Onze Vrouwenrubriek Spreken is goud! ^e gedekte tafel Jongenshemdje u (Recepten voor de keuken Slechtetende kinderen Voorjaarsschoonmaak in dé huidverzorg ing Fopspeentje Een over&an&sh NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT BLADZIJDE N JAA.. Spiegeltje aan den wand ïfti t Is een heerlijk werkje, zoo brutaal weg nu en dan eens aan oude spreek woorden te tornen. Btf alle piëteit, die we voor zulke eerbiedwaardige overleverin gen hebben, kunnen we toch niet ont kennen, dat er bi) zijn, die ons irriteeren door hun echt-vaderlandsche bedacht zaamheid krenterigheid zouden we hier en daar bijna zeggen. „Spreken is zilver en zwijgen is goud" is een van die kostelijke wijsheden, zoo degelijk als echte oud-Hollandsche duka ten. En opeens zie ik in willekeurige groe peeringen allerlei vrouwen voor me uit bekende tafereelen van oude meesters decoratieve en welgedane, maar vreeselijk, vreeselljk domme vrouwen zonder kinnen en wenkbrauwen, die ik m'n leven lang gehaat heb, niet als kunstproducten, maar als menschen. Ze trekken zuinige pruime- mondjes; ja, je kunt duidelijk zien, dat zij dat secure spreekwoord óók al kenden en netjes in practijk brachten. Als t ding niet zoo verschrikkelijk- Hollandsch was, en niet zoo'n akelig- duidelijke voorstelling/opriep van vader- landsche overvoorzichtigheid en het-uit- de-boom-kijkerij, van benepen onderdruk ken van alles, wat naar spontaneïteit zweemt als we 't, zonder 't ooit tevoren gehoord te hebben, op een scheurkalender konden tegenkomen, als „Arabische volks wijsheid" bijvoorbeeld, dat zou er heusch nog wel iets blijken in te zitten. Er zit ook wel iets in: By gesprekken over derden, by uitlatingen over zaken-kwesties, by 't bijwonen van woordenwisselingen kan 't spreken soms z'n nut hebben, maar 't zwy- gen brengt ons gewooniyk veel verder. Maar! In de verhoudingen van mensch tot mensch, van vriend tot vriend, van zuster tot broer, van moeder tot kind, van man tot vrouw wordt er véél te veel ge zwegen! Onbeduidende grieven worden omstan dig geuit, vervelende nieuwtjes met een emeuïgen woordenvloed tot driemaal toe van voren af aan verteld maar de groote mooie dingen, die ons op 't hart liggen, worden levenslang verstopt.* Er wordt véél, te veel gepraat en veel te weinig gesproken. En 't leven is zoo kort! Al duurt 't jaren en jaren, 't Is altijd te kort en te roeze moezig en te nuchter-alledaagsch voor 'n menschenhart, om zich heelemaal te kun nen uitspreken. En al wordt ons eigen leven lang en stil en vol uren van vredig bezinnen, het leven, van wie ons het allerliefst zyn, kan misschien voorbij zijn, eer we 't weten, eer we één enkel woord hebben uitgebracht van het vele. dat we te zeggen hadden, het vele dat we in die stille uren hebben bedacht, dat door ons hoofd en hart is getrokken, zoo dikwijls we hebben zitten mijmeren over hun dierbare persoonlijkheid. Want is het niet zoo: waarheen gaan onze gedachten anders, wanneer we stil letjes in onze kamer zitten met ons werk, dan naar de enkelen, die we héél lief heb ben' Een echte vrouw kent bijna geen anderen gedachtengang! Terwyl we rustig in onze bezigheid verdiept schynen, wan delen we met hen over verre wegen, staan wo zwijgend ns-est hen aan een gouden avondzee, en dan opeens nemen we in ge dachten hun handen en zeggen alles uit, dat ons op 't hart ligt: onze verlangens en geheimen, onze diepste verteedering en onze kleine verwijten; we zeggen hun, hoe lief we hen hebben, in