Onze Vrouwenrubriek
Spreken is goud!
^e gedekte tafel
Jongenshemdje
u
(Recepten voor de keuken
Slechtetende kinderen
Voorjaarsschoonmaak in dé
huidverzorg ing
Fopspeentje
Een over&an&sh
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
BLADZIJDE
N
JAA..
Spiegeltje aan den wand
ïfti
t Is een heerlijk werkje, zoo brutaal
weg nu en dan eens aan oude spreek
woorden te tornen. Btf alle piëteit, die we
voor zulke eerbiedwaardige overleverin
gen hebben, kunnen we toch niet ont
kennen, dat er bi) zijn, die ons irriteeren
door hun echt-vaderlandsche bedacht
zaamheid krenterigheid zouden we
hier en daar bijna zeggen.
„Spreken is zilver en zwijgen is goud"
is een van die kostelijke wijsheden, zoo
degelijk als echte oud-Hollandsche duka
ten. En opeens zie ik in willekeurige groe
peeringen allerlei vrouwen voor me uit
bekende tafereelen van oude meesters
decoratieve en welgedane, maar vreeselijk,
vreeselljk domme vrouwen zonder kinnen
en wenkbrauwen, die ik m'n leven lang
gehaat heb, niet als kunstproducten, maar
als menschen. Ze trekken zuinige pruime-
mondjes; ja, je kunt duidelijk zien, dat zij
dat secure spreekwoord óók al kenden en
netjes in practijk brachten.
Als t ding niet zoo verschrikkelijk-
Hollandsch was, en niet zoo'n akelig-
duidelijke voorstelling/opriep van vader-
landsche overvoorzichtigheid en het-uit-
de-boom-kijkerij, van benepen onderdruk
ken van alles, wat naar spontaneïteit
zweemt als we 't, zonder 't ooit tevoren
gehoord te hebben, op een scheurkalender
konden tegenkomen, als „Arabische volks
wijsheid" bijvoorbeeld, dat zou er heusch
nog wel iets blijken in te zitten. Er zit ook
wel iets in: By gesprekken over derden,
by uitlatingen over zaken-kwesties, by 't
bijwonen van woordenwisselingen kan 't
spreken soms z'n nut hebben, maar 't zwy-
gen brengt ons gewooniyk veel verder.
Maar!
In de verhoudingen van mensch tot
mensch, van vriend tot vriend, van zuster
tot broer, van moeder tot kind, van man
tot vrouw wordt er véél te veel ge
zwegen!
Onbeduidende grieven worden omstan
dig geuit, vervelende nieuwtjes met een
emeuïgen woordenvloed tot driemaal toe
van voren af aan verteld maar de
groote mooie dingen, die ons op 't hart
liggen, worden levenslang verstopt.* Er
wordt véél, te veel gepraat en veel te
weinig gesproken.
En 't leven is zoo kort! Al duurt 't jaren
en jaren, 't Is altijd te kort en te roeze
moezig en te nuchter-alledaagsch voor 'n
menschenhart, om zich heelemaal te kun
nen uitspreken. En al wordt ons eigen
leven lang en stil en vol uren van vredig
bezinnen, het leven, van wie ons het
allerliefst zyn, kan misschien voorbij zijn,
eer we 't weten, eer we één enkel woord
hebben uitgebracht van het vele. dat we
te zeggen hadden, het vele dat we
in die stille uren hebben bedacht, dat
door ons hoofd en hart is getrokken, zoo
dikwijls we hebben zitten mijmeren over
hun dierbare persoonlijkheid.
Want is het niet zoo: waarheen gaan
onze gedachten anders, wanneer we stil
letjes in onze kamer zitten met ons werk,
dan naar de enkelen, die we héél lief heb
ben' Een echte vrouw kent bijna geen
anderen gedachtengang! Terwyl we rustig
in onze bezigheid verdiept schynen, wan
delen we met hen over verre wegen, staan
wo zwijgend ns-est hen aan een gouden
avondzee, en dan opeens nemen we in ge
dachten hun handen en zeggen alles uit,
dat ons op 't hart ligt: onze verlangens en
geheimen, onze diepste verteedering en
onze kleine verwijten; we zeggen hun, hoe
lief we hen hebben, in bewoordingen, die
we nooit krnyien of willen pinden dan, aan
de oever van die droomzee of langs dien
Stillen, verren verbeeldings-weg.
