorlog en vrede in België noch de Generale Staf, noch de Koning, maar de Volksvertegenwoordiging alles te vertellen zou hebben. Deze bewering Is in strijd met de Belgische Grondwet. Verschillende bladen bespreken de ver klaring, door minister Jaspar namens de Belgische regeering afgelegd. „Wfj mogen", zoo schrijft het „Centrum", in deze verklaring en in die ook van de Nederlandsche regeering de bevestiging zien, dat over en weer het oprecht verlangen be staat, om de betrekkingen tusschen beide landen zoo hartelijk mogelijk te maken en de sfeer van wantrouwen en misverstand te doen verdwijnen. Hierop komt het in de eerste en voor naamste plaats aan. En wanneer deze gezindheid overheer- schend is, dan zal het ook niet moeilijk val len het gewenschte doel te bereiken. Wat de hoofdzaak betreft, mag worden gezegd, dat de beide regeerings-verklaringen met elkander in overeenstemming zijn en elkaar aanvullen. Dit was noodig en dit is thans verkregen. Men kan nu achteraf verschillende din gen betreuren, er zich over verwonderen en er over gaan napraten, doch dit heeft weinig nut. De goede zijde van dit onverkwikkelijke geval is, dat het op een voornaam punt ver heldering en duidelijke uitspraken heeft gebracht. En tevens moge de les, die er in geleden is, ten volle worden begrepen, speciaal ten aanzien van de gevaren en averechtsche werking, welke het systeem van spionnage en contra-spionnage met zich brengt. Met dat systeem dient zoo spoedig mo gelijk en algemeen te worden gebroken. Tot zuivering der internationale atmos feer. Het „Huisgezin" schrijft o. m.: Zoo blijft, nadat de zaak in de Neder landsche en in de Belgische Kamer aan de orde is geweest (behandeld kan men voor de Belgische maar ten deele, voor de onze in het geheel niet zeggen), een gevoel van on bevredigdheid over. Onze minister-president moge wenschen, dat ons volk alle internationaal wantrouwen zal uitbannen en in vriendschap met andere volken zal samenwerken aan den opbouw van den vrede; de Belgische moge ver zekeren, dat zijn regeering ten opzichte van haar Noorderbuur een politiek van vriend schap en toenadering zal voortzetten; de schim van het document, op welke punten ook vervalscht, blijft rondwaren. Ze zal pas kunnen verdwijnen, niet reeds nadat wij den (varen tekst van 't Fransch- Belgische verdrag kennen, niet na de aller- plechtigste verklaring van een nog hoogere autoriteit dan oud-minister Huysmans, dat dit verdrag na het pact van Locamo over bodig en zinledig is geworden, maar eerst na het feit, dat alle geheime militaire inlich- tings- en spionnagediensten zullen zijn op geheven en uitgeroeid. Deze jammerlijke instituten brengen de goede verstandhouding tusschen de verschil lende landen niet alleen tusschen Neder land en België voortdurend in gevaar. Minister-presidenten mogen nog zulke treffelijke, zelfs treffende verzekeringen van vriendschap en genegenheid afleggen, in de donkerste krochten van een departement sluipen obscure individuen rond, die voor een hand vol zilverlingen hun spel van ver- valsching, bedrog, omkooperij en verraad dryven. Brand die nesten uit, en want die nes ten zijn gevolg, geen oorzaak verander, verbeter den geest der leiders van de regee ringen. Zij zelf kweeken de individuen, waarover ze hun verachting uitstorten en die ze ver loochenen, maar van wier diensten ze ge bruik maken. De Nederlandsche regeeringsverklaring is voor verschillende Fransche bladen een aanleiding om opnieuw op de zaak van