Binnenlandsch Nieuws
VOOR DE HUISKAMER
laatste: rarvsche:
MODEL-HOEDEN
KloosferJbalsem
4 ÖERDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
VRIJDAG 15 MAART 1929
BLADZIJDE I
Staten-Generaal
Eerste Kamer
Draagt het beste:
KREYMBORG's coupe
Tweede Kamer
De campagne van
Het Volk tegen
het Zuiden
Een averechtsche voorstel
ling van zaken
Er is aan te verdienen
Het brandgevaar in raad
huizen van geschied
kundigen aard
ONTVANGST AAN DE!
MODEMAG. HAARLEM
De venijnige steken
van spit n den rug
Geen goud
zoo goed"
Kleine Bertus
DE RIJKSBEGROOTING 1929
ïh de vergadering der Eerste Kamer kwam
Bisteren aan de orde het hoofdstuk: Finan-
Clën der Rijksbegrooting voor 1929.
De heer DE GIJSELAAR CC. H.) behan-
eIt de matregelen tegen ontduiking van
successierechten en -belastingen.
ZÜ, die periodieke uitkeeringen hebben te
«oen, behooren daarvan niet nog extra-be-
'ting te betalen.
De huidige regeling van het schenkings-
Techt leidt tot allerlei ontduikingen. Het is
schandelijk onrechtvaardig, dat zij, die mild
dadig zjjn> daarvoor hooge belastingen moe
ten opbrengen, terwijl zij, die verkwisten,
®r zonder belasting van dat verkwisten af
komen.
Voorts wijst spreker op onbillijkheden ten
sanzien van de vermogensbelasting.
Ten slotte klaagt hij over te hooge schat-
'n2en van belasting op onroerende goede
ren.
De heer VAN DEN BERGH (Lib.) zou
'heer nikkelen munten wenschen te zien in
gevoerd, bijv. nikkelen rijksdaalders en
Buidens.
De heer JANSSEN (R. K.) behandelt den
Brondslag huurwaarde van de: personeele
blasting.
De minister raamde tengevolge van de ver
ding der personeele belasting de opbrengst
°ver het afgeloopen jaar 25 pet. minder,
han het vorige.
In werkelijkheid was de opbrengst ruim
27 milïioen tegenover 29 millioen in het
rorige jaar, een meevaller ten opzichte van
he raming van 22 millioen, ten bedrage
v'an ongeveer 5 millicen.
Spreker wenscht daarmee den minister
Beluk, doch niet de belastingbetalers. Hij
Schrijft dit toe aan de omstandigheid, dat
ondanks de afschaffing der huurcommis-
sies de belastingadministratie bij is gebleven
biet haar taxaties.
Spreker waarschuwt tegen te hooge ra-
hiingen.
De heer POLAK (S. D. A. P zou voor
het spoorwegpersoneel de emolumenten van
Vrij reizen niet als belastingobject willen
rien beschouwd.
Voorts wijst hij er op, dat tussclien Kat
wijk en Noordwijk duingronden zijn ver
kocht en dat groote stukken daarvan
Worden afgegraven. Hij acht dit bedenkelijk,
zoowel voor de zeewering, als voor het na
tuurschoon en de duinflora. In elk geval
behoort de staat zijn weinige duingebied
tegen afgraving te beschermen. Hij uit de
hoop. dat ons duingebied niet verder zal
Worden aangetast.
Ten slotte waarschuwt hij tegen ontsiering
Van steden- en natuurschoon door reclame
borden enz. Zoo is van het Péleis voor Volks
vlijt zelfs het dak voor reclames verhuurd-
Verkeerd acht spreker het afstaan van
Rijkseigendommen voor reclamedoeleinden.
De heer SLINGENBERG (V. D.) be
spreekt de rechtspraak in belastingzaken. Hij
Zou ten aanzien van de directe belastingen
cen tweede instantie wenschen naast den
Ra*d van Beroep.
Ten aanzien van het vrije reizen van
spoorwegambtenaren, sluit hij zich aan bij
het door den heer Polak besprokene.
De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer
De G.*»2R, antwoordt den heer De Gijselaar
blot te kunnen toegeven, dat het karakter
van de vermogensbelasting als Erganzungs-
steuer sedert 1914 is veranderd. Men moet er
fckenlng mede houden, dat de bedragen, be
taald aan vermogensbelasting, ten opzichte
Van de inkomstenbelastingverhooging, niet
onevenredig zijn toegenomen. De opmerkin
gen inzake taxatie door den heer De Gijse
laar gemaakt, zal spreker gaarne overwegen.
Het is gevaarlijk uit de middelenstaten af
te leiden, welke opbrengst belastingen heb
ben gehad, die over groote perioden loopen-
Spreker antwoordt den heer Van den
Bergh, spoedig te zullen overwegen of een
commissie inzake uitbreiding nikkelen pas-
hiunt wenschelijk is.
Bij belasting der vrije reisbiljetten wordt
Steeds onderzocht of er gebruik van werd
gemaakt; waar dit gebruik maken achter
wege bleef, werd geen belasting gevorderd.
Wat betreft de veiligheid van de zeewe-
ringen, men kan niet afgraven, zonder ver
gunning van Rijnland te hebben.