Ja. En als ze dan onverwacht voor ons
staan, ons opschrikkend door het gerucht
van hun opgeruimde thuiskomst, dan zeg
gen we: „Sla toch niet altyd zoo vreeseiyk
met die deuren!"
En ze komen niets te weten van al het
wondermooie, dat we zoo juist hebben be
dacht en heel heimeiyk in onze gedachten
tot hen gesproken.
Toch is er niets onvriendeiyks in onze
opmerking over die deuren. Onze toon is
niet eens scherp of humeurig. We hebben
zelf ook volstrekt niet t gevoel, dat onze
teere stemming nu verstoord is. We blijven
er zelfs, onder t gesprek door, nog even
over na-droomen. Alleen: 't komt geen
oogenblik in ons op, er met een enkel
woord naar bulten lets van te verr-den.
Dit is geen weloverwogen opzet, geen ge
volg van 'n soort schroom of 'n afkeer-
van-pathos we komen alleen maar niet
op 't idee. We doen zooiets nooit. Niemand
doet zooiets ooit, zouden we beslist zeggen,
als ons ernaar gevraagd werd.
De wetenschap, dat we zoo lief en mooi
aan de onzen plegen te denken, wanneer
we alleen zyn, geeft ons al 'n heel gerust
stellend antwoord op de gewetensvraag, of
we 't goed met hen meenen. We putten er
de diepe overtuiging uit, dat we onzen
harte-plicht jegens hen trouw vervullen,
en dat er verder eigenlyk niets meer
noodig Is, dan dat we de liefde, die zoo
groot en warm in ons leeft, omzetten in
daden van zwygende zorg en voorkomend
heid.
Dat doen we dan ook trouw. Genegen
heid moet biyken uit daden, vinden we als
practische menschen, en we verzuimen
geen genegenheid, om te bewijzen, dat 't
ons ernst is met onze hartelykheid we
ontwikkelen zelf een vindingrijkheid in
zorgen en bedenksels, die alleen uit een
innige liefde kon voortkomen. Daarmee is
deze genoeg bewezen, meenen we; op de
woorden, die we in de stilte van ons hart
plegen te spreken, kan niemand aanspraak
doen gelden.
Waar zien we onze dierbaren eigenlijk
voor aan? Houden we onzen heer en mees
ter voor zoo'n materialist, dat hij zich
meer gebaat zou voelen door uitgelezen
schoteltjes en aandoeniyk-keufig ge
stopte sokken, dan door 'n meer onstoffe
lijke betuiging van genegenheid dat hy
volkomen bevrediging zou vinden in het
practisch en rustig resultaat van onze ver
teederde overpeinzingen, zonder ooit die
onuitgesproken gedachten zélf te missen?
Houden we onze kinderen voor zóó primi
tief, dat we meenen, dat ze van 'n goed
belegde boterham onze moederlyke ge-
negenheid volledig en weltevreden aflezen
en verder geen behoefte voelen aan
hoogere uitingen van moederliefde, aan
een diepe en innige vertrouweiykheid, aan
moeder's rechtstreekSche verzekering nu
en dan, dat zy toch zooveel van haar
kleuters houdt?
We moeten de waarde van woorden niet
over-, maar ook vooral niet onderschat
ten. Wanneer ze gesteund en gestaafd
wordt door de gebeurtenis van daden, is
er niets zoo weldadig en koesterend als
een spontane mondelinge verzekering: ik
houd zooveel van je. Waneer we zulke ver
zekeringen gestadig in ons hart dragen en
ze dus zoo geheel en al waar en echt zijn,
mogen we ze niet Onthouden aan hen die
we liefhebben!
Laten we het mooiste, dat er in ons
omgaat, toch uitspreken! Wat baat het
den ander, wanneer we onszelf ver
warmen aan hét besef van onze groote
liefde, zonder hem ervan mee te deelen,
zonder hem zelf? een vermoeden te geven
van haar volheid?
We moeten spreken, veel meer spreken!