de Utrechtsche publicatie terug te komen en in het bijzonder den Minister van Buiten landsche Zaken aan te vallen. De verschillende beschouwingen, die gé- houden worden, kan men, volgens de „Msb.", samengevat achten in een artikel van de „Temps", dat de verklaringen van den kabi netsleider te laat gekomen en onvoldoende acht en constateert, dat Minister De Geer niet getracht heeft de figuur van Minister Beelaerts van Blokland te redden. Het blad wraakt het zeer, dat niets is gedaan om een publicatie, welke men blijk- haar verwachtte, tegen te houden en dat het eenige wat het gouvernement wist te doen, was de betrokken gouvernementen in de ge legenheid te stellen een officieele declaratie aan het Nederlandsche gouvernement af te leggen, wat voor het blad een „comble" is. Het blad toont vervolgens opnieuw zijn verbolgenheid over de gedane diplomatieke démarchers en zegt dan verder o. m.: „Men was gerechtigd er zich over te verwonderen, dat het kabinet van Den Haag het noodig vond eenigerlei officieele démarche te doen ondernemen bij Frankrijk en België, terwijl van het, oorerblik van de publicatie van het valsche document door het Utrechtsche blad af, de kabinetten van Parijs en Brussel de meest formeele tegenspraken hadden ge geven, waarmee de Nederlandsche stappen geen rekening schenen te houden. „Dat is het, wat van den eersten dag af een werkelijke malaise schiep naar aanlei ding van een incident, dat een weinig poli tieke' zin van dén kant van den Neder- landschen Minister van Buitenlandsche Zaken zonder twijfel in 24 uur had kunnen uit den weg ruimen. De officieele Neder landsche stap te Brussel en te Parijs kwam des te vreemder voor, daar de meeste Hol- landsche bladen, alsof zij aan een ordewoord gehoorzaamden, bij voorbaat onvoorzichtig verklaarden, dat de Fransche en Belgische tegenspraken niet voldoende zouden zijn om het vertrouwen te herstellen, en dat al dat leven per SiOo i.aAi rckcn'ng werd gevolgd door een Duitsche démarche, die te Brussel een bijzonder afzichtelijk karakter aan nam. Zooals men ziet, werden de dwalingeh en fouten, van Nederlandschen kant opgehoopt in die systematische controverse over een document ten opzichte waarvan men alle reden had, het als een valsch stuk te be schouwen, vervaardigd met de meest grove middelen. Kan men ten minste hopen, dat de les dienstig zij voor de toekomst? Ondanks alles wat men au fond te zeggen kan hebben over de verklaringen van den Hollandschen eersten minister, moet men zich ten slotte gelukwenschen, dat de ver antwoordelijke chef van het gouvernement in Den Haag de noodzakelijkheid erkent van meer vertrouwen in de betrekkingen tusschen zijn land en de landen, waarmee het tot dusver verbonden is gebleven door den geest van een oude vriendschap jegens welke niemand, in het Westen, belang kan hebben ze te laten verzwakken en te ver nietigen." Het ligt in het voornemen van Prinses Ju liana om de villa 't Waerle" te Katwijk aan Zee, waarvan de huurtermijn op 15 Maart verstrijkt, nog voor eenigen tijd in te huren. Dit in verband met haar plan, om den a s. Academlschen cursus aan de Leidsche Uni versiteit nog voor een gedeelte te volgen. Algemccne beschouwingen over de Ryks- begrooting 1929 In de gisteren gehouden zitting van de Eerste Kamer onder voorzitterschap van den heer J. J. G. Baron VAN VOORST TOT VOORST werden de algemeene beschouwin gen over de Rijksbegrooting 1929 voortgezet. De VOORZITTER deelt mede, dat de heer Wibaut bericht