Spreker onderschrijft de bezwaren van
Ontsierende reclames. Er kunnen echter zeer
W'el reclames worden voorgesteld, die het
landschapsschoon volstrekt niet schaden,
doch die zelfs dat schoon bevorderen.
Na re- en dupliek, werd de begrooting
Zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Voorts werd, eveneens z. h. s. aangenomen
het voorstel tot wijziging en verhooging
*an hoofdstuk Vllb der Staatsbegrooting
1928 (waarbij o. m. gelden worden gevoteerd
Voor de uitkeering aan de Naarder kwee
kers), de begrooting van het Leeningfonds
1914 'voor 1929 en hoofdstuk II der Rijks
begrooting 1929 (Hooge Colleges van Staat
eh kabinet der Koningin).
Onderwijs, kunsten en Weten
schappen
Vervolgens komt aan de orde hoofdstuk:
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen der
Rijksbegrooting 1929.
De heer POLAK (S. D. A. P betreurt,
dat de onderhandelingen om het z.g. Pest
huis te Amsterdam als historisch monument
te behouden, zijn mislukt.
Dit oude, merkwardige gebouw had be
houden moeten blijven.
Waar blijft vraagt spreker tenslotte
de monumentenwet? En bestaat er nog
eenige kans, dat wij de indiening van een
Natuurbeschermingswet beleven?
Mevrouw POTHUIS—SMIT (S. D. A. P.)
betoogt, dat het met het landbouwhuishoud-
onderwijs niet gaat, zooals het behoorde te
Baan. Vooral ten plattelande is er nog een
aanmerkelijk tekort te dezen opzichte.
De heer DE GIJSELAAR (C. H.) brengt
het spellingsvraagstuk ter sprake. Hij con
stateert, dat het jongere geslacht blijkbaar
niet kan schrijven zonder grove taalfouten
te maken. Dit is een gevolg van verwaar-
1 oozing van het Ned. taalonderwijs Aan de
Begeven voorschriften wordt, naar het
Schijnt, niet de hand gehouden. Het is niet
toelaatbaar, dat iedereen maar schrijft op
de wijze, als hij hoort. Spreker wil volstrekt
hiet onveranderd vasthouden aan de spel
ling De Vries en Te Winkel, maar in elk
Beval moet er een behoo esteem worden
Sehuldigd.
De heer VERKOUT C. H.) betoogt,
dat het onderwijs vee. ..r is; er kan
zonder schade voor de ^ontwikkeling,
daarop z j aanmerkelijk, ./orden bezuinigd.
De MINISTER VAN ONDERWIJS, KUN
STEN en WETENSCHAPPEN, de heer
Waszink, betreurt, evenals de heer Polak,
dat het Pesthuis gaat verdwijnen. Het zou
door de omringende gebouwen toch zijn
karakter hebben verloren. Er is toen voor
gesteld het Pesthuis te verplaatsen, mits het
Rijk 40 pet. zou bijdragen. Dat zou het Rijk
3ton hebben gekocht. Dan zou echter het
Pesthuis steen voor steen moeten zijn ver
plaatst en zou er toch veel van het karakter
verloren gaan. Intusschen heeft het gemeen
tebestuur definitief tot afbraak besloten,,
waardoor de verplaatsingskwestie niet meer
behoefde te worden opgelost.
De lijdensgeschiedenis van de monumen
tenwet loopt ten einde.
Spreker heeft van den hoogleeraar, wiens
advies was gevraagd, dat advies ontvangen
en hij hoopt, dat thans binnen afzienbaren
tijd het ontwerp zal kunnen worden inge
diend.
Een toezegging ten aanzien van een na
tuurbeschermingswet kan spreker niet doen.
Wat het landbouwhuishoudonderwüs be
treft, spreker zal trachten bij de vervulling
der inspecteursvacature iets in die richting
te doen.
Ten opzichte van de spelling zijn in de
laatste jaren allerlei afwijkingen gebruikelijk
geworden. De Vries en Te Winkel zijn op
den achtergrond geraakt, zonder dat er één
bepaald systeem voor in de plaats is geko
men. De tijd is thans daar om aan de
anarchie ten deze een eind te maken, of
schoon de tijd nog niet daar is, om een
keuze te doen tusschen twee stelsels. Aan
de beslissing van den ministerraad moet dan
ook geen andere beteekenis worden ge
hecht, dan handhaving van den status quo-
Tegen instelling eener Staatscommissie
voor het spellingsvraagstuk, heeft spreker
bezwaar. Een spelling door de Regeering ge
maakt of opgelegd, moet niet worden ver
langd. De spellingsveranderingen moeten uit
het volk zelf opkomen; de Regeerrng trede
dan slechts regelend op.