bewoordingen, die we nooit krnyien of willen pinden dan, aan de oever van die droomzee of langs dien Stillen, verren verbeeldings-weg. Ja. En als ze dan onverwacht voor ons staan, ons opschrikkend door het gerucht van hun opgeruimde thuiskomst, dan zeg gen we: „Sla toch niet altyd zoo vreeseiyk met die deuren!" En ze komen niets te weten van al het wondermooie, dat we zoo juist hebben be dacht en heel heimeiyk in onze gedachten tot hen gesproken. Toch is er niets onvriendeiyks in onze opmerking over die deuren. Onze toon is niet eens scherp of humeurig. We hebben zelf ook volstrekt niet t gevoel, dat onze teere stemming nu verstoord is. We blijven er zelfs, onder t gesprek door, nog even over na-droomen. Alleen: 't komt geen oogenblik in ons op, er met een enkel woord naar bulten lets van te verr-den. Dit is geen weloverwogen opzet, geen ge volg van 'n soort schroom of 'n afkeer- van-pathos we komen alleen maar niet op 't idee. We doen zooiets nooit. Niemand doet zooiets ooit, zouden we beslist zeggen, als ons ernaar gevraagd werd. De wetenschap, dat we zoo lief en mooi aan de onzen plegen te denken, wanneer we alleen zyn, geeft ons al 'n heel gerust stellend antwoord op de gewetensvraag, of we 't goed met hen meenen. We putten er de diepe overtuiging uit, dat we onzen harte-plicht jegens hen trouw vervullen, en dat er verder eigenlyk niets meer noodig Is, dan dat we de liefde, die zoo groot en warm in ons leeft, omzetten in daden van zwygende zorg en voorkomend heid. Dat doen we dan ook trouw. Genegen heid moet biyken uit daden, vinden we als practische menschen, en we verzuimen geen genegenheid, om te bewijzen, dat 't ons ernst is met onze hartelykheid we ontwikkelen zelf een vindingrijkheid in zorgen en bedenksels, die alleen uit een innige liefde kon voortkomen. Daarmee is deze genoeg bewezen, meenen we; op de woorden, die we in de stilte van ons hart plegen te spreken, kan niemand aanspraak doen gelden. Waar zien we onze dierbaren eigenlijk voor aan? Houden we onzen heer en mees ter voor zoo'n materialist, dat hij zich meer gebaat zou voelen door uitgelezen schoteltjes en aandoeniyk-keufig ge stopte sokken, dan door 'n meer onstoffe lijke betuiging van genegenheid dat hy volkomen bevrediging zou vinden in het practisch en rustig resultaat van onze ver teederde overpeinzingen, zonder ooit die onuitgesproken gedachten zélf te missen? Houden we onze kinderen voor zóó primi tief, dat we meenen, dat ze van 'n goed belegde boterham onze moederlyke ge- negenheid volledig en weltevreden aflezen en verder geen behoefte voelen aan hoogere uitingen van moederliefde, aan een diepe en innige vertrouweiykheid, aan moeder's rechtstreekSche verzekering nu en dan, dat zy toch zooveel van haar kleuters houdt? We moeten de waarde van woorden niet over-, maar ook vooral niet onderschat ten. Wanneer ze gesteund en gestaafd wordt door de gebeurtenis van daden, is er niets zoo weldadig en koesterend als een spontane mondelinge verzekering: ik houd zooveel van je. Waneer we zulke ver zekeringen gestadig in ons hart dragen en ze dus zoo geheel en al waar en echt zijn, mogen we ze niet Onthouden aan hen die we liefhebben! Laten we het mooiste, dat er in ons omgaat, toch uitspreken! Wat baat het den ander, wanneer we onszelf ver warmen aan hét besef van onze groote liefde, zonder hem ervan mee te deelen, zonder hem zelf? een vermoeden te geven van haar volheid? We moeten spreken, veel meer spreken! De dag zal