De dag zal anders komen, dat we radeloos
en verlaten staan en al de onvruchtbare
schoonheid onzer gedachten zwaar en
dood op onszelf voelen terugvallen. En veel
meer dan de kleine vriendelijke daj"
die we hadden kunnen spréken en
zwegen.
Het leven is zoo arm aan .woorden, die
uit 't hart komen! Wanneer ons hart dan
werkeiyk voor iemand dat zeldzame woord
der oprechte liefde weet in Godsnaam,
laten we er dan de schamele taal van
onzen dageiykschen omgang mee ver-
rykent
Overname alt deze rubriek «onder schriftelijke toestemming verboden
MACHTELD.
Benoodlgd: 90 c.M. katoen van pl.m. 80
e.M. breed en kleine knoopjes. Dit aar
dige jangenshemdje wordt gemaakt van
fcachte katoen en is geschikt voor een
leeftyd van 3 tot 4 jaar. Men maakt
het patroon als op de teekening is aan
gegeven. Rug- en voorpand knipt ge
boven elkaar uit terwijl de mouwtjes, het
dubbele rugstuk en de schuine bies voor
het halsje er naast uitgeknipt kunnen
worden. Men begint met den voorkant.
Verstandig doet men, eerst het split en
de plooitjes in te stikken, alvorens men
het halsje uitknipt. Het split knipt ge
op het midden van het voorpand in, tot
op pl.m. 20 c.M. van onderen, terwyi ge
nu dwars nog 3 c.M. inknipt, zooals de
teekening 't aangeeft Dan maait men een
Inslag naar den goeden kant van één
c.M. breedte, terwyi men de breedte van
het split 3 c.M. invouwt en instikt. Ver
volgens stikt men nog op 2 c.M. afstand
van het split 2 plooitjes in, beide y cM.
breed. Nu laat men de splitten op el
kaar. zóó, dat de linkerhelft op de rech
terhelft komt te liggen, en vouwt ge het
split en de plooitjes verder tot onder toe
in, terwyi ge nu dwars over split en
plooitjes een biesje stikt, dat na afwer-
wing 10 C.M. lang en 1 c.M. breed is.
Voor den rug rimpelt men den boven
kant ln, te beginnen 8 c.M. vanaf het
armsgat, waarna men het eene rugstuk
aan en het andere opstikt. Op geiyke
wyze worden de schoudertjes verbonden.
Men moet er dan voor zorgen, dat de
beide stukken goed glad zitten. De zy-
naden worden met een platten naad ver
bonden, tot op 12 cM. van onder af,
welke open biyven voor de zijsplltjes.
Hier maakt ge een smal zoompje, terwyi
men dit in den overgang van zijnaad tot
split afwerkt met een driehoekig stukje
katoen voor het uitscheuren. De beide
onderkanten werkt men af met een één
c.M. breed zoompje. Nu het mouwtje. Het
naadje wordt met een platten naad ver
banden onderaan maakt men een
zoompje van één c.M. breedte. Het mouw
tje wordt ingestikt en op het hemdje
overgestikt. Het halsje werkt men af met
een schuin biesje naar den verkeerden
kant, hetwelk na afwerking één c.M.
breed is. Wil men geen mouwtjes m het
hemdje, dan worden de armsgaatjes op
gelijke wyze behandeld als het halsje.
Vervolgens maakt men aan den boven
kant van het splitje een liggend knoops
gat en middenin een staand, terwijl men
op dezelfde plaats en ln de richting van
het knoopsgat de knoopjes aanzet.
DINY.
5N
Zijden tafellakens. Wie van onze moe
ders of grootmoeders had aan zoo iets
weelderigs maar durven denken! In hun
brein hoorde 'n dergelyke buitenissig
heid alleen thuis in het ryk, waar men
ook ryst met gouden lepels eet.