Daarna wordt de onderwijsbegrooting zon-
(Ingezonden mededeelingen)
van ontslag bij graviditeit vormt nog een
punt van overleg tusschen spr. en zijn ambt
genoot van Justitie. Natuurlijk is graviditeit
geen ziekte, maar dat sluit niet uit, dat deze
I ten aanz'en van de loonderving In de ziekte
wet geregeld wordt, zoolang er nog geen
moederschapswet is.
j Waarom heeft spr. de wet-Talma gehand-
I haald ten aanzien van de ongehuwde moe-
ders? Deze zaak stond in de wet-Talma sinds
I 1913 en is er niet door spr. ingebracht. Prin-
i cipieel staat het in onze wetten (art. 1638c
B.W.). Spr. ziet daarin ook niet een verzeke-
I ring tegen graviditeit. In dit ontwerp Is ook
geen verzekering tegen graviditeit opgeno-
1 men maar tegen ziekte,
i Spr. wijst erep, dat I'd 7 van art. 34 is
opgenomen tot het maken van een afzon-
I dcrlijke regeling voor de ongehuwde vrouw.
I een maatregel van prachtige barmhartigheid
jegens de ongehuwde moeder, maar ander-
i zijds een beginsel dat spr. onaangetast wil
j zien. Een amendement, dit lid te schrap
pen Is voor spr. onaannemelijk.
Over het amendement-Aalberse laat spr.
de beslissing aan de Kamer; wat de motie
betreft, kan spr. geen belofte doen*dat hij
verderen steun zal verlsenen, doch hij verzet
zich niet tegen de motie.
De heeren LINGBÊEK en KORTEN-
HORST repliceeren.
De MINISTER neemt het amendement-
Kort enhorst over.
Mej. GROENEWEG. de heeren KERSTEN
en AALBERSE repliceeren. De laatste trekt
zijn motie in, om onzuivere stemming te
voorkomen.
Mej. WESTERMAN trekt haar motie in.
Het amendement-VAN GIJN wordt ver
worpen met 57 tegen 20 stemmen.
Het amendement-Aalberse wordt aange
nomen met 4631 stemmen.
Het artikel wordt aangenomen z. h. s.
Daarna wordt de vergadering tot heden
verdaagd.
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen
Vervolgens is aan de orde de begrooting
van Justitie.
De heer HEERKENS THIJSSEN (R. K.)
behandelt de reclasseering en acht meer toe
zicht op de werkinrichtingen gewenscht.
Spreker zet heden zijn rede voort.
Daarna wordt de vergadering tot heden
verdaagd.
De wijziging der Ziektewet
In de vergadering der Tweede Kamer werd
de behandeling van de wijziging der Ziekte
wet voortgezet.
Mej. WESTERMAN (V.B.) licht een amen
dementv. Gijn toe, waarvan de bedoeling
is zwangerschap niet gelijk te stellen met
ziekte. Moederschapszorg moet in een afzon
derlijke wet geregeld worden.
De heer KÖRTENHORST (R.K.) licht een
amendement toe om het begrip „ongeval" uit
te breiden tot dat, vervat in de jongste wijzi
ging van de Ongevallenwet.
De heer AALBERSE (R.K.) verdedigt een
amendement om alleen zwangerschap van de
gehuwde vrouw met ziekte gelijk te steenl.
Spr. heeft er principieel bezwaar tegen de
geldelijke gevolgen van buitenechtelijke
zwangerschap en bevaljing tot object van
verzekering te maken, te'meer, waar het hier
geldt een verplichte verzekering. Het gaat
toch niet aan een fatsoenlijk meisje te dwin
gen zich te verzekeren voor het geval zij
ongehuwd moeder word o.
Verder dient de heer Aalberse, om te be
wijzen, dat de Katholieken ook meenen, dat
de ongehuwde moeder geholpen moet worden,
ook namens den heer Heemskerk, een motie
in, waarin de Kamer de wenschelijkheid uit
spreekt vereenigingen en instellingen, welke
aan ongehuwde moeders en haar zuigelingen
steun en bijstand verleenen, van overheids
wege door het geven van bijdragen in staat
te stellen om zich van deze zorg zoo goed
mogelijk te kwijten.
De VOORZITTER stelt voor, deze motie nu
te behandelen.
De heer SCHAPER (S.D.A.P.) maakt be
zwaar daartegen, daar de motie niets te
maken heeft met deze wet, doch filantropie
bedoelt.
Het voorstel van den VOORZITTER wordt
aangenomen met 50 tegen 23 stemmen.
Eenige leden bespreken deze motie.
Mej. MEYER <I#K.) steunt het amende
ment-Aalberse. Zij acht het onjuist, zich te
verzekeren tegen iets, dat volgens Kaholiek
beginsel slecht is. Spr. bestrijdt het amende-
ment-v. Gijn. De rechtsgrond, die geldt voor
ziektegeld-uitkeering, geldt ook voor zwan
gerschap.
Prof. Mr. P. J. M. Aalberse
MINISTER SLOTEMAKER DE BRUINE
acht het amendement-Kortenhorst niet
noodlg. Spr. is tegen het amendement-v.
Gijn. Natuurlijk zou het meer elegant zijn,
alle voorzieningen inzake moederschapszorg
in één wet op te nemen. Doch dit is het
eenige voordeel, waartegenover het nadeel van
uitstel staat. Deze wet geeft een stuk moeder
schapszorg, zooals ook andere wetten moeder
schapszorg regelen.
Nog niet geregeld zijn de medische loon
derving en de medische bijstand. Het verbod
TOESTANDEN TE BUDEL-DORPLEIN
„Het Volk" bevatte dezer dagen een arti
kel over de Zinkfabriek te Budel-Dorplein.