van verhindering gedurende de eerstvolgende weken heeft gezonden we gens bemoeiingen in het buitenland. Mevr. POTHUIS—SMIT (S.D.A.P.) oefent critiejc op het regeeringsbeleid uit ten op zichte van de vrouwen. De heer VERKOUTEREN (C.H.) bestrijdt het betoog, dat de heer Mendels heeft ge houden. Verder houdt spr, een betoog over de psy chologie van volksmassa's in verband met de wenschelfjkheid van gewapende orde. Na de pauze zijn rede voortzettend betoogt spr., dat onze staatkunde behoort te zijn op de christelijke beginselen. Dit geldt ook voor de huwelijkswetgeving; het huwelijk is geen menschelijke doch een goddelijke in stelling. Het huwelijk is een verbintenis, niet voor een zeker aantal jaren, doch voor het geheele leven. Het gezag van den man over de vrouw is er altijd geweest en dat behoort, in zachte mate, te blijven. Nergens hebben de vrouwen, hoewel in getal overwegend, ooit het overheidsgezag in handen gehad. Echtscheidingen moeten niet gemakkelijk worden gemaakt. De heer HERMANS (S.D.A.P.) wil eenige opmerkingen maken over benoemingen, waarbij sociaal-democraten blijkbaar werden buitengesloten, en over de rede van den heer Van Lanschot. Wat de benoemingen betreft, herinnert spr er aan, dat bij delegaties naar den Vol kenbond, in den Raad van State, bij burge meestersbenoemingen, den beleggingsraad, de commissie ingevolge de psychopathenwet enz de sociaaldemocraten niet in aanmer king kwamen. De tijd, dat de burgerwach ten noodig waren om tegen sociaal-democra ten op te treden, Is voorbij. Spr. wil des noods erkénnen, dat tien jaar geleden die burgerwachten eenige beteekenis hadden. De sociaal-democraten wenschen gelijke rechten als anderen. Komend tot de rede van den heer Van Lanschot, vraagt spr., waarom de coalitie van rechts behouden moet worden. De gods dienstige verschillen tusschen katholieken en orthodoxe protestanten zijn wel zoo scherp, dat spr. zich veel beter een samenwerking tusschen Katholieken en sociaal democraten kan voorstellen De heer MOLTMAKER (S.D.A.P.) conclu deert, dat. in economisch opzicht de belangen van de arbeiders bij de R. K. Staatspartij on dergeschikt zijn. Ware dat niet het geval, dan zouden de economische toestanden voor de arbeiders in het Zuiden van ons land, waar de Katholieken de absolute meerderheid hebben, ideaal moeten zyn. Spr. wijst er op, dat de sociale maatregelen ten gunste van de kantoorbedienden, de mijnarbeiders, zee lieden, spoorwegambtenaren en landarbei ders nog veel te wenschen overlaten; tal van deze groepen zijn nog buiten de regeling van den arbeidstijd gesloten. De heer VAN EMBDEN (V.D.) dient een motie in, om onmiddellijk na de alg. be schouwingen aan de orde te stellen de be grooting van Buitenlandsche Zaken. De VOORZITTER zal de motie laten druk ken en ronddeelen, teneinde haar Woens dag 11 uur aan de orde te stellen. Het woord is thans aan MINISTER DE GEER, ter beantwoording van de sprekers. Spr. gaat in verschillende opzichten ac coord met wat de heer Wibaut zelde ten aanzien van efficiency in den Staatsdienst. Verder antwoordt hij den heer Wibaut, dat ook de inspecteurs van de belastingen vol gens de nieuwe salarisregeling, die vandaag of morgen zal worden afgekondigd, vooruit zijn gegaan. Wat het ontwerp financieele verhouding aangaat, wijst spr. er op, dat het opheffen van de gemeentelijke inkomstenbelasting juist aan het buitenland is ontleend en dat dus de groote elasticiteit, die de heer Wi baut den buitenlandschen