Wij menschen van de 20ste eeuw zijn
als 't ware opgegroeid in zyde. Onderjur
ken, kousen, chemises, pantalons, nacht
hemden wy herinneren ons den tijd
al niet meer, dat al die dingen uit lin
nen, keper of molton bestonden, maar
laat ik er direct bijschrijven, dat dit al
les van een oprechte Hollandsche dege-
ïykheid was, zooals het karakter van
onze voorouders zelf. En nu.moeten
wy by de meeste onzer zyde-artikelen
het kleine, haast onbeduidende woordjè
„kunst" voegen, wat voor velen onzer
immer nog 'n zeker soort Inferioriteit in
zich sluit. En tochhet allermodern
ste zyden tafellaken, dat natuurlijk al
leen bij feestelijke gelegenheden ge
bruikt wórdt, is van 'n warme ivoren
gloed en soepelheid, dat wij er onmid-
dellyk partij voor moeten kiezen, on
danks het leelyke woordje „kunst" en
ondanks alle influisteringen van duur en
niet goed waschbaar. Het is trouwens
niet eens zoo onmogelyk duur en met 'n
beetje voorzichtigheid laat het zich heel
goed wasschen. Ook kunnen wij voor
iets minderen prys zeer mooi tafelgoed
krygen van zyde, niet macco. Vooral in
lichte kleuren, rose geel, lila wordt dit
veel gebruikt als ontbyt-, lunch- of sou
per-linnen, wat erg fleurig staat.
De nieuwste Amerikaansche manier
van tafeldekken is, onze prachtig glad
gepoiyste tafel te dekken met een rond
of ovaal kanten kleed als middenstuk;
piet zoo'n fabrieksdingetje van den uit
verkoop met linnen kant, maar een, met
de hand geborduurd en echten kant om
zoomd met bypassende kleedjes, onder
de borden en vingerkommen, 't Is wer
keiyk heel „Amerikaansch". De meeste
Hollandsche huisvrouwen zullen toch
wel het linnen, half-zijde of heel-zijden
damast tafellaken verkiezen.
POLA
ROEREIEREN' MET CROUTONS
(Lunchscliotel)
8 eieren
8 lepels melk
50 gr. botet1
zout, peper, ppot
5 a 6 dunne srieedjes oud'brood
40 gram boter
Bereiding: 'Snijd van een stuk oud
brood sneetjes van y, c.M. dikte;
snyd er de korstjes af en maptte van 3
A 4 dezer sneetjes driehoekjes! Verdeel
de overige sneetjes in kleine dobbel
steentjes. Laat een deel van de boter ln
een steelpannetje lichtbruin worden1 en
bak hierin de driehoekjès mooi licht-
bruin. Laat deze (croütons) op een stuk
grauw papier uitlekken. Voeg zoo noodig
boter toe en bak op deze wijze alle drie
hoekjes en dobbelsteentjes. De boter, die
men overhoudt, kan bU de een of andere
jus gedaan worden, als ze ten minste
niet verbrand is. Klop de eieren los, even
voor 't gebruik, zorg, dat ze nagenoeg
niet schuimig worden; voeg 'de melk en
de kruiden toe. Doe er een stukje boter
by. Doe deze massa in een steelpanne
tje en laat dit op een vry zacht vuur
onder roeren, eerst langzaam, als de
massa begint te stollen vlugger, tot een
breiachtige massa vormen!
Doe de eieren op in 't middengedeelte
van een verwarmden schotel, schik er
de driehoekjes gebakken brood omheen
en strooi de dobbelsteentjes brood luch
tig over de eieren,
N.B. Men kap zeer gemakkelijk varia
tie in dén schotel brengén, door in plaats
Van boter óf by de boter iets anders
door de eieren te mengen, b.v. geraspte
kaas, doorgesneden champignons, gehak
te ham, peterselie, enz.
EIERSCHOTELTJE
50 gram oud broodkruim
30 gram geraspte kaas
2 eieren
y 40 gram boter
K theelepel zout
K theelepel noot
K theelepel peper
6 eieren
Bereiding: Klop voor het onderste ge-
deélte van dit schoteltje de 2 eieren met
Peper, zout en noot door elkaar; roer er
het broodkruim, de gesmolten boter en
op een lepel na de geraspte kaas, door.
Beg het mengsel in een geiyke laag in
een niet te diepen, met boter ingewreven
vuurvasten schotel en laat het m den
oven lichtbruin kleuren. Breek voorzich
tig op deze onderlaag de 6 eieren, be
strooi ze met wat peper, zout en de ove
rige geraspte kaas. Zet den schotel op
nieuw in den oven, tot de eieren gestold
zijn en dien het gerecht zoo warm mo-
gelijk op.