De hoofdpunten van het betoog kwamen
hierop neer:
le. Op de zinkfabriek der Société Anonyme
des Zincs de la Campine, welker fabrieks-
dampen de geheele omgeving vergiftigen,
werken „de arbeiders" 365 dagen per jaar.
2e. In de can tine der fabriek welke staat
ender beheer van Zusters, wordt per Zondag
14 liter jenever geschonken.
3e. De Mis wordt in de fabriek gelezen.
Naar aanleiding van deze al te doorzichtige
sensationeele verhalen, schrijft de Limbur
ger Koerier o.m.:
„Ieder, die maar eenigszins op de hoogte
is met de toestanden op Dorplein, weet di
rect, dat deze geheel anders zijn, dan „Het
Volk" in zijn eigenaardige waarheidsliefde
ze probeert af te schilderen.
Op de eerste plaats dan het verwijt dat de
fabrieg zoodanig dampen produceert, dat:
„hier in de buurt wil niets meer groeien, de
planten verdragen den zinkdamp niet," 'zoo
weet „Het Volk" mede te deelen.
Nu moet men weten, dat toen de zinkfa
briek in 1892 werd gebouwd, omliggende
gronden tot een oppervlakte van 1000 H.A-
werden aangekocht, het arbeidersdorp Dor
plein zoodanig ten opzichte van de fabriek
werd aangelegd, dat 't maar hoogst zelden'
last heeft van den rook, n.l. wanneer de wind
uit den Noord-Oosthoek komt, en dat ge
beurt hoogstens 25 a 30 dagen per jaar.
Vervolgens: de arbeiders werken 365 dagen
per jaar.
Het socialistisch orgaan weet vermoede
lijk wel wat een continu-bedrijf is; en de be
richtgever van „Het Volk" zal natuurlijk ook
wel weten, dat de zinkfabriek te Dorplein
's Zondags arbeiders moet laten werken om
de ovens te onderhouden en de retorten me'
zinkerts te verzorgen.
Het aantal stokers en zinktrekkers aan die
ovens moet ook 's Zondags arbeid verrichten,
d.w.z. de stokers werken telkens twee van de
drie Zondagen, terwijl de zinktrekkers, gelijk
iederen dag van de week, slechts 5 uur en
dan steeds en alleen in de morgenuren, het
zinkerts moeten verzorgen.
De andere groepen van arbeiders, bankwer
kers, timmerlieden, mecaniciens, transportar
beiders enz. werken 's Zondags niet.
Vandaar, dat de voorstelling van „Het
Volk", dat „de arbeiders 365 dagen per jaa1
werken," ook wederom een averechtsche
voorstelling van zaken is, erop berekend 111
geheel andere indrukken te vestigen.
't Ware juist geweest, indien geschreven
was dat sommige groepen arbeiders aan de
ovens ook 's Zondags werken, en dat zij Per
week dan te zamen 35 uur arbeid maken.
Ernstiger wordt de bewuste verdraaiing
van feiten door „Het Volk" gegeven, wanneer
het meldt, „dat in de cantine van de fabriek
per Zondag 14 L. jenever wordt getapt; dat
deze cantine staat onder beheer van de non
nen, zoodat de arbeider, die zich hier be
drinkt, van de goedkeuring der kerkelijke
autoriteiten overtuigd kan zijn."
De uitlating over de goedkeuring der ker
kelijke autoriteiten is zóó absurd en hatelijk-
spottend, dat we haar, gelijk ieder welmee-
nend en gezond-denkend mensch, met schou
derophalen voorbijgaan.
De insinuatie over „het beheer van de
nonnen" is echter nadere beschouwing waard.
Wat is n.l. het geval?
In 1899 werden door de directie der zink
fabriek de Soeurs de la Sainte Familie,
Nancy, verzocht te Dorplein werkzaam te
willen zijn bij verschillende instellingen,
welke de directie voor de arbeiders wenschte
in te richten.
Daarbij was ook de cantine, welke aan de
arbeiders, die dat verkozen, voor weinig ge»d
een behoorlijk middagmaal, pension, logies
enz. verschaften; vooral voor ongehuwde ar
beiders was deze methode verre te verkiezen
boven het kostgangerstelsel.
Zeer zeker wordt hier aan de arbeiders ge
legenheid verschaft om een potje bier, ook
zelfs een borrel, te drinken. Maar.en di
is van belang, deze cantine is niet uitslui
tend voor de arbeiders. Iedereen kan hier
eten en drinken krijgen. En als men nagaa
dat in wijden omtrek geen enkel café is, a
voorts zeer vele Belgen uit hun droog- an
de grens overkomen om te Dorplein, pal aan
de grens, een borrel te drinken, dan geeft het
cijfer van „Het Volk" over het aantal liters
jenever, per Zondag getapt, een geheel an
deren indruk
Ten minste als dit cijfer ook nog juist
ware! We hebben een nauwkeurig onderzoek
ingesteld en kunnen verzekeren, dat per
Zondag nog niet de helft van 14 L. getapt
wordt. Wederom is „Het Volk" bezijden de
waarheid.
De Zusters hebben in zooverre beheer in
de cantine, dat zij een oogje in 't zeil hou
den, dat alles ordelijk verloopt. Dc kastelein
is aangesteld door de directie, en deze geeft
ook voorschriften omtrent de gociragingen in
de cantine.