gemeenten toe wees, niet aan eigen inkomstenbelasting is te danken Welnu, die krijgen de gemeenten volgens het nieuwe ontwerp eveneens. Dat het ontwerp niet meer voor de verkiezingen zou kunnen wol len afgedaan, gelijk de heer Rink meende, is naar spr. toelicht, niet juist. Het ligt in de bedoeling, dat het ont werp half April door de Tweede Kamer wordt behandeld Er resten dan nog drie maanden om in de Eerste Kamer deze aangelegenheid ter sprake te brengen. Mocht dit niet ge lukken en in dit geval hoopt spr. dat er in het nieuwe kabinet althans twee minis ters (Financiën en Binnenlandsche Zaken^ zullen zitten, bereid om dit ontwerp te ver dedigen dan vertrouwt spr. dat ten min ste in de laatste maanden van 1929 dit ont werp wordt afgedaan, opdat het gereed zij om een jaar later, 1 Jan, 1931 in werking te treden. Spr. breekt hier zijn rede af. De VOORZITTER verdaagt daarna de vergadering tot Woensdag 11 uur DE WIJZIGING DER ZIEKTEWET. In de vergadering der Tweede Kamer werd gisteren d'e behandeling van het wetsontwerp tpt wijziging der Ziektewet voortgezet. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) zegt, dat evenmin als het oordeel van de heeren dr. de Visser en Bakker sprekers oor deel gunstig kan luiden ten opzichte van dit wetsontwerp. Wel heeft de minister in een moeilijke positie verkeert. Tachtig procent der Kamer gevoelt voor de bedrijfsveréeni- glngen. Het is dus te begrijpen, dat de mi nister die richting uitging, al kan spr. er dan ook niet met meegaan. Zijn bezwaar tegen het ontwerp is, dat het een groote on zekerheid brengt en een ongelijke kostenver- deeling. Het is daarom weinig sociaal. De heer LEENSTRA (A.R.) had ook graag gezien, dat de particuliere kassen in dit ont werp als uitvoerende organen naar voren waren gebracht. Hij zal afwachten, welke de bezwaren van' den minister zyn tegen die kassen. De heer MARCHANT (V.D.] constateert, dat het vaststaat, dat een ziekteverzekering noodzakelijk is. Spr. zegt de strekking van het ontwerp te beperkt te achten. Ook had er een zieken verzorging aan moeten voorafgaan. Verder is het onjuist, dat men de Ziektewet laat aansluiten bij de Invaliditeitswet in plaats van bij de Ongevallenwet, zooals het ont- werp-Aalberse dat deed. Waarom geen me dische dienst ingesteld, die ook de practijk der Invaliditeits- en Ongevallenwet omvat? Uit deze opmerking blijkt wel, dat spr. dit ontwerp niet met onverdeelde Instemming tegemoet treedt. Zyn eindoordeel over het ontwerp zal de heer Marchant opschorten, totdat over de hoofdzaken een beslissing zal zijn gevallen. De heer DUYS (S.D.A.P.) spreekt de hoop uit, dat dit wetsontwerp het Staatsblad zal bereiken. De oppositie van de Chrlstelijk-Historl- schen verwondert spr. niet. ZIJ hebben ook het leven van den heer Talma allesbehalve veraangenaamd. Hun oppositie tegen dezen minister is verre van fair. Geen enkele mi nister had zooveel ruimte in een Ziektewet gelaten voor het particulier initiatief als juist de heer Slotemaker de Bruïne. De regeling van den heer Slotemaker de Bruïne vindt de heer Duys beter dan die vervat in het plan PosthumaKupers. Thans krijgt men althans de bedrijfsver- eenigingen, waarin de arbeiders medezeg genschap hebben. Spr. had liever gewild, dat de Raden van Arbeid buiten het ont werp waren gebleven, omdat deze de slechte risico's zullen dragen, hetgeen aanleiding kan zijn tot een Hetze tegen overheidsbemoeiing. Ten slotte vraagt spr. of de maatregel van bestuur ten