anders komen, dat we radeloos en verlaten staan en al de onvruchtbare schoonheid onzer gedachten zwaar en dood op onszelf voelen terugvallen. En veel meer dan de kleine vriendelijke daj" die we hadden kunnen spréken en zwegen. Het leven is zoo arm aan .woorden, die uit 't hart komen! Wanneer ons hart dan werkeiyk voor iemand dat zeldzame woord der oprechte liefde weet in Godsnaam, laten we er dan de schamele taal van onzen dageiykschen omgang mee ver- rykent Overname alt deze rubriek «onder schriftelijke toestemming verboden MACHTELD. Benoodlgd: 90 c.M. katoen van pl.m. 80 e.M. breed en kleine knoopjes. Dit aar dige jangenshemdje wordt gemaakt van fcachte katoen en is geschikt voor een leeftyd van 3 tot 4 jaar. Men maakt het patroon als op de teekening is aan gegeven. Rug- en voorpand knipt ge boven elkaar uit terwijl de mouwtjes, het dubbele rugstuk en de schuine bies voor het halsje er naast uitgeknipt kunnen worden. Men begint met den voorkant. Verstandig doet men, eerst het split en de plooitjes in te stikken, alvorens men het halsje uitknipt. Het split knipt ge op het midden van het voorpand in, tot op pl.m. 20 c.M. van onderen, terwyi ge nu dwars nog 3 c.M. inknipt, zooals de teekening 't aangeeft Dan maait men een Inslag naar den goeden kant van één c.M. breedte, terwyi men de breedte van het split 3 c.M. invouwt en instikt. Ver volgens stikt men nog op 2 c.M. afstand van het split 2 plooitjes in, beide y cM. breed. Nu laat men de splitten op el kaar. zóó, dat de linkerhelft op de rech terhelft komt te liggen, en vouwt ge het split en de plooitjes verder tot onder toe in, terwyi ge nu dwars over split en plooitjes een biesje stikt, dat na afwer- wing 10 C.M. lang en 1 c.M. breed is. Voor den rug rimpelt men den boven kant ln, te beginnen 8 c.M. vanaf het armsgat, waarna men het eene rugstuk aan en het andere opstikt. Op geiyke wyze worden de schoudertjes verbonden. Men moet er dan voor zorgen, dat de beide stukken goed glad zitten. De zy- naden worden met een platten naad ver bonden, tot op 12 cM. van onder af, welke open biyven voor de zijsplltjes. Hier maakt ge een smal zoompje, terwyi men dit in den overgang van zijnaad tot split afwerkt met een driehoekig stukje katoen voor het uitscheuren. De beide onderkanten werkt men af met een één c.M. breed zoompje. Nu het mouwtje. Het naadje wordt met een platten naad ver banden onderaan maakt men een zoompje van één c.M. breedte. Het mouw tje wordt ingestikt en op het hemdje overgestikt. Het halsje werkt men af met een schuin biesje naar den verkeerden kant, hetwelk na afwerking één c.M. breed is. Wil men geen mouwtjes m het hemdje, dan worden de armsgaatjes op gelijke wyze behandeld als het halsje. Vervolgens maakt men aan den boven kant van het splitje een liggend knoops gat en middenin een staand, terwijl men op dezelfde plaats en ln de richting van het knoopsgat de knoopjes aanzet. DINY. 5N Zijden tafellakens. Wie van onze moe ders of grootmoeders had aan zoo iets weelderigs maar durven denken! In hun brein hoorde 'n dergelyke buitenissig heid alleen thuis in het ryk, waar men ook ryst met gouden lepels eet. Wij menschen van de 20ste eeuw zijn als 't ware opgegroeid in zyde. Onderjur ken, kousen, chemises, pantalons, nacht hemden wy herinneren ons den tijd al niet meer, dat al die dingen uit lin nen, keper of molton bestonden, maar laat ik er direct bijschrijven, dat dit al les van een oprechte Hollandsche dege- ïykheid was, zooals