Een ernstige grief blijkt het den Volks
medewerkers te zijn geweest, dat op de fa
briek de H. Mis wordt gelezen.
„Het Volk" meldt verkeerd, of althans is
het heel onduidelijk, dat er driemaal per dag
door den rector een H. Mis wordt opgedragen,
voor de arbeiders.
Feit is, dat eiken dag in de Kapel bij het
Zusterhuis een H. Mis wordt opgedragen voor
de bewoners van Dorplein, dus ook voor de
vrouwen en kinderen, waarvan, misschien
wel tot ergernis van „Het Volk," een druk
gebruik wordt gemaakt.
Om de arbeiders, die 's Zondags aan de
ovens moeten werken-, in de gelegenheid te
stellen de H. Mis bij te wonen, heeft de
directie een kapel in d? fabriek laten inrich
ten, waar per Zondag driemaal de H. Mis
wordt gelezen ten einde de verschillende
ploegen arbeiders in staat te doen zijn hun
Zondagsplicht te vervullen.
Dat is „Het Volk" blijkbaar een doorn in
het oog; de directie heeft dien dag een voor
ziening getroffen, welke godsvrucht en eco
nomie te zamen brengt, zoo concludeert het
socialistisch blad.
Dat Katholieken deze houding der direc
tie anders beschouwen, is natuurlijk vanzelf
sprekend.
Het teekent echter de mentaliteit van ge
noemd blad, dat 't zijn verbittering niet kan
verbergen bij de vermelding van deze zorg
voor het geestelijk heil der arbeiders.
We hebben hiermede de hoofdpunten uit
het sensatie-artikel van „Het Volk" o.i. tot
de waarheid teruggebracht.
Er staan nog wat looncijfers gemeld, welke
als losse en heel ongunstige voorbeelden geen
waarde hebben en waarop we niet verder in
gaan dan met de vermelding, dat de loonen
dezer fabriek zeer zeker niet tot de hoogste
behooren. Maar de eerlijkheid gebiedt deze
loonen te beschouwen in verband met ver
schillende omstandigheden, welke „Het
Volk" doodzwijgt.
De ongeveer 1000 arbeiders der fabriek ge
nieten allen gezinstoeslag vanaf het tweede
kind; er is een ziekenfonds van de directie,
waaruit den arbeiders 50 pet. van Hun loon
wordt betaald.
De ongeveer 1000 arbeiders van de Zink
fabriek te Dorplein, wonen in vrij ruime wo
ningen met 5 a 8 vertrekken tegen een huur-
vergoeding van 2 of 3 gulden per maand!
Electriciteit hebben de menschen ongeveer
voor niets, waterleiding geheel gratis.
Doktersverpleging voor het geheele gezin is
gratis; twee dokters uit Hamont en Budel
houden eiken dag spreekuur in het vereeni-
gingsgebouw.
De fabriek heeft een lagere school op eigen
Kosten laten bouwen, waarin geheel gratis
aan de arbeiderskinderen onderwijs wordt
gegeven.
De door „Het Volk" zoo gesmade „nonnen"
houden een geheel kostelooze bewaarschool,
leiden een huishoudschool, een coöp. Winkel,
waar brood en allerlei levensmiddelen te krij
gen zijn tegen heel schappelijke prijzen, ze
geven patronaat, hebben een gratis ongeval
lenhulp en kliniek, terwijl een wasch- en
strijkinriehting en een boerderij waarvan al
lerlei groenten, melk enz. worden betrokken,
ten dienste der arbeidersgezinnen staan.
Dit alles geschiedt onder bescherming en
steun der fabrieks-directie.
Deze directie bevordert ten gerieve der ar
beiders allerlei vereenigingen en instellingen.
Voor de wintermaanden worden aan alle
arbeiders goedkoope kolen verstrekt.
Zeker, er zijn fouten: de werkliedenorgani
satie te Budel heeft te Dorplein niet veel
succes, hetgeen te betreuren is.
Maar we kregen nochtans de onomwonden
verzekering, dat de bewoners van Dorplein
goed godsdienstig zijn.
Dat wringt misschien „Het Volk"!?
Dat is wellicht de reden, waarom het siccia-
listisch blad zoo fel verbolgen te keer'is ge
gaan, en dat nog op een manier, welke de
waarheid geweld heeft aangedaan!
uitvoerverbod voor handelsvliegtuigen naar
Mexico heeft uitgevaardigd.
Met de gewaardeerde Amerikaansche hulp
zal de Mexicaansche regeering in haar strijd
tegen de opstandelingen zegevieren.
Zij za' daarvoor erkentelijkheid hebben
te toonen.
De „N.R.Ct." formuleert het kort en bon
dig met de haar eigen zakelijkheid: „voor
wat hoort wat, en de positie van de Ameri-
i kaansche petroleummagnaten in Mexico zal
na het revolutionnaire intermezzo ongetwij
feld nog versterkt blijken te zijn."
Nietwaar, ter wille van de Amerikaansche
petroleummagnaten kiest de regeering der
Unie partij in den binnenlandschen strijd In
Mexico: het brengt zijn rente in goud op.