CATHARINA
Een vorige maal hadden we het over
kinderen, die minder goed eten, feitelyk
door de schuld der ouders, die te veel
aandacht geven aan de wyze, waarop
hun telgen aan tafel zitten.
Dikwijls kan ook de oorzaak te vinden
zyn by de ouders, die zich angstig afvra
gen of zelfs hardop Zeggen: „Zou Jantje,
dit wel lusten?" Even ook een hier te
veel geschonken aandacht werkt stimu-
leerend en een kind, dat toch al niet te
veel trek had, maakt er handig gebruik
van, heelemaal niet te eten.
Een andere lichamelyke oorzaak van
slecht eten van kinderen is te vinden,
dikwyis tenminste, in het niet verrichten
van den dageiykschén plicht. By ons
thuis spraken we van den humeurpot, die
ln dit geval er aan te pas moest komen,
en het is maar al te waar, dat het ver
zuimen van de dageiyksche reiniging op
het humeur werkt en by kinderen slech
ter eten vanzelf medebrengt.
Eenige lepels appelsiroop of andere
siroop doen in dit geval wonderen, en
helpen de kinderen over 't bezwaar heen.
Ook helpt dikwyis het gebruik van
vruchten, vooral des morgens aan het
ontbyt. Feiteiyk moest er geen maaltyd
voorby gaan zonder vruchten in den een
of anderen vorm. De meeste kin
deren lusten ze graag, slechts een enkele
maag kan er niet tegen. In plaats van
des voormiddags melk of een koekje,
zooals te doen gebruikelyk is, zouden we
onzen kinderen om een uur of elf vruch
ten moeten geven, hetzy een banaan,
peer of appel, twee mag ook wel. Meen
niet, dat het kind daardoor tegen etens
tijd minder honger zal hebben. Integen
deel, het eten van vruchten is eetlust
opwekkend tegelykertyd, en het is veel
beter dan het zoetigheidje of de melk
tusschentyds. Het is louter een kwestie
van gewoonte by kinderen en als ze
traag eten, eens te probeeren.
Bö kinderen die ondanks deze midde
len toch slecht biyven eten, behoeven we
den dokter nog niet te halen, hoor.
Heeft u er op tegen ln zoo'n geval te
geven, dat, wat het zelf graag lust?
U zult een kind, dat werkeiyk geen eet
lust heeft, nooit dwingen tot het eten yan
iets, waar het heelemaal geen trek in heeft
en het liever voorzetten, dat, wat het
toelacht. Dit kan geen verwennen ge
noemd worden, verstandig toegepast kan
t juist het kind brengen tot normaal
eten. Er zijn toch ook spyzen, die ons
volwassenen heelemaal niet kunnen be
koren of die onze magen niet kunnen
verdragen en dan vermyden we toch
ook, ze te eten? Waarom dan een kind
dwingen tot het eten van iets, waarvan
het een hevigen afkeer heeft of waarvan
het instinctief weet, dat het deze of gene
spy's niet verdragen kan? Ook hier is
verstandige leiding het beste middel tot
goed eten.
Wat vooral ook eetlust benemend is,
onrust aan tafel. Zonder nu eiken maal
tyd te beschouwen als een soort feest
van lekker eten, moeten we toch voor
gewoonte houden, de maalty den zoo gezel
lig mogeiyk te maken.
Wanneer moeder het te druk heeft en
maar steeds af- en aanloopt, zoodat 't net
is, of men zyn ontbyt in een stations
wachtkamer gebruikt. Wanneer vader
zyn zorgen aan tafel uitspreekt en zoo
de gesprekken drukt, dan vermindert in
beide gevallen de eetlust en de kinderen
maken er gebruik van, door heelemaal
niet te eten. Een prettige stemming aan
tafel, het onbyt beginnen met een ge-
meenschappeiyk lied, zyn voorname fac
toren tot goed eten.
Is het gezin groot en bestaande uit
meerdere volwassenen en kinderen, dan
dienen de tafelgesprekken algemeen te
zijn en zich te richten naar de kinderen.