het karakter van onze voorouders zelf. En nu.moeten wy by de meeste onzer zyde-artikelen het kleine, haast onbeduidende woordjè „kunst" voegen, wat voor velen onzer immer nog 'n zeker soort Inferioriteit in zich sluit. En tochhet allermodern ste zyden tafellaken, dat natuurlijk al leen bij feestelijke gelegenheden ge bruikt wórdt, is van 'n warme ivoren gloed en soepelheid, dat wij er onmid- dellyk partij voor moeten kiezen, on danks het leelyke woordje „kunst" en ondanks alle influisteringen van duur en niet goed waschbaar. Het is trouwens niet eens zoo onmogelyk duur en met 'n beetje voorzichtigheid laat het zich heel goed wasschen. Ook kunnen wij voor iets minderen prys zeer mooi tafelgoed krygen van zyde, niet macco. Vooral in lichte kleuren, rose geel, lila wordt dit veel gebruikt als ontbyt-, lunch- of sou per-linnen, wat erg fleurig staat. De nieuwste Amerikaansche manier van tafeldekken is, onze prachtig glad gepoiyste tafel te dekken met een rond of ovaal kanten kleed als middenstuk; piet zoo'n fabrieksdingetje van den uit verkoop met linnen kant, maar een, met de hand geborduurd en echten kant om zoomd met bypassende kleedjes, onder de borden en vingerkommen, 't Is wer keiyk heel „Amerikaansch". De meeste Hollandsche huisvrouwen zullen toch wel het linnen, half-zijde of heel-zijden damast tafellaken verkiezen. POLA ROEREIEREN' MET CROUTONS (Lunchscliotel) 8 eieren 8 lepels melk 50 gr. botet1 zout, peper, ppot 5 a 6 dunne srieedjes oud'brood 40 gram boter Bereiding: 'Snijd van een stuk oud brood sneetjes van y, c.M. dikte; snyd er de korstjes af en maptte van 3 A 4 dezer sneetjes driehoekjes! Verdeel de overige sneetjes in kleine dobbel steentjes. Laat een deel van de boter ln een steelpannetje lichtbruin worden1 en bak hierin de driehoekjès mooi licht- bruin. Laat deze (croütons) op een stuk grauw papier uitlekken. Voeg zoo noodig boter toe en bak op deze wijze alle drie hoekjes en dobbelsteentjes. De boter, die men overhoudt, kan bU de een of andere jus gedaan worden, als ze ten minste niet verbrand is. Klop de eieren los, even voor 't gebruik, zorg, dat ze nagenoeg niet schuimig worden; voeg 'de melk en de kruiden toe. Doe er een stukje boter by. Doe deze massa in een steelpanne tje en laat dit op een vry zacht vuur onder roeren, eerst langzaam, als de massa begint te stollen vlugger, tot een breiachtige massa vormen! Doe de eieren op in 't middengedeelte van een verwarmden schotel, schik er de driehoekjes gebakken brood omheen en strooi de dobbelsteentjes brood luch tig over de eieren, N.B. Men kap zeer gemakkelijk varia tie in dén schotel brengén, door in plaats Van boter óf by de boter iets anders door de eieren te mengen, b.v. geraspte kaas, doorgesneden champignons, gehak te ham, peterselie, enz. EIERSCHOTELTJE 50 gram oud broodkruim 30 gram geraspte kaas 2 eieren y 40 gram boter K theelepel zout K theelepel noot K theelepel peper 6 eieren Bereiding: Klop voor het onderste ge- deélte van dit schoteltje de 2 eieren met Peper, zout en noot door elkaar; roer er het broodkruim, de gesmolten boter en op een lepel na de geraspte kaas, door. Beg het mengsel in een geiyke laag in een niet te diepen, met boter ingewreven vuurvasten schotel en laat het m den oven lichtbruin kleuren. Breek voorzich tig op deze onderlaag de 6 eieren, be strooi ze met wat peper, zout en de ove rige geraspte kaas. Zet den schotel op nieuw in den oven, tot de eieren gestold zijn en dien het gerecht