Ter wille van de verdrukte katholieken in
Mexico kwam de regeering der Vereemgde
Staten, hoeveel aandrang ook op haar mocht
worden uitgeoefend, niet. tusschenbeide, niet
met legervliegtuigen en machinegeweren,
zelfs niet met een woord van protest: er
was niet aan te verdienen.
We leven in een zonderlinge wereld.
Voor ideëele goederen van nog zoo hooge
waarde: vrijheid van gewesten en vrijheid
van overtuiging, steekt men geen vinger tsr
bescherming uit: men ziet verdrukking,
moord en doodslag rustig aan.
Maar nauwelijks komt er een olie-belang
in het spel, of men ontsteekt in geestdrift
en geraakt in vuur en actie: de vliegtuig
fabriek van Long Island werkt dag en nacht
aan de uitvoering der Mexicaansche bestel
lingen.
Voor de regeeringen, die immers het ge
zag vertegenwoordigen, moet men vol eer
bied zijn.
Ja, mits ze dien eer" '->d waard zijn.
Het „Huisgezin" driestart:
Petroleum en godsdienst.
Tegenstellingen
Ja, als je blieft.
De Vereenigde Staten hebben op dit dui
delijke wijze bewezen.
President Calles en de zijnen hebben de
katholieken jarenlang op barbaarsche wijze
vervolgd.
De Amerikanen konden daarvan niet on
kundig zijn.
De Mexicaansche bisschoppen hebben de
wereld ingelicht, de Paus heeft zijn gezag
hebbend woord gesproken, het Amerikaan
sche episcopaat heeft zijn stem verheven.
Men wist er dus te New-York en te Was
hington alles van.
Een aanslag op de vrijheid in een naburig
land moest onduldbaar zijn voor een volk,
dat dé liefde voor zijn vrijheid zoo osten
tatief ten toon spreidt in het reusachtige
Libertybeeld in de New-Yorksche haven.
De Vereenigde Staten hadden Mexico niet
den oorlog behoeven te verklaren, geen ulti
matum behooren te zenden: een stevig
woord van den Amerikaanschen gezant te
Mexico zou reeds indruk genoeg gemaakt
hebben.
Het is achterwege gebleven, ondanks den
aandrang van het Amerikaansche episco
paat.
Thans is een ander tafereel aan de orde.
Mexicaansche generaals hebben een revo
lutionnaire beweging ontketend tegen de
regeering, en een oogenblik leek het of ze
kans van slagen had.
De nieuwe president der Unie, de heer
Hoover, is den nieuwen president van
Mexico, den heer Gil, te hulp gekomen.
Amerika levert aan Mexico oorlogsmate
riaal, in het bijzonder vliegtuigen met ma
chinegeweren en bommen uitgerust, en het
vliegstation der Amerikaansche marine leidt
de Mexicanen op, die als bestuurders der
toestellen aan de operaties tegen de opstan
delingen zullen deelnemen.
Daar kunnen de revolutionnairen niet te
gen op, die in de Unie geen vliegtuigen kun
nen aankoopen, hu president Hoover een
kundige waarde, als bij voorbeeld die te Mid
delburg, Bolsward, Nijmegen, Haarlem, Maas
tricht, Zierikzee. Brouwershaven, Delft,Veere,
's-Gravenhage enz. van zoodanigen aard zijn,
dat gevaar voor brand geacht mag jvorden
zoo gering te zijn als mogelijk is?
II. Indien zulks in één of meer gevallen
niet aldus mocht zijn, is de minister dan in
staat en bereid te bevorderen, dat ten op
zichte van zulke gebouwen zoodanige maat
regelen genomen worden, dat menschelijker-
wijze gesproken, een ramp. als die, welke ons
land van een zoo kostelijk bezit als 't Leid-
sche stadhuis beroofde, niet weder zal kun
nen voorkomen?
hebben de ministers van Onderwijs, kun-
Ministerieel antwoord op de vragen van
den heer Polak
Op de vragen van het Eerste Kamerlid,
den heer Polak, luidende:
I. Acht de minister het niet noodig, en is
Zijn Excellentie bereid te onderzoeken, of de
wijzen van verwarming en verlichting in
raadhuizen van geschiedkundige en/of bouw-
overvallen U onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akker s Kloosterbal
sem, welke tot diep in de weefsels
doordringt, de pijn stilt, ophoo-
pende ziektestoffen doet verdwij
nen, snel en grondig verlicht.
Hij heette kleine Bertus, of zoo noemden
ze hem eigenlijk. En iederen dag weer aan,
in kou en in regen, in weei en wind, liep
hij langs de straten centen te schooien en
een praatje te maken en een beetje te wan
delen. Hij verkocht eigenlijk veters; lange
zwarte veters. Maar de meesten lieten hem
de veters houden en gaven hem de centen.
Je had toch ook iedere week geen veters
noodig, en wegsturen, och, 't was een goedig
oud manneke en fatsoenlijk.