Ik zat 'eens aan tafel met grootere en
kleinere, waar twee volwassenen een
hevig dispuut begonnen over de theorie
van Einstein! Hoe zoo'n tafel verliep,
behoef ik u niet te vertellen en dat er
van het eten der kinderen, die onderwyi
begonnen te kibbelen en telkens verbo
den moesten worden, niet veel kwam, is
ie begrypen. Eenvoudige gesprekken,
waaraan de kinderen kunnen deelnemen
opgewekt verkeer aan tafel, zullen tot
eetlust brengen en van slecht etende
kinderen grage gasten maken.
q. JACOBS.
Ondanks onze goede voornemens zullen
we by de strenge koude van den afge-
loopen winter toch wel heel vaak des
avonds onze gebruikeiyke huidverzorging
hebben nagelaten! Eerst één keer, toen
den volgenden avond ook, en ten slotte
besloten we, in 's hemelsnaam een en
ander maar te laten loopen, tot het
weer zachter weer zou geworden zyn.
Het is daarom niet overbodig, nu de
kalender werkeiyk de lentemaand aan
wijst, ook eens de schade in te halen en
wat extra zorg aan onze huid te beste
den. In het eerste klare lentezonnetje
kunnen we toch niet uitgaan met een
groezelig, verwaarloosd gezicht boven
onze fleurige voorjaarskleeren
Zooals ik al herhaaldeiyk gezegd heb,
het dageiyksche water en zeep zyn
heusch niet voldoende, ons gezicht
grondig te reinigen en onze huid ln
goede conditie te houden.
Om zoo'n huid, waarvan eenige weken
of misschien wel maanden lang te wei
nig notitie is genomen, weer eens flink
op te knappen, is de volgende methode
uitstekend.
Zorg 's avonds voor een kom of bakje
kokend heet water en houd het gezicht
goed boven den stoom, tot het water is
afgekoeld. Om te voorkomen, dat de
stoom te vlug ontsnapt, hangt men een
badhanddoek over het hoofd.
Droog het gezicht, nadat het goed ge
stoomd is, af, en bet het met vlierbloe-
semwater, of met gewoon lauw water,
waarin een scheutje eau-de-Cologne.
Pas deze behandeling iederen avond toe,
gedurende een heele week.
Wasch 's morgens het gezicht met
warm water en een zeer zachte, vette
zeep. Spoel alle sporen van zeep zorg
vuldig weg en bet na met yskoud water.
Daarna weinigje vanlshlng-cream, en
vervolgens poeder, wanneer u ten minst#
gewoon is, dat te gebruiken.
Na een week moeten zoowel het „stoo-
men" als de ochtendbehandeling met
water en zeep gestaakt worden, en ln-
plaats daarvan moet het gezicht des
morgens, 's middags en 's avonds gron
dig gewasschen wprden met een zachte
Turksche spons, gedoopt ln rozenwater,
zoo heet als de huid het kan verdragen.
Vervolgens wordt het gezicht gemas
seerd met coldcream, die daarna met 'n
zacht doekje wordt weggeveegd, zonder
wasschen. Daarna wordt op de gewone
wyze vanishing-cream en poeder aange
bracht.
Voor de gevreesde vetwormpjes met
zwarte kopjes kan nog de volgende be
handeling worden toegepast: los een le
peltje goed poedervormig badzout op ln
een glas heet water en bet daarmee de
aangetaste plekken vyf A tien minuten.
Niet wry ven; alleen maar het doekje er
tegenaan duwen en drukken. Droog het
gezicht en masseer het met een weinig
coldcream, die een paar minuten op het
gezicht moet biyven inwerken. Daarna
afvegen en betten met Ijskoud water,
waarin een paar druppels benzoë-tinc-
tuur.
Na een paar dagen zal het u opvallen,
hoe door en door frlsch en schoon uw
huid er uit ziet en hoe zacht en glad
ze wfeer aanvoelt. Wanneer u de boven
aangeraden behandelingen nu en data
nog eens herhaalt, b.v. op den avond
van een dag, waarop u bijzonder stoffig
werk gedaan hebt, zult u nooit meer te
klagen hebben over den zichtbaar taa-
deeligen Invloed daarvan op uw teint.