zoo warm mo- gelijk op. CATHARINA Een vorige maal hadden we het over kinderen, die minder goed eten, feitelyk door de schuld der ouders, die te veel aandacht geven aan de wyze, waarop hun telgen aan tafel zitten. Dikwijls kan ook de oorzaak te vinden zyn by de ouders, die zich angstig afvra gen of zelfs hardop Zeggen: „Zou Jantje, dit wel lusten?" Even ook een hier te veel geschonken aandacht werkt stimu- leerend en een kind, dat toch al niet te veel trek had, maakt er handig gebruik van, heelemaal niet te eten. Een andere lichamelyke oorzaak van slecht eten van kinderen is te vinden, dikwyis tenminste, in het niet verrichten van den dageiykschén plicht. By ons thuis spraken we van den humeurpot, die ln dit geval er aan te pas moest komen, en het is maar al te waar, dat het ver zuimen van de dageiyksche reiniging op het humeur werkt en by kinderen slech ter eten vanzelf medebrengt. Eenige lepels appelsiroop of andere siroop doen in dit geval wonderen, en helpen de kinderen over 't bezwaar heen. Ook helpt dikwyis het gebruik van vruchten, vooral des morgens aan het ontbyt. Feiteiyk moest er geen maaltyd voorby gaan zonder vruchten in den een of anderen vorm. De meeste kin deren lusten ze graag, slechts een enkele maag kan er niet tegen. In plaats van des voormiddags melk of een koekje, zooals te doen gebruikelyk is, zouden we onzen kinderen om een uur of elf vruch ten moeten geven, hetzy een banaan, peer of appel, twee mag ook wel. Meen niet, dat het kind daardoor tegen etens tijd minder honger zal hebben. Integen deel, het eten van vruchten is eetlust opwekkend tegelykertyd, en het is veel beter dan het zoetigheidje of de melk tusschentyds. Het is louter een kwestie van gewoonte by kinderen en als ze traag eten, eens te probeeren. Bö kinderen die ondanks deze midde len toch slecht biyven eten, behoeven we den dokter nog niet te halen, hoor. Heeft u er op tegen ln zoo'n geval te geven, dat, wat het zelf graag lust? U zult een kind, dat werkeiyk geen eet lust heeft, nooit dwingen tot het eten yan iets, waar het heelemaal geen trek in heeft en het liever voorzetten, dat, wat het toelacht. Dit kan geen verwennen ge noemd worden, verstandig toegepast kan t juist het kind brengen tot normaal eten. Er zijn toch ook spyzen, die ons volwassenen heelemaal niet kunnen be koren of die onze magen niet kunnen verdragen en dan vermyden we toch ook, ze te eten? Waarom dan een kind dwingen tot het eten van iets, waarvan het een hevigen afkeer heeft of waarvan het instinctief weet, dat het deze of gene spy's niet verdragen kan? Ook hier is verstandige leiding het beste middel tot goed eten. Wat vooral ook eetlust benemend is, onrust aan tafel. Zonder nu eiken maal tyd te beschouwen als een soort feest van lekker eten, moeten we toch voor gewoonte houden, de maalty den zoo gezel lig mogeiyk te maken. Wanneer moeder het te druk heeft en maar steeds af- en aanloopt, zoodat 't net is, of men zyn ontbyt in een stations wachtkamer gebruikt. Wanneer vader zyn zorgen aan tafel uitspreekt en zoo de gesprekken drukt, dan vermindert in beide gevallen de eetlust en de kinderen maken er gebruik van, door heelemaal niet te eten. Een prettige stemming aan tafel, het onbyt beginnen met een ge- meenschappeiyk lied, zyn voorname fac toren tot goed eten. Is het gezin groot en bestaande uit meerdere volwassenen en kinderen, dan dienen de tafelgesprekken algemeen te zijn en zich te richten naar de kinderen. Ik zat 'eens