Iederen dag kon je hem zien gaan, van
de Willemsbrug naar 't Statenbolwerk, en
dan de graehies af en dan de straten af. Tot
'n uur of één tot een uur of twee. Dan ging
hij zitten op een vensterbank van 'n leeg
huis, op een verlaten handkar, op een stoep,
op 'n keldertrap. Dan ging hij zitten en at
z'n boterham. Dat was nogal veel meestal,
'n Heele dikke met margarine, een paar oude
kapjes, 'n pakkie: twee op mekaar met lek
kere Leidsche kaas of zoete, of worst. Dat
kreeg hij wel 'ns van de mevrouw uit 't
witte huis op 't hoekje van den Singel. Ze
heette geloof Ik Cramerdonk, maar precies
wist hij 't niet. 't Waren zulke rare letters
op die deur. Gewone, die kon hij best lezen,
maar als ze zoo mal gingen t.oen, nee, dan
ging 't boven z'n pet. En dat pakkie was dan
van den jongenheer van den vorigen dag, dat
hij mee naar huis terug genomen had van
de school, dat hij niet meer bliefde.
Hij bleef dan zoowat een uurtje zitten, deed
't op zijn gemak, 'n Mensch had ook wel
'ns rust noodig. Dan zat hij stil te kijken naar
de voorbijgangers, naar de schoolkinderen,
naar de loopjongens, naar de vrachtauto's,
naar de politiemannen. In de zon zat hij dan,
dat probeerde hij ten minste altijd. Want de
j zon, die stooft je ouwe lijf toch zoo lekker
warm. En soms viel hij wel 'ns in slaap.
Maar, dat gebeurde niet veel, want hij was
'n wakker mannetje.
En hij had een nieuw jassie aan, nou!
Vanmorgen gekregen van meneer Klaassen in
de Greppelstraat. Een mooi jassle was dat!
't Ouwe had hij nou onder z'n arm; dat be
waarde hij ook. Hij was niet slonslg. 't Paste
'm, nou! En lekker warm dat dat ding zat.
Hij had 'n goed daggie vandaag. Vijf boter
hammen, 'n zooitje centen en een nieuw
jassie. Lekker weer. Geen pijn in z'n voeten.
Om twee uur stapte hij op. Was hij stijf
van 't zitten, dan had hij altijd effen geen
zin. Vond hij 't net zoo lekker daar in z'n
hoekie. Maar dan zei hij tegen z'n eigen:
„Vooruit ouwe jongen." En dan ging^'t weer.
En als hij dan iemand tegen kwam, 'n ouwen
kennis, kr meneer, waar hij iedere week kwam
of zoo, 'dan trok hij aan z'n verschoten pet
en dan zei hij: „Goeienmorgen". En de me
neer zei: ,Zoo Bertus, en gaan de zakies
goed?" „Voor mekaar," zei hij dan of „bestig,
bestig."
Hij had wel 'n onderdak.
Hij sliep op een kamertje boven 'n pakhuis,
'n Mooi, klein kamertje. „Kwam geen tochie
in," beweerde hij dikwijls, ,,'n Goed bed,
allemaal van een goeien meneer gehad."
Die goeie meneer was een graanhandelaar.
Die had 'm gekend van vroeger, toen hij 'n
tiental jaren terug nog 'n ijverig werkman
netje was bij de gemeente. Non was hij te
oud. Nou mocht hij niet meer. Vroeger woon
de hij in een klein huisje aan 't end van
't stadje. Dat hebben ze toer. onbewoonbaar
verklaard later. HU moest er uit. En ze
hadden 'm een nieuw weninkje aangeboden,
heelemaal aan 't andere end. Maar hij kon
er niet aarden en 't was zoo' r end weg.
Zoo'n heel end van z'n klanten vandaan. Nou
zat daar al lang 'n ander in. En hij was er
niet rouwig om, heelemaal niet.
En de graanhandelaar, die 'm al van vroe
ger kende, nog van 'n tiental jaren terug, die
had 'm een kamertje afgestaan, boven 'n
pakhuis van 'm. Maar als 't warm was. Als
't zomer was, nou, dan liet hij z'n kamertje
ook in den steek. Dan bleef hij net zoo lief
op 'n bank in 't park. Als de boomen zoo
lekker rooken. Als d'r 's avonds een lekker
koel windje kwam over je heete gezicht, nod
dan ging hij niet meer naar z'n kamertje
Maar als er een agent kwam. dan moest hii
oppassen. Die hield er niet van. Maar dan
snurkte hij maar hard. Nou, en dan lien 't
meestal goed af.
Toen op 'n dag, toen liep hij met z'n hoofd
tdJr" Br°nd gebogen, of hij alle steentjes
ahehef !n H 6 T, voor 'm laBen- Z'n handen
k de zakken van z'n nieuwe jassie,
n ofd V°1 met allemaal gedachten.
hij was de vrouw van den graanhandelaar
tegengekomen, en die had gezegd: „Je moet
vanmiddag eens aankomen, 'k Heb goed
nieuws voor je." Toen. dat was allemaal dien
middag er voor gebeurd, was hij er naar toe
gegaan. Onderweg z'n eigen gek prakkizee-
rend, wat of er wel kon zijn. Goed nieuws,
goed nieuws. Wat kon er voor goed nieuws
zijn.