Vooral in de komende werkelijke schoon-
maak-dagen ls deze raad het overwegen
waard!
EVA
ft
ft
Ja, ik zie ze al ln den lach schieten,
die lieve moeders van al die zoete kin
deren, in wier mondje 't fopspeentje
hoogtij viert! Ja, beste menschen, ik doe
een aanval op alle fopspeentjes der ge-
heele wereld. Want helaas zyn er nog
maar al te veel!
U denkt natuurlyk, wat kan zoo'n nut
tig voorwerp voor kwaad uitrichten; t
houdt onze kleuters zoet bemoei Je er
niet mee en tochwaag ik den aanval.
Heusch! Foppen beteekent voor de mal
houden. Nu om te beginnen: door *t toe
dienen van een fopspeentje, houdt ge uw
peuters voor de mal. U houdt ze voor 't
lapje, al doet ge nog zooveel suiker er op.
U houdt ze toch voor de mal. U bedriegt
uw kind, en 't zal u niet meer vertrouwen.
Dus, ook uit een opvoedkundig oogpunt
gezien, is deze voor-de-mal-houdery uit
den booze. En nu 't verdere kwaad, dat
ze uitrichten.
In m'n gedachten zie ik een kinder
wagen ryden met een blozende baby er
in van een maand of 57. In z'n mondje
zitde fopspeen. De wagen wordt
voortgeduwd door een kindermeisje van
een jaar of dertien, dat niet veel begrip
schynt te hebben van hygiëne, aangezien
haar handen groezelig, haar nagels pik
zwart zyn. Met die handen verschikt ze
de dekentjes van t kind, zet hem z'n
mutsje recht en wischt z'n traantjes weg.
want ze had geen speendoekje of zakdoek
by de hand! Die baby huilde erbar-
meiyk, wantuit z'n mondje was z'n
troost, z'n fopspeentje gevallen— uit den
wagen op straat ln de buurt van Iets,
wat onze viervoetige trouwe huisdieren op
straat plegen te doen. En wat zag Ik?
't Kindermeisje bukte zich, raapte het
kleinood op, veegde het „schoon"! I I aan
haar mantelmouw en duwde het met een
vaartje in t mondje van t luidkeels
schreeuwende kind. 't Kind was
oogenblikkeiyk stil. En de aandachtige
lezer of lezeres zal met my een rilling van
afgryzen gekregen hebben by de gedach
te aan al die duizenden bacillen, die dat
arme hulpelooze kind naar binnen kreeg.
En als zoo'n kind 't aan de ingewandjes
krijgt, snappen die moeders niet, hoe ze
daar nu aangekomen zyn!
Ook heb ik eens een moeder gezien,
die de fopspeen in haar eigen mond stak
daarna in den suikerpot en toen ln 't
mondje van haar schat, die maar niet
zoet wilde zyn, als 't z'n „foppie" niet had.
Bovendien krygen de kleintjes telkens
by 't laten schieten en 't weer opzuigen
van de speen een groote hoeveelheid lucht
naar binnen, die ze inslikken en die heel
schadelijk kan Inwerken op de spysverte-
ring, en pynen kan veroorzaken.
Dat gevaar, dreigt ook voor de baby's,
die na de fleschvoeding nog een tydje
door biyven zuigen aan de speen van de
leege flesch, want er zyn helaas nog
moeders genoeg, die haar kleuters de
flesch geven, de speen in 't mondje
duwen, toezien dat 't kind drinkt, de
kamer verlaten, om hun bezigheden in de
huishouding te vervolgen, er niet aan den
ken, dat 't kind zich kan verslikken (om
van het stikkingsgevaar nog niet eens t«
spreken) en dus er ook niet by tegenwoor
dig zyn, wanneer de flesch leeg gedronken
ls. 't Kind zuigt, sabbelt, biyft in z'n slaap
doorzuigen, slikt telkens de lucht ln, die
in 't mondje komt met gevolg: lucht in
't maagje, oprispingen, teruggave van 't
pas tot zich genomen voedsel.