aan tafel met grootere en kleinere, waar twee volwassenen een hevig dispuut begonnen over de theorie van Einstein! Hoe zoo'n tafel verliep, behoef ik u niet te vertellen en dat er van het eten der kinderen, die onderwyi begonnen te kibbelen en telkens verbo den moesten worden, niet veel kwam, is ie begrypen. Eenvoudige gesprekken, waaraan de kinderen kunnen deelnemen opgewekt verkeer aan tafel, zullen tot eetlust brengen en van slecht etende kinderen grage gasten maken. q. JACOBS. Ondanks onze goede voornemens zullen we by de strenge koude van den afge- loopen winter toch wel heel vaak des avonds onze gebruikeiyke huidverzorging hebben nagelaten! Eerst één keer, toen den volgenden avond ook, en ten slotte besloten we, in 's hemelsnaam een en ander maar te laten loopen, tot het weer zachter weer zou geworden zyn. Het is daarom niet overbodig, nu de kalender werkeiyk de lentemaand aan wijst, ook eens de schade in te halen en wat extra zorg aan onze huid te beste den. In het eerste klare lentezonnetje kunnen we toch niet uitgaan met een groezelig, verwaarloosd gezicht boven onze fleurige voorjaarskleeren Zooals ik al herhaaldeiyk gezegd heb, het dageiyksche water en zeep zyn heusch niet voldoende, ons gezicht grondig te reinigen en onze huid ln goede conditie te houden. Om zoo'n huid, waarvan eenige weken of misschien wel maanden lang te wei nig notitie is genomen, weer eens flink op te knappen, is de volgende methode uitstekend. Zorg 's avonds voor een kom of bakje kokend heet water en houd het gezicht goed boven den stoom, tot het water is afgekoeld. Om te voorkomen, dat de stoom te vlug ontsnapt, hangt men een badhanddoek over het hoofd. Droog het gezicht, nadat het goed ge stoomd is, af, en bet het met vlierbloe- semwater, of met gewoon lauw water, waarin een scheutje eau-de-Cologne. Pas deze behandeling iederen avond toe, gedurende een heele week. Wasch 's morgens het gezicht met warm water en een zeer zachte, vette zeep. Spoel alle sporen van zeep zorg vuldig weg en bet na met yskoud water. Daarna weinigje vanlshlng-cream, en vervolgens poeder, wanneer u ten minst# gewoon is, dat te gebruiken. Na een week moeten zoowel het „stoo- men" als de ochtendbehandeling met water en zeep gestaakt worden, en ln- plaats daarvan moet het gezicht des morgens, 's middags en 's avonds gron dig gewasschen wprden met een zachte Turksche spons, gedoopt ln rozenwater, zoo heet als de huid het kan verdragen. Vervolgens wordt het gezicht gemas seerd met coldcream, die daarna met 'n zacht doekje wordt weggeveegd, zonder wasschen. Daarna wordt op de gewone wyze vanishing-cream en poeder aange bracht. Voor de gevreesde vetwormpjes met zwarte kopjes kan nog de volgende be handeling worden toegepast: los een le peltje goed poedervormig badzout op ln een glas heet water en bet daarmee de aangetaste plekken vyf A tien minuten. Niet wry ven; alleen maar het doekje er tegenaan duwen en drukken. Droog het gezicht en masseer het met een weinig coldcream, die een paar minuten op het gezicht moet biyven inwerken. Daarna afvegen en betten met Ijskoud water, waarin een paar druppels benzoë-tinc- tuur. Na een paar dagen zal het u opvallen, hoe door en door frlsch en schoon uw huid er uit ziet en hoe zacht en glad ze wfeer aanvoelt. Wanneer u de boven aangeraden behandelingen nu en data nog eens herhaalt, b.v. op den avond van een dag, waarop u bijzonder stoffig werk gedaan hebt, zult u nooit meer te klagen hebben over den