Familie had hij niet. Nooit veel gehad. Z'n
vader en z'n moeder waren allebei al heel
vroeg dood gegaan. Broers en zusters had hij
niet gehad. Ooms en tantes, neefies en
nichies, die kende hij amper. En getrouwd
was hij nooit geweest. Dus, daar kon 't niet
van komen. Goed nieuws. Afijn, hij was er
naar toe gegaan. Hij had een kommetje thee
gekregen en een sigaar en toen had ze 't
hem gevraagd. Dat was 't goeie nieuws. Of
hij niet liever 'ns heelemaal onbezorgd zou
willen wonen in een groot huis met andere
mannen. Zonder zorg. Zonder den heelen dag
op de straat te loopen. Alle dagen warm eten.
Goeie verzorging, 't Kostte hem niets. Zij
had er voor gezorgd, want ze had onder 't
bestuur van dat huis 'n goeien kennis. Ze had
'n goed woordje voor 'm gedaan. Hij kon
komen.
Hij had haar aangekeken. Versuft. Niet
begrijpend, niet goed wetend, en met moeite,
met heel veel moeite was 't doorgedrongen
in z'n ouwe hoofd. Nou liep hij weer op
straatmet al die gedachten bij 'm. Hij
had geen ja gezegd. Hij had geen nee gezegd.
Z^had ook gezegd dat 't allemaal zoo mak
kelijk was. Dat als hij ziek werd, dat hij
dan verzorgd werd en geholpen. En dat er
een kapel aan huis was. En dat ze een fijn
bed hadden.
En nou, nou liep hij maar te denken, hoe of
dat gaan moest en hoe of dat zijn zou. En
of hij wou.
Dat wist hij niet.
Niet meer langs de straten. Niet meer
praatjes maken met de menschen in de win
kels. Niet meer veters verkoopen. Nu van
dat allemaal niks meer. Niet meer naar z'n
kamertje. Maar altijd warm eten en goeie
verzorging tot aan je dood toe. Ja, want hoe
moest dat eigenlijk, daar had hij nooit zoo
over geprakkezeerd. Maar als er nou 'ns wat
met 'm gebeurde. Ze reden 'm an, of hij
kreeg longontsteking, of rheumatiek, waar
moest hij dan eigenlijk heen.'
Dien avond belde hij bij de mevrouw aan
om te gaan zeggen dat hij wou.
En de mevrouw van den graanhandelaar
zorgde voor de rest en veertien dagen later
was hij er in.
„Ik ga daar naar toe," had hij gezegd aan
z'n klanten. „Daar naar toe, je weet wel,
gesticht voor ouwe mannen, effe buiten de
gemeente. Dat 's goed werk, alle dagen warm
eten, goeie verzorging. Nog wel bedankt voor
alles hoor." Dat was z'n afscheid.
Toen was hij er in. En in 't stadje dachten
ze niet meer aan 'm.
Toen kwam er een week van regendagen
en een week van kouwe dagen en de me
vrouw die hem er in geholpen had, dacht
glimlachend aan kleinen Bertus, die nu veilig
en goed geborgen zat. 't Goeie, ouwe man
netje. Ze had toch altijd zoo'n meelij met
•m gehad. Als hij toch weer door dit weer
had gemoeten.
Toen ging er nog 'n week voorbij.
En toen dien Maandag er op, toen scheen
de zon in 't vestibuultje, waar 't hitje ge
knield 't stof lag weg te vegen van de vuile
voeten van Zondag en de vieze kokosmat, 't
Vestibuultje van den graan'-andelaar in z'n
huis.
Er werd gebeld.
En mevrouw riep uit de kamer: „Wacht
maar Fientje, en ze ging zelf open doen,
want ze dacht, dat 't de schoenmaker was,
die wat kwam vragen van de schoenen, die
bij hem in den maak lagen Die zou komen
Maandagochtend. En ze deed openEn
toen, toen bestierven haar woorden haar op
de lippen, en ze keek met starende oogen
naar kleinen Bertussie op de stoep.
Hij had dat nieuwe jassie weer aan en
z n eene hand zat in een zak en met z'n
andere hand rukte hij aan z'n ouwe, ver
schoten pet.
„En of u 't maar niet kwalijk wil nemen,
maar ik ben d'r weer uit."
Kij zei 't met een kordaarheid. alsof hij
vertelde, dat hij een veldslag veroverd had.
„Maar hoe
„Ach mevrouw. Je bent een beste goeie
mevrouw, en ik blijf je eeuwig dankbaar, dat
je zoo veel moeite gedaan heb. Maar dat
hou ik niet uit. We hadden 't er best me
vrouw, en 't eten was best en t bed was fijn
en de zaal was warm en de kapel was mooi
en ik heb voor je gebeden mevrouw, uit
dankbaarheid, maar d'r benne hier toch óok
kerken, en ik ging toch altijd, dat wist u
toch wel. Maar Bertus kon niet loopen waar
hij wou en hij kon niet gaan, waar hij wou.
Ik zat te trappelen op m'n stoeltje. Ik had
d'r gek geworden mevrouw, of 'k had er dood
gegaan
Daar ging hij weer. Z'n veel te groote,
ouwe schoenen sloften over de hobbelige
keien. Daar ging hij weer, in de zon.
En in 't pas geveegde vestibuultje stond
de vrouw van den graanhandelaar 'm na te
kijken met groote, starende oogen en achter
haar stond 't hitje. A. M.