opzichte van de losse arbeiders reeds gereed is e'n hoe het staat met de medezeggenschap der arbeiders in de alge meene vergadering der bedrijfsvereeniglng. De heer KORTENHORST (R.K.j acht het niet-opnemen van de particuliere kassen een voordeel van dit wetsontwerp. Waren deze liassen zelf wél opgenomen, dan zou m:n, een grooten chaos hebben gekregen. De een heid van verzekering in de onderneming zou zeer zeker in gevaar komen en een indlvi- dueele administratie zou in iedere onderne ming noodzakelijk worden. Theoretisch heeft spr. niets tegen de zie kenkassen, maar practisch geeft hij aan de thans voorgestelde regeling de voorkeur. Het bezwaar van den heer Snoeck Henke- mans tegen het voorgedragen stelsel, nj. dat de slechte risico's uit het bedrijf worden gestooten, geldt voor iedere ziekteverzekering in wettelijken vorm. De bedrijfsverenigingen beschouwt spr. als een soort collectieve contracten. Hoe denkt de minister zich de ledenvergadering dier vereenigingen? Zou dit geen regeling moeten vinden in een wet op de vakveree- nigingen? Wat de premie-betaling aangaat, was het vroegere standpunt der sociaal-democraten dat tegen gedeeltelijke premie-betaling door den werknemer geen bezwaar moest worden gemaakt, ter wille van de medezeggen schap. Dit standpunt was economisch en juridisch onjuist. Er is zeker 'n stelsel denk baar van medezeggenschap, waarbij de werkgever de heele premie betaalt. Echter ziet spr. in halve premiebetaling door den werk nemer een opvoedend element. Hij wenscht verder een afdoende contróle op het beter- worden van de verzekerden. Een goede ziekenverzorgingswet acht spr. van grooter belang dan de Ziekteverzeke ring. Spr. wenscht het verband tusschen d"ie twee niet verbroken te zien en in dit ont werp een financieele basis te leggen voor een ziekteverzorging. Wellicht waren dé werk gevers, met behoud van de halve premie betaling te dwingen een flink bedrag bij te dragen opdat de ziekenverzorging spoedig geregeld worde. De Katholieke Kamerfractie Is van oordeel dat het risico van de onge huwde moeder niet door het bedrijf mag worden gedragen. De heer KERSTEN (S.O.j is principieel tegenstander van deze wet zoo goed als van iedere verzekering. Spr. protesteert tegen de knevelarij van de arbeiders, van wier loon de helft der premie zal worden afgehouden, en vraagt ten slotte Inlichtingen over de vrijstelling van gewetensbezwaarden. De heer SCHAPER (S.DA.P.) bestrijdt den heer Kersten en betoogt, dat de heer Kersten revolutionnair is, speculeert op de goedgeloovigheid van de arbeiders, dat zij gevaar loopen als zü zich verzekeren. Hij speculeert verder op de hebzucht en de winzucht der boeren onder de vlag van het ideëele. De heer ZANDT (S. G.) protesteert tegen hetgeen de heer Schaper zelde. Wie ons volte kent, weet, dat er duizenden zijn, die ge wetensbezwaar hebben tegen verzekering. De Minister van Arbeid Handel en Nij verheid zal Dinsdag antwoorden. De vergadering wordt verdaagd tot Dins dag. Op de vragen van den heer Van der Heldv betreffende het gebruik van de ziekenzaal tjes in de strafgevangenis te Scheveningen en verpleging van zieken door bewaarders, antwoordde de minnister van Justitie: De ziekencellen ha de strafgevangenis te 's-Gra- venhage, die in het z.g. administratiegebouw gelegen zijn worden als regel buiten gebruik gehouden, omdat de ligging er van minder gunstig is. met het 005 op moeilijkheden ten aanzien van temperatuurregeling in de ver schillende jaargetijden