zichtbaar taa- deeligen Invloed daarvan op uw teint. Vooral in de komende werkelijke schoon- maak-dagen ls deze raad het overwegen waard! EVA ft ft Ja, ik zie ze al ln den lach schieten, die lieve moeders van al die zoete kin deren, in wier mondje 't fopspeentje hoogtij viert! Ja, beste menschen, ik doe een aanval op alle fopspeentjes der ge- heele wereld. Want helaas zyn er nog maar al te veel! U denkt natuurlyk, wat kan zoo'n nut tig voorwerp voor kwaad uitrichten; t houdt onze kleuters zoet bemoei Je er niet mee en tochwaag ik den aanval. Heusch! Foppen beteekent voor de mal houden. Nu om te beginnen: door *t toe dienen van een fopspeentje, houdt ge uw peuters voor de mal. U houdt ze voor 't lapje, al doet ge nog zooveel suiker er op. U houdt ze toch voor de mal. U bedriegt uw kind, en 't zal u niet meer vertrouwen. Dus, ook uit een opvoedkundig oogpunt gezien, is deze voor-de-mal-houdery uit den booze. En nu 't verdere kwaad, dat ze uitrichten. In m'n gedachten zie ik een kinder wagen ryden met een blozende baby er in van een maand of 57. In z'n mondje zitde fopspeen. De wagen wordt voortgeduwd door een kindermeisje van een jaar of dertien, dat niet veel begrip schynt te hebben van hygiëne, aangezien haar handen groezelig, haar nagels pik zwart zyn. Met die handen verschikt ze de dekentjes van t kind, zet hem z'n mutsje recht en wischt z'n traantjes weg. want ze had geen speendoekje of zakdoek by de hand! Die baby huilde erbar- meiyk, wantuit z'n mondje was z'n troost, z'n fopspeentje gevallen— uit den wagen op straat ln de buurt van Iets, wat onze viervoetige trouwe huisdieren op straat plegen te doen. En wat zag Ik? 't Kindermeisje bukte zich, raapte het kleinood op, veegde het „schoon"! I I aan haar mantelmouw en duwde het met een vaartje in t mondje van t luidkeels schreeuwende kind. 't Kind was oogenblikkeiyk stil. En de aandachtige lezer of lezeres zal met my een rilling van afgryzen gekregen hebben by de gedach te aan al die duizenden bacillen, die dat arme hulpelooze kind naar binnen kreeg. En als zoo'n kind 't aan de ingewandjes krijgt, snappen die moeders niet, hoe ze daar nu aangekomen zyn! Ook heb ik eens een moeder gezien, die de fopspeen in haar eigen mond stak daarna in den suikerpot en toen ln 't mondje van haar schat, die maar niet zoet wilde zyn, als 't z'n „foppie" niet had. Bovendien krygen de kleintjes telkens by 't laten schieten en 't weer opzuigen van de speen een groote hoeveelheid lucht naar binnen, die ze inslikken en die heel schadelijk kan Inwerken op de spysverte- ring, en pynen kan veroorzaken. Dat gevaar, dreigt ook voor de baby's, die na de fleschvoeding nog een tydje door biyven zuigen aan de speen van de leege flesch, want er zyn helaas nog moeders genoeg, die haar kleuters de flesch geven, de speen in 't mondje duwen, toezien dat 't kind drinkt, de kamer verlaten, om hun bezigheden in de huishouding te vervolgen, er niet aan den ken, dat 't kind zich kan verslikken (om van het stikkingsgevaar nog niet eens t« spreken) en dus er ook niet by tegenwoor dig zyn, wanneer de flesch leeg gedronken ls. 