Waimeer de oorzaak niet door de moe
der zelf gevonden wordt, zal 't kind door
't vele braken „ondoorvoed" raken, iki
maar al te vaak zal de veel te laat In-
gewonen raad van den hulsdokter dit
euvel aan 't licht doen komen!
Bovendien is een speen slecht voor de
vorming van t melkgebit dit geldt »ok
voor de duimzuigertjes! Ook ontstaat on-
noodig verhoogde speekselafscheiding.
Ieder kind van de geboorte af kan na
voldoende voedselopneming, natuurlyk t
liefste de moedermelk, een rustige, drege
ligging, in den winter voldoende ver
warmd, rustig inslapen, zonder die fop
speen, die een bron is voor alle moge-
lyke infecties.
Denk er aan: de opvoeding van het
kind begint by de geboorte, eigenlyk in
vele opzichten reeds vóór de geboorte. Zoo
op de wereld, toont 't reeds z'n willetje.
En nu is t maar de vraag: wie wint 't?
't Dwingerige kind of de verstandige, lieve,
maar toch doortastende, op haar stukken
staan biyvende moeder.
Ik mag van harte wenschen „de Moe
der*'.
Ik weet nog zoo goed, dat na de ge
boorte van m'n meisjes-tweeling een van
m'n goed bedoelende buurtjes zei: „Hoe
houd je dat vol, dat huilen iederen nacht,
geef ze een speen!"
„Geen denken aan, hoor," zei ik, „goed
gevoed, lekker warme wiegjes, los luch
tig warm zittende kleeding. Laat maar
huilen, dat gaat wel over" en na een
paar weken was 't voorby en sliepen ze
van 's avonds 11 uur tot 's morgens 6 uur
half zeven, zonder fopspeen.
Goed te reinigen zyn die ondingen ook
niet, want daar zouden ze uitgekookt voor
moeten worden en dat gaat niet.
Ik wil u verdere détails besparen wat
er nog meer kan gebeuren met de fop
speen, voordat hy in 't kindermondje ver-
iedere moeder, die 't waarachtig heil
van haar kind op 't oog heeft, houdt dit
ding verre van de kinderkamer. Dat is wel
uit bovenstaande gebleken.
CORMA VAN T LAM—1TEEPE
wy geven dezen keer een vilthoed dien
we voor overgangshoed gaan veranderen.
Het moet een hoed met een docherand
«yn.
We maken hem eerst goed schoon met
een harden borstel, by het schoonmaken
boven dén heeten stoom houden.
Voor de garneering n#men we glim
mende effen zyde ln de kleur van den
vilthoed of in een combineerende kleur.
De binnenrand van den hoed wordt
met de zyde bekleed. De zyde wordt ge
heel glad tegen den rand geregen en
wel op de volgende wyze.
De schuine punt van de lap zyde spel
den we precies midden vóór, op den rand
vast, by den omvang en bij de entrée.
De zyde wordt nu met 't model van den
rand mee gelegd, tot midden achter. De
overgebleven ruimte spelden we weg in
een grooten plooi, dien we in den rand
laten vallen.
We knippen nu een ovaal uit in de
zijde, 2 cM. binnen de entrée-maat, in
deze 2 c.M. geven we nu knipjes, zoodat
we de zijde glad tegen den binnenkant
van den bol kunnen naaien.
De zyde aan den buiten-omtrek
naaien we nu ook glad in de rafel af,
waarna we haar apart afboren met een
schuin reepje zyde, dat eerst op den
bovenkant van den rand met een onzicht
baar steekje, daarna omgetrokken en aan
den onderkant van de rand genaaid wordt.
De rand wordt nu, op ongeveer 54 c.M.
afstand van elkaar, doorgestikt met naai-
zijde in de kleur van het vilt of van da
gameering. De verdere garneering om
den bol wordt eveneens van de glimmen
de zyde gemaakt.
Hiervoor nemen we een breede schui
ne baan. Links op zy, boven aan den bol
geven we 2 knippen in het vilt, waar
door we de baan zyde schuiven. De baan
plooien we nu tot rechts op zy onder
aan den bol, waar hy te zamen 'met de
baan die achter doorloopt tot een knoop
gewerkt wordt.
De heele gameering wordt met on
zichtbare steekjes gehecht.