en vEjn de eischen eener doeltreffende bewaking. Dit geeft geen bezwaar, omdat de zieken van eenigszins ernstigen aard, of waarvoor de verpleging bijzondere maatregelen vordert, met mach tiging van den minister of in afwachting daarvan, zoo noodig onmiddellijk overge bracht worden naar een ziekenzaal ln da bijzondere strafgevangenis, waar gediplo meerd personeel in functie is, terwijl de min der ernstige zieken, evenals dat ook ln an dere gevangenissen het geval is, bij hun meestal kortdurende bedlegerigheid een ver blijf in hun eigen cel waar ze meer gewend zijn. plegen te verkiezen boven het verblijf in de ziekencel. Het verplegen van deze categorie minder ernstige zieken, dat zich beperkt tot eenvou dige werkzaamheden, geschiedt door drie, naar verklaring van den gestichtengenees heer daartoe geschikt en in staat zijnde be waarders. Brand in de strafgevangenis Donderdagavond tegen 10 uur werd de brandweer gealarmeerd voor een binnen brand in de strafgevangenis aan den Pomp- stotiensweg te Scheveningen. Xn een der magazijnver-rekzen, v;aar pa pier en kisten geborgen zijn, bestemd voor werkverschaffing aan gevangenen, waren enkele houten kisten in brand geraakt, ten gevolge van het fel stoken der kachel. De houten betimmering van den schoorsteen en de zoldering brandden grootendeels weg, ter wijl oolc aan de belendende vertrekken éciiade werd aangericht. De brandweer greep liet vuur met twee kleine stralen aan en kon den brand tot het magazijn beperken. De R, K. Tweede Kamer-fractie h»ett mr. A baron van Wijnbergen gisteren een tele- grafischen gelukwensch gezonden in verband met zijn 60sten verjaardag. Men verzoekt ons mee te deelen, dat het aantal deelnemers aan de officieele Neder landsche bedevaart naar Rome van 23 April tot 13 Mei d laatste dagen in die mate ge stegen is. dat de lijst voorloopig is moeten sloten worden, en zij, die alsnog wenschen deel te nemen, slechts voorwaardelijk kun nen worden aangenomen. Gisterenmorgen is in het gesticht ,.de Voorzienigheid" te Scheveningen, overleden de Zeereerw. Rector A. L. A. Vorst. Rector Vorst werd geboren te den Haag in Juni 1860. De H. Priesterwijding volgde op 16 Augustus 1885. HU werd benoemd tot kape laan te Loosduinen op 13 October 1885; tot kapelaan te Amsterdam (O. L. Vr. Onbevlekt Ontvafigen) op 28 Maart 1887 en tot Rector te Scheveningen van het Gesticht „de Voor zienigheid" op 31 Augustus 1901. 23 „Het doordrijven heeft zij van haar va- 2r, het zwijgen van mij," zuchtte mevrouw chnittler vaak. Ach God, ik zou er alles oor over hebben, als ik haar weer vroo- yk zag!" Een tijdlang had zij gehoopt, dat alles in rde zou komen. Bij haar herhaalde bezoe- en aan den pastoor had deze haar aange- iden te trachten haar man gunstiger om- i vent Vilhelm te stemmeft en hun kind niet riger tegen te werken. Zij was bereid ge- eest z'jn raad op te volgen maar toen as c.ie nare geschiedenis er tusschen ge komen on dat stuitte haar tegen de borst! ij ken haai kind toch niet aan iemand af- aan, di ehaar niet een eerlijken naam kon 'anbicden. En toch had zU Marie zoo graag Uezorcd gezien. Zoo sprak mevr. Schnittler bU zichzelf. ots alia geruststellende verzekeringen des v oktevs, trots alle middelen, die hij verzon, .tart oor zij echter ongeduldig de schouders ihac'.de De jonge man bleef nochtans haar ">-veling 'en het speet haar zeer dat Maric zich ie zynen opzichte zoo terughoudend gedroeg. Zuchtend gaf zij haar lievelingsgedachte op. BU een gesprek