't Kind zuigt, sabbelt, biyft in z'n slaap doorzuigen, slikt telkens de lucht ln, die in 't mondje komt met gevolg: lucht in 't maagje, oprispingen, teruggave van 't pas tot zich genomen voedsel. Waimeer de oorzaak niet door de moe der zelf gevonden wordt, zal 't kind door 't vele braken „ondoorvoed" raken, iki maar al te vaak zal de veel te laat In- gewonen raad van den hulsdokter dit euvel aan 't licht doen komen! Bovendien is een speen slecht voor de vorming van t melkgebit dit geldt »ok voor de duimzuigertjes! Ook ontstaat on- noodig verhoogde speekselafscheiding. Ieder kind van de geboorte af kan na voldoende voedselopneming, natuurlyk t liefste de moedermelk, een rustige, drege ligging, in den winter voldoende ver warmd, rustig inslapen, zonder die fop speen, die een bron is voor alle moge- lyke infecties. Denk er aan: de opvoeding van het kind begint by de geboorte, eigenlyk in vele opzichten reeds vóór de geboorte. Zoo op de wereld, toont 't reeds z'n willetje. En nu is t maar de vraag: wie wint 't? 't Dwingerige kind of de verstandige, lieve, maar toch doortastende, op haar stukken staan biyvende moeder. Ik mag van harte wenschen „de Moe der*'. Ik weet nog zoo goed, dat na de ge boorte van m'n meisjes-tweeling een van m'n goed bedoelende buurtjes zei: „Hoe houd je dat vol, dat huilen iederen nacht, geef ze een speen!" „Geen denken aan, hoor," zei ik, „goed gevoed, lekker warme wiegjes, los luch tig warm zittende kleeding. Laat maar huilen, dat gaat wel over" en na een paar weken was 't voorby en sliepen ze van 's avonds 11 uur tot 's morgens 6 uur half zeven, zonder fopspeen. Goed te reinigen zyn die ondingen ook niet, want daar zouden ze uitgekookt voor moeten worden en dat gaat niet. Ik wil u verdere détails besparen wat er nog meer kan gebeuren met de fop speen, voordat hy in 't kindermondje ver- iedere moeder, die 't waarachtig heil van haar kind op 't oog heeft, houdt dit ding verre van de kinderkamer. Dat is wel uit bovenstaande gebleken. CORMA VAN T LAM—1TEEPE wy geven dezen keer een vilthoed dien we voor overgangshoed gaan veranderen. Het moet een hoed met een docherand «yn. We maken hem eerst goed schoon met een harden borstel, by het schoonmaken boven dén heeten stoom houden. Voor de garneering n#men we glim mende effen zyde ln de kleur van den vilthoed of in een combineerende kleur. De binnenrand van den hoed wordt met de zyde bekleed. De zyde wordt ge heel glad tegen den rand geregen en wel op de volgende wyze. De schuine punt van de lap zyde spel den we precies midden vóór, op den rand vast, by den omvang en bij de entrée. De zyde wordt nu met 't model van den rand mee gelegd, tot midden achter. De overgebleven ruimte spelden we weg in een grooten plooi, dien we in den rand laten vallen. We knippen nu een ovaal uit in de zijde, 2 cM. binnen de entrée-maat, in deze 2 c.M. geven we nu knipjes, zoodat we de zijde glad tegen den binnenkant van den bol kunnen naaien. De zyde aan den buiten-omtrek naaien we nu ook glad in de rafel af, waarna we haar apart afboren met een schuin reepje zyde, dat eerst op den bovenkant van den rand met een onzicht baar steekje, daarna omgetrokken en aan den onderkant van de rand genaaid wordt. De rand wordt nu, op ongeveer 54 c.M. afstand van elkaar, doorgestikt met naai- zijde in de kleur van het vilt of van da gameering. De verdere garneering om den bol wordt eveneens van de glimmen de zyde gemaakt. Hiervoor nemen we een breede schui ne baan. Links op zy, boven aan den bol geven we 2 knippen in het vilt, waar door we de baan zyde schuiven. De baan plooien we nu tot rechts op zy onder aan den bol, waar hy te zamen 'met de baan die achter doorloopt tot een knoop gewerkt wordt. De heele gameering wordt met on zichtbare steekjes gehecht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 7