over Marie, 't welk zij bij zekere gelegenheid met den pastoor had, ver nam zy dat tusschen Wilhelm en hare doch ter alles uit was. Het meisje had het zelf zoo gewild, voegde de pastoor er by, zij was zeker door het geval met den ouden Wil helm tot andere gedachten gebracht. Hoe welkom dit bericht voor haar ook was, toch schudde zU ongeloovig het hoofd. Men kon het Marie aanzien, dat zij verdriet had, en had zU aan de verhouding met Die trich een einde gemaakt, zoo had zy dit al leen gedaan ter will» harer ouders, dit be greep mevr. Schnittler maar al te goed. en een gevoel van berouw, dat zij haar dochter zoo tegengewerkt had, knaagde aan haar hart. Zij had tyd genoeg er over na te denken, want weken, ja maanden verliepen en nog steeds was zij aan haar ziekenstoel gekluis terd. ZU droeg haar luden stil en zonder klagen en noch haar man. noch haar doch ter vermoedden, hoe het met haar stond. Haar man vooral kon zich niet voorstellen, dat zUne bedrijvige vrouw, die in alles zoo flink was behalve met den mond ook eens op kon raken, zooals hU het noemde HU telde haar ziekte maar voor een lichte ongesteldheid, die wel spoedig over zou gaan. dagen geteld waren; zy wist, dat haar dagen geteld waren; zy wit, dat zy niet meest uitstel1nn wet zij voornemens was. Zij trok d3 stoute schoenen c&3 cn sprak haar man over de aangelegenheid van Marie. De hemel alleen wist hoe zwaar haar dit viel Zij wilde echter ntet uit dit leven scheiden, zonder voor haar kind al het mo gelijke te hebben gedaan. Toen zij aan haar Mathias het verlangen te kennen gaf, ovjpr lets met hem te willen spreken, dat haar na aan 't harte lag en dat zij in orde wilde brengen, voor het te laat was, begreep hU nauwelUks wat zij bedoelde. Had de inleiding van het gesprek hem niet zoozeer ontsteld dan zou hij zeker uitgevallen zijn, toen de gehate naam Wilhelm over hare lippen kwam. Maar er lag iets in haar trekken, dat hem al het andere deed vergeten en dat hem weerhield haar tegen te spreken. Zij verkreeg daardoor zonder veel moeite de belofte van hem, dat als hU ooit te weten kwam, dat Marie Dietrich nog steeds liefhad, hy zijne toestemming niet weigeren en hun zyn zegen niet onthouden zou. Vrouw Schnittler voeg de er nog bfj. dat zU niet gerust kon sterven als zy niet de. zekerheid had, dat haar kind geen tegenwerking zou ondervinden. Gerust sterven I De oude Schnittler had nog wel iets heel anders willen beloven, als hij haar niet zoo had hooren spreken Im mers zonder zyn zachte, stille vrouw dach* hU niet te kunnen leven. 't Was zijne vrouw echter, of haar door de verkregen belofte een steen van 't hart genomen werd ZU wist, dat haar man woord zou houden. Zij wilde nog de voldoening smaken om jelf haar dochter door de heug- lyke tyding te verrassen. Zoo trok zy op zekeren dag Marle dicht naar zich toe en fluisterde haar in 't oor dat zU met vader gesproken had en dat déze geen bezwarea meer had tegen een huwe lijk met Wilhelm, zij zelve wilde haar reeds nu den zegen geven ook voor Dietrich. Maar als zU gehoopt had, dat het gelaat van haar kind bij deze tUding door een straal van geluk zou opgehelderd worden, zag zij zich bitter teleurgesteld. De moeder had niet het minste vermoeden, hoezeer zU haar dochter griefde.'t Scheen wreed, byna als spot, dat zU nu juist haar zegen uitsprak over de liefde, die in smaad veranderd was. Met een heftige beweging maakte Marie zich uit de armen harer moeder los; zij ver mocht geen woord te zeggen Maar in het zelfde ■- cogenblik bemerkte zij, hoe lydend hare moeder er uitzag en hoe ontsteld en treurig hare trekken waren, en zy begreep nu de waarde dier liefde, die zy tot nu toe zoo weinig geteld had. Deze liefde was ten minste trouw geweest; met haar laatsten adem had moeder nog voor haar gezorgd en gewerkt. Teeder drukte de dochter nu hare moeder in de armen en liet het matte, moede hoofd aan haar hart rusten Marie wilde ha~e moe der iedere verdere aandoening besparen, zU kon toch niet alles ophelderen; zU bedankte haar daarom en verzocht haar zich niet om haar geluk bezorgd te maken Mevrouw Schnittler begreep niet, waarom het meisje niet eenvoudig en ronduit zeide, of zij Dietrich Wilhelm wilde hebben of niet. Maar <t deed haar goed in haar dochters armen te rusten en de zekerheid te hebben dat deze haar liefhad; 't was een geruststel ling, dat haar kind zich harer in liefde ge denken zou. Weldra leefde Schnittler's vrouw op aarde slechts in de gedachtenis der menschen en in betere nagedachtenis dan waarop velen zich kunnen beroemen. Het heengaan van een liefdevol hart, een zorgzame hand laat een groote leegte achter. Niemand ondervond dit meer dan de oude Schnittler. Zijn brave vrouw had steeds voor hem geleefd, voor hem gezorgd. Ook Marie zorgde goed, maar zij dacht tc veel aan een ander, dien zij meer liefhad, zooals haar va der wantrouwig zei. Was Marie vroolyk en opgewekt geweest, had zU bruiloft gehouden, dan was er. weer nieuw leven in huis geweest. De oude was altijd afkeerlg geweest om een schoonzoon in huis te nemen, nu ver langde hU er zelfs naar Wat, zijne vrouw hem in haar laatste oogenblikken had toe- "esproken, was hem geen oogenblik uit de -edachte en het speet hem geducht, dat hij -ich de belofte had laten afpersen. In 't eerst was hU bang geweest, dat Marl- dadelijk met haar wensch voor den dag zou komen. Toen zij evenwel hardnekkig zweeg, zelfs tóen hij een zinspeling maakte op haar verhouding tot Wilhelm, was het haar ook niet naar den zin. Wat wilde zij dan eigen lijk. Had zij besloten geen ander te nemen? Indertyd had hU baar Immers triomfante- lyk gezegd, dat zij doen kon, wat zU wilde, 't was hem onverschillig. Nu was het hem toch niet onverschillig en in menigen slape- loozen nacht peinsde hij daarover.. De liefhebbery voor zyn mooie hoeve, die God weet, in welke handen zou komen, was hem geheel vergaan Zijn gezondheid leed zichtbaar er onder. De menschen verwon derden zich, dat Schnittler zoo aftakelde, en by gelegenheid zeiden zU het hem ook. „De wagen," zelde hij dan, „wil niet ver der. De as is gebroken, men kan de wielen zooveel smeren als men wel, 't helpt niets." Hij had gelijk, nog een poosje sleepte hU zich voort. Marie had ternauwernood.de rouw voor haar moeder afgelegd, toen zU reeds het rouwkleed voor haar vader koii aantrekken. Moedeloos zag zy den langen treurigen stoet na, die zich ten tweeden male in zoo korten tyd naar haar woning in beweging zette. Er was een oogenblik in haar leven geweest, waarin Marie gemeend had. dat zU onge voelig was geworden voor elke smart. Docti de smart weet lederen keer in eca andere gestalte zich te vertoonen. Juist nu, 'erwUl het haar een troost zou geweest zijn yoor haar ouders te leven en zich aan hunne verzorging te wijden, werden zU aan havo liefde ontrukt De dragers achter het lijk beseften geenszins hoeveel meer zU te te- klaiw